Verantwoordelijke uitgever: Federaal agentschap voor de kinderbijslag Voor alle inlichtingen: FAMIFED Departement Ondersteuning - Research en Financiën Trierstraat 70 – 1000 Brussel e-mail:
[email protected] www.FAMIFED.be of www.kindergeld.be U kunt op aanvraag extra exemplaren verkrijgen. e-mail:
[email protected] De gegevens van deze studie mogen enkel worden overgenomen mits bronvermelding. Deze studie is louter informatief en mag niet beschouwd worden als juridisch bindend voor het Agentschap.
Inhoudstafel INLEIDING ......................................................................................................................... 1 1. SITUATIESCHETS VAN DE VERSCHILLENDE RECHTSBRONNEN ......................................... 3 1.1. DE EUROPESE VERORDENINGEN ................................................................................. 3 1.1.1. De betrokken landen ............................................................................................................3 1.1.2. De betrokken personen ........................................................................................................4 1.1.3. De betrokken bijslagen .........................................................................................................4 1.1.4. Voorrangsregels ....................................................................................................................5
1.2. DE BILATERALE OVEREENKOMSTEN ........................................................................ 5 1.3. DE DOOR DE MINISTER TOEGESTANE ALGEMENE EN INDIVIDUELE AFWIJKINGEN .... 6 2. STATISTISCHE ANALYSE ................................................................................................. 9 2.1. BELGISCHE KINDERBIJSLAG BETAALD VOOR GEZINNEN IN HET BUITENLAND ........... 9 2.1.1. Globale resultaten .................................................................................................................9 2.1.2. Vergelijking met de buitenlandse kinderbijslag betaald aan gezinnen in België ............... 13
2.2. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN EN VAN DE RECHTGEVENDE KIINDEREN VOLGENS DE RECHTSBRON ........................................................................................... 15 2.2.1. EU-verordeningen .............................................................................................................. 17 2.2.1.1. Frankrijk en Nederland ................................................................................................................18 2.2.1.2. De nieuwe lidstaten van de EU ...................................................................................................20 2.2.1.3. Kraamgeld en adoptiepremie .....................................................................................................24
2.2.2. Bilaterale overeenkomsten ................................................................................................ 24 2.2.3. Door de minister toegestane algemene en individuele afwijkingen .................................. 26 2.2.4. Vergelijking van de rechthebbenden volgens rechtsbron .................................................. 26
2.3. BETAALDE BEDRAGEN ........................................................................................... 29 3. VERGELIJKING TUSSEN DE BELGISCHE EN NIET-BELGISCHE RECHTHEBBENDEN .............. 32 3.1. DE GLOBALE CIJFERS: VERDELING TUSSEN BELGEN EN NIET-BELGEN ....................... 32 3.2. VERDELING VAN DE BELGISCHE EN NIET-BELGISCHE RECHTGEVENDE KINDEREN VOLGENS LAND VAN VERBLIJF ...................................................................................... 32 3.3. VERDELING VAN DE RECHTGEVENDE KINDEREN VOLGENS DE RECHTSBRON ........... 33 3.4. VERDELING VAN DE BELGISCHE EN NIET-BELGISCHE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE RECHTSGROND............................................................................................................. 34 3.5. VERDELING VAN DE UITGAVEN TUSSEN BELGISCHE EN NIET-BELGISCHE RECHTHEBBENDEN ....................................................................................................... 35 BESLUIT ........................................................................................................................... 37
