PB 07 - CL 07 - REV 1 - 2012
FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE VOEDSELVEILIGHEID CHECKLIST voor de VALIDATIE van de aanwezige autocontrole (hygiënevoorschriften en registers) in het kader van KB 14-11-03 betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen (BS 12-12-03) VOOR DE BEDRIJVEN VAN DE PRIMAIRE PRODUCTIE
ALGEMENE GEGEVENS
Vestigingseenheid
Naam bedrijf : Adres vestigingseenheid : Exploitant : Telefoonnummer : E-mail : Website : Erkenningsnummer : FAVV activiteit : Personeelsbestand :
Faxnummer : Ondernemeringsnr : ………………… Vestigingseenheidsnr : …………………
AUDIT
Naam auditor : Dossiernummer : Datum audit : …… / …… / … … … … Datum bezoek in kader van corr. Actie : …… / …… / … … … … PCE : Gepresteerde audittijd : Naam Gids : Wordt er een gids toegepast : Ja Sectorgids voor de primaire productie Neen Visum auditor : p 1/8
PB 07 - CL 02 - REV 1 - 2012 - 2/8
A. Hygiënevoorschriften voor de primaire plantaardige productie
1. BEDRIJF EN GEBOUWEN: 1.1. OPSLAG VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN 1.1.1. Het "fytolokaal" bevat alleen producten die daar aanwezig mogen zijn 1.1.2. De gewasbeschermingsmiddelen en biociden worden opgeslagen in een afsluitbare ruimte die niet toegankelijk is voor kinderen en onbevoegden 1.1.3. De verplichte aanduidingen worden op elke toegangsdeur aangebracht 1.1.4. De verlichting is goed 1.1.5. De voorschriften betreffende de opslag van de gevaarlijke producten (klasse Aproducten - bijlage X) worden nageleefd 1.1.6. Het opslaglokaal voor gewasbeschermingsmiddelen en biociden is droog 1.1.7. Het opslaglokaal voor gewasbeschermingsmiddelen en biociden heeft een doelmatige verluchting 1.1.8. Het opslaglokaal voor gewasbeschermingsmiddelen en biociden is vorstvrij 1.1.9. De gewasbeschermingsmiddelen worden in hun oorspronkelijke verpakking bewaard 1.1.10. Niet-bruikbare gewasbeschermingsmiddelen (NBGM) en vervallen of voor privédoeleinden bestemde biociden worden samen bewaard met de vermelding « NBGM/vervallen » en/of « privé » en op passende wijze behandeld 1.1.11. Geschikte weeg- en/of meetapparatuur is aanwezig 1.1.12. De gewasbeschermingsmiddelen die niet erkend zijn in België en die bestemd zijn voor gebruik in de buurlanden worden correct beheerd
1. BEDRIJF EN GEBOUWEN: 1.2. BEWERKINGS – EN OPSLAGRUIMTE, PRODUCTIE- EN VERKOOPSRUIMTE 1.2.1. De gebouwen waar plantaardige producten bewerkt en / of opgeslagen worden, zijn proper en in goede staat 1.2.2. Er is voldoende en aangepaste verlichting in de ruimten 1.2.3. De aanpak tegen ongedierte voldoet 1.2.4. Er is geen glasbreuk in de gebouwen 1.2.5. Er worden geen onafgeschermde kwikthermometers gebruikt 1.2.6. Het is verboden om te roken, te eten of te drinken in de ruimten waar de middelen worden gehanteerd, opgeslagen en verkocht 1.2.7. De pictogrammen zijn aangebracht in het opslaglokaal en in de ruimten waar goederen worden gehanteerd, opgeslagen en verkocht 1.2.8. De gevaarlijke stoffen en hun afval worden derwijze opgeslagen en gehanteerd zodat verontreiniging voorkomen wordt 1.2.9. Alle maatregelen werden getroffen om bevuiling van producten door fokdieren of huisdieren te voorkomen in de zones/ruimten waar goederen worden gehanteerd/opgeslagen of verkocht 1.2.10. Het afval wordt geregeld verwijderd uit de productie-, hanteer-, opslag- en verkoopzones 1.2.11. De plaatsen waar aardappelen worden opgeslagen, moeten voldoende donker zijn 1.2.12. De opslagruimten voor graan zijn voldoende verlucht
