-*^^*-
'
'^fm
v-m^M
^^ »^*:-%
*^
Presented to the
LIBRARY of the UNIVERSITY OF TORONTO by the
INSTITUTE FOR
CHRISTIAN STUDIES
CHRIïr/4^ ^^ ÏOR
^ISCARD ''"ro.
^^''^
ONTARiO,
€5
HANDBOEK TOT DE STAATKUNDIGE GESCHIEDENIS VAN NEDERLAND
HANDBOEK TOT DE
Staatkundige Geschiedenis VAN
NEDERLAND DOOR
Dr.
I.
H.
GOSSES
HOOGLEERAAR TE GRONINGEN
EN Dr. N.
JAPIKSE
DIRECTEUR VAN HET BUREAU VOOR 's RIJKS GESCHIEDKUNDIGE PUBLICATIËN
S-GRAVENHAGE
MARTINUS NIJHOFF 1920
INHOUD. INLEIDING
I
DE ROMEINEN C.
— einde §
1.
DE NEDERLANDEN
IN
(Ie
eeuw voor
4e eeuw na C.)
De
vestiging der Romeinsche
C—68
macht
(56
v.
IX
n. C.)
§ 2.
De opstand van
§ 3.
Vreedzame overheersching (70 omstr. 200) der Romeinsche macht (begin 3e eeuw einde 4e eeuw)
§ 4.
Julius Civilis (68—70)
.
.
—
.
.
XIV XVI
De ondergang
—
XIX
DE NEDERLANDEN ALS DEEL VAN HET FRANKISCHE RIJK §
L
(7e
eeuw
(einde 7e § 2.
—begin
10e eeuw).
Onderwerping van de Friezen en de Saksen
eeuw
— begin
XXII
9e eeuw)
Staat- en rechtsinsteUing
van het KaroUngi-
XXVIII
sche rijk § 3.
§ 4.
De ontbinding van het rijk. De Noormannen (± 825— ± 925) De hquidatie van het Karohngische rijk (einde 9e
—begin
XXXV XL
10e eeuw)
DE NEDERLANDEN ALS DEEL VAN HET DUITSCHE RIJK §
(begin 10e 1.
§ 2.
De
—einde
11e eeuw).
vestiging der Duitsche
Koningsmacht
DE ONTVOOGDING DER KLEINE VORSTEN 1100— ± 1250). §
1.
§ 2.
§ 3. § 4.
in
de Nederlanden (10e eeuw) Vorming van den bisschoppeüjken staat (11e eeuw) A. Het binnenland B. Het westelijk kustland C. Het noordelijk kustland D. De bisschop van Utrecht omstreeks 1075
XLIII
XLVII L LIV
LV
{±
LIX
Het bisdom Utrecht en de investituurstijd. Het graafschap Holland tot het einde der 12e eeuw Gelre en Zutfen tot in het begin der 13e eeuw
LXIX
Herleving der Keizerlijke macht. Westerlauwersch Friesland omstreeks 1200
LX XI
.
.
LXV
INHOUD.
VIII
§ 5.
Staatkundige verwikkelingen in het begin der 13e
eeuw
§ 6.
De
afscheiding van het
±
1250)
§ 7.
De ontbinding van dr
LXXVl Noorden (± 1225
LXXXII het Duitsche rijk
1225
(±
LXXXVIII
1250)
HET ONTSTAAN VAN BESTENDIGE MACHTSVERHOUDINGEN (2e helft 13e eeuw). §
1.
Hervatting van den strijd om Zeeland bew. Schelde en West-Friesland (1246—1258) De voltooiing van het graafschap Holland (1258—1289) De Limburgsche successieoorlog. Onrust in Zeeland (1283 1296) .
§ 2.
§ 3.
.
—
XCIII
XCVI CIII
EN RECHTSINSTELLINGEN DER TERRITORIEN OMSTREEKS 1300.
STAATS§
1.
De
CX
landsheerlij kheid
§ 5.
Standen en klassen Rechten en rechtskringen Landsheer en bevolking Rechterlijke en bestuursorganisatie
§ 6.
Belastingen
§ 7.
Krijgswezen
§ 2.
§ 3. § 4.
CXI II CXXII CXXVIII
CXXXI CXI CXLIII
ZELFSTANDIGE VORSTEN EN GEWESTEN (±
—± I.
DRANG VAN FRANKRIJK NAAR HET NOORDEN EN VESTIGING VAN DE M.'^CHT DER AVESNES (± 1290—1323). § 1.
§ 2.
II.
Holland en Zeeland tusschen Frankrijk en Engeland (± 1290—1299) Dampierres tegen Avesnes (1299 1323)
—
,
,
CXLVIII CLIV
DE HEGENOMIE DER AVESNES EN HET TERUGWIJKEN VAN FRANKRIJK. § 3.
§ 4.
Willem III in Holland, Zeeland en Friesland (1304— '37) Het herstel van de macht der Geldersche vorsten
§ 5.
§ 6.
III.
1290
1420).
(1288— ±
1340)
—
Vernedering van den bisschop (1305 Ridderpohtiek {± 1330— '45)
'45)
.
CLX CLXIIl CLX VI
CLXX
PARTIJTWISTEN IN HET MIDDEN DER 14e EEUW. § 8.
Het opkomen van een crisis (± 1345 Het afloopen van de crisis (1350— ±
§ 9.
Naflikkeringen
§ 7.
—
'50)
1360)
.
.
CLXXVI CLXXXIV CXCII
INHOUD.
IX
SCHERPERE SCHEIDING EN TOENEMENDE HECHTHEID
IV.
DER TERRITORIEN (± 1360 ± 1420). 10. Het uiteengaan der gewesten
CXCVIl
§
§11. Holland en Zeeland en hunne landsheeren van § 12.
§
13. -
§ 14.
± 1375—1417 Het Sticht en
— 1423
CCI zijn
±
landsheeren van
1360
CCXI
Gelderland onder Willem
I
en Reinoud IV
CCXVII
(± 1380—1423) Partijtwisten en landsheerlij kheid in Friesland
CCXXI
NEDERLAND TEGENOVER EN ONDER HET BOURGONDISCHE EN OOSTENRIJKSCHE HUIS (BEGIN 15e I.
EEUW— 1568). DE VORMING VAN EEN BOURGONDISCH RIJK (± 1380—1477). De nadering der Bourgondische macht De strijd om de landen van het Beiersche huis § 2. (1417—1433) Het Utrechtsche schisma en de aanstelling van § 3. een Bourgondischen bisschop (1423 1456) Binnenlandsche strijd in Gelderland en de § 4. onderwerping van het gewest aan de Bourgondiërs (1423—1473) Noodzakelijke organisatie en voorbarige cen§ 5. trahsatie (—1477) § 1.
.
.
.
—
II.
.
CCXXVI
CCXXIX
CCXXXVI CCXLII
CCXLVI
ONBESTENDIGHEID IN HET ALGEMEEN LANDSBEWIND (1477—1515).
§6. § 7. § 8.
§ 9.
Na
den dood van Karel den Stoute f1477) Oorlog en opstand in de jaren 1478—1492 Het drijven naar een nationale politiek (1494
— 1515)
CCLXXVI
CCLXXXIV
eeuw— 1515)
DE OPRICHTING VAN DEN STAAT DER ZEVENTIEN NEDERLANDEN. § 10. De onderwerping van Friesland, het Sticht en Gelderland (1515— '43) §11. Staatkundige § 12.
organisatie
der
CCXC
Nederlanden
(1515— ca. '60) Een begin van opstand (1555— '68)
CCCIII
....
DE TACHTIGJARIGE OORLOG I.
CCLIX CCLXVI
Het Noorden onder en tusschen de landsheeren (einde 15e
III.
.
CCCXIII 1
HET UITEENVALLEN VAN DEN BOURGONDISCHEN EENHEIDSSTAAT (1568 §
1.
— 1579)
Oranje tegenover Alva (1568
— 1572)
....
6
INHOUD.
X § 2.
Oranje. Holland en Zeeland tegenover Spanje
(1572—1576)
II.
§ 5.
Om
§ 6.
Leicester's landvoogdij
§ 7.
De De
28 1609)
— 1584) .... (1588 — 1594)
de souvereiniteit van Anjou (1579 bevestiging der
(1585
— 1587)
Republiek
met Spanje tot 1609 DE HANDHAVING DER ONAFHANKELIJKHEID (1609 § 8.
III.
14
—
De Generale Unie (1576 1579) De Unies van Atrecht en Utrecht § 4. DE VRIJWORDING VAN HET NOORDEN (1579 § 3.
§ 10. § 11. § 12.
99 103
1648)
142
111
129
(1648— 156
1748) I. DE HEERSCHAPPIJ VAN DE VOORSTANDERS DER WARE „VRIJHEID" (1648—1672). Het grondgebied der Republiek § 1. De overwinning van de ware „vrijheid" § 2. De eerste oorlog met Engeland (1652 1654) § 3. De handhaving der ware „vrijheid" (1654 § 4. .
—
1664)
162
.
166
.
179
187
—
De tweede Engelsche oorlog (1665 1667) 1672) §6. De ware „vrijheid" in gevaar (1667 NEDERLAND IN DEN STRIJD OM HET POLITIEKE EVEN.
203
.
211
WICHT IN EUROPA (1672
223 225 236
§ 5.
.
—
om
— 1713)
§ 8.
De De
§ 9.
Voortdurende onrust in West-Europa (1878
§ 7.
strijd
oorlog
het bestaan in 1672 en 1673
met Frankrijk
.
.
tot 1678
— 1688)
245
10. De oorlogen met Frankrijk tot 1713 NIEUWE HEERSCHAPPIJ VAN DE VOORSTANDERS DER
§
III.
71
Buitenlandsche betrekkingen in het Bestand De strijd tusschen Maurits en Oldenbarnevelt De oorlog met Spanje tot 1635 De oorlog in verbond met Frankrijk (1635
NEDERLAND ALS GROOTE MOGENDHEID
II.
61
87
strijd
1648) § 9.
40 44 48
.
.
.
.
—
WARE „VRIJHEID" (1713 1748) (1713—1720) § 11. De naweeën van den strijd § 12. De uitbuiting van de ware „vrijheid" (1720 .
273 274
.
282 295
— 1740)
§ 13.
Het einde van de grootheid (1740—1748)
.
NEDERLAND ONDER OVERWEGEND BUITENLANDSCHEN INVLOED (1748—1840). ORANJE EN DE PATRIOTTEN (1748 — 1795) .... I.
§1. § 2.
—
258
Pogingen tot neutrahteitspolitiek (1748 1766) De patriotten in opkomst (1766—1780) ...
308 312 320
INHOUD. § 3.
§4. §5. II.
met Engeland (1780—1784) den patriottentijd (1784 1787) Restauratie en val (1787—1795) vierde Oorlog crisis
§ 7.
§8.
—
in
DE FRANSCHE TIJD §6.
III.
De De
XI
IN
NEDERLAND
(1795
Het opleggen der staatseenheid (1795
1813)
.
— 1798)
De Bataafsche Republiek (1798—1806) ... Koninkrijk Holland en Inlijving (1806—1813)
NEDERLAND EN BELGIË VEREENIGD (1813 1840) Vereeniging met België (1813 Opstand.
—
§ 9.
10.
De
scheiding van Noord en Zuid (1830
NEDERLAND ALS KLEINE MOGENDHEID
— 1839)
463
§ 6.
De overwinning van
§ 2.
De
het liberalisme (1840
1848)
§ 4.
REGISTER
427 447
(sedert
1840)
§ 3.
405
De gedwongen samenleving van Noord en Zuid (1815—1830)
§ 11.
365 368 382 395
408
1815) §
332 338 356
— 1870) Toenemende democratische ontwikkeling '1870 — 1887^ Na
468
bevestiging van den liberalen staat (1848
1887
483 501
515
525
INLEIDING.
Aan den
eisch, dat
een verhaal beginnen moet
voldoet het volgende boek niet
:
bij
het begin,
het begint vóór het begin.
Nederlandsche staat toch, waarvan
men
Een
de geschiedenis zou
nog maar enkele honderden jaren bestaan, en de voorgeschiedenis van dien staat gaat niet zoo ver terug als de hoofdstukken van deze politieke historie. Ook niet zoo ver als sommige ondersteUingen doen denken. Men heeft wel eens de opmerking gemaakt, dat het oude bisdom Utrecht in omvang zoo gelijkt op de Republiek der Vereenigde Nederlanden. Evenwel, hoe men ze wendt of keert, het blijft niet anders dan een opmerking nergens verraadt zich het stille doorwerken van
kunnen
vertellen, heeft
:
een kracht, welke in de i6e eeuw die republiek de gedaante deed aannemen, die Karel de Groote en zijn raadgevers omstr.
800 voor het bisdom geschikt hadden geoordeeld.
Ook
eens gedacht, dat een
hertogdom
rijk,
zooals het tijdelijk in het
is
wel
Lotharingen, in de Bourgondische monarchie en in het Vereenigd Koninkrijk van 1815 tot aanzijn gekomen
is, van oudsher zou hebben. Maar het hertogdom Lotharingen is ontstaan door een Karolingische rijksverdeeling, het Vereenigde Koninkrijk werd expres gemaakt als een barrièrestaat tegenover Frankrijk en geen van beide is lang in stand kunnen blijven. De uitbreiding van de Bourgondische
in de landen hier gepraeformeerd gelegen
macht over de Nederlanden voltrekt zich ook niet als een poliweten nu eenmaal, dat de Bourgon-
tieke noodwendigheid. Wij
diërs, toen zij Vlaanderen hadden, weldra eenige rijksterritoriën ten Z. der Maas benevens Holland, in een later tijdperk ook nog
Friesland, het Sticht en Gelderland er
bij
zouden
krijgen,
maar
de verwerving van een volgend gedeelte vertoont zich niet als de -vervulling eener belofte, die het lot hun reeds bij de aanwinst
van het vorige tegelijk gegeven had. En in 1543 is de expansie opgehouden, anders niet; het was geen einde van den groei als bij een organisme, dat volwassen geworden is. In den Romeinschen en in den Karolingischen tijd wijzen geene teekenen er op, dat hier eens een Nederland ontstaan zou. Een GOSSES JAPIKSE.
I
INLEIDING
II
stuk, dat er zoo ongeveer
mee overeenkomt, kan men dus
slechts
men
schendt daarbij het patroon der staatkundige configuratie van toenmaals. Daarin, dat men er een verhaal over doet, ligt geen voorspelling, slechts een uitknippen, niet uittornen en
anticipatie.
Eenigen staatkundigen omtrek krijgt het terrein, waarover de vaderlandsche geschiedenis spreekt, pas, als de Duitsche koningen
maken tot een rijksprovincie onder den bisschop. Maar wat zij bedoelden, is nooit werkelijkheid geworden; ook niet tijdelijk: de bisschop heeft te geenen tijde het Sticht Utrecht pogen te
in het
gansche gebied, dat
hem toegedacht was,
geregeerd. Terwijl
de draden der politieke geschiedenis ineengedraaid werden, rafel-
den ze reeds weer uit en in de 12e eeuw splitsten ze zich in de losse strengen van een aantal territoriale geschiedenissen. Landsheer is de bisschop ten slotte geworden in een betrekkelijk klein deel zijner dioecese en als zoodanig was zijn plaats tusschen, niet boven de wereldlijke vorsten, wier staatjes zich daarbinnen uitstrekten.
De vaderlandsche
nu echter eene van weibegrensde staatkundige objecten en ze is niet meer zoo iets voorloopigs. De territorien zelfs Friesland, waar overigens regeeringloosheid het politieke kenmerk wordt vertoonen steeds scherper de trekken eener staatkundige individualiteit. Het worden gebieden, waarvan de regeeringen tegenover elkaar een geschiedenis wordt
—
—
buitenlandsche politiek voeren en waarbinnen
men
een eigen
staatkundige geschiedenis met bewustheid gaat beleven. vele
eeuwen zullen de afzonderlijke
Nog
politieke historiën dier ge-
westen zich voortzetten; pas in de 18® eeuw gaan ze sterk vervloeien en tegen 1800 lossen ze zich in de algemeen Nederlandsche
geschiedenis op.
Volkomen
redelijk
is
het niet ten opzichte van de staatkundige
verhoudingen in de 13e eeuw en zeker niet ten aanzien van die om juist die territorien onder één beschouwing samen te vatten, welke later den Nederlandschen staat zouden der 14e eeuw
vormen. Natuurlijk, dat er geregelde aanraking en gemeenschappelijke kenmerken bestonden bij staten, die naast elkaar, ten deele zelfs door elkaar lagen, maar dit geldt van elke bijeenliggende groep. Het is alleen met het oog op een destijds nog niet te voorziene toekomst, dat ze gecombineerd worden. En
INLEIDING
wat men zoo
te zien krijgt, is
III
soms door de kunstmatige gezichts-
De graaf, dien de tijdgenooten altijd Willem I van Henegouwen noemden en die zich ook zoo voelde, komt dan alleen te voorschijn als Willem III van Holland de beperking misleidend.
;
Geldersche vorsten schijnen zich alleen te roeren aan den West-
en Noordkant van hun gebied; van de krampachtige pogingen om binnen Friesland tot monarchale staatsvormen te geraken bemerkt men slechts de reflexen. Uit het venster der vaderlandsche historie is het uitzicht op de geschiedenis der territorien niet ruim genoeg, telkens moet men het hoofd naar buiten steken.
Staatkundig vereenigd werden de gewesten hier door de Bourgondische vorsten. Onderlinge aantrekking werkte hierbij niet
waarneembaar, er werd een dynastieke band om hen heen geEen gevoel van bijeen te zullen blijven is evenwel ontstaan en, hoe onwiUig ze zich soms ook mochten toonen, onder de dressuur eener centrale regeering raakten ze eenigszins gewend aan gezamenlijk handelen en gezamenlijk overleg. In het verhaal van de vorming der Bourgondische monarchie ligt voor een deel de voorgeschiedenis van den staat der Nederlanden. Identiek echter zijn ze geenszins. Voor bijna alle territorien ten N. van de groote rivieren is het vertoef binnen het Bourgondisch staatsverband maar een episode geweest van enkele tientallen jaren, een min of meer langdurig intermezzo in een tijdperk van aanhoudend verzet tegen de Bourgondische staatsmacht. Buiten HoUand was de opstand tegen Spanje slechts de hervatting van den strijd na een periode van gedwongen rust. Indien men even afziet van de gebruikelijke indeeling der vaderlandsche geschiedenis en den tijd van ca. 1475 tot het einde der i6e eeuw in zijn geheel afkijkt, bemerkt men onmiddellijk, dat zij van het Bourslagen.
gondisch gezag niet zoozeer
En Holland
—
vrij
geworden
waarbij dan Zeeland
als
wel
— had
vrij gebleven zijn.
binnen het groote
statencomplex steeds een leven van afzondering geleid. De Bourgondische geschiedschrijvers vergeten het bijna en ze
kennen het nauwelijks ten halve.
Wat
onder de Bourgondiërs tot stand kwam, was niet een
Nederland, ook niet een Groot-Nederland, maar een België. In het Zuiden
is
het regeeringscentrum, daar kleurt een nationali-
teitsgevoel de
samengevoegde gewesten, en daar ontspringen de
^1
INLEIDING
IV
binnenlandsche beroeringen van Karel de Stoute af tot onder Philips II. De staatkundige en religieuze troebelen, welke den 8o-jarigen oorlog openen, zijn opgekomen en uitgebarsten in het Zuiden; het Noorden wordt daardoor slechts geschokt uit zijn lijdelijkheid:
i
/ •
Alva
uitgezonden tegen een Belgischen opstand.
is
Maar in 1572 brak in Holland en Zeeland een oproer uit, waaraan het overige Noorden ging meedoen, en dat een gansch andere richting nam; de prins van Oranje kreeg er de leiding van, niet meer als Zuidnederlandsch „seigneur", maar als stadhouder van Holland en Zeeland. Aanvankelijk mocht men misschien zelf het verschil tusschen deze beweging en de vorige niet
Noord en Zuid zich vereenigden tot gemeenschappelijk verzet, bleek, dat een Neder-
recht onderkennen, eenige jaren later, toen
landsche en een Belgische opstand niet denzelfden kant uitgingen.
Het
verschil?
Een enkelvoudige
qualificatie
van samen-
gestelde doeleinden bevat slechts een deel der waarheid,
men mag tÈ^L*^^
ƒ
O
y
1 -
f
maar
zóó zeggen het Zuiden had den Bourgondischen staat :
doch wenschte dien geen deel van een SpaanschHabsburgsche monarchie; het Noorden wilde geen Spaansche overheersching, maar ook geen Bourgondisch staatsverband, en allerminst zooals Alva dit trachtte aaneen te klinken. Het be-
aanvaard,
geerde territoriale onafhankelijkheid.
Het politieke Nederland, dat zich sedert 1572 gevormd heeft, draagt duidelijk de signatuur van zijn ontstaan. Het bestond uit Holland en een aantal gewesten, die, ofschoon door gelijke verlangens gedreven, tamelijk schoorvoetend traden in een verbond, .dat weer een staat zou moeten worden. Ze konden zich daaraan echter niet onttrekken, deels zelfs werden zij daartoe met geweld gedwongen door Holland, dat er geen steunpunten voor den vijand kon laten, en voor den landoorlog medewerking, althans een barrière behoefde. Een ongewone oeconomische opbloei stelde het in staat om binnen de Unie het gewest van het initiatief te blijven en de algemeene staatsvorm werd natuurlijkerwijs eene, waardoor het vrijheid van beweging en overwicht over de landprovincien behield. JEen eenheidsstaat kon zich nietjvprmen de Republiek was juist ontstaan uit een reactie daartegen; haar staatsrechfélijke basis was een negatie. Ook in de gewesten ontstond slechts een tamelijk losse regeering; het landsheerlijk gezag ging over op de Staten, vertegenwoordigers van invloed:
INLEIDING
V
bevolkingselementen aldaar, tot op dezen tijd voornamelijk organen niet van bestuur, maar van verweer. Een zeer bijzondere staatsinrichting dus, een ruim gewaad, dat dikwijls te weinig slot aan de leden gaf, maar ook niet drukte en dat de bevolking beter paste dan het harnas, hetwelk de stadhouders haar somtijds aan wilden doen trekken. Al was het niet onberispelijk, men is rijke
/
/
'
dikwijls betweterig tegenover de feiten der 17e eeuw, indien
men
zeer uitweidt over de gebreken in de staatsinstellingen der
Republiek.
Ook in de monarchieën van destijds trouwens heersch-
ten minder orde en regelmaat en de regeering moest er veel
meer transigeeren, dan men meestal denkt. Maar in de i8e eeuw komt er een gevoel van onbehagelijkheid. De regenten, nauwer aaneen gesloten, losser van de overige bevolking, vereenzelvigen meer dan vroeger hun belang met het staatsbelang, achten zich niet meer verantwoordelijk hun moreel gehalte is ver beneden het peil van hun eigendunk. Het is niet ;
iets
nieuws in de Republiek, alleen
iets ergers.
Evenmin
staat
het in Europa op zichzelf. In de monarchale staten plaatsen zich regeeringen ook in een andere sfeer dan het volk, de vorsten ontzeggen het oordeel over de vervulling van hun heerschersplicht aan de onderdanen, menige hofgeschiedenis is zeer on-
onderscheid tusschen regentenabsolutisme en vorstenabsolutisme in den regent bleef de burgerman herkenbaar en een droit divin omscheen hem slechts flauw. Maar dit stichtelijk. Zeker, er is
;
verklaart slechts ten halve,
waarom men
zich hier, vergeleken
vroeger en bij elders, zoo onevenredig ergerde.
bij
De provinciën waren
inwendig en in hun onderling verband te zeer reeds een eenheid geworden dan dat het oude regeeringsstelsel nog voor hen paste,
i
Met haastige goedgeefschheid werden bij de omwenteling in 1747 en '48 Willem IV de bevoegdheden toegeworpen zonder waarborgen te vragen tegen machtsmisbruik, opdat hij zou regeeren over allen, zonder bijzondere belangen te ontzien, en met kracht.
Het baatte
niet.
Willem IV en
zijn
wat de
zich niet enten
Republiek.
tijd
{
opvolger toonden zeker
van hen vroeg, maar boven-\ op het staatswezen derj
niet een recht inzicht in
dien een monarchie
liet
\
Een lange periode van onrust volgde;
teleurstelling'
over het tekortschieten der stadhouders, democratische wenschen, het gevoel, dat men steeds meer het particularisme ontgroeide
en dat de bestaande staatsorde de veiligheid en welvaart van
^^
j>
A-^*»"»^-**^ /Se^-i^t.***'
ï
INLEIDING
VI
het gemeenebest niet meer verzekerde,
mengden zich tot een ontevredenheid, waaruit geen duidelijke partijwenschen ont-
sprongen. De democraten zagen naar Frankrijk, doch dit was een eenheidsstaat en hier lag het staatswezen althans zoo gefundeerd, dat op den bestaanden grondslag zoowel een république
konden rusten In de Nederfundament der staatsregeling niet meer bruikbaar. Dat ze niet meer deugde, was in 1795 al een communis opinio bij allen met politiek besef, maar of er nog niet iets van en hoeveel gebruikt kon worden voor de nieuwe staatsinrichting, was een vraag, waarmee de vertegenwoordigers van het souvereine une et
indivisible als het keizerrijk
landen was
juist het
Bataafsche volk zich aftobden, totdat in 1798 door een staatsgreep met vreemde hulp een constitutie werd ingevoerd, die weinig anders was dan de copie van een Fransch voorbeeld.
Men had
Nederland niet kunnen vinden, wat men zocht. kunnen worden en weldra een begin mee gemaakt, maar men kent de gein
Wel had er
is
het gevondene vernederlandscht
schiedenis: steeds sterker afhankelijkheid
loopende in de die
' ,,
inlijving,
meewerkte tot een
van Frankrijk,
uit-
toenemende oeconomische versukkeling,
politieke verdooving, waaruit
men
in 1813
mat ontwaakte. Men was afgedreven van de oude Republiek en het kostte geen moeite meer om te wennen in een eenheidsstaat,
^"ly^g^-.
door een weinig beperkte vorstenmacht sterk gecentraliseerd,
"^
welks constitutie slechts in het bijkomstige historisch Neder-
_^f
landsch,
In
was.
had
er
waarvan de overige wetgeving nog bijna geheel Fransch dien staat leefde nog geen nationale gedachte, men
trouwens de Belgen
als
fnedebewoners gekregen. Eigenlijk
pas toen deze zich afscheidden, mede daardoor, ontwaakte
De
'\
ze.
daarmee opkwam, was zeker heel wat bezadigder dan die van vóór de revolutie. Het liberalisme, destijds de staatsleer der democratie, had niet het naïef radicale van de iSe-eeuwsche theorieën, maar de hervormingsijver bewoog zich nu ook niet meer in een staat, waar hij zich aan hoeken en kanten stootte en wel stuurloos moest worden. In 1848 week de regeering voor den aandrang der liberalen, de grondwet werd naar hunne beginselen gewijzigd en voor het eerst na langen tijd begon men met kracht aan den wettelijken binnenbouw van den staat. Het was grootendeels nieuw werk, wat gemaakt werd, onhistorisch maar daarom nog niet onnationaal. De geschiedenis politieke belangstelling, die
INLEIDING
VII
treedt overigens steeds buiten haar taak, indien
wat had kunnen ze alleen te historisch
zij
betoogt,
behooren te gebeuren, in dit geval heeft vepWaBen, hoe en waardoor juist dat onhistorische of
geworden
is.
Over de makelij van het handboek valt weinig op te merken. inleiding en het deel tot 1568 is door den eersten, dat van 1568 tot heden door den tweeden in den titel genoemden auteur geschreven. De eene dus vertelt slechts van een Nederland, dat staatkundig nog niet geboren was, de ander verhaalt de politieke historie van Nederland in den eigenlijken zin des woords. De schr. van dit laatste stuk meende de ontwikkeling van den staat duidelijker te kunnen doen uitkomen, wanneer hij vooral de aandacht vestigde op de verhouding van deze tot het buitenland en op de positie, die Nederland in Europa innam. Dientengevolge wijkt de indeeling hier vrij wat van de gang-
De
bare
af.
De
literatuur, welke wordt opgegeven, bevat zoowel bronnen bewerkingen der geschiedenis. Een streven naar bibliographische volledigheid had hier geen zin; wel is getracht het beste van het bestaande te geven, al was het daarom in de oogen der schrijvers nog niet altijd het goede. De ruimte hadden zij volstrekt niet steeds bij hun keuze: voor sommige perioden ontbreekt nog een deugdelijke voorbewerking, voor de middeleeuwen is dit zelfs regel en de onderzoeker legt er telkens lange eenzame wegen af. Doch ook waar het gebrek aan reeds volbrachte studiën daartoe niet dadelijk dwong, steeds zijn de schrijvers en de deskundige lezer zal het gemakkelijk ontwaren er op uit geweest om weer te geven, wat zij zelve in de bronnen gelezen hebben. als
— •
a)
—
ALGEMEENE LITERATUUR.
Algemeene geschiedenis:
geschichte (Leipz. 1910); nos jours, 12 din. (Par.
Herre, Quellenkunde
Lavisse et Rambaud, Histoire générale du 1892 —
z.
.4.
Welt-
siècle
d
de afz. dln. deels in jongeren herdruk); The Cambrtdge modern history, 13 dln. (met atlas, Cambr. 1902 '11; afz. dln. in jongeren herdr.); The Cambrtdge medieval history, 2 dln (met atlas, onvolt., Cambr. 1911 '13).
—
'99,
—
Omringende landen:
—
Dahlmann Waitz, Quellenkunde der deutschen Gesck. (8e dr., Leipz. 191 2); Gephardt, Handbuch d. deutschen Geschr 2 dln. (5e dr. bew. d. Hirsch, Stuttg. 1013); Monod, Bibliographte de l'hist. de France (Par. 1888); Lavisse, Htstoire de France dep. les origines jusqu' i la b)
INLEIDING
VIII
Rivolution, 9 dln. {Par. ?. j); Hunt and Pooi.e, The poliUcal historv of England '10; de afz. dln. in tn twelve voll. (Lond. Newy. Bombay, Calcutta, 1905 jongeren herdr.); Pirenne, Btblio^raphie de Vhist. de Bclgique (2e dr. Biuss. Gent, 1902); Pirenne, Histoire de Belgique, \d\n^^jj^^^^^^ Bruss. 1901 '11; ie dl., 3e dr. 1909; 2e en 3e dl. 2° dr. '12"; Ned. vertal. der eerste 3 dln.
—
—
d.
Delbecq, 1902
—
'11).
Nederland:
c)
Petit, Repertorium der verband, en bijdr.
betr. d. gesch.
des vaderl., 2 dln. (uitg. v.w. de Maatsch. d. Ned. Letterk., Leid. 1907, '13); Gouda Quint, Grondslagen v. d. bibliographie 0. Gelderland (Werken uitg. d.
„Gelre" VIll, Arnh. 1910; vervolgen in latere jaargg. van „Gelre"); Wagena ar. Vaderlandsche historie, 21 dln. (Amst. 1749 '59); Bil derdij k, Gesch. des Vaderlands, 13 dln. (uitg.'^d. Tydeman, Amst. 1832, '33); Blok,. Geschiedenis dln. (2e dr.. Leid. 1912 '15). Ook de sub b genoemde V. h. NederlanÏÏsche volk, werken van Pirenne zouden hier geplaatst kunnen worden. Fruin, Verspreide geschriften, 10 dln. o p s t e 1 e n d) (met reg., uitg. d. blok, f. L. Muller en S. Muller Fzn., 's Grav. 1900 '05); P. L. Muller, Uit P. L. M.'s verspreide geschriften [uitg. d. Blok en S. Muller Fzn., Leid. 1906 ); Blok Verspreide studiën op het geb. der gesch. (Gron. 1903)
—
—
.4^
Verzamelde
1
—
:
,
B
e)
ij
z
<
?ndcre onder werpen
:
Fruin
—Colenbrander.
Geschie -
Nederl. ('s Grav! 1901); Fockema Andreae, Hoofdstukken uit de geschiedenis v. rechtsmacht en rechtsvorming (Bijdr. t. d. Ned. rechtsgesch. IV, Haarl. 1900); Sickenga, Bijdr. t. d. gesch. v. d. belastingen uiselijk en maatschappelijk leven onz er in Ned. (Leid. 1864); Brugmans e. a.. voozouders, 2 dln. (Amst. 1914, '15); Van Ke es^ Ges ch. der staathuishoudkun de
denis
der
staatsi nstellingen
in
H
in NjuL, 2 dln. (Utr. 1865, '66); Diferee, Gesch. v. d. Nederl. handel tot den val der Rep. (Amst. 1908); De Jonge, Gesch. v. h. Ned. zeewezen, 5 dln. (Haarl. 1858 '62); Overvoorde, Gesch. v. h. postmezen in Nederland voor 1795 (Leid. 1902); B rugm ans, Opkomst en bloei van Amsterdam (Ned. Hist. Biblioth. IV,
—
Amst. 191 1). /)
Atlassen:
Geschiedkundige atlas
v.
Nederland
—
(uitg. d. d.
Commissie
'16; nog onvoltooid); Mees, geschiedk. atlas v. Nederl., 's Grav. 1913 Hist. atlas van N.-Nederland van de XVI° eeuw tot op heden (Rott 1865). Eeniger-j mate voorzien in de leegte, die beide voorgaande werken laten, kan Hettema/ Grooie historische schoolatlas (8° dr., Zwolle 191 7). v.
d.
Gebezigde afkortingen' Bijdr. Vad. Gesch. = Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkimde, Serie I V. R. G. P. = Rijks Geschiedkundige Publicatiën. H. G. = Historisch Genootschap (gevestigd te Utrecht), dat heeft uitgegeven Werken Kronijk (Kron.), Codex diplomaticus (Cod. dipl.) in serieën (S.) en
—
Bijdragen en Mededeelingen (Bijdr. en Med.)
DE ROMEINEN (ie
eeuw
DE NEDERLANDEN
IN
v. C.
—einde 4e eeuw na C).
De vestiging der Romeinsche macht
§1.
(56 V.
C—68
n.
C).
Op de Drentsche hei zonder zandbedekking en lijk
veelal gedeelte-
van megalithische graop de Velu we grafheuvels, die op de doorvan een brandvlak en de resten van in het
ingestort de steenen monsterskeletten
ven; zoowel daar
snede de zwarte
als lijn
rond liggende balken vertoonen over het geheele diluvium verspreid urnenvelden, waarin allerlei stammen uit voorchristelijken tijd de overblijfselen hunner dooden neergelegd hebben buiten en ;
;
binnen die graven onder de plantenzode velerlei gebruiksvoorwerpen en hier en daar een donkere rij paalgaten, die het beloop maar een zwijgen ligt over alles en wijst van een woningmuur
—
niemand laten.
uit die
/
.
__^
oude bevolkingen heeft een woord voor ons nage-
En eeuwen lang ook zijn de
menschengeslachten, die elkaar
naamloos en onbekend gebleven voor wie in hun tijd de beschaafde wereld vormden. De Grieksche geleerden overzagen maar een deel van Europa zoodra hun mededeelingen over de streken ten N, van de Alpen hun vage algemeenheid verliezen, verloopen zij in wonderverhalen en fantasieën. Alleen van den westelijke n buitenrand wisten zij iets meer reeds omstr.^20 y. _C. h ad P 3^heas van Massilia de No ordzeekust verkend. Zoo is ook in den nieuwen tijd de aardrijkskundige kennis van Afrika zeer lang aan de kust blijven hangen. Toen Caesar in 58_v^jC. aan de verovering van Gallie begon, moest hij dit grootendeels en Belgica, het noordelijkste zich naar den Rijn ui tstrekkende der dedeel, bijkans ge heel ontd ekken. Zijn verhaal over de krijgsverrichtingen hier moet in Rome geklonken hebben als voor een kwart eeuw bij ons^de geschiedenis van Emin Pacha in^Aeguatoriaal Afrika. Of hier opvolgden,
;
;
^
Caesar zelf een juiste voorstelling gekregen heeft van den loop der groote rivieren ten N. van Belgica en de woonplaatsen der stam-
men daar,
is
twijfelachtig zijn „Verslagen :
van den Gallischen oor-
log" bevatten hierover mededeelingen, die onnauwkeurig en on-
;
|| | '1
DE VESTIGING DER ROMEINSCHE MACHT.
X
duidelijk schijnen. In de laatste jaren is de meening geopperd, dat dezejiade rhand i n Caesar's werk ingevo egd-ZOTiden zijn ^), maar het blijft de vraag, of men zich zoo die lastig verklaarbare passa-
ges van de hals
Evenmin
mag
schuiven.
als ooit later
vormde destijds de Rijn een veilige grens
voor volkeren, die er achter woonden. In Gallie leefde toen een traditie, dat de Belgae afstamden van Germaansche indringers de inheemsche bevolking verdreven hadden, en enkele stammen ten W. van den Rijn werden nog Germanen genoemd. Vermoedelijk evenwel heeft er slechts een verschuiin ving plaats gehad in een dunne bovenlaag der bevolking de klasse van jjdders en priesters^ diejiaar Cs zegg en in geheel uit het Oosten, die
—
Gallië heerschte^yer een afhan kelijken boere nstand
— en
is
de
cultuur der veroveraars door die van de groote massa der Gallisch-Keltische inwoners opgeslorpt.
Daarop wijzen althans ook
de vondsten in de umenvelden uit het Z.0. van ons land. De druk der O ver-Rij nsche stammen bleef bestaan: Usipete n en Tencteren hadden het noordelijke grensvolk, den
M enapiers
,
reeds
|
"akkers en woningen aan gene zijde der rivier afgenomen in_55 v. ;
C. stroopten zij door het Menapische land (N,-Brabant,_N.-Limburg en het Kleefsche). Caesar verjoeg hen echter vandaar en deed zelfs een krijgstocht over den Rijn om, wat hij als zijn privaat oorlogsterrein beschouwde, van ongewenschte medestrijders vrij te houden. Reeds in het vorige jaar was hij hier operaties begonnen, die evenwel nog niet tot het doel gevoerd hadden. In 53 V. C. onderwierpen de Menapiers zich. Hun zuidelijke buren, de Eburonen, werden grootendeels verdelgd. Twee jaar later kwam aan den heelen Gallischen oorlog een einde. [iTI'^- ^i^J Een halve eeuw geleden hadden Romeinsche legers nog niet ver achter de rijksgrens bij Rhone en Po tegen Teutonen en Kimbren moeten kampen, thans liep die grens langs den Rijn en^eeiLgeweldige^ biifferstaat dekte Italië in het_J^.W._tegeiL_dej2arbaren.
Recht voltooid werd deze echter dadelijk niet, burgeroorlogen verhinderden het. De Rijndelta was nog^eheel-onaangetast^e^leven.
Onder keizer Augustus
(31 v. C.
— 14
n.
j
hun
C), toen het
rijk tot
1) Pro: Klotz, Casarstudien (Leipz. Berl., 1910, 36. Vgl. de Caesareditie v. Meusel, Berl. 1913, bij IV, 10); contra: Koller, Geographica in Casars Helium Gallicum, Wiener Studiën, 1914, 151 vlgg.
DE VESTIGING DER ROMEINSCHE MACHT.
XI
gekomen en weer geordend was, kon de laatste hand aan het werk van Caesar gelegd worden. Gallië was voldoende gepacificeerd, zoodat de legioenen uit het binnenland weggenomen en aan den Rijn gestationneerd konden worden. Rust be waring zou voortaan bijzaak zijn, hoofddoel verovering van een land, d at als een vestingglacis in Germanië vooruit zou spring en. Als voornaamste operatiebasis werd gekozen het e iland der Bata ven tusschen Waal en Rijn. Tacitus wist later nog, dat de Bataven (niet Batavieren!) indertijd uit het Chattenland ( ongev. = H essen) gekomen waren. Wanneer, is moeilijk te zeggen; een benadering van dien tijd hangt af van het oordeel over de echtheid der aardrijkskundige uitweidingen bij Caesar. Langs de Noordzeekust van het tegenwoordige Z. en N. -Holland woonden de Kanninefaten, een kleine stam, welke zich van die der Bataven schijnt te hebben afgesplitst. In 12 V. C. voer Drusus Claudius Nero 's keizers stiefzoon, de opperbevelhebber van het Rijnleger met een transportvloot uit otn de volkeren ten O. van den verstgelegen Rijnmond als zoodanjg__gold_liet_Vlie onder Romeinsch gezag te brengen. De friezen boden weinig tege nstand, maar het verzet der Chauken _/ (ten O. V. d. Eems) en de ondkpten_yooiidekust noopten hem tot Jterugkeer. Nieuwe krijgstochten in verschillende richtingen volgden, nu over land. Doch ook een doorloopende -waterweg naar het N. werd opengelegd. Er werd een aanvang gemaakt met den Drususdam om te verhinderen, dat te veel water uit den Rijn op de Waal afvloeide; de Drususgracht zal Rijn en Vecht met elkaar verbonden hebben bi| de verbindingsplaats tusschen deze twee rivieren verrezen nog onder Augustus de aarden wallen van het castellum Fectio (Vechten bij Utrecht). Later dan die waterweg is ook nog een heerbaa n rechtstreeks naar het Chaukenland aangelegd, dwars do or het veen aan de O. zij de van Drente De h outen brug door het moeras geen uitvinding van de Romemen men kent er i n Ne derland e n N.-Duitschland ee n zeventig ui t vroeger en later tijd was echter reeds 15 n. C. door onvoldoende onderhoud niet recht bruikbaar meer. Drusus stierf plotseling in 9 v. C. zijn broeder Tiberius volgde hem op, maar lei na twee jarei;i van strijd het commando neer. -^ Er waren reeds teekenen, dat de nawerking der gestadige, onstuimige aanvallen begon te verzwakken, toen hij in 4n. C thans Srust
[
,
—
—
;
.'
—
—
;
.
>
DE VESTIGING DER ROMEINSCHE MACHT.
XII
erkend troonopvolger, hier terugkeerde. Krijgstochten, o.a. waren noodig maar in het volgende jaar achtte men het veroveringswerk afgeloopen en de inrichting van het nieuwe wingewest t usschen Rijn en Elb e, G ermania, werd als
ee n tegen de Kanninefaten
,
,
"
hand gen omen. Er is in dit alles
te r
iets van gemis aan zelfbedwang: achter de vooruitgeschoven grenslinie zouden weer nieuwe vijanden staan.
De
van het aangewonnen gebied tot een provincie bleek gn. C. w erd de stadhouder Quintilius Varus met zijn
organisatie
voorbarig,
geheele leger in het Teutoburger
In
Rome
zag
men met
Woud
overvallen en vermètigJ.
schrik, hoe de barrière openspleet en de
Germanen zouden binnenstroomen, veroorzaakte een paniek. De ontsteltenis bedaarde, toen de stammen langs de kust geen neiging tot afval toonden, maar een zekere vrees voor vrees, dat de
het geheimzinnige, diepe Germanië bleef. Augustus heeft zich
beperkt
tot maatregelen
om
verdere
afbrokkeling
te
/
voor-
komen. i5*S!S*'~-^'
D rusus'
zoon Germanicus, van 1^^:3:16 op nieuw beproefde, bewees trouwens, hoe onbetrouwbaafland en volk op zekeren afstand van de Rijnbasis werden. I n 15 drong hij van de Eems t ot op het sla gveld van Varus door, maar h ij kwam ni et eens onvervolgd te rug. Een d eel van het leger moest zich in ^ het Drpntc|rhe mner bij de Verzakte veenbrug door de vijanden heenslaan een axids^jdat van den Eemsmond langs de kust naar de Lauwers marcheerde, werd d oor een sprin^tij overvall en -^ ."" en verdronk bijna. De groot ,fi„y]pDt. die in 16 met een leger aan boord van het Bataveneiland door de Drususgracht naar de Eem^ "
Een
offensief,
dat
;
,
'
werd op den terugweg zoo door ££ii.&tiQam..gj&lei&terd. dat de? troepen, ondanks enkele successen in het veld, gedund en gehavend thuiskwamen. Keizer Tiberius (14— 37] , bedachtzaam als hij iwas, nep, zeker wel minder uit nijd^anuit weerzin tegen al die voer,
L^ '
1"
/
1 krachten verslindende bravoure, [28 de Friezen in opstand
G ermanicus
teru g. Zelfs toen in
kwamen,^mdat de toenmalige
militaire
hun door Drusus opgelegd, onmatig verzwaarde, en de bevelhebber van Neder-Germanië. _j^;_Apronius. onmachtig bleek met de beschikbare troepen hun verzet te onderdrukken, ^aanvaardde hij dit maar jiever als een soo rt on regelmatiglieid. dan dat hij een expeditie ter onderwerping uitzond. Pas onder Claudius (41 ^^, in
Pcommandant, Olennius, een schatting in runderhuiden,
^ "*^
DE VESTIGING DER ROMEINSCHE MACHT.
XIII
Domitius Corbulo hier, zonder moeite, het gedoch zoodra deze aanstalten maakte om ook de Chauken ten onder te brengen, schrok de keizer terug van een onderneming, die hij misschien niet m eer in de hand zou kunnen houden. Corbulo kreeg last achter den Rijn terug te trekken. Zijn troepen, tot vreedzamer werk gedwongen, hebben een kanaalverbinding gemaakt tusschen Rijn- en Maasmond, zoodat men voortaan binnendoor zonder groote omwegen van het Vlie den mond der Schelde bereiken en de moeilijke vaart langs de duinkust vermijden kon. Zonder gevaar kon nu een krijgsmacht spoedig geconcentreerd worden, in he t N. tegen den zeeroof der Chauken in het Z. voor de overvaart naar Britannië, waar thans een veroveringsoorlog in vollen gang was. Nog onder Claudius werd bij Voorburg een deel van Corbulo 's grach t (Arentsburg), aan d en Vliet een eenvoudig castellum opgericht. Er hebben toen meer dergelijke castella in ons land gelegen, maar de plaats dezer vergankelijke bouwwerken van aarde en hout, uijtg ezonderd die van Fectio en ook nog een te Nijmegen is niet met zekerheid aan te wijzen. Hun aantal w as echter zeker niet groot ze waren niet bestemd om een bevolking in toom te houden en de jvrije Germ anen, bij wie men ten onrechte dikwijls een natuurlijke vijandschap tegenover de Romeinen onderstelt, konden hier wel eens lastig zijn, maar werde n niet gevaar zoolang geen aanvallen van andere zijde hen noopten tot Jiijk eendracht en zelfverweer. De strijdmacht, noodig voor een actieve grenspolitie, bestond hoofdzakelijk uit inlandsche hulpcorpsen, fohorten (voetvolk) en alae (ruiterij} Van de vier Neder-Germaansche legioene n, was er geen afgezien van enkele detachementen in ons land gestationneerd, twe e lagen in Castra Vetera (bij Xante n). Een aanzienlijk deel der hulptroepen, uit de inheemsche bevolking gerecruteerd, bleef nog voor den dienst elders 47, herstelde Cn.
zag,
,
—
—
—
—
:
,
.
—
—
(4 a 5000 man) hebben in gevochten in 68 had Nero ze bestemd voor een veld-
beschikbaar acht Bataafsche cohort en :
B ritannië
:
KL
tocht in
men niet
Langs de rijksgrens, wier loop tot aan het Vlie nauwkeurig bepalen kan, werd den stammen van buiten Azië.
geen vrije vestiging toegestaan; t oen Friezen zich daar ergens eigenmachtig n eerzetten Tacitus h eeft reeds nvef hen een/
—
_anecdote, welke aan die van den v rij en
werden
zij
door
ruiterij
verjaagd.
^^st^ nflfriec;"
hprinnerf —j
Oppercommando en
civiel be-
DE VESTIGING DER ROMEINSCHE MACHT.
XIV
bij den bevelhebber van NederGermanië, het noordelijke overblijfsel van wat eens, onder Augustus, de provincie Germania had zullen worden en zelfs dien naam gedragen had. Than s^was het een militai r district, een langgerekte
stuur berustten ongescheiden
—
strooklan gs den Rijn, die B elgica, waar geen troepen lagen evenmin _trouvi^s_als_elders bulten de Komeinsche grensgebieden dekte tegen, ije^ Germane n. Literatuur aan het einde van
§ 3.
De opstand van Julius
§2.
—
Civilis^)
(68
—
70).
In 68 wendde het leger van Opper-Germanie zijn front. De stadhouder van Gallia Lugdunensis V ind^^ x. kwam tegen Nero (54 68) in opstand Ook buiten zijn provmcie en bij andere stadhouders vond hij aanhang, maar door de legioenen van O pper-German ië werd hij verslagen en gedoo d. Kero^venwel ondervond daarvan geen baat, door allen verlaten hield hij alleen den dood als uitweg. Galba volgde hem op, maar slechts met weerzi n erkenden de G efmaansche legioenen den nieuwen ke izer. Een bedenkelijk geval, want i n Germ ariia stond bijna eenderde va n het heele Ro meinschejegen Op Nieuwjaarsdag 69 begon daar de openlijke afval, Aulus Vitelliu s, de bevelhebber van N.-Germanië, werd tot keizer uitgeroepen. Weldra trokken diens troepen voor hem uit
—
^
.
Italië. Hier was Galba reeds in een soldatenoproer vermoord; Otho, door den senaat daarop benoemd, voelde zich het
naar
keizerschap ontglijden, toen zijn leger in de Povlakte teruggeslagen werd, het leven
nam
hij
zich ze lf.
geen tegenstand meer, wel overmoedige soldaten, wien hij moeilijk de baas kon blijven. Bovendien hevige twisten waren uitgebroken tusschen de legioenen en een deel der hulptroepen. Pe acht Bataafsche coh ort en^ juist uit Britan nie op weg naar Italië, waren in den stroom dei^Germaansche legioenen meegevoerd en ha dden dapper vo or h em gevochten maar nu leken ze zoo gevaarlijk voor de eendracht, dat hij z e vnorlnnpj^naar Mainz zo nd. Reeds voordat ze Vitellius
vond
bij zijn
komst
in Italië
,
den burgeroorlog terechtgekomen waren, hadden zij zich trouwens afgescheiden van het legioen, waaraan ze toegevoegd waren. De leegte in de legioenskampen aan den Rijn was door werving in
1)
Vgl. Pauly's ReateacyclopHdie der dass. Altertumsw. 2e dr.,
X
550.
DE OPSTAND VAN JULIUS
CIVILIS.
XV
weer zoo wat aangevuld, ook nieuwe hulptroepen werden gelicht, onder de JBatav en. naar het schijnt, niet zonder hardhei d. Om evenwel dit heele reservoir van krijgslieden in het N. voor Vitellius te sluiten zocht Vespasianus dien de legioenen van het Oosten in den zomer tot keizer uitriepen, ve rbinding met Julius Civilis, aanvoerder van een in het eigen werfdistrict gelegerd Babehalve misschien Pannoniëv taafs ch cohort Geen gewest toch leverde zooveel en zoo gezochte soldaten als juist het land der Bataven ^). Hun zelf was dit zeer wel bekend en ze hielden zich op waarde als later de Zwitsers. Civilis was in Romeinsche legerkringen reeds lang verdacht en gehaa t, maar wegens zijn aanzien onder de zijnen had men aan zijn leven niet durven raken. Het viel hem nu niet moeilijk een uitgebreide samenzwering te vormen onder zij n stamgenooten en de Kanninefa ten. Deze laatsten kozen zelf een hertog, Brinno, en begon nen den op stand. Op onafhankelijkheid was de beweging niet gericht de leus was: aansluiting bij Vespasianus aanvankelijk vertoont ze zich als een muiterij der inlandsche militie tegen de Romeinsche commandanten en als een strijd tegen de vreemde élitecorpsen, de legioenen. Het Jonggxensfhfi .><whort voegde zich bij Civilis, evenzoo de B ataafsch p v^"" ^^bppnarinirig de beide legioenen van Ve tera moesten een poging tot onderwerping opgeven, doordat de Bataafsch e ruiterij overliep; de uit Italië teruggestuurde Bataafsche regi menten^ waarbij ook Kanninefaten, sl oegen zich door naar het Noorden; andere hulptroÊpÊiL. bleken onbetrouwbaar. Weldra was de bezetting van Vetera ingesloten door scharen, wier ge vechtskracht evenwel hun onkunde in de belegeringstechniek niet kon opheffen. Onwillekeurig denkt men aan de afgesneden Engelsche garnizoenen in Voor-Indië gedurende den opstand der .
