FUNCTIEKAART Deskundige bestrijding kinderarmoede (doelgroepenwerker) 1. Organisatiegegevens
FUNCTIEBENAMING: deskundige FUNCTIENIVEAU: B1-B2-B3 FUNCTIEFAMILIE: doelgroepenwerker DIENST: Onderwijs en Welzijn
2. Plaats in de organisatie De deskundigen rapporteren aan de coördinator van het Huis van het Kind binnen de dienst welzijn of de coördinator van de cel Flankerend onderwijsbeleid binnen de dienst onderwijs.
3. Doel van de functie De deskundigen bestrijding kinderarmoede beogen de emancipatie van maatschappelijk kwetsbare ouders en kinderen op basis van een beleid dat door de stad werd uitgestippeld. Methodieken zoals vindplaatsgericht werken, laagdrempeligheid, netwerken, coachen zijn inherent aan de functie. De deskundigen leggen contacten met maatschappelijk kwetsbare ouders en kinderen met het oog op een evenredige participatie aan het maatschappelijk leven. Het toeleiden naar reguliere hulpverlening is prioritair. Het hoofddoel van de werking moet het doorverwijzen zijn van kansarme gezinnen zodat zij dit uitgebreid netwerk leren gebruiken. De vijf dimensies van kinderwelzijn waarnaar de deskundige zal doorverwijzen zijn: - materieel welzijn - huisvesting en leefomgeving - opvoeding en onderwijs - gezondheid - subjectief welbevinden De beide doelgroepenwerkers leggen zo een traject af met maatschappelijk kwetsbare gezinnen. Het verschil tussen de beide medewerkers wordt gemaakt door het netwerk waar ze prioritair zullen mee samenwerken. Doelgroepenwerker 1 werkt samen met diensten die in contact komen met kinderen die nog niet naar school gaan (Kind en Gezin, Huppel, INLOOPteam, kinderopvanginitiatieven, vroedvrouwen,…). Doelgroepenwerker 2 zal vooral samenwerken met scholen en CLB’s. Bij voorkeur wordt de samenwerking met de gezinnen opgestart wanneer de kinderen starten in de eerste kleuterklas. Natuurlijk zijn er ook diensten (OCMW, De Vlier, kinderpsychiatrie,…) die met beide doelgroepenwerkers zullen kunnen samenwerken en waarbij het al dan niet schoolgaan van het kind zal bepalen wie aangesproken wordt.
4. Resultaatsgebieden
I. Adviseren en ondersteunen Vanuit een intern gericht beleidsdomein zowel op vraag van als proactief klanten informeren en adviseren teneinde hen in staat te stellen een globale visie te ontwikkelen op een probleemstelling. Voorbeelden van activiteiten: - vragen en problemen van ouders en kinderen samen met hen analyseren en samen zoeken naar ‘oplossingen’ - trekken van of actief deelnemen aan werkgroepen en vergaderingen in functie van de bestrijding van kinderarmoede
nauw samenwerken met andere organisaties, die trachten te ondersteunen en signalen (hiaten in het aanbod, nood aan afstemming,…) oppikken om terug te koppelen binnen het eigen team of naar het overlegplatform kinderarmoede of het lokaal armoedeforum. ontwikkelingen en tendensen opvolgen in functie van de bestrijding van kinderarmoede voorstellen doen voor de verbetering van de eigen werking of de verlaging van drempels binnen andere werkingen,… in samenwerking en overleg met ouders en kinderen uit de doelgroep en actief bijdragen tot de uitwerking van die voorstellen. …
-
II. Werkrelaties Werkrelaties onderhouden teneinde door een goede samenwerking een efficiënt verloop van de processen te garanderen.