INLEIDING 2014, een sleuteljaar... De jaarlijkse statistiek van de kinderen die buiten België worden opgevoed is de telling van de Belgische kinderbijslag betaald voor kinderen die in het buitenland worden opgevoed en van wie de rechthebbende het recht verkrijgt in België op basis van zijn socioprofessionele situatie. In deze editie worden de uitgaven van 2014 en het aantal rechthebbenden en rechtgevende kinderen op 31 december 2014 geanalyseerd. De kinderbijslagfondsen bezorgden de gegevens voor deze statistiek. Tot in 2013 specifieerden de richtlijnen van FAMIFED duidelijk dat de rechthebbenden waarmee men moest rekening houden geen Belgische nationaliteit mochten hebben. De aantallen die zo in de loop der jaren werden geteld werden dus altijd als van vreemde nationaliteit beschouwd. Maar dat was niet het geval. Voor 2014 verzocht FAMIFED de fondsen immers om statistieken te bezorgen voor zowel buitenlandse als Belgische rechthebbenden. De samengevoegde aantallen van die twee soorten rechthebbenden verschilden verbazend genoeg niet duidelijk van de vorige totalen. De fondsen werden hierover ondervraagd en de meeste daarvan verduidelijkten dat er vroeger geen enkele nationaliteitsfilter op de rechthebbenden werd toegepast. De gegevens gaan overigens voor het eerst over alle sectoren in plaats van enkel over de werknemerssector. De gelijkschakeling op 1 juli 2014 van de tot dan verschillende geldende regelingen (werknemers, zelfstandigen, ambtenaren) betekende voor de kinderbijslag immers een grote verandering. Er is dus nog maar één kinderbijslagsector, ongeacht het socioprofessionele statuut van de persoon die het recht verkrijgt1. Daardoor wordt, sinds juli 2014, de kinderbijslag uitsluitend betaald door de kinderbijslagfondsen (werknemers en zelfstandigen), FAMIFED (werknemers, zelfstandigen, overheidsdiensten2 en gewaarborgde gezinsbijslag) en de Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels3 (provinciale en plaatselijke
overheidsdiensten). FAMIFED
beschikte op 31 december 2014 dus over een uitgebreid overzicht van de betrokken aantallen (maar zonder de werknemers nog langer van de zelfstandigen te kunnen onderscheiden).
1
Er bestaat ook een residuair recht, de gewaarborgde gezinsbijslag, dat enkel geldt indien er in een Belgisch, buitenlands of internationaal stelsel geen enkel ander recht op kinderbijslag kan worden gevonden. De toekenning van de gewaarborgde gezinsbijslag hangt, onder andere, af van trimestriële inkomensvoorwaarden die niet mogen worden overschreden en van verblijfsvoorwaarden. 2 Met uitzondering van het ministerie van Defensie waarvoor FAMIFED de uitbetaling maar in september 2014 heeft overgenomen. 3 De Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels (DIBISS) heette in 2014 nog de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten (RSZPPO).
1 1
Een andere belangrijke aanpassing vormt het feit dat men in de globale cijfers rekening houdt met algemene en individuele door de minister toegestane afwijkingen ten gunste van Belgische rechthebbenden, daar waar in de vorige edities enkel de niet-Belgische rechthebbenden in de totalen van de afwijkingen waren meegeteld. We kunnen er dus van uitgaan dat deze uitgave alle sectoren en alle nationaliteiten omvat. Door al die wijzigingen onderscheidt deze uitgave zich duidelijk van de vorige en zullen sommige gegevens van 2014 niet meer in een historisch perspectief kunnen worden geplaatst. Het eerste deel van de studie geeft een overzicht van de belangrijkste rechtsbronnen waarin die tegemoetkoming geregeld wordt. De resultaten van de tellingen worden geanalyseerd in een tweede deel. Daarin behandelt men zowel de globale resultaten als de verdeling over de Belgische en niet-Belgische rechthebbenden. Er wordt ook vergeleken met de kinderbijslag die buitenlandse instellingen betalen aan gezinnen die in België verblijven. Er is ook een speciaal hoofdstuk gewijd aan de uitgaven. Bijlage 1 bevat verscheidene tabellen met de aantallen en de bedragen per land waar het kind verblijft, voor alle soorten rechthebbenden en ongeacht of ze Belg zijn of niet. Er wordt ook een onderscheid gemaakt volgens de rechtsbron. De specifieke barema’s die van toepassing zijn in het kader van de bilaterale overeenkomsten zijn opgenomen in bijlage 2.
2
1. SITUATIESCHETS VAN DE VERSCHILLENDE RECHTSBRONNEN Er bestaan grote afwijkingen van de algemene regel in artikel 52 van de Algemene Kinderbijslagwet (AKBW) die stelt dat er geen kinderbijslag betaald moet worden voor kinderen die niet in België worden opgevoed of die er geen lessen volgen. Er zijn meer bepaald drie rechtsbronnen op basis waarvan recht op kinderbijslag toegekend kan worden voor die kinderen: 1. Europese verordeningen; 2. bilaterale overeenkomsten; 3. algemene en individuele afwijkingen. Deze studie geeft een overzicht van de rechtsbronnen op 31 december 2014.