(
—
.
—
)
—
—
•
;
;
Sepoys.
Dat
Civilis de hulp aanvaard had van enkele Germaanstammen van over den Rijn, gaf aan den krijg nog geen ander karakter *). Maar het bericht kwam, dat Vespasianus in
sche
overwonnen had en de legioenen aan den Rijn beloofden (Dec .69). Civilis en de zijnen moesten hun strijdleus opgeven, doch zij hielden hun gevoel van miskenning en verbittering. Zij zetten den krijg voort, maar zonder duidelijk Italië
hem gehoorzaamheid
^)
*)
Bang, Die Germanen im römischen Dienst Friezen deden van den beginne af mee.
De
(Berl. 1907), blz. 11.
DE OPSTAND VAN JULIUS
XVI
CIVILIS.
De ruwe Germanen, die in toenemenden op kwamen zetten, brachten ook geen politiek
staatkundig oorlogsdoel. getale uit het O.
programma mee. In enkele Gallische grensdistricten echter, waar nu ook het oproer uitbrak, kwam een plan te voorschijn t ot op riditing van een vrijen Gallischen staat De vestinglinie langs den Rijn zonk thans ineen, ook Vetera viel en de daar gelegerde legioenen kochten hun leven voor den eed van trouw aan het (t^^U-iiX^^S /fii euwe Gallische rijk Toch bleef het een strijd zonder uitzicht een ationale beweging kwam in Gallie niet tot ontwikkeling en wat eeds nationaal Gallisc h in den opstand was, stond Ci vilis en .
.
kUenj__die_zi£L_G^nnaajas^^
:
~
vo elden, teg en.
'
vond dientengevolge meer weifeling dan vasthij in 70 op bevel van Vespasianus naar het N. oprukte; de afgevallen legioenen ging en tot he rn over en na _/ korten tijd bezweek het Gallische rijk. Verder diende hem het veijaad. Op zijn terugtocht moest Civilis om Keulen ,(Colonia 3^. Agrippina) heen trekken; de inwoners zelf had den de bezetting van Chauken en Frieze n vermoord. Een slag bij Vetera verloor hij door verraad van een eigen landsman. Zelfs „de'stad der Bataven" (Opp idum Bat avorum, a. d. O.-zijde v. Nijmegen) durfde hij niet houden hij verbrandde ze en trok zich terug achter de Waal, d ie hij door vernieüng van den Drususdam op haar vroegere breedte bracht. Cerialis drong evenwel toch in de Betuwe door en vervreemdde daar door geweld en slimheid de bewoners van Civilis, die nu niet meer dan een bendehoofd was. Wijselijk echter meed hij de hachelijke kansen van een herfstveldtocht in het drassige land tegen een troep desperado's door Civilis de mogelijkheid te laten tot een capitulatie en deze maakte daarvan Pe tilius
Cerialis
beradenheid, toen
9 ;:^
^
;
gebruik. Literatuur aan het einde van
§3.
§ 3.
Vreedzame overheersching
(70
—omstr.
200).
Hoewel in den opstand gebleken was, dat een onafhankelijkheidsbeweging der grensstammen in de breede massa van het sterk geromaniseerde Gallië licht vast zou loopen, en de toenmalige verhoudingen een onderneming der Germanen in grooten stijl
tegen het rijk onwaarschijnlijk maakten, toch
is
in
de grens-
verdediging een belangrijke wijziging gebracht. Dejalandsche
VREEDZAME OVERHEERSCHING.
XVII
corpsenjwer den onder Romeinsche officieren gesteld en het verband tusschen werfdistrict en garnizoensplaats geheel verbroken.
B ata vencohorten
hebben
lang in Britannië gelegen: Passau
(Patayia) heet nog naar het qde Bataafsche coho rt. Later
werd hun nationaal karakter geh eel ontnomen een naam als cphors Batav a wordt een bloote regime ntsnaam Naast de verbrande „Batavenstad" werd misschien overigens aan zulke afdeelingen nog :
.
reeds dadelijk een legioenskamp aangelegd nog in den Flavisch en ;
Val kenburg
Eiin het steenen fort opge richt, dat wij door een e nkele opgraving kenn en ^) ( Praetorium Agiigpinae- ?)-; in het begin der 2e eeuw begon op de plaats van hSfÓuHecohortencastellum bij Voorburg de bouw van een groote tijd |i(7Ö^--q6)| is te
a. d.
legerplaats, welke in de laatste jaren stelselmatig blootgelegd (daarbij
Forum Hadriani
,
t hans
is *)
^
Veur vr oeger For e). ,
De maatregelen voor grensbescherming en rustbewaring
wer..|f
den voltrokken
in een
vreedzaam land ze behoefden ;
preventief te werken, naar het schijnt.
werd aan de Waal
W.
in de laagte, een
bij
Ond^
alleen
maar
Traj^pis (qS—-ii ?)
maar nu meer naar het Ulpia Noviomagus Nij-
het legioenskamp,
nieuwe stad gesticht,
hee ft zijn naam en rerhtpn zeker gekregen tijdens de groote inspectiereis, di e Hadrianus (117 138 ) in 121 jj ndernam en waarop hij de laatst e hand lei aa n de r ege-
megen)
;
Forum Hadriani
—
/
lingjjlgr defensieinJiet N. en de inrichting
stu ur in
Germ ania. Begonnen was
—
van het burgerlijk h e-j
deze laatste reeds onder
Domii
maakte het Romeinsche gebied hier deel uit van een rijk^prnvinrip, Germania Inferior (hoofdst. C olonia_Agr.) voor en na werden de hierin liggende stamm en en* stamgebieden georgajiiseer d als „ civitates" Dit waren districten|/ met een zekere mate van zelfbestuur, geg roepeerd om e en stad, waar de overheid gevestigd was. Waar evenwel „d e opperste ma g istraat van de vitas der Batave n" gezeteld heeft, die zijn naam vermeldt op een nog bewaarden geloftestee n, i s onzek er. De civitas der Bataven omvatte ook de Kanninefaten ende Marsac en Z.-Holla ndsche en Zeeuwsche eil.). In hejLZ. paalde ze aan de G allische civita s~der Menapiers (nu van de Vlaamsche kust tot de Schelde (h oofdst. Cassel, later Doorn ik) aan die de r Tungere n
tianus (81
96)
;
seder t_ca^ 90
:
;
.
r.i
(
,
^)
V. Giffen, Versl. geol. sectie v. h. Geol. Mijnb. Genootsch.,
Hierover in Oudheidk. Med. v. Mus. gen van Holwerda en zijn medewerkers. 2)
GOSSES JAPIKSE.
v.
h.Oudh.
te
II,
176.
Leiden III
—VII de
versla-
2
^
VREEDZAME OVERHEERSCHING.
XVIII
=
Tongere n), wa artoe ook de To xuandriers N, -Brabant behoorden; tusschen Rijn en Maas waarsch. aan die der Trajanensen (hoofdst. Col. Trajana == Vetera Xjprftfp)- Aan de beide laatste grensde in het W. enN.de (hoofdst,
Aduatuca
in het huidige
=
civitas der Agrippinensen (hoofdst. Colonia
De
geschiedenis van dezen tijd
worden
Agrippina = Keul en).
moet bijna geheel opgemaakt
uit archaeologische vondsten.
Daarin zien wij gestold
voor ons liggen de n Romeinschen cultuurst room. die zich over ons land uitgebreid heeft. Hij heeft geloope n over den vruchtbaren grond langs Maas.
dun
Waal en Rijn
tot de
Noordzeekust e n
uitgevloeid over de Friesche zeeklei tot aan de
staatkundige grens heeft
hem
niet gekeerd,
is
Eem s. De
want dat de Romei-
nen na 47 beoosten het Vlie gezag geoefend hebben, daarvoor zijn alleen in Westergo en dan nog geen afdoende aanwijzingen^) gevonden. Gestuit is hij evenwel tegen den schralen g r ond van Brabant en van de Veluwe, en over de I Jsel is hij bijna niet doorgedrongen. Oorlogsgebeurtenissen hebben hem in de 2e eeuw, naar het schijnt, niet beroerd slechts een flauwe rimpeling doet vermoeden, dat omstr. 150 een zekere ongerustheid opkwam tegenover Germaansche buurvolken. Maarjt ot in de jje eeuw lagen Limburg onbescher md, omgeven door eende heereboe rdgrijen voudig hekwerk; ze geiuisen van vrede en veiligh eid. Van algemeene welvaart tevens ? In het rijk nemen dan over het geheel ;
m
,
het financieele draagvermogen en de beschikbare arbeidskracht 'duidelijk af en vermoedelijk lag^okjiier de hand van den j) ro-
cura^OTfi^iJbeJast^^^ai^r) en van den Romeinschen ^f 'm ^iTgeval^wer den~Galiisch-Romeinschen zi tter z waar op de ingeborenen.
—
— ^rootgrondb.e j -
Literatuur Deze is moeilijk los te maken uit die over de Germanen. De klassieke schrijversplaatsen chronolog. geordend bij ^Ri^aS> Das rheinische Germanien rhein.-Gertn der antiken Literatur (Leipz. 1892); de inscripties b ü Riese Das rnanien in den antiken Inschrifte n (Leipz. Berl. 1914). Geschiedenis in Schmid.t, Alhem. Cesch. der ge r tnanischen Völker bis zur Mitte des 6. Jahr h. (Below en MeiHandb., Berl. 1909) waar ook literat. uitvoeriger Schmidt., Geschichte der :
.
necke
;
Stdtnme bis zum Ausgange der Völkerw ander ung (Berl. 1904 vlgg.); K^jyp, Die Römer^in Deutschlan d (2e dr. in Monogr. z. Weltgesch., Bielefeld Leipz.
deutschen 1912).
Behalve de
// '^^i^
.
1)
XVI Vgl.
talrijke, zuiver
HoLWERDA, Het
/_
archaeologische verhandelingen over Nederland: 1910 I, 314); Dez.,
eerste hoofdstuk onzer vadert, geschiedenis (Gids
Voorkomende bij Boissevain, Romeins che steen te Beetgum gevonden (Vrije Fries, Tolsum (t. z. p. XXV, 71. 327) en Vollgraff, Een romeinsche koopacte uit Roos in Mnemosyne N. S. XLVI, 201).
^
ffói.
c>^cx..-<-e-£-,..^»-^
^
VREEDZAME OVERHEERSCHING. Lus dunum Batavorum en Praetorium Asrippi nae
(Bijdr.
XIX Vad. Gesch., IV',
i,
Blok, Brittenburg, ald. 275, 357 en Huizinga, D e Rom. mijlpaal va n Monster, aT3. 362); Bijvanck, L ugdunum Batavo rum (Mnemosyne N. S. XLVI, 341. Vgl.
Beekman, De_Fossa Corbulon is (Tijds. Aard. Gen. XXXIII, 813); HolwerO^pidum B atavorum (Bijdr. Vad. Gesch. V*, 207); Dez., D e stad der Bata ven en de Rom. vesting' te N ijmegen (Leid 1918); Byvanck, Nijmegen in Rom. tijd (BuUrÓudh. Bond, XI, 76, loi). 83);
DA,
De ondergang der Romeinsche macht
§4.
— nde 4e eeuw Inhet_begin der 3e eeuw — brandsporen w (begin 3e
eeuw
ei
).
i jge
n het
uit
— trekt
de verwoesting over het land he t verdwijnen van Romeinsch vaatRo nieinsche munten uit de vondsten bepaalt den termijn. Losse vlagen van roo ftochten of één overstelpende storm van een volk op trek? Zeker wel het eerste. De geschiedenis spreekt hier in ;
werk. en
gebaren. Geen schrijver verhaalt een episode of noemt een naam.
De
Rijnlinie
is
gebroken^de legerplaatsen
bij
Vo orbur g en Valken-
worden verlaten> de/civitas der Bataven opgegeven.
bui;g
.
Burgeroorlogen verhinderden, dat het verlorene herwonnen
werd meermalen dreigde, vooral omstr. 250, een totale ontbinrijk. Pas tegen het einde der 3e e euw, onder Diocle-, tianus (284 305) was de verwarring geheel voorbij. Hij stelde Gal-| Hë, B ritannië en G erman ië onder een eigen caesar. Trier werd resi-| 7 dentie ÜLanger dan een halve eeuw lag dit als eenl?.omeinsche luxe;
ding van het
—
.
.
stad in een fraaie villastreek tu sschen28o en 350 ongev. vertoont de ;
Romeinsche cultuur in Britannië haa r grootst e levenskracht ^) in ons la nd echter en in het aangre nzend deel van België *) is er na de ie helft der 3e eeuw _geejQ_windvrije plek van behagelijkheid en welstand geweest, w aar ze opn ieuw h eeft kunnen uitbot ten. Wat er nog van leefde, bleef als een uitheemsch en steeds meer verbasterend gewas bestaan in steden als in To ngeren, Tr aject um (Maastricht) en misschien Coriovallum (H eerlen), waar een dichtere bevolking en waarsch ijnlijk ook muren beschutting boden. Genoemde steden lagen aan den grooten landweg van Keulen naar zee') aan den Rijn, den wa terweg naar Britannië, waren omstr. 300 Vetera en Noyiomagus /nog (of weer] bezet. Het belang van zulke groote levensaderen voorkwam, dat men het bijna afge;
;
^-
^)
2)
The romanization of roman Britain, 3e dr. (Oxf. 1915), 76. Cumont, Comment la Belgique fut romanisée (Extr. d. Ann. d. 1. Soc. d'Archéol. Haverfield,
de Brux. XXVIII) 106. ') HQlssrda, De _Goudsberg bij Valkenburg (in De Katakomben, Bussum Kurth Lajrontière linguistique en Belgique (Bruss. 1896) I, 545. .
z.j.);
i
^
,^
,
'^>
,j
C^"^
f^'^-
DE ONDERGANG DER ROMEINSCHE MACHT.
XX
storven deel van het rijksorganisme volledig amputeerde. Of het echter tot op dien tijd steeds gelukt was den Rijn
vrij te
houden,
Met een geweldigen stoot tenminste heeft de cae s ar Constantius C liJorus (293—-306) het land tusschen Waal en Rijn opengebmkerLvan^^'^S^ff^ënestelde bewoners Franken word en zij genoemd bracht hij een deel naar ontvo lkte plaatsen i n zijn rijk over Ook een aantal va n de Ch a mave n (in de Graafschap) en van de Friezen werden op gelijke wijze t ot rijkson derdanen gemetamorphoseerd. Zeker een heele opreddering maar uitteraard geen afdoende. Later althans bevrijdde Co nstan tius weer de Betuw e van een troepjbinneng evallen Germane n en hij liet nog werk genoeg over voor zijn zoon Constantijn (caesar 306 '23; k eizer 323 '37 ). T^ee op een expeditie gevangen is
twijfelachtig.
—
—
.
;
—
—
"Franki sche konin gen
liet
deze in het circus te Trie r vo or de wild e
beesten werpen; eenige jaren daarna sj:qi^
bond van Chama ven
en
moedelijk echter bleef
^
Tubant en ^e1
hij bij zijn
hij te
r^iet
^'^
velde teg en een ^vt^^^^It
Ver-
tochten buiten ons land.
Doel van den strijd was nu iii£j;,meer het vestigen van gezag jmaar he t wekken van ontz ag te neinde den doorgang naar Britannië te b eveiligen. Nog Constantijn h eeft de defensielinie verk ort: Noviomagus en Vetera, en ook de kleinexastella uit het vestingcordon langs den zuidelijken landweg w erden ontruim d. Garnizoenen
I
i
f
vrij
ver naar
't
Z. gelegerd, grootendeels uit
Germanen
zelve gere-
cniteerd, moesten door een actieve verdediging het deltagebied
der groote rivieren passeerbaar houden. niet
;
in 358 moest de caesar Jn1[arm<;
Op den duur
(3:^:^
'(St;
lukte het
Vpïypr 367
—
'63)
met geweld de doorvaart naar Britannië mogelijk maken. De Chamaven wierp hij over den Rijn terug, de Salische Franke n liet h ij won e n in de Betuw e en naaFHet schijnt o^ reeds in Toxu-
weer 1,
andrië (N. Brabant). Niet alleen het land, ook de zee vereischte e en veiligheidsdienst. O pistr. 28 5 worden de Franken een enkele maal alszeerooyers ge -
n oemd Ze zaten blijkbaar tot aan de kust. Door verhuizing? Me n mee nt wel, dat d e Salische Franken in dezen tijd door d e Saksen ui t Sallan d over de IJsel gedrongen zou den zijn. Een an.
is, dat deze Saliër s niet anders geweest zijn dan ee n stammengroep waarin oo k Bataven en Ka nni nefaten op gen omen zijn Ter zee konden ze in beruchtheid geenszins de Sakse rs evenaren, die t ot in de 6e eeuw voor Europa
dere, waarschijnlijker onderstelling
,
.
DE ONDERGANG DER ROMEINSCHE MACHT.
XXI
Noorma nnen zouden worden. Het Saksen het piratenbedr ijf, dat_de_Chauken vroeger op bescheiden schaal uitgeoefend hadden, op grooten voetji ebben gebrac ht. De werke liikheid zal zijn, d at de ChaukèH f en hun buren aan de Holsteinsche ku st, thans ook met een verza j m einaam als Saksen aangeduid, zich meer algemeen waren gaarji toeleggen op wat hun voorvaderen in min gunstige omstandighe-{; """^ den zoo nu en dan eens bij de hand gehad hadden. Ook de oostelijke bewoners van ons land, wier cultuur in de 4e geweest
eeuw
zijn,
wat
later de
wel, of de
schijnt
dan wel Saksen. Aansluiting, of i mmigratie uit hetO. ? Verder dan tot een vraag komt men in dezen niet. Aant rekkin gskracht hadden deze streken zeker weinig; die bezat slechts het rij k. Daarb innen was ondanks achteruitgang en verwarring nog "deel te krijgen aan luxe, aan een relatieve zekerheidjvajL±>£staan en aan de eenig legitieme staatsmacht van het eeuwige Rome daarbuiten was het moeiza me, zor gelijke leven van den „barbaar". En dit dreef de Germanen om dienst te neschijnt te verkleuren, zijn
;
men in
de
Rom.
legers of plundertochten te
beproeven in het
l^ I
rijk.
Vele z.g verhuizingen zijn niets geweest dan ondernemingen va n .
benden avo nt uriers^ Doch ook zelfs d e afgetrapte ran d van het had voor de Germanen iets men vond er pntgonnen lan d. Bij dit land dachten zij zich de bewoners, die het zouden moeten bebouwen, en den horno fraiisiia,,- den vrijen Frajik, vindt menja^ ter dan ook in zijn rijk wonen niet als de gemeene man, maar rijk
als
:
een aristocraat. Literatuur.
• .
Behalve de werken van Riese en Schmidt Koch, De oorlogen door :
Vad. Gesch. IIP", i) S. Muller HzN., De civitates van Gallie (Verh. Kon. Ak. Afd. Lett. N. R. 11^); ScHRÖDER, Die Ausbreitung der salischen Franken (Forsch z. deutschen Gesch. XIX) en Die Herkunft der Franken (Hist. Zs. XLIII, i); Krom, De populis Germanis antiq uo tempore patriam nostram habitant ibus etc. (Leid. 1908); Lot, Les migrations saxonnes en Gaule et en Gr. Bretagne du II Ie au Ve
keizer Julianus den Afv. in de Nederl. gevoerd (Bijdr.
siècle
{Rev. Hist.
CXIX,
i).
;
__^
DE NEDERLANDEN ALS DEEL VAN HET FRANKISCHE eeuw
(7e
—begin
RIJK.
loe eeuw).
Voor geschiedbronnen van den volgenden tijd vgl. Chevalier, Répertoire des sou du moyen dge: Biohihliographie 2 dln. (2e dr. Par. 1905, '07), Topobiblio-
ces histor.
graphie
2 dln.
(Par.
1894
2 dln. (2e dr., Bcrl. 1896)
;
— 1903);
Potthast, Bihliotheca
Wattenbach,
historica medii aevi,
Dcutschl.'s Geschichtsquellen
im MA.
b. z.
Mitte des 13 Jahrh. 2 dln. (I 7e dr. Berl. 1904; II 6e dr. 1894); Molinier, Les sources de Vhistoire de France des origines jusqu'aux guerres d' Italië, 6 dln. ( 1494, Par. 1901 '04); De Wind, Biblioth. der Nederl. geschiedschrijvers I ( 1648, Middelb. 1835); S. Muller Fzn, Ltjs/ f. Noordnederl. Kronijhen (Werken. H. G., N. Reeks XXXI, Utr. 1880). Voor historiographie over Utrecht en Holland tot begin 14e eeuw Coster, De kroniek van Joh. de Beka {UtT. 1914), hfdst. I; voor Friesland Bolhuis v. Zeëburgh, Kritiek der Friesche geschiedschrijving,
— —
—
ie ged. ('s-Grav. 1873).
I.
Onderwerping van de Friezen en de Saksen (einde 7e eeuw—begin 9e eeuw).
In het begin der 7e eeuw strekte zich
Maar
als eertijds
een groot
rijk
het Frankische der Mero vingen, op het vroegere. ^Jiii een staat, h oogst eenvou dig van structuur, zond er veelsoortige organen e n n iet bijjnac hte de iiiwoners als eenjevensgemeenschapjte omvatten een rijksgezag, dat veel meer heerschte dan regeerde, bijna niet regelde doch haast .alleen op storingen reageerde een gering aantal staatsdie naren, ^ grootendeels analphabeten in een kring van grootendeels analphabeten en dientengevolge met schriftelijke bevelen niet bereikbaar, / door de slecht e verkeerswege n buiten geregelde-Controle, ongesalarieerd, doordat de omloop van geld sterk verminderd en algemeene geregelde belastinghefiing nu onmogelijk was, doch beloond met grondbezit en met voordeden, die zij voor hunne ambtshandelingen zelve inden. Het Frankische rijk lag bijna geheel bin nen oud Rome insch gebiedTPe veroveraa rs Hadden dit in ontredderden t oestand overgenomen en wat daarin toen nog eenigszms gaaf was aan instellingen en beschaving, was nu gebroken of misvormd. Onvermogen, geen onwil, want evenmin als de andere Germanen hadden de Franken het Romeinsche rijk gehaat en nog leefde bij de weinigen, die over eigen tijd en omgeving heen konden zien, bewondeitot in ons land uit.
rijk
dit,
lleek weinig
:
;
•
ONDERWERPING VAN DE FRIEZEN EN DE SAKSEN. ring voor die oude wereld, welker omtrekken aan
XXIII
hun geestelijken
horizon vervaagden;
Hier in het N. was de Rom. overheersching te vro egafgebroken dan dat men er een sterke nawerking van zou kunnen bespeuren. Alleen de kerk stond nog, hoe dikwijls haar jonge loof ook afge-
op de wortels, die zij in den Rom. tijd geslagen had. De civitas der Tongeren leefde nog voort als bisdom slechts was de Tongerensche bisschop in het veiliger Maastricht gaan wcnen, vanwaar hij omstr._2go n aar Luik zou verhuizen. De oude civitasgrëns scheidde dit bisiïoin nog in het O. van dat van Keuvroren mocht
;
len,
,
/
zijn,
'
—
/
m
de vroegere civitas Agrippinensi s, in het JW. lang s het bisdo van de oude civitas der Nervie rs. Het bisdom
Do ornik-Noy on was nog het geographisch evenbeeld van de civitas der Menapiers.
De kerk had zich zelfs
buiten deze civitates eenigs-
aan de Noordpunt van het Frankische
rijk,
in
Trecht (Traiectum, Utrecht), stond een kerkje, dat onder Keulen gesteld was.
I
Maar voor het einde der 7e eeuw was deze kerkelijke voorpost weer opgegeven. De expansie der Friez en, die maakte, dat het gebied van het Friesche recht zich langs de kust later uitstrekte tot aa n het Sincfal (Z win)^ had zich hier ook doen gevo elen. Toen in 690 de Angelsaksische prediker Wülibrord overkwam om te zien, of de zending onder de Friezen misschien iets beloofde, had hij in Trecht een s amenspreking met den Frieschen konin g. Radbod ( niel I Radboud !)i Een omkeering was echterreeds aanstaande. In 687 was Pippijn de Middelste ^) hof meier van het heele Frankische rijk geworden en Radbod had de kracht van den nieuwen regent al gevoeld nnóSg had deze hem slag geleverd bij Dorestad. In 695 had hij
.
van Het kustland zooveel veroverd, dat iiij Wiilibrord door paus Sergius meende te kunnen laten wijden als aartsbisschop onder de Friezen en hij kon hem de nu weer Frankische burcht Trecht als zetel en middelpunt voor de ontworpen kerkprovincie aanwijzen. Zijn zoon Grimoald trouwdejnet_een dochter van Radbod ~^l^__^Jt^ .
Doch
714 werd^Grimoald door een heidenschen Fries in de St. Lambertskerk te Luik vermoor d en in hetzelfde jaar overleed PippiJTT. Ht[, de hofmeier; dièTèTtêïijk de koning geweesFwas, liet in
Niet Pippijn van Herstal. De bijnamen „van Landen" en van „de Korte", aan grootvader en kleinzoon gegeven, zijn eveneens onhistorisch. De schrijfwijze Pepijn voor Pippijn is fout. *)
zijn gelijknamigen
^
,^!t
K amerij k-Atrech t zins uitgebreid:
•
U^vU-^^*^ i
^^^ ^^;
,
js^*"*^
^ \ i*'"^'
XXIV
ONDERWERPING VAN DE FRIEZEN EN DE SAKSEN.
een illegitieme heerschappij na en ee n^onechten zoon, Karel^ 4en later zg. Karel Martel In den burgeroorlog, die nu volgde, leek .
gaan, wat door verovering en zending in gewonnen was. J^dbod vocht met Karels vijanden m ee en Willibr ord moest zi jn ^arbeidsveld verla ten. Maar in 719 had Karel (719 741) zijn vijanden binnen het rijk overwonnen en Radbod stierf; Willibrord kon naar Trecht terugkeeren en zijn werk hervatten. Hoe ver het Frankische rijk zich toen in Friesland uitstrekte, is niet met zekerheid te zeggen vast staat, dat na alles verlo ren te zullen
Friesland
—
;
een overwinning, die Karel in
7.^4 bij
de jBoorne behaalde op Frie-
B u bo. de grens langs de Lauwers lag. Bubo, een zoo n van Radbod ? Wij weten het evenmin, als wij kunnen zeggen, of de_Aldgils, die kort voor Radbod als koning der Friezen genoemd wordt, zijn vader was. U it vertelzucht en Frieschen stamtrots is vele eeuwen later een heele woekering van verhalen opgeschoten, die zich vastgehecht heeft aan Radbod, aan Aldgils, van wien wij geen enkele regeeringsdaad kennen, en aan reeksen van andere vorsten, wier namen zelfs verzonnen zijn. Een nakomelingschap voor Ra(ibodjsji^g^oj)Jxet^ einde d er iqe ee uw niet veel vernuft sam engesteld uit ee naantal jiiet^wel te dateeren zen onder hun „hertog"
gra vennamen
^).
Het
zijn alle in genealogisch opzicht zeer ver-
dachte typen. Hoe arm de wereld geworden was, blijkt uit de oudste beken de^ een aartsbisdom is he t \ schenkingsoorkondevoor_het_bisilom niet_geworden
— onde
—
r
de Friezen van
72^ Het
krijgt
van den
meier in eigendom de burcht Trecht en Vej^hten, het eene vrij ^(^T^t-t>*^ 'y^ hof zieker de in verdedigbaren staat gebrachte overblijfselen van een
//
>
!MjJm>
•
Romeinsch castellum, het andere Romeinsche bouwvallen. De_ met haar barbaarsch, bijna onverstaanbaar Latijn is een taairuïne. En zij, die het bisdom in stand moeten houden en uitbféïden? Een klein getal uit Engeland overgekomen zendelingen, misschien met eenige inlandsche helpers. ^ Het Frankische rijk was heel wat slechter uitgerust om vreemde volkeren te onderwerpen en te beheerschen dan vroeger het Romeinsche, maar het stond t egenover een verw anten Germaa nschen stam. Het had weinig in zich, dat drukken of afschrikken acte zelf
konT^géen knellend staatsverband, weinig lasten, geen kapitalisti1) Jaekel, Die Grafen von Mittelfriesland aus (Goth4, 1895).
dem
Geschlechte König Ratbods
.
u
ONDERWERPING VAN DE FRIEZEN EN DE SAKSEN.
XXV
sche organisaties om een overwonnen bevolking uit te buiten, niet de laatdunkendheid eener hoogere beschaving. Alleen bezat de
was een nationaal bez it. Wie niet in den eenig waren God geloofde, was zondig; wie het beste versmaadde, wat het rijk hem brengen kon en moest, zich stelde buiten wat daarin duidelijk de geestelijke gemeenschap vormde, was rebel. Eigenlijk ontleedt deze redeneering, wat de toenmahge mensch niet splitste en men kan kerkelijke en staatkundige geschiedenis niet scheiden in een wereld, w aarin de doop te goede r trouw aanvaar d werd als teeken van onderwerping en een hei densch offermaal gestr aft als een samenzwering Hard zijn Christendom en heidendom overigens in Friesland niet op elkaar gestooten het volk is ten slotte door de missie en niet met het zwaard bekee rd. De vermo ording van Bon ifatius in,] 754 (niet 755 !) bij Dokkum was ee n incident^ geen bewijs van aKl staat het Christendom,
dit
|
\ '
.
;
gem eene
,
halsstarrigheid.
Onder Pippijn den Jonge (ho f meier tot 751 daarna tot 768 koning) en ook nog een tijd lang onder Karel den Groote (768 814) ,
—
bleven in het N. de Lauwers, verder naar het Z. de IJsel feitelijk rijksgrens. Enkele zendelingen, die zich daarover waagden, ^il lehad^ die in Thrianta (Drente) d oordrong en Liafwin (LebuiLflUs) die tevergeefs vlak over de rivier, t e Devent er, e en kerkje in stan d .
trac htte te houden, verspilden
hun geloofsmoed. Beider pogingen
op de Saksen nog volkomen af. DeSaksen, of tenminste een degl van hen, schijnt r eeds inj|e_^g eeuw door een Frankisch koning schatplichtig gemaakt te zijn bij
tot bekeering stuitten
;
deofficieele annalenschrijvers der 8e
eeuw heeten
zij
opstandelin-
maar er wordt aan toegevoegd, dat opstand bij hen gewoonte was. De geschiedenis van hun definitieve onderwerping en bekeering ziet er heel anders uit dan die d er Friezen Zij waren zoo goed als geheel vrij geblev en van onmiddellij ken en middellijken Ro meinschen cultuurinvloe d sedert een paar eeuwen was hetzeeva- i rend gedeelte weggezwermd naar Britannie en, vergroeid met het | land, zaten de anderen nog op een massief stuk van het oude Ger- f
gen,
.
;
manie, eenerzijds naast het minst beschaafde deel van het Franrijk, aan den anderen kant, langs de Elbe, naast het donke-
kische
midden van Europa, waar primitieve Sla venstammen huisden. Alles, ook het heidendom, was bij hen rauwer, echter gebleven dan verder naar het W, en Z. Een zeker staatkundig verband bere
/
i
i
yLJ^
f^^^iM ^'l^^'Vi
/C^-"
/C-^u-C ^'
'
,^
^^
.>^^
ONDERWERPING VAN DE FRIEZEN EN DE SAKSEN.
XXVI
stond tusschen hen wel ^), maar toch heeft Karel de Gr. nooit het gansche Saksenvolk tegenover zich gehad. He t gebrek aan samenT^ang v^minderde_lmn_wgerstandsTa-acht, doch maakte hen te-| vens moeüijker grijpbaar: nu eens was hier dan daar het middel-
punt van het verzet. Opmerkelijk blijft overigens, dat een rijk als dat van Karel den Gr. zich zoo buitengewoon heeft moeten inspannen om een zooveel
verdeeld gebied te veroveren, nu een nationale
kleiner,
weerzin blijvende spankracht gaf aan het verzet. In 772 de eerste krijgstocht
Ee erban
,
;
d.
in 1.
804 demping van den laatsten opstand Maar de vrije, weerbare mannen, was een .
de militie van de
plomp oorlogsinstrument,
^^chikt om mee
te
vechten of een
streek te verwoesten, doch on brnikbi^ ar voor een geregeld e bezettingi
Voor de inrichting van een Frankisch bestuur, dat het open-
bare leven eenigermate binnen zijn mazen kon houden, ontbraken
personen en middelen, Karel had wei nig anders dan b oerenen van deze heeft hij vele als kolonisten naar Saksen overgeplant in ui;
terste gevallen voerde hij, gelijk reeds de
Oudtestamentische koningen, deelen der inheemsche bevolking weg naar zijn eigen land. Het voornaamste middel tot ass imilatie was het Christendo m.
Het
is
ingevoerd, soms
met harde hand: een
een koninklijke verordening,
m i
stelt
capitulare, d.
i.
op moedwillig vleeschge bruik
de groo te vasten de doodstraf.
Het verhaal der krijgsgebeurtenissen van den oorlog tegen de Saksen, zooals wij het uit de geschiedbronnen kennen, gaat langs
onze vaderlandsche historie heen het centrum van het verzet lag bij he t :
steeds dieper in Saksenland. Misschien heeft de Huneschans
,A-^
omwonen den Franken Voor het overige zien wij slechts, hoe de grens in Friesland naar het O. wijkt. In 780 werd Wülehad weggeroepen naar Saksen en zijn opvolger Liudger kon van Dokkum uit over de Lauwers gaan werken. 111 784 evenwel sleepte een opst and d er Saksen Friesla nd tot aan hetVlie mee Liudger moest vluchte n. Maar de Friezen volgden slechts en een reeks van veldtochten tegefi de^alcseïnTrryx/j pr» 'X5"T^H^pn rpet^n'^foj: hunne ondërwerUddelermee r toen
als to evlucht
bij
gediend
een bendenkrijg den
').
;
^)
Hof meister Die Jahresversammlung der alten Sachsen zu Marklo, Hist, CXVIII, 189. Niet den Saksen als Holwerda in Med. Mus. v. Oudh., III, i, VII, i. De Veluwe
Vgl.
Zeitschr. 2)
was Frankisch.
ONDERWERPING VAN DE FRIEZEN EN DE SAKSEN. XXVII we rping. In 786 kree g
Linrlgpr officieele o pdracht tot kerstening
van Hugmerchi, Hunsego, Fivelgo en Eemsgo (naastelkaar van W. naar O.) en hiermee was hij bezigtot^gj^ Toen verplaatste de koning / hem naar Saksen. Hij wer d de eerste l)isschop van Mnr^tpj maar op | een kaart van de kerkelijke in^ëéling tot 1 5? o leest men van een
1
voortbestaande hartelijkheid tusschen zendeling en nieuwbekeerden. Tot zoolang heeft Friesland tu ssch en Lauwers en Eem s (met Achtkarspelen) onder Munster behoord een administratieve won;
derlijkheid,
wa nt
het bisdom Osnabrück scheidde het Friesche en
i
.
j
1
\
het Saksis c he deel der dioecese vand en.
Öok
het bisdom Utrecht kr^fg rm
^^
y.ijn
grpnypri
De
beantwoordde niet aan den opzet het bevatt e maar_een deel va n Frieslan d (vanSincfal tot Lauwer s) voorts de omgev ing c\pr hnnfdstad en Teisterbant (tusschen Maas en Lek), de Frankische Betuwe en Veluwe, benevens het S aksische S alland, Twente en Drente (waarbij het Z.0. van het tegenw. Friesl., het later z. g. schoutambt Vollenhove en %npingpn mpf hpf yg Onorfr^t), :
,
Zeer verspreide losse mededeelingen, vooral in de uitgaven der Mohist. (Aangehaald als M. G. Hann. Berl. sedert 1826) en wel in de afdeelingen Scriptores (S.S.), Rerum Merovingic. Scriptores (Rer. Mer. S.S.) en Diplomata (DD.) en in octavo uitgaven dei Scrtptores Rerum Germanicarum (8°). Men vindt het meest in de Continuationes v. d. zg. Fredagarius (Rer. Mer. SS II 168), en in het Lib. Historiae Francorum (ald. 215); in de kleine annalen M. G. SS. I, de Annales regni Francorum et ann., qui die. Einhardi (8° 2e dr. 1895) en Einh.a.rd's Vita Karoli Maeni (8°, 6e dr. 1911. Over het onderling verband der Literatuur
:
numenta Germaniae
u
%
bronnen
il laatste ï
;
,vgl.
Halphen, Revue '
histor.
CXXIV,
52,
CXXV287, CXXVI,
271); Diplomata Karolinorum I (M. G. DD. 1906); Böhmer-Mijhlbacher, Die Regesten des Kaiserreichs unter den Karolingern, sdln., (751 911, 2e dr. Innsbr.
—
—
1899 1908). Voorts heiligenlevens en dgl.
Germ. VI,
Berl. 1873);
Beda,
:
Alcuin, Vita
S. Willibrordi (Jaffé, Bibl. Rer.
Hist:~eccles. gentis
Anglorum,
2 dln. (ed.
Plummer,
Oxf. 1896); VitaeS. Bonifatii archiep. Mogunt. (8°, 1905); Liudger, VitaGregorii ahbatis Traject. (M. G. SS. XV, 63) ; Vitae S. Liudgeri (ed. Diekamp, Geschichtsq. des Bisth. Munster IV, Munst. 1881); Vita S. Willehadi (M. G. SS. II, 378). Voor Utrecht (en Holland) Beka, Chronicon ( 1358) en Heda, Historia epis-
—
:
coporum uürajectinensium
— 1524.
Beide uitg. d. Buchelius, Utr. 1643). Drie oudere kroniekjes Bijdr. en Med. H. G. XI, 460 (uitg. d. S. Muller Fzn, waarvan één, Annales S. Mariae ( 1277) ook M. G. SS. XV, 1298). Algemeene Geschiedenis: Mühlbacher, Deutsche Geschichte unter den Karolingern (in Bibl. deutscher Gesch., Stuttg. 1896); Kleinclausz, L" empire (
—
Carolingien, ses origines
Kerkgeschiedenis
et
ses transformations (Par. 1902).
Hauck,
Kirchengeschichte Deutschlands I, II (3e en 4e Leipz. 1904, ^12); Moll, Kerkgesch. van Nederland voor de hervorming I {Utv. 1864). Kerk. en staatk. indeeling: S Mitttfp ^7^, Bronnen v. d. gesch. der kerk rechtspr. i. h. bisdom Utrec ht ^^ (Oude Vad. Rechtsbr. II 17, 's Grav. 1915); :
dr.,
.
V.
D.
Bergh, Handboek der Middelned. geographie
Uj^ech t: Gosses, Merow, Verae^ueratuur
en
Knml
in de meeste der
Tltrfc.fjt
(2e dr. 's Grav. 1872). (Bijdr Vad. Gesch. IV» 209).
boven genoemde werken.
//
,
voltooiing
'"'
/
/
.„^'-'•
'
^ j^ */,
r,.
/,
j
STAATS- EN RECHTSINSTELLINGEN
XXVIII
§ 2.
Staat- en rechtsinstelling van het
Karolingische
rijk.
Eenigen kijk op de verhoudingen onder de stammen, die hier aan het rijk toegevoegd waren, geven een_paaX-~Yolksrechten, de Lex Frisionum en de Lex Saxonum beide waarschij nlij k de eerste aWians^in. hoofdzaak op schri ft ges teld gedurende den rjksdag te Akenin 802. Blijkens deze rechtsbronnen behoorden ^ )ij Friezen en Saksen tot de volksgemeente edelen, vrijen en liten. De laat sten waren aan vrijheidsbeperkingen onder/ worpen en tot diensten verplicht aan hun heeren, maar hun lasten hoewel verschillend, waren vast bepaald en over het algemeen niet V^waaA Buiten het volk stonden die onvrije n, wier Latijnschebenami^ng (ma ncipiu m. s eryu s) men met het woord slaaf mag vertalen, indien men daarbij maar niet denkt aan volstrekte rechteloosheid ^). Velen toch hadden een hoeve van hun heer tegen bepaalde diensten of opbrengsten in gebruik ze konden eigendom verwerven en vervreemden, maar daar over niet door e rflating beschikken. Bij d e Fra nken ontbrak ee n geboortead eLHëFSalische volksrecht, de ^ex.Salica die misschien uit denlijd van^koning Chlodowech I (Clovis 481 511) stell igjiog wel uit d e 6e eeu w dateert, ke nt dien niet meer Maar uit de aanzienlijken van 's ko -^ nings gevolg zijn hooge ambtenaren en kringen der grootgrondbezitters, die door elkaar liepen, had zich hier weer een nieu\ye | aristocratie g evormd. ^^-1 In de hier genoemde volksrechten was slechts een deel neergelegd van wat onder het volk als recht gold. Een wetgevende macht, die recht schiep, was voor het algemeen besef eigenlijk iets onbevonstaanbaars. Recht was er, het kong iden („vonden isse" nis) engeu it. maar niet gemaakt worden Toch vaardigde de koning verordeningen uit, „capitularien", maar deze waren alleen de uit drukking va n zijn heerscherswjl, tenzij hij ze vaststelde in overleg en
—
,
—
(
;
,
—
,
.
,
-
^m
=
.
instemming van hen, die geacht werden het volk
te
vertegenwoor-
— voorzoover het hun louter instructies voor ambtenaren waren — bevatten digen. De^^ovejigg_capitula£ie5L echter
in
niet
straf-
hun verderen inhoud, ook veelal aanvu lwijzigingen van het vol ksrecht. Of ze daarin zouden
bepalingen, of soms door linge n of 1)
Vgl.
Dopsch., Die Wirtschaftsentwicklung der Karolingerzeit
1912, '13) II
§ 8.
2 dln.
(Weiiuar
VAN HET KAROLINGISCHE
XXIX
RIJK.
do ordringen, h ing af van hun aannemelijkheid en van de feitelijke macht des konings en van zijn ambtenaren, Tot zoo lan^ konde n zij
— dat beteekent dikwijls keu— d wangmiddelen gehandhaafd worden niet door rechtsv
alleen door administratieve
rige
wille
er-
:
volging
— of het moest z
ijn in
het koninklijk hofgerecht.
Daarvoor waren onbruikbaar de landgerechten. De koninklijke ambtenaar, de graaf, had er in dezen tijd de leidingvan en hij executeerde de vonnissen; gewezen werden deze evenwel door het ter terechtzitting vergaderde volk.
De
pers onen zich te laten uitspreken,
onmogelijkheid
le idde
om
zoovele
er toe, dat het „vinden"
van het „oordeel" aan enkele ge rechtsgenooten opgedragen werd, wie£uitspraak doo r de overigen, den „ommestand", gelaakt o f goedgekeurd werd. Reeds had men bij de Franken vrij alge meera vaste oordeel vinde rs, die door den graaf benoemd werden, zg.l schepenen, maar deze verandering was in ons land tusschen en ten N, der groote rivieren niet ingevoerd. Onder de Frieze n werden de functies van de schepenen later wa arge nomen door een rechtskundig volksambtena ar, den „ asega" (lett. rechtze gge r).
De
verplichting
„dingplicht", die
om
op
de rechtsvëfgaderingen
alle vri e ni,annen j
en
bij te
wonen, de
bij Friezegi^ erL^afc^f^T»
miss(Aiefl_^^jjP^jigJit£iL lustte werd onder Karel den Gr, beperkt tot de zg. „ echte" o f „'^geboden dingen ". Van deze werden ,
van het graafschap („honderdschappen", de Saksen „goën") drie per jaar gehouden door den graaf, die te dien einde driemaal 's j aars zijn ambtsgebied rondreisde. Daartusschendoor konden nog andere zittingen gehouden worden, „on g eboden ding en", die, als er zaken van minder gewicht behandeld werden, 's graven persoonlijke leiding niet vereischten. Hij kon zich daarop laten vervangen door zijn ondergeschikte, den schout. Vervolging van overheidswege voor een misdrijf kende me n niet. De rechtspraak w erkte slechts op ver zoek van den klager die voldoening of schadeloosstelling wenschte er was geen principieel verschil tusschen een klacht over een verminkt lichaamsdeel en bijv. die over een onthouden erf portie maar een misdadige r had pók den volksvrede geschonden en moest daarvo or, als iets bijkomstigs, een vredegeld betalen. Dit nu kwam thans den koning toe evenals het goed van een beklaagde, die wegens rechtsweigering of om de zwaarte van zijn misdrijf de bescherming van den volksvrede en daarmee zijn eigendom verbeurd had. Eerst er in elk onderdistrict
bij
— —
,
,
•
XXX
STAATS-
EN RECHTSINSTELLINGEN
evenwel diende daaruit de klager voldaan te worden. Ijspraak
De
recht-
t^ duidelijk het mjddd om den j)articulier van eigen-
is
_
^Imachtig pogen
om wraak
en voldoening te erlangen af_te doen altijd: de overheid kon veete en eigenrichting min of meer beperken, geen macht had zij om ze overbodig te maken en uit te roeien. In de practijk gelukte dit geenszins
zien.
Als koninklijk ambtenaar riep de graaf ook den heerban op en
was
aanvoerder van he^^raafschapscontingent. De heerbanwas een zware last, vooral onder Karel den Gr., toen het
hij
plicht
en onophoudelijk in oorlog was. De opgeroepenen werden meermalen voor langen tijd aan hun werk onttrokken en moesten zelf voor uitrusting en verpleging zorgen. Op het einde van zijn leven zag de koning zich genoodzaakt om verrijk zich zeer uitbreidde
lichtingen toe te staan een capitulare schrijft voor, dat voor expe:
j
I
I
na ar Spanje of tegen de Avaren in Frieslan d slechts de zevende man zal behoeven uit te rukken. Behalve de zorg voor de rijkskerk die voor de justitie en oorlogszaken, het was reeds een regeeringstaak, waarnaar sommige Frankische koningen meer reikten dan dat zij die hadden. Toch dities
trachtten de Karolingen naar meer.
^ ^
Zij eischten voor zich o p het door vroegere koningen verslingerde muntrech t, uit oefening e n verleening van het recht om markten en tollen te stichten, de publiejke land- en waterwegen, heerlooze bosschen met hun hout en Z^wild, groTuj^zonjjer aanwijsb aren eigenaar en open visch watere n kortom zij wilden doen ontstaan „regalien " munt-, tol^ en markt-
^
1/
,
:
weg- en stroojnregaal, bosch- en jachtregaal, een grond- en een vischregaal. Het waren nog maar beginselen misschien was on der Karel' den Gr. allegii het mu ntregaa l nog maar een algemeen geëerbiedigd koningsrecht. Een recht, als andere regalien door regaal,
:
hem
zeker bestemd
om
voordeel op te brengen,
maar ook om ten
bate der algemeene welvaart beheerd te worden.
Doch reeds in de 9e eeuw, als het begrip regalien zich gaat zetkomen teekenen, dat de koning de daaruit voortkomende macht en rechten niet vast zal kunnen houden. Aan zienlijken krij gen recht tot muntslag of^nig ander deel der reg alien. Soms was ten,
het zuiver gunstbewijs, steeds meer echter de behoefte aan geld of
hulp; en veel wat door wijziging van staatsrechtelijke begrippen tot koningsgoed geworden was, kwam zoo weer stuksgewijs en uiterlijk
omgestempeld opnieuw onder de menschen.
VAN HET KAROLINGISCHE
XXXI
RIJK.
Niet slechts op bepaa de goederen e n rechten, ook op bepaalde l
menschen waren df Vnningpn c\e. hand gaan leggen. Onder de Karolingen heeft de kroon over het geheele rijk verspreide lieden van den ko ning levenslang trouw hebben beloofd en op zijn verzoek steeds te zullen dienen en helpen, terwijl hij zijnerzijds heeft toegezegd hen te zullen verdedigen en hun belangen voor te staan. Zij vormen niet als de „trusti^ " der Merowingische koningen een aan het hof verbonden, Bêtre^elijk aanzien,
zich
ƒ
;
fff ^
.
dije
genomen hem op
V kleinen gesloten kring,
maar een gestadig aangroeiende bevolkings -
Hun naam, „vassi", „vasalli", Gallische woorden, doet denken aan die oeconomisch zwakken uit vroeger tijd, die toen aan maatschappelijk sterkeren, ook wel aan den koning, hun belangen hadden opgedragen (zich hadden „gecommendeerd") om minder hulpeloos te staan. D och dit waren personen van gering aa nzien gew eest de bescherming vergoedden zij met bedrijfshulp bij het landwerk, opbrengsten in geld of natura, ook wel met krijgsdienst. De Karolingische kroonvazallen daarentegen vormden een élite en wapendiens t was bij hen hoofdzaak; een wapendienst, waarvoor zij zich steeds gereed moesten houden, veelal te verrichten als ruiter, dikwijls met een aantal volgers, waaronder soms ook weer beredenen. Zulke zware verplichti ngen, aangegaan voor het leven, konden niet aanvaard worden zonder stoffelijke s chadeloosstelling Het eenige betaalmid del voor groote bedragen was destijds jand. De e erste Karolinge n, hof meiers nog, hadden daarvan niet genoeg zij na men het van de kerkelijke insti tuten. Deze kendenj[eg^§ beleeklasse.
;
.
;
ningen voor levensduiu" of langer ..
(„ precariae ",
algemeeng,.naani
beneficia "). bijv\jwor_het^val, dat een geverlSet geschonken
goed voor zich of zijn verwanten tot aan den dood in vruchtgebruik wenschte te houden tegen^eeji,kleine recogniti e. Leenen yoor d e krgon va z allen die de kerk nu rno est verschaffen jieten haar de n eigendom en aanspraak op een recognitie. La ter werd het koninklijk domein^vooral de aanwassen door verovering en confiscatie, door uitgifte van leenen aan vazallen dienstbaar gemaakt^ a an de milij aire kracht en d en politieken samenhang des rijk s. „C ommendat io" ^n „beneficium" vergroeiden geen „commen datio" zonder verleening van een ..beneficiu m" i=.._leen) \ Een deel der onderdanen, en veel van de meest onafhankelijk gezinden, waren zoo nauwer aan het koningschap verbonden en ge,
;i
:
-|
.
