Provincie Noord-Holland Bureau Cultuur & Educatie t.a.v. de heer W. Padt Postbus 123 2000 MD HAARLEM
Hilversum
Onderwerp
28 augustus 2001
regionale televisie in Noord-Holland
Uw kenmerk
Ons Kenmerk
Contactpersoon
Doorkiesnummer
------
FTZ-004330-rb
R.W.B. Bruins
(035) 6 721 740
Geachte heer Padt, Met brief van 10 juli jl. hebt u ons toegezonden de notitie en besluiten van Gedeputeerde Staten van 19 juni jl. over bovenvermeld onderwerp. Tevens was bijgevoegd het voorstel d.d. 4 juli jl. van GS aan de statencommissie over de regionale omroep in Noord-Holland na 2001. Over de bij uw brief gevoegde bescheiden zelf menen wij geen uitspraken te moeten doen, omdat de politieke besluitvorming van de provincie over de verdere toekomst van de regionale omroep na 2001 nog zal plaatsvinden. In verband met uw voorbereidingen met betrekking tot de statenvoordracht over dit onderwerp verzocht u ons u voor eind augustus a.s. te willen informeren over het standpunt van het Commissariaat ten aanzien van de bevindingen van het door ons gevraagde evaluatie-onderzoek “Samenwerking TV Noord-Holland en AT5” van het bureau MMC terzake van de samenwerking tussen TV Noord-Holland en AT5. Ten tijde van het opstellen van vorengenoemde notitie beschikte GS nog over het concept-rapport van MMC, waaraan nog ontbrak het derde deel over de bedrijfseconomische gegevens. Inmiddels hebben wij het complete rapport d.d. 1 augustus jl. met de onderzoeksresultaten van het bureau MMC terzake de evaluatie van de samenwerking ontvangen en kunnen wij u hierover het na volgende berichten. Deel 1: de vragen van het Commissariaat De directe aanleiding tot het instellen van het evaluatie onderzoek is gelegen in de voorwaarden, die wij in onze brief van 21 december 1999 hebben verbonden aan de instemming met de destijds voorgestelde samenwerking tussen SRONH, Salto en AT5 ten behoeve van de totstandkoming van publieke regionale televisie in Noord-Holland, in de vorm van een editiestelsel. In het navolgende commentaar herhalen wij eerst de gestelde voorwaarde (cursief), waarna wij u in kennis stellen van onze bevindingen daarover naar aanleiding van de constateringen van MMC. 1. De Samenwerkingsconstructie De samenwerkingsconstructie is van bijzondere maar ook van gecompliceerde aard. Wij hechten daarom aan een evaluatie daarvan na verloop van een jaar. Die evaluatie zal betrekking moeten hebben op samenwerking op programmatisch gebied, de bestuurlijke samenwerking en de financiële aspecten die aan de samenwerking zijn verbonden. Mede gelet op de gemeenschappelijke meerjarenvisie d.d. 8 december 1999, gaan wij ervan uit dat de komende jaren gewerkt wordt aan een definitieve constructie, die bovendien meer transparant is en zal leiden tot een beter onderscheid tussen regionale en lokale programmering.
FTZ-004330-rb
a.