Volgnummer
Na corr. Actie
Besluit
Implementatie
CODES : ("0" = niet beoordeeld) + = voldoet +* = voldoet met opmerking B = Minor non-conformiteit – plan van aanpak vereist A1 = Major non-conformiteit met melding – onmiddellijk te verhelpen A2 = Major non-conformiteit zonder melding – ten laatste binnen de maand te verhelpen voor audits, andere dan initiële audit X = niet van toepassing De vastgestelde non conformiteiten worden verduidelijkt in een apart verslag
Documentatie
CHECKLIST voor de VALIDATIE van de aanwezige autocontrole (hygiënevoorschriften en registers) VOOR DE BEDRIJVEN VAN DE PRIMAIRE PRODUCTIE VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE BESTEMDE PLANTEN EN PLANTAARDIGE PRODUCTEN
PB 07 - CL 02 - REV 1 - 2012 - 3/8
PB 07 - CL 02 - REV 1 - 2012 - 4/8 1.2.13. De opslag van aardappelen wordt goed aangepakt 1.2.14. Pootaardappelen worden gescheiden van consumptieaardappelen bewaard 1.2.15. De omstandigheden bij de opslag van pootaardappelen worden beheerst 1.2.16. Er worden autocontroleanalyses op Clavibacter en Ralstonia uitgevoerd op de gecertificeerde pootaardappelen
2. MACHINES, APPARATUUR EN GEREEDSCHAPPEN: 2.1. ALGEMENE VOORSCHRIFTEN VAN TOEPASSING VOOR ALLE MACHINES (TRACTOREN, SPUITTOESTEL, OOGSTMACHINES, TRANSPORTMIDDELEN,…) 2.1.1. De machines, apparatuur en gereedschappen die voor, tijdens en na de oogst met de producten in contact komen, zijn schoon en in goede staat 2.1.2. Er bevinden zich geen gebroken of gebarsten ramen, lampen, … in de buurt van de machines en waar nodig wordt glasbreuk op een correcte manier aangepakt 2.1.3. Voor nieuwe machines worden steeds de voedingsgeschikte of toegelaten smeervetten gebruikt op plaatsen waar er contact met het geoogst product mogelijk is 2.1.4. Lekken worden op een correcte manier aangepakt
2. MACHINES, APPARATUUR EN GEREEDSCHAPPEN: 2.2. SPUITTOESTEL 2.2.1. De spuittoestellen waarmee vloeibare gewasbeschermingsmiddelen gebruikt worden op Belgisch grondgebied, zijn goedgekeurd volgens de wettelijke bepalingen 2.2.2. De toestellen die rechtstreeks in het buitenland aangekocht werden, zijn door de koper gemeld aan de keuringsdienst
2. MACHINES, APPARATUUR EN GEREEDSCHAPPEN: 2.3. KISTEN, CONTAINERS, VERPAKKINGSMATERIAAL EN PALLOXEN 2.3.1. Kisten, containers, verpakkingsmateriaal en palloxen zijn schoon en in goede staat 2.3.2. Kisten, containers, verpakkingsmateriaal en palloxen worden ontsmet voor en na een contact met risicoproducten 2.3.3. De verpakkingen zijn geschikt voor de agrovoedingsector