XXXII
STAATS- EN RECHTSINSTELLINGEN
makkelijker hanteerbaar geworden voor de rijks verdediging. M.aar ""~ een leen, dat licht van vader op zo on overging, wasloonjypyooruitbetaling en be vatte ge en prikkel tot vóortdurenden dienstyy^ï\_^ tijd komen, dat volgzaamheid en dienstvaardigheid bij oude vazallen aangewakkerd, bij nieuwe gewekt zouden moeten worden door beleeningen, die het koninklijk domein waarbij regalien bedenkelijk deden wegsmelten. ook de De va ssaliteit wa s geen s taatsinstêllijQg, ook andere ^roote lande ige.naars dan de koni ngen gaven uit hun e ig end ora (algdium] beneficia en de koningen lieten toe, d at hun leenmannen behalve u it eige n goed uit hun koningsleenen weer leenen gaven. Waarom niet ? De leenman, die zelf als leenheer (senior) vazallen ten oorlog voerde, was voor de regeering grijporgaan, waardoor ze op een deel der lagere bevolking voor den krijgsdienst beter vat kreeg. Indien evenwel ^ie leenh eer zijn leenmannen gingJjezigeiLliaar eigen wensch ? Het kon, e n is veel gebeurd Hij stond tusschen zijn vazallen en den koning h ij had hun het leengoed gegeven en
Er zou een
—
—
.
;
hunne trouwbelofte ontvangen. Zoo drijft het koningschap wel
door het rijk, maar weldra slaan uit die wortels weer 'nieuwe stammetjes op, die de sappen tot zich trekken, en de oude moederstam verkwijnt tuszijn wortels
schen het lage geboomte. Maar ook van de oude ve^gtatie bleef heel wat le ven. Zoo dê4D^PUinit€iie n. Reeds de Merow,. koningen ook de hadden het bezit van een aaritallterkelijke stichtin gen Utrechtsche kerk —
—
bij privilege geliikgesteld
met koninklijke d o^
meingoedÊten. Publkken_ambtenaren werd verboden zul ke kerkelij ke lan derijen te betreden voor de v^dering va:n gelde n (w. o. ook boeten) of d ienst en (ook krijgsdienst), en daar onderhoud of i nkwartiering te eischen of verder eenige gezagshandeling te verrichten. De verleening van immuniteit onttrok de ingezetenen
van het immune gebied niet onmiddellijk aan de grafelijke rechtsmacht. Onder de Karolingen moest o.a. de immuniteitsheer of diens ambtenaar, (voogd, advocatus) bij een klacht wegens zwar e misdrijven den^vrij eTi immnniteitsbewoner voor het grafeUJk.^ erecht doen versch ijnerren bij veroordeeling uitleveren Maar de .
klacht liep altijd over den heer of zijn voogd. Evenzoo de oproeping van den heerban de graaf kon de lieden noch aanwijzen noch tot opkomen dwingen; de heer of zijn voogd moesten de mannen :
lichten en leveren.
VAN HET KAROLINGISCHE
XXXIII
RIJK.
De Karol. koningen hebben de immuniteitsheeren algemeen genoopt zich van voogden te bedienen waar zij konden, de voogden benoemd en een algemeen toezicht op deze gehouden. De voogdij werd ^e schak tiiQ<;r>ipn Hp rpgpprïT^g- en de immuniteitsbewo ;
.*^^
nu eenmaal over de landheer moeilijker bereiken kon rijksonderdanen. Aanvankelijk een voordeel, maar andere dan
ners, die
zij
zulke geledingen in het staatswezen liepen destijds altijd gevaar
door te breken of op den duur door te slijten. Te langen leste zouden eigendommen van de bisdommen en de voornaarnste kloosters als veelal grillig gevormde private graafschap] es binnen de grafelijke ambtsdistricten
komen
In den beginne evenwel
i
te liggen. s
om de
je d^mk der immixnitd^
staatsmacht uit hun gebied te du wen mi nder sterk geweest dan de kracht, waarmeejdeze^ er ia opdrong. Vooral een veroveraar als hij doet in dezen sterk aan Napoleon denken Ka.rel^de Gr.
—
—
trachtte door nieuwe organisatie de relatief schaarsche machts-
middelen aan personen en goederen zooveel mogelijk
te zijner be-
schikking te krijgen een organisatie dikwijls heilzaam, maar aller;
om het groote, slap gebouwde rijk de kracht te geven voor de inspanning, die hij het oplei. Hij heeft ook kerkegoed gebezigd voor beleening van zijn vazallen ^) een feitelijke secula- / risatie maar daarenboveri n og zoo noodig den dienst opgeëisc ht/ de r leen mannen, die de groote geestelijke stichten te eigen behoe ve waren gaan houden Biss chopp en^jLeendeel der abten werden eerst bedoeld
—
—
.
verplicht
h oog
te
trekt,
is
hem
die
op
paard met in_de 9e
zijn
zijn
De bissch op, die (= leenmannen) uit-
opro ep toe te voere n.
bereden
„ mannen"
eeuw een regelmatige
verschijnin g, al ging het ge -
voel voor het onbetamelijke daarvan nooit verlore n. Bovendien
werden
bissc hoppen en ab ten veel voor poütieke functies g ebruikt .^ Geschikte p ersonen daarvoor ware n te zeldzaam, dan dat zul ke krach ten nonactief gelaten konden worden. Met dit alles
hangt samen, dat Karel zich niet meer vergenoegde met invloed op de keuze van bisschoppen en groote abten, doc h hun
te oefenen
benoeming als een recht voor zich opeischt e. Deze prelaten geraakten zoo geheel in den kring der hooggeplaatste leeken en be-
hun geenszins vreemd. Manen Lodewijk den Vrome was het zeker wel
lustheid op wereldlijke
nen
als Vgl.
Karel den Gr.
macht
bleef
voor het volg. Pöschl, Bischofsgut und Mensa episcopalis
I
(Bonn
1908),
114.
GOSSES JAPIKSE.
3
STAATS- EN RECHTSINSTELLINGEN.
XXXIV
met hun taak
koning tegenover de kerk en
zij
hielden haar ver boven den toestand van verwildering, waarin
zij
ernst
als christelijk
Mero wingen verkeerd had. Toch hebben zij door kerke \ lijke personen en goederen los te ma ken van het verb and, waarin \ zij behoorden, e en nieuwe verwereldl ijki ng der kerk voo rbereid en { haar zelf h elpen brengen in een stroom van begeerten, die het k ol ningscha^ op den duur niet leiden Ifon. De regeeringstechn iek in het uitgestrekte rijk was zeer las tig, want t engevolge van de algemeene onkund e kon de koning met de meeste ondergeschikten door schriftelij ke orders en ve rslagen ijiiej^i n verbinding blijven. De kon ing trok van palts tot /^ onder de
inde graafschappen reisden evenzoo de graven, zonder Aan de controle ontbrak echter nog veel. Niet v oo r het eerst maar wel veel meer dan zijn voo rgan gers maakte_ palts ;
vaste residentie.
Ka'rërdê Gr. gebruik van-„mis s i" (zendbo den j. Met ruime vol%
machten voorzien, inspecteerden deze, gewoonlijk twee aan twee, een vo orname le^k met ee n hooggeplaatst ge estelij ke, een deel van n rijk. Vele capitularien zijn slechts instructies voor zulke missi en rapporten van vroegere missi hebben bij de opstelling er va gediend. Daarin spreekt de ijver, ook wel de bemoeizucht van ee
het
regent, aldoor worstelend
met weerstanden,
die zich als natuur-
krachten tegen centrale ordening verzetten. Ongerijmd is de gedachte, dat hij volksonder wijsjiad^jcunnen invoeren of invloed 'oefenen op~Iandbouw methode n.
—
ze zou ons hebenkele maal kwam Karel met zijn stoet Abessinië met statie van de van een negus aan doen denken ben stwaarts is palts Verderjwe te Nijmegen in zijn zijn hofgevolg hii.zeker nooit geweest Of zijn belangstelling voor die lage landen
"Een
—
.
.
dikwijls verder gereikt heeft,
is
niet te zeggen.
: LexSalica, uitg. o. a. door Behrend (Weimar 1878) en Geffcken LeïT Saxo num (uitg. d. Richthofen M. G. Legum t. V, Hann. 8q8) i87s): Lex. Frisionum uitg. o. a. v. Patetta (Mem. dell' Acad. di Torino XLIII, 1893)611 Richthofen (in Friesische Rechtsquellen, Berl. 1840); Capüularia regum Francorum (uitg. d. Boretius en Krause, M. G. Legum Sectio II, 2 dln., Hann.
Literatuur
(Leipz.
I
;
1883, '93)-
Waitz, Die Verfassung des frank. Reichs = Deutsche Verfassungsgesch. II en Kiel 1882, '83). Voorts goede beschrijvingen met overvloedige literatuuropgaven in de desbetreffende hfdstt. van handboeken als Schröder, Lehrb (
III, 2e dr.
.
deutschen Rechtsgesch. (5e dr. Leipz. 1907); ^RV^NSR^ÜÉUtSib^ Rechtsgesch. 2 dln., (1892, ie dl. in 2e dr., 1906) Viollet, Hist. des instit. polit. et administr. de la France, I (Par. 1890) Glasson, Hist. du droit et des institut. de la France, II, III d.
;
;
(Par. 1888, '89)
e. a.
-zó:.
DE ONTBINDING VAN HET §3.
RIJK.
DE NOORMANNEN. XXXV
De ontbinding van het mannen. (± 825 ±
rijk.
De Noor-
925).
Van Karel de Gr. 's zoons was in 814 nog maar één in leven, Lodewijk de Vrome (814 '4o). _Geen groot man, maar misschie n niet zoo klein, als hij naast zijn vader lijkt De buitenbouw van
—
.
het riiïT^ sedêrFSoo heO^ö omsche ( Romeinsche) kei zerrij k
— was
voltooid; aan de binnenbetimmering ontbrak nog veel en wat aangebracht was, behoefde al weer herstel. Onder een middelmatig vorst ging het verval snel, als een ng odwendigljeid. Bespoedigd werd het door twisten in de keizerlijke famil ie. Z duurden nog voort naXodewijks dood onder de drie zoons Lotharius, Lo^ewijk en Karel, totdat in 843 de geschillen te Verdun bijgelegd werden en het rijk verdeeld.
OfmejQ hier in ons land van die oorlogen veel gevoeld heef t ? Ze] werden daarbuiten uitgevochten en niet met volkslegers, doch met u?v partijgangers, voornamelijk met grooten, die zichzelf, hun leen- '"^**'^'*'>-»-v^ mannen of wie zij verder als gewapende volgers mochten hebben, bij de twistenden hadden aangesloten. E n dezen hebben ten slotte J de broeders ook genoopt elk met ee n derdedeel genoegen te nemen. Het was een oplossing, als de eenig mogelijke, maar zonder vreugde aanvaard. Vooral de kerk toen nog landskerk en aan der^ staat verbonden, schikte zich ongaarn e in de splitsing pas eenige eeuwen later zou zij, maar dan onder het pausdom, weer een uni-l ,
;
verseel lichaam worden, als
De
zij
in het groote rijk geweest was.
^|
x
verdeeling was zuive r kunstmatig; elk van de drie kreeg
,^^
ongev. evenveel Franken; overigen s wercf' de "Fètwiste nalatenschapn^waarbij niet de keizertit el e n enkele landen als ItaL ë) in
aan graafschappen, bisdom men en abdijen bevatten. Op nationaliteitsgrenzen was niet gelet vanzelf kwam het zoo uit, dat Lodewijk (II, te n onrechte de Duit s cher bijgenaam d) i n O. Francie een vrij gaaf Germaansch, Karel (de Kale) i n W. Franc ie een hoofdzakelijk Romaansch stuk ontaan ving. D e middenmoot met den keizertitel en Ital.ë <1^^ Lotharius toegewezen, was_een^llegaartje. Ze bevatte Friesland van Zwin tot Wezer ( missch. = het „hertogdom" Friesland ) mo- ^P*^ /' gelijk, wat daarbuiten nog onder het bisdom Utrecht hoorde voorts drie portie s gescneiden, di e evenveel
—
—
.
,
,
;
;
een strook, die eenerzijds door de Schelde verderop zoo ongeveer
door de Maas, ruw genomen door den Rijn aan den anderen kant
XXXVI DE ONTBINDING VAN HET begrensd werd en met
vrij
RIJK.
DE NOORMANNEN.
wel gelijke breedte tot de Middell. zee
Een onmogelijk rijk ,_door zijn vorm onregeerbaar Voor het uiteen kon vallen, werd het al verdeeld. I nS'^'^gaf Lo -
voortliep.
.
tharius Friesland aan zijn zoon Lotharius II en nog in hetzelfde jaar, nl. toen de keizer afstand
ten N. van Bourgondie er
deed
{j
ook
855), kreeg hij
h et gebied
bij Dit koninkrijk van Lotharius II „Loth arike^', Lotharingen, ging na diens dood (860 ) nog_eensJn t weeen Ofschoon een overleve nde broeder, keizer Lodewijk II ( in Italië) de naaste erfgenaam was, l egden de beide ooms er de hand o p G elijke hebzucht l eidde tot gelijke verdeeling (Verdrag v. -" heersen 870). Deze overeenkomst werd voortdurend bedreigd door wederzijdsche afgunst en slechts een nederlaag (bij Andernarh) vprhiriderde Karel den Kale na zijn broeders dood (876) gehgel Lotha ri ngen voor zich te nem en. Hij zelf stierf echter reeds in 877 en zijn opvolger Lodewij k (de Stamelaar ), minder inhalig, bevestigde d e verde eling van Lotharingen in een verdrag, dat hij sloot met Lp dewijk_III, e en zoon van Lod ewijk den Duitscher (3 79). Maar ook hij stierf kort daarop (879) en Lodewijk III zag kans het ontbrekende deel van Lotharingen aan zich te brengen j^^. Het verIrag van Meersen was opgeheven en de grens in Lotharingen uit.
.
.
.-
~
ïewischt.
"
'
Onder de Karolingen greep intusschen al maar de dood en hielp mee aan het herstel der eenheid. Van Lodewijk d e Stamelaar 's zoons was in 884 alleen nog maarde jnng'^te, Karpl ( d^ Eenvoudige) in leven, een kind van 5 jaar; toenLodewijklII van CJTFrancïe in 882 stie rf, was daar dejongst^ 7.nnn van T.nHpwijk de n Du itscher, Karel III, de eenjg^yergebleven e. Hem namen de W.-Frankische grooten ook als koning aan en het rijk was weer vereenigd, onder keizer Karel III. Maar slechts voor kort; in 887 dwongen de grooten in O. Francie den stumperigen keizer, een hopeloos zieke nu daarenboven, tot afstand (f 888); diens one chten^roederszo on, Arnulf van Karinthië (887 8qq), erkenden z ij als opvolge r. I n W. F rancie w^rd^e n der rij ksgr ooten koning Karel de Eenvoudige moest nog den dood v an dezen (898) afwachte n, aleer hJÜjiW. Francie alg e mee n als koning af^Tigpnomen wej-d Invloed van nationaliteitsverschil is bij dit alles niet merkbaar
J'op zijn manier '
.
en de grenslijnen, in 843 en 855 willekeurig door het rijk getrokken, men nog eeuwen later ongewijzigd terug. Geen der stam-
vindt
i f
DE ONTBINDING VAN HET men, door wier woongebied ze pijnlijk
maken
had getoond, dat ze hun van pogingen om zich los te geen opstand van Saksen of Friezen de band
waren. Evenmin blijkt uit het rijk
:
DE NOORMANNEN. XXXVII
RIJK.
liepen,
iets
;
om
de stammen geslagen drukte niet. Bovendien het centraal gezag in het rijk en in de deelrijken verzwakt e. De capitularien namen af in aantal; in de 2e helft der ge eeuw werden ze een zeldzaamheid. De rijksinspectie kwam tot
Reeds in 825 hadden de rapporte nder missi den keizer een hun gegeven aanmaning om de dragers van doen publiek ^gezag niet door noodelooze tusschenkomst tegen te werken, 02_gansch verkeer de nndprsfe llingpn nmtfp Graven, leenhees tilsta nd.
inzien, dat
ren, immuniteitsheeren en
hun voogden stonden
noeg, wel3ra 6ök wettïêïyk niet erkenHê' machten allen in de verte de koningen deden,
.
reeHs^ sterk ge-
Wat achter deze
was voor het volk steeds min-
der een zaak van belang of belangstelling.
Men ging weer leven in
kleine kringen, waarbinnen voortdurend minder een koning door-
drong.
dan moest men in ons land wel vroegtijdig het geworden gelaten door het rijk In Friesland had men al in het begin der 9e eeuw last van de Noormannen. De eerste groote inval, waarvan bericht wordt, valt nog onder Karel den Gr. (810) en men zguji aast d e, o verigens n iet^ biist Zoo
ergens,
voel krijgen in den steek te
.
Vertrnvrai^taffe, nvprlRVPring k^rinpn gplnnvpn^ dat hij de krijgshebben verlicht opdat zij zouden waken aanjiet strand_^„toienst d}^! noerdkoninck ende toienst djm wylda wisingh" (viking). Het rijk, zonder vloot en zonder mobiele troepen, lag zoo goed als weerloos tegen de piraten. Aanbouw van vaartuigen en inrichti ng va n een wachtdienst waren slechts kort st ondige imp rovisaties. De schepen gaven den roovers inhet waterrijke land de keus voor het punt van aanval en tegenover een te hoop loopende bevolking zoo noodig een plaats van ontwijk. Het sterkst trok hen Dorestad, het uitgestrekte koopma nsvlek aan den Krommen Rijn /) van 834 tot '37 is het jj^maal geplunderd. De' j/^i''^'^^eizer kwam in 837 zelf naar Nijmegen en stuurde doortastende graven en abten om de gedemoraliseerde kustbevolking militair te organiseeren en haar veerkracht te spannen in 838 verscheen plicht der Friez e n zou
,
:
^'
;
^)
Gosses,
De oude kern van het bisdom
Utrecht, Histor.
Avonden
III (Gron. 1917),
;:
j^niyfd iir/f^^ '^
'
XXXVIII DE ONTBINDING VAN HET RIJK. DE NOORMANNEN. hij er
weer
om de verdediging te leiden — maar van toeiiaf vulden
erfdeelm^kwesties__zjjn^aiida^t,
7
/ / ^'"'^'^'^tv
ïleeft reeds
^ het rijk
j'
Lodewijk de Vr. enkele der
opgenomen
Lotharius, een
man
lastigste aanvallers in
hun stamgenooten ? zonder staatkundige fijngevoeligheid, die
als verdedigers
tegen
reeds vroeger misschien met die vijanden geheuld had, gaf in 841 Ca^ een gebJS^ ^:Uhi£JU^ aan twee D een sr.he yor5yt,m,,,,para1de.n zijn neef ^% '
,
^-PLt-^
waartoe
'
Walcheren en
ook ree ds Dor estad behoord e. gestorve n, Rorik is ruim 30Jaar
vrij ze ker
Harald is_niei_lg-ng_jdaa i:pa de hoofdpe rsoon in d^ geschiedenis dezer streken g eweest. De jaarboeken vertellen niet van graven of bisschoppen hier; ze deelen mee, of Rorik zich rustig houdt, of hij naar Denemarken is om daar de kroon te veroveren, of hij terugkomt. Omstr. 862 liet hij zich de heerschappij in Kennemerland en omgeving opdragen. K arel de Kale nam hem op tege moetkomende wijze als l eenman aan (872 ), maar Lodewijk de Duitscher troggelde hem d ien machtigen vazal a f. Men moest zoo'n manöokm de verte oïïF^ zien, want de Noormannen kwamen sedert ca. 850 niet alleen meer in losse scharen op de kuststreken af, maar met groote vloten voeren zij de rivieren op tot diep in het land en stroopten daar in legertjes vereenigd. Rorik nu was hier gesteld als wachter aan de , 'poorten van Lotharingen. De jongere Friesche rechtsbronnen kennen nog de zee als j,. vijandin op tweeërlei wijze haar golven bre ke n door den dijk en k' ze dragen de vikingsch epen naar het land men beveiligt den oever / met vork en spade, met zwaard, spies en schild. De wetgeving voorziet nog als gebeurlijkheden, dat het kind van de weduwe over zee wordt meegevoerd, dat een man uit gevangenschap bij de Noormannen terugkomt of met dezen huizen verbrandt, mannen doodslaat en knevelt, vrouwen verkracht in de dorpen. In 863 J^' werd Dorestad VQor,.Jti.et.la^tsi.^ eplunderd toen was het doo d. Muntschatten van angstigen, die hun geld verstopt hadden, maar nooit weer gelegenheid vonden het op te graven, uit de 2e helft der /
^
.
•
^
:
:
;
<:;^
niet meer daar, doch in het tegenwoor dige Groningen en Drente 1). In 850 bereidde bisscho p TJfrprhf np Hunger zich reeds voor om met zijn geestelij kïïfir
9e
eeuw vindt men
Frieslan d,
l
*)
18.
Boeles, Les trouvailles de
ii^'^-
monnaies carolingiennes dans lesPays-Bas(Amst. 1915)
DE ONTBINDING VAN HET te
breken
^).
Misschien bleef
hij
RIJK.
nog,
DE NOORMANNEN. XXXIX
maar
in 857 hief Rorik's ver-
trek uit Dorestad de betrekkelijke veiligheid daar geheel op, en in
%^^'t
858 schonk Lotharius II den kerkvorst en ziin overgebleven maar v erstrooiden kanunniken net klooster Qdilienberg bii Roermon d a ls ver blijf- Een veilige toevlucht ?
Van 880 op
81 overwinterden
/ '
in den Js:oninkliiken palts te Nijmeg en, d ien zij m et uur en wal omringd hadden. Ko nin g Lodewijk I II moe st daar zijn eigen p aleis b elege ren en ber eikte sl echts, dat zij aftrokken na den r ooden haan op het dak gezet te hebben. Tegen het einde den * eeuw was Deventer de bisschopsz etel en het bleef dit tot qi8. fe Niet steeds was men lijdzaam, enkele opstanden haddenT^*^
Noor mannen
delijk succes,
sommige aanvallen werden
afgeslagen, toch
het voortdurend troosteloozer in het gehavende land. Maar
*^
-*
^*
werd
men
^^
kon het niet zonder, dan maar met den Noorman. Friezen tr okken~met hem me e, iNoo niiannen bleven h ier enTdaar Tr|OPt;f 1pvp|^
/
j&^*4/'*^
;
(f(PA^
•
o ns^land _ge yestigd. In 882 scheen alle uitzicht weg keizer ^A^t^tsj^^^lS^-^ Karel III verleende aan den zeekoning Godfried het gebied van ^^•'^- /^./
in
:
Rorik. nu overled en. Hij was al gedoopt, hij huwde een n atuurlijke dochter van Lotharius II en zat hier geïnstalleerd als Lothi.n ngschleênvorst Fries chegraven stonden onder hem Maar zijn plicht tot kustbewaking vatte hij uiterst vrij op. Toen hij evenwel ;
.
om met zijn vrouws broeder Hugo Lot har inveroverg n, grep en Karel lïl's getrouw en naar het n^iddel
aanstalten maakte
gen
te
der zwakken, naar list. Het lukte wonderbaarlijk wel: Godfrie d werd ond er ee.n mondgespre k in de Be j:^)ye (ta.jaemEich'') ve r-' ^^^^-^-^/^^^ moord en alle Noormannen, die zich daar bevo nden, omgebracht ^-^-^-"^i^; tA^ ^^"*'*^ "«-•** (88^ Met hem verdween de Noormannenstaat en de aantrekking,
.
-
;
—
—
iemand, die ver was, over de zee
^)
.
Ten Haeff, Diplomat. studiën over Utrechtsche oorkk.
(Utr. 1913), 18 n.
3.
DE ONTBINDING VAN HET
XL
Literatuur
volgen
v
V
:
Vgl.
DE NOORMANNEN.
opmerking en opgaven achter § i. Annales Bertiniani (met verin Scr. Rer. Germ. 1883); ^nn Fuldenses 882, zelfde uitg.
882, uitg
Ann. Xantenses
{
—
—
ann. Vedastini { 900, zelfde uitg. 1909), jf?«ginonts aöbatis Prumiensis chronicon ( 906, zelfde uitg. 1 890) S Muller Fzn.. Het oudste cartularium v. h. Sticht Utrecht (Werken H. G. III, 3; 's Grav. 1892). SiMSON, Jahrbücher des frank. Reichs unter Ludwig detn Frommen 2 dln. (Leipz. 1874, '76) : DÜM-MLER. Gesch. des ostfrdnk. Reichs 3 dln.. (2e dr.. Leipz. 188?. '88) Vogel. Die Normannen und das frank. Reich ( Heidelberger Abh. XIV, Heidelb. 1891);
V
—
RIJK.
et
—
;
,
_^
"^
1906).
^^ § 4.
De liquidatie van het Karolingische r
Men
)
P^n '^r*2rZ^ *
^e^u^
(einde 9e begin loe eeuw).
aandeel aan den moord op Godfried had gen oKv prhard^ na e n misschien tengevolge
een Saksische graaf
van dien mansla g
y ^.
k
trad niet dadelijk uit een rijk der duisternis in dat van het
We rkzaam
r»^'T<<»-»-*r**Mcht.
ij
wiens
hertog betiteld, van
als
verwanten
o mstr. 950 één graaf in Drente en Salland. een ande r graaf in Hamaland blijkt te zijn Aanlegger van het verraderlijke plan
'
—
J^^-^—lC^
.
evenwel genoemd een ondergeschikte graaf van Godfr ied zelf, GeruTfTTïëm, den stamvader ^vaïThet z.g. HoUandsche huis, vihd{ 'liien later nog gevestigd achter „de tallooze takken van onderscheiden wateren en ontoegankelijke moerassen" aan de Rijnmonden en in Kennemerland. Zijr^ zoon Waltger. was gr^af
JKf*«l^ wordt ' ^
^
W
en langs Lek en Holl. IJsel. Van hem weten vn\ niet veel meer, dan dat hij in 8q8 genoemden hertog Everhar d arghstig gedood heef t. Grgwelddadige menschen, bijster ongeschikt voor nationale heldenvereering, die zich op hun wijze ruimte
4.
^
**'
^ 1^
1
-'
^^'l^^ Y-
!
in Teistetbant
'
maakten binnen een samenleving, waarin weinig anders dan grove instincten gedijden. Tot Gerulf en Waltger's famiUe schijnt Qok behoordjejxebben bisschop T?aflborl van Utrecht (809 QI7I. maar dan is het een vreemde uitlooper van het rauwe geslacht
—
hlTschree f nog een kmirig Lat^ insch gedich t
—
— alleen nuttig voor ,
waarop zij liever geen zijn verwanten, omdat zijn van het gewone type ander zagen. Gerulf en Waltger evenwel der Lotharingsche grooten uit dezen tijd; ten Z. van de Maas hij een plaats innam,
men ze in alle variëteiten. D e meest bekende isdaargraaf Reinier va nJHepp gnnwpn (later en teji^onrechte bijgenaa md Lang-
vindt
hals).
De Wfrankische en Ofrankische grooten, die de naastgerechtigde Karolingen op zijde schoven, hadden de automatische werking van het legitimiteitsbeginsel opgeheven; i n Lothari ngen, waar
:
^.
DE LIQUIDATIE VAN HET KAROLINGISCHE
RIJK.
XLI
leden der heerschersfamilie eikaars aanspraken gedurig betwist endebevolkingzich.zoo goed zoo kwaad, onder plaatselijke macht-
hebbers door den kwaden
tijd
heen had moeten slaan, ygrdween
het vanzelf sprekende in het koningschap bijkans geheel. Arnulf
v,J[C
^^^-*. v ycW-r
d ic hier erkend was, vcr3tcrkt€-4iet-jiiËt- In 895^ -ririathip, grooten er niet zonder moeite toe zijn onechLoth. bracht hij de
t en
^Z^,J.*U»:^^
.
zoon Zwentibold
als
<>Ot^^d*^ Ot^
koning aan te nemen. Een breekbare
heerschappij, veel te teer voor den onbesuisden jongen
^^üe^*.^*^^'^
Ct^
man. zJ^l^^jJt^'*^'^f^
met de grooten overhoop; leider van het verze t werd Reinier van Henegouwen Tevergeefs trachtte hij dezen in handen te krijgen Reinier trok zich terug in DurfosJDoeveren ?), waar hij gedekt lag achter kronkels van de Maas en moeras (898 ep 'qq). De ontevredenen riepen zelfs Karel den Eenv. te hulp, die tot in Nijmegen kwam, maar hem heeft Zwentibold nog door onderhandelingen kunnen verwijderen. Meester in zijn rijk is hij echter niet weer geworden en to en de grooten in 900 den wettigen z oon van Arnulf^ Lo dewijk het Kind (8qq qii) met zeker vertoon van aanhankelijkheid gehuldigd hadden, bleef_van_den_koning van Lothari ngen weinig meer overjdan ppn gplnk ^ogker. NogéëiTpaar maanden heelt hij als een bandietenhoofd met een
^ Weld ra lag hij
.
"'
^-^^
-*
l
^
:
.
—
verloopen gevolg ro ndgezworven, totdat
/
gedood werdJjQOQ^L, i Gewerkt op Lotharingen heeft het gezag van Lodewijk het' Kind niet. Het werd niet ontkend omdat jie t niet m'tgpnpfg nH hij
,
werd. Toen de koning kinderloos
stie rf,
namen dp
0(;^c;t-F rar>T^ig('Vip
grooten de beschikking over het koningschap aan zich en gaven het ni et aan den nog levenden Karoling Karel den Eenvoudig e, ,
maar aanjgn_ naastgerechtigden onder de verre Oost-Frankisch e verwanten, hertog Koenraad van Franken (977 qt8). Na diens dood passeerden
zij Karel nogmaals en kozen hertog Hendrik van^ Saksen ( 919 936 ). Dit nieuwe koningschap behield de vormen en de grootendeels tot pretensien verworden rechten van het
—
maar hun waardigheid dankten d e aan ken^e en hun macht rustt e aanvankelijk p p h un stamhertogdom. De Lotharingsche grooten hadden aan de koningskeuze in 911 niet meegedaan. De meesten erkenden Karel den Eenvoudige als Karolingische koningschap,
dr agers
feitelijk
Evenwel
N. van de Maas in 914 vinde n wij^^raaf JWaltger op weg naar konin g Koenraad om voor bisschop Radbod bevestiging der privileges van het sticht Utrech t opvolger.
niet die ten
/.
^^^^
>^
't-it^''f'^
<;,«.
a.
:
^^^ £y*^
J^
ff^^c^^^^^^t^^
XLII
DE LIQUIDATIE VAN HET KAROLINGISCHE
RIJK.
te vragen. J^och. eenige jaren lat er blijkt, dat de heeren hier af-
gezwenkt
naar Karel van W.Francie. Waltger en biss chop van Kadbod, bezweren in 921 namens hem
zijn
Balderik, deopvolger
ee n vriendschapsverd rag, da t gesloteiLiieeft
;
hij
met Hendrik
1
van DmtscJiland
Waltger's b roeder, Diederik I.Jaat zich door
hem
v ad er Gerulf en waarschijnlijk ook nog het bewind in de West friesche gouwen to t aan het Vlie opd^ag^n. De bekende oorkonde van 15 Juni 922, waarin Karel ^an Diederik het klooster Egmond met zijn goederen s chenkt, is een van de laatste regeeringsdaden van dien koning geweest kort daarop werd hij door een zijner grooten opgesloten in de gevangenis, die hij niet meer verlaten zou. Drie jaar later, toen H endrik v. Saksen met een leger in Lotharing e n kwam, werd deze daar het graafschap van zijn
I
l
i
;
ti/i
Het Karolingische wereldrijk was in den grootschen opzet blijven steken het was den koningen en keizers niet gelukt de verschillende machten in hun gebied gelijk te richten. De koningen van Duitschland zouden het nu opnieuw beproeven en in Lotharingen zou de invoering eener rijksordening de grootste moeite kosten. Men pleegt te betreuren, dat zulke pogingen falen, maar waarom zou men klagen, dat de natuur zich tegen hovenierskunst :
verzet en haar de baas
blijft ?
Literatuur : Vgl. na § 3. Leven van St. Radboud (uitg. Ter Haar, Bijdr. H. G 569). Verder korte verspreide berich162; andere redactie M. G. SS. ten verwerkt in Lot, Les derniers CaroUngiens (Bibl. de 1'Ec. des Hautes-Etudes, LXXXVII, Par. '87); Eckel C harles Ie Simp±e (ald. CXXIV, Par. 1899); Pari-
XV
XXXV
SOT, Le
royaume de Lofratne sous
les
uarolingiens (843
— 923, Par. 1898).
Vanderkindere, La formation territoriale des principautis belges au M. A. 2 dln. (Brussel 1902, I 2e dr.); Pijnacker Hordijk, Lijsten van Utr. prelaten voor 1300 (Ned. Archievenbl. XX, 1911/12,23, ook afzonderl. Gron. 1912. Ook belangrijk voor vroegere en latere bss); Gosses, De vorming v. h. graafschap Holland ('s Grav. 1915. Ook Bijdr. Vad. Gesch. V^, 107, 267).
DE NEDERLANDEN ALS DEEL VAN HET DUITSCHE RIJK. (begin loe
§1.
—einde
iie eeuw).
De vestiging der Duitsche koningsmacht in de
Nederlanden
(loe eeuw).
De Duitsche koningen, die aangrijpingspunten voor hun macht zochten in Lotharingen, moesten wel bij de kerk terecht komen. Een wel
sterke macht, niet.
De
waaraan
zij
zich
konden oprichten, was deze
met handen van
^
groote abdijen waren door schenking of geweld
hun vermogen, voorzoover
nog bijeen was, in ^^^'^jT"^'^ wereldlijke grooten geraakt ^). Trouwens ook de kleine klooste rs ^^„^J-"^'"''^ 7 in ons land, die van Egmond en Tiel. waren grafelijk eigendom \ -^"^^^ ^ (^^^ het e ene va n Died erik I, het an dere van Waltg er. Om hun stoffelijke waarde waren ze begeerd en al mochten de eigenaars ze later weer aan hun vroegere geestelijke bestemming terruggeven, van onmiddellijke verbinding met den koning bleven ze afgesneden. Minder sterk waren de bisdommen aangetast. Wel hadden deze ook van hun goed verloren d e bisschoppen leefden dikwij ls even l aag bij den grond als de kringen, waaruit zij voortgekomen waijzjt-Xe*'*-*-'*-'" ''^^'* ren, m aar te rwijl leek enabten zeer gewoon waren, kwamen le e- 1 ''^^^r^i ^iXA^iU"^ kenbisschoppen hier niet voor Invloed op de benoeming der bis- I schoppen hadden de grooten zeer veel een feitelijk erkend benoemingsrecht bezat hier nog geen hunner. De bisschoppen nu, ook zij, die van de hoogheid van het geestelijk ambt weinig gevoelden, moesten reeds in hun hoedanigheid van beheerders van kerkelijk goed, wel uitzien naar den heer, die hen tegen de hebzucht der grooten beschermen zou. De koning en hunnerzijds werden getrokken tot die waardigheidsbekleeders in hun rijk, welke in hun kerkelijk gezag tenminste iets hadden, waarop de wereldlijke machthebbers geen vat konden krijgen; dat hen met dezen in een zekere tegenstelling bracht en, naarmate de wereld zich weer uit stoffelijke zorgen dit
•
:
•
;
i
'
f.
.
^
;
.
^) Vgl. Voigt. Die karolingische Klosterpolitik u. d. Niedergang d Konigt. (Stutz' Kirchenrechtl. Abh. 90, 91, Stuttgart 1917).
.
westfran k.
XLIV
DE VESTIGING DER DUITSCHE
Hun zorg zou zijn het ppi^rnde banden, waarin de grooten het vastge- \ l egd hadd e n en het recht tot aan telling d er bisschoppen weer l s in handen te^krijgeiL En als zij deze dan in hurPdienst stelden, dreigde niet het gevaar, dat die staatsdienaren hun positie erfelijk zouden maken. Zij konden geen wettige nakomelingschap heblosmaakte, hen daarboven stelde.
-:
paat te bevrijden uit
ben; hun ambt en wat
zij als leen mochten ontvangen, viel bij dood kroon terug. Aanstelling van gesalarieerde, afden aan de zetbare ambtenare n ware beter geweest, maar dit was de stijds ~~" een_oeco nomische on mogelijkheid. Dien weg hebben de koningen niet onmiddellijk en vastberaden ingeslagen, zij vonden hem als den best begaanbaren. Het conflict, dat aan het einde daarvan stond, was nog onzichtbaar. De / kerk, die behoefte had aan wereldlijken steun, de staat, die voortdurend vreezen moest de beschikking over zijn organen te verliezen, beide gaven en ontvingen langen tijd in die mate, dat dankbaarheid en dienst tegen elkaar op konden wegen. Bovendien er werd niet gerekend over en weer onderscheiding van kerk en s taat als t wee machten naast elkaar is een moder ne begripsontleding. De mogelijkheid, dat eens een paus den dienst der bisschoppen voor zich en de kerk zou opeischen, was niet te voorzien; het was nog nooit gebeurd en nu onwaarschijnlijker dan ooit. In 962 liet koning Otto I (936 '73) zich door den paus, die hem te hulp geroepen had, tot keizer van het Roomsche rijk kronen. Als opvolgers van Karel den Groote hadden nu de Duitsc he koningen het pausdom, dat zelf tusschen de kleine Italiaansche djmasten moeilijk staande kon blijven, o nder hu n be\ schermijtig, maa r tevens in zekere mate te hunner beschikk ing] ^ ook wel Dodo gena amd Omstr. 92 heeft een zekere Ricfried 'm^ ^e-vu»r graaf in de Betuwe, waarsch. in het Kleefschë^mis schielTbok .Uli (y elders, de overgebleven Noormanne n uit Utrecht verjaag d ^) en zijn (
:
-;
—
'
]('
'
'
—
—
j
,
976), mogelijk
zoontje, bisschoj^'Balderik (918
gemaa kt weer uit
W*'
Deventer daarheen te verhuizen. De vader hield de hoofdplaats onder zijn hoede; hij en zijn vrouw kozen als laatste rustplaats de St. Sal vator, die hun zoon in de verwoeste stad herbouwd had. ^ Het was een aanzienlijk geslacht een a nderezpon is -j^ 950 graaf / :SrtU*»44*\p^ eeni ge gouwen tusschen M a?^s e^i Rijn pp n voor vader Ansfrie d ^
•**'*^
I ^
:
;
1)
Een handelskolonie?
Vgl. Bugge, Viertjschr.
f.
Soc. u. Wirtschgesch.,
IV
253.
=
KONINGSMACHT IN DE NEDERLANDEN.
XLV
was, naar het schijnt, ook reeds graaf in de Betuwe
geweest. Een n
^^^3^ ^Tl
r-
name
familie zich zoo het geteisterde Sticht aantrok.
Denkbaar ^^\^^m\
h^
ware, dat dit daardoor een soort dépendance van het familie-
J^ r^
^^^"^"-«^ ttumé^ goed zou worden in W. Francie is zoo iets herhaaldelijk voorgekomen. Hier echter liep het anders. Wel hield het geslacht ve r- ^^^^aY»^^.. (^ ^^ [I moedelij k een zeker beschermheerschap over het bisdom en een „ praefect" Godfried, die in 1006 bij een in val der Moo rmannen i n ^'^^"'^^ heTSHcHt de aangewezen man is voor het oppercommando bove n :
—
>'
I
de_daar^vestigde graven, schijnt een
nakomelin g van genoe md en graaf Ricfried Doch dan is de willekeurig geschapen schutsmacht gelegaliseerd: de praefectuur is een koni nkliik ambt. £/ Konin£jïendrik I was vo orzichtig tegenover Lotharingen. Hij| ^ liet Gisilbeii, den z oon van T^einipr van Hpfi ggpuwen zijmnacht, hem als hertog Lotharingen, gaf hem een zijndoch e rkende van van H ters als vrouw^ VqorBalderik e n de zijnen s telde h ij ook een kind als lil p and beschikbaar paedagogische overwegingen waren het stellig wel niet, waarom hij zijn zoontj e Brui;^ ^een jongen van een ja ari ofvier^n 929 aa n B alderikjnheLafgplpgpTi p n nog onherhgrgTaTnef Utrecht ter opvoeding ga f. Heeft hij ook gepoogd de Gerulfs.
>
^ ^
P
at-6>^4
;
,
familie te bereiken
?
Men
krijgt
den indruk, dat
's
konings toe-
nadering tot Balderik eer een verwijdering heeft veroorzaakt van die heeren, wier graafschappen geheel binnen het bisdom gele-
gen waren. Maar de juiste kennis der verhoudingen ligt achter het stilzwijgen der bronnen verborgen. In93 9 viel Gisilbert ope nl^kjyan koning OtloJLaf Een leus la g yoor d^hand ilTouw aan Lodewijk van Ove rzee^^en^zoonjvan^Kar eFdên Eenv., een Kar oling djas^^jiejhans een schijn van ge zag in Francie bezat. Vastberadenhe id en krijgsgeluk dienden Ott o,
W
.
Gisilber^^verdronk in
kwam
in
's
denJRij"
konings macht en
bij ppg^m^^rizal (939)
stierf,
voordat zijn
Zijn zoontje
leeftijd
hem
ge- -^ut*^
kon maken. Twge^neven, graven_van_H^aggQUwen en die zelf en wier nakomelingen s teeds^^Egiü ijk of in stilte,, Leuven, den opstand tegenjie Duitsche konin gen volhiel den, konden geen^ leidi ng geven aan een algemeen verze- t. Met het bestuur van Lotharingen werden nog verschillende proeven genomen; de meest eigenaardige was die, w aarbij Boj-gff boven genoemd, als aartsbi sschop van__Keulen en hert og^^^^^in 'Lotharingen, geestelijke e n wereldlijke macht in één hand vereenigde (954 '65). Bestendigd vaarlijk
,
1
—
C/Ué^
">
1
DE VESTIGING DER DUITSCHE
XLVI
werd ze niet, al lag ze volkomen in de lijn der koninklijke staatkunde het toeval, dat er een volmaakt betrouwbaar prins van den bloede beschikbaar voor was, had ze mogelijk gemaakt. Lotharingen overigens, met zijn ethnolo gische en geographische verscheidenheid, met zijn reeds traditioneele machtsver;
' ,,
.
snippering, was. geen land voor experimenten in het groot;
was een
—
^^'
.
\
•/
\
w
.
kleine, geduldige
liet
staatkunde Daarbij .
is
—^
kon den sedert 944 schenkt de koning aan het bisdom verschillen^^^*de goederen w.o. het klooster van Tiel en den t ol te Muide n, die vroeger aan Waltger, dien s zoon Radbo d en een jxem b lijkbaar verwanten graaf Hatto behoor d ha dden. En één der stukken (vóór of in 950) spreekt van Hatto 's hoogverraad. Deze tak van het
'-'f~^~,
rv
voor een
het Waltger's nakomelingen slecht vergaan. In een aantal oor-
^/f^-flM^ ^
terrein
Friesche gravengeslacht
.^,
is
afgestorven.
den koning zaten Gerulf 's afstammelingen in het gebied aan de kust, een smalle strook tusschen Maas en Vlie Waterland en Amstelland behoorden er niet toe, Vlaardingen gedekt door de zee en door uitwerd als buitenpost aangelegd, gestrekte moeren, waardoor enkele breede wateren liepen, zelve reeds een verschrikking voor een leger. Koningstrouw gaf hun geen gerustheid. Diederik (II?) staat in ^3Q_geaQ£md onder GiVeilig voor
—
—
cCrti^f ^4-*^'^
'
(
i
\
t.
hun verbin dingen. zek^Fgehuwd met een^chte r van Arnulf v an
silbert's partijgangers, ~naaFhët Z.
zochten
zij
Diederik II, vrij ^^^*^jt^ menjierhaaldelijk vermeldm Vlaamsche ooriJ^tAy^*^ Vlaanderen, vindt ^é^ «yCi^ konden; zijn zoon heet Arnulf van Gent naar zijn geboorteplaat s '
'
naar een graafschap of burggraafschap !) hij zelf ontvangt 969 een bosch in eigendom van Lotharius van W.Francie. Maar kort daarop is het gelukt den onaantastbare te winnen. En (niet
"•'
nog
tjlt^ ^—
^^*
;
in
Egbert maakte
~"I/IT^^J ^^^^ gewaardeerd! Zijnjongste zoon ^/^' telijke een reusachtige carrière; van 975
'\^^
—
'76
was
als gees-
hij kanselier.
d £|.ama aartsbisschop van Trier De oudste ^riulf w erd door een huwelijk^geh echt aan den koninklij ken kring de^wag^er. van zij n maar dat wa s^toen vrouw, T.indgarde van Luxemburg,^ werd II De oude graaf Hendrik keizer l ater te nog niet voorzien leengoed in eigenallerlei kreeg op het laatst van zijn leven nog .
—
—
;
.
•
dom. Toen Balderik
,
,
man uit
een reeds lang afgesloten staatkundige periode. Otto II (973— '82) zond een hof ambtenaar, den oudkanselier Folcmar (alias Poppo, 976 '90), in 976 stierf,
was
hij
een
—
KONINGSMACHT IN DE NEDERLANDEN. Deze kreeg ge en koningszoo n
als opvolger.
XLVII
in Utrecht ter op-
voeding, maaibee n, oproerige hertog wer d er onder zijn toezicl
"'7*7*^^
ge ïnterneerd als in een welvertrouwde stad. Wij hebben een regis-
van de lichting, die Otto II in 981 uit Lotharingen naar Ro me nagezonden moest worden „ Diederik (II) heeft zijn zoon te Het land leek deel van een s turen met 12 man", staat e r ^) tertje
;
.
Duitsche rijksprovincie geworden. Literatuur
:
Vgl. vorige opgave. Iets in Vita
sti.
Adalberti (uittreksel M. G.
SS
XV
599. Vgl. PijNACKER Hordijk, Bijdr. Vad. Gesch. IV^ 153); Egmondsck gravenregïster (uitg. Fruin in Bijdr. Vad. Gesch. III^ 187). Behalve enkele re-
annalen dienen oorkonden Du. keizers- en koningsoork. in M. G. Diplomaregum et imperatorutn Gertn. 4 dln. ( 1030 Hann. Berl. 1879 1909). Die van het bisdom Utrecht opgegeven bij 'Bkou, Regesten van oorkk. betr. het sticht Utrecht, gels uit
:
—
ta
—
—
1908. Toevoegsels v. S.
Muller Fzn. in Versl. omtr. Overijs. oorkonden uitg. d. d. Vereen, t. beoef. v. Overijss. Regt en Gesch. (797 1786, Zwolle 1873 vlgg. ); de pauselijke voor Utrecht gedrukt Brom, Bullarium Trajectense, 2 dln. ('s Grav. 1891, '96). Voor Holland en Zeeland: V. D. Bergh, Oorkondenb. v. Hall. en Zeel. 2 dln. (715 1299, Amst. 's Grav. 1867 '73) met Supplementban De Fremery ('s Grav. 1901). Algem. Duitsche geschiedenis: Giesebrecht, Gesch. der deutschen Kaiserzeit I (5e dr. Leipz. 1881). Chronologische verwerking van alle materiaal in Waitz, Heinrich I (in Jahrbücherd. deutschen Geschichte, 3e dr. Leipz. 1885); Köpke DtJMMLER, Kaiser Otto der Grosse (alsv. Leipz. 1876); Uhlirz, Jahrbücher des deutschen Reiches unter Otto II und Otto III (alsv. Leipz 1902) Lauer, Le règne de Louis IV d'Outre-Mer (Bibl. de 1'Ec. des hautes Et. CXXVII, Par. 1900). (694 1301, Utr. Rijks oude archieven,
2 dln. 's
XXXV,
303),
Register
v.
—
^
—
—
.i'^
—
;
§2.
Vorming van den bisschoppelijken staat,
(iie eeuw).
A. Het binnenland.
—
Toen bisschop Boude wijn^I van Utrecht (991 '95), ook weer een vreemdeling, ge storven wa s, had men niet terstond ee n be schikten opvolger die een kerkelijk ambt kon voeren en voldoende thuis was in de wereld om hier staatkundig toezicht te houden. Eindelijk vond men iemand buiten den gewonen kring, n.1. g^^^ ^'^^tTlXjc Jr*!!t!l^ Ansfried. Hij was nog m et Otto I naar Rome geweest e n had als graaf^^yan Hoey gedurig te velde gelegen tegen^L^mber t v, Leuven, d en stamvader der la tere Br abantsche hertog en, en diens trawanten. Nu had hij met de wereld afgerekend. Zijn graafs chap had hij met 's keizers goedvinden aan_het sticht Luik gegeven -^ iet eerst ejvoprbeeld van de^ overdracht van een graafschap aan een bisdpm zijn^^oed had hij gebruikt voor de stichting en van het klooster Tho rn (bij Roermond), w aar zijn vr ouw doteering reedsjbegraven^lag en zijn dochter abdis wa s. Zelf wilde hij mon>j j% ,
'
—
—
1)
.
,
M. G. Constitutiones,
I
436.
,
;
'^--f^^vf
F'^ï
*-'"
VORMING VAN DEN BISSCHOPPELIJKEN STAAT.
XLVIII
nik worden. Maar dq_tÊiz£Ljieeft op de levensrest van den trouwen dienaar beslag g elegd voor zijn bisdom Utrecht ( 995 loio ).
—
Ten slotte
z ijn
den ouden
man z ijn
neiging en toch t e ster^ gewor-
den; hü_ trok zich terug in een klo oster Hohorst bij Amersfo ort, waar hij na eenige jaren van zelfkastijding en verootmoediging ,
reuk van heiligheid stierf. Een heilige op den bisschopsee spotten. s toel, men was dat niet gewoon, en er waren, die er ( limiet dat vroomheid gemeenlijk den bisschoppen ontbrak; wij hebben geen recht hun die te ontzeggen. Enkele waren er nog geleerd bij. Maar het bisdom vroeg toch meer mannen van de in een
m
daad. Het blijkt uit het levendig verhaal van een tijdgenoot, Alpertus Mettensis d ie in ons land woonde onder de bisschopp en ,
A nsfried
///
-
en Adëlbold (loio
Het huis van Everhard
—
'26)
.
bov. blz. xl), dat
(zie
bij zijn
graaf-
schappen ten O. v.'dTÏJsel ook nog belangrijke bezittingen naar het W. en Z. verworven had, wasm de manlijke lijn uitgestorven ^^^^D e laat ste manlijke afstammeling had ook e en deel van zij n vermogen besteed aan den bouw van een klooster, de abdij Elten .
.
waafz^n
jongste dochter abdis was
.
De
oudste, Adela. een soor t
was i n tweede hu wel iik getrouwd m et een graaf BaMerik, die daardoor een der rijkste vorsten aan den NederRijn werd. N aast hem^kon daar slechts staan ee n graaf Wich m^Si. D och, bove n beide stond in waardigheid de oude praefec^ Gpdfried (zie bov. blz. xlv) en alle twee aasden ze op de praefectuur Balderik toch was de nee f Wi chman d e schoonzoo n yaii den praefect^en "diens eigen zoon was simpel. Van al deze n vertelt Al pertus Hcht kwaadsprek erig, maar onderhoudend. Geen groote
4 LadvMacbÊÜi, •
,
:
\h
geschiedenis
:
twi sten ov er het Elt ensche klooste rgoed, een praat-
dat de overleden abdis~döor haar zuster vergiftigd zou zijn, e^n overval van het klooster door Balderik met gewapenden, be-
je,
met geringe benden, hinderlagen, van Ba ld Prik tot praefp.ct. de vermoording van _J/^/||lde Vf'Vx^**-' ^^^\ Wiclinian op last van Adela, gemeenschappelijk^jjddergrooten tegen het^chtpaar, Adela's hardnekki ge ve rdediging en ten slotte ii^ 1018 h ofdagjvan_keizer Hendrik te Niimegen^jwi^a r B al derik ' uiFam bten en go_e d gezet wordt 3 jaar later is hij gesto rven als legeringen van kleine sterkten
^^m in
T->t>4a
er
7
'
aaJUuv**^"^^ ^'^ ver getjixjmaiLi^t*«<
^^^
(^^^(h\^
Adela, een virago, valt buiten de gemeene maat, zijn
de menschen niet bijzonder en evenmin, wat
maar verder zij
beleefden.