de programmatische samenwerking
Wij hebben kennis genomen van de door MMC gestelde vraag of de gekunstelde programmatische samenwerking kan stand houden. De conclusie die GS naar aanleiding van de evaluatie trekt, is op zich juist, maar te beperkt. GS betrekt in zijn bevinding niet de artikelen 51 e, sub b van de Mediawet (voor de regionale omroep) resp. artikel 51 f, lid 1, sub b van de Mediawet (voor de lokale omroep). Het uitwisselen van programmaonderdelen tussen het programma AT5 en dat van TV-NH is pas voldoende indien de verhouding in het programma AT5 exact 50% om 50% is. Alleen zo kan zowel de SRONH als Salto voldoen aan genoemde wetsartikelen. Het programma AT5 dient derhalve exact 50% exclusief door/voor SRONH geproduceerde zendtijd te bevatten en daarnaast exact 50% zendtijd exclusief door/voor Salto geproduceerd. De laatstgenoemde 50% zal waarschijnlijk ook niet in ogenschouw genomen (kunnen) worden, omdat het hier gaat om de SRONH en de voorwaarden waaraan Salto dient te voldoen niet relevant lijken voor GS. Het programma TV-NH zelf voldoet op dit moment ruimschoots aan het genoemde wetsartikel, mits het programmatische aandeel van AT5 niet de 50% zal overschrijden. Er mag echter vanuit gegaan worden dat dit niet zal gebeuren. Mochten evenwel de aan de provincie en aan Amsterdam gewijde programma’s in de editie GrootAmsterdam ongeveer dezelfde hoeveelheid zendtijd omvatten, dan zullen deze editie en het kanaal AT5 van Salto geen noemenswaardig onderscheid meer kennen en komt een apart editiestelsel gekunsteld voor. Anderzijds kan geconstateerd worden dat de Adviesraad van Amsterdam en Salto zelf de berichtgeving over Amsterdam van grotere betekenis achten dan provinciaal nieuws, hetgeen in contrast staat tot de voornemens van de provincie ten aanzien van de editie Groot-Amsterdam. b. de bestuurlijke samenwerking Er is wel bestuurlijke samenwerking, doch wij hebben ervan kennis genomen dat die zich feitelijk slechts beperkt tot informatie-uitwisseling. c. de samenwerking op langere termijn Over dit onderwerp zal MMC afzonderlijk rapporteren in het kader van het vervolgonderzoek dat in opdracht van het provinciebestuur wordt uitgevoerd. Wij constateren evenwel dat de ontwikkelingen over de eigendom van de productiebedrijf AT5 alsmede de onzekerheden en verschillen op het terrein van onder andere de financiering en van de verspreiding van de programma’s een beslissing over de samenwerking niet vergemakkelijken. Naar u uit de inleiding van het evaluatierapport van MMC kunt opmaken hebben wij de gemeente Amsterdam ons standpunt doen toekomen over de voornemens met betrekking tot de overname van het (productie)bedrijf AT5. Een afschrift van onze brief d.d. 22 juni jl. aan de wethouder Lokale Media treft u als bijlage bij dit schrijven aan. 2.
De Hoofdredacteur
De benoeming van de Hoofdredacteur van AT5 dient de instemming te hebben van de SRONH.
-2-
FTZ-004330-rb
Van de instemming van de stichtingsraad van de SRONH met de benoeming van de hoofdredacteur van AT5 is kennisgenomen. 3.
Financiële aspecten van de samenwerking
De jaarlijks door de SRONH aan Salto te betalen vergoeding van ƒ 1.500.000,- als tegemoetkoming in de kosten met betrekking tot de productie van de regionale editie Amsterdam, dient te worden gebaseerd op de feitelijke afname van programma’s. Er mag geen sprake zijn van subsidiëring door de SRONH van SALTO of omgekeerd. De voor de programma’s in rekening te brengen bedragen dienen marktconform te zijn om concurrentievervalsing te voorkomen. Er dient derhalve kwantificering plaats te vinden. Over de feitelijke afname van programma’s en de daarmee gemoeide uitgaven dient jaarlijks in het kader van de jaarrekeningen van SRONH, SALTO en AT5 te worden gerapporteerd. a.
de uitwisseling van programma’s
Met betrekking tot de uitwisseling van programma’s constateren wij dat SRONH streeft naar een uitlevering van programma’s tussen TV-NH en Salto (AT5), waarbij de hoeveelheid zendtijd van de van elkaar over te nemen programma’s meer in evenwicht zal zijn. Echter dient niet uit het oog te worden verloren dat Salto in feite een lokale omroepinstelling is en niet een editie van SRONH, zodat Salto de vrijheid heeft haar eigen programmabeleid te ontwikkelen. Dat daarbij zoveel mogelijk afstemming met SRONH plaats vindt, is slechts gelegen in het feit dat de provincie kennelijk een editie voor Groot-Amsterdam wenst te creëren met behulp van programma’s van Salto (AT5). Ervan uitgaande dat Salto (AT5) een lokaal station zal blijven dat in eerste instantie op de Amsterdamse bevolking gericht zal zijn, en dat de bevolking in bijvoorbeeld het Gooi ook over ander nieuws uit Noord-Holland geïnformeerd zal willen worden, ligt het voor de hand dat door een tweede editie in Noord-Holland altijd minder programma’s over Amsterdam zullen worden uitgezonden dan door de lokale zender zelf. Gelet op het feit dat de editie Groot-Amsterdam in feite identiek is aan het lokale programma AT5 van Salto, ligt het voor de hand dat de editie TV-NH meer programma’s van de editie Groot-Amsterdam overneemt dan omgekeerd. Overigens leidt de uitwerking van de financiële consequenties tot een geheel andere conclusie, omdat het saldo van de onderlinge verrekening van de producties tegen de door MMC gehanteerde, bij de regionale omroep gebruikelijke tarieven ver achterblijft bij de met AT5 afgesproken bijdrage van ƒ 1,5 miljoen. b.