Voorbeelden van activiteiten: - contacten onderhouden met betrokken instanties: Kind en Gezin, De Vlier, scholen, CLB, De Keerkring, OCMW,… - deelnemen aan werkgroepen en vergaderingen: overlegplatform kinderarmoede, brugteam,… - binnen een projectteam de afgesproken rol opnemen en een specifieke vakinhoudelijke bijdrage leveren - kennis, ervaring en knelpunten uitwisselen - kritisch kijken naar het eigen functioneren en aanpak en daarover communiceren - kritisch kijken naar de projecten en dit terugkoppelen naar het team - … III. Projectmatig werken
Opzetten, (bege)leiden van en/of deelnemen aan projecten/activiteiten met de bedoeling de doelgroep op een laagdrempelige manier te betrekken en te laten participeren aan het maatschappelijk leven.
Voorbeelden van activiteiten: - in co-creatie met ouders en kinderen in kansarmoede, ervaringsdeskundige, partners,… acties uitwerken - plannen en organiseren of ondersteunen van de acties in al zijn facetten
-
afhankelijk van naar wie de actie zich richt (professionelen, vrijwilligers, diensten, kinderen en ouders) de actie binnen bereik van de doelgroep brengen
activiteiten samen kiezen en uitwerken met ouders en kinderen uit de doelgroep samen met de doelgroep thema’s bedenken en uitwerken, inspelen op bestaande themaweken en in dat kader ook activiteiten uitwerken: week van de opvoeding, voorleesweek, 17 oktober,… de kwaliteit van de activiteit garanderen door activiteiten samen met de doelgroep degelijk voor te bereiden, een planning op te maken, voor een locatie te zorgen, afspraken te maken met externe partners, promotie te maken, administratieve taken te verzorgen …
IV. Begeleiden/ondersteunen Begeleiden en ondersteunen van mensen uit de doelgroep bij individuele contacten en bij collectieve activiteiten opdat deze aangenaam, vlot en veilig zouden verlopen.
Voorbeelden van activiteiten: - documentatie en informatie verspreiden naar ouders en kinderen of partners - nagaan en onderzoeken wat de ‘echte’ vraag is van de ouder of het kind - ondersteunend en empowerend werken met ouders, kinderen,… o discreet omgaan met vertrouwelijke informatie o de rol van vertrouwenspersoon en toeleider opnemen - positieve houding ten aanzien van ouders, kinderen: de medewerker is niet de expert, de medewerker gaat een proces aan met de ouders en kinderen en leidt toe naar relevante diensten.
-
doorverwijzen van kansarme gezinnen zodat zij het uitgebreid netwerk van hulpverlening leren gebruiken. Zo dient er doorgewezen te worden op vlak van materieel welzijn, huisvesting en leefomgeving, opvoeding en onderwijs, gezondheid en subjectief welbevinden. …
V. Informatie-uitwisseling Op een kwaliteitsvolle en correcte wijze informatie over dossiers en diensten uitwisselen met het oog op de emancipatie van de doelgroep.
Voorbeelden van activiteiten: - bezoekers ontvangen en hen te woord staan - correct omgaan met vertrouwelijke informatie over gezinnen - relevante informatie met collega’s – zowel van de eigen dienst als van andere diensten- delen - eenvoudige en/of routinematige vragen om inlichtingen van externe en interne klanten persoonlijk, telefonisch of via mail beantwoorden - de nodige documenten/ brochures verzamelen en verstrekken - de nodige informatie nakijken en informatie opvragen om de gezinnen verder te kunnen helpen - correct doorverwijzen naar ander specifiek aanbod - registreren in functie van rapportage aan Kind en Gezin - rapportage in functie van de verantwoording van de Vlaamse middelen ter bestijding van kinderarmoede. - deelnemen aan werkgroepen en vergaderingen: overlegplatform kinderarmoede, brugteam, … - binnen een projectteam de afgesproken rol opnemen en een specifieke vakinhoudelijke bijdrage leveren - kennis, ervaring en knelpunten uitwisselen - kritisch kijken naar het eigen functioneren en aanpak en daarover communiceren - kritisch kijken naar de projecten en dit terugkoppelen naar het team - … VI. Kassabeheer Is verantwoordelijk voor het beheren van een kassa en voor het innen van gelden. Voorbeelden van activiteiten:
-
is verantwoordelijk voor het innen van gelden houdt de correcte gegevens bij omtrent de inhoud van de kassa zorgt ervoor dat openstaande rekeningen tijdig worden betaald …
VII. Diversen De aanstellende overheid kan andere taken opleggen afhankelijk van de vereisten van de diensten om de continuïteit van de dienstverlening te verzekeren. De medewerker draagt zo bij tot de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen. Hij of zij levert op deze manier een bijdrage aan een optimale dienstverlening aan interne en externe klanten en aan een vlotte en efficiënte werking van de dienst.