VORMING VAN DEN BISSCHOPPELIJKEN STAAT.
IL
ongewoon, wij leven omheind door ordemaatregelen en onder voortdurende politiebewaking. Maar zoodra de kronieken uitvoeriger worden, geven zij elders een kijk op gelijke verhoudingen. Uit het heele verhaal blijkt van een behoorlijken eerbied voor den keizer, maar slechts nu en dan was deze voor een paar dagen op zijn palts te Nijmegen of zijn huis Lof en te Utrecht. De grooten gingen nogal eens op hof vaar t, en m en zag er niet tegen o p daarvoor dagen lang te rijden door bosch en hei, maar veel bleefovergelaten. Dikwijls marcheerde het, soms was er krakeel als in een gezin, waar de moeder van de deur is. De toenmalige m aats chappij kon een onzeker gezag en een fluctueerende orde verdragen. Vernielingen tengevolge van de kleine veeten waren licht herstelbaar; met de eigengebouwde, schamele wo ningen en het sobere huisraad ging weinlg^aarde verlore n grondrwas_d£Stijds de rijkd om en deze was onverwoestbaar. Grootendeels echter gingen de twisten buiten de lagere bevolking om. Het waren kleine troepjes, die vochten, en zij die het niet houden konden, geen edelman zochten zelden den heldendood; de vestinkje s werden gewoonlijk jijx-een.-steenenJb.uis na enkele woonde nog dagen Jbelegerens overgegeven of onneemba ar geoor deeld; het| menschenverlies kwam niet in aanmerking naast de geweldig^ '| opnmnmgTdie hongersnood en epidemieën telkens hielden. De som van d^e gebeurtenissen dezer jaren was evenwel geens-* zins onbelangrijk. Heel wat aan goed en hoogheidsrechten viel opnieuw te vergeven. Egn deel van Balderik's nalatenschap is door Hen drik I I (1002 '24) of Hendrik III (1039 '56) geschonken aantw ee Vlaamsche bro eders, Gerard en Rutge r, vreemdelingen in deze streek, maar van beproefde trouw. De een vestigde zich te Wassenberg (Z.0. van Roermond), de ander te Kleef. Het zijn de stamvaders der graven van Gelre ^n van Kleef. Een ander deel kwam aan het sticht Utrecht. ^; (^(f^^^^^hsid duidelijk getoonS, dat de praefectuur hem_hinde rlijk was. Z e is blijkbaar op geheven het Sticht was al lang p olitiekjTiondi g geword en Bezatje bisschop misschien ree dsandere regeering^smaclit^dan die „voorlvloeide uit d e immuniteit? *) Wij[ weten slechts, dat Ansfried de rechtsmacht in Bommel ontvangen had. Maar in de oorkonden beginnen de groote schenkingen pas Ja, ons lijkt dat
;
—
—
—
—
\
^
:
.
1)
E en hypo these
zigdald.
XXVIII,
GOSSES JAPIKSE.
tijf^r"^''^
i6o.
^'ij
Oppprmann,
Wpgtflpiitp^l^ e Zs.
XXVII.
2^q: gewii-
7I
^'^t^
VORMING VAN DEN BISSCHOPPELIJKEN STAAT.
L
met een van 1024. Het bisdom kreeg t^rLhet g raafschap Drente
C( '
bov. blz. xxvii). De giftbrieven zijn overigens 200 volledig bewaard, dat wij de daarin vermelde graafschap-
^/^y5*^^^~(over den'órnvang t/^''rUX''uA
'^
jj-g^
pen aan elkaar kunnen passen, maar me n mag aannemen, dat de ^ bisschoppen tot f£ 1060 vóór en na dej^raMijkheid ontvange" h6t)ben zoo o ngeveer in wat later O vereen Nedersticht heett e, be/)/ ihi'iA^ f^ ne vens in Teiste rbant (1026) en_de_yÊlu|ve. De verwachting was ^toen niet ijdel meer, dat het gansche bisdom eens een staatkundige provincie zou zijn, waarin de bisschop als keizerlijk stadhouder met eigen ondergraven of lagere ambtenaren het bewind zou voe-
^ V'^^ .
^
ren. Literatuur
Voomamel. Alpertus Mettensis, De diversitate temporum (met door Pijnacker Hordijk in Codices Graeci et Latini, door Hulshof in Werk. H. G. III, 37, Amst. 1916); Thietmar v. :
inleid, in facsimile uitg.
Leid. 1908,
Merseburg, Chronicon
—
( 1018 in Scr. Rer. Germ. 1889), Vita Meinwerci ep. Patherbrunnensis (M. G. SS. XI, 104) Annales Rodenses (M. G. SS. XVI) 693. Oorkonden in Oudste Cartularium (zie bov. xl) en Sloet, Oorkondenb. van Gelre en 1288, 's Grav. 1872). Vgl Brom's Regesten(\>ov. blz. xlvii). Zutfen (673 VANDERKiNDEREa. w. (bov. blz. XLii). Materiaal chronol. bewerkt in Hirsch, Usinger, Pabst, Bresslau, /a/jj-ö. d. deutschen Gesch. u.Heinrich II, 3 dln(Leipz. 1862 '74); Bresslau, Jahrb u. Konrad II, 2 dln. (1879, '84); Steindorff, u. Heinrich III, 2 dln. (1874). V erder D f Oitfi? vam Jtijf/SA s. Een paar Jahrb bladz. uit de Utrechtsche gesch (Bijdr. Vad. Gesch. III* 44) Oppermann, Untersuchungen z. Gesch. von Stadt u Stift Utrecht ( Westdeutscbe Zs. XXVII 1B5, XXVIII ;
—
—
;
.
B. Het westelijk kustland.
De
keizerstaat
liet
zich moeilijk modelleeren. Groote zwarighe-
den gaf de westelijke rand. Aan de uiterste grens in het Z.-W. zat de graaf van Vlaanderen, Fransch vazal, die naar O. en N. de uitbreiding zocht, welke het hechte Normandië hem naar het Z. ontzegde. Hij had een begrijpelijk verlangen naar de vruchtbare eilanden, die naar het N. de voortzetting van zijn graafschap vormden tot aan de Schelde, d. i. de tegenw. O.-Schelde de ^^^^ ^^^ ^°ê ^een „Westerschelde". In 1012 schonk Hendrik II lX{ ^^ hem, maar de mildheid was afgedwongen en geen dankbaarheid was haar loon. Moe izame veldtochten noch de oprichting van ee n paar markgraaf schappen konden verh inderen, dat ten slotte ook het overige rijksland daar aan Vlaanderen gelaten moesten word en :
U
j
tf^Jr
W^
(i?ty^svlaanderen tegenover i^roo^^vlaanderen)
Verder naar het
JN
.
de
1^
riesche graven.
De eigenaardige gesteld-
heid van hun land had henzelf in last gebracht. Ten N. en O, van
Rekere en
Zijpe,
waar hun gebied tot het
Vlie wegbrokkelde in een
VORMING VAN DEN BISSCHOPPELIJKEN STAAT.
LI
aantal eilanden, was de bevolking weerbarstig. Pas Diederik I
d oor o pdracht van_Karel den Eenv. het grafelijk gez ag Een gezag in naam missc hien. In bij Winkel is Arnulf tegen de W.-Friezen g es^^Ur (988 '93) 993 veld. Nog bjna 3 ee u wen lang hebben d eze streken in een staat van tusschenpoozenden opst and verkeerd, Amulf's vrou w was blijkbaar zelfs nauwelijks in staait het overblijve nde deel voor h aar zoo ntje te bewaren. D och haar zwager Hen drik van Beierep werd in 10 02 koning, en in 1005 heeft de ze een eypedifip <'>ndprnnTTniPTi o m 3e onderzate n tot gehoo rzaamheid te brengen. schijnt
over haar verworven te he bben.
—
e-**^ ,
—
ty^ï'
Diederik III (993 039) echter Heeft als meerderj arigg^ zijn oom dien dienst niet door volgzaamheid vergolden. Friezen waren
— —
«/
begonnen een wildernis aan^e Merwede oudtijds ook de naam voo r de huidige Noord en Nieuwe Maas te ontginnen. Diederik nam het nieu w^nd onder^ijn^ezag en bonaoie dicht daarbij, te yiME^iPê^ï^j! ^^ii^kleiiiÊ.^sterkte. Hiermee leegde hij niet alleen de hand op^een stukje gr ondgebie d, maar ook op een belangrijken wa-, t^WÊg, Ongev. aan den Z.W.hoek van het tegenw. IJselmondevloeiden destijds Maas en Waal ineen, die even noordelijker, met de Merwede vereenigd, één breeden riviermond vormden. Een aant al bisschoppen en abten klaagden over sch endin g van h un jacht - en visc hrechte n in de Merwpr)p'=^trppTc^ kooplieden van Tiel oyerjbemoeilijking van het verkeer met Engeland en o ^den rijksdag van Nijmegen in iC) ,li^ beval de keizer, dat hertog Godfried I van Lotharingen me^troepen van den aartsbisschop van Keulen en de bisschoppen van Utrecht_en Lu ik zou opruiniÊn, wat daar in het W.. op de grens ya.n land_eiLwaterj3en rechthebben den tot last w as. Men kent den afloop het aarzelend optrekken van het ontscheepte leger in het met slooten doorsneden land, de paniek en de dolle vlucht naar de schepen. Qe graaf kon no g net voorkomen dat de r eeds omsingelde hertog^ o ok gedood en de bloedschuld, die de be klemmend groote zege reeds op hem la adde, noodeloos verzwa ard werd. D e hertog werd vr ijgelate n op belofte, dat hij den keizer en anderen van wraak zou doen afzien (1018). In alle kronieken en ja arbo eken van dien tijd hangt de naklank van de ontsteltenis die deze gebeurtenis wekte, e ten hebben ze beschreven L ateren h ebben ze oververteld en misl eid door den naam Mer wede, hebbenze^es uit de omgeving van Vlaardingen_naar die van_Dordrecht overgebracht en vêrzomien :
!
,
,
.
,
0^'
VORMING VAN DEN BISSCHOPPELIJKEN STAAT.
Lil
mededeelingen over de stichting dier stad en van een
tol
aldaar
toegevoegd.
Een j.
__--
,
blijvende toestand van evenwicht ontstond niet. Gestadig
schoven de graven de grens van hun gebied op langs de Maas het land in. Onder koning Hendrik III h ad Diederik IV (1039 ^^049) ^ g de_splitsin£p/anjie Maas bij eugde n bereikt ? Éen krijgstocht van
—
j^
H
I
d en koning hadeenig succes de graaf moest, hetgeen hij zichaange:
matigd b ad, npgpvpri (1046) Doch in het volgende jaar spande hij reeds weer samen met GodfriedTlvanÜpper-Lotharingen, die ook naar het bezit van Neder-Lotharingen trachtte, en Boude wijn V ^^^ Vlaanderen, en plunderde bezittingen der bisschoppen van Ut recht en Luik. E en nieuwe expeditie had nog kortstondiger gevolg. De koning veroverde Vlaardingen en Rijnsburg, maar o p den_terugto cht werd het leger aa nhoudend verontrust door d e .
^
/)
u
I
I
* ^^^'t'^ ,^r^
ffyt-t^J^e^i^
\jU*Ur^
»
'~^^'
\ (
^
•^
'
^i-<^**^
'•^
•
^^-ér(ytd.**^Xn /
/
p
me ^ hun
kwam de koning terug Godfried verbrandde den païts te Nijmegen achter hem. Het bleef hier een kwade hoek, waaruit nooit goed nieuws kwam, een gevaarlijk waterland, waar een boosaardig slag van Friezen
lichte vaartuigen. Als een vluchteling
;
graven zat de^^^gravren/ (soms markgraven)lyan Vlaardingen ". ^^[j^i^^ In den winter vajiXQ^ 9 ma Rkt£.str enge vor st h et land toegankelijk en de bisschoppen van Utrecht, Luik en Metz konden DieT*Jj
^
^
^^^^ Obi C7^
-
:
derik IV overvallen. Hij werd ge dood „door_ de rechtva ardige JL/^ tA*/^ wraak Go ds", zegt met verademing een tijdgenoot. Bij^/Thure\M^ / j dr ech" verhaa lt_eeii-Egmnndsch annalen^yerk het is de eers te T maal, dat de naam Dordrecht voorkomt. Zijn_broer_FlorisJ volg, ;
/
\
^
/
'
\ff^
^.^
(
;
,
V
ma ar deze werd in 1061 te Nederhemert vermoord. Nu kon meTr7)prpdrlpxenr^o_ApnrYoWscTioh^
de op.
I^
—1106) aan het bisdom
«^dTvoJle grafelijke rechten in We sten aan de boorden van den Rijn, die ^raa f Diederik bezete n had" „ met a Uejtoe behooren", w. o. de abdij^gmond. Alles dus, waarop de graven naar 's koning opvatting recht gehad hadden voor de rest was geen overdrachtsoorkonde noodig. Maar achter den gevallen vijand stond weer een nieuwe. Een
(1 056
y*
flinge
/ ,
van de zoons van Boudewiinv. Vlaanderen, de latere Boude wijn VI bgd re eds door een huwelij k W^ graafschap Henegouwen verwor(JCf^i^j^èïx; een j ongere zo mi, Robert.( de Fries), was i n 1063 getrouwd met G ertrude. de weduwe vaïTFloris I Dreigend drong de machts^^,e^«^< ^ begeerte van beide gravenzoons naar het O. en N. in het rijk op. Robert, een ondernemend man met een avontuurlijk verleden,
V^ -^-—-——^
,
'
\\
-u
.
|\\ .^
'AY
JiiyP^'WORMmG VAN bEN
BISSCrfÓPPELIJKEN STAAT. ^
LIII^
had r eeds_van zijn vader Rijksvlaande ren, wa arbij de Z eeuws che eilanden, ontvangen en met gew eld zijn heerschappij gevestigd in Walcheren, waar bepaalde lijk Middelburg zich tegen hem verz et had. Wel had hij persoonlijk geen rechte n op het noordel. graafschap, maar als stiefvad er en voogd van Gertrude's zoon Died erik (V) was hij uiterst hinderlijk voor de doorvoering der koninklijke staatkunde in de Nederlanden. Het schijnt, dat bisschop Willem (1054 '76; na Bernold: 1027 '54) het hem toegewezen gra3,fsdrapTtret in bezit heeft kunnen nemen. Hij moest nog zijn kans
—
—
afwachteiL
—
Ze kwam, toen Boudewijn VI n a een korte regeering (1067 '70) ^f^^'^'EJ— gestorven was. Hij liet Vlaanderen en Henegouwen elk aan één ^^^^^^^ci^^X^^^^^' /Ce^-^ zijner twee minderjarige zoons na, maar tusschen hun moeder e n ^/^ ^ hu n oom Robert brak t wjstjii t over de voogd ij. De^ravin;;;wedu- ^-^ '^^^rZ^l^ we zocht hulp bij de beide leenheeren van Vlaanderen en Hene- t,.t/.<;,^,^-«..,^*^ ^ 2 gouwen, Philips I van Frankrijk en Hendrik IV van Duitschland. H^-^.^^ zet D e laatst e maakte gebruik van de gelegenheid oni Heriegouwen ^^'^^^T** ^> onder vertrouwd toezicht te plaatsen de bisschop van Luik kreeg^ ti-x.^^ ^^^ het i n lee n en zou het in achterleen geven aan den jongen graaf o tJ J (10^. Tevens kon nu Robert, die voorloopig den ruggesteun'^ van Vlaanderen mis te, uit het Friesc he graafschap gedreven worJ. \ den. Godfrie d III van jLotharingen ( G. met den Bu lt), een man door persoonlijke trouw aan het koningschap verkleefd, drong er niet^bs. Willemjjinnen en verjogg^obert (io7T)- Het volgend jaar kwam hij nog eens en het plunderende leger trapte het verzet tot in de verste hoeken uit. Eijidelijk_dus, Ja, eigenlijk h aperde nogiets icLKLTi was in Vlaa nd ererug en opstand t egen^e gravinwed;__uit gebroken, wa r rin~ haan^zoori pmkwam en Ro bert het graafschap vejjneesterdg. Ondenkbaar was, dat hij de belange n va n zijn stiefzoon vergeten zon
^
:
1
=
:
.
.
Het had buitensporige moeite gekost het spartelende landje aan lijn te leggen. Een armelijk gewest anders, hier en daar amper bewoonbaar, waar de grond nergens zijn gaven te geef had met de
;
en toch z onde rveejjmndels verkeer versto ken van al le voornaamheid maa r een lan d, waar men den vijand uilkon houden, dochjii et opgesloten was, waaiieen staatje zich zelf kon zijn, en dat tot ontwikkeling zou brengen, wa t he t meesFëigenaardig Nederlands ch was. veel water en
s cheepsvery oer
;
Literatuur
:
Als
bij
A. Verder voorn. Gesta epp. Cameracensium III (M- G. SS.
W
"
VORMING VAN DEN BISSCHOPPELIJKEN STAAT.
LIV
—
VII 465); Herman v. Reichenau, Chronicon 1054 M. G. SS. V 125); Lambert VAN Herspeld, Annales 1077; in Lamperti mon. Hersf. opera, Scr. Rer. Germ. 1894); Sigebert v. Gembloux, Chronicon 11 11, M. G. SS. VI, 356 Annales Egmundani (Werk. H. Gen. N. Serie i, naar M. G. SS. XVI. 442) alle op enkele jaren en doorloopend Beka, (boven blz. xxvii). (
(
—
(
33
Kluit, Historia
critica comitatus
— 99; Pn^^i^AN,
D/; vp.rnverin^im n het
Hollandiae
M er
et
C.
Zeelandiae
ii>i'di>gphii>i1
Vad. Gesch. IV', 349); Gosses Vorming (boven ,
—
tinnr
blz. xlii)
I
2 (Middelb. 1779)
amnf Dirh
/yf-^Rijr^r
.
Het noordelijk kusÜand.
In de iie eeuw was Westerlauwersch Friesland de naweeën van dgnXaormannentijd te boven. H et lijkt dan de meest welvarende streek van Nederland, Ongewoon groot e hoeveel heden penjamgen, door den handel verspreid, zijn tot op verren afsta nd vandaar o.a. iii Pole n en Rusland opgedolven. Ze zijn g eslagen in Stavore n. Bolsward, Leeuwarden en Dokkn.m, en dragen de namen va n Liudolf, Bruno en Ecbert, alle^rave n van Bnins-^^ijk. De bevreemding, hier B ninswijksche muntheeren aan te t reffen, he eft ge nealogisch a angel egde onderzoekers famüiebanden do en vlecht en tusschen Friesland en Brunswij k. maa r deze missen nog alle wete n.scha ppelijke hechtheid Veel meer overigens dan dat in Friesland die Brunswijkers graaf geweest zijn weten, wij niet wij kennen hun lotgevallen daarbuiten en slechts de terugwerking, die deze hier gehad hebben. Ecbert I _(i052zzLê§) behoo rde tot d e rijksgroot en. d ie in 1062 /^/Ot^^l^j^iié er aartsb s. Anno van ^nl*^" dpn onmondigen koning aan zijn X^A. /^/^l.-*4moeder ontvoerden. Maar^reeds i n 1063 werd aartsbs.- Adalbert van Bremen aan het hof oppermachtig, die zijn invloed behield, totdat in 1066 de vorsten den jongen koning dwongen d e n gun steliQg^van zichjte^oen. Van_dit_a lles merkt men ook in Friesla nd beoosten LauwÊLs. ^Malb^, die in 1056 d e graf elijkheid in Fivelgo énTHunsego verkregen had, doch ze met moeite uit handen van Ecbert I had gehouden, verloor ze-jnio66 a.an hem. é^ Sterker deden zich irLonsJand de schornmelin gen gevoelen, die zijn vader was in 1068 gevolg waren varijnarkgraaf Ecbert U's markgraaf van Meissen geworden deelneming aan de opstand en
A
.
:
K
'?^^
—
&
in Saksen.
Men leest ze
—
af uit een tabel, In 1073
—
'75
:
oproer der
Saksen; verbeurdverklaring van Ecberts goed;j[: .Q77: schen king van he tgraaf schap Stayojyn a^rüiet bisdom Utrecht. In 1081 on -
/
:
'' , '
j
,4
derwe rping aanjen koning, en terugg ave van heljv^erbeurde. behalve Stavoren. In 1085: samenzwering ;opnieuwconfiscatiejj[5;86^:
.„..:v-—
,
/
\
VORMING VAN DEN BISSCHOPPELIJKEN STAAT.
LV
van de graafschappen Oostergo, Westergo en Islego D aarna weer verzoening en restiIsleg o. Wede rom rebellie in 1 088; tutie, met uitzonderi n g van nogmaal s verbeurdverklaring; 108 9 herhaalde gift van Ooste rgo toe;i£ijzing
(ligging onzeker) aan het Sticht.
:
en Westergoa^and^J'^trp^^^'^^^p kerk Men verbaast zich niet, dat >s. JK:0enraad (1076— '99) Jn de laatste oorkonde de toezegging [^ontving, dat beide graafschappen niet weer teruggenomen zouden worden, zelfs niet door den keizer zelf „al mocht hij het willen". Toch heeft deze het gedaan. In iioi kwam Hendrik de Dikke /l^-^^j^ met zijn vrouw^e en zuster van E rhert TT_, in Fri esland om de vro e- ^ gere graafschappenjvan_zijn zwa ger, die de keizer hem verleend had, te aa nvaarden. Ditmaal lieten ze zich niet van hand tot hand Z^.,^^^ geven. De inwon ers, ook ridders door bs. Burchard (iioo '14) gezonden, gaven hem zulk een gevoel van onveiligheid, dat hij gerade n achtte naar de zee te vlucht en. Toen hij ze bereikt had, wer d hij door schip pers gewond en in het water geworpen Eenige weken later dreef zijn lijk aan m s II pjv^ "De bisschop behield hier de grafelijkheid, maar ze werd als een | "^ dood ding, ergens buiten het land in bewaring gegeven en waar- | over men daarginds haspelde. Te niet gegaan is die over de gouwen tusschen Lauwers en Eems. Het laatste bericht is, dat omstr. I .,XQ75 Ecbert II nog graaf in Huns ego en Fivelgo wa s. Daarna is het lan d ontgl ipt aan de rijksorganisatie, waaronder het vóór drie ,
—
.
%
eeuwen gevat was. Adam
f
Bremen,
Gesta pontificum Hammahurgensiutn (3e dr. d. ScHMEiDLERin Scr. Rer. Germ. 1917). Oorkonden met betr. tot het Sticht vgl. bov. blz. xLvii; over Friesland bew. Lauw. ScHWARXZENBERG, Gr.Placcaat- en charter hrtf.k yflw Vrt'^sliind, I ( 1499. Lceuw. 1 768), CoLMjON, Register van oorkonden, die in
Literaiuur:
V.
—
—
( 1 400, Leeuw. 1883); over Friesl. beo. Lauw. Blok, Feith, Gratama, Reitsma en Rutgers, Oorkondenb. v. Groningen en Drente, 2 dln. ( 1405, Gron. 1896, '99).
het Charierb. v Friesl. ontbreken
—
Meyer
V.
(Leipz. 1890
Knonau,
— 1909),
D.
De
Jahrb.
dl.
I
d.
deutschen Reichs u. Heinr.
IV
u.
—V; Böttger, Die Brunonen (Hann.
Heinr.
V
7 dln.
1865).
bisschop van Utrecht omstr. loy^.
van 1089 zou men het Sticht als staatkundige |>." schepping voltooid kunnen achten; nieuw gebied heeft het niet meer ontvangen. Of bs. Koenraad de oorkonde met die gedachte
Met den
gif tbrief
'
*) Jaekel, Grafen v. MittelfriesL 130. In 1107 gaf Hendrik V aan gr. Hendrik v. Zutfen in leen een graafschap „Friesland", dat hij „vrij in zijn hand had". Ligging van het graafschap en gevolgen der gift zijn beide onbekend.
{{
ei^ VT^^
'^
-v^^
VORMING VAN DEN BISSCHOPPELIJKEN STAAT.
LVI
Domarchief neergelegd heeft ? Hij wist reeds, dat de zorg om het verkregene te behouden grooter zijn zou dan de moeite om het te verwerven en er was reeds verloren gegaan. En keizer Henin het
drik IV? Hij lag ;
;'
'
^^.
met het pausdom
Duits che episcopaat voor den
in onverzoe nlijken strijd
om h et
ksdiensFTe behouden. Evenwel ruim genomen kan men zeggen, dat Nederland thans het Sticht was en Utrecht de hoofdstad, ^a lderik's eenvoudige domker k was in 1017 a fgebiand, .^^^gjyijÖJkl had een nieuwe St.
O-T-t-t^^v^^L^J^TiSirTL ^ Ma,;;i,|^g ,^(^athedraal
rij
gebouwd naas^t^ oude
St. Salvator. nj^^ud-
^^
On der B ernold verrezen nog twee kapit telkerken, St. Piet gr e n Stjaja. De monnikenuit Ansfried's kloostert e Hohorst waren geves tigd _te^ Utrecht in de groote St. Paulusabdij. Bs. rnu n
j
Koenraad heeft nog de St^^^;ie
als vijfde
aan de reeds bestaande
kapïfëlkerken toegevoegd. Utrecht moet reeds
iets
geleken heb-
ben op de stad van latere afbeeldingen met haar talrijke torens en hooge kerkdaken. Maar de groote steengewassen moeten nog wat kaal gestaan hebben, zonder de wortelroset van een dichte burgerlijke vestiging aan hun voet, want de stad, al ontwikkelde zich de handel er, was nog hoofdzakelijk woonplaats eener steeds talrijker clerezie
met haar
zins afgescheiden
personeel.
En
ver boven deze, ook reeds eenigs-
van haar, stond als geestelijk en wereldlijk vorst
de bisschop. Dejtijd was verre^at hij met zijn Domkapittel samen woonde al s in één gezin, al lang had jüj^e en eigen palatiu m. Achteraf bezien was h et hoogtepunt der s taatkundige heerljjk-
I
pieid geweest onde^bs.
Willem (1054— '76). Waarschijnlijk stamde
anders dan de overige bisschoppen der iie eeuw, uit een in de Nederlanden gevestigd gpslarht maar toch uit een van beproefde
|hij,
^
koningstrouw. Zijn vader was vermoedelijk Gerard
v.
Wassenberg
XLix)rüük gtaaf in Teisterbant een Diederik, genoemd als graaf in de Veluwe,mag men voor zijn broeder houden. Doch wat een verschil in het begin der loe eeuw beschikten zulke graven over het bisdom, nu hielden zij hun graafschappen van den bis(bo V. blz.
;
:
schop.
Ee n
m aiLjyar
sfndie,
maar geen
stille
g eleerde. Hii_hür^
1064 met groot gevoïfenjvolle^statje^en^^zi enbarende. mondaine bedevaart o ndernamen naar het Heilige_Grafen was daarbij een der eersten om naar het zwaard te grijpen, toen Arabische roovers afkwamen op de wereldsche pelgrims. In_X076, als de strijd tusschen Hendrik hoort geheel
bij
devoomamgjgrelaten,
IV en paus Gregorius VII acuut wordt,
die^ in
is hij
aldoor aan
's
konings
VORMING VAN DEN BISSCHOPPELIJKEN STAAT.
LVII
vertoont de trekken van denin^jater^eeuwen zoovee l voorkómenden bisschop::eeigtejnniister^nbevreesd zelfs voor de kerk als het gaat om de handhaving van het staatsgezag. Qq^ó^xi zijde. Hij
r ijksdag te
Worm? noopt
hij
de aarzelende bisschoppen
om de a f-
van Gregorius te onderteekenen, e n. a ls Paschen d. a^vjte Utrecht de bss, van Touj_en Ve rdu n de veran twoo rdelijkheid der
zetting
hiïïTtöegedachte haj]4e]jjig;_blijken^nt vlucht te
zijn
,
spreekt
hij
voor het hoofdaltaar in den Dom den ban over den paus ui t. Een maandlg-ter is hij onverwachts gestorven. Den kerkelij ken schee n een straf des jiernels. In het begin van '76 had een schuit h ertog Godfried m. d.
dit
B ult
do pdelijk gewo nd na ar Utre dil gebracht een dien aar van gr. Die derik V h ad hem v erra derlijk dejcwetsuur toegebracht, waaraan hij in Febr. is overleden. Het hert ogdom had in Lotha ringen m eestal ontbindend gewerk t onder dezen hertog was het een ge- t'VM^X'-/^ zagscheppende macht voor het koningschap geweest. Met den d ood van dezen trouwen man' is het als zoodanig uit de historie ~^ verdwenen. Wille^ 's pp volger -JKJoenraad, haastig aangesteld, voorloopig meer wereldlijk bewindvoerder dan bisschop pas in 1085 is hijf i/ (yCC^-^^^_^".*-f als zoodanig gewijd zag dadelijk de reactie op zich aankomen.* Juni '76 trok Diederik V met steun van zijn stiefvader uit ter herovering van zijn' graafschap. De sterkte te IJselmonde, waar Koenraad zich bevond, werd veroverd en verbrand, hijzelf gevan/^ gen genomen. Ver moedelijk heeft Diederik den bisschop het leen-^^^^y^^^^.^,....^^^...^ he erschap over zijn graafschap gelaten. JZT^^'^ T''"^^ De gebeurtenissen van 1076 waren meer teekenend nog dan besHssend. Zij duidden aan, dat de samensmelting der onderscheiden Germaansche stammen en stamdeelen in één staat den Duitschen koningen evenmin gelukken zou als den Karolingen de vereeniging van Germaansche en Romaansche volksgroepen onder één imperium. De kerkelijke vorstendommen stonden opgericht en zij zouden dat blijven, maar de zware overkapping van een rijksgebouw zouden ze niet dragen. „„^ ;
;
—
—
.
Literatuur
:
Moll, Kerkgeschiedenis, IP
hfdst. 2.
Verder
als
bov.
^^
•
DE ONTVOOGDING DER KLEINE VORSTEN. {± iioo^
±
1250).
Het streven naar hervorming der kerk, gewoonlijk de Cluniacenbeweging genoemd, dat beoogde haar te bevrijden van het wereldsche, dat haar aanhing, was door de Duitsche keizers zelf bevorderd. Zij hadden de kloosters helpen zuiveren van lieden» die niet geneigd waren zich van aardsche begeerten af te wenden, en er toe meegewerkt, dat k erkelijke ambten kwamen aan pers onen, wie n de vervu lling van hun geestelijke taak ernst was. Het verhoogde besef van haar roeping had echter bij de geestelijkheid ook een gevoel van waardigheid gewekt, dat de staats voogdij, waaronder zij stond, minder verdragelij k maakte. Toen de hervormingslust ook tot het pausdom doorgedrongen was, heeft dit zich eerst in Italië vrij zoeken te maken, 's Keizers overmacht was den paus hier begrijpelijkerwijs het hinderlijkst en een algem eene weerzin tegen de Duitsche overhee rsching kwam hem er te hulp. Qn^r Gregorius ^If^oeg dejtrijd naar Duitschland over. Deze paus, van zins de aanspraken, die^IcIT uit hë^ stedehouderschap ser
Christi lieten afleiden, t en volle te verwezenl ijken, he eft den reg el, dat^een leek kerkelijk e ambten vergeven mocht, verscherpt en tegen het keizerschap ge wend. H et recht tot verleening (inve stituur) van het b isschopsambt werd den keizer (of koning) o p straffe va n de n kerkelijke n ban^ntzegd (1075). Te genover elkaar stonden voortaan een reeds eeuwenheugen de practij k, dai^ koningen en keizers d e hoofden der rijkskerken (bisdommen en rijksabdijen) benoemden e n een recht der kerk op onafhankelijkheid bewijs -? baar uit evangelie en oude tradit ie. De keizer streed voor het-' bestaan yan zijn r ijk want dit rustte grootendeels op de b isschoppen dejpaus voo r de verheffing derkerk boven de wereld. Iii_dien_strijd om het Duitsche episcopaat kon geen van Jbeide vol komen overw innen. Kerkel ijken werel dlijk g ezag der bisschoppen_waren_ reeds te vast vergroeid dan dat een scheiding m ogelijk was. Deze is pas tot stand gekomen in het be gin der iQe eeu w, een paar ]aar voor de vormelijke ontbinding van het Heilige .
—
—
,
/
i.
DE ONTVOOGDING DER KLEINE VORSTEN. (lIOO
Room sche
rijk
.
Heteinde van den
— 1250)
investituurstrijd
LIX
was een_com-|
promis: het concoiFHaat van Wormsj[ ii22).
De
tweespalt was hiermee niet gesloten
.
l""
De
keizer en de paus
konden niet zóó naast elkaar verkeeren in één rijk, dat beider machtsverlangens zich konden ontplooien. Niet alleen dat de vert egenwoordiging Gods op aarde zich liet verklaren als een alge meen oppergeza g, de paus was sedert de schenking van konin g ,
Pi ppijn vorst van den kerkdijken staat en een
—
_^ -2.
— door iedereen
o orkonde van keizer Consta ntijn gaf ^ nog voor echt gehouden hem politieke aanspr aken va n veel verdere st rekking. Toen de Staufische keizers het keizerschap versterkten en steviger dan ( iemand voor hen hun macht in Italië begonnen te vestigen, was^ een eindstrijd onvermijdelijk. Evenals vroeger waren naar onaf hankelijkheid strevende Duitsche vorsten 's pausen bondgenoo-| ten. Met^heni_gamen hebbe n zij het rijk gebroken t oen Frederi! II (1212 '50) sti erf, was het-keizer j^chap vermVIH. -^^^^ij Vóór de worsteling tusschen imperium en sacerdotium, in de iie eeuw, lee k soms de staat de kerk te zullen verzwelgen tegen > 1250 kon men denken, dat de paus weldra over het, trouwens \ totaal ontluisterde keizerschap zou kunnen beschikken als een_y
.
i
—
:
:
kerkeijk beneficie. Literatuur
Hampe. Deutsche
Kaisergeschichte in der Zeit der Salier u. Staufer dr. i^ipz. i9i6);Hauck, D. Kirchengeschichte III, 7e boek en vlgg., IV (3e en 4e dr. 1906, '13). Beide met op(in
gave van
§1.
:
Brandenburg's
i^ibfiotü. d.
Uescmctitsw. 3e
lit.
Het bisdom Utrecht en de investituurstrijd.
Het gezichtsveld van hem, derland beperkt,
is
van Ne op den in-
die zich tot de geschiedenis
niet zoo ruim, dat hij een blik krijgt
vestituurstrijd in zijn geheel. Bovendien het is te_donker, slechts hielden daar glimt een kort annalenberichtje; maar het werpt ree ds onder bisschop Godebald (1114 1127) zijn schijnsel op
^^
—
^
gansch veranderde verhoudingen. r^ Godebald n.1. vmden wij m 1118 op de synode keize r Hendrik V in den ban gedaan werd en dit
J^^-^^A^' te Fritzlar, is
bewijs, dat hij toen tot de pausgezinden behoorde.
hij
1
%
—
waar'^
niet het eenige
Een paar jaren'^
—
het hep tegen het concordaat van Worms stond weer in een meer normale verhouding tegenover den keizer:
later echter
^5^'*<4-^^wS^
/^
/
LX
i^^
HET BISDOM UTRECHT EN DE INVESTITUURSTRIJD.
op Paschen 1122 maakte hij te Aken zijn opwachting bij Hendrik V. Het was evenwel niet het herstel van een betrekking tusschen keizer en bisschop, gelijk ze een halve eeuw geleden als de gewone beschouwd werd. In de Pinksterdagpn wa^ Hpndrik V tp TJti^prht Een relletje tusscfiën 's bisschops dienstmannen en lied en uit hetjceiz erlijk gevolg ontaardde in een h evi g straatg evecht. Of was de zaak misschien minder onschuldig, en had men het op de persoon des keizers voorzien? D e keizer dacht het en Godebald^ wer d^ als schuldig aan hoogverraad gevangen genom en. Iang_duur de_zijj3Jiec]it£nisaÜgL_gn d h ee le geschiederi is_zou kunnen heeten, wat men in offic ie ele taal no emt een betreurenswaardig incid ent. Maar de keiz er na m eenige opmerkelijke bescHOdangenT Ten eerste ten bate van de kapittels van den Dom en öïïdmunster, die vportaan de grafelijke rechten op hun go ecde ren aan Lek en (Holl.) IJsel zelf zöüdëfithögëh uitoefen en Voorts ten gunste van een bisschoppelijk leenman Gisjlb ert die het sch outambt en het beheer ^QVer het bisschoppelijk goed te Mui^ den ontving. Tenslotte ten voordeele van de burgers in Utrech t e n Mui den en die binnen de vrijheid („ ambitus" ) daarvan woonden. Ze kregen e en tolprivilegeT^its^ belovende dat zij het bisdom tegenover elkeen trouw aan den keizer zouden doen blijven. Over al deze begunstigden een bijzonderheid. Het Utr. Domkapit-
t.'
^
.
'^
\
C
tel heeft destijds bij het Keulsche geinformeerd, in hoeverre dit bemoeiing van een bisschop met kapittelszaken oorbaar achtte. Gisilbert_is_eenige jaren later vmgens^^jjn^dwarsdr ijverij tegeno ver bs. en kerk onthoof d. De Utrechtsche burgerij blijkt eenigen tijd daarna twist met den bisschop te hebben over marktaangelegenheden. Tusschen geen dezer en den bisschop dus boterde het
toenmaals.
—
\/y ^^ A^
/^
'^^
ULuj.
f
•
Inii23 deugde het
hier in het Sticht
legerde toen het biss choppelijk
nog
niet.
H endrik V be-
kast^pl gJrhnnpnbiirg (bijJIeUen-
doorn) en hertog Lotharius v. Saksen,
's
k ei zers tegenstande r,
hem het b eleg te d oen opgeven dooi^een_plgtselingen aanval op Deventer, dat het et den keize r hield. Ma ar Deventer sloeg hem terug, Schuilenburg werd overgegeven en verbrand en God^baldjieeft-zich, naar het schijnt, nn voor goed onderworp en. r^f^ Veel onbelangrijks, jlochhettoont hoe de keizer hier thans eé n| trachtte
m
^ /
[^
,
.
1
b ^chop in be dwang hield met geweld en door versterking van de| :
oppositie in diens eigen gebTéÜ.
En
die oppositie
is
dezelfde, waart
HET BISDOM UTRECHT EN DE INVESTITUURSTRIJD.
mee de bisschoppen nog eeuwen lang
zullen
kampen de :
LXI
kapittel-
leenmann en, de groote_steden. Opvolger van Godebald werd Andries v. K uik (1128 '39) ^^''^^«#«l<ju -'z doniproost van Luik blijkens zijn verleden iemand van de pau//^t(^- ^J c selijke partij .H ij moet wel gekozen zijn volgen s de vo orschrift en _^. /^ /tll^ van_hgt tractaat van Worms. Volgens dit verdrag zou de keuze ^T^z-yi^-^^ voortaan zijn een „c anonieke electie" de^eizer zou den gekozene de „regalia" verleenen. wa arvan de schept eg het zinnebeeld was; daarop zou volg en de kerkelijke investituur door den paus met ring en staf. E e nige invloed op de keuze was den keizer nog gelaten h ij mocht de verkiezing bijwonen en indien geen eenstemmigheid bereikt werd, in overleg met den aartsbisschoppen de overige bisschoppen van het aartsbisdo m uitmaken, wie der g ekozelïen de meest gerechtigde was Hoe stondeen bisschop er thans voor? Reeds de laatste Salische keizers hadden al s eigenaars der b issch opskerken de opbrengst van het daaraan verbonden rijksgoed tijdens een vacature vo or zich op geeischt. Tenslotte is deze eisch geüniformeerd en gesteld op de inkomsten van één jaar (regalienrecht). Frederik I (1152 '90) hee ft deze fiscale aansp raken, naar het schijnt, uitgebreid en ook d e heele roerende have van den gest or ven bisschop in zoover ze uit dat rijksgoederenbezit voortkwam, opgevorderd (spolierK" recht) Drukkende lasten, in het begin der 13e eeuw ecl^rtoT' een weinig bezwaarlijke heffing beperkt. De nieuwgekozen biss chop moest naar den keizer voor o ntvangst der „regalia", naa r d en paus voor de wijd ing. Vo etstoots kreeg h ij deze nooit Sedert geestelijkheid, de
—
,
;
:
.
—
^
.
.
Bonifatius _/
;
„ commune
VH I
1294— 1303
stond daarvoor^ jilsjariêl een ( ) servitium" ten bedrage van de jaarl. 'opbrengst der »
.
bissch oppelijke tafelg oederen, voor den paus en de kardinalen, j^, voorts z.g. „ minuta servitia " voor hun dienaren. Van een oudere ;
Maar in 11 96 beschouwden twee bisop groncTvan het^verkregen stemmena ant al als gekozen Bei de togen naar Rom e de een stierf nog d aar na de_jwijding, de a nder, k ort hie rop door den paus gewijd, op den terugweg. Jaren la ng_hee ft hun opvolger getobd eer hij behalve de kosten voor zijn eigen wijding ook betaald had, wat ^zjjn^ twee voorgangers b ij Italiaansche b ankiers opgenomen ha ddenT^De paus stond met zijn ban achter de in ane nde schuldtarifeering
weten
wij niet.
sc hopscandidaten zich .
:
,
eischers.
Een
bijzonder geval, zeker;
maar
regel was, dat elke
.
HET BISDOM UTRECHT EN DE INVESTITUURSTRIJD.
LXII
nieuwejbisschop begon met een defici t, en dat snel opeenvolgende vacatures een financieele ramp waren voor het Sticht.
Maar
1
dit l aatste is misschien
investituurstrijd.
/
Wel was
dit
g een onmiddellijk gevolgjvaTT__den de „canonieke electie ", da. keuze
door geestelijkheid en volk, „ clerus^et popul us". Alg emee n is in de Duitsche bisdomm en het kiesrecht va n den clerus beperkt tot h et Domkapittel. In Utgecht evenwel is het gekomen aande^^^^pittels der hoofdstad en de proosten van de kapittels te Tiel (la-
1
:
/
/
t er in
Arnhem ),
o nbekend
:
Deveijter,
.
>
Emme rik en Oldenzaal. Wanneer, is E venmin weet men precies,
missc hien sedert 12 67.
ho e het „volk"
zijn kiesrecht uitoefend e.
Burgers van Utrecht,
waren daartoe stelbevoegd en van hun recht hebben zij aanvankelijk ook gebruik gemaakt. 0£^en_dum- echter^kvra,m„hetiai^^ Dat de bisschoppen voortaan gekozen werden en niet meer als edele vazallen, bisschoppelijke dienstmannen
lig
^
I
vroeger feitelijk aangesteld, is voor hun macht zeer bedenkelijk geworden. Bij decapitulaties, waardoo r zich de candidaa t de steun der kiezers verzekerde, geraakte t elke ns iets aan macht of inkomsten iiTde handen der geestelijke heeren dat den bi sschop .
e igenlijk toekwam. En op h en werkten andere bela nghe bb enden vooral de naburige graven zochten de kapittels met hun aanhangers te vullen en met geschen ken waren zij tegen een verkiezing niet__k;arig. En dit waren nog vrij kiesche middelen. S oms v erscheen e.en graa f, ook wel eens twee, voor de keuze met een sterk ;
,
gewapend gevolg in Utrecht. Als vroeger bepaalden grootendeels overwegingen van niet kerkelij ken aard de keus alleen ze waren veelsoortiger en meer bekrompen. Bovendien de keizer h ad den bisschop sterk gewe nscht die nu den doorslag gave n waren ex op uit^hem tejv erzwakke n. Een geluk was nog maa r, dat ze het veela l met elkaar on eens waren. Gewoo nlijk toch veroorzaakte de doo d^ van den bisschop een min of meer ernstige staatkundige cris is ;
;
,
j
in de Nederlanden.
Een nieuwe .
I i
vorst in een wereldlijk territorium, het deed ver-
wachten de regeering van iemand, die nog vrij stond in zijn wereld een nieuwe biss chop het was het bewind van een perso on, ge woonhik gebonden door tal van verplichtingen en steeds bez waard met een aanzienlijke schul d. Bovendien van iemand zon der dynastiek verlêderuen-zondeiLdyiiastieke toekomst in het Sticht; alslüj er van scheidde, zou iemand zijn plaats innemen, ;
,
/)
\
j
^2^ ^_
^^
/
HET BISDOM UTRECHT EN DE INVESTITUURSTRIJD.
LXIII
hem vreemd was. I^'amiliezin deed het hem niet beheeren met de vasthoudendheid, waarmee men een erfgoed bestuurt. Integen d eel familiezin werd bij hem faimliezwal^.^En dit hebben de bisdie
schoppen, nu ze niet meer voor den keizer en onder diens toezicht hun gewest bestuurden, herhaaldelijk getoond. Bisschop Hart - /^it^,/i^e,i^ //, ~'/y^ bert..(i i3Q '50) b eleende een zijner b roers erfelijk met de prae- \ri
—
.
van_Groningen, een anderen met het rech terschapjnhet overi ge Dre nte en het kasteel van Koevorden. Bisschop Godfried (1156 1178) m aakte achtereenvolgens t \yee~ zijner b roers b urggraaf van U trecht. Tevergeefs heeft bisschop Boudewijn II (1178 1196) Drente met Koevorden aan een zijner broeders zoe ken te bre ngen he t zat geds tejvastjn handen van de bezitlectuur
—
,.
{3..^^^/li'A y^ / y^.^^^
-yr//
—^—
—
:
ters uit
Hartberts geslacht. Vermoedelijk heeft
hij
hem
het in-
middels vrijgekomen burggraafschap van Utrecht kunnen verschaffen ^). Hoe hij andere familieleden ten koste van het Sticht bevoordeelde, zal nog blijken. Bissrhofi .Qtto van Ge^re droeg -
— 1215) aan zi,jnjr^eder. graaf Gera
rd,. 4.e tienden vanalle landen binnen Gelre in leen over. Nog in 1247 heeft diens zoon aan paus Innocentius IV tot geruststelling van _^et knagend geweten" gevra agd, of hij en zijn vadej;^ich door heffing dier tienden_eigenlijk_niet b ezon digd Jiadden. Dat een volgende bisschop steeds weinig gevoelde voor de mildheid zijner voorgan-
(1212
/p
/^
fry
'^
/al/^^^/t^
te ontginjQÊXi
gers en geneigd
was de gevolgen daarvan op
te heffen,
nam
de
nadeelen van het nepotisme slechts voor een klein deel weg. Men zou zich nog kunnen denken, dat de geestelijke waardigheid den bisschop eenigermate dekte tegen hen, wier eigenbelang
met het zijne streed. Een heel enkele maal hebben kerkelij ke d wangmiddelen hem inderdaad wel eens tegen wereldlijke tegenstaji ders geholpen, maar o ver he t algemeen blijkt bijzonder wei nig va n eenigen schroom tege nover den kerkv orst i n wereldlijke zakeneen ook zijn kerkelijke ondergeschikten waren evenzeer als anderen bereid hem de handen te bmden, als zij meenden, dat deze zich zouden uitstrekken naar of zelfs vasthouden aan wat zij voor hun stoffelijk welzijn en hun macht noodig achtten. Maar het bisschoppelijk ambt wa s_ook,ni et de vervulling van een hoogere ro epin g, het washet einde een en kele maal wel het begin van een carrière open voor de zoons van voornainen, die langs
—
—
^)
Pj^acker Hordijk, De Castellani van Utrecht
(Bijdr.
Vad. Gesch. IV^)
7.
/
!/^
-•
HET BISDOM UTRECHT EN DE INVESTITUURSTRIJD.
LXIV
jlezen_jweg tot een vorstelijke positie
poos
/«
pi enstzin
.
kond en komen Men ve r.
zo nder godsdienstzin, evenmin uitsluitend uit gods-
ze, niet
Wi e daarvoor wenschte te leven,
trad in een der strenge
inonniksorden.
Langzamerhand pas deed zich dit alles gevoelen. Bisschop Hartbert stond uiterl ijk nog stevig. E en heftig man, die er niet te gen opzag Diederi k VI van Holland door de njcer keiijken ban
m
aken. Tegen over_d icns zwager, Otto_yan_Rinegge, ged _wee te graaf van Bentheim, die het Sticht aan de_Ozijde belaagde, diende hem het geluk b ij een gevecht sla agrip hij prin hpn] gevangen te nemen. De Utrechtsche burgers, die naar het zeggen van een tijdgenoot „slechts door harde kerkvorsten bedwongen konden worden", schijnt hij onder den duim gehouden te hebben. :
Een bisschop
als
deze lieten de groote heeren zich thans niet
meer welgevallen.
Na
do od werden de graven van Holla nd,
zijn
De
eens over een Volgzamer persoo n.
r;pjlrp_pnj^lp£f-hf' t
„cano-
maar Diederik VI
ieke electie" werkte wel niet naar wensch,
Herman v. Hoorn (ii^i —jsó) gewapenand naar Utrecht en zij wisten 's pausen bevestiging voor em te verkrijgen. Koning_ Koenraad III van Stauf en (t T3.S?rroerde hun candidaat
'52) schikte zich.
deze jaren a an
Wa arsch
Lek en
.
heeft de Jiollandsche graaf
IJsel genes teld, en de grens
van
zicljj^j..,
zijn graaj-
schap langs de Merwede naar het O verscho ven. In zijn eigen hoofdstad werd de bisschop nooit goed baas. .
Maar zóó behoeide het nog slechts een proef vooraf
niet te gaan.
van wat
in
Sticht zou zijn.
geschiedenis gaf lot
van het
voortaan minder van wat de
Het s choppen deden dan van wat hun gedaan verha al is
De
de toekomst het
bis-
'~~
wërdl
—
^
Scr. Literatuur : Vooml. Chronica regia Coloniensis (met verv. 1249, Rer. Germ. 1880): Annales E^t nu*"^''"? (bov. blz. liv) Quedam Narraciode Groninghe, de Thrente, de Covordia etc. (uitg. d. Pijnacker Hordijk in Werk. H. G., N. S. 49, 1888); Beka, Chronicon. Oorkonden alsboven. De Geer v. Tutfaas. Nog een hladz. uit de Utrechtsche eesch (Bijdr. Vad. ;
.
Gesch.
IIP
153);
Oppermanv
,
Tlnterxur.hungen J hov. blz. 42).
zondere onderwerpen.
Q
i e Entstehun g Bisschopskeus Below. Wa^^*"-^*" '^'"' rinmbnpHpi (Leipz. 1883), Tenhaeff, Diplom. studiën over Utrechtsche oorkonden (Bijdr. Instit. v. middel. Gesch. I, Utr. 1913) 140; MoLL, Kerkgesch. IP hfdst. 6. Financieele lasten op bisdom: Tang.l Die Vila Bennonis u. das Regalien- u Spolienrecht (N. Arch. f. alt. deutsche Gesch. XXXIII, 75); Simonsfeld, Zur Gêsch7 Friedrich Rotbarts (Sitzungsber. d. Kgl. bayer. Akad., Philos., philol. u. hist. KL, 1909, IV); Brom, Bullarium Traject. II, Introd. XXXIV en Archivalia
B
des
ij
:
ausschlieslichen
.