1.1. DE EUROPESE VERORDENINGEN
Door de verordening (EG) nr. 883/2004 en haar toepassingsverordening (EG) nr. 987/2009 kunnen gezinsleden die niet op het grondgebied van de bevoegde lidstaat verblijven gezinsbijslag krijgen. Deze verordeningen nr. 883/2004 en 987/2009, die op 1 april 2010 in werking traden, vervangen de Europese verordening nr. 1408/71 (van 14 juni 1971) en de uitvoeringsverordening nr. 574/72 (van 21 maart 1972) die sinds 1 oktober 1972 toegepast werden. Ze worden in het verdere verloop van dit document over het algemeen als “EU-verordeningen” aangeduid.
1.1.1. De betrokken landen De staten waarin de verzekerde zich op de bepalingen van de (EG) verordeningen nr. 883/2004 en 987/2009 kan beroepen zijn de volgende:
de lidstaten van de Europese Unie: Duitsland, Oostenrijk, België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Spanje, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Polen, Portugal, Tsjechië, Slovakije, Roemenië, het Verenigd Koninkrijk, Slovenië, Zweden, Kroatië;
3
Sinds 1 april 2012 heeft de term ‘lidsta(a)t(en)’ in de verordeningen 883/2004 en 987/2009 ook betrekking op Zwitserland;4
Sinds 1 juni 2012 zijn deze verordeningen ook van toepassing op Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.5
1.1.2. De betrokken personen De verordeningen nr. 883/2004 en 987/2009 betreffen alle burgers, evenals hun gezinsleden en overlevenden, van de Europese Unie, de onderdanen van de staten van de Europese Economische Ruimte (IJsland, Liechtenstein en Noorwegen), de Zwitserse onderdanen, de vluchtelingen en staatlozen die in een lidstaat van de Europese Unie, van de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland verblijven, die aan de wetgeving van een of meer lidstaten zijn of waren onderworpen. Ze betreffen eveneens de onderdanen van derde Staten, in de relaties met de lidstaten van de Europese Unie, uitgezonderd Denemarken en het Verenigd Koninkrijk.67
1.1.3. De betrokken bijslagen De verordening 883/2004 geldt voor de gezinsbijslag waarin de verschillende lidstaten voorzien. Het begrip “gezinsbijslag” omvat “alle verstrekkingen en uitkeringen ter tegemoetkoming van de gezinslasten, met uitzondering van voorschotten op onderhoudsbijdragen, en de bijzondere uitkeringen bij geboorte of adoptie”.8 Hoewel het kraamgeld en de adoptiepremie uitdrukkelijk buiten het materiële toepassingsgebied van de verordening 883/2004 vallen, kunnen, enkel voor de actieve werknemers, deze twee uitkeringen, die als “sociale voordelen” worden beschouwd, overeenkomstig artikel 7, 2 van de verordening 1612/68 toch worden uitgevoerd voor de kinderen die in een andere lidstaat zijn geboren of geadopteerd.9 4
Op basis van beslissing nr. 1/2012 van het Gemengd Comité, ingesteld door het akkoord tussen de Europese Gemeenschap en de lidstaten enerzijds en de Zwitserse Confederatie anderzijds, over het vrij verkeer van personen en in werking getreden op 1 april 2012. Zie CO nr. 1383 bijlage 4 van 6 juli 2012. 5 Overeenkomstig de beslissingen nr. 76/2011 van 1 juli 2011 en 133/2011 van 2 december 2011 van het Gemengd Comité van Europese Economische Ruimte. Zie CO nr. 1383 bijlage 6 van 19 november 2012. 6 Verordening (EU) nr. 1231/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010. 7 De verordeningen 1408/71 en 574/72 blijven van toepassing voor Denemarken en het Verenigd Koninkrijk aangaande de onderdanen van derde Staten omdat deze twee landen de verordening (EU) nr. 1231/2010 van het Europees Parlement en van de Raad van 24 november 2010 niet ondertekend hebben 8 Artikel 1, z) van titel 1 van de verordening 883/2004. 9 Zie MO. nr. 583 van 6 oktober 2003 en addendum en ook de CO 949 bijlage 67 en de CO 1383.
4
Deze verordening wordt toegepast bij ontstentenis van een overeenkomst betreffende de toekenning van het kraamgeld. Dus de afgesloten bilaterale overeenkomsten tussen België en respectievelijk Frankrijk, Luxemburg en Duitsland primeren. Die akkoorden slaan niet op het kraamgeld, dat dus enkel op basis en onder de voorwaarden van de verordening 1612/68 kan worden uitgevoerd.