5. Vaktechnische vaardigheden -
voldoende kennis van de werking van de gemeente voldoende kennis van MS Office toepassingen: Word, Excel, Outlook een rijbewijs B bezitten ervaring in begeleidingswerk grondige kennis van de sociale kaart
-
vertrouwd met de sector opvoedingsondersteuning vertrouwd zijn met armoedebestrijding
6. Competentieprofiel I.
Kerncompetenties
Betrouwbaar zijn (niveau 2) Afspraken nakomen en handelen volgens de algemeen aanvaarde normen en waarden, rekening houdend met de regels en het beleid van de stad Sint-Niklaas. Waakt over de naleving van afspraken, normen en waarden, stuurt bij waar nodig.
1. Stelt informatie op een duidelijke manier ter beschikking van anderen. 2. Zorgt voor duidelijke richtlijnen, afspraken en procedures bij gewijzigde of nieuwe omstandigheden. 3. Communiceert duidelijk over de procedures en afspraken en controleert of deze begrepen zijn en toegepast worden. 4. Vertoont voorbeeldgedrag, rekening houdend met de algemeen geldende normen en waarden en de gedragscode voor het personeel van de stad Sint-Niklaas. 5. Wijst in specifieke situaties op de gedragscode. 6. Spreekt anderen aan op het niet- naleven van afspraken of het overtreden van de gedragscode.
Initiatief nemen (niveau 2) Uit eigen beweging zaken aanpakken en voorstellen formuleren. Gaat uit eigen beweging voortdurend op zoek naar de beste oplossing voor een probleem.
1. Onderneemt uit eigen beweging actie om een probleem concreet op te lossen. 2. Gaat na hoe de reacties zijn op een voorstel. 3. Stuurt bij wanneer de doelstellingen in het gedrang komen. 4. Geeft niet op, zoekt actief naar andere mogelijkheden, ook bij hindernissen en tegenslagen. 5. Houdt rekening met mogelijke gevolgen, ook wanneer die een invloed hebben op andere domeinen.
Klantvriendelijk zijn (niveau 2) Zich open en luisterbereid opstellen ten aanzien van interne klanten (collega’s, andere diensten binnen de organisatie, …) en externe klanten (burgers, leveranciers, vertegenwoordigers, …) en inspelen op hun gevoeligheden, behoeften en wensen. Zoekt in overleg met de klant een goede oplossing voor zijn vraag of probleem.
1. 2. 3. 4.
Onderzoekt de verwachtingen en behoeften van de klant. Denkt mee in functie van de vraag van de klant. Zorgt voor een zo goed mogelijke oplossing. Houdt rekening met het effect van het eigen handelen en de eigen houding op anderen. 5. Houdt de klant op de hoogte van de stand van zaken met betrekking tot zijn vraag of probleem.
Betrokkenheid tonen (niveau 2) Toont zich verbonden met de stad Sint-Niklaas: met de eigen job, met de organisatie en met het beleid.
Toont betrokkenheid ten aanzien van de hele organisatie en werkt actief mee om de doelstellingen van het stadsbestuur te realiseren.