2. MACHINES, APPARATUUR EN GEREEDSCHAPPEN: 2.4. LANDBOUWTRANSPORT 2.4.1. De landbouwer treft de nodige voorzieningen om alle uitrustingen, recipiënten, kratten, voertuigen, laadbakken etc. (die worden gebruikt voor plantaardige producten) schoon te houden 2.4.2. Er is geen transport indien olie- of mazoutleidingen lekken, indien er een kans bestaat op contaminatie van de plantaardige producten 2.4.3. De vervoermiddelen worden ontsmet voor en na gebruik voor het vervoer van producten die in fytosanitair opzicht een risico inhouden
2. MACHINES, APPARATUUR EN GEREEDSCHAPPEN: 2.5. INSTALLATIE VOOR HET DOORSNIJDEN VAN POOTAARDAPPELEN 2.5.1. Het snijden van pootgoed wordt goed aangepakt
3. BEDRIJFSLEIDER, PERSONEEL EN DERDEN: 3.1. TOEPASSING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN 3.1.1. De voorschriften betreffende het gebruik van de gewasbeschermingsmiddelen van klasse A worden nageleefd 3.1.2. De voorschriften inzake hygiëne van het personeel na elke toegepaste fytobehandeling worden nageleefd
3. BEDRIJFSLEIDER, PERSONEEL EN DERDEN: 3.2. HYGIENE 3.2.1. De landbouwer ziet erop toe dat het personeel dat plantaardige producten hanteert geen besmettelijke ziekte heeft, die via de gehanteerde plantaardige producten kan overgedragen worden 3.2.2. De landbouwer ziet erop toe dat het personeel dat plantaardige producten hanteert in goede gezondheid verkeert en op de hoogte wordt gebracht van de gezondheidsrisico's 3.2.3. De landbouwer en zijn personeel wassen steeds hun handen voordat ze beginnen met het oogsten en hanteren van plantaardige primaire producten die bestemd zijn voor de versmarkt of voor rechtstreekse verkoop aan de consument en na elk toiletbezoek
3. BEDRIJFSLEIDER, PERSONEEL EN DERDEN: 3.3. ERKENNINGEN EN TOELATING 3.3.1. De operator beschikt over een toelating als hij consumptieaardappelen bereidt en/of verpakt
PB 07 - CL 02 - REV 1 - 2012 - 5/8
PB 07 - CL 02 - REV 1 - 2012 - 6/8 3.3.2. De infrastructuur voldoet voor de bereiding van consumptieaardappelen 3.3.3. De infrastructuur voldoet voor de verpakking van consumptieaardappelen 3.3.4. De verpakkingen van consumptieaardappelen voldoen aan de eisen in verband met de presentatie 3.3.5. Een operator is voor deze activiteit erkend als hij plantenpaspoorten gebruikt 3.3.6. De operator die pootaardappelen laat doorsnijden, doet een beroep op een voor die activiteit geregistreerd loonwerker
4. TEELTTECHNIEK EN NAOOGSTBEHANDELING: 4.1. UITGANGSMATERIAAL 4.1.1. De producent beschikt over een plantenpaspoort voor het poot- en zaaigoed waarvoor dat vereist is 4.1.2. Een visuele controle van de gezondheidstoestand van het geleverde uitgangsmateriaal wordt verricht 4.1.3. De bijzondere voorschriften voor het gebruik van pootaardappelen worden nageleefd 4.1.4. In de Europese Unie in het verkeer gebrachte of naar derde landen uitgevoerde zaaizaden en plantgoed gaan vergezeld van de vereiste documenten 4.1.5. De operator die zaaizaad of pootgoed voortbrengt waarvoor een plantenpaspoort vereist is (met inbegrip van pootgoed dat bedoeld is om hoevepootgoed op te leveren), heeft de vereiste erkenning 4.1.6. De operator stelt de PCE binnen de voorgeschreven termijn in kennis van de wijzigingen met betrekking tot opslagplaatsen en de aanplant van hoevepootgoed 4.1.7. De operator stelt de PCE binnen de voorgeschreven termijn in kennis van wijzigingen met betrekking tot de opslagplaatsen en de aanplant van hoevepootgoed