1.1.4. Voorrangsregels Wanneer de rechten voor dezelfde periode en voor dezelfde gezinsleden worden verkregen op grond van de wetgeving van meer dan één lidstaat gelden de volgende voorrangsregels:
Het recht wordt in de eerste plaats verkregen op grond van een al dan niet bezoldigde activiteit. Het begrip bezoldigde (en onbezoldigde) activiteit dekt de situaties waarin een activiteit daadwerkelijk wordt uitgeoefend, maar ook gelijkgestelde situaties.
Het recht wordt in de tweede plaats verkregen op grond van een pensioen.
Het recht wordt ten slotte verkregen op grond van de verblijfplaats.
Wanneer de uitkeringen op dezelfde grondslag door meer dan een lidstaat zijn verschuldigd, bepaalt artikel 68 van de verordening 883/2004 een precieze volgorde en anticumulatieregels. Indien het bedrag van de verschuldigde bijslag volgens die wetgeving lager ligt dan het bedrag volgens de wetgeving van de andere betrokken staat betaalt de bevoegde instelling van die staat een aanvullende toeslag. Die toeslag is niet verschuldigd wanneer het recht enkel op de verblijfplaats berust.
1.2. DE BILATERALE OVEREENKOMSTEN Sommige landen die geen deel uitmaken van de Europese Economische Ruimte sloten met België een bilaterale overeenkomst waarin het recht op kinderbijslag is vastgelegd. Zo heeft België bilaterale overeenkomsten gesloten met Marokko, Turkije, Tunesië, Algerije, Kroatië, Macedonië, Bosnië-Herzegovina, Montenegro (op 1 juni 2014) en Servië (op 1 september 2014). Bovendien blijft het bilaterale akkoord met de voormalige Republiek Joegoslavië geldig voor Kosovo. Kroatië is op 1 juli 2013 toegetreden tot de EU en is dus sindsdien onderworpen aan de Europese verordeningen.
5
Voor Macedonië, Bosnië- Herzegovina, Servië en Montenegro zijn het dezelfde bedragen als de geldende gewone kinderbijslag in België (met verhoging volgens rang en leeftijd van het kind), maar zonder recht op andere toeslagen, noch op kraamgeld of op de adoptiepremie. Voor de andere landen waarmee België een bilaterale overeenkomst sloot, zijn specifieke schalen van toepassing. Voor de andere werknemers dan mijnwerkers variëren de bedragen in de overeenkomsten met Marokko, Tunesië en Turkije tussen 27,21 EUR en 32,31 EUR (per maand) naargelang de rang van het kind, tot maximaal vier kinderen10. In de overeenkomst met de voormalige Republiek Joegoslavië is over het algemeen een bedrag van 12,39 EUR vastgelegd per kind (per maand), tot maximaal vier kinderen (dat bedrag is niet gekoppeld aan de consumptieprijsindex). De overeenkomsten met Turkije, Tunesië en Marokko omvatten bepalingen voor invaliden, gepensioneerden en wezen. De bilaterale overeenkomsten voorzien niet in de toekenning van kraamgeld of een adoptiepremie. In de bilaterale overeenkomsten met Macedonië en Bosnië-Herzegovina is bepaald dat een leeftijdsbijslag wordt toegekend. Dit is niet het geval in de andere bilaterale overeenkomsten. In de bilaterale overeenkomsten met Marokko, Turkije, Tunesië en Algerije ten slotte is de kinderbijslag beperkt tot vier kinderen in het gezin en liggen de bedragen veel lager dan het Belgische barema. Zo is het bedrag voor het eerste kind maar 30 % van het bedrag voor het eerste kind in de gewone schaal van het Belgische barema. Voor het vierde kind is dat maar 13 %.
1.3. DE DOOR DE MINISTER TOEGESTANE ALGEMENE EN INDIVIDUELE AFWIJKINGEN Artikel 52, derde lid AKBW bepaalt dat de bevoegde minister van Sociale Zaken voor behartigenswaardige categorieën een afwijking kan toestaan van de voorwaarde van het eerste lid van ditzelfde artikel dat bepaalt dat kinderbijslag niet verschuldigd is voor buiten België opgevoede kinderen. Het betreft door de minister toegestane algemene afwijkingen. Hiertoe is het voorafgaand advies van het Beheerscomité van het Federaal agentschap voor de kinderbijslag (FAMIFED) vereist. Na een gunstig advies van dat comité wordt de algemeen toegestane afwijking per ministeriële omzendbrief meegedeeld.