1. Aanvaardt moeilijke opdrachten en laat zich niet ontmoedigen bij de uitvoering ervan. 2. Neemt actief deel aan taken en projecten die niet tot zijn/haar direct takenpakket behoren. 3. Denkt opbouwend mee in aangelegenheden die ruimer gaan dan de eigen opdracht. 4. Kent en respecteert de missie, waarden en doelstellingen van de stad Sint-Niklaas. 5. Neemt bij acties en beslissingen de voor- en nadelen voor de stad Sint-Niklaas in overweging. 6. Heeft oog voor de kosten die met een bepaald voorstel of initiatief samenhangen. 7. Benut kansen die de belangen van de organisatie dienen. 8. Respecteert in de eigen adviezen en beslissingen het ruimer beleidskader (doelen, waarden, cultuur).
II. Functiefamiliecompetenties
Zich kunnen inleven (niveau 3) Tonen dat men rekening houdt met de (al dan niet rechtstreeks) geuite gevoelens, behoeften en wensen van anderen. Gaat actief in op, houdt rekening met de gevoelens van anderen en is in staat om hier gepast op te reageren.
1. Betrekt sociaal menselijke aspecten in zijn/haar analyse van situaties. 2. Heeft in zijn/haar aanpak aandacht voor sociaalmenselijke aspecten, behoeften en verwachtingen. 3. Onderneemt concrete acties om aan specifieke behoeften en verwachtingen van anderen tegemoet te komen. 4. Houdt rekening met het effect van het eigen optreden en de eigen houding op anderen. 5. Voelt aan wat belangrijk is en speelt hier gepast op in. 6. Gaat op zoek naar onderliggende problemen, redenen en oorzaken voor iemands gevoelens, gedragingen of belangen.
Professioneel netwerken (niveau 2) Professionele relaties ontwikkelen en bestendigen en deze aanwenden tot wederzijds voordeel. Legt nieuwe contacten die voor de eigen taak en opdracht nuttig kunnen zijn.
1. Gaat actief op zoek naar collega’s uit andere afdelingen omwille van informatie, expertise. 2. Legt nieuwe contacten, weet ingangen voor zichzelf te creëren. 3. Legt contacten met andere afdelingen om de slaagkansen van het eigen project te vergroten. 4. Bezoekt beurzen, congressen, conferenties, … om nieuwe professionele contacten te leggen. 5. Streeft ernaar en slaagt erin van deze netwerken deel uit te maken, zelfs wanneer ze moeilijk toegankelijk zijn.
Problemen analyseren (niveau 2) Een probleem duiden in zijn verbanden en op een systematische wijze op zoek gaan naar bijkomende informatie om het op te kunnen lossen. Brengt een geheel aan informatie op een inzichtelijke manier samen, ziet de onderlinge samenhang en oorzakelijke verbanden.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Komt tot een goed doorzicht in de onderlinge samenhang. Richt zich op de kern van de zaak. Onderzoekt de verschillende facetten van het probleem. Onderzoekt de achtergronden van een probleem. Legt verbanden tussen de delen van de problematiek. Benadert een probleem vanuit diverse gezichtspunten. Ziet verschillen, tendensen en verbanden tussen gegevens. 8. Ziet verbanden tussen gegevens die op het eerste zicht niet met elkaar gerelateerd zijn.
Plannen en organiseren (niveau 2) Structuur aanbrengen in tijd en ruimte en prioriteiten stellen bij het aanpakken van problemen. Plant en organiseert taken, opdrachten, oplossingen op korte termijn die concrete repercussies hebben voor anderen.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Houdt bij het inplannen van taken rekening met deadlines. Houdt in zijn/haar planning rekening met praktische overwegingen. Houdt rekening met de nodige uitvoeringstijd. Bepaalt de prioriteiten en sequenties in werkmethodes. Houdt rekening met verbanden tussen verschillende planningsaspecten. Coördineert de verschillende acties. Maakt heldere afspraken over wat wanneer zal worden bezorgd. Anticipeert op zaken die vertragend kunnen werken.