4. TEELTTECHNIEK EN NAOOGSTBEHANDELING: 4.2. BEMESTING 4.2.1. Enkel toegelaten meststoffen en bodemverbeterende middelen worden gebruikt 4.2.2. Alle toegelaten meststoffen en bodemverbeterende middelen zijn voorzien van een etiket of begeleidend document (dit is voor de niet-verpakte producten door de leverancier aan de landbouwer overgemaakt) 4.2.3. De toegelaten meststoffen en bodemverbeterende middelen zijn afkomstig van afvalstoffen, en zuiveringsslib voorzien van een etiket of een begeleidend document 4.2.4. De voorschriften betreffende het gebruik van zuiveringsslib dat officieel toegelaten is door de FOD, worden nageleefd
4. TEELTTECHNIEK EN NAOOGSTBEHANDELING: 4.3. GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN 4.3.1. De teler gebruikt enkel in België erkende/toegelaten gewasbeschermingsmiddelen en toegelaten biociden 4.3.2. De landbouwer treft de nodige maatregelen om te vermijden dat schade wordt berokkend aan de gezondheid van de mens en van consumptiedieren en dat schade wordt toegebracht aan naburige teelten 4.3.3. De in het kader van de vooroogstcontrole wettelijk verplichte analyses zijn uitgevoerd 4.3.4. Pootgoed van voor menselijke of dierlijke voeding bestemde aardappelen houdt geen gevaar in
4. TEELTTECHNIEK EN NAOOGSTBEHANDELING: 4.4. IRRIGATIE 4.4.1. De algemene voorschriften op het vlak van irrigatie worden nageleefd
4. TEELTTECHNIEK EN NAOOGSTBEHANDELING: 4.5. LAATSTE SPOELWATER, WASWATER EN TRANSPORTWATER 4.5.1. Er wordt op een correcte manier omgegaan met waswater, spoelwater of transportwater
4. TEELTTECHNIEK EN NAOOGSTBEHANDELING: 4.6. BEREIDEN VOOR VERKOOP 4.6.1. Consumptieaardappelen die aan de handel worden verkocht worden eerst bereid
5. SCHADELIJKE ORGANISMEN: 5.1. ALGEMENE MAATREGELEN TER BESTRIJDING VAN VOOR PLANTEN EN PLANTAARDIGE PRODUCTEN SCHADELIJKE ORGANISMEN 5.1.1. De algemene regels i.v.m. de bestrijding van de gereglementeerde schadelijke organismen worden nageleefd 5.1.2. De distels worden bestreden
PB 07 - CL 02 - REV 1 - 2012 - 7/8 5. SCHADELIJKE ORGANISMEN : 5.2. MAATREGELEN TER BESTRIJDING VAN NEMATODEN AARDAPPELCYCSTENAALTJES 5.2.1. De landbouwer respecteert de teeltrotatie voor de teelt van aardappelen 5.2.2. Bij de teelt van pootaardappelen met plantenpaspoort worden de analyses op cystenaaltjes uitgevoerd 5.2.3. De specifieke voorschriften voor de bestrijding van aardappelcystenaaltjes worden nageleefd
5. SCHADELIJKE ORGANISMEN: 5.3. MAATREGELEN TER BESTRIJDING VAN RINGROT EN BRUINROT 5.3.1. De landbouwer doet aangifte van zijn in beschermingsgebieden voor bruinrot gelegen percelen waarop aardappelen (zullen) worden geteeld 5.3.2. Voordat de landbouwer een in een beschermingsgebied voor bruinrot gelegen aardappelperceel beregent, spoelt hij de daarvoor gebruikte installatie uit 5.3.3. Als de landbouwer met oppervlaktewater andere percelen dan aardappelpercelen beregent die gelegen zijn in een beschermingsgebied voor bruinrot, neemt hij de nodige voorzorgen om elk contact tussen dat oppervlaktewater en de aardappelpercelen te vermijden 5.3.4. Het verbod op het gebruik van oppervlaktewater voor het beregenen van aardappelen, aubergines en tomaten wordt nageleefd in de beschermingsgebieden voor bruinrot