10
De vermelde bedragen zijn aan index 119,62 van kracht op 1 december 2012 en nog altijd van toepassing op 31 december 2014. Zie ook de bijlage 2.
6
Er bestaat nog slechts één dergelijke ministeriële omzendbrief, uit 2007. Daarin wordt een algemeen toegestane afwijking gegeven aan studenten die zonder studiebeurs verder studeren in een land buiten de EER of in een land waarmee België geen bilaterale overeenkomst gesloten heeft (beperkt tot maximum één bijkomend academiejaar).1112 In het tweede lid van artikel 52 AKBW wordt aan de minister van Sociale Zaken (of de door hem aangewezen ambtenaar van de FOD Sociale Zekerheid) de bevoegdheid gegeven om afwijkingen toe te staan voor behartenswaardige individuele gevallen voor kinderen in het buitenland. Voor die afwijkingen is geen enkel advies van het Beheerscomité vereist.
11
Zie MO nr. 599 van 16 juli 2007. Voordien moesten die studenten bij de minister van Sociale Zaken een individueel toegestane afwijking aanvragen: Bron "Vereenvoudigde procedures voor kinderbijslag voor studenten", persbericht van 27/9/2007, op www.FAMIFED.be.
12
7
2. STATISTISCHE ANALYSE 2.1. BELGISCHE KINDERBIJSLAG BETAALD VOOR GEZINNEN IN HET BUITENLAND
2.1.1. Globale resultaten13 In dit hoofdstuk worden alle aantallen voorgesteld, rekening houdend met de Belgische en buitenlandse rechthebbenden, voor alle rechtsbronnen14. Het onderscheid tussen beide categorieën rechthebbenden wordt verderop in de studie gemaakt (zie hoofdstuk 3, bladzijde 32).
De telling van 2014 omvat voortaan alle sectoren13 en niet alleen die van de werknemers zoals dat in de vorige uitgaven het geval was. Bovendien zitten alle aantallen waarvoor een afwijking geldt in de globale cijfers, daar waar men tot 2013 enkel rekening hield met de afwijkingen van de nietBelgische rechthebbenden.
Daardoor is het historisch perspectief voortaan scheefgetrokken en zal deze uitgave minder dan de vorige uitgaven de evoluties analyseren. Op 31 december 2014 genoten 31.526 rechthebbenden het recht op kinderbijslag voor 56.902 buiten België opgevoede rechtgevende kinderen. De betalingen bedragen in totaal ongeveer 100.475.550 EUR in 2014. Dat is een schatting, want dat bedrag omvat niet de betalingen die sommige overheidsinstellingen15 in een deel van 2014 nog rechtstreeks hebben uitgevoerd en waarvan wij de bedragen niet kennen. Dat totaal omvat dan wel de kinderbijslag die in het eerste kwartaal in de sector van de zelfstandigen16 werd uitbetaald, goed voor 3.175.199 EUR, maar er is geen informatie beschikbaar over de wijze waarop dat bedrag per land en/of rechtsbron werd verdeeld.
13
In de globale resultaten per land wordt geen enkel onderscheid gemaakt tussen de toegepaste rechtsbron. Er zijn drie rechtsbronnen: Europese verordeningen, bilaterale overeenkomsten en de algemene en individueel toegestane afwijkingen. Zie hoofdstuk 1 voor meer details. 15 Die betrokken overheidsinstellingen zijn: Universiteit Antwerpen, HR Rail, de overheidsinstellingen waarvan de kinderbijslag werd betaald door de CDVU - dienst Betalingen Wedden van de FOD Financiën en van Landsverdediging. 16 Bron: Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ), http://www.inasti.be/nl 14
9 9
De financiële gegevens in de tabellen en bijlagen van deze studie omvatten dus niet het bedrag van 3.175.199 EUR en vormen een totaal van 97.300.351 EUR (100.475.550 EUR - 3.175.199 EUR).
Uit de grafiek valt af te leiden dat de voor deze studie betrokken aantallen sinds het einde van de jaren '80 constant stijgen. De forse stijging in 2014 wordt in hoofdzaak natuurlijk verklaard door rekening te houden met alle sectoren. Alleen al in de sector van de werknemers lag de in de afgelopen jaren geregistreerde jaarlijkse stijging tussen 2 en 3 %.