de kwantificering van de feitelijke afname
Van de kwantificering is kennisgenomen. Deze is noodzakelijk om te kunnen vaststellen of een zendgemachtigde voldoet aan het bepaalde in artikel 55 Mw terzake van het - uiteraard behoudens normaal economisch handelen - niet dienstbaar mogen zijn aan het maken van winst door derden. Gelet op de bestaande overeenkomsten tussen Salto en AT5 alsmede de door de gemeente Amsterdam voorgestane overname van AT5 door Salto, kan er – zo hebben wij destijds duidelijk gesteld – geen sprake zijn van subsidiëring door de SRONH van Salto of omgekeerd. Wat betreft de door MMC in de evaluatie genoemde tarieven, mogen wij veronderstellen dat deze geen relatie hebben tot de werkelijk gemaakte kosten van de desbetreffende programma’s, omdat deze laatste per programma verschillend zullen zijn. De tarieven die MMC in zijn evaluatie gebruikt, zijn gebaseerd op tarieven welke door de regionale omroepen worden gehanteerd bij levering van programma’s aan de landelijke publieke omroepen dan wel aan andere regionale omroepen.
-3-
FTZ-004330-rb
Wij kunnen niet beoordelen of het rekenen met deze tarieven te beschouwen is als normaal economisch handelen. De uitkomsten van de thans door MMC gemaakte berekeningen zijn beduidend lager dan de cijfers welke door het bureau in een eerder concept werden genoemd, doch wij constateren dat de waarde van de over en weer afgenomen programma’s zowel in het huidige rapport als in de daaraan voorafgaande conceptversie aanzienlijk minder is dan de overeengekomen vergoeding, die SRONH jaarlijks aan Salto vergoedt. Op grond hiervan kan niet anders geconcludeerd worden dat de overeenkomst strijdigheid oplevert met het bepaalde in artikel 55 Mw. Voor de volledigheid merken wij nog op dat in geval de verrekening van de aan elkaar geleverde programma’s zou plaatsvinden of hebben plaatsgevonden tegen de gebruikelijke tarieven, de opmerking van het bureau MMC over al dan niet voldoen aan de werkingssfeer van bij de Europese Mededingingswetgeving bestaande richtlijnen terzake van aanbestedingsprocedures bij leveringen en diensten naar onze opvatting niet meer relevant is, omdat de kosten per geleverd programma lager zijn dan de gestelde Europese normen. 4.
Werving van Sponsors
De overeenkomst met betrekking tot acquisitie van reclame, bartering en sponsoring dient te worden aangepast respectievelijk aangevuld. In de overeenkomst dient expliciet tot uitdrukking te komen, dat AT5 Exploitatie B.V. wordt belast met de werving van sponsors. De vereiste aanpassing van de overeenkomst met betrekking tot acquisitie van reclame, bartering en sponsoring is inderdaad reeds door ons goedgekeurd. Overigens hebben wij vastgesteld dat in de jaarrekening 2000 van SRONH geen sponsorbijdragen worden verantwoord, hetgeen ons bevreemd, gelet op de bestuurlijke boete die wij de SRONH bij brief van 21 juni 2001 hebben opgelegd voor onder ander een aantal ten onrechte gedane sponsorvermeldingen. Het ontbreken van sponsorbijdragen in de jaarrekening lijkt erop te duiden dat voor een deel geen gevolg wordt gegeven aan de bepalingen terzake in de door ons goedgekeurde overeenkomst, dat jaarlijks een opgave van dit soort opbrengsten door AT5 moet worden overgelegd. 5.