,
in Italië (R. G. P., KI. Ser. II), 363.
HET GRAAFSCHAP HOLLAND TOT HET EINDE DER I2E EEUW. LXV §
Het graafschap Holland tot het
2.
de der
12e
ein-
eeuw.
Langen tijd verneemt men weinig van het Friesche graafschap.^"'^^'^^--^!:^ ^ '^'^'^ ten W. van het Sticht, in het begin dërl:2e eeuw k omt liet weer in de geschiedbronnen te voorschijn, nu onder den naam Ho lla^ Fioris ll (ioqi—1122 ). de zoon van Diederik V telt reeds y< JZT/ ^fe^ weer mee onder de vorsten van zijn tijd. Hij wordt ons beschreven Tc^ij/^-tt.*'^ -v als zijnde „ zeer rijk
en zeer ve t". Geheel zonder politieken zin
is
deze omschrijving niet. Rijkdom was het bewijs van een we lges laagde regeeri ng.
van het graafschap had voor keizer Hendrik IV beleedigends gehad. Fioris had zich dan ook een j)laats aangeweze n gevonden o nder de oppositie tegen hem en zijn zoon; hij was getro uwd met Petrone lla, een halfz uster van Lotharius van Saksen den leider van de anti-keizerlijke partij in het N.W. des. rijks. Een krachtige vrouw blijkbaar;
Het
herstel
iets teleurstellends, bijna iets
,
„het vrouwelijk geslacht is gemakkelijk te misleiden", zegt zonder-
van haar een annalist uitEgmond, als hij klaagt, gravin-weduwe beschikte over de goederen der abdij. Zij had het overigens kwaad genoeg na den dood van haar man. In 1123, toen Hendrik V naar het N. kwam om Lothari us' bon dgen oot Godebald tot gehoorzaamheid te dwingen, voerde hij ook een talrijk lege r in het graafschap, waar 's hertogen ling vergoelijkend
hoe vrijmachtig
halfzuster als
zij als
voogdes
voor haar
minderjarigen zoon Diede-
rik
VI het bewind voerde. Waarschijnlijk moest het
nen
om kracht
bij te
tegen haar regentschap lieten inbrengen.
De
en^moeite, he^gegchil vond geejijrgcht^nide noot. In 1125 stierf Hendrik V, Lotharius
— gekozen (1125
leger die-
zetten aan leenrechtelij ke bezwaren, die zich
veldtocht gaf zorg ;
werd
al dus ee n tijdge-
tot zijn opvolger^
,'
'.'^7). Died erik YLeji zijn broed.er_Flori s (de Zwarhadden voortaan hun oom tot koning. De graaf van Holland mocht rijk zijii, het graafschap was het
te)
destijds niet.
Nergens raakte het de Zuiderzee, door W.Friesland,
Waterland en Amstelland werd het er van gescheiden. Het laatste was Stichtsch; eveneens de omg eving van Mijdrecht, waar bs. t^^^C^^^t Koenraad het onontgonnen veen aan het kapittel van St. Jan ^iC^i^-^^ had gegeveji met het_hooge. rechtsgebied (later de Proosdij v. '^^^ -t-t^eè-,^ St. Jan). Bodegraven behoorde onder het bisdom, evenzoöTöèt::^^''^ •
'
'
't;
.
gosses japikse.
5
'•^ /.^
vur^^
LXVI HET GRAAFSCHAP HOLLAND TOT HET EINDE DER I2E EEUW. land lang s IJse l ^n Lek waarover Hendrik
V
nog bebeide dorp en Krimpen lagen e£jiog^in. De Zwiind rechtsche aard was eigendom en een heerlijkheid van de St. Paulusab dij. Op de meeste plaatsen was de grens naar het Sticht niet een lijn, maar moerassig laagveen, dat zich als een verlaten vlakte hier en daar nog tot dicht aan den duinzoom uitbreidde. Langs den N.oever van de Maas had Floris II weer onder zi ch en gerekt gebied, dat zich naar het O. ongev. tot het tegenwo ordige Heusden uitrekte Tusschen aas en (Poster) S chelde lag meer water dan land, hoofdzakelijk sl ikken en gorzen, later grootendeels ingenomen door de heerlijkheden Vo ornej dutten en 3triie n, waarover dan de graaf slechts de leenheerlijkh eid, geen ,
schikkingen had getroffen
(vgl.
bov. blz. lx).
in 1122
De
W
M
.
onmiddellijk gezag heeft. !^el_bezat
hij
dat waarsch. reeds over
Z., waarvan S chouwen e n Duiveland de voornaamste waren. Uit de Schelde scheidde zich d estijds een breed wate r af naar het N.. iijiiet deelingspunt lag ornstr. 1200 nog een B rabantsche tol Tolen heeft daarvan zijn-paaTTi Brabantsch was ook het waterland ten O. v._d. Strine, ten_Z^. d. Maasden ten W. v. Wa^l ^^ijk, waarin op een hoogte Geertruidenberg lag Wanneer de Holl. graaf daarin zijn voet gezet heeft, i s onzeker zeker nog in de 12e eeuw. Zoowel over de Reker e, een breed wad ten N. v. Egmond, als oyer^de Scheld e, den zuidelijken grensstroom, kwam men ged u-
enkele vruchtbare eilandjes in het
;
.
;
rende de 12e eeuw in een streek van onzekere rechten en betwist gezag. De Rekere was gewoonlijk ojidiep genoeg, dat grafelijke
konden doen naar de W.Friesche dorpen en dat W. Friezen op hun beurt aan de overzijde konden komen plunderen en branden. Zoo toch was nog de verhouding: er was slechts vrede, zoo lang de graaf er geen erg in toonde te hebben, dat men zijn gezag tusschen Rekere en Vlie niet telde. Geheel ongevaarlijk was dit niet. Toen Diederik VI (1122 '57) in 1132 doo r eenJI^^^lILheLdopr:vorst tqegan^^ ^^^'[^[êILI^^^ cfe'Westfriezen had doen gevoele n, dat hij zich zijn heerschers plichten tegenover hen bewust gewo rdpn wa^^ ffkpjid en zij zij^n broer Floris (den Zwart-e) ^ js graaf Dp7.p kreeg ook elders aanhang de Kennem ers, die ook met harde hand geregeerd moeshet_is de eerste ons bekende Kennen;ier ten worden, stonden o p krijgslieden strooptochten
—
:
—
stand.
De
graaf zelf evenwel was in staat dit oproer te
dempen
HET GRAAFSCHAP HOLLAND TOT HET EINDE DER I2E EEUW. LXVII keizer Lotharius legde den twist tusschen zijn beide neven bij
zo^t
van positie. Hij trachtte aan de familie eener bloedverwante van bisschop An dries rijke Stichtsche erfdochter, ditmaal ook van Kuik Zijn bro er, zijn oom en de stad Utrecht steunden hem, zooveel zij konden, weer antibisschoppelijk maar hij werd te Abstede bij Utrecht vermoo rd. D e Westfriez en echter hadden zich niet gebogen, pas in 1161 h ebben zij vrede gesloten met Diederiks opvolger Floris III (115^ 'qo) Het was niet meer dan een wapenstilstand. Ëenige jaren later werd de guerilla hervat, doch in 1184 kon Floris met een zekere voldoening ter kniisvaart gaan het land tot aan het Vlie, ook Texel en Wieringen, was onderworpen. (1133) en Floris
e lders verbetering
zich als huwelij kscandidaat
op
te dringen
—
.
—
.
:
Dan
het zuidelij k verlengstuk, 2^eland over de, of gelijk
men
-^
bewesten Schelde. De Hollandsche graaf had dit Zcc^. -^^to ^5^;rf5ein_leen va n den graaf van Vlaanderen Sedert wanneer, is onbe -"^t^ kend; misschien wel sedert een tamelijk laat tijdstip in de 12e -^-c^u^ t-<-<--;^^^ eeuw. Het eerst blijkt van het leen verband uit ruzies, die in iij gewoonlijk
zei,
.
(o f
1158)
ging
het
tot
e.EL3:j.65
wel o
m
gewapenden strijd aanleiding g aven. DaaTbif het
bezit der eilanden,
Walche
ren,
N. en
Borselen en Woltaartsdijk, belangrijk door hun vruchtbaarheid, maar tevens o m den riviermon d, dien ze begrensden. De verovering vanden Maasmond, tevens den handelsuitgan g van den Rijn, was de eerste daad van groote politiek der Hol l. graven geweest nu trachtten zij naar de beheersching van de a nde re groote waterpoort aan de Noord zee. Handelspolitiek ? Een I te mooi woord een, ri viergj-ond wüde vööf aengi^^^^^rsch. sl echts zeggen ee n rivit^^^toï of een ge lërdêfe cht. Dien indruk geeft ook het verdrag van Brugge (niet v. Hej^gaiëêdl.^^ ,^ :y^6 8!) een^eincie bedoelde te maken aan de voortdurende on eenigheid tusschen leenheer en leenman Het zegt de n Vlaam schen graaf de h elft cjer^ihlcomste n uit de eilanden toe, legt de berechtin g van belangrijke rechtzaken t e Brugge, maar de meeste en de Z.
Beveland
.
/^
;
; •
.
.
uitvoerigste artikelen beoogen te verhinderen, dat
J
Vlaamsche
kooplieden voortaan nog jiast zullen heb beiTvanjie heffingvah tol oj geleidegeld of van roof. De tolgaarder en de vrijbuiter golden blijkbaar als even schadelijk voor den Vlaamschen handel; er was slechts verschil in stelselmatigheid tusschen beider bedrijf. Ze^e land was een uitgezocht oo rd voor het piratenhandwerk en
—
-
.
LXVIII
\ '
^'<^^
I^UiJ
HET GRAAFSCHAP HOLLAND TOT HET EINDE DER I2E EEUW.
reeds
nu waren zeeschuimers een element
strijd
evenals \aei^èëïïwen Tater de Watergeuzen.
in
den staatkundigen '
Bijna een^eeuw is het verdrag van Brugge de basis gebleven voor de verhouding tussch en Vla anderen en Holland. Maar een zeer wankele. Reeds in 1172 heeft de Vlaamsche graaf weer ee n
men heeft geen recht om
knjgstocht naar Zeela nd ondernomen en te
denken, dat
zoolang de vrede ongestoord geweest
zelfs tot
is.
Voorloopig bleef de eindbeslissing in deze twisten nog verre hoe ;
ze zou uitvallen,
was
De Vlaamsche
niet twijfelachtig.
graaf was
op haren en snaen rijker dauLde HQlLan4sche hij gewoonlijk den tegenstande r wel verslaan en de eilanden, veroveren. Doch_vasthouden kon hij zeniet het water liet zich niet grijpen en op den duur zou die vorst het winnen, van wiens onderdanen eens een vreemdeling zou verklaren, dat „zij wonen bijna sooveel op het water als op het land, soodat men se a mphibia, dat is gedierten, die op het water en opüi£liand kunnen in achtiger
als hij het
;
ren zette, kon
;
mag noeme n". Op merkelijk weinig verluidt van territor iale geschillen tusschen
le ven,
Q-ci-f^^JJ^
Holland en en het Sticht in de 12e ee uw. De aan rakingspun ten waren niet vele, slechts^aar, waar_de groote rivieren het veen doorsneden^^^^^er^is, dat d e gra af zich meester gemaakt heeft van oeverstrookenJangs_HÊi:ï^Êdl^, Lek en IJsel, en dat jr- als gezegd (bov. blz. LXiv)
— wa arsch,
.^aader bs
.
Hermap
y^
Ho orn. Een
valsche oorkonde, die omstr. 1160 vervaardigd schijnt, heeft klaarblijkelijk
moeten dienen als diplomatiek wapen om het ver^). Of de bisschoppen ze daarvoor gebruikt
lorene te herwinnen
hebben, staat niet vast
;
wel, dat ze niets uitgewerkt heeft.
Voorn, de Ann. Egmundani (ongev. gelijk daaraan het|Cfcronico« door Kluit, Hist. Critica I^ met belangr. aantt.). Lossemeedd. Gesta Abb. Trudonensium (M. G. SS. X) 281; Egtnondsch gravenregister (hov.hlz. XLvii) 195 en elders. Oorkk. bij V. D. Bergh I en De Fremery. GossES, Vorming v. h. gr. Holland (bov. blz. xli i). Zeeuwsche kwestie: Kluit, Hist. Crit., P, Excurs VII; Berten, Histoiredu Hen féo dal entre la Flandre et la Zélande (Hand. d. Maatsch. v. gesch. en oudh. te Gent X, 75; Bulletin dier maatsch. XIX 225). Literatuur
:
Egmundanum,
^)
Oppermann
uitg.
in Westd. Zeitschr.
XXVIII,
233.
GELRE EN ZUTFEN TOT IN HET BEGIN DER I3E EEUW. LXIX
Gelre en Zutfen tot in het begin der 13e eeuw.
§3,
De geschiedenis van Gelre in dezen tijd heeft iets vormeloos ze moeFgëmaakt worden uit oorkonden, een rul materiaal, moeilijk samen te kneden, en ze stelt dan voor de veranderinggn_Van^een o nsamenhangend territorium zonder eigenlijke ke rn :
^ /
"tZ^^A
irV^ eeuw
reeds"als een
UMaasstreek. E en 1>
n^
Gerard III Cde Lange), achterkleinzoon van, den eerste n graaf van Wassenberg (bov. blz. XLix), stond in den aanvang der 12e
machtig man tusschen de potentaaties in de d ochters^trojiwdË-inet graaf "B"iidewijn v.
zijner
'^Henegouwen, een a ndere met hertog Walram van Limb urg. Doo r het h uwelijk dezer laatste is het stamslot Wassenbe rg over^
gegaan in het
fa miliebezit der Li mbnr gsr.he hertogen
noemden de grave n
-^
uit het huis
Wassenberg zich
en sindsdien
veelal naar een
nl. dat van Gelre (tegenw. Gelder in Duitschlan d). Het grillig gevormde gebied, dat de graven hier ten O. v. d. Maas bezaten, was zeker maar weinig belangrijker dan dat, hetwelk een eindje hooger op d e graven van Valkenburg onder zich hadden en stellig niet dan hei^noordelijker gelegen graafschap^ Kleef., H et beteeken de echter meer dan de heerlijkheden, die tusschen de Peel en de M aas de gravenvan Kessel, en om Gravë^ie \^n_Ku ik ^) in bezit hadd en. Doch zijn aanzien dankte de graaf van Gelre daaraan, dat hij op tamelijken afstand en geheel gescheiden van het eigenlijke Geldersche graafschap nog een stuk gebied had liggen. Het bestond u i t een deel van Teisterbant niet Tiel, Zand wijk en Herewaarden, die onder Brabant be hporden u it de B e tir^e en het lan d van Maas en Waal ten Wvan he t later z.g. Rijk van Nijmege n. Keizerlijke gunst en misschien ook bisschop pelijke i nvloed (boven blz. lvi), zullen bewerkt hebben. dat er in de iie eeuw een d ynastiek verband gelegd i sjtuss chen tw ee streken d ie niets met elkaar gemeen ha dden. Tot voor kort werd algemeen aangenomen, dat de snel opgekomen gra venfamilie nog in de eerste jaren der 12e eeuw een bijzonder geluk had gehad. I n 1113 stierf „O tto de zeer rijke raaf van g Sudvene" ( = Zuid veen == Zütfen ). Z ijn eenige dochter rmgarde zou, zoo meende men, gehuwd zijn met onzen Gerard III &n hun
ander goed,
—
•
—
,
,
J^
^•)
Later heer en van Kuik.
ti^^t^.
LXX GELRE EN ZUTFEN TOT zo on
IN
HET BEGIN DER I3E EEUW.
Hendr ik va der en moeder
in Gelre en Zutfen opgevolg d
we-
u^ *'Z^en. Later onderzoek heeft getoond, dat hierbij een paar genealoy\^
^_
/
gische schakels over het hoofd gezien zijn. Niet Gerard III
Gerard IV
,
maar
de echtgenoot geweest van Irmgarde. en Otto v. " "" heeft nog een zoon gehad, ook een Hendrik, aan wien hij 71 Zutfen köh nalat en. Pas^na d^i^jn^ kinderloozen dood (na 1145^
j>,e en
J-i^-^^iUt
is
opende zich het uitzicht op e en unie tus schen Gelre e. „. mt noe Gelre 1141 Hendrik van 118 z „weltTgS'^'i ich f2) ( .^^Z 1179 genaam_derjtad Zutjen" voor het eers t in iiQO komt in de :^(^ .\. ^^'^orkonden een graaf van Gelre en_Zutfen voor. IjdEis^zijn zoon 1
—
Trh^
£
;
OttoT(ïï82^^207 )T De beteekenis dezer aanwinst kan men niet aflezen van een tegenwoordige kaart. Ten Z. van de Geld. IJsel omvatte het graafschap Zutfen nog veel later maar een smallen, korten rand. Verder naar het Z. lag een legkaart van rijksonmiddellijke heerlijkheden, de
W
immuniteit van Elten en het graafsch. Kleef, dat ver naar het overden_Rijn en^lfs tot in de Betuwe opschoot. I n het O bleven lang aan het graafschap Zutfen ontbreken de heerlijkheden J^edevoort (w. o. Aalten, Winterswijk en Dinxperloo), Lichtevoo rt .
.
e n Borcul o (w. o. Groenloo)
;
een heel stuk dus, ten deele onmid-
aan den keizer, ten deele aan den bs. van Munster leenroeOver blijft maar een klein gebiedje, tamelijk gaterig bovendien, althans indien er oudtijds meer rijksonmiddellijke enclaves in gelegen hebben als de heerlijkheid Bronkhors t, die men daar later t usschen Zutfen en Doesb urg vindt. Misschien was he t weinig meer dan de stad Zutfen met omgeving "Nergens ook raakte het Zutfensche graafschap het Betuwsche gebied der graven. Waarom zou het ook ? De verbinding was het werk van een graaf, die een goed huwelijk voor zijn dochter gezocht had, en van den dood, die willekeurig menschen wegneemt uit hun geslacht. Maar de vere eniging^J^wam toch, nog onder Otto I. De Veluwe reed s in de iie^euw in handen van een lid van de Wassenbergsche familie, was in de 2e helft der 12e eeuw gekomen IV v. Gelre. Hijy. overleed nog vóór aanjCiérardTeen zoon v. Gerard 11 zijn vader ^81) zonder zoons na te laten en Otto^I bezat ten slotte alleen alles, wat zijn grootmoeder Irmgarde, zijn broeder Gerard en zijn rechtstreekschen voorvaderen eens behoord had. iDnaangenaam was deze concentratie van macht voor den bs. v. dellijk
rig.
.
,
li::^
I
.
oL /
IM^uu^
V "lUUJL
<%^JZi X J.
.
X^U*^ irZc^ ^ ^ /
Hf^^^'t?/,
GELRE EN ZUTFEN TOT IN HET BEGIN DER I3E EEUW. LXXI Utrecht; daarbij, er werd bisschoppelijk land voor gebruikt. De Veluwe toch hie ld de hertog van Brabant in leen van het^ticEF
en de hertog had ze weer aan den genoemden Gerard in achterlee nj gegeven. Boudewijn II heeft nog bij diens leven getracht de breulc in zijn territorium te dichten, voordat ze gevaarlijk werd, en op grond van een informaliteit den Brab. hertog van zijn leen ver-
Maar
kon tegen leenman en achterleenman buurman moeten dulden. Eigenlijk als meer dan buiurman, want hij zat midden in 's bisschops eigen gebied. En rustig bescheiden hield de commensaal vallen verklaard.
niet
op en
hij
zich niet in
hij
heeft ten slotte Otto I als
's
bisschops woning. Best ging het onder
G erard V
(12023:^9), to en diens broeder Otto b s. van Utrecht was (bov. blz. LXiii). Maar na Otto's dood spande hij samen met de weerbarstige Stichtsche ridderschap in Salland en langs de (Overijs.)
Vecht. Hij kocht de voogdij va n het Sallandsche_klooster Essenen
beweerde een graafschap in Salland van den hertog van Brabant in leen te hebben. De gaping in het Sticht verwijdde zich onrustbarend en het Overst icht dreigde een afgelegen buitenbe zitting te zullen_ wordeii.
Zooals Holland werd het land der riviermonden, zou Gelderland
kunn en worden het passagegebied der gr oote stroomen dat de splitsingen daa rvan beheerschte. Maar het was een geheel ande r gewestThet bes tond uit een aantal s tukken, onvo ldoende same ngehecht en met g roote hiat en het had bjjna nergens een natuur,
;
En de belangen der graven liepen zeer uiteen. H ad bijv, d e gra af van Holland te maken
lijke
zoo m, bijna overal een rafeligen rand.
met het bisdom Utrecht, die van Gelre hield het oog o p Utre cht. Luik en Mun^gr, en Keule n vroeg dikwijls zijn aandacht. Hoe licht kon hier de zucht tot expansie overspanning veroorzake n. [ Literatuur: Oorkonden (en ook vele excerpten uit kron.) bij Sloet; PijwA CKER Hordi jk, De oudste graven van Wassenbers-Gelre (Bijdr. v. Gesch. IV^, 325); Tenhaeff, Diplom. Studiën, 301.
§4.
Bij
(1156)
Herleving der keizerlijke macht. Westerlauwersch Friesland omstr. 1200.
H
de bisschopskeuze na het sterven van erman v. Hoorn kwam Frederik I (Barbarossa) zelf in Utrecht, e n „zijn te-
genwoordigheid
liet
niet toe, dat er strijd gevoerd werd". In
^Lt-t^^
1159
^
HERLEVING DER KEIZERLIJKE MACHT.
LXXII
"*.
ir'ï'
y^d
.maakte de aartsbissc hop van Keulen „op hevgrv3n keizer Frederik" een einde aan het verzet va n 's bisschops dienstmann en en
.
'
\
burgers van
Utrecht, die met steuiLYaiLdüDJjËldersche n^raaf te-
gen hun heer opgestaan waren. Dat zijn nieuwe gelui den, zooals men ze onder Frederik's voorgangers, Lotharius en Koenraa d. niet gehoord hadT maar die men nu gedurig verneemt. r'e rsoonhik was de keizer w eer te Ut recht aanwezig in 11^5. Sommige van de geschillen, die voor hem gebracht werden, eisch(/ ten een Salomo's oordeel. Zoo dat o ver den dam dien de graaf van fi?\\i* Holland bij Swadenburg in den Rijn getegHhad (Swa den burgerZwammerdam), omdat hij niet belast wüde zijniet de dam ^ plicht^mJiet Stichtsche watexJelpoz^ dat gedurig zijn land dreigde te overstroomen. De^amin den Rijn, ee n ..koninklijken _/_ heerweg", moeslvrorderLopgeryimd, een ande re, reeds^ vroeger bij ,
\
MX
=
\
Wijk
bij
DuXirstede in de
afwatering doo r d e
rivier gelegd^ mocht blij ven, ee n nieu
G eldersche
vallei
we^
werd vergund. Dan was
er
,
-~l
*
^•
oneenigheid over Friesland (Ooster^o en Westergo), het veelver-
Üad het weer eens geschonken aan I Koenraa d teruggegeven aan de n bissc hop; zi Holla chen jn nds neef. I ' km r doorjbdde^aan^jTTR a kenden te benoemen, zou zich Een;;g£g.af leende^raafschap. Lotjbgxiiis
^ij^^^^^ /
^ 7y t^ /*^«^ ""^4^ '^"'^-^^ voortaan ,'
/,
(
^""^
'
i^'^
'
'
^j^ ^"*
alleen of door hen_ vergezeld telkenmale voor den aan tal weke n naar Friesland begeven om de grafelijkeju risdictie vo or hen uit te oefenen. De opbrengst daarvan benevens de andere baten zouden gelijkelijk verdeeld worden. Aardiger zou het geweest zijn, wanneer deze uitspraken de geschillen voor goed opgelost hadden, maar dat was het geval niet, al vernemen wij geruimen tijd niet van ruzie. Een schappelijke verhouding tusschen Holland en het Sticht was trouwens destijds nog3^el mogelijk. B eide ge westeu lagen nog verschillen d georiënte erd Holland was een
\
^^
\^^
:
Noordzeeland, het Sticht lag gelegerd om de Zuiderzee en de gra af zo cht zijn voordeel aan de Noord^- en Zuidzijde van zijn ge bied. Inii78stierfbs._Godfried. Dejmendsdiap^vaiLdenHQll. -graaf
den keizer hoog_genütüerd op de prijslijst van poli\Ull. lA)diip^eke waarden. De strijd met den machtigen h ertog v.^aksen, He ndrik den Leeuw ston d[ op het uitbrek en. De hertog had-—iWaar sch. verbindin gen inet de HolLgraVÊiifaiïiilie Boude wijn de s er van kg % ^ ^^^ibroedef van Floris HI^ had i n^ió/ zijn brui d, de docht *j/'^ EniJolland id. gele -Hen dnOTv. En elan d Saksen voo r hem naar i)
^wii.
stond zeker
f-
bij
;
;
,
.
i
'l
.
;
'
kon een ver bindi ng worden tusschen Saksen en Engeland. Dit gaf j;£:.
%„,i^:r?tj?,
^
.^^ «.^w.^ t^^^
iwf.
Ua^ii
w
i
WESTERLAUWERSCH FRIESLAND OMSTREEKS waarsch. den d oors lag
werd bisscho p.
Men
bij
ziet,
1200. LXXIII
de vervulling der vacature het
is
:
geen herstel van oude
gen het bisdomjwas^geeiijjiiddel :
om
Boudewijn verh(5ïï?Ki?-
de 1a.gerëJVQigtog_te beheer-
schen, hetwas_de^rijs, waa rvoor de medewp.rking^van e en d ezer gekocht we rd. Het werd hier nu een en al samenwerking: in Holland Floris IJUL j J^tg ^^V^^ -go), in Utrecht zijn broenEoudewijn-II (1178 (1157 '96). ^s^^,„Oi^ ^ /^^^^^
—
—
de rde broeder. Otto, y olgdo, w eldra in Bentheim o p. Alleen de graafjv. Gelre was gedurig in de contramine wij kennen het ge;
^*'*^
..,
—
de Velu we (bov. blz. Lxxi) .Maar zelfs deze twist werd „het kon alleen door tusschenkomst van den geest Gods", verzebijgelegd in de vejjjroederi n gsstemming op kert een kroniek den be kenden hofdag te Mainz ('88). De tegenstellingen losten zichj sc hil over
"^
—
opineenjGode welgevallige daad: Floris III en Ott o I V. Gelre to-| gen met den kei zer ter kruis vaart. De Holl. graaf keerde hiervan! niet terug. Hij
ojverleed
te Antiochie.
—
Kei zer Hendri k VI (iiqo '97 ) hield zich hier aan de politieki^^-j^ van zijn vader: Di ederik VILy^ Holland (1190 1203) bleef dei ^^
4^^
—
man
Flgg^II had met
^^^t»^
é
,n.o^^*
Frederik I's goedvinden eeni ^t,.^.-^^^ waar de vaarweg uit het Z. den Maasmond bereikte.Het beteekend e een belasting op den Vlaams chenjiandel // i ^-x^ A^^-^ en een ontduiking van het verdrag v. Brugge Maar Hendrik VI 1 st ond aan de zijde van Diederik VI I eenuitspraak van zijn hof—ï'-»<„g^^^ gerecht besliste, dat all e voorbij vare nden, met name de Vlamintol
des keizers.
gelegd
bij
«>.
Geervliet,
',.
-
.
i.
:
gen, tolplichtigjïajxn (119^. In
,
bisschopskeuze.
De graaf van
bend dan
was van plan zich
in '78,
D iederik VII e n mee.
men heer voor een nu sterker en meer belangheb-
1196 na den dood vaiTBoudewijn, stond
De
afloop
Otto is
I v.
Gelre,
niet
op
T^^^^g-^g^r-tT'
zijde te laten schuiven.
Gelre brac hten een benHp gpwappnHp n
ons bekend: een ver deelde stemming. J:wfie komen en niet terug-
electen, di e elkaar in Italië zoc hteru^üjor te
keerden (bov. blz. Lxi). Hier zij[ex„skchts aan toe^v(^^ aanvankelijk de een d ejjevestiging. ya p den keizer de ander die van den paus verworven had Thuis hadden de graven het geschil uit gevoc hten. De keiz er had nl. het voprloopig: bewind over het Sticht aan Diederik VI I opgedragen, maar Otto I had voor zich
--^^^^"-'y^
het bestuur van het Qversticht opgeeisc ht. Tevergeefs echter
"^^^^^^^^^^
/
,
.
werd
den Heimenberg verslagen. Wat bepaalde de verhouding tusschen den keizer en
:
hij
/-éc^^-^-^y^
^^-^^
bij
zijn
-^
ov-c^
Hol- "'^^[^^f^
^^
&^^
f HERLEVING DER KEIZERLIJKE MACHT.
LXXIV
landschen leenman
? Wederzij dsche gevoelens van trouw, van genegenheid wellicht? Gunstbetoon twee geslachten door zou het T^^T-i' é/ kunnen doen denken. Maar Hendrik "VI had o o k zijn eigen p laa=g^^^ / ^nen; plannen, die in dien., ze ver werkeïijkt^ waren, de ge^hiededT^-^Z^T^^^^^ van Duitschla nd misschien een anderen loop zouden Jhebben
^
-e-»-^^^.^'
'^
^-"^-'-'-^
-"^^"^^^-
gegeven. Het koningschap zou n amelijk feten
erfeljjk.-WQrilpn.
bood de k eizer voor hunne toes temming
leenen in de vrouwelijke
lijn
en in de
zijliniën.
Denvorvan hun
erfelijkheid
Een sterke o pj)Osit ie
voornemens de hoogste geestelijke autoriteit in het N.W. des rijks, d e aartsbisschop van TCpnl^ n was e en der heftigst£j:egenstanders. Er was geen sprake van, dat een graaf van Holland toen als eenigszins gelijkwaardig tegenover zulk een machtig personage geplaatst zou kunnen worden. Maar y^;^ / te versmaden was zijn steun toch n,iet en Diederi k VII had slechts 1^^^. „-i^ een dochter. Van het erfelijk koningschap kwam nie ts de keiz^ er ^^^""^^^ "f^ Jaigreep alth^ ps voo rlnopig t^ v^ "l gevrnng d t'^ h ^bb^n verhief zich tegen
's
keizers
;
^
:
^;;?ii^x„-ej^
Een
,
kleine winst hield de keizer uit het Utrechtsche bisschops-
om tu sschen H olland en Gelre door te^eilen een ho fgeestelijke. Diederik van Are (11Q7 121 2). Op het oogenblik zijner keuze bevond hij zich injskeizers omgeving op_Sicilie. Een terugkeer tot het stelsel van de vorige eeuw geschil over: he t keurkapit tel koos
—
dit geenszins de weg daarheen was onherroepelijk afgesloten; een politiek fortuintjejjiieÊr niet. Bove ndien de gele genheid om. er proigt va n te trekken ontbr ak 28 Sept. 1197 sti e rf plotseli ng^ei-
was
:
:
ze r Hendrik
^
V I.
De nieu^Jbeaofemée
bisseboip^.wQond e zijn uit -
nog bij te Palermo. Met Hé perso^onBes^eizers verdwenen tevens de vooruitzichten ' ^-"^^^^^--u^^.^^ .op een krachtige rijksheerschappij, want niet zoozeer het keizerschap was sterk geweest in de laatste halve eeuw als wel de keizers, die door hun eigenschappen de middelpuntvliedende neigingen in het rijk hadden kunnen beheerschen. I^endrik V I liet slechts een den lat eren k ej^er F^erlpri V TT -^ r)a DeStaufisch kle inen jongen gez inde vors ten kozen echter in iiq8 tot koning van Duitschland 'TÜZrJ'' Philips van Zwaben, een broer van Hendrik VI. Doch de Welfisch****^-^Saksische kring van grooten en de aartsbisschop van Keulen met A „>^ zijn aanhang in het gebied van den Neder-Rijn w eerde n zichdaar'-^'^ Ut-
"^^
"^^^^t
" /^^t;:**,.^
—
o^
"^-^
'1
f>
'
tegen. Merkwaardig, zoo snel thans de politieke kleur verschoot
dergenen, die hier tot helpers van het Staufische keizerschap uitverkoren geweest waren. Zoowel P.ie.deri.k Y.ILalg bisschop Di e-de-
ƒ
WESTERLAUWERSCH FRIESLAND OMSTREEKS rik
1200.
LXXV
van Are wareniii^i98 teJKeulen aanwezig, to en hie^-OitaXY.^ van Hendrik den Leeuw, door den aartsbs. van Kemé n koning van Duitschland gekroond werd. De staatkundige aa n-
^5e"~zoon als
hankelijkheid eindigde,
wa ar de baatzucht ophield De nieuwe ko.
ning zou zich kwalijk kunnen verbeelden, dat van hun onderlinge verhoudingen was.
Nog voordat de
sterfgevallen
van 1196 en
hij
opperste regelaar
'97 de gemoedelijk-
heid stoorden, was ook de Friesche kwestie en nu, naar het scheen, definitief geregeld.
De
vorstenliefde der Friezen, die
men
telkens
op verschillende personen had willen richten, was ietwat critisch geworden: het zg. Oude Westerlauwersche Schoutenrecht stel voorop, dat een gra af, al s hij in jnesland komt, z ich met een be zegelde koningsoorkonde zal moete n legitimeeren, wil hij erken i
worden^)
.
'T-*-!-»-.—t^'-r-**^
Van de vernuftige oplossing in 1165 trokken zij zich blij
aan ^n van het Utrechtsch-HoUandsch condo minaat k^vam niets terecht. Een korteaanteekening meldt, hoe in /i^ Boudewrjn T T FlprisTn bs. en Friesland TLIQ^^. naar trokken (JI^^^,£x, maar „terugkeerde n zonder den zegepr ijs". Een t ocht, door Bqu-^ c7^^ tit dewijn in iiQ 4 alleen ondernomen, verliep e veneens vruchte-^^ /^TTt*^*-**-^
"baar aFzeer weinig
!
^
loos.
h et verzet der W.-Friezen w eer opgeoude geschiedenis herhaalde zich. Willein de jongere broer van Diederik, was ontevreden met zijn positie als gravenzoon zondeiiemplooi. Hij begaf zich onder dp DrprhtPT- Fri<^7eT^ én werd^door hen als heer aangenomen d e grensoorlog aan de Re kere begon weer. Maar bisschop Boude wijn heeft den twist tusschen zijn neven gestild: de_Ja^tige^broederjwerd, uilJWes^ weggelekt, doordat Boude wijn en Diederik hem hunne rechten in Terzelfder tijd was ook
leefd en een
.
;
Het lukt e: de Friezen w ilden wel een nu en dan eens^en p aar weken in het l and kwam, o m nu j a, een aantal rechtzaken af te doen, maar voor al o m zijn inko mst en op te geuren. Een ni£uwe figu ur nam zijn plaats tusschen de vorstelijke perFriesland in leen gaven.
graaf, die niet^als de vorige z oo
W
sonen vanoïen'ïijd graaf illem van Friesland Hij behoefde daaronder geenszins de minste te zijn, want nog was Friesland zoowel bew. als beo. Lauwers een vrij welgestelde streek. De :
.
—
—
opbrengst van het land kon de bevolking beter onderhouden dan
^)
Richthofen, Fries. Rechtsq., 387. Gewoonlijk te vroeg gedateerd.
\
;
i
^
X/
LXXVI WESTERLAUWERSCH FRIESLAND OMSTREEKS 1200. Holland en lie t overs chotten, die n og een tamelijk levendig en h^adel voedden. Graaf Willem han djiaafde zich goed. Zijn broer Diederik zag het zonder vreugde, want hij hield niet van hem. Daarenboven het graafs chap tusschen Vlie e n Lauwers oefende een ze kere aantrekkingskracht^ 0£ de andere Friezen. I n igQ^ -^althans was^Wil-^^ -^yfy^^/,^^^ ^-'^e^l^rnl meestee in Teveel en zyn betrekkingen met de o verige W^-Friezénwaren klaar blijkelijk niet afgestorven. Nog minde r verheugde zich bs Diederik y. Are. Toen hij zich eens in Friesland waagde en L.^-^^^*^-*-^ 'e/h^-e^ ,„op grond zijner rechten zich in z ijn armoede e en weinig geld ver/ 1-^ f>fc*-t^,^meld_iiad", werd hij t e Stavoren door gr. Willem gevangen genomen. Wel maiakten een aantal Friezen, dat hij weg kon komen, maar dat hij voortaan weg moest blijven, was duidelijk. Otto I v. in
'
.
^
.
j
^
^^
I-^Ti/
£
Gelrejtoonde vertrouwen te hebben in de levensvatbaarheid der
^zWSfe^^^
heerschappij,
hij
gaf Willem zijn dochter tot vrouw.
De graaf moest tijd hebben om de Friezen aan zijn bewind te wennen. En^ dan jvenkte uit de toekomst nog een mogelijkheid. was de naaste manlijke er fAlsDied^rücJ'/n vóór hem s^^^ gebied van het Zwin to t meer een wasjiiet genaam. Ondenkbaar de I^uwe rs onder een afstammeling uit het huis der oude Friesche graven. Maar op éiHs', veel te vroeg, kwam die moge lijkhei d nader en o nvriendelijk st ond ze vóór hem. Literatuur : VQorxA.Annales Egmundani (vgl. Chronicon Egmund.) en Narracio (bov. blz. Lxiv). Oorkonden bij V. d. BERGHenDEFREMERY(Vgl. Brom' s Regesten).
Over Willem van Friesland Kluit,
§5.
Hisi.
Crit.
P.
^o-^.
Staatkundige verwikkelingen begin der
13e
in het
eeuw.
der graven van Holl and e n van Gelre had zich in de 12e eeuw zoodanig uitgezet, dat reeds eenige_persing ontstond. Hoofdzakelijk was dit merkbaar in het Sticht, dat weinig weer-
De macht
stand bood.
Verder naar het Z
.
scheidde de graafschappen h,et her-
meegaf op druk van buite n. Het had iets geposeerds vergeleken bij Holland en Gelre het was de jon g ens jaren al_J ang te bove n, toenjsijn meesters, de graven v an Z^^^Y^f WTCeuven, vecïüï ustig e n bandeloos i n on ophoudelijken s trijd lagen
togdom Brabant, dat
niet
:
.
ut '
/j,
-
lW4t me^de vertegenwo ordigers van
^^^4^V/. Tharis_droegen
zij
zelf
d en
titel
het rijk sgezag in I^oth aringen
van hertog
YainT^ni't)a ringen.
Een
\
STAATKUNDIGE VERWIKKELINGEN BEGIN I3E EEUW. LXXVII massief gewest, meer zuiver agrarisch dan vele andere territori en.
Het had g een oeconomisch aderstelsel van wafpxa^g^n Eengroot e handdsroute liep er door, de la ndweg van Keulen eji Aken na ar 1 G ent en Brugge, die bij Zoutleeuw, Hasselt, Leuven en Brusse l | kleine be vaarbare rivieren kruiste ^). In het O. stroomde de Maas er op vrij grooten afstand omheen va n de territorien, welke ^,r>^ a-ix^ Z^ het daarva n scheidden, wa s het bi s dom Luik, waar aan ook het ''^«-«-^w»*-^ graafschap Loon onderhoorig w as^), he t voorna amste. In het N.' evenwel r eikte het herto gdom tot aan c\p Maat; en o p een enkel e "J^'1, plaats z elfs t ot o ver d e Waal. Tiel was \\ w.t een tamplijk l>p|a_ng-. rijke koopstad 's Hertogenbo sch, in 1 184 door hertog Hendri k il gesj^ght, zo u het kunnen worde n. Het eerste evenwel lag inge-l sloten tusschen Geldersch gebied e n den Bosch was in het oog van den HoUandsche graaf zeker een onwelkome concurrente van -
j
-
;
-^
;
I
J
Geertruidenberg WÊlJsa^as-jde-streek, waa rin dit .
maar
jl^n, •
de graaf had hier toch
feitelij
lag,
Biabantsc h
k d e waterpoort_va n
Koordelij k Brabant in handen.
Den meesten hinder had d e Brabantsche hertog zeker wel van <^^éiJU^ '^ V* den graaf van Gelr e. Hij was e eri veeleischend buu rman gewor-**'^!^^^^^^* c^ den, dienu_aanspraak maakte op Megen en misscJiien ook op d e »-^,<«»- ^ Kempen. Iji^jgg reeds braken vijandelijkhed en uit, maar ze werHt-«.i den niet recht uitgevochten.. In^i202echter maakte Hen^^ /ffl^ •-»-••: krijgsaanstalten, dat Otto.I van Gelre zich naar het her togelijk
1
•
\
^
kamp laiici
begaf teneinde door onderhandelingen jgen inval in te .vo orkomen. Doch een bondgenoot bedierf hem he t
zij
n
spel.,
^^-rgm^ t»-
^
^
/^rmf.
Diederik VII van Holland rukte onverwachts Brabant binne n en| Hm^iU^ .-^o^ ver brandde den Bosc h, op den terugtocht echterliet hij zich bijl ^f**^***^ Heusden overvallen de hertog nam de meegevo erde buitjerug_en^' ^^*y den graa f gevangen Ook Ott o werd bij de voortzetting der onder?*^^ "
:
'^
.
^^^
handelingen dgor_den__zeerjLch terdochti g geworden hertog in ^^vv** i ^*^ hecMenis genomen. Sledits tegen belofte van een hoogjosgeld her% /^T' . kreeg hij de vrijh eid. Door gijzelaa rs waarborgde hij de b etahng:, ^ wl' b ovendien zou d e hertog he t lan d van Ma a s en Waal, b enevens del •> <* ''7 Tieler- en "RnmmelprA^aard in panrl ontvangen voor wat mogelijk! •V. a chterstallig zou blijven. Ook Diederik VII moest zijn bevrijding^ ,
Hierover Obreen, Bijdr. Vad. Gesch. V^ 246. Chronique de Gislebert de Mons (uitg. d. Vanderkindere in Textes p. servir k l'étude etc, Bruss. 1904) 253, waarin elders ook enkele mededd. voor onze landsge'
ï)
2)
echiedenis.
STAATKUNDIGE VERWIKKELINGEN
LXXVIII
**»
^
-^7 ^^^^^^.^
ry
voor zwaar geld koopen. Het Brabantsche leen ten Z van de werd hem slechte teruggegeven, nadaUiij een M-^^^ (bov. blz. Lxvi) .
eU 0^4^
^i^aJcU^ "^^^ ''^
l
I I
_^
me t inbe grip van Dordrec van den hertog terug had ontvangen Q I)e krachtproef was overtuigend geweest. In.i20.'={ verzoende Otto I zich voorgoe d me t H endrik van Brabant en belo ofde zijn opvolger met diens dochter te doen^huwen. In datzelfd e "jaar verioöOëvëb&_H^and_all e aanvallende kracht; he t we rd strook ten N. der rivier al s leen
zelf
een vogrwerp-Vian.
4 Nov. 1203 onzeker;
n.1. st ierf
het^ond
strijd.
Diederik
VH
.
Wie opvolgen moest, was
tusschen den b roeder Willem en de dochter
A^..ErfelijWid4_der^aafschappen in de manlijke nederdalende lijn was al sin ds lang van een feitelijk een algemeen erkend recht 'T^geworden ; o pyolging s ragen, als zich hier ee n voordeed, stonden nqg_opÊii. Daarover besliste het recedent m aar in de H ol[ landsche gravengeschiedenis was dit niet aanwe zig. E n de leenheer, die eigenlijk het laatst e woord in dez en mo^g t hebben, zijn wil aan de twistenden op te de koning, had ge en macht o tenminste aanvankelijk, behanwerd, leggen. Het heele geschü /" deld, alsof het hem niet aanging. Trouwens er waren destijds twee
.
p
(
;
m
//
koningen en een eensluidend e uitspraak was^n beidenieJLtej^rwachteiu 's Graven vrou w, Aleida van Klee f, had ve rhinder d, dat Diei/iS|ci4pr^k VII ^i^^ ^°S "^°°^ ^y^ ^°°^ "^^^ WiUe ni over de opvolg ing verstond, enlrrovërïegjne t Otto van Bentheim ep de voo rnaamste e delen de Mttd van h?^^ HnrTifpr aangphndpn aan graaf Lo „ „ '
I
ƒ
.,
^»^
.
•>*
/; r'
* " ^
*•'
\
iWw*\i
<J^^ J. ^JUL*P\' '
^),^i
^ ^ *
''
//
Hem, die in zijn kleine landje bestendig onder den druk van den machtigen hertog van Brabant leefde, was het zeker aangenaam aan de andere zijde van het hertogdom nog een gebied te verwerven, dat hem grooter macht en onafhankelijkheid tegenover dien nabuur zou schenken. Op steun van z ijn leenheer, den bisschop van Luik, kon hij daarbij rekenen. Hij \^^tte op de grens van Holland Diederik s dood'^fë iT zoodra dëze_ge storven wa s^^ kwam hij in Dordrecht, waar h et huwelij k met onkiesche_haast vo ltrokken werd. Een deel van den lagen Hollandschen adel koos echter partij voor Willem, i n Zeela nd werd hij, zoodra hij daar verscheen, algj^af erkpud, en vooral de KenHpwijk va n T-"""
1)
Vredesverdrag
bij
Obreen, Brabantsche oorkonden (Bijdr. H. G.
XXXIV)
482.
IN
HET BEGIN DER I3E EEUW.
LXXIX
nemers, tajjwi e stambewustzijn en onafliankelijksgevo el nog st erkers^ake n dan bij de Zeeuwen, namen het voor hem op. Lodewijk
i
^'\ ,
,
,^,^
'
||
*
]
was een vree mde gra af, Al eida ee n vreemdë^ayi n Willem daarentegen de zoon van Floris III en bovendien degnan, die zic h '^n.dei ^p TTripypH ^o pula r had weten te; maken. De Kennemers (Cu^^^ -éU**^». dreve n Lodewijk en Alei da, nadat zij in Haarlem gekomen waren, c/i^UM. » ^'^<-?«* uit het graafschap, d wong en met hulp van het omwonende boe- tA*^ f^"*"""^ renvolk Ada, d ie in de buj;chtjte_Le iden achtergelaten was, zich over te ge ven en nog vóór het einde van 1203 was Willem m eester ,
!
j
^
i
'
1
in geheel Holland.
Lo(kwij]LJ5ag_in, dat hi[ het graafschap z ou moeten veroveren. I n 120^ kwam hij jterug na zich de medewetkiijg te hebben ver-i|
f^fy^.'éL-^Lt^t^i^i-f^
zekerd van denJbisschopjvajiJLuil^^n h ertog van Lim burg, de'j gravpn vat} Berg en 7Vr e>,Oo k de bisschop van Utrec ht was voort.:
.'
r
^•'^ een flinke som gelds g ewgfln en en Philips van Namen, ruwaard! -^^ (== regent) van Vlaanderen, had zich aangesloten in de hoopjdej ,^}jJU>Ur^ Zeeuwsche kwestie voorgoed ten voo rdeele van Vlaand eren op te?) f. ^ (JU^ '
kunnénTosse n. Bissch op Diederik van Are drbngrde Kennemers terug en trok pl underend la ngsden Rijndijk binn en, Lodewijk nam zijn weg o ypr Dnrrlrprhf T e Leiden vereen igdgnzichde beide legert jes en Wille m wee k na ar Zeela nd. Maar Philips van Namen maakte zich van dat ge west
ergens^en
b ijna gehe el meester en hem bleef nauweUjks
veili ge, plaats
:
"-Ly^^'
(P^^CJt
^ w/
zelfs_dÊJ£Ênn£mÊrsLimd£rwierpeiizi£h
en^beloofden den bisschop_eeii.s£hatting. Deze trok zich weld ra
d aarop, nu het lucratieve deel va n den veldtocht afgeloopen was u it Holland terug. m Evenwel de steun vanjhet volk en de natuurlijke gesteld heid CA£a«^ 'M* v»^ van hei.land, ook nu weer den vreemden indringer vijandig, kwa- -^ j^ w»^ men Willem ten ba te. In_Zeelja.nd had een omkeering plaats en toen hij^ch later met e en legert je kon nestelen ten Z. van VoorA&l^ scljoten, waar Lodewijk zijn kamp opgeslage n had, verkeerde de overmoed van diens ridders, welke nog kort te voren een onbesuisden aanval van het Kennemer landvolk afgeslagen hadden, in beklemming. De Rijndijk was hun eenige terugtochtslin ie. E erst brak de hertog van Limburg op daar na Lodewijk zel f. De te rugtocht over den dijk werd door vervolging een ordelooz e vlucht sl echts met moeite^^ontkwam hij. Wel plunderde de bis schop in dit jaar nog eens^ Dordrecht, maar daarna liet hij zich den vrede afkoopen. Hij had den strijd gevoerd zonder politieke ,
.
.
•
,
;
XXXX .,.
ij
STAATKUNDIGE VERWIKKELINGEN
eerzucht, geheel als^een financie ele
waren toen de
kreeg graaf •,*_,,..
,
bankiers
ondememing. Zija vijan den (vgl.
bov. blz. lxi).
Afgeloopen was de strijd hiermee nog geenszins. Inhet volgende jaar zette de ruw aard van Vlaanderen n og ee ns al zijn kracht in en slec hts door toezeggijig jvan_eenJbuitensporige _som gelds
,
^
It alia ansche
hij ze niet
...
Wülem
een voorloagigeiLYrede. Waarschijnlijk heeft
kunnen betalen en zoo
troosteloos stond hij er
nog
in
JE2o6 voor, dat hij onder de sterkste waarborgen de uitvoerin g bel oofd e van een scheidsrecht erlijkejuitspraak, door dienzelfden ruwaard gedaan, waarbij hem sledits een klein gebied ten Z. van jd e Maas toege wezenwerd. Of hij evenwel volgens zijn belofte rondcj* gereisd is over Dordrecht, Vlaardingen, Leiden en Haarlem om de zijnen van hun verplichtingen jegens hem te ontbinden en hun te gelasten Lodewijk als heer aan te nemen ? De Egmonder annalist ^i'%^éfui^ die de gebeurtenissen van dezen tijd in Holland uitvoerig beschre^''* ven heeft, eindigjt^ijn verhaal in 120^. Wij kunn en ook niet zegwa nneer precies de eenmaal begonnen strijd ophield een twist .gen, '
,
^;
^
*
.
ké
:
ze.Q .