Voor het geheel van de kinderbijslagsector vertegenwoordigen de in deze studie vermelde rechthebbenden 2,03 % en de rechtgevende kinderen 2,05 %.
Tabel 1 hierna vergelijkt dat aandeel met 2013. De vastgestelde daling lijkt erop te wijzen dat er bij de zelfstandigen en de overheidssector proportioneel gezien minder kinderen in het buitenland worden opgevoed dan bij de werknemers. Tabel 1: Het aandeel van de kinderbijslag voor buiten België opgevoede kinderen in vergelijking met het totaal aantal rechtgevende kinderen 2014
2013 (werknemerssector)
De rechthebbenden De kinderen
rechtgevende
2,03 %
2,17 %
2,05 %
2,29 %
10
Door rekening te houden met alle sectoren is het aantal rechtgevende kinderen opgevoed buiten België gedaald, namelijk van 1,88 naar 1,80 kinderen per rechthebbende. Die verhouding was sinds 2011 stabiel gebleven, na een lange neerwaartse beweging ingezet in 1966, toen men nog 3,03 kinderen per rechthebbende telde. In 2014 had een rechthebbende gemiddeld 1,80 kinderen, en dat komt nu erg dicht in de buurt van het gemiddelde van 1,78 kinderen voor de globale kinderbijslagsector.
De grafiek hieronder visualiseert die tendens voor de laatste vijf decennia, waarbij men moet weten dat 2014 voortaan alle sectoren van de kinderbijslag omvat en niet alleen die van de werknemers.
De afname van de gezinsgrootte moet in verband gebracht worden met het stijgende aandeel van de rechthebbenden uit de EU-landen, met gemiddeld kleinere gezinnen dan de landen waarmee België een bilaterale overeenkomst gesloten heeft. Zo werd in 1966 iets minder dan een derde van de buiten België opgevoede kinderen in de EU opgevoed, terwijl de in de EU opgevoede kinderen vandaag een verpletterende meerderheid vormen. Op 31 december 2014 ging het immers om 93,01 % van de rechtgevende kinderen en 90,72 % van de rechthebbenden verkreeg het recht op kinderbijslag voor die kinderen. De uitgaven voor de groep kinderen opgevoed in een EU-lidstaat bedroegen 94,07 % van de totale uitgaven. De kinderen opgevoed in een land buiten de EU vormen dus een zeer kleine minderheid met nauwelijks 2.925 kinderen (6,99 %).
11
De stijging van het aantal kinderen opgevoed in een EU-land doet zich vooral voor in Frankrijk, Nederland en meer recent in de nieuwe EU-lidstaten. De daling van het aantal kinderen opgevoed in een land buiten de EU is hoofdzakelijk het gevolg van een daling van het aantal kinderen van Marokkaanse rechthebbenden. Tabel 2 geeft voor de belangrijkste landen van verblijf de verdeling van de kinderen opgevoed buiten België weer. Tabel 2: Verdeling van de rechthebbenden en de rechtgevende kinderen volgens land van verblijf (belangrijkste landen) - Situatie op 31 december 2014
Land van verblijf
Aantal rechthebbenden
Aantal rechtgevende kinderen
Rechtgevende kinderen in %
Betaalde bedragen
Bedragen in % in EUR
Frankrijk Nederland Polen Roemenië Spanje Italië Portugal Duitsland Andere EU-landen EU-LANDEN Marokko Verenigde Staten Andere landen LANDEN BUITEN EU
17.865 4.816 2.861 623 569 380 413 309 765 28.601 771 460 1.694 2.925
33.981 8.764 4.843 1.161 1.018 666 632 549 1.312 52.926 1.385 478 2.113 3.976
59,72% 15,40% 8,51% 2,04% 1,79% 1,17% 1,11% 0,96% 2,31% 93,01% 2,43% 0,84% 3,71% 6,99%
54.942.037 14.742.017 10.032.649 1.914.617 2.839.929 1.601.961 1.483.542 422.770 3.549.588 91.529.108 647.732 926.487 4.197.025 5.771.243
56,47% 15,15% 10,31% 1,97% 2,92% 1,65% 1,52% 0,43% 3,65% 94,07% 0,67% 0,95% 4,31% 5,93%
TOTAAL
31.526
56.902
100,00%
97.300.351
100,00%
Frankrijk blijft met ruime voorsprong het belangrijkste land van verblijf met 33.981 kinderen, wat overeenstemt met bijna 2 kinderen op 3 (59,72 %). Na Frankrijk telt Nederland het grootste aantal buiten België opgevoede kinderen, namelijk 8.764 rechtgevende kinderen (15,40 % van het totaal). Polen verving Marokko als derde meest vertegenwoordigde land sinds 2010 en was in 2014 goed voor 4.843 rechtgevende kinderen. De Poolse kinderen vertegenwoordigen nu meer dan een kind op twaalf (8,51 %). Die drie landen vertegenwoordigen zo 83,63 % van het totale aantal rechtgevende en in het buitenland opgevoede kinderen.