5. SCHADELIJKE ORGANISMEN: 5.4. MAATREGELEN MET BETREKKING TOT BACTERIEVUUR BIJ APPEL EN PEER 5.4.1. De specifieke regels in de strijd tegen bacterievuur bij appels en peren worden nageleefd 5.4.2. De landbouwer die geen melding doet met het formulier voor verplichte melding past de opgelegde maatregelen toe en vermeldt in een register de plaats, het aantal besmette planten, de getroffen maatregelen en de manier waarop de besmette planten zijn vernietigd
5. SCHADELIJKE ORGANISMEN: 5.5. MAATREGELEN MET BETREKKING TOT VERWELKINGSZIEKTE BIJ HOP 5.5.1. De specifieke regels in de strijd tegen verticillium van hop worden nageleefd
5. SCHADELIJKE ORGANISMEN: 5.6. MAATREGELEN TER BESTRIJDING VAN MOEDERKOREN EN FUSARIUM 5.6.1. De aanwezigheid van moederkoren in graanteelten of geoogst graan wordt gemeld aan de 1ste koper 5.6.2. De aanwezigheid van fusarium in graanteelten of geoogste graan wordt gemeld aan de 1ste koper
5. SCHADELIJKE ORGANISMEN: 5.7. MAATREGELEN TER BESTRIJDING VAN MYCOTOXINEN 5.7.1. De landbouwer pakt het risico voor mycotoxinen goed aan 5.7.2. Maïsvelden worden omgeploegd voordat er voor menselijke consumptie bestemde granen worden op ingezaaid
5. SCHADELIJKE ORGANISMEN: 5.8. MAATREGELEN TER BESTRIJDING VAN BLAUWE SCHIMMEL BIJ TABAK 5.8.1. Maatregelen worden getroffen om blauwe schimmel bij tabak te bestrijden
6. CORRIGERENDE MAATREGELEN 6.1. Exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten passende herstelmaatregelen nemen wanneer zij in kennis worden gesteld van tijdens de officiële controles vastgestelde problemen
B. Registraties (registers) 1. ALGEMENE EISEN 1.1. IDENTIFICATIE VAN PRODUCENT 1.1.1. De landbouwer is geregistreerd 1.1.2. Elke productie-/teeltplaats kan duidelijk worden geïdentificeerd
1.2. DOSSIER IN EN OUT 1.2.1. De exploitant beschikt over systemen of procedures voor de registratie van ontvangen producten
PB 07 - CL 02 - REV 1 - 2012 - 8/8 1.2.2. De exploitant beschikt over systemen of procedures voor de registratie van afgevoerde producten
3. REGISTERS VOOR DE PIMAIRE PLANTAARDIGE PRODUCTIE EN REGISTRATIES 3.1. Een register over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en biociden is beschikbaar en dat wordt correct ingevuld 3.2. Een register over de aanwezigheid van voor planten schadelijke organismen of ziekten die de veiligheid van producten van plantaardige oorsprong kunnen aantasten, met inbegrip van de fystosanitaire aspecten, is beschikbaar en het wordt correct ingevuld 3.3. Een register over de analyseresultaten is beschikbaar en het wordt correct ingevuld 3.4. Er is een register beschikbaar over het gebruik van genetisch gemodificeerd zaaizaad en dat register wordt correct ingevuld 3.5. Klachten worden geregistreerd
C. Meldingsplicht 1. De meldingsplicht is gekend en wordt, indien nodig, toegepast
DE EINDBEOORDELING ADVIES: gunstig / ongunstig Slotbemerkingen:
De hoofdauditor
De exploitant