Uit de verte gezien vertoonen de geschillen dezer vorsteijcoalities zich als
onderdeelen van een strijd
om
de rijksheerschappij,
IV en Philips va n bevrijd Otto, van zijn tegenkoarna, oen da t (t 1 208), aspiraties blijkgaf ^usning, zelfvanyoor het paus dom gevaarlijke zoon van H endrik VI, dien schen_^>tto_JV_eiLFred^Üc_IL^ -paus Innocentius III tegen den overmoedig geworden beschermeling wel moest uitspelen (sedert 121 1). Veel meer dan genegenheid en trouw jegens den paus of een der twistende koningen bedie toen gestreden werd; eerst_tuss chen Otto
Zwa ben
paalde eigenbelang de partijkeuze der kleine landsheeren, maar .zij
schikten zich naar de eenmaal bestaande partijgroepeering en
onder de gangbare leuzen. H^tjjik_echterjwa£Jt£^zeer in nntbinding._ dan dat binnenlandsglie twiste.p daarin beslo t en blev en. 2e, .vlnpirfeTi ^^a pripn mpt de oneenigheden.die_ bestonden tusschen d e
IN HET BEGIN DER 13E EEUW. irnprnprp-n Yfjp-F-nK planrl
LXXXI
en Fr ankr ijk. Jan zonder La nd en Phistaa tk unde der pausen lag oo k al
Augu ste. Tr ouwens de
lippe
jfi^
l^hêcutf db, /
meer binnen de rijksgrenzen gevangen. Hun poli- ^J^«/«t^ \,o*^ Um duidelijk gericht op de verwerving eener wereld-T^^^ reeds was tiek tC!»} aansluiting van voor- en tegenstan- -i^c Internationale heerschappij. ders was mede hiervan het gevolg. C^to IV en Tan zonder Land ve rbonden zich en de slag, dien Otto i n Oieef en oom trouwens 1214 b ij Bouvines tegen Philippe Auguste leverde, b esliste den eer tl/ ïu.. G
^ tendent, Philippe Auguste, de overwinnaar, zond zijn bondgenoot u>^'^' '^^T*^^ Frederik II dê~buitgemaakte keizerlijke veldteekens. Voortaan h-fcec^oA-Z^ was de ze algemeen erkend Duitsch konin g. sinds lang niet
—
—
o^^
|
Qok
in .Qpze, y£i.4exlaadsche geschiedenis vertoont zich ge -j.
lurende deze n tijd een nieuw ^e lement. Voor het eer$t doet zicl^ lier
de staatkundi ge invloed gevoelen van de vijandschap tus -|yi
Frankrijk en EnjS^eland Nog meermalen zal zij de staatf] kundige verhouding der kleine vorsten onderling bepalen, en tot [i n den moderneni, tijd h eeft de ee uwenoude veete t usschen beid e [s chen
.
dj^Noordzee^oen^gew vorme n. Dikwijls was het een knutselige politiek, waaraan heel wat moeite en geld verdaan is. Geld vooral, want steeds heeft men gemeend daarvoor trouw en opofferingsgezindheid te kunnen koopen. Peneerste overeen ^ kometen tusschen Engeland eii Holl and, waaryaEL men weet,
[rijken zich_aan de^0.ziideJ\^
»gingen
*
om
hier staatkundige, filialen te
.
|
-f^f^/t
T
j
zijn subsidieyer^gragênTZe^ateeren^v
h/J.
1207 en Jj^^Een schrij- l', ver meent opgemerkt te hebben, dat het gr. Willem I moeite kost- [*? te een bondgenoot in den steek te laten. Geruimen tijd is hij inder-^ bü Engeland aangesloten gewees t in 1203 zöïïd hij daar- ^.f -^ /i /t. Heen Ada ter bewaring en in 1214 vocht hij al was het dan vo or ^^^^ ^* me t tal van Lothari ngsche vors ten aan Engelschen kant tu^. geld mee,bij B.Q.uylxies Ma ar voor een verloren zaak voelde ook hij niet s. \\ i-ft« Reeds in_i2jL$ v inden wij hem ir^jle omgê^aQg_yan_ keizer Fre deP "—j-^ ) en 6en jaar later zelfs bij een Fransch leger, dat uittro k. lt
^^d .
•
.
:
—
—
\
(1
'
;
j
d
I'^tm^.
Het had t en gevol ge, dat Jan zonder Land nu in eens de oogèïr opengingen voor de rechtmatigheid der aanspraken van Lodew. ^)
Lacombkt, Niederrheiaisches Urkundenbuch,
GOSSES JAPIKSE.
2 dlu. (Düsseld. 1874, '81) II, 52.
6
LXXXII STAATKUNDIGE VERWIKKELINGEN BEGIN I3E EEUW.
'Wt.
Vi_LQDn, en dat de paus, nu weer verbonde n met den Eng, koning, de uit spraak van 1206 als wettig erkende. Hij deed Willem in den c<4.o»«>ban en legde op Holland het interdict In 1212, evenweï ging de
to^
^
«^
'A^»-/^!^».
(//X
I-
.
\^JZ'^'^\
t^
eU
^*—' uitgestootene opjkruisvaart en de berichten'van
zijn dappere_dade n in Portugal tegen de ongelooyigen^ die weldra in Rome aankwamen, maaktenhet onmogelijk hem langer buiten de kerk te sluiten. In 1218 overleed Lodewij k v. Loon.
^'^
\
Toen /l
Willeml
1222
in
reeds weer eenigen
tijd
stierf,
had de geschiedenis van Holland
den loop hernomen, waarin
zij
zich in de
12e eeuw bewogen had. Maar het graafschap had weer moeten
beginnen op een punt, waar het al voorbij geweest was. Weg waren dg bezit tingen en vooruitzichten in Friesland over de Rekere de^ Vlaamsche rechten_op 2^el and bew Sch.. waar Diederik VII al overheenjwas_gaaii leven^ waren^weer bevestigd. Een klein vo oreeltje was, dat Willem I in 122 1 van den hertog van Brabant e en oekje van het latere Tolen in leen kreeg ^). aar hij had dan ook ;
.
M
;
o p zijn ouden dag nog diens jiochter Maria, wed, van keizer/,
O tto
^'
IV. tot z^rLtWÊÊdejvTouw ^genomen.
Literatuur : Voornl. nog Annales Egmund. (en Chron. Egm.) en de Narracio (vgl. bov. blz. Lxiv). Oorkonden bij V. d. Bergh en De Fremery. Vgl. 'Bviou' s Regesten. Algemeene geschiedenis Luchai r f Inn rtrt n t III, La papautè et V empire. Verdere litt. Hampe 197 n. Holland en Brabant: Smets, Henri I duc de Brabant (Bruss. IQ08) Kluit, Hist. crit., I^ 413; Bondam, De Ortensche verwikkelingen ('s Bosch 1886). Ada V. Holland: Kluit a w. 449; Brill, Voorlezingen ov. de gesch. der Ne:
,
;
derl.,
32 (Leid.
§6.
1880).
De afscheiding van het Noorden (± 1225— ±
1250).
In de staatkundige geschiedenis van Duitschland verbleeken langzamerhand de groote lijnen en scherper kornt de plaatselijk e historie uit. Het rijk is nuhet land dejikkine^vorsten en der kleine gebeurtenissen. Als men zoo van boven af daarop neerziet, krijgt men soms den indruk van meer spel dan ernst, want wat haalden ze dikwijls weinig uit al die drukke onderhandelingen en zelfs ook de nu en dan uitbrekende oorlogjes. Elk staatj e ^yas nog arm aan menschen en oeco nomische hulpmiddelen; wat het hieraan bezat, was nog lang niet tot behoorlijke samenwerking binnenslands georganiseerd slechts zeer weinig daarvan kon voor krachtsontwikkeling naar buiten samengevat worden. Een paar com;
ï)
Obreen, Bijdr. H. G.
XXXIV,
486. Vgl. bov. blz. lxvi.
DE AFSCHEIDING VAN HET NOORDEN.
LXXXIII
pa gnieën van thans vormden toen een leger ; het voeren van een bestond gemeenlijk in het doen van s trooptochte n en op het toebrengen van een forschen stoot volgde bijna alHjd verslapping. En de afgedwongen vredes werden gewoonlijk door tal van eeden, garanties en gijzelaars bevestigd, want de overwi nnaar kon zich krijg
jang sterk houden. Tegen over ee n bevolking, die onwillig bleef, vermocht men niet veel. De Hollandsche graven hadden W^Fnesland, ondanks de /ï? jj^»^^ moeilijkheden door de natuur aan den ingang tot hun land JjL, '^ gelegd, meer dan eens onderworpen eronder houden h,adden zi>-*^« het niet gekund. Aan een verovering van het land over de Zuiderzee was nog niet te denken; er werd pas in de 14e eeuw ernstig werk van gemaakt en toen ontbrak nog het vermogen ze door te niet
^
-
;
zetten.
Een graaf Willem van Friesland had men daar omstr. 1200 nog I van Holland had er geen sympathie of macht behouden. De voo rkeur was overgegaan op wel kunnen zetten, maar graaf Willem ..den
doch lijke
goeden St. M aarten", den vrie ndelijken Stichtspatroon, moest slechts vereering en geen erkenning van wereldrechten vragen. E)e_graaf was zoo hier alsjelders in Friesland, hij
waar men nog aanspraken op de grafelijkheid in de verte wist, geworden tot d en vreem den yrijheidsbelager. Te l even zond er graaf boven zich was, zoo ver de herinnering reikte, eigenlijk normaal geweest het scheen een eeuwenheugend recht. Omstr. 1230 bestond ook in Friesl. bew. Lauwers de overtuiging, dat de feitelijke toestand de rechtmatige was. Maa r wie had dien uitzonderings toesta nd gewettigd? De verbeelding^ zocht in het verleden naar den schenker van het ongewone privilege een reek s va n konin gen en ke izers, doch aan het begin de machtige en wijze. K a- 1 /3-^ :
'
:
rel j
de Groote. Hij, die in de 2e helft der 13e eeuw een valsch stuk
i
,
uitgingen van wat reeds
bij
hen en hun landgenooten een vasty
geloof was. I '
.w^t»-./
door Karel aan de Friezen verleende vrijheidsrechten bevestigde, ^^ alsook de maker van het bekende onechte vrijheidsprivilege' ' van keizer Karel zelf *) waren in zooverre te goeder trouw, dat zij
\\
;
"Vrijheid
*)
zonder meer
is
evenwel
Over de dateering M. G. DD. Karol.
I,
iets
395.
ne gatiefs. In de staats-
m^ *A
/yt^IZ-r- ^w^
,
vervaardigde, waarin koning Willem II in onbepaalde termen de/
'i
•
f ,
;
k:»^ /i^^"
'^yJ*'*"'^^''^**^
'
DE AFSCHEIDING VAN HET NOORDEN.
LXXXIV inrichti ng
was een defe ct, sinds de handhaver van recht enveüiggenomen was, en het moest nog blijken, of de Frie-
heid daaruit
scEé volksgemeenten zichzelf onder tucht stellen zouden. IüilQ.
van de Lauwers, waar de
grafelijkheid en de mogelijkheid eener
restauratie dier instelling reeds langer uit het gezicht waren,
en
een poging gedaan
al
om
in de
had
leemt^te voorzien. Ver -
scheidene jaren aaneen heeft daar een lafldyredpt>Qa<^ bestaan.
De
vergaderplaats was
bij
den Upstalboom
(bij
Aurich)
renen", hier gekozen en beëedigd, moesten door
hun
;
„gezwo-
rechterlijke
tusschenkomst, desnoods met geweld stor ing van den landvrede Wij weten van hun o ptreden in Fivelgo van 1216 tot
y /^verhoeden.
^
1231.
Maar de macht, waarmee
zij
de onderwerping aan hun be-
moesten afdwingen, ru stte t e duidelijk op een afspraak betwistbaars; wat men zoo aangezet had, was een kunstarm der gerechtigheid. Bovendien piet sle chts de menschelijkejiatuur, ook d e geaardheid^van het land verhinderde dejvestiging^van een krachtig^ppergezag over de Friesche gouwen. De wateren met hun zich steeds verbreedende monden, de hoofdwegen, beide namen hun richting uit het binnenland naar de zee slissingen
en bleef
iets
en het onderling verkeer tusschen
de-
naast elkaar liggende dee-
was niet gemakkelijk. °°^ Friesland bew. Lauwers in dezen tijd tot het verbond ^^^ P'J IJyf^ J Upstalboom behoord heeft, is noch bewijsbaar, r^^ ""Vaneden ^g^^^JvT^/T ''** Maar de twijfel, of het misschien nog zou worden waarschijnlijk. nt^ .opgenomen in de Nederlandsche statengemeenschap was opge^^^t*vt^ytM0^JUcJL' len
^ heven
'
van
hetjaeegjiefinitief een plaats onder de „b oerenr epublifikj es
van deze afgesneden
door een voortdurend wijder spalkend zeegat. Het moest afwachten, dat de HoU. graven weer eens sterk genoeg zouden zijn om
•
'^^
;
het. Noorden. Alleen W.Friesland bleef
»^
het te nemen. "
Ejvenals Friesland lag ook afgezon derd
'
* ,.
"^J^
den Drente. Nög:^tqoiien dej;e chtlijnige O.grenzen der provincie zijn door hoe daar later ku ntstmajig jcheidiiTgslij.nmi getro^ uitgestrekte venei^^Men menschen geen woonplaats en alleen bij droogte en vorst een overtocht gunden. Bijna eygiL lijdelijk halsstarrig lag een veenmoer aanjie Z.zijde. Bij Ompie n kon men er nog al eens over verder waren er slechts twee-openingen, waardoor wegen liepen een ten O. over Koeyor(ien. een ten W. bij Mep E^ tusschen het hoogr inlaag veen doorv Bii Hulsforde in het Z.0. ;
:
^j1
X^rf^*
-.
xAÊ*4i ïui
'
van de overige Nederlan-
LXXXV
DE AFSCHEIDING VAN HET NOORDEN, of
g-in het
OP den Bisschop^
Z^W. placht men dan ook den
bis -
graafschap Drente bezocht.
Ook
]j)gj|;
sqjw^^te ontyajig.ea, als
hij zijn
lue£é£^ '7/^ yK^^j^^J^P
W.kant liep de veengordel nog een eind voort, maarjii het N ., waar eenige riviertjes een bescheiden scheepvaart mogelijk maakten en de Hond srug in de Friesche zeeklei uitliep, lag het gewest meer ope n. Den noordelijken driehoek, d e praefectuur van Gr oningen, hadbs^Hajtbert indertijd aan zijn o udsten broer, t/f^fde jurisdictie in h et over bliivende stuk benevens het kastelein- Il \ * schap van Koevorden aan d en jon gsten in erfleejL-gÊgÊYen (bov. « LXiii). Waarschijnlijk waren tegen het einde der 12e eeuw opgrond ^j^j^
^J
langs den
vaa.een familisYexdrS-g-Eelde^en-^ize
als afzonderlijke heerlijk-
afges^
ƒ
Ar ^
f^o^^
•
^^•«^ ^
^
^^
*/7^
zood at deze nu nog slechts-^c^'' waari n^ het stadje Groni ngen omhet later z^._^Qoorecht vatte. De onderza ten van de kas teleins van Koevord en gevoelden heden, uitjde ^graelejjtm^
—
zich
nauw verbon den met
—
deze hunne Jieeren, nauwer dan met de
bisschoppen, met wie zé geen geregelde aanraking hadden. In
Grojningen daarentegen, toen reeds een klein handelscentrum, riaarnnafhankpliikd e va n d ^j,( |g|ton^g)| heid van den praeiect_en de heeren van tJ^oevorden steun den h aar stre_ef de_een bur ^erpar tij
in hêtJzerzet. |g^gjfl.
i
.
iji
p
^^
<^^\^T
v
.
^*'^ V
^ r-**^
«>T
i,
/»
^
y^
i£AlMd^mM>,^^^^.^^^i^^i^2'^^^'^7)0^^ ^-^
naar het N. om de geschillen bij te leggen. Ma ar Rudolf heer v .^^nt^^'lt^'^^ Koe vordeiy weigerde zijnjiiitspraak op te volgen. j^l,—^^'**^ ^r^rj Het zon hem dqri wel geleerd worden. Een gro ote ex peditie werd op touw gezet de g^^^yp^^ van "Ffnlland pn van TClpff zonden 1 I, /T^ '
zelf
,
:
.
.
van Bentheim IcwameiLJLelLmet f\.,,^^JT^ ^^ hunne_manschappen, acJcjidders-uii heEKeulsche^en het Muns - '^ ff,,,^^ >/ ^ terschO-Voegden zich bij Jiet tuchtigingsle ger van denjbisschop.i -^ a.^,^ Ma^r bij^Ane, waar Rudolf en de zijnen zich achter een moeras opgesteld hadden, zonken d e zwaarge wapenden der voorhoede i n deiynodder, de Drenten vielen de hulpeloozeiLaan en d e overig en. ontsteld over de verraderlijkheid van den grond onder hun voeten, vlucht ten. Vejen, wa aronder de bisschop zelf^ raakten vast in de^^ veenpoelen en werden gedold, de gr aaf van Gelre en Gijsbr echt^y^^^ » ^-^y van Amsjel werden g ewond en met talrijke^tocht^nüDterLgeyan- O**—*<«^ 'JT^ hulp, de graven_van^_^h:e_£ii.
,
f
gen_genomen. E en verschrikkelijke gebeurtenis (pg^} ^ > Bij de keuze van een nieuwen bisscKop zwegen politieÉ:e overwegingen wel niet geheel ,maar de verontwaardiging overheersch-
'
''
-
toch de lust tot intrigue. E enstemmig werd^eko zen de bisschop van Paderbor n, Wilbrand (1227 '33). Men vroeg van hem slechts
te
—
j-^:-«--Mt
DE AFSCHEIDING VAN HET NOORDEN.
LXXXVI
één d ing d en dood vanQj^ te wreken enile^Drenten te onderwer^gen^Het is hem evenwel niet gelukt, ondanks voortdurende inspanning. Buitenlandsche ridders toonden reeds in 1228 weinig lust in veldtochten naar een land, waar hunne bewapening meer een gevaar dan een voordeel was; de noodzaak om de krijgsondernemingen telkens te herhalen doofde wraakzucht en plichtsgevoel der Stichtsche ridderschap a^een de Friezen uit Oost ergo l^tU) >-r-^ en Wes tergo hebben de n bis^sohop^trouw l3J|gÊStaan. Hun hulp * ^dAwecEtëF ihoésf uilslii itend als blijk van^eloofsij ver aanvaard worden._Zij waren immers „vrije mannen, onbelast met eenig juk van dienstba arheid of heers chappelijken druk". u^Uxh^ Pasjonder Wilbrand's opvolger Otto.v. Holland (12:^^ ''40) is ) ^xY-dj/ "^ de n str ijd gaëindigd. Dat de Drenten aren het kloos ter Marienberg TL' (L. (DiJ^aphorst) stichtten voor het heil der zielen van den bs. en zijn u cjJtp^^üt^JU-,^ te Ane gevallen medestrijders, bewees slechts hun bo etvaa rdig«M^-^^fv^ heid voor wat zij te genover hunjcerk elijk ho ofd en diens helpers »; iWifc^.fl«^ ^ i ^ bedreven hadden. He t wereldlijk geza g bjêgf feitelijk, en voortaan U IXAfU) meer onbetwist, aa n de heereiTvan Koevord en. De praefecten van Groningen, daar achter in Drente, zaten nu T^ vrij ^ eïsQÜëEg van den bisschop. En in hun&ta d, me t haar t oe^ •'»'**« 4K*»^-^*t*y^^^^^*^^?l^^'^^^^' ^^^ ^^^^ van Jiet arme Dreiite begon^ te wenden e n te keere n naar het graanrijke Friesland werden' zij met ^^'^Tt^*^*^ '*^ hun kring van riddéïïijke dienstmannen een vreemd element, dat gevaar liep uitgestooten te worden. Het geschiedde op onvoorziene wijze in 125^1. In 12^0 heerschte tuss chen Lauwe rs en Eems gek (^i>c£0Jldt>*^ Lbrek, doordat een o verstroo ming de akkers verzout had, en de ^fr^H-'Mrrw-v GronjLQüplieden vroegen voor het van elders aangevoerde graan I onge hoorde prijzen. De prc^efect met de zijnen en de heeren van Peize verbit terde n de geprikkelde stemming nog door brutale wüle'c^^ t {JU*t**rr^ , ..J^P^»"- De ontstemming daarover bracht Hunsingoërs en Fivelgpërs, die jaren met elkaar overhoop gelegen hadden tot elkaar. en geza'^ > < éiinl menlij k'belegerden 2;ij Gron ingen, totdat het herfstweer hen noopte :
;
-u
^
—
.
.
.
.
•
•
,
'
.
•
*•'
af te trekken. Zelf s in 12^1 bestond die zel dzame eensgezindheid
nog met andere Friezen versterkt lege rden zij zich weer voor de stad. Maar de verbittering was geschift. Toen de stad^ ich ove rgeg even had, moesten de stadsmuren en de steenen hijizen daarbinnen **^3**?«»**- ^ geslecht worden de praefect en zijn gezellen moesten de stad metterwoon verlaten — maar dejkooplieden-mochten blij ven. Men sprak TrxX '^fX^ aV^ I 1,5-4^^ C zelfs van een vriendelijke verstandhouding tusschen de Friezen :
^
;
l
DE AFSCHEIDING VAN HET NOORDEN.
LXXXVII
en de kooplieden gedurende het beleg. Waarsch. met recht de Friesche boeren en de Gron. koopliedgnjiadden elkaar nopdig. :
L
Tam elijk wantrouwend
naderdsiLiaiidbouw e n hand el elkaar nog mili taire kracht van de stad leek den Friezen reeds nu een gevaar. Maar voo^_feÊide, voor de stad het meest, was e en praefe ct :
^^„^
^
met een troep dienstmannen nutteloos en die hij later
nog deed
hinderlijk. Pogingen, ^*^^^aq1.^2^ zich in de stad te nestelen, mislukten, ^-^oi dan het recht er d en schout te beno e- ^^-'^ '^^ ^o*^
om
H em ble ef weinig meer
f^^^^
om
men: onmid dellijk gez ag behield hij sl echts JiLhe^ landelijk deel der praefectuur. De stad, nu ontvoogd, sloot reed s in la jS S zelf- ~T7 standig een rechtsverdrag met Fivelgo, de eerste s'taatkuhdige // verbinding met Friesland, die de oeconomische samenwerking / '^-^ zou moetenjvergemakkelijken.
/
ije^^,^
*«^
<^^ '^-
I
Zoo schikte zich de bevolking in het N. eigenmachtig in verbanden, die het best voor eigen behoeften en wenschen pasten. Drente trok zich terug. Het s choutambt Vollenho ve was er reeds /(/-^^j^. p^ van gescheiden, dej)eide Stellingwerven zoudeiTeFm het begin /H«**-<-. ^ «ir "^ der 1 4e eeuw buiten ge raken. Als een egel opgerold lag het voortaa n ^P**''^ veilig tusschen zijn venen. De oeconomische taak was hier voor^r^^/^lT^***^
^
^
«.l.
de esschen bij de dorpen, de groenla nden langs de riviertjes waren in gebruik, maar stil en onwillig lagen de bru iloopig volbracht
:
ne heidevelden, waartegen de
machteloos was.
G een
stad
mensch
tot diep in de 19e
hier ontstaan
.^a ^^^.^ »
eeuw
^ Groningen daare nte gen brak oor de pol itie.ke_icmns. Geposteerd aan den voor•''4^^', naamsten landweg naar een zeer vruchtbaar deel van Friesl., 'y'&i— weldra, door kuns tmatige stroomverlegging, ook aan de belangrijk- Jz. ste waterverbindingen daarheen, kon het den handel in het N.beis
.
•
^^' .
•.
^
.
heerschen. Hetjnaakte zichlosJvaa-JPrente,
van Friesland, dat de onlusten
maar bleef ver genoeg
in dit gewest er niet aldoor over-
heen spoelden en nergens rondom was een landsheer, die aan verzet tegen overheersching door die ééne stad leiding en bestendigheid zou kunnen geven. Literatuur: Over opvattingen en toestanden bew. Lauwers: Gedenkschriften van de abdij Mariensaarde (uit g. itbrand s voor h. Friesch Genootsch. Leeuw. 1 879) het Rudollsboek (Fr. Rechtsq, 424) materiaal over den Up stalbo om RichtHOFEN, Vntersuchunjen^über friesische Rechtsgesch. 2 dln. (Berl. 1880, '82) I, c.
W
;
;
II
§
;
:
I— 3;'cmi§ I— 8.^
Over Friesland beo. Lauwers en Drentede Narracio; Kronijken vanEmo en Menko (uitg. Feith en Acker Stratingh in Werk. H. G., N. Serie 4, Utr. 1866; ook KI.
G. SS.
XXIII
454); Oorkondenb.
v.
Groningen en Drente
fGossES, DeMsMhojuV-Jltrecht^LDoïnh^Ëpl.tnd e Gesch,
IV
25) hfdst. II.
Gron
I.
Prefect (Bijdr.
Vad.
-.«
DE ONTBINDING VAN HET DUITSCHE
LXXXVIII
§7.
De ontbinding van het Duitsche (± 1225^ ±
Bs.
Koenraad
v.
gangers geërfd hadden.
/ ^j^tu^uvyi^
rijk
'50).
Port o, pauselijk legaat, loste in 1226 eenige ge-
schillen op, die bs^ Otto I I v. Utrecht /
RIJK.
De
en
zijn
buren van hun voor-
afwateringskwestie met Hollan d werd
zoo geregeld, dat de bedreiging van den Swadenburger
dam ver-
dween^). Een eenvoudige schikking bleek mogelijk ten aanzien vande illusoir ge worden rechten op Friesland. Voorts j^af de graaf V.
^-c^-txX.^
^^J 'i-V
Gelre zijn aanspraken in Salland (bov. blz. lxxi) op voor een 'tt-
-i»^
"^^T^-ï^-»^
'^L^^r'^T^^ rw.
flinlce
m
Eist en Odjjienberg^ da,t sonTgelds en het bisschoppelijk goed toch buiten het machtsbereik van den bs. lag. C^ilieaberg^-het
/^^oude toevlu chtsoord uit den Noormannen tiid (bov, blz, xxxix)
-
7deed voor het laatst nog eens dienst tegenover belagers der bisf schoppelijke macht. Zoo was er dan schoon schip gernaakt en een-^ drachtig^zijn in 1227 Holl, en Geld, ridders met de Stichtsc he ^uCl/"^' ƒ / f /t*-^*» •• , ([__ t roepen teg en Drente o pge t rokken. ' C/i^v** -gj. bestond trouwens een zekere neiging tot inschikkelijkheid tusschen de Nederlandsche vorsten. De oorlogen in het begin der ^ZZ^ 13e eeuw hadden de meeste hunner sterk aangepakt en hun poli^ tieke ingetogenheid geleerd. Zelfs op het punt van Zeeland bew. ._^ Schelde kon in 1227 een verdrag^esloten worden tusschen FlorisIV gg^T*^"
-
;
,
fM*^M ^1ÏÏ\ (JÖr
0iJ?er
/;
•'
^^^ getuigde: ^ëï^and was bij
Bouvines (12 14) gevangen_geno-
Im^dM'KJu. ,<XC«*>men door Philippe Auguste en n^_Ê£n gevangenschap van 12 jaar '^ fVf^
r^^y^t*. f*^
*-»
}\'<^
vendien de meeste vorsten hier in het N, waren nauw met elkaar verzwagerd, Hendrik_I_van. Brabant was de schoonvader van
—
(1222 1234) en Gera rd IV va n Gelre (1207 den dood van Wilbrand werd Otto van Holland elect
FlolinV van Holland
—
'2'9)71SFa
van
Utxeclit_j(i233rr:!49)
—
hij
weigerde
nl.
zich tot priester te la-
ten wijden —; hijjwas de o om van d en jongen WjlkniJLIjvajiJtïol— Deze had, evenals Otto Uvan Gejre {1229— '7ij| land (1234 — '48)! tot o^omjvajijnoederszijde Hendrik H van Brabant (1235 '56).
De nauwe betrekkingen tusschen Holland en Brabant openbaarden zich oTaTdaarin, dat Haarlem in ri245 le en stadsrecht kree g 1)
Vgl. bov. blz.
Am sterda m
191 7),
H
Ver spr. Geschr. VI 7g^; 'T Hooft, et ontstaan va n 17 (naar aanl. daarvan Huizinga in Gids 191 8, I, 107, Aardr. Gen., 2e Ser. XXXIV, 616 en Gids t. z. p. 561;
Lxxn en Fr uin,
(Amst.
565; Te Lintum, Ts. v. h. 't Hooft, Jaarb. Amstelodamum XVI, 195).
,
DE ONTBINDING VAN HET DUITSCHE ^ij[[V ,
i
f
»«4
At^
(^-V^v
LXXXIX
RIJK.
^
naar Brabantsch model M Het werd ze lf weer de moede rst ad voo r e meëstè later met stadsrecht begiftigde Hollandsch e plaats en.
c^ \
.
^
Maar dat nu een
pauselijk legaat tusschenbeide
kwam als
\.
mid-
'^
^
Het teekent den n ieu^ ,^ ^ wentiji dat de kerk zi ch b egeeft op eenjterrein, waar zich tot nu toe de wereldl ijke machten alleen bewogen hadden. Ook kraisifccocé^^-^^M^a^ toc hten n eemt zij onde r haa r leiding; bij dien tegeji_Damiata!**;?^:*^ v^^ (1217 '19, waarbij ook Willem I) was een pauselijk legaat d^^L^JZuLcP^t^^ hoofdpersoon geweest. E n ze w erden ook gericht tegen \vie onder d e Ch ristenheid zich tej[en het geza^ van kerk en kerkelijke per- J_i_r^'' sonen-verzetten. Door kni isprediking had bs. Wilbrand deJEriezen /, /Cuu-^^f ^^ ^!^^ te^eiiJPrente op de been gebracht. In 1234 zwermden knüspredikers weer over de Nederlanden uit om kri[gshulp te winnentegen -> ^ ^>^^ y^ een ander boerenvqlkje, de^tedingers (a. d. Beneden Weser). De -^ jonge Hendrijk vi3rabant en de graven van Holland, Gelre en ux.t^ 'j^^C^ «js-. Kleef hebben er met hun ridders aan meegedaan. Maar üi^ivelgo (-te^^^^S^ v TVt had dejbeyolkmg in die onderneming een poging gezien om hare<^'^<**^ « f-<^^ stamverwanten van de onafhankelijkheid te berooven waar het [^^ dan ook op neerkwam. Ze was hier en daar^r eigend te h oop n geloopen, de predikers hadden die van Appingedam in den_ban gedaan en verklaard,^ dat St edingexs. Fivelgo ërs en Drente n één wafenjn^gddeloösheid. V Ond anks een zeke re sp anning was het echter ornstr. 1230 nog mgL^ekomen tot de onherstelbare breuk tusschen de n paus en 1 '> ^ keizer Frederik II De barst was al lang zichtbaar en eveneens, dat ze zou openspringen in Italië. Hier in het N. was het zelfs den vorsten nog mogelijk goed Staufisch te zijn zonder in kerkelijk opzicht voor verdacht te worden gehouden. Endekeizer, die w el wist niet tegelijk in Duitschland en Italië ster k te kunnen zijn, was op uit het ontstaan eene r oppositie aan deze zij c^e v. d. Alpen te v oorko men. De keuze van zijn zoon Hendrik tot Roomsch koning had hij bewerkt door een concessie aan de geestelijke rijks- 7 ^^5{'2|^'!J'a2 delaar tusschen de Nederlandsche vorsten
!
/'
—
'
—
'
,
.
;
^
vorsten, het ..privileginTn
\r\
favor em principum ecclesiastico -
binnen "3e bi sdommen bezat, op gaf,
^^^
"
wer d nu a fgebrokeji, ÖokjsJL>wereJdhj ken Huizinga in
D& Opkomst
V.- Haarlem (Bijdr.
Vad.
en Salische keizers,
rij ks vorsten
kwam
Gescfa. IV^) 86.
hij
///
'
nog^stond van het^ ker-^lj|^^^
keiijk- wereldlijk regeeringstelsel der Saksische
^)
f\i
(
mm'W^o). waa rbij hij de m eeste rechten, die het keizerschap nog \L
Jj
DE ONTBINDING VAN HET DUITSCHE
xc
RIJK.
tegemoet. Het „statut um in favorem princip um" (1232) verleende hiinjmunt;jen gele iderechit binnen hun eigen gebied en voorts. wat de keizer daar nog aan rechtspraak mocht hebben. Niet alles,
wat zoo gegeven werd, was geschenk; veeL ervan was de keizer feitelijk reeds kwijt.
Ge wone g raven
van Holland en Gelre vielen buiten_dit zij_ behoorden niet tot den riiksyorstenstand. laatjte^ privilege Doch ook ZTL, en zeker die van Holland, waren weT zoo vrij t e ne; men, wat zij krijgen konden. Bovendien voor zulke tweederangsvorsten viel ook wel iets af, dat alleen met 's keizers goedvinden verkrijgbaar was. Zoo ontving de graaf v. Gelre het recht om den Amhemschen tol, dien hij in leen had, te verleggen n aar Lobith (1222). Zijn gebied kromde zich al om de splitsing van de rivier, nu kon geen Rijnschip hem meer oatkomen. als die
/
:
^ » / \ (J^^ y^ J
}Y':.^
fl^
=^^
Sedert 1237 evenwel stond Frederik II, doordat hij de LombarOvu^<xrv5J[ische steden ten onder gebracht had, zoo sterk in Italië, dat 's /)
\lte4.
».
^
«C
•
pausen staatkundige zelfstandigheid op het vallen scheen. Gregorius IX (1227 '41) zag zich gedreven tot een verdelgingskrijg de ban over den keizer in 1239 was de oorlogsverklaring. De pausen hebben gestreden met alle middelen, waarover zij beschikten. In 1245 werd Frederik IIop het concilie van Lyon afgezet deJDuitsche jLartsbisschoppen zorgden voor een t egenkoning. HendrikRaspe V. Th uringen geheel een werktuig in 's pausenhand. Onzijdigheid was nu niet langer geoorloofd elect Otto van Utrecht mo est zich latenwijden ('45) Staufischen geestelij ken werden hun beneficien ontnomen ban, interdict en kruisprediking in het werk gesteld. De vorsten hier lieten zich niet gemakkelijk opdrijven de Staufen regeerden al een eeuw en gehoorzaamheid aan hen was nu een gemakkelijke plicht geworden. Daarbij de heerschzucht van 's pau-
—
;
;
,
^^
-fwV.^xArc^. '
;
3 ^
,
'^
;
;
:
sen grooten
m edestander
H ochstaden.
abs.
in het
Hendrik
Roo msch koning^ge word en wa_s
^ >^
des
rijks,
Koenraad
van Keulen, werkte so ms afschrikkend
gingen ze pas, to en na (bij
N.W.
Keulen) gekozen
.
^).
v.
Mee
Raspe'_s -dood-giv-AVülem II
3 Q^Jj^M'^S^^] ^^ .Woexittgeji Zijn_ooin_ Hendrik II v. Brabant _wasjde^ ;
eenigejKÊieldlijke rijksvorst, die ^^ keuze bijwoonde.
]
Macht gaf de nieuwe waardigheid den 20-jarige wejnig. Behalve zij n ve rwanten had hij voor zich een aantal^^ig€;^h€^r€nr^a:n:den ^)
Over hem Cardauns, Konrad
v.
Hochstaden, Erzbischof
v.
Köln (Keulen
i88o).
DE ONTBINDING VAN HET DUITSCHE
Neder-Hijn en de drie groote kerkelijke vorste n. Den graaf v/fhn Wjc Gelre kon hij spoedig zijn loon geven Nijmegen Staufischi gezind J ite<J -rr**^
/^
.
:
^^ /
XCI
RIJK.
bied aan Otto II
-.
k:
werd veroverd en met het omliggend rijksge- 1»«^'^-««'^ "^ verpand ii342lJEen belangrijke stad en een stuk TT^^
als alle rijkssteden,
'
lands, dat de opening tusschen Opper- en Neder-Gelre wel niet
vulde,
maar toch
Een broer van
verkleinde.
Otto. Hendrik v.
/^T y^j
jT'
'
42,
j6^«M*
Montfort, werd door toedoen van den kardinaal-lega at ele ct^ v. 1 Luik. Den kapittels werd trouwens
bij
de uitoefening van hun kies-
recht geen afdwaling naar Staufischen kant vergund. In het begin
van 1249 verbood Innocentius IV (1243 domkapittels
zelfs
zonder
zijn
—
'54)
goedkeuring bisschoppen te kiezen.
In U trecht-echter, waar nog Staufische neigingen waren blij ven hangen, \verd desonda nks nog in 1249 ^^t opvolger van bs. Otto ge-
kozen Gozwin_van^Randerode
|
Maar hij moest plaats ma ken Hendnk^van JVianden (1250—
^).
voorjien pauselijken candidaat
een bloedverwant van den Keulschen aartsbisschop.
'6j),
W
«
den Duitschenl
zij n rijk m oeten vero veren. Zijn kleine huisCK.{>,U^ kon hem daarvoor de middelen niet leveren. Holland was voor hem weinig meer dan een asyl, dat hem een toevlucht bood na mislukte ondernemingen of bij werkeloosheid wegens geldgebrek. Zijn.,^oningschap toch mo est voornamelijk door den paus V/ gefinancierd worden, die hem dan ook s ommen to ezon d enTde beschikking lietover kruistochtgel den. Ools^akruis tocht zelf vanJocg./ -^UXuM^ Friezeivwerd afgeleid naa r Aken dat met hunne hulp ingenomen ^^^^-'«jr*-^ «^ werd ( 1248). D e koning kon nu tenminste hier, in de van ouds|| daarvoor aangewezen stad, gekroond worden. De Frie_zen ver-f blijdde hij met het reeds vermelde vrijheidspriv ilege. Het verhaal van zijn koningschap valt overigens bijna geheel buiten de
illem II zo u zich
bezit
,
vaderlandsche historie. Voorde algemeene geschiedenis is het echter ook van gering belan g terecht laat men gemeenlijk het inter:
regnum
m
den dood van Frederik II, beginnen. De eermale n uitgesproken onders telling, dat Willem II, indien hij niet in 125 6 ontijdi g omgekome n ware, nog ee ns een groot man in het rijk had ku nnen worden, is niet eer dan een vrien delijkheid tegenovei^de^ nageda-chtenis van een jong gestorvene. Wel is hij jic 1 250 langzame rhand in West- en N.-Duit schland als koning erl kend se derTden dood van Koen raad IV in 1254 had hij geen in 1250, bij
m
—
^)
Volgens een valsche overlevering Gozwin IIpo 185.
Bijdr. Vad. Gesch.
v.
Amstel.
Vgl.
Pijnacker
Hordijk
/
DE ONTBINDING VAN HET DUITSCHE
XCII
Staufe meer tegenover zich wasj_bl eek nog in JL245 '
,
doch hoe oriwis
af te zetten
staden stond
op
hij destijds
buurman
zij n^vriend
^
—
konings chap
zjeer
Met Koenraad van Hoch-
^).
slechten voet en zelfs zijn geeste-
Nederlanden, de bisschop^vanJLItrÊcht, was Wat er tusschen hen beide omging, is ons maar
in de
niet.
half duidelijk,
zijn
toen onder geestelijke vorsten het plan
opkwamheiTLmaar weer lijke
M^
.
RIJK.
doch vast
staat, dat hij niet_ geheel tevreden
was.
VtcUf^ Jy, yyjLdjJ yC
toeiLde^bisschop den ongehoorzamen leenmannen Gijsbrecht jian Anistel en He rman van Woerden te liif_gmg en tegenjie|i,eers^
k*t#
hpt
-O
*
^
1/
C'TT"^
\l
[
kf^'^t*"^^
-^^^
Vrpdelan H
~~
bnnw de.
koningschap van Willem II
'
is
^
een postscriptum op een afge-
Pas in 1273 kwam weer een nieuw Duitsch koningschap op, dat genoemd kon worden onder de Europeesche machten, maar de pretentie om het rijk te willen regeeren heeft het nooit meer kunnen verwerkelijken. En voor Holwas voortaan de Duitminder voor Gelre land en het Sticht sche koning of keizer feitelijk een buitenlandsch vorst, met^wien
sloten hoofdstuk der
rij ksgesc hiedenis.
—
—
men
diplomatieke betrekkingen onderhield.
,
Kronieken en oorkonden alsboven; s amenvattend Beka. S chumacher, D ie Siedin ger (Bremen, 1865); Mkl.is STOKK^jRijmkr onie k (uitg. d. Brill, Werk. H. G., N. S, 40, 42) fBÖHMER, FiCKER, WiNKELMANN, Regesta Imperü, V 2 dln. (2e dr. Innsbr. 1881 '94), ie dl. {jiS, 2e dl. pass.; M eerman Geschiede nis van graa f Wi llem II van Ho lland, Roomschjioning (4 dln., 's Grav. 1783 '87) Hintze Das Köntgtu tn Wilhè.l ms vo n Holland (Leipz. 1885). Literatuur
:
Stedingers: Willem II o.a. :
—
^ 't
.
^) Döhmann, Die rheinischen Erzbischöfe und Gymn. Progr. Lemgo 1887) en Scheffer Boichorst,
VI, 588.
—
;
,
der Neuwahlplan Mitt. d. Instit.
f.
v.
1255
(Beil.
oesterr. Gesch.
HET ONTSTAAN VAN BESTENDIGE MACHTSVERHOUDINGEN. helft
(2e
§1.
13e
eeuw).
Hervatting van den
bew. Schelde en
strijd
Wes t-F r
i
e s
1
om Zeeland
a nd
—
(1246
58).
—
Reeds onder WiUem II (1234 5^) waren de zeere plekken aan beide mteinden~van het graafschap Holland weer opengegaan.
Het eerst die in het Z. zoolang daar Zeeland bew. Sch. noch erkend HoUandsch, noch onbetwist Vlaamsch bleef, moest het er :
wel schrijnen.
Willem
had gravin Margareta
—
•
V ^f/t^ rvi4^ >
.
Vlaanderen (1244 '80) ^^'-"^'*^J^2^^ leenhulde voor Zeeland bew. Sch. onthouden door zijn zuster -^—*—,-. '^iJ^^zr «=^^ Aleidis met Jan van Avesnes te laten/trouwen ('46), bracht hij zich ^ tot haar in een onhartelijke faniiliebetrekking. Jan3^JA.v. was nl. W^J^ de oudste der twee voorzoo ns, die Margareta had gekregen bij haar ^W-^^ '^. —^'-^^ eersten man Bouchard v. Avesnes. Het huwelijk met dezen had zij II
v.
;
—
^^
•
—
indertijd verbroken
op grond daarvan, dat Bo uchard de kerkelijke
wijding tot subdiaken ontvangen had, en de daa ruit gebo ren kinderenlieeft
zij
steeds achtergesteld
bij die,
welke uit haar tweede
/i
met Wüle m v. Dampierre geb oren waren. Jan v. Aves- -, f^ nes evenwel hiel d vast a an zijn eerstgeboortere cht en juist in 1246^/^ /^c/^ had een scheidsrechterlijke uitspraak van kg. Lodewijk IX Vv--;;^^;r/^yA^ Frankrijk en een pauselij legaat aan hem de opvolging in Hene- t^^^t^^^" J^ gouwen c. a., aan zijn oudsten halfbroer Willem v. Dampierr e die JkY ^^^ /t< in Vlaanderen toegewezen. Maar Jan v. Av. was hiermee niet ^^i,A>^t^^^^ vreden. Hij ontkend e de rechtskracht eener beschikking van den \ Franschen^ koning over Duitsch ri kslan d en eisch te de successie | j in aUes, wat zijn moeder d aarvan bezat, o.a. ook in haar rechten | op Zeeland bew. Sch. Zoo vêPwas hij op den weg naar de heer- l/j^ schappij, toen hij daar Willem II vond, die zich bij hem aansloot. •'^ Dat deze kort daarop koning werd, gaf hun tegenover Marg. geen dadelijk voordeel. Het nieuwe koningschap was nog zwak en voorloopig als wapen onbruikbaar. Integendeel Willem I I trok f^^L -^^•«zich ui t zijn territoriale politiek wat terug. Zijn broer Floris, re- C22U.^ -z^'
huwelijk,
'
-
.
.
XCIV
HERVATTING VAN DEN STRIJD OM ZEELAND
gent in Holland tijdens zijn afwezigheid, was in Juli '48 genood""^zaakt een verdrag te sluiten, waarbij hij de Vlaamsche leenheer.^-^;^<-J[ijklieid, tractaatsrechten en schuldvorderingen erkende, en nadat
f^^ -É't^^Cc.^^ 'e
-^^^^«.c-.—
^^Cf -il*—^
ij zich met weinig succes in Zeeuwsche adelstwisten geroerd had, ook nog een voor Vlaanderen gunstige uitlegging van onzekere punten in de verdragen te aanvaarden (Mei '50). De Avesnes h ad den al in Ja n. '49 van hun aansprakerLQPLRiLks Vlaanderen afgezien. ^t-rut^^^t^ ^ Maar i3^j^5^ achtte Willem I I zich sterk genoeg om e en sla g '"•^ ""'^ >'^! naai^Marg^reta te doen. Nu was hü de ko ning, de miskende leen£/;^^^^^^^^^^ heer. Wegens het nalaten'der leenhulde aan hem ontnam hij Marg. ^*-,.w^^.ï^.«— een s oort ad nex van Henegouwen Rijksvlaanderen en Namen wa s een uitdaging. Ee n Vlaam sch H et v. A v. aan dit Jan ^^ S^^ /^i^^ ^ leger landde Juli '53 opj^alcheren maar bi[ W.-Kap elle liet het 'f/^^^b^^ /4f^ zich volkomen verslaan. TweeJDampierres en vele Vlaam sche ' edellieden raakten gevangen en toen de konin g twee dagen later bij_AjnemuiderLgelaijd was, zag hij nog slechts opgejaagde, uitgeschudde vijanden door het eiland rondzwerven. H ij had zijn de el va n den Vlaamschen buit b innen. ^**^ -^^^^ alzoo Jan v. Avesnes. Margareta stond Henegouwen af aan ifc^r^ ^^"^^^^arel v. Anjou, ee nbröër van koning Lodewijk IX, en voor dezen * was hij geen portuur. Willem bleef echter voorloopig aan zijn.eigen zaken. Begin 1254 voer hij met een leger n aar W.-Fri esland. Ook hier een onmiddellijk succes een oyerwinnin^n pl undering van het Jand ^) Maar meer dan deoaderwe rpin^ van Onddorp en Vronen (N. O. v. Alkmaar) ble ef er. naar het schijnt, niet van o ver. De \x zwagerjiignegouwen toch had zijn krijgshulp van nqode: hij ^^^^y/^^^t^.^^^^^^^^^y^i^ aan Karel v. AnjöiTti verliezen. Niet evenwel ^*^ de legermacht van^Willem II, doch de tusschenkomst van een pauselij ken legaat bracht hem verlichting. Wi llem II was de vop r-g vec hte^der Antistaufische partij in Duitschland Karel V. Anjo i/I >4rs^i^*^c^ -voorbeste md tot pan ^plijk kampioen in Italië o ngaarne zag d tf it>y > / '5'^*^ paus, dat _die_beide hel pers elkaar nu aanpakten Ee n wape nstilF _^^^ y/ie^^ starjd, waarin ook de Friezen begrepen werden, s loot den strijd I
,
I
—
—
^^
'
;
1
'
:
^
.
^
.
'
.
^
;
.
"
x^^-irifl^^'
(Juli '54)-
Het eerst werd dêze heropend tegen^deJFriezen de strijd tegen hen raakte de Europe^ch£_-StRRtkimdp jiietr- Een veldtocht in
L rüj^lm^vj"' '
1) Hocsemius, Gesta epp. Leodiensium Levold V. Northof, Chronik d. Grafen v. V. d. Bergh Oorkbk. I no. 593.
;
(uitg. d.
Chapeaville, Collectio, II, 1613) 2S7; etc. (uitg. Tross, Hann. 1859) 98;
Marck
BEWESTEN SCHELDE EN WEST-FRIESLAND. den zomer van
'55 leverde echter slechts een geringe terrein- «-^^Cr
winst; het waterrijke land stuitte den voortgang.
winte r daarop, toen he t
met
zijn
zware
XCV
ruiterij
Maar
in
den
bevror en lag, lokte het den koning binnen. Tot zijn verderf: hij zakte met stijf
ƒ -^
jmard do or het ijs en werd ge dood (bij Hoogwoude, 28 Jan. Ontst elde Fr iezen beg roeven het lijk op een geheime plaats. Doc h zóó k onden zij den dooden koningjiiet ve rberg en, of zijn zoon zou zijn stem hooren, die vroeg om bevrijding uit den vreemden grond en maande tot onderwerping der W.Friezen als tot
i^'U^
^^
X^je^^t^ ^^ ^
zijn
'56).
een eereplicht.
V
1^^. Z*^*^
,
^^
—
was nu evenwel nog geen twee jaar. :^5^ '96) oom7~n u Jbloris de Voogd liet de Friesche aangelegenheid voorshands op haar beloop en nam vo or de Zeeuwsche een rege> jê^ j^ "** ling^aan, die kg. Lod ewijk IX tot stand brac ht (Verdr. v. Bnis |*J^;,| sel. Oct. 't^ó). Vlaanderen be hield de leenheerlijkheid over Zee- » land jew. Sch.. maar liet dej;egeeringsrechte n en inkomst en ten " \ volle aan den Vool:d. d ie een dochter van Gui v. Dampierre. d en v^^, /t * Vlaanischen troonsopvolger. zou huwen. Rpyaal o verga an op ^ , diens pupil zouden ze slechts, indien de voogd kinderloo s vóór zijrijieef overleed en deze dan ook een dochter van Gui trouw de. Toevoeging alsook weglating van bepalipgen voor andere gevallen beoogde n kenn elijk om de elanden dan te brengen óf aan Vlaa n- <^ deren óf aan een zwakke, naijverige zijlinie van het Hollan dsche huis. Maax dë^ood wees den koninklijken weg: Maart '58 stierf Flor is de Voogd door een ongeval zonder kinderen na te late n. ^..^ y Reeds had de ee nhoofdigh eid in Zeeland vrucht gedragen: .^^^"^^^ *t^ Flori s de Voo gd had aan het hee le gewest een ke ur verlee nd, die bij,_ yy-na^Vz eeuw als een soort grondwet van Zeela nd gegolden heeft. En ƒ ^..^, ^^^a^d toen nu later FlorisVjnderdaad met B eatrix v. Dam pierre tr^uw, de, was de Zeeuwsche kwestie sed ert 12^3 eigenlijk al geen"^''*^^ machtsvraag meer, st aatsrechtelijk tamelijk wel gezuiverd Zeel and bew. Sch. wa svoortaan een gewoon erfleën, dat de Hollands che graaf hield van den Vlaamsche n. Floris
(1256
Zijn
•
,
-^
•
.
^
,
^^2^
^
,
.
S tpke. 3e bk.; oorkk. bij V. d. Bergh, De Fremery en Duvivier, d' Ave^ne'i eLj£s_Dampieire, II (God. dipl., Brux.-Par. 1894). HiNTZE alsbov. Uitsl. over HoU. Vlaanderen behalve Kluit en Berten (bov. blz. i^xviii) Sattler, Die flandrisch-holldndischen Verwicklungen u. Wilhelm von Holland (Göttingen 1852); Brosien, Der Streit um Reichsflandern i. d. 2 Hdlfte des 13 Jahrh. (Beil. Sophiengymn. Berl. 1884). Literatuur
:
La_^uerelk des
^-jiV'S^'^^***
iujjt
'
/
c-^
DE VOLTOOIING VAN HET GRAAFSCHAP HOLLAND.
XCVI
De voltooiing van het graafschap Holland (1258— '89).