Marokko blijft op de vierde plaats staan met 1.385 rechtgevende kinderen (2,43 % van het totaal). Het is opmerkelijk dat voor Marokko het aandeel van de betaalde bedragen (0,67 %) bijna viermaal kleiner is dan het aandeel van de rechtgevende kinderen (2,64 %). Dat komt omdat de met dat land overeengekomen barema's lager liggen.
12
Frankrijk, Nederland, Polen en Marokko nemen samen 86,07 % van het totale aantal buiten België opgevoede kinderen voor hun rekening. In het geval van Frankrijk en Nederland kan dit verklaard worden door de nabijheid, want het gaat hoofdzakelijk om grensarbeiders die in België komen werken17. Voor Marokko kunnen we de historische immigratie als reden opgeven. In de jaren 1960 en begin 1970 ving de Belgische staat het gebrek aan arbeidskrachten op de arbeidsmarkt op door massaal een beroep te doen op de immigratie van onder andere Marokkaanse werknemers. Eerst via door de minister toegestane algemene afwijkingen en vervolgens door de bilaterale overeenkomst met Marokko kregen deze werknemers de mogelijkheid om recht op kinderbijslag te verkrijgen voor hun kinderen die ze in hun land van oorsprong opvoedden. Na een sterke aanwezigheid van Marokkaanse kinderen in de statistieken van de buiten België opgevoede kinderen begon hun aantal echter vanaf 1985 te dalen door de sluiting van de steenkoolmijnen. Gezinsherenigingen in België, naturalisaties en de kinderen die geleidelijk de leeftijdsgrens overschreden om nog recht te hebben op kinderbijslag, zijn de voornaamste factoren die onvermijdelijk geleid hebben tot een daling van de Marokkaanse aantallen.18 19 De situatie van Polen kunnen we verklaren door de massale toevloed van Poolse arbeiders die werk kwamen zoeken in België, met name in de bouwsector. Op 1 januari 2013 vormden de Poolse migranten 5,15 % van alle 1.195.122 personen met vreemde nationaliteit in het Rijksregister. Ter vergelijking, dit is meer dan de Spanjaarden (4,55 %), de Duitsers (3,33 %), de Portugezen (3,25 %) of de Turken (3,18 %). 20
2.1.2. Vergelijking met de buitenlandse kinderbijslag betaald aan gezinnen in België Net zoals Belgische kinderbijslag uitgevoerd kan worden naar gezinnen in het buitenland, kunnen buitenlandse regelingen kinderbijslag betalen aan gezinnen die in België verblijven. De Europese verordeningen hebben namelijk als principe dat het land van tewerkstelling bevoegd is voor de sociale uitkeringen aan personen die in een van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte (EER) verblijven.
17
Zie in dit verband “1. Frankrijk en Nederland” op blz. 17 en volgende. Zie MO nr. 195 van 4 juli 1963, MO nr. 201 van 8 april 1964 en MO nr. 213 van 5 oktober 1964. 19 Belgisch-Marokkaanse overeenkomst van 24 juni 1968. 20 Interfederaal Gelijkekansencentrum - Jaarverslag Migratie 2013 (de gegevens van 2014 waren nog niet beschikbaar bij de opmaak van deze studie) http://www.diversiteit.be/jaarverslag-migratie-2013 18
13
In deze paragraaf bekijken we de situatie van drie buurlanden: het Groothertogdom Luxemburg, Nederland en Frankrijk. Gegevens over betalingen door Duitsland en het Verenigd Koninkrijk zijn niet beschikbaar per land van verblijf. Tabel 3 hieronder bevat de gegevens van 2013 voor de drie betrokken landen. In tegenstelling tot België zijn de kinderbijslagregelingen van de buurlanden universeel en niet professioneel.21 Tabel 3: Kinderbijslag betaald door buitenlandse instellingen aan gezinnen die in België verblijven in het dienstjaar 201322 Land
Aantal kinderen
Uitgaven in euro (x 1.000)
Gemiddeld bedrag in euro per kind per maand
Luxemburg Frankrijk Nederland
Niet beschikbaar 2.776 8.929
85.473 4.264 8.282
128,00 77,29
TOTAAL
-
98.019
-
In 2013 betaalden Luxemburg, Frankrijk en Nederland samen 98,02 miljoen EUR aan in België verblijvende gezinnen. Dit is een lichte daling ten opzichte van 2012 (98,88 miljoen EUR).