De Reclame-overeenkomst
Voorts dient in de overeenkomst te worden bepaald, dat AT5 Exploitatie B.V. zo spoedig mogelijk na afloop van het boekjaar een overzicht dient te vervaardigen van de kosten en opbrengsten van alle activiteiten die op grond van de overeenkomst ten behoeve van SRONH worden verricht. Het overzicht moet worden vergezeld van een accountantsverklaring. Aan de hand van bedoeld overzicht zal worden bezien of de afgesproken vergoedingen redelijk zijn. In de overeenkomst dient verder een bepaling te worden opgenomen, dat indien uit de overzichten blijkt dat de SRONH zich dienstbaar maakt aan het maken van winst door derden, de afsgesproken vergoedingen moeten worden aangepast. Een dergelijke situatie kan derhalve aanleiding zijn tot bijstelling dan wel beëindiging van de overeenkomst. Voor wat betreft de in deze overeenkomst begrepen bepalingen met betrekking tot de werving van sponsors wordt naar hiervoor reeds apart gemaakte opmerking verwezen. Hoewel in het rapport melding gemaakt wordt van de controle op de opbrengsten en kosten door het accountantskantoor Mazars, roepen de cijfers in de evaluatie toch vragen op. In de bij het rapport gevoegde bevindingen van de accountant is een uitspraak gedaan over een af te dragen bedrag van ƒ 283.928,-- (excl. btw). De daarin begrepen bruto omzet ad ƒ 527.678,-- is anders samengesteld dan in de evaluatie.
-4-
FTZ-004330-rb
Bovendien heeft de accountant niets vermeld over de kosten van barters ad ƒ 104.692,-- en een bedrag ad ƒ 186.239,-- voor vergoeding voor diensten door het bedrijf AT5, die kennelijk met de reclame-overeenkomst te maken hebben. In de evaluatie wordt gesproken over doorplaatsingen van voor het Salto-kanaal AT5 geworven reclame op TV-NH, waarbij dermate grote kortingen worden verleend dat het financiële resultaat voor SRONH in de meeste gevallen op nihil uitkomt, omdat de “korting” kennelijk als kosten aan de regionale omroep wordt toegerekend. In feite worden dergelijke spots om niet op TV-NH uitgezonden en gaat de gehele opbrengst naar Salto (AT5). De vorenstaande handelwijze zal voor een belangrijk deel de oorzaak zijn van de ten opzichte van de ramingen achterblijvende reclame-opbrengsten. Op grond van één en ander zou inmiddels besloten zijn de overeenkomst niet te continueren. Na gezamenlijk overleg is SRONH overgegaan tot een eigen acquisitie, doch de overeenkomst tussen AT5 en SRONH over de samenwerking op het gebied van de reclame-acquisitie is vooralsnog niet formeel opgezegd. Wij stellen aan de hand van de evaluatie evenwel vast dat de samenwerking op dit onderdeel niet is geslaagd, waarbij wij bovendien erop wijzen dat als gevolg van het niet verdelen van de reclame-opbrengst overeenkomstig de verhouding van de zendtijd de SRONH als gevolg van de gehanteerde methodiek in strijd handelt met artikel 55 Mw. 6. Artikel 64a Mediawet Het aangepaste uitzendgebied van de regionale editie Amsterdam die uitsluitend via de kabel wordt uitgezonden, dient aan de bepalingen van artikel 64a van de Mediawet te voldoen. Dat geldt ook voor het uitzendgebied waarin de regionale editie TVNH wordt verspreid. Onder die voorwaarde stemmen wij in met de beoogde uitzendgebieden. Aan het door MMC geciteerde tekstgedeelte van artikel 64a Mw dient nog toegevoegd te worden “tenzij het programma wordt uitgezonden via een aantal gekoppelde omroepnetwerken dat feitelijk als één omroepnetwerk functioneert. Hetgeen over het uitzendgebied van SRONH wordt opgemerkt, geldt in gelijke mate voor het uitzendgebied van de lokale omroep Salto. Wij hebben kennisgenomen van de vaststelling door MMC dat door SRONH aan de in genoemd wetsartikel gestelde voorwaarden is voldaan. Overigens zij opgemerkt dat er geen mediawettelijke belemmeringen bestaan, die de SRONH beletten de omvang van de edities tussentijds te wijzigen. --
Tussentijdse opzegging overeenkomsten
Indien er sprake is van tussentijdse opzegging van een van de overeenkomsten of beide, om in die overeenkomsten aangegeven redenen, dient de afwikkelingsregeling ter beoordeling aan ons te worden voorgelegd. Hoewel er kennelijk wel redenen aanwezig zijn om de overeenkomst met betrekking tot acquisitie van reclame, bartering en sponsoring niet verder te continueren, hebben wij – zoals hiervoor al opgemerkt - vastgesteld dat de overeenkomst in de praktijk niet meer functioneert, maar dat een definitieve opzegging nog niet heeft plaats gevonden. Deel 2: de kijkcijfers Dit deel van de evaluatie wordt gegeven naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek van het Provinciebestuur. Het kijkgedrag zal zeker een rol spelen bij de besluiten van Gedeputeerde en Provinciale Staten over de regionale televisie in Noord-Holland.