§2.
we rd Floris_Vmeerderjarig. Na den dood van zijn oom had eerst zijn t ante Aleidis we duwe sedert '.^7 het re<^^^^^«*^gentschap gevoerd, maar in '63 h ad de adel haar gedwongen de voogdij over te laten aan Otto II v. Gelre. De meerderiarighe idsIn 1366
—
Floris
—
verklaring van^d^nj^-jarigë^maaktè dF"baan gehee l
„heren :ïan„den lande". Vroeg
geweest te
rijp
vrij
voo r de
trouwens schijnt d e graaf niet
Zijn eerste groote persoonlijke regeeringsdaad
zijn.
zeker wel geweest een veldt ocht tegen
W.Fr iesland
in '72,
is
doch
deze onderneming, zonder beleid, bijna jon gensacht ig aangepakt, vlak
piislu^te reeds
De sma delijke land de toch
al
De,jgemeente"
bij
Alkmaar.
nederlaa g was
me de
oorza ak, dat in
Ke nneme ir
gespannen draden van het gezag geheel
— d.z.vrijenen minder vrijen
;
loslieten.
geen„lijf eigenen"
!
werd oproerig tegen den graaf en de „welgeborenen". Evena ls bij im anderhal ve eeuw vroeg er (bov. blz. lxvi) vere.eiiigd£-zij_zich met de_JWJrip7.pn (1 274). O ok Waterland stond op tegen zijn heer, Jan v. Persijn. Het geheele Noorderkwartier richtte zich in ^^^*^5-^
als
boerenrepubliek en zelfs over de grens yan^het Sticht liep de
vloed der revolutie.
Hier was in 1267
bs.
Hen drik v^ Vianden
gestorven.
Een
ge-
streng heer. Toen gebleken was, dat Gijsbrecht (IV) v Amstel en .
d e heer jyijjooi (bij Schalkwijk) voor zich onvoldoende geleer d hadden uit_dÊJles, die aan den ouden Gijsbrecht^enzjjiL medestanders gegeven was (bov. blz. xcn),haddestrjjdyaardigei£rkVQisl -^óe.
heil,.
ondariks_iuirLYerbindingeiLrnet Floris^
"A<>«^W^^uchti^_afgeslraft en
anderen, geestelijken zoowel als
als alle
meer moeten g ehoorzamen dan in het Sticht zede erL_gÊWQOBte-:was. In 126 7 koos het gemeene kapittiFom te voorkomen, dat hun een gelijksoortigen bisschop gestuurd zou worden, me t spoed een opvolger. Jan v Holland kon Nassau Hij was een neef v an^Otto v. Gelre een tegenstander van den Keulzich toen niet laten gelden
hadden
leeken,
zij
dejijbs^.
.
'^^-
—
.
—
,
scheiL^artsbisschop en, als vanze H spree kt, voo rtaan geen perOp de rij af hebben de pausen hern _de
spna_grata in Rome.
wijding ontliQuden en dus elec t lat e n goedhartig,
maar
blij ven.
zijn inschikkelijkheid
Misscliien
kennen
was
hij
wij slechts als
DE VOLTOOIING VAX HET GRAAFSCHAP HOLLAND. meegeven met druk van buiten af en eenig loon
is
XCVII
hem daarvoor
niet beschoren geweest.
Toen het oproer Amstelland bereikte, ste lde Gijsbrecht v. Amaa n het h oofde der ontevreden en e en middeleeuwsch e Philippe E g;alité. Gaarne had hij met hen het slot Vredeland (bov. blz. xcii) veroverd, maar dUjvereischte m eer bele gefingstechniek, dan hij zijn ongeregelden scharen kon bijbrengen. Hij voerde ze d us verder vóór Utrecht, waar spoedig de ambachten zich verbroederden met de belegeraars. H et stadsb estuur werd omgezet ui t de hande n der patricis^he families ging het over in die van de oud ermaimen. der g ilden. Ook Amersfoort en Eemlan d voegden zich bij de boerenpartij en de huizen van eenige van Gijsbrechts tegenstanders werden gebroken. De democratie beheerschte het gansche Nedersticht; Utrecht was haar middelpunt, Gijsbrecht stel zich
;
/»^
4^{J^ 'Z^f^*:^^:*—
;
,
Enkele an dere ed elen, zijn broer Arend, Herman v. v. Abko ude sloten zich er^Rj a an. D och d e Ke nnemers wist Gijs brecht we er n aar hun land terug te doen keeren,waar zij een deel van hu n ongeoefende gevechtskrach t verde dén aaiTëen vru chteloos bel eg van Haarle m. De opstand overstelpte Floris V en_Jan v. Nass au en dreigde henj^n landsh eer en tot pa rti jhoofden te aken. „De graaf van Holland en zijn edelen" het zijn de woorden der oorkonden sloten reeds in Juli 74 een on ^ij digheids verd rag mét de stad U trecht en de boeren nit Amstel- en Vechtstreek; zelf verleende Floris aan de Kennemers een landrecht ^), dat_ee n aantal h unneif, wenschexubevxedigde. Men kan dit opvatten als een teeken van' o nmach t of als een bewijs van doorz icht dwaas zou zijn, het voor te stellen als een openbaring van 's graven liefd e voo r den mind erea-man. Maar de Kennemer boeren deden niet aan psychologie ze zijn steeds wijs geweest met hun landrecht (ons slechts bekend '^ in een redactie, missch. een uitbreiding, van 1292) en den gever] haar
leider.
Woerde n en Zweder
—
m
—
•
;
bleven
zij
dankbaar.
Gehe el anders de eler. t. Tevergeefs heeft hij met Reinoud I v. ^^fi»^ v(y4^^a^-f^ Gelre samen geweld beproefd. Maar hij kon zijn hoofdstad niet^ >^ ^•^^ ^ ^^^^-^-^^'^^ -y^ vermeesteren en heeft 2 jaar in DevenFer moeten resideeren. Op "^^ ^ het platteland van het Nedersticht schijnt de opstan d eindelijk, maar zeer langzaam, uitgeziekt te zijn; de stad werd Sept. 1276 •
'
^)
logie
Dit
is waarschijnlijk gemaakt door Oppermann, van den opstand: Westd. Zeits. XXVII, 215.
GOSSES JAPIKSE.
bij
wien ook de
^/f^
juiste chrono-
7
V
XCVIII
DE VOLTOOIING, VAN HET GRAAFSCIi^P HOLLAND.
verrast. Doch de contrare volutie, die
Tw ee jaar
de
ele ct er
nu op gang bracht,
kwam H.ic. v. Cat s ruimde en democratie en demDcraten met finaal op, de laatsten door ze alle met elkaar uit de stad te zetten. De graaf va nJHolland had zich toen bevrij d van alle invloeden, die hem lang in de uitoefening zijner macht beperkt hadden geen opstand meer en ook geen intrigante familieled en, die hem maar ten
slaagde
ee n
halve.
HoUa ndsch
zijn rechten
l
ater echter
legertje
poogden af
te troonen. Zijn tante Aleidis n.1.
en haar
— Henegouwen wasj/oor den oudsten. Jan -^^ad-
26 zoon
Fl^^'^^
Hen het
zich huiselijk
gemaakt
in het graafschap en lang
kon hun
jonge neef tegen die twee niet op. Achtereenvolgens zien wij hem in '72 aan zijn neef Floris het bewind over Zeeland en he t b aljuw-
schap van Z^-HoUand (t. Z. v^N. Maas enJHolL IJsel^jspdragen. Men begrijpt nu nog beter s graven zwakheid, toen wat later Kennemerland onstuimig aan den toom ging rukken. Tante en neef P^—T-ywpgktgl» ^i^b p pn ganhang-^ondeiL-dBrL^aiiel; Al eidis zorgde be'
drijvi g
^y^^^^^^"*"^
Ter
f -««tt»-»-^j.
-/-.
voor de^nt wikkel ing van het pla atsje, dat b ij haar huis
denjiam in de Schie (Schiedam) opkwam. Toen span ning ontstond tusschen Floris V en de beide
Riyier e aan
tefTsïotte
Avesnes, heeft waarsch._de_stad_DDrdr£cht, die reeds kon weten, wat haar geld en crediet voor een vorst waard konden zijn, daar-
va n geprofit eerd om de^eerst e van die reeks privileges los te beoogden den buitenlandschen handel kuns tmatig nagTJTagrmarkt te leiden (12 76 '77 ). I n '77 d reef Floris V eindelijk het indringerige paar uit zijn la nd."T\faar pas eenige jar en daarna, toen hij dooreen verdrag_ov£r_e en huwelijk van zijn do cht ertje, met een zo o n van Eduard I v. Engeland den Avesne s het uitzichtjop^de opvolging in HnliRnd nithans voorl oopig benom en
krijgen, welke
—
neef zich onderworpen. Een scheidsrechterlij ke dezen slechts voor den lan dsheer onschadelijke rechten en goederen. Maar men krijgt den indruk, dat zijn broer Jan vaïTAvesnes nog na den dood van Floris V tegen zich gehad
had, heeft
uitspraak
zijn
liet
heeft den indruk, dien de voorbarige hebzucht zijner familie hier
nagelaten had.
In het Nedersticht evenwel ble ef het een s trijd van krachten, waar de elect zich niet boven uit kon werken. De woelingen hadden hem arm gemaakt en afhankelijk van zijn tegenstanders. In jC278_had GijsbrechLv,.^Amstel Vredeland, Her man v. Woerd en .
^'T^T^f.^slc^
/.e^^
^_
"—
-^
Montfoort^in pand; een derde varL„des Gestichts sloten" Horst
U^^ DE VOLTOOIING VAN HET GRAAFSCHAP HOLLAND.
XCIX
Renen), was verzet aa n Jan v. Kui k, z wager van den elect. mstel en Kui k, een • Bovendien hadden t wee der geldschieter s. (bij
A
^g-<^sA**^
waar aan de el ect ook <::^«^^»-»..**-«.<-^, mo est deelnemen Alle,vier zouden samenffierken te n behoe ve van-^^^^^**"*^^^-*"**^ '*' graafschap en Stich t en de elect geen regeeringsd aden verrichten /je^rT--^ zonder goedkeuring der drie anderen; mocht d e elec t sterv en of /«Vr/i^ -^ afstand doen van zijn waardigheid, dan zouden de beide ede len ^?>^>-w^ den graaf in a Ues helpieiLJbij de keuze van een opvolger (Maart soortri sico verzekering gesloten
bij
Floris V,
.
''j^).
Ook de
stadTJtrecblJtrnd tne tot diLverdrag.
Maar de graaf spee lde zij n eigen sp el en daarbij paste niet, dat Gijsbrecht met het nog democratische Utrecht vereenigd bleef. Er bestond nu in het Sticht een machtsverbinding, die hij wel patroniseerde maar hij wenschte een e venwi cht van zwakken. Arglis-
^
,
tig
brak
hij
het te zijnen bate gesloten verbond. Hij konkelde stil'^^^'*^'^^^
met Amstel's
adellij ke
tegenstanders,
met
le den
van het Utrecht-
*1
sche_stadspatriciaat en, als reeds gemeld, weldra verscheen Nic
^ ^ éL^^ ^
^n
met gewapenden b innen Utrecht, waar hij schoon '^ ^*'"' ^ * schip maakte voor een aristocratisch bestuur, dat de stad ter beschikking hield van den graaf (Sept. '']%). Gijsbrecht begon de ^^/tf van he m vervreemde stad te plagen met tolheffing op^ëVecht;-^ ^ ^^w' » j I)e_electjnoest kiezen tussc hen Gijs brecïit en de stad; hij be- s«ör^^^" "^W**^ sloot met "den eerste af te rekenen. Te kwader ure werd hij doortastend. Om Vredeland te kunnen lO-Ssen. nam hij te Utrecht bewa arde kruistochtgel den in beslag. Daarvoor deed de paus hem i n den b an en Gijsbrecht, in zijn verzet gesterkt door een uitspraak van HoU. edelen, wien de kwestie der lossing voorgelegd was, weigerde het slot te ontruimen. Dan maar geweld. Maar Herm. v. "Woerden kwam zijn medevazal te hulp en de elect werd v^_Cats^
\
'
gehedverslagem Thans was Jan v. Nassau hulpeloos en Floris behoefde niet meer den omslag van een dubbelzinnig verdrag, noch de medewerking van onzekere bondgenooten om hem te beheerschen. S^eurj. c^^ 'ti-Ce^^-^C* tege n de opstand i ge heeren kreeg de elect tegen de belofte vo or-'^ (^Et*^x^ ta an geheel naar 's graven wil te zull en rege£r-£n. geld voor de re- i^^^^-* ^^>C^r^ stit utie
der kruistochtgelder op ee n waar woekercontracTT)e i
graaf ontving in pand, al wat de elect nog aan vrije goederen in het Nedersticht had, alsook wat nog uit pandschap aan anderen
zou komen. Horst nam hij over van Jan v. Kuik; voor den ovêrgang^erjbeide andere sloten was geweld noodig. Vredeland vrij
DE VOLTOOIING VAN HET GRAAFSCHAP HOLLAND. werd
in '80 veroverd, Gijsbrecht bij een
poging tot ontzet, zijn de overgave gevangen genomen. Montfoort bezweelTpaslïa een lang beleg; Herman v. oerden moest jn broeder Arend
bij
W
ba llingschap g aan. De
hersteller
van het gezag voegde de beide
pandbezit en diende een geweldige verschottenrekening in wegens geleverde krijgshulp. Geld om te betalen sterkten
bij zijn
ontbrak, maar panden waren ook goed. Aangewezen werden daarvoor uit het Amstelsche leengoed Muiden, eesp, Diemen en de
W
'7"\.
Bijlmer, voorts nog Bodegraven,
3^öoraf reeds had Floris
^-
Woerden en Oudewater
('81).
N aardingerland
van de e igenares, de a bdis van Elte n het was nog u it het goe d van den st ichter (vgl. bov. blz. XLViii) in_erfpacht weten te krijgen. De rechten, die Gijsbr. daar nog had, waren waardeloos verklaard ('80). ^og^ had Floris de buit niet binn en. Aartsbs> Siegfried v. Ke u-
— —
-et^^g)^»:^
r^V'
daT^e^iïgaf het Nedersticht in zijn macht kreeg ('81). Maar Floris zetfed en proost gevang en en bracht den aartsbs. tot zw ijgen door een beroep op den paus ('83). öok de eïe ct deed een poging
^Ltré-^M.*^-
S
om zich door een verbond met
*%'
'''^-7
'
kJ^.
i.w..^w
Reinoud v^Gelre vrij te maken g|i bovendien hij begon af te betal en. Het was zaak om de zekere winst binnen te halen, welke in de situatie zat. Gij sbr^eji Arend vanAnistel, murw geworden door langdurige gevangenschap, verzoenden zich in '85 met den graaf en den^elect. Gijsbrecht keurde goed, dat Naardingerland als erfpachtgoed. Muiden, Muiderberg en nog enkele bezittingen als Stichtsche leenen op Floris overgingen. Be iden stonden hem hun aiodia af_en ontvingen ze als ]e.er\ terug, Va^LJninStichtsch leengoed behielden zij^ een deel, zoo Gijsbrecht Amstelland, Arend IJselstein. Een kans, dat deze ook nog eens bij Holland gevoegd zouden worden, Jag in de bepa ling, dat hun leenen bin nen het Sticht in geval van zoenhreu^__aan den graaf zouden k omen. Die mogelijkheid nu.hebben zij v erw ezenlijkt door hun medeplichtigheid aan den moord op Floris. Op soortgelij ke voorwaarden heeft een paar jaar later Herman v. Woerden zich onderworpen; zij n ..heerscap van WorSen," bleef verbonden voor zijn trouw aan de gesloten overeenkomst ea^ok l^JL^eÊit door r^pp1rlPInjpg?^an dpn mnnrri de g rafelijke^olitiek tot haar^doeLgÊbracht. Door een overvl oed van boigatellingen werd voorts de naleving dezexjverdragenr ^eer-de Jieeren verzekerd.
DE VOLTOOIING VAN HET GRAAFSCHAP HOLLAND.
Cl
Hun goederen waren waren to t Hollands che edelen vervormd. Later werden zij blijkbaar als volmaakt j;etemd beschouwd; d e graaf nam Giisbrecht-en Herman np in ^.ijn r ^jad. B ijna een hoonend bewijs van vertrouwen en het heeft de knauw, die 's graven gewetenlooze staatkunde hun toegebracht Zij
waren hun bewegingsvrijheid
nog grootendeels St ichtsch.
maar
kwijt. zelf
zij
had, niet geheeld.
zwak nabuur waardeeren en toen in fi3L*^. i2Go de paus aanstalte n maakte o m hem af te zetten, heeft hij 'T/ redelijk zijn best gedaan omhem op zijn plaats te houden, maar erg miste hij hem niet, toen dit eenmaal mislukt was. De nie uwe c/fQ^^ , \^ JU b^s^op^j an v. Sierc k_(i29i '96) hiel d een schuld bij he m;'dp^^;:7^=*-'**' j; '^^^^^ hij binnen zekere grenzen houden, maar niet delgen kon 4e sloten f ^*^f^ Floris bleef
den
elect als
—
'
;
dienden ookjiu, schoon minder geregeld,
als pandobje ct ; de stad Utrecht bleef den graaf trouw en Jan v. Sierck kon weinig anders doen daTn_rnnf1ir.tpn vefmijdpn Buiten de Amstelsche en Woerdensche go ederen zijil ten slotte ook nog Bodegraven en Oude-
Vf '
j:p
^^
^A^^^J^
water voor goe d bij Holland gekomen. '''^^'*^'*'^^T^, >^^^^^^ Inmiddels had het graafschap zich ook naar het N. belangrijk ^Zd-uitgebreid. In '82 had Floris weer, maar nu minSëFonbëköokt, -* dan 10 jaar eer, een tocht te gen de Friezen ondernomen. Even-'*C^^
W
.
jt"
^ """^«^ ^^^-*'"*^
als_waarsch. zijn vader in '54 trok hij over zee naar Drechterland.
De b reede waterbaan was veiliger dan de smalle polderdijken. Doch hij toonde ook te begrijpen, dat verslaan en plunderen maar zijn. Nadat het lijk van zijn vader teruggevoerd en het eerbrengend krijgswerk verricht was, stelde hij zich in postuur om den neergeworpenen het opstaan te bemoeilijken.
een begin kon
Niejt_^emakke]^kging dit; uit_het_onderwerpingscontract_yan de Wieringers in '84 blijkt, dat deze nog door een oproerige streek
van hun nieuwen heer g escheTden waren. In hë^p., êêrsrtë"'Wijst erkten gebouwd, eenige andgre, in het W. bij de K ennemergr ens, en van ee n hevige ovërstroomi ng in den winter 87/'88j^ie de Friezen een tyd"lang~de mogelijkheid tot gezamenlijk verzet benam, maakte hij gebruik om hen nog meer te benauwen. Toen -doofde de TusFTöFweerstand in'^en algemeene mismöedigheid. De v erdrage n, waarbijjde W. Friesche geineenten, ook Texel, Flo ris als heer aann ame n, zijn alle_van begin '8q JHiermee had hij, wat zijn vader begeerd had. xt:^.. ""^en het InndLhem beloofden de W.Friezen ook de tienden, deneS-.daarna_j£JVl£demblikt werden '
^e^éftL.c^'* l4 ?
;
^^^^ ^ '*^ ,
^/^.^-t^^^^^ -
e^^
^
DE VOLTOOIING VAN HET GRAAFSCHAP HOLLAND.
CII
^ '
die de paus hun indertijd ten voordeele van zijn bondgenoot in den grooten Europeeschen strijd opgelegd had en tevens de „huslo tha". de overoude koningsbelasting^ waarop Willem II uit _lï^fdevan zij n kon ingc;rTiap aan^^pj-paV gr^^^gTfliQrr —
!
A
M
^U.^Cyf^'k^
^
Een_sjtadsrecht,jat Stavoren zich in 'Q2 doorFIbris I
Ifbewijst, dat
,
men over de
liet ge ven, Zuiderzee re kenin g begon te houden met
^^^"
vei^re veroveringsplannen van den graaf. D aarvan is echter nie t gekomen. Wat hij verworven had, was trouwens een door natuur lijke grenzen bepaalde aanvulling van zijn gebi ed. Met JWater land e.n den Zeevang, die hij reeds dadelijk in '82 v^n J an Persij n *CJÊt.»trw^-^ gejcocht had, bezat hij nu, wat Holland scheidde van de Zuiderzee. Nog op een tegenwoordige kaart van Nederland ziet men de politiek van de Hollandsche graven tegenover het bisdom Utrecht verbeeld, zooals deze in die dagen haar voleindiging naderde. Twee voorui tstekende stukken, langs de_Zuiderzee en de Lek, omklemmen het Ned ersticht. En op eèn oudere kaa rt neemt men waar, hoe langs den Rijn en de I Jsel en bij I Jselstein landtongen zich begeerig in het bisdom uitstrekken. O veral aan den Hollan dsche ka nt is het gewes t wa nstaltig en vol litteekens tengevolge van gedurige mishandeling. E n Hollan d, zelf reeds het land der riviermonden, was nu in staa t om de Vec ht, den hande lsuitgang <^.i^U^' -^yrt -^ -ya Utrecht aar de zee, bij Muide n di cht te knij pen. ji n l^jtt^at-t^^^jf-t^ x^^< ^t'u^^^ z* een Zuider zeeland geworden. Het had I neens was het ''^^'^^^ een plaats gekregen aan_deil_kQjn, die de natuur voorbestemd had om het handelsverkeer van N. en O. Europa met het W. op te vangen: en, wat men n u niet nog^ kon weten, d e bes te plaats. Thans was het nog een doode kust langs Amstelland, Wa"l^^^^^^_^terland en W.Friesland: Ams terdam kwam pas^p, Medemblik '^^^ was onbelangrijk en g^?f.n "^^^ hpiHp hpfppT^pnHf iVj;qjTaaqf j^fa^mKa mpen of Harderwij k. Doch wind en getijstroom zouden het \,-2^,^'i^ -i<^ ,.,A^ ren. Westen begunstigen en bovendien hier e indigde voortaan een gewest, dat als _één staatkundig geh eel voortliep tot de overtochtsplaatsen naar Engeland en tot^hrjjle markten varPyTaaridêren. ^"^y*^'
jr
'
Literatuur
:
Stoke, bk. IV; Kronijk van den clerc uten laghen landen (uitg. d. H. G., N. Reeks VI, 1867); Beka. Oorkonden bij
De G eer_van Tutphaa s. Werk. V. D. Bergh II, De Fremery.
%V:
Brom's Regesten II. Nassau (ia Schetsen uit de M. E. II, Amst. Je Maintiendrai, I, 1906, 31); Obreen, Floris V, graaf van
§._MuLLgR FzN. De ,
1914, 66; ook in en Zeel., heer
Holl.
v.
elect.
Vgl.
Jan
v.
Friesl. (Ree. de trav. publ. p.
1.
Faculté de
phil. et lettres
de
Gand, fase. XXIV, Gent 1907: met zeer volledige literatuuropg.); O ppermann^ Holland onder de regeering van graaf Floris V (Gids, 1908 IV, 521; ook in Stu-
dium
Lipsiense. Berl. 1909).
DE LIMBURGSCHE SUCCESSIEOORLOG. §3.
CIII
De Limburgsche successieoorlog. Onrust
in
Zeeland
(1283
—
'96).
De uitbreiding van Ho lland voltrekt zich bijna als een staatkundige voorbeschikking, de landhonger van zijn graven schijnt natuurlijk en nu hadden zij dien vrij wel gestild. Zoo was hetniet met Gelre. Op een kaart ziet men het liggen als een hoeveelheid liaast elkaar uitgeschudde stukken lands, en verscheiden deelen bestonden meer voor zichzelf dan dat zij een functie vervulden in een staatkundig organisme. Niet altijd zocht de expansie hier een bepaald doel, dikwijls ging ze in de richting, waar zich een toeval-
kans op winst voordeed. OttoII evenwel had zich voor staatkundige buitensporigheden Ot^^>p* in acht genomen. Zijn grooten slag had hij geslagen, toen hii JN'iimegen en het Rijk van N. inpalmd e (bov. blz. ^3}, ^maar wanneer (\ ,^2^ "^^ men het oorkondenboek doorbladert, ziet men, hoe hij gedurig ook o p kleinere aanwinst en de hand legde. Door koop of schikking verwierf hij Emmerik (1235 en '61), Groenloo ('33), Kriekenbeek (t. O. V. Venlo, '43), Br eevoo rt ('46), Zevenaar ('55) en nog tal van minder belangrijke gebiedjes. Met bs. Hendrik v. Vianden had hij wat ge oorlo ogd, maar deze ^^V"^^^^-**^^ was ook lichter geraakt dan men van een Utrechtsch bisschop -^^^•' *^\ verwachtte. In '6 1 echter was de vrede gesloten. Müt de vooma-^^>j_^g^j^ ^ . • mere heeren in zijn omgeving, den aartsbisschop v. Keulen en den hertog V. Braban t, had hij doorgaans in vred e geleefd. Eenig zelfbedwang was daarvoor wel noodig. D e aartsbs ., t evens aartskaq selier en hertog van Westfalen. h ad in de Duitschen vorstenhi ë= -^ " ^.]«.^».^— rarchie alleen den aartsbs. v. Mainz boven zich aan de behande-^'^^^^^^^^^^^rr^ ling der rijkszaken met of tegenover den keizer had hij gewoonlijk / een groot aandeel gehad en in zijn verhouding tot de Nederrijnsche vorsten was de vrees om onder hem te geraken steeds een factor. Koenraad V. Hochstaden (f '61) vooral had weinig nagelaten omdie vrees te verzwakken. Maar evenals bijn a alle gewone bisschoppen had ook deze hooge prelaat moeite m e t de han rihavirig van hpf
/^^
lige
•
'
|
;
ge zag in z ijn ^ig^^ ^^"^ Zijn hoofdstad legde telkens het hoofd in
den nek en bezwaarde zich over machtsmisbruik en over de aartsbissch. tollen. Daarb ij had zij veelal de steden en een aantal vorste n uit den omtrek op haar hand. Otto II was zelfs eerebur^ er van^Keulen, en zoowel
hij als zijn
opvolgers genoten een jaarlijk-
DE LIMBURGSCHE SUCCESSIEOORLOG.
CIV
sche pensie van de stad. InJ^y had
graven, w.
o. die
hij
van Gulik, t e^en
vochten — ook de keuze van Jan
met haar en een paar andere
abs. Engelber t ('6i
—
'74) ge-
Nassau in Utrecht had destijds deaj^bs, ontstemd. Maar zij waren gelukkig geweest Engelbert was ge vangen en 3V2 jaar hechtenis_jmdh em toegef elijk Uvgemaakt. De^^trekkin ^Tr lusscheirt^ilréen Brabant lederi pr &/^rp/rf psfëë onder, dat Tiel Brabantsch was In '71 was het voorwerp ds \_/^ 0-t^i4~'^^ />-?-*-< |l van openlijken strijd^eworden tusschen Otto en Jan I v. Brabant ^j^^ CMi^ ('67 '94), doch het oorlogje had g een gev olgen. ^ Reinoud I (1271-^0^26) had, toen hij zijn vader opvolgde, aan weerszij den een fam ilielid op den bisschopsstoel: in Utrecht Jan fi V. Nassau in Luik Hendrik v. Montfo rt (bov. blz. xci). Bijster geschikt waren ze geen van twêië"êil"beide zijn ze door den paus afge'7 4. Deze kreeg daardoor de vrijheid om te leven, , ^t H endrik al in •
v.
:
.
—
,
;
^
*•».
7^
*•
zooals zijn natuur
••*
bandiet had
^^
moorden.
y
'^^/r
De
hij
hem ingaf, en in zijn verder bestaan als ridderlijk
nog de voldoening
eenige die nst, dien
Roermond ) aan
zijn
hij
opvolger te kunnen ver-
Gelre bewees, was, dat
Reinoud
hij
Voor {O / ^ '^*' -f^ / ^-^Miezen was het een soortgelijke aanwinst als het graafschap Kessd^ "^ dat hij tegen '79 van den berooiden bezitter heeft gekoch t. Van Jan, v. Nassau had hij misschien meer kunnen profiteeren "' /^ korten tijd is hij nog diensbondgenoot geweest tegen Floris V ^_v maar hij had niet de rechte belangstelling voor (bov. blz. c), ^ Stichtsche zaken. H ij was n.1. getrou wd me^ Jrn]g9£Ji^£rf^jj c hfpr vgnjwtn^^yalrarn v, T^imbiirg. Het huwelijk bleef onvruch t'^ baar. NaJWalram's doo d namen zij de n titel van hertog en he rtogin van Limburg aan, hij als man van de erfgename Haar opvolgen kon hij niet, maar Juni '82 liet hij zich door konjij^ Rudolf ^ V-..' het vruchtgebru ik van het hertogdom voor zijn leven toeken nen, ^ zoo zijn vrouw vóór hem mocht sterven. En haar dood (einde '82 o fitlpyt
(t.,
—
^'*
Z. V.
zijn neef
nalie t.
—
^
.
>
-.
deed deze toezegging in werking treden tot groot misnoegen '^fererfgenamen, van wie echter geen zich st erk geno eg voelde om den vni chtgebruiker op zij te zetten. Maar de n aaste erfgenaam, Adolf v. Berg verkocht zijn aa nsgrajcgnaan ^an v. Braban t. Nu was het ojfit. rnegf a lleen de vr aag of beg. '83)
^
,
'
^^"^T*"^
y^*>t.^ii gebiedsvermeerdering voor den een ofHên ander, doch tevens
hetBrabantsche stuk van denj^j^ntQ^^^fefje^^^^^Keu^'^U^IL /Srr^^^^'^^^^ Gent (bov. blz. Lxxvii) dat tusschen fiaastiicht-en-AküiLge. i^.^..^^^ len <J voegdzou worden, dan we l of het deel, da t T imhurg doo rsn ee d, .
—
DE LIMBURGSCHE SUCCESSIEOORLOG.
CV
iemand zou behooren aan wiens gewest die handelsstraat overigens op een afstand voorbijging. Het belang van Brabant en dat van
c\prt
hanrlpl in Vipf
en sportlievend
—
hij
algpmppn viVIpn
koel verstand en in zijn strijdlust
berekening
:
men gaat zeker te
eigenmachtige heeren, die als „roefhuse", lastig
'hipr t^pin^p
De hertog
was een gevierd toumooi-held,
hij
mengde
,
eer- lil
— had een
zich dikwijls politieke
wanneer men de burchten van slechtte, eenvoudig alle beschouwt ver,
voor den handel. Maar hij wa sd<^mandpr<;tp -
met de burgerijen van Aken en Luikoiidprhipldiiii als stad sofficieele, met die van Keuïénonderhandsche betrekkingen »y- Ve reenig de hij jiu nog onder zich Brabant en Limburg, de beide g ewesten waaraan de laatste.,twee.Salis<:he kei?ier$ achteree nvolgens /"^ den.^£X^x>gstiteI. verbonden had den, danjwasJiij_ap_w^gjnaaT_een h egemonie in hetNederrijnsche,diede abs. van Keulen, thans Siegedv. Nedpybn rp; (',74 '97), als ziinnatuurlijk recht beschouwde .--\ Siegfried sloot zich reeds dadelijk i n '83 bij Reinoud v Gelre^ aan, Voorts kon deze rekenen op de tele urgestelde er fgenamen w.o. d e graaf v Liixp^^^n^g en de heer v. Valkenb urg, die voorzagen, dat, nu de hertog in hun rij getreden was, van hun vorderingen niets te recht zou komen. HnV anrlprp ^-PgPT^ctp^h]^gPn die in N. Lotharin gen bestonden, losten zich gedeeltelijk in de Limfburgsche veete op. Floris V verbond zich m et Jan v. Brab,9.n t te/lgeii_opheffing_y_an de Brab. leen heerlijkheicjj. die no^ op een deel / "v an Z.-HoUand rustteCSq bov. blz. 70) Tan v. Nassau verstoutte ' Sf"" t(§ zichtoteen bondgenootscha p met Reinou d. Behoedzaam kwampok op de twist af Gui v. Dampierr e ( 1280 -1305) Jan I en FlorigV waren b eide schoonzoo ns van hem, maa r_ziin politieke vrienden ware n het nie t. Dat hij in '84 met Jan v. Avesnes samen als scheidsrechter aan Reinoud het vruchtgebruik v. Limburg toekende, mag misschien voortgekomen zijn uit een objectieve beschouwing van de wederzijdsche aanspraken, onwelgevallig was het hem stellig niet een bezitter van Gelre en Limburg vijandig achter Brabant te weten. En de familierelaties konden ook wat anders ingericht wor-
y
_jien,
tyC^
»
^
oogd
.
,
—
.
.
j
;
;
—
.
den. In '85 stierf zijn dochter, de hertogin v. Brab., en een andere
dochter Margareta, vrij gekomen door het overlijden van haar man, huwelijkte hij uit a an Reinoud v. Gelre. Een zoon van hem was bovendien bs. y. Luik en ofschoon deze noch strijdlustig, noch
anti-Brabantsch was, misschien dat hij_ook eens aan GelderschVlaamsche zijde gebruikt kon worden. Daarentegen sloot de gr. v.
*^.f
DE LIMBURGSCHE SUCCESSIEOORLOG.
CVI
Gulik en ten slotte ook die van Klee f zich
—
bij
Jan I aan {'8y). geduurd ('83
J^eni ge jaren heef t_dg_Li mburgsche successiekrij g
een spectacle coupé als de meeste raiddeleeuwsche oorïogen. Kortademige krijgsondernemingen met veel bravoure begon^;§§}
;
nen, vooral gericht op overvallen en buit, die vastloopen in het redeloos verwo este jjjid daartusschendoor geheime onderhandelin;
gen of openlijke „parlementen", waar men veel beloften en eeden •*• 'J~^^'^;J^. aflegt; een te lkens wisselende partij groepeer ing. Rei noud y. Ge lre bracht het zoo ver, dat hij T ie l eens verbranden kon, al vermocht f'^^o-»*-^ hij het niet te houden ('86); driemaal onderbrak ee n be stand den ^4^' //>^^ strijd tusschen H olland en Gelr e. De koningen v. Engeland en heb ben bemi dF rankrijk ni et kg". Rudolf van D uitschland deld, maar ten_slotte bracht e en sl ag een onv oorziene besl issing. Terwijl Jan I_ in het Keulsc he het slot oeringen belegerde, zijn tege n standers h em dïi c^te.n dat een gehaten Rijntol dekte, geza menlijk te kunnen vers laan. Doch het viel ander s uit. Abs. Siegfried en Reinoud I raak ten gev angen, de gr van Luxemb urg en veel der adellijke medestrijders sne uvelde n (5 Juni '88). Reinoud Ji ad 12 dage n^ tevoren zijn Limburgs che aansprake n aan den gr. v. Luxemburg ve rkocht nuLVerloor hij alle uitz icht op betalmgjderkoopsom en toen hij in '89 ingevolge een scheidsrechxy
—
!
—
W
.
;
terlijke
kreeg,
r^
y
uitspraak van Philips
was
hij
die zich als ;
I
i
moest
had
hij
IV
v.
Frankrijk zijn vrijheid her-
overs telpt ^met schuld.
bo rg
"bij'^zijn
Aan
Gelre en Zutfei^ voor 5 jaar in
hij zij n
rekening
met
zij
oorlogsleeningen
hem
n schoonvader Gui,
geïnteresseerd
pand ge ven. Pas
had,
in 130 9
vereffend.
De Maasv allei was voortaan voor hem en zijn opvolgers in het Een paar eeuwen lang was de macht der graven v.
Z. gesloten.
GelreTn het N. steeds toegenomen, het oude stamland bijna een exclave geworden van het graafschap.
Doch
onisti\_i25p
wenden
de graven hun aandacht na ar de Z. zij de. Aanligg ende heerlij khe-; den worden er bij getrokken een broer van OttoTTélect van Luik ;
,^^
een zoon getrouwd met de erfdochter van Limbu rg, een dochter* met den heer van Valkenburg. Gelre zou e en andergraafschap ge -\ worden zijn, inHJfMTj^eTejyJjjjekj^eslaagd ware. Politiek hasardspéTTÜe^tastrophe van Woeringen is geen bewijs, het was een
Maar de graven hebben haar gevolgen als onvermijdelijk aanvaard en d e onthoudin g van verdere pogingen tot expansie naarhet Z.Jjevat de erkentenis, dat daar niet zij, maar oorlogsongeval.
ONRUST
IN ZEELAND.
CVII
de he rtogen van Brabant de aangewezen meesters ware n. Gein moest zijn nntwikkelin^sp^ang vervolgen i n de richt ing, waardoor
^^^^
het eens zou
w orden
de Noordnederlandsche provinc ie met haar Opper-Gelre bleef een los toevoegsel en
tegenwoordige gedaante. tijdens
is
het afgevalle n.
aan de gevangennem ing van den graaf. Dat de vorst eens een poos gevangen zat in het buitenland, srhnn tj d f mid d^l e e nw^^h^n ^tnatj'^s ni^t hnvpnmp t^'g Laag bewerktuigde dieren zijn ook taai en verdragen verminkingen, welke voor hooger bewerktuigde wezens spoedig doodelijk blijken: de centrale regeering kon desnoods wel eenigen tijd ontbreken of verlamd zijn. De geschie denis biedt trouwens een over e enkomstig geval ter vergelijki ng. Ev en later n.1. raakte ook Floris V in gevangenschap. De Li mburgsche su ccessieoorlog had Floris bevrijd van de Bra
Men
•
den So-jarigen oorlog
s chrijve niet te jyeel hiervan toe
::^bantsche
en h em tevens geplaat st onn vader Gui. Weldra nam hij de vrijheid o: zich ook de Vlaamsche suzereiniteit over Zeeland bew. Sch. van (de hals te schuiven. I n '87 lokte hij een vonnis uit van koning leenheerlij kheid in Z.-Holland
fpg-prtnvp]-
;7,ijn
f
^^*U^
<;rTi
Rudolf 's hofgerecht, dat de verdragen, do or Floris den Voogd^met verklaarde. Deze had immers zijn pup ^b en.9..d.eeld eniiiJksleenen t ot rijks-ar.h terlee.nen gemaakt. Gehoor
Marg areta gesloten, nietig
zaam aan de begeerde uitspraak na m Floris den_Duitschen konin g alsTeenheer aan voor Zeeland bew. Sch. Een ontwijfelb are inbreuk op Gui 's recht.
/
'
Een eenigszins bevreemdende verontwaardiging toonden de A^C^V'^f-^f^ Zeeuwsche edelen over deze feodale ongerechtigheid. „Den heren fHZ.^i'-t.t.^ van den lande doe dochte", zegt Stoke, „dat si te sere waren be- ^/^ J^^.^^..i>^ dwonghen", en met deze woorden licht hij het voorwendsel af van ^'-tf^-^^ hun grieven. De regeering van één graa f was hun kennelijk n iet zoo goed bevallen als^iejvaiLt3gË£»jwelke elkaarjtegenwer kten. Daarbij verlangden zij ee n beter erfi;echt voor hun leenen, vooml. bestaande uit schoutajabten, die thans alleen op de zoons en op deze gelijkelijk vererfden. Ze vielen daardoor óf telkens aan de '
_^
grafelijkheid terug, óf versplinterden over de manlijke descendenten. Ernstige of
algemeene klachten
kwamen verder op hun
poo-
>*,
vere bez warenlij st niet voor. D e steden en de „gemeente waren Hol- ^,^^^^^.jm^^ '
'
Borsel en met W Renesse, de Catsen — de ons bekende Ni^.
landsch gezind, doch de voornamen_als zijn
maagschap. Jan
v.
olfert v.
^
tjfté^,
'
?
ONRUST
CVIII
—
IN
ZEELAND.
^tsjwas ge&torven d e Knii^ingens trokken alle é^Rj>ijn met GuL Rekenende op hun hulp stak e en Vlaamsch leger April 1290 na ar Walch eren over en bele gerde Middelb urg. Doch Jaji.van Brabant tra chtte G ui tot het aannemen van zijn b emidd eling V.
over tejialen en
hij
,
kree g toezeggingen, waardoor
woog om van pogingen
tot ontzet af te zien en
hij Flori s
be-
met hem mee
te
De Vlam inn aar Bier vliet, gen voor Middelburg br aken het b eleg op. In Biervliet evenwe l bego n Gui met zijn schoonzoon gevangen te zetten. Was hij alleeq . -l^^u^U-v^ %j de bedrogene of J an van Brabant oo k ? Deze beweerde het en het ^^*^^'***'^^ kan zijn, dat hij waarheid sprak. De besprekingen vlotten nu buitengewoon, want Floris was grif in het beloven. Gui eischte voor zich geen machtsuitbreiding, alleen een vernieuwd bewijs va n / ^ ^ ^. / j^ leenhulde en een zware_oorlogsvergoeding, daarbij een geweldige som voor het geval, dat Floris de gestelde voorwaarden niet ver\, n^' -si vulde. Voor aUesJbkelJan v. Br. borg Dejee uwsche edelen kregen hun wenschen ingewilligd door een quasi-scheidsrechterl ijke J^ reizen
j '
j
j
I
.
*
,
"
.
I
wat later ineeii^af^edwonge;t) ke^ir
HSTov. 'qoV
dieZee-
f.
f
\\
beslissiiïg'en
*1
/*
Il
y«^
^
land bijnaJat_^e^_^4Êlsiepubli£lL-maakten. Maar list kan de wezenlijke machtsverhoudingen niet omkeeren. Floris heeft er nauwelijks aan ge d acht zijn toezeggin gen uit te
liet hij
aan Jan
^
van lee nhulde. gee n beta ling en de gewetensvan zijn verplichtingen als borg te bevrijden,
voeren. Gee n bewijs kwestie, hoe zich
;
v. Br. als
loon daarvoor, dat
meegenomen had. Over de nieuwe keur
hij
hem naar BiervHet
leefde hij weldra
heen en
de Zeeuwsche edelen werden behandeld als lieden, die iets goed te *> maken hadden. In_l92_-Z;ateji-^, die geen a mende honorab le gedaan of die opnieuw verzet geboden hadden, w. o. Wolfert v. Borselen, als behoeftige émigrés in Vlaan deren.
voortdurend met^lorjs in e rkende n staat van oorlog verkeerde, is ni et gehe el duidelijk. H ij raakte trouwens in (ieze jaren tusschen Philips IV van Fra nkr. en Eduard I v. Engeland_Jn_de kn el. Ma ar in 'q.'^^vmrdJietJDpenliike kri jg. Holland"HOf
_ ^^ ^a '.
waar onderh andeld zou worden.
^
r±^
^^^^^^^
.JkZ^^i^ »-:
'90
sche benden, waarbij
^.,j^
s^
Gui sedert
i
\
nu ook W. -Friezen, brandden op de kust van
Vlaanderen; toen daarop een Vlaainsch. legertje naar den overkant kwam, werd het bijBa^j^^jfZ.-Beveland, Oct. '95) geheel
.
verslagen. In het vooi:jaaiLYaii_^onderwieipeaWcüLJV^orselen"''-| Ie
nog overgeblevenen van de Zeeuwsch e fronde
zic h.
Een j
—
ONRUST Vlaamsche
partij
had
IN
ZEELAND.
in Zeeland
CIX
geen toekomst; ondanks
zijn
eenzelvigen onafhankelijkheidszin was het gewest toch wèl ge-
paard met Holland. Literatuur Voor HoU. Zeeland Vlaand. Brabant Ch ronique de J ean van Heelu (uitg. :
inéd., Bruss. 1836);
alsb. d.
§
i
en
Willems
§ 2.
Voor
Gelre,
Limb.
in Coll. de chron. belges
Sloet.
Van_Spaen, Oordeelkundige
inleiding t. d. historie v. Gelderland (4 dln., Utr. Dez., Histori e v. G elderland, I (Utr. 1814); Wauters, Le duc J ean I er et Ie Brabant sous Ie règne de ce prince (Mém. cour. d. l'Ac. Roy., Coll. in 8° XIII, Bruss. 1862).
1801 —
'05) II;
V%
'T.^
STAATS- EN RECHTSINSTELLINGEN
TERRITORIEN OMSTREEKS §1.
DER
1300.
De landsheerlijkheid.
Haastig en ongedurig vliet een stroom van gebeurtenissen over een ondergrond van schijnbaar onveranderlijke toestanden, en de staatkundige instellingen, die daarin wortelen, lijken stü en onbewogen. Maar de rust op den bodem der rivier is slechts langzame verplaatsing en wijziging; na vele jaren blijkt de bedding ver-
vormd en
nu het water over planten van een wanneer begon dit en wanneer eindigde het oude, dan is een precies antwoord gewoonlijk niet te geven. Zoo zal men in het volgende ook geen scherpe chronologie nieuwe
hier en daar spoelt
soort.
Vraagt
men
echter,
vinden.
De
landsheerlijkheid
verschillendestaatjes^
overheidsrechten zich
was^nggl iik van inhoud en omvang in d e maar de kern waarin de onderscheidene vastgehecEt hadden, was overal dezelf,
H^t waren de grafelijke re chten. D^e hadden de n inhoud ge vormd van een ambt, dat indertijd de Karolingis che koningen ve rgeven hadden, al was het maar zelden naaxeigen willekeur. Later was hët ambt een leen geworden, een bezit dus, erfelijk tot zelEêde.
ren graad, dat slechts tot den eigenaar terugkeerde, als de leen-
dezen ontrouw werd of zijn leenplichten niet nakwam. Zoo was tenminste de regel van het leenrecht, maar de praktijk was anders geweest en de koningen hadden veel van hun kracht moeten verbruiken tegen onbetrouwbare en ongehoorzame vazallen. Thans kwam het eigendoms recht der kroon op de grafelijkheid nog vr>nrn?|TTTp|ijVjr| ynrmpTjjVTjprlpn jp voorschiju. Wgj: tastba arder scheen het te worden, wanneer een gravengesla cht uitstierf, maar zooveel houvast, dat de koning vrijelijk over het teruggevallen leen beschikken kon, gaf het ook dan geenszins. Voort s wa-
man
ren nu tal van rechten en inkomsten, die oorspronkelijk volstrekt niet onder de grafelijkheid behoord hadden, met name van de regalien (bov. bl. xxx), daarbij getrokken. Iets echter
van het koningschap was onverdeelbaar gebleven
DE LANDSHEERLIJKHEID OMSTREEKS
CXI
I3OO.
d e landsheerlijjdigid was wel een ontwijfelbaar legitieme hee rschappij de landsheer had een recht op gehoorzaamheid en eerbied, dat geen nuchtere redeneering in paragrafen zocht te brengen „onse lieve here" heet hij ook in officieele stukken maar naar de volksvoorstelling zat zijn waardigheid niet zoo gevoegd in de wereldorde en had zij niet een sacralen glans als het koningschap. Het sprookje erkent nog geen and eren heerscher dan den koning De groote territorien bestonden uit een aantal Karolingische y graafschappen en brokstukken daarvan. Doc h binnen die terrr^ toriën, en vooral in de wijde voegen daartusschen, lagen afgesplinterde fragmenten, welke oo k tot een landsheerlijkheidj e waren geworden, "zooals Voorne, Putten, Strijen, Heusden, Altena, Buren, Lede (om Leerdam), Kuilenburg, Kuik, Baar, Berg, Wis^h, het sticht Elten, Bronkhorst en Borculo. De geschiedenis van hun ontstaan is verschillend, van de meeste is ze duister. Enkele hadden een der grootere territoriale vorsten als leenheer, van andere was de leenheerlijkheid onzeker_tjeen aa n;
;
;
.
t^^Jdc Adiaitste
^2£^ejxi.
wSiTen
ze een onwis bestaan tusschen Ste vig_georganiseerd
zij
alle
;
hadden
hun machtige buren.
waren de
digheid der stukken, waaruit
ker dan
„riiksonmiddellij k"
territorien
nog n iet de :
zelfstan-
bestonden, was nog heel wat ster-
hun ondergeschiktheid aan het
van den meer_dandat zij
centrale gezag
landsheer. S taatsrechtelijk verbond deze weinig
hun heer gemeen ha dden. Langdurig samenzijn onder één vorst mocht bij een aantal zulker deelen den wensch hebben doen ontstaan
om
bijeen te blijven
— een begeerte, zeer wel vereenigbaar —
met een zekere mate van stamverschil of onderlinge afgunst tot een gewestelijk nationaal gevoel waren deze verlangens nog niet samengevloeid,
In deze staatjes raakte dan ook bijna niets uit zijn verband, indien er een stuk werd aangezet of afgenomen. Ook die deelen, wel-
ke ons homogene districten lijken, waren nog zeer wel splitsbaar. Stukken hiervan werden wel afgescheiden als apanage voor jongere zoons, andere tot z.g. hooge heerlijkheden gemaakt, waardoor ze voor langen, soms voor onafzienbaren tijd de onmiddellijke
aanraking met den vorst verloren, maar nergens
blij kt nog ie ts van bitterheid bij inwoners, die zich afgesneden of prijsgegeven zo uden kunnen voelen. èiT zelfs indien deelen van het landsheêrlijk
CXII
DE LANDSHEERLIJ KHEID OMSTREEKS
I3OO.
gebied na koop of ruil gehe el overged ragen werden, droegen de inge zetenen dit meestal gelijkm oedig.
Dit hangt samen met
iet sanders.
over de bevolking was nog gisying.
Zij
De
macht der landshe eren
bezaten een aantal overheids
maar nog ^een souverein iteit. hadden verder bepaalde inkomsten de opbrengst van hun landerijen, hun tienden, hun visscherijen soms, van z eevo nd, van hun tollen en van hun rechtspraak (vooral boeten), hier en daar van vaste b elastin gen, kortom uit hun ..domein". Hierover konden zij
rechten tegenover hun onderdanen, Zij
:
beschikken, zonder eenige verantwoording, evenals de particulier
dat deed over zijn bedrij f sinkomsten of zijn vermogen.
Doch
het
ook niet onder beroep op het algemeen belang, door invoering van nieuwe of verzwaring van bestaande belastingen de onderzaten te nopen iets van het hunne aan hem af staan. Hij kon hun ee n bijdrag e vra gen, een „bede", maar dit tjte was dan een gift aan hem ^^'^t, i\,r\n fjif^rrstp^^^^^p V>pvr.lVincr, Hïp stond den vorst niet
vrij,
,
8
'zich bereid toonde
om hem
uit zijn financieele moeilijkheden te
aan hem te verplichten de toegestane helpen, dacht er nog gelden te besteden ten bate van het land. Dan konden de landsheeren ze kere dienste n, meer i n het bijzond er krijgs dienst, vorde r£iuva n hun onderz aten. De maat dier diensten was ongelijk en soms onzeker; doch dat de landsheer ze zou kunnen uitbreiden ter wille van het algemeene welzijn, leek nog ongerijmd. Men leniet
verde wapendienst voor lög^aTof hoe
men
zich
'
s graven
ook mocht
heer vaar t, voor
's
bisschops oor-
uitdrukken, ter vervulling van
een door gewoonte gewettigde verplichting of een later gesloten overeenkomst aan den rechthebbende .^AJleen als een vijandelijke inval tot gemeens chappelij ke zelfverdedi ging noodzaakte, was
de versch affing van ^jgshulp niet meer ee n leverantie aan d en vorst. Overi gen s^ rustten de plichten om den lands heer oorlogsdiensten te bewijzen of bijv.
am btsreizen di enst
te
om hem
en
zijn
verv oeren en te verpleg en
gevolg op bepaalde
als
een soort heeren-
op de bevolking.
ijEen sterk dualisme
du^ v^t^en
bevolking hadden elk hu^
rechten en goederen en deze lagen uo^ afzondefiykj^ ^1." kaar. Zeker, men erkende wel een onbepaalde ethische plicht van beïde om elkaar te helpen en voor te staan genegenheid of afkeer ei^gen
;
konden de verhouding verschillend kleuren maar dat beider belangen tot een hoogere eenheid moesten samensmelten, was ;
DE LANDSHEERLIJKHEID OMSTREEKS
13OO.