-5-
FTZ-004330-rb
Aangezien deze cijfers niet van belang zijn voor de uit de Mediawet voortvloeiende taken van het Commissariaat onthouden wij ons terzake van commentaar. Deel 3: de bedrijfseconomische gegevens a. Enige constateringen Zoals in de inleiding van de evaluatie is vermeld is ook dit deel opgesteld naar aanleiding van een verzoek van het provinciebestuur teneinde de toekomstmogelijkheden van de regionale omroep in Noord-Holland te (kunnen) bepalen. Hoewel dit deel van de evaluatie in opdracht van de provincie is opgesteld, willen wij daar toch een aantal opmerkingen bij plaatsen. Bij de vergelijkingen, die tussen TV-NH en AT5 gemaakt worden dient niet uit het oog te worden verloren dat AT5 weliswaar het gelijknamige televisiekanaal van Salto verzorgt, maar dat AT5 eigenlijk een productiebedrijf is. Dat laatste verklaart voor een deel de hogere personeelskosten, die bij een zendgemachtigde veelal lager zullen zijn omdat zij door derden gemaakte producties aankoopt en verantwoordt onder de programmakosten. In dit licht is het dus ook niet verwonderlijk dat (het bedrijf) AT5 verdere investeringen in met name hardware voorziet. Van belang voor het standpunt van het Commissariaat terzake van de onderhavige samenwerking is overigens de constatering van MMC dat AT5 de bijdrage ad ƒ 1,5 miljoen voor de aan TV-NH te leveren programma’s niet als omzet ziet, maar als een soort jaarlijkse subsidie van SRONH. Zoals wij al bij de voorlopige instemming met de overeenkomsten tussen SRONH en Salto (AT5) hebben opgemerkt kan dit niet het geval zijn. b. Overige relevante ontwikkelingen Voor wat de overige relevante ontwikkelingen betreft kunnen wij u nog verwijzen naar de recente brief van 17 augustus jl. van de Staatssecretaris van OC&W aan het Interprovinciaal overleg, waarin de bewindsman weliswaar meldt dat er een einde komt aan de matching van middelen voor regionale televisie, maar ook onder voorbehoud meedeelt in principe bereid te zijn het totale bedrag aan middelen die voor 2001 op de OC&W-mediabegroting staan ten behoeve van de regionale omroep ook voor het jaar 2002 voor dit doel ter beschikking te stellen. Eindconclusie Het geheel van de in de evaluatie gedane constateringen en gemaakte opmerkingen overziende hebben wij vastgesteld dat voldaan is aan de door ons gestelde voorwaarden terzake van - de bestuurlijke samenwerking; - de benoeming van de hoofdredacteur; en - de naleving van artikel 64a Mediawet (het uitzendgebied). Overigens merken wij hier wel bij op dat de evaluatie van het bureau MMC ons niet de indruk geeft dat er sprake is van een sterke inhoudelijke afstemming en samenwerking. Voorts concluderen wij dat de samenwerking niet voldoet aan de financiële vereisten met betrekking tot de (doorberekening van kosten bij de) uitwisseling van programma’s. In feite wordt in strijd gehandeld met het bepaalde in artikel 55 Mw.
-6-
FTZ-004330-rb
Ten aanzien van de overeenkomst met AT5 (en Salto) met betrekking tot de acquisitie van reclame, bartering en sponsoring hebben wij geconstateerd dat SRONH zelf reeds tot de conclusie is gekomen dat deze niet functioneert. Daarbij komt dat naar ons standpunt de wijze van uitvoering strijdigheid oplevert met het bepaalde in artikel 55 Mw, zodat het juister is dat de overeenkomst zo spoedig mogelijk wordt ontbonden. Met betrekking tot de constateringen in de twee voorgaande alinea’s zullen wij ons nog rechtstreeks met de SRONH verstaan. Tot zover de beantwoording van uw vraag naar onze opvattingen over het evaluatierapport “Samenwerking TV Noord-Holland en AT5” van het bureau MMC. Van onze kant stellen wij het op prijs zo spoedig mogelijk geïnformeerd te worden over de besluiten van Gedeputeerde en Provinciale Staten met betrekking tot de regionale televisie in de provincie Noord-Holland na 2001, opdat wij ook de Staatssecretaris van OC&W hierover kunnen informeren. Hoogachtend, Commissariaat voor de Media
Mevr. mr. I. Brakman Commissaris Financieel Toezicht
Aantal bijlagen: 1
-7-