CXIII
geen levend besef. Nog minder had reeds één van tweeën de pretensie zijn belang uit te geven voor het staatsbelang. Tns sf^hpri vorst en onderdaan was nog een zekere ruim te. Veel theorie,
in de wederzijdsche betrekkingen ling
is,
was onbepaald en waar veel spe-
bestaat ook veel gelegenheid tot willekeur. Stellig was het
maar ten deele bescheidenheid en eerbied voor anderer rechten,^ waarom de regeeringen in zooveel de hand van hun onderdanen meer was het zwakte. In den volgenden tijd zullen ze aansterken en telkens inbreuk maken op het bestaande en de bèaflieten;
<
:
volking ondergaat dit dan, innerlijk flauw bewust, dat het voor
een betere organisatie van de territoriale krachten noodig
is.
,
-
l
\
nemen, zooals
zij was. Zij was een betrekkelijk jonge instelOveral stuitte ze op gevestigde réchten de inwoners van het ;
territorium leefden in kleine verbanden, die ten deele buiten eeni-
om ontstaan waren en waaruit zij lands-
heerlijke bemoeiingen zooveel mogelijk weerden, en zelfs tegen-
om zich naar buiten stonden de heeren dikwijls nog machteloos.
over de neiging van nieuwe gemeenschappen
weer af
te sluiten,
Literatuur : Belo w, Der deutsche Staat des MittelalterSj I (Leipz. i9_i,4) c. 5 (waar veel litt.); Schröder, D. Rechts geschichte (bov. blz. xxxiv) § 48; KTüller, Die Entwicklune der Landeshoheit in Ge lde rn b. z. Mitte d. 14 Jahrk. (Marburg 1889). .
,
den en klassen. Edelen, vrijen,
liten,
slaven; dit was het standenschema in de
Karolingische volksrechten der Friezen en Saksen. Thans, omstr. 1300 is het sterk gewijzigd. Niet doordat de vrijen over het alge-
meen
;;
van onvrijheid verzonken zouden zijn, gelijk vroeger wel ondersteld werd. In heel Friesl and W. -Friesland inbegrepen vin dt men nog slechts vrij en in Holl and, waarbij in een staat
—
;
—
;
ook Kennemerland, vormden zij de groote meerde rheid. Nakomelingen d er liten waren hier kennelijk de ^di,enstli€!d€n". Hen onderscheidde nog van de vrijen een lager weerge ld en de^^ghcht tot het verrichten van ( matigen) heerendienst. Een deel hunner was*" ^onderworpen aan de „keuime de'ld. w. z. aan h et£echt yajq^d en /// h eer om h et best e stuk uit hu n nalatensch ap te nemen Alles we- /' .
'gosses japikse.
8
C -
->
-sr.
*
Nu moest de landsheerlij kheid de samenleving grootendeels nog
ge staatkundige overheid
'^i^*
"
Maar niet zonder klacht. En tegenover deze langzame revolutie^ van boven af is zij de partij' van het behoud.
ling.
*'
'
STANDEN EN KLASSEN OMSTREEKS
CXIV
I3OO.
om te zeggen, dat het geen geplaagde, ongelukkige menschen waren, en vo or kleine bed ragen ebben vele, waarsch. het meerendeel, zich in de 14e eeuw vrijgeten wij over hen niet ; genoeg echter
kocht. Alsbezitters van dienstlie den kennen wij i n Holland slech ts den graaf en den abt y. Egrnond. Omtrent edeïën, die dienst-
^-»*'*'<:
lieden onder zich gehad zouden'hebben,
hebben
wij
daar geene,
van mogelijk andere categorieën slechts onzekere gegevens. Bronnenst udie ontneemt aan de meewarigid met lijfeigenen, die schoolboekênT gewe kt hebb en, Ea ar ob ject, want n och de_na am, noch het begrip lijfeigen e komt ej omtrent onvrijen
:
v9mLin_QQiJ^ünde_QLkmiliek. Tegenover den adel, de „ welgeboren en"
—
hie r misschien nie|^
nazate n der edelen van het oude Friesche volksrecht .
kingsgroep, de
Z ejlan d. Men
— vormden ,
wo nende vrijen en de dienstlieden samen één bevq l-
de op het land
z.g.
,
Jiuisl ie defl ".
Ge heel vereenigd
zelfs zijn zoiij
vindt J^ff^ onde r den ade l nog maar é én stand, die
der „ojjÊdelen".
De
litensta nd schijnt hier_de vr ijen opgeslorpt t e
hebben, maar door opneming van dit nieuwe element tevens gerezen te
zijn.
Slechts spore n
van vroegere onvr ijheid
zijn
nog
bij
de
„onedelen" waar te nemen.
Verder naar h el.0. althans o p het dilu vium van Gelre Zutfen en Qverijssl, waren de standsverhoudingen niet zoo vereenvoudigd Het wo ord li ten („lal£Il") wordt daar nog_gebru{£t, óf ter aan3ïïi
,
.
liten uit
men
de massa der onvrij en af te zonderen. In h aar gehee l yat^ naam ^hoorigen V. Ze begrijpt zoowel
deze samen onder den
.
de ..vol^.l^^dig eigenen", wier gansche nalatenschap aan den heer vervalt, als de keurmedigen; evenzeer die, wel ker diens teen zeplic ht onbepa ald is, als hen, die en dat is het gewone keiLaan^JUiagen heerendienst moeten verrichten. Een algemeen
—
—
de verplichting tot j aarlij kschebetaling van een hoofdvan de vrijheid om te trouw en zonder toestemming van den heer. Bij volkomen huwelijks vrijheid zou de kerujjerk
is
geld; eveneens het gemis
hoorige eigenmachtig zijn (haar) nakomelingschap
bij
Cx.
^
voorbaat
kunnen onttrekken aan de hoerigheid onder den heer, waartoe zij grondj rechtens voorbestemd was. Een ^f on veranderlijken
—
cijns
inn at ura
of geld betaalden de hoorige hoevenaars, d. w. de
^^*
STANDEN EN KLASSEN OMSTREEKS
CXV
130O.
overgroote meerderheid der onvrijen, ook nog aan hun heer. Alle
m velerlei combinatie voor konden komen, waren erfelijk en de hoorige kon zich niet door opzegging van het verband met zijn heer bevrijden. Deze kon daardoor vrij gerust zijn, dat zijn landgoed eren niet van hun menschelijken invenl verst oken en improd uctief z ouden wor den: de hoorige zijnerzij c had zoo veelal het genot van een boerenplaats tegen onverhoogbare en gewoonlijk zee r matige laste n voor den duur van zijn Ie- / ven en de prac tische zekerh eid, dat zij in zijn familie blijven zou. z, Dat hoorigh eid hier nog zoo veel voorkwam, terwijl ze in de kuststreken een gelijkmatig verbreide vrijheid nog maar nauwelijks troebelde, zal wel daarvan komen, da t de natuu r hier goedwilliger was. De onvrije boeren, indertijd op de groote heeren^^ hoven gevestigd, behoefden slechts de hun toevertrouwde hoeven ^^*^^l^/f^ te blijven bebouwen om hun gezin in stand te houden en den hee- ^^^^^ ^L ,,, '/ ren naar de eenmaal vastgestelde maat te voldoen. Doch in het '^ po lderlan d moest steeds rneer lan d gewonnen en herwonnen wor- j^ , den, en wat men had, eischte voortdurend krachtiger verdediging j » tegen het water. Jn dien. strijd waren een zelfstandigheid en toch ook weer een onderlinge samenwerking noodig, die den onvrijen landman tot den vrijen deden naderen. Boven de vrijen stond, behalve in Friesland, overal nog een adel, Niet meer de oude volksadel, doch een leenadel. Lieden, bruikbaar voor wapendienst te paard en voor hoogere ambten, hadden ook de landsheeren noodig. Hun domeingronden hebben zij maar gedeeltelijk gebezigd om vazallen aan zich te verbinden en dan nog meest land, dat door verbeurdverklaring, verovering of indijking verkregen was. Veel echter hebben zij daarvoor een deel van "^ de lagere, soms ook van de hoogere rechtsmacht afgestaan. Hei;^ ^ haaldelijk ontstond ook-hElieÊHïêrband, do ordat een edele eig en g o^d aan den landsheer schonk en het weer in leen terug ontving. jt. ^y lasten en plichten, die
-]
w
^
>
•
^
,
In de 13e eeu w komt dit feo daliseering
^g herhaaldelijk voor
van den adel nog
;
^ '^
een bewij s, dat de
niet afgeloopen was.
W
el
naas tenbij onbeleende welgeborenen, z ooals hier en daar in Holland nog zitten, staan omstr. i^oo reeds feitelijk buiten den kring :
^.
^^ ^ ƒ
ten
^
"^
-^^^
\
\
'
der edelen.
Ee n strenge landsheerlijke organis atie van den adel was dit nie^ TgJLvaiusdelen waren kenmaiLvan eenige^ vorsten tegelijk. f<.c^ ^-^«,».».».^ Volgzaam waren vazallen nu ook al evenmin als vroeger, maar ^ttti^t i^t-t^ ^^
STANDEN EN KLASSEN OMSTREEKS
CXVI
I30O.
ontrouw kon een landsheer althans beter voorkomen en straffen dan indertijd de koning, die zijn ver verspreide leenmannen volstrekt niet in het oog had kunnen houden. Doch d e behoefte aa n g ehoorzamer en ^oecikooper dienaren hadden ook de landsheeren ge voeld en het eerst wel de^eesteliike vorsten. Zij waren begonnen de ze te -xecrateeren uit hun onvrij en- Zouden dé2 echter hun ën déze plichten kunnen vervullen, dan moesten zij ook een leen hebben, dat hen van de noodzaak onthief om te werken voor hun dagelij ksch brood. Zulke ,.ministerialen" of „dienstmannen" onvrije l eenmannen, d us, komen in de 12e eeuw' iÏÏlTê omge\ang' va^^ bisschop steeds meer naar voren na ast de edel vrij e leenmannen Grootendeels met hen, „de mannen van St. Maarten", voert hij zijn oorlogjes, zij vormen zijn militair huis, zij dienen hem als wereldlijke raden, als bij zitters in zijn hofg erecht. Nog bleef van in de de oude dienstver houding soms la ng iets aan hen kle ven I4emïw kreeg de bs. nog uit de erfenis van een Twentsch dienst.
.
»!5t- Wh'^'
—
,
man
.^
„syn beste peert"
—
,
maar m.
rijkdo
m en aanzien kwamen
met^ ed^lvnje^^
D och OQJc mstels waren een ministeriaal ge sla nv^irbarstigh^d: de_A |j \t*i In de werëïHlijke territorien ging de standsverhef&il^ der ïhinis*^ terialen misschien in wat langzamer tempo. Hollandsche oorkonden uit de 2e helft der 13e eeuw plaatsen nog wel eens „edele" of „beleende" dienstlieden naast de gewone, uit wier kring zij oudtijds opgestegen waren, maar tot den adel moeten zij dan, en velen van hen omstr. 1200 reeds, zonder voorbehoud gerekend worVrij zeker is het groots t e deel van den Hollandschen adel ui t Iden. rgelijke onvrijen en niet uit vroegere welgebor enen gesproten de ^^/ De versmelting van edelen en onvrijen tot een aristocratie gaat ^^^^^^^^amen met de vorming van een nieuwen beroepsstand, nl. dien de|| .
Ize
!
in de 13e
eeuw
jlji
.
'4^^ ,
P erson en, die d enjorijg als hun bp rnep hi^sr.hoiiwden,"H7e"n voerden te paard en in een uitrusting, welke voor den gemeenen man onbetaalbaar was, had men reeds se dert onhe ugelükejtijden gehad en steeds hadden zij met een natuurlijke hoovaardij neergezien op degenen, wier leven met handenarbeid gevuld werd. Tal-
£idder§.
rij kÊLweid[en_zijJn_de_iie_en^^
Gro Qte corporat ies daar-
van, de geestelijke ridderorden der Tem^ijers, Tohannie^ers en ^.der Duits che ridders, hadden aan de krijgsïust harer leden een ze-
'cf*^*"^ *-
»
De geloften, waarmede zij zich de zelfbeperkingen van een monnik oplegden, verplichtten hen tevens tot den
kere wijding gegeven.
STANDEN EN KLASSEN OMSTREEKS
I3OO.
CXVII
strijd teg en de vijanden God s. En onder hen hebben zich de begrippen van riddereer ontwikkeld, die ook ingang vonden bij de krijgsmansklasse, die in de wereld bleef. Naast die geestelijke orden
vormde dez e in de 13e eeuw ie ts, als een groote wereldlijke qnie met een steeds omslachtiger ritueel, een voortdurend uitvoeriger, maar ook meer op uiterlijkheden gerichten codex van eer en met een toenemend exclusivisme. De ridders zijn dan een berp epsst9-adf^.die teve ns. tot geboortestaiid wordt: meri ond erscheidt „ridderboorti^en"
i
\
.
{
Leenadel en ridderschap vie len ongeveer samen. „Mann^en, dienstmannen, ridderen ende cnap en", het is een veel voorkomende uitdrukking, die tweemaal eenzelfde categorie van personen noemt en ze groepeert naar verschillende kenmerken de leenmannen naar hun edelvrije of hoorige afkomst, de ridderschap naar het al of niet ontvangen hebben van den ridderslag. Doch de geboorte verschülen verbleeken in d e zen stand en omstr. 1275 eischt de beleefdhe id, dat de ridders genoe md worde n voor de „knapen", hoe voornaam varLafstamming^ofj'ijk aan goej_jdeze_ook ^^Z^p^ mochteïL-Z>jn. Een uitzondering vormt Zee^nd, waar de onge - Xe. 4I» W» woon talrijke adel wel grootendeels in een vazallenadel over^-^^''^ ging, maar de leenen over het geheel te klein waren om een levens:
.
wijze als ridder toe te laten. Ministerialen.^i.in,.hier niet toegevoegd
end ^delen.,bleven in
hoofdzaak, wat de oude volksade l^wees was: een stand van he ereboeren. >ll Scheidde zich zoo in de maatschappij een s tand van beroep skrijgsli eden af, eveneens vormde zich daarin ee n klasse van pe rsonen, die van handel en handwerk hu n bedrijf maakten. Handel, meer bepaald venthande l. gedreven door reizende kooplieden, iad te allen tijde best9.an. Ook kan men teruggaande geen periode vinden, waarin alle handwerk slechts produceerde voor de behoeften van eigen gezin of bedrijfsgemeenschap en volstrekt niets opleverde voor den verkoop. De_Noormannen hadden hier zelfs een vjij^
^ftil/
kveridigen handel (D oresj; ad) en een tamelijk ontwikkelde
nijverheid (Friesch lake n) ontredderd. Kleine kolonies nering-
doenden vindt men daarna nog slechts bijeen, waar aan den verkeersweg een of andere bevestiging en dit konden ook versterkte kerkelijke
zijn
— — eenige beschutting bood (Utrecht,
Maa r in de
iie ^iiiie ije eeuw teekent zich in ge-
gebouwen
Tiel,
Deventer).
heel
W. Europa,
hier vroeger, daar later, scherper een arbeidsdee-
^^
jj '
STANDEN EN KLASSEN OMSTREEKS
CXVIII
I3OO.
ling af tusschen de bevolking, die verspreid over het land het agra-
rische leven in de
oude vormen voortzet, en groepen, welke op be-
paalde punten dicht bijeen gevestigd hun hoofdbestaan vinden in
handel en handwerk. Er ontstaar^ marktplaa tsen, waar de landomtrek de producten van landbouw en veeteelt af-
lieden uit den
zetten en koopen, wat de zich steeds meer specialiseerende handwerksnij verheid daar oplevert en de handel er van elders aanvoert. ToPTj^flp vpilighpirl yyppr
topnam vond men de handelsvlekken
ImVtjTjPpr allp angstig tpgpn
ppti
hnrrht aangpH^nkt
De
plaat-
munthuis e n dus ook een \ lmarkt_mü£t hebben best aa n, lagen zeker g eheel on beschermd. jDoch grootere welstand wekte weer de behoefte aan bescherming. JOnder bs. Hartbert wilden de Groningers hun plaats met een een plan, waarvan zij door 's bisschops tus>> ,^muur omringen ischenkomst nog moesten afzien. Kort te voren was Utr echt met Hendrik V ommuurd. Men woon de hië? 1 go edkeuring van kg. \ jseiiinJEjrilesland, waarinji£jLl£,e.e,uw ee n
^^^ ^»
/^
—
*-
'é^*^^
jy ^
^^'^f^'T
'^•fr*-.
^^
r*y n«#i!^.^
||
voortaan niet mee r bfiwojy r)
'
1"
^^
^
,^^^
maar in een burcht („burger"
of althans de versterking,
= burcht-
was hetgeen
^^
o^ marktvlek on4êIgj;;hfe^3de ^). V^Pde jon gere steden hebben ^elejie^-beginstadinm.^gTT^ynnr-
^C^—
Jjjj|,^^iji]^
aji
bij,
Demuur,
^^^^3 HT1 ^ ^'^ (nppn) j[n9jkt,_aYÊrgeslagen. .
Omgekeerd ook
is
het
^f-^PSCh^^^^^^TT^^o^^^ sedert de 13e eeuw dikwijls voorgekomen, dat het recht >^,tf.»«- c/'^'O^ feener stad geschonken werd aan een plaats, die onversterkt bleef, -
.^mJ^*^
welke dus, in uiterlijken aanleg een marktvlek, in jurïdTschen en oeconomischen zin een stad, als open stad moet worden aange-
^ ' .
duid. Eveneens werd later soms stadsrecht verleejnd a an dorp en. waarin zich geen marktverkger ontwikkelde zoo ontstonden da n s taatsrechtelijke wanschepsels a lleen bij een formeel juridiscïie indeelingon der de steden te rangschikken. DeTnwonerschap van een stad, uitbr eiding van een o udere landgemeente of een niéuwe kolonie, die zich tot een gemeente ;
\\
<j^
.11^
,
aaneengesloten had
^),
kon zich
niet naar willekeur inrichten.
Haar leden toch zaten zelden op eigen, nooit op heerloozen grond. Maar zij moesten toch bijzondere instellingen hebben en een zeke-
/
^) Over markten en steden in het algemeen: Rietschel, Markt u. Stadt in ihrem " rechtlichen Verhaltnis (Leipz. 1897). '') Theorie van Below. Een bes preki ng v an s tedentheorieën is hier niet op haar een weerleg ging van het schoolboekenverzinsel, dat de opkomst der steden iets te maken mak zo u hebben met een beweerde vrijwording van hoor i gen door de kruistoc h-
\
ten, O'verbodig.
.
/ Li— • •
*
^
STANDEN EN KLASSEN OMSTREEKS re vrijheid
was.
Niet
Utrecht
CXIX
I3OO.
van het landrecht, dat op hun behoeften
niet berekend
hun overheden dit en zoowel te andere hoofdplaatsen van bisdommen hebben zij
steeds begrepen
als in
,-wSVrtrtftw
moeten afdwingen. In de omgeving van een reeds oude* kerkelijke aristocratie, gewoon om met haar personeel uit een uitgestrekt landbezit te leven, was de bevolking van kooplie| veel immigranten, los, ontworteld volk den en hand werkslui een revolution nairelement. dat vreemd en onsociaal aandeed Overigens echter bleven ook weer de meeste landsheeren volstrekt*^ niet blind voor de voordeelen, die nieuwe markten of steden hun konden opleveren. Men behoefde er maar weinig terrein voor beschikbaar te stellen: geen hoeven, doch slechts huiserven daar9 *^ ^ '"'^u^ ^ voor kreeg men m arktto Uen, een vergroote opbrengst van de be- 1 '»i' 9 if^ ~ staande trans itotoll en. toeneming van het geta l contribuabe len en als het een stad was, e en vesting door de inwoners gebouwd, onj J5 derhouden en verdedigd. Veel markten en steden zijn dan ook op- V zettelijk gesticht. Ter wijl de oudste stede n, als Utrec h t. Tiel. D e- "^ ^ vente r en Stavoren, stuk voor stuk en dikwijls moeizaam de rech - , :;fl »»•#>_ ,da.t soms te beschouwen is als een prospecveel
—
—
•
.
;
(
.
^
,
tus voor verwachte immigranten.
'
Verschillende stadsrechtstypen ont stond en. Zu tf^ ontving in 7^^^/ '?***^ IIQO ,3ïe"vrijheid, welke de vrijere soort steden aan deze zijde van ^ -ê? * I de Alpen tot aan de zee genoot", vermeerderd met enkele bijzon- /^|*^-*'*^***^ƒ
dere bepalingen. Otto II schonk dit ook aan Harderwijk en Roer- ^/^^3^^^^/*'
monS
Ar nhem Emmerik en L oche rn ('33), Do esburg ('37) en Wageningen ('63) en het Zutfensche „moederreclj t". waarmee latere graven ook nog enkele andere plaatsen begiftigden, werd (1231 ),
.
zoo „de vrijheid, die Gelder sche burgers genot en". Nijmegen_had i n 1230 van den koning Akensch r e cht gekre gen. In
Ovginid werkten ri(^"f)f'sc!\oppeTi met het stadsrecht van Deventej^Het werd verleend aan Zwolle (1230), Rijsen ('42), Om"mefirxiS), Hasselt ('52), Genemuiden ('57) en Goor ('63). Een kunstmatige stedenteelt, die niet recht slaagde. I n Zwolle en Kampen (stadsrechtsverleening onbeke nd) waren de oeconomische voorwaarden voor de ontwikkeling van een stad aanwezig; de andere plaats jes later kwamen er nog verscheidene van dezelfde soort bij behielden ondanks hun staatsrechtelijke pro-
—
—
^^y-'^y^ A^-e,,^^
*'
-
^f^^^t^—t-^-^*^*^
C/Xë^ 6-^*V»^
f^
^^ -^
'^
^^^L-^-t^"-*--^*--*
^^^^tJ^^-Cén^ ^^^1^*^^-^^-'^
STANDEN EN KLASSEN OMSTREEKS
CXX
I^OO.
motie het karakter van een dor p. Nog on gunst iger waren de kansen voor de opkomst van nieuwe steden in het Nedersticht. Ht TTtrg^i tjVKas
{/^
/
/
V
daar reeds te zeer het marktcentnim. Slechts Aniers-
1259 met het stadsrecht van Utrecht begiftigd, vond er ruimte voor een bescheiden ontplooiing. Een stadspnvilege als terzelfder tijd aan de buurt bij Vredeland, of die welke later aan het Gein, Baarn, Bunschoten, Eembrugge en Eemnes gegeven fo(5rt,
,
""^/Z
in
werden, sloegen niet aan. Renen werd ten slotte nog een miniatuu£stadje;
W
ijk bij
Duursted e en Montfoo rt do or hunne heeren to t
stad verHëven, werden handelsmiddelpunt voor een kleinen
om^ maar Utrecht bleef de stad. Het Middelburgsche stadrecht van 1212 werd in 1248 ook aan Zieriïczeé geschonken. Doch de verleening van dit recht aan de dorpen Domburg en Westkapelle (1223) had iets geforceerds. Evenwel aan de buitenrand van Walcheren bleef nog gelegenheid voor de ontwikkeling van Vere en Vlissingen, op de andere eilanden voor Goes, Rei mers waal en Jiilen. Maar hunne stadscharters, behalve waarsch. dat van Vere, dagteekenen uit de I^e eeuw tre^,
Cc-^^OUtêy^ "'"^
YilT^
•
.
•^uit^A^^ / 9-n^»^* "^-/i^
*
*
^
.
Tot op Willem II waren in Holland Geertruide nbëTg' (1213 ), .i^'/J Pi / Dordrecht ('20) en vermoedelijk Leiden de eenige steden in HolLg^ i^ land. Voor Haa rlein nam de graaf niet het stadsrecht van een dezer, maar d at van Leuven e n D en Bosc h qjfi yoorb^Hd ('45^ nog -p ^ .^Ui-fi^ r^^^ onder hem werden ook Delft ('46) 's-GraYenzande ('46f"en Alk»4£u^ f^^^ maar ('54) Haarlemsch recht deelachtig. Toen was het echter voor geruimen tijd uit. Floris V, de poorte rlievende vorst van ^ onze populaire geschiedverhale n^ hee ft alleen jiQg_Medemblik tot j^j^^^ ^ 9 stad gemaakt 1^^. Zelfs deze langzame voortgang liep misschien de oeconomiscne ontwikkeling nog wat vooruit: de jaartallen der stadsbrie ven van Alkmaar en Medemblik doen denken, d at de graj^^eiijdaarmee in de eerste plaats beoogden b eide plaatsjes tot milit aire kolon i ën te doen aansterken. Bevreemding behoeft die achterlijkheid niet te wekken. De toenmalige steden waren nog in in hoofdzaak marktplaatsen voor den naasten omtrek en die konden in Holland noch talrijk, noch welgesteld worden, want het was dooreengenomen arm. land veel water, veel moeras .
•
;
.
.
—
—
Wat de Hollandsche steden welbev olkt e n
h nr burgorijon ?^
rijk z o u
maken, was de handel opverren _aistR n.dr de koopvaardij, de vrachtvaart initct^K^zóhderrën deze was nog maar in haar eerste opkomst? Het groo te ruilverkeer had wel reeds door het Z. van het
STANDEN EN KLASSEN OMSTREEKS
CXXI
I3OO.
graafschap den weg gevonden in oost^Lgestelij ke rich ting^ maar eeifvêéï belangrijker stroom van handelswaren zou later van N.
naar Z. en omgekeerd door het gewest gaan vloeien. Doch daarvoor was de doorgang omstr. 1300 nog maar pas geopend. Een nieuwen stand in de maatschappij vormden de poorte rs nie t, weleen nieuwe klasse. Bur gerscha p was voor elkeen verkrijgbaar.
Beperkende bepalingen, die stadsheeren soms uitdachten om te voorkomen, dat de burgerij te veel van de bevolking om haar heen opzoog, werkten weinig uit. Voor haar bloei had een stad voortdurenden toevloed van buiten noodig. Qi de stand der hoorigen dienten gevolge sterk gedundj s ? Een antwoord is ouderen schrijvers dikwijls ingegeven door de gedachte, dat overal talrijke onvrijen smachtten naar bevrijding uit een ellendig slavenlot. Over het algemeen kwamen naar de steden vrijen en ho origen. wien bij de toeneming der bevolking het platteland geen levensonderhoud imeer bood. De meesteJHollandscliË^ladsrp<"hfpT^ vprklaren hvrrpprbchap en hoorigheid onvereenigbaar in Gelre en Overijsel vindt 'men daarentegen keurmedeglichtigen binnen de steden wonen. Regel was echter ook daar, dat zij, die de burgergemeente eenmaal in haar midden genomen had, tot feitelijke vrijheid geraakten. ;
Literatuur : Bronnen zijn de verschillende geciteerde oorkondenboeken, een algemeene voorstelling geven de werken over rechtsgeschiedenis bov. blz. xxxvi aangehaald en Flach, Les origines de la vieille France 4 dln. (Par. 1886 1917). Standen: V. Riemsdijk, I^et zevendeel leggen na doodslag in Kennemerland (Verh. Koninkl. Akad., Afd. Lett., IV^) 364 Rengers Hora Siccama, Over welgeborenschap en schotbaarheid {Rechtshist. opst. aangeb. aan Fockema Andreae, Haarl. 1914, 376); Gosses D e rechte rlijke organisa tie van Zeeland i. d. M. E.
—
;
,
(Gron. 1917), 72; Fockema Andreae, Ho orighe id (Bijdragen t.d. Nederl.Rechtsg. III, Haarl. 1892), Opmerkingen over de Min isterialiteit in Ned. {B iidr. V, Haarl. 1914, p. 262); Racer. Vvertis seLsche Gedenkstukke n Steden Stadsrechten, stadboeken enz. veel in de :
IV (Kampen, 1785). Werken der Vereen, tot uitg.
oudvaderlandsche recht ('s-Grav. sedert 1880) en in Overijsselsche Vereeniging voor Overijss. Regt en Gesch., Zwolle sed. 1875). Vgl. verder Keutgen, Urkunden zur stddtischen Verfassungs-
V.
bronnen
stad-,
v. h.
dijk- en markeregten (uitg. d. d.
gesch. (Berl. 1899).
—
Maurer,
Geschichte der Stddteverfassing in Deutschl. 4 dln. (Erlangen 1869 71) Entstehung der deutschen Stadiverfas sung (Hist. Zeitschr. LVIII, 193; LIX, 193), Der Ursprung der deutschen Stadtverfassu ns. (Dusseld. 1892), Stadtgemein de, Landgemeind e u. Gilde (Viertjschr. f. Soc. u. Wirtschgesch. VII 411); SoH^. Dte Ent stehung des deutsch e Stddtew esens (Leipz. 1890) Pi renne L origin e
Bel7^,"Zï
'
;
au M. A (Rev.
Hist. LIII 52, a. aeutscnen ^tadtverf. (Leipz. 1895);
'
LVIi '^'7)
,
Keutgen, Ueber den Ursprung Rietscëe l, Markt u Stadt in ihr em rechtlichen Verhaltnis (Leipz. 1897). Vgl. de ovérziMTen v. Uhlirz in" Mitt. d. Inst. f. oesterr. Geschl., XV, XVL XVII, XIX, XX, XXIV. Pii^nne, Les anciennes démocraties des Pays Bas Par. 1910); Brugmans, Het des ^onstitut ions urbaines
.
i
.
(
Ista atk. en maaïsch. leven der Nederl. steden (dl. III van Peters- Brugmans, GudnêtT" steden in haar ontstaan, groei en ontw., 'Leid. 1911); Fockema Andreae, H^/tüeI
STANDEN EN KLASSEN OMSTREEKS
CXXII
I3OO.
zen en de beteekenis der verleening van siadrechten in Ned. (Hand. en Med. Maatsch. d. Letterk. 1890/91, 21); Telting, De verleening der stadrechten in Nederl. en h unne verbreiding (Aantt. Prov. Utr. Gen. 1904, Sect. Lett. 4) en Het oudfriesche stad-
recM
('s-Grav. 1882). Bj^pK. Gesch. eener Holl. stad, I, Een Holl. stad in de M. (2e dr. 's-Grav. 1910) S. M^fcL ER FzN., De tniddeleeuw sche rechts br. der st. Utrec ht, Int. ('s-Grav. 1895); Hyizj^^GA, De ot>komst van aarlem (Biidr. Vad. Gesch. IV* 412, IV* 16); Gjrat^-
E
.
H
MA, Het ontstaan en de ontwi kkel, v. h. eigent, s t adsbestuur te Gron ineen (Bijdr. Vad. (jèsch. ILi* 165. Vgl. evenw. Gosses, De bissch. v. Utr., het Domkapittel en de Groninger prefect, t. z. p. IV' 165). '
'
§3.
JL4^JL^^
ixuj^^ <M^ t/4(Wf
Rechten en rechtskringen.
^ Het
re cht berustte in dezenjtijd over het geheel genomen nog op de „costume", op het „oude hercomen": het was gewoonterecht; Naar sommige algemeene trekken kan men daarin een
Frankisch, een Friesch en een Saksisch landrecht onderscheiden,
maar deze landrechten vertoonden weer schakeeringen,
die
van
plaats tot plaats verschilden.
Met wat wij daarin als privaat recht zouden aanduiden, bemoeide zich de landsoverheid als zoodanig uiterst zelden. Zij gold niet als orgaan der bevolking, dat rechtsopvattingen van deze tot uitdrukking brengen en vaststellen kon haar belang en haar rechten tegenover de onderdanen dreven haar niet om zich te mengen in hun onderlinge betrekkingen. En er om vragen deden deze alYerminst. De behoefte aan rechtszekerheid openbaarde zich als den Ijwensch om te blijven bij het „oude goede recht". Als men niet uiti Kon met de bestaande regels, omdat zij twijfel lieten of tot onredelijkheid voerden, ook dan zocht men een oplossing, die kon gelden als herstel van het blijkbaar verbasterde recht tot zijn vroegere zuiverheid. Grootendeels zorgden hiervoor de rechtbanken zelf, Zij wezen niet alleen, wat recht was in de afzonderlijke zaken, die bij hen aangebracht werden, maar stelden ook regels voor hun rechtspraak. Naar den schijn was dit een verklarende rechtswetgeving, inderdaad was het dikwijls een aanvullende en vaak was een bedoelde terugkeer tot het oude recht inderdaad een stap op den weg naar het nieuwe. Vasthoudend toonde de bevolking zich ook ten aanzien van het publieke recht en moeilijk viel het den landsheer nog om zijn rechten ten opzichte van de hare te vergrooten. De-gawoneJKQim.Yan wetgeving voor bestaande organisaties was die door middel van ;
„keuren".
De
afleiding verklaart
den term. De onderzaten
—
RECHTEN EN RECHTSKRINGEN OMSTREEKS
I3OO.
—
CXXIII
„kozen" evenwel gewoonlijk niet alle, maar de voornaamsten en heer dat zij wenschten de beloofde, recht, dat hij een zich zich daaraan zouden houden. Natuurdus ook zijn ambtenaren lijk beperkte de noodzaak om de sanctie van den heer te verwerven het initiatief van de opstellers eener keur soms in sterke mate en, ofschoon onderscheiden van de verordening, die strict genomen alleen de heerlijke ambtenaren bond, soms kreeg een keur daarmee sterke overeenkomst. Van 's heeren zijde was de bevestiging eener ^
—
—^
keur een concessie. Ze werd daardmt^eÊiJ^irivilege, even goed als bv. een tolbevrijding of een vergunning om land in te polderen. Bij de aanvaarding der regeering door een opvolger bleef ze slechts rechtskrachtig, evenals trouwens alle privileges, doordat hij ze be-
zwoer wegens opstand trouwbreuk dus van den kant der onderdanen, werden de keuren soms weer vernietigd. Het overige land-n #, " recht echter lag buiten het bereik van vorstelijke beschikkingen. / , ma. [#ndskeuren jwareiijêr_omstr. og weinige. ^eland ^| ^^Z'^P""^-^^^'^ ar 2 T300 Ji J had er een ontvangen na de volkomen aansluiting bij Holland -^^*-**-^ (bov. blz. xcv, vgl. blz. cviii), Keiinemerland na den opstan d (bov. blz. xcvii), W. -Friesland in 1209 na een nieuwe onde rwerping Z^ Holland kreeg eene in 1303, waarsch. bij een reorganisatie. Maar verder was er noch in Holland, noch in het Sticht, Gelre of Zutfen voor een der groote onderdeelen reden geweest om bepaalde rechten, waaronder men begeerde te leven nieuwe zoowel als oude, die men bedreigd achtte in een keur vast te leggen. Nieuwe verbanden, als de waterschappen, die in Holland in de 2e héllt der 13e eeuw gevormd werden *), moesten om tot een publiekrechtelijk bestaan te kunnen komen, wel beginnen met den landsheer bevestiging van hun organisatie te vragen. Zij kond en ni et volstaan met vrijwil lig aanvgardp rpgpl s voor inwendig be^eerj er moesten voorschriften zijn, die ook onwillige ingelanden hadden op te volgen, een gerecht om ze te handhaven en om geschillen wettelijk te beslissen. Maar het waterschap onttrekt zich onmiddellijk weer gedeeltelijk aan de regelende bevoegdheid van den graaf. Niet alleen, dat de ambtenaar met rechtsmacht, onder ;
,
.
.
—
—
^) Riin land eerst in i^S t. maar na mislukk ing opnieuw i n 1288^ (Fruin. Verspr. Geschr. VI, 190; vgl. bov. lxxxviii nT: Delfl and en ook Schieland ongev. terzelfder tiid (S. Muller Hzn., Verh. Kou. Akad., Afd. Lett., N. R. XIV^ 16,54 ;Beekman, Bijdr. Vad. Gesch. V2 188, Muller, t.z.p. 188); Gr oote Waard vóór 127 (V. d. Bergh, Oorkbk. no. 300), missch. vóór 1273 (t. z. p. no. 248); Lopikerwaard wsch. 128^ (t. z. p. no. 628); Riederwaard wsch. i288^(t. z. p. no. 630). '^
/ ' -;
^***'**f** ^^^*^**
*
CXXIV
RECHTEN EN RECHTSKRINGEN OMSTREEKS
wien
het
hij
regels
stelt, 4Êjdijki^,si, bij
I3OO.
handhaving van de bestaande van de oor-
gpbQUdpiLW^rdt a.aahetjvonnisjyaj^
deelvinders in het waterschapsgerecht, die uit de ingelanden geko-
zen worden ; nieuwe b e palingen worden door de heemraden ,^^ekeurd", door den landsheer slechts bevestigd ^). Dit is geen aanmatiging^têgënover eên graaf," die gewoonlijk^aan de totstandko-
-/^
ming van waterschappen ijverig meewerkt; reeds dadelijk bij de oprichting van het waterschap Woerden (1322) belooft Willem III den heemraden bij voorbaat „soo wat koeren dat sy legghen, soo wat vonnisse dat sy wysen, dat sullen wy vaste ende stade houden". Zoo on tspringt een nienwe autonome we t geying.in.4^ze
^ ^
:
ASalerschappen, die zich uitbreidt, zoover zij ruimte vindt tusschen de bestaande machten. AllejejLals ze hiermeea]iconflict_zou
komen, vraagt hetjwaters£h3-P den landsheer om een regeling, die uTeen handvest (p rivilege]_ neergelegd wordt. rV Een rkeurrejcht". ee n bevoegdheid om zichzelf verordeningen af. Een V^^^^C^^t£.^êven, hadden ook_ de^j.deiirj:eeds j^n_d^ '^ *ff5j^ ^ ! stadsrecht is nooit een volledige constitutie he t bevat slechts d e afwijkingen van het gemeene landrecht, die voor de stad zullen |.iu*-*geïden. Maar pasln den loop des tijds kon blijken, welke bepalingen verder noodig zouden zijn om daarbinnen orde en regelmaat in de samenleving te behouden. Vandaar de macht, in sommige ; dt iUJjb^ stadsrechten den schepenen rondweg, in andere met zeker voorfvi*^-^ behoud gegeven, elders hun stilzwijgend gelaten, om met den over 1
.
;
5
.
hen geplaatsten landsheerlijken schout keuren te leggen voor het algemeene welzijn. Hierbij moesten zij echter natuurlijk afblijven '^% van die zaken, waarover hun de rechtspraak onthouden was. Misde bevoegdheid om lijften zij en dit was aanvankelijk regel straffen op te leggen, dan konden zij slechts boetekeuren maken piochten zij, en ook dit was in den beginne gewoon, slechts tot boeten beneden een bepaald bedrag veroordeelen, dan gaf dit ook
"UA^i*'^'p^
^^^'^ *
—
—
de grens aan, waarbinnen zij bij het opstellen van strafbepalingen blijven moesten. Uitteraard toch konden zij anderen, in dit geval hoogeren gerechten, niet voorschrijven, waaraan deze zich bij
houden hadden. Vergrooting van hun eigen rechterlijke competentie verruimde evenwel terstond hun wetgevende macht, en met de toenemende bevoegdheid van het stede-
hunne rechtspraak
^)
te
Een merkwaardig voorbeeld
bij
Van den
Bergh, Oorkb. II no. 814.
RECHTEN EN RECHTSKRINGEN OMSTREEKS lijk
gerecht
—
of der stedelijke gerechten
^)
I3OO.
CXXV
— ging de wassende
autonomie gelijk op. Elke stad van eenige beteekenis had in de volgende eeuwen een of meer keurboeken, waarin men de verwarrende hoeveelheid der uitgevaardigde keuren stelselmatig ordende en met elkaar vormen deze het grootste deel der nog bewaarde middeleeuwsche rechtsbronnen. Poover steekt hierbij af de lands heerlijke wetgeving en in vele opzichten hebben de staten zich la^ ter de steden als model moeten nemen. ^oo jong de sted enjwaren, zgg o ud, waren^ d^ mar^n jrn. r t^ lAAce^ ï schapDËnTïïTeenïen) Haar_oqrsprQiig ligt ver voor zie' van d e ^'U4. -m«'*;fcA
ai^
en ook later kreeg ze die meestal niet. Weljkonden /r de inwonerschap van een rechtsdistrict en het markegenootschap ^^"^^ samenvallen. ^Qfij^a.s het^^ewo onlijk ir|_de_^eden de stadsover-
tegjj^gnis
'^
;
heid had dan tevens het beheer over de marke. OpJiet pLattelan a^X^k i^^*^*"*** ^ >,^»-*«-»«^^ .<^
omvatte eens choutambt meestaL^en aantal markegenootsch ap^ pen, d_och^ de landsheerl ij[ke_jchout^had_dajri n geen functie, be-^ halvejnissc^njn^^Eent^. In dit landschap ontbraken afzonderlijkgjuaFkegefeckten elders echter berechtten de markegenooten markeovertredingen 'en marke^eschillen on der eeq door hen gekozen markeric hter- (,,holtrichter[') op de ,^hol tsprake" („holtding") en gaven zij zich daar de noodige regelen voor markebeheer en markegebruik. ;
..
beneden
cxxxix.
^)
Vgl.
*)
Vgl. echter Swait, Zur friesischen Agrargeschichte (Leipz. 1910), 145.
blz.
r
1
CXXVI RECHTEN EN RECHTSKRINGEN OMSTREEKS I3OO. yat er nog aan markerechten over
'-
"V
^
.
^
"^
»4
'^^ ,
is, is
betrekkelijk jong,
maar
eeuwenlang onveranderd gebleven toestanden. De bepalingen op het hakken en spr okkelen van hout, het opdrijven van vee^n het zetten van bijenkorven, het turf- en plaggensteken, zejtoonen de gelijkmatige rust der gemeene bosschen, weiden en broeken, welke nog niet gedwongen werden meêFtêgeven, dan ze zonder kunstmatigen prikkel konden geven. behalve de_pubUekÊ._bÊStonden er private jechtskringen. Zoo van leenmanne n. De vazallen van één heer waren voor de zekerheid van hun leenbezit niet meer afhankelijk van diens redelijkheid en inzicht. Hunne belan gen stonden onder de bescherming van een leenrech t. Elke leenheer van beteekenis, zoowel deT^isschop van Utrecht als*3e^oost van St. Jan, de graaf van Holland als de abt van Egmond, had zijnleenhof ^), waar hunne mannen op klacht hetzij van den leenheer hetzij van leenmannen wegens overtredingen of geschillen in leenzaken vonnis wezen naar leenrecht en desgevraagd ook verklaarden, wat de leenregel was. Hetgeen vroeger persoonlijke overeenkomsten, stilzwijgende afspraken of ongewraakte usurpaties waren geweest, was nu een stel van het behoort
bij
rechten^eworden.
Op gelijke wijze kwam ook grooterevastlieid en gelijkmatigheid in de betrekkingen, d ie op de groote landgoederen in het Q. desj ands bestondenjtussch en den heer en zijn hoojigf nndpry.atfn. Ze wer-
\dpn
fypfjypprrl jn
7.
hofger^echien, die
g hnfrfrhtfji.. To egepast werden deze door de d. e
hee r of gewoonlijk zijn vertegÊnapordiger
(„vi|lkü|l', meier, veelal „schulte"
= schout) hield met hofhoori-
gen als oordeel vinders. Beide, l e^n- en ho frechten, hebben iets_conSÊi:i:atiefs en in later ^^^ ^y/j^^ ^/„j,A-/v<^*^^t^d maken ze dikwijls den indruk van versteende codificaties, fV-^-^'^^paar aanvankelijk hebben ze heilzaam gewerkt. Vo oral de ho f^^"^^ rechten, doord at ze groepen van oe conomisc h zwakken beschut ten tegen wülekeur va n den landhe er. 7. brri^^^"'^n rn<;f,in het bestaan van die kleine lieden en verzekerden hun aanspraak om mee te leven van die uitgestrekte goederen, welke het stricte eigendomsrecht scheen te hebben voorbehouden aan enkele weigestelden. Tegen het gezamenlijk verlangen naar rechtsbescherming va n zijn onvrije n was op den duur geen groot landeigenaar opgewas sen. f-
^) Dat echter wel tevens voor andere rechterlijke diensten dan de rechtspraak in leenzaken kon dienen.
RECHTEN EN RECHTSKRINGEN OMSTREEKS
130O. CXXVII
^l'U^^^
ang waren de^rechten dikwijls wë Ju^^-^Mo^ o ngelijkr Edeleii vrijen en ho^rigen st onden in het landrecht niet -^^ j ^^^^ S^ (2i%^ZÏ£. op ééne lijn; he t ^markerec ht ondersche idde den volgerechti gden hoevenaar van den keuterbo er, het l een recht de bezitters van onversterfelijke en van slechtere leenen, h et hofre cht de hoorigen in hun vee lviïïdige sch akeenng. Eén stand bovendien t racht te zich houden n.1. de geestelijkheid. Zij achtte.^^. geheel zich geplaatst buiten het recht der leeken en erkende over zicH ^'''^^^//^Ijf'i slechts de rechtsmacht der kerkelijke overheden. Kerke n, kloosters en kapitjelhove n vormden in een stad j uridische eilanden waar . het stadsrecht niet gold en het stadsgerecht geen gezag had. Kerke- /y**^ lijke rechtbanken hadden daarentegen wel macht over de leeken. Veel, dat strafbaar was naar het wereldlijke recht, was dat ook Binnen denzelfdei ,
't
?'
,
'
ynlgens het canonigJiS.-
En
de_geestelij ke rech ter beperkte :^ch onder h et tuchtigingsrecht van de k erk viel. Al door kostte het.b.v^ moeite om de berechting van schuldzaken uit de handen te houden der de kens en provi soren. die met een snelle en doeltreffende procedure en door hun beschikking over geduchte kerkelijke straffen den schuldenaar beter tot beta-
lang niet steeds
t ot
wat
konden nopen dan de landrechter. Er is in dit alles veel natuurlijks. Het recht ontwikkelde zich in overeenstemming mëFTDehoèfïen en eigenaardigheden van buite n^ af werd weinig recht opgedrongei;i ^lleen, het rannm'p ke wer^ ling
;
.
geïmporteerd gel
vormde
.
Overigens zocht
men
zelf
den
zich, zooals het karrespoor zich
weg en de rechtsre-. langzaam aan
uit4
diept in het land. Vandaar een eindelooze afwisseling bijna geevL :
twee rechten van dezelfde soort waren eender. Schilderachtig is dat ontegenzeggelijk en op verborgen plekken in de oude rechtsbundels bloeien nog de kleurige uitdrukkingen, die ontsprongen uit volksverbeelding en volkshumor. Maar het was niet alleen de behoefte om zichzelf te zijn en niet een aesthetische afkeer van gelijkvormigheid, die alles zoo anders deed zijn dan tegenwoordig.
De
staatjes
kaar en
waren nog onvolkomen, hun deelen pasten niet in eldaarbinnen was de organisatie nog in wording. Onze-
zelfs
Eer was dikwijls de subordinatie of de coördinatie tusschen de verschillende rechten en gerechten, competenties waren
keurig afgebakend, een maatstaf
om de
onnauw-
goede gewoonte te onder-
scheiden van het ingeworteld misbruik ontbrak veelal ; naar alle
kanten
kwamen
de gerechten spoedig in de grensgevallen, waar-
\
^^f
CXXVIII RECHTEN EN RECHTSKRINGEN OMSTREEKS I3OO. * r*
^^^
over ze met andere gerechten of met zichzelf in strijd konden geraken en steeds blijkt bij hen, hoe onmerkbaar de overgang is van
zwakheid naar willekeur. Daardoor kreeg de landsheerlijkheid een taak het was nog lang niet zoo ver, dat zij door groote hervormingen unificatie ten algemeenen nutte beproeven kon, maar reeds door gedurig te verhelpen, wat er haperde, kon zij nuttig werk jdoen in een maatschappij, waar de mensch niet leefde onder de hoede van het recht, doch van zijn recht. "* ;
^-
Literatuur: Kern, Die mittelaüerliche Anschauung von Recht (Hist. Zeitschr. FoCKEMA Andre aë, Rechters en rechtsvorming (alsbov. blz. vin) Bestuur en rechtswezen (hfdst. III van Huiselijk en maatsch. leven,
i.
CXV, 496) Van Kuik, bov. blz.
;
VIII).
Beekman Dijk- en waterschapsrecht in Nederland vóór 1795, Waterschappen 'o7l F ru^n Over de opkomst v. h. hoogheemraadschap van 2 dln. ('s-Grav. lood Rijnland (Verspr. Geschr. VI 176); Mevlink, Geschiedenis v. h. hoogheemraad' :
—
,
:
.
—
schap in Delfland, I (onvolt., 's-Grav. 1847 '50) S Muller Hzn .. Over de oudste geschiedenis van Schieland (Verh. Kon. Akad. Afd. Lett., N. R. XIV, no. 3. Vgl. Bijdr. Vad. Gesch. V^ 93 en 173); De Vries, Het dijks- en molenbestuur in Hollands' Noorderkwartier (Verh. Kon. Ak. Afd. Lett. X, Amst. 1876); Overijsselsche stad-, dijk- en markeregten, II (Zwolle i872'88). Steden: Zie bov. achter § 2. Marken: J. J. S. Sloet, Geldersche markerechten 2 dln. (Oude Vad. Rbr. II 12, 's-Grav. igii '13); Overijsselsche, stad-, dijk- en markeregten III (Zwolle 1873 '92); JoosTiNG, Willekeuren van Drentsche marken (Versl. en med. v. d. Ver. v. O. Vad. Rbr. VI, 27). L. A. J. W. Sloet, Van al's 41 (Arnh. 1871). Hofrecht Fockema Andrea e, Hoorigheid (als bov. blz. ald. blz. 36 een opsomming van hofrechten); Sloet, De hof te Voorst (in Van al's, i77)Kerkelijke rechtspraak: S. Muller Hzn. en Joosting, Bronnen v. d. gesch. v. d. kerkelijke rechtspraak i. h. bisdom Utrecht, 5 dln. (Oude Vad. Rbr., II, 8, 11, 14, 15, 's-Grav. 1907 '14); Joosting, De kerkelijke rechtspraak i. h. bisd. Utrecht (Histcr. Avonden II Gron, 1907, 115 en III, Gron. 1916, 44). ;
.
—
—
,
;
:
—
§4. €y(/rt>*^**^
l
1
"^Vf
^^-^^l/^
Landsheer en bevolking^).
t/>*^-Eg nJ-gKei^wpoj.dig:e.,r.e^eeiiBgJs er altijd bijna
^
lij&natigheden weg te nemen, althans
om
op
uit
om
onge-
^y^^tepTn te brens^en in
de binneiüand^Sche.organisa.tie; een middeleeuwsche daarente^^e n neemt z elden be§3jj,ite n voor al^emeene strekking, steed^s bijna beschikkingen voor Pnkelp ppr<^nnpn
rif
Vipinp
m et
gmpppn Be trekkel ijk
het oog op de toekomst
zeldzaam zijn ook de maatregelen ha asFalt.ijd is het een voorzien in al te hin derlijk geworden geb reken of een tegemoetkomen aan private wenschen geen vooruit.
;
ziend besturen, slechts een hoihanlrl ingrijpen nit
noodTiüt^ak.
De
opzichzelf staande besluiten schiepen telkens weer nieuwe uitzon-
deringen ^)
;
met lappen en stoppen hield men kleeren van pas, waar-
Vgl. hierover
ook
§
i.
^
m -#
w^''rê
'^?;
'^X^'Um;
4%».*
'^-