Frankrijk, het Groothertogdom Luxemburg en Nederland betaalden in 2013 voor rechtgevende kinderen in België 98,02 miljoen EUR. In vergelijking daarmee betaalde de Belgische werknemersregeling voor datzelfde jaar 84,45 miljoen EUR voor 24.825 rechthebbenden en 45.598 kinderen. Volledigheidshalve moeten hier nog de uitgaven aan toegevoegd worden voor de regeling van de zelfstandigen (5,7 miljoen EUR in 2012) en die van de overheidssector (bedrag niet gekend). Het verschil tussen de uitgevoerde en de ontvangen bedragen blijft dus positief, ook al vertonen de saldi tussen de landen onderling sterk verschillende profielen, zoals een zeer groot overschot bij Luxemburg (+85 miljoen EUR), maar een aanzienlijk tekort bij Frankrijk (-49 miljoen EUR) in 2013. 23
21
De cijfers van 2014 zijn niet beschikbaar. Bronnen: Groothertogdom Luxemburg: Inspection générale de la Sécurité sociale Luxembourg. Gezinsbijslag, Reeks statistieken Frankrijk: « Rapport statistique 2013», Centre de Liaisons Européennes et Internationales de Sécurité sociale (C.L.E.I.S.S.). Nederland: « Kwartaalbericht, Directie Financieel Economische Zaken, Afdeling Informatievoorziening en Onderzoek, Sociale Verzekeringsbank, 2014-3. 23 Die verschillen houden geen rekening met de overheidssector en de zelfstandigen, die niet in de editie van 2013 voorkomen. 22
14
2.2. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN EN VAN DE RECHTGEVENDE KIINDEREN VOLGENS DE RECHTSBRON Tabel 4 op volgende pagina geeft de verdeling van de buiten België opgevoede kinderen volgens de rechtsbron weer. Het is geen verrassing dat het grootste deel van de kinderbijslag van buiten België opgevoede kinderen wordt betaald op basis van de EU-verordeningen. In de volgende paragrafen wordt de evolutie van de aantallen per rechtsbron besproken.
15
Tabel 4: Verdeling van de kinderen opgevoed buiten België volgens de rechtsbron - periode: 2004 – 2014 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014*
Rechthebbenden
17.093
17.655
17.662
18.654
20.173
20.770
21.789
23.449
24.195
24.825
31.526
Rechtgevende kinderen
32.985
33.858
34.044
36.088
38.885
39.873
41.611
44.176
45.480
46.598
56.902
Gemiddeld aantal kinderen per rechthebbende
1,93
1,92
1,93
1,93
1,93
1,92
1,91
1,88
1,88
1,88
1,80
Rechthebbenden
15.699
16.287
16.451
17.511
19.009
19.698
20.732
22.359
23.222
23.923
28.635
Rechtgevende kinderen
29.976
31.036
31.535
33.798
36.628
37.836
39.640
42.242
43.706
44.963
53.023
Kraamgeld en adoptiepremie
371
240
213
270
257
264
358
313
388
391
364
Gemiddeld aantal kinderen per rechthebbende
1,91
1,91
1,92
1,93
1,93
1,92
1,91
1,89
1,88
1,88
1,85
Rechthebbenden
1.337
1.308
1.170
1.101
1.094
1.003
994
1.023
898
837
974
Rechtgevende kinderen
2.925
2.732
2.446
2.231
2.170
1.944
1.885
1.840
1.665
1.546
1.757
Gemiddeld aantal kinderen per rechthebbende
2,19
2,09
2,09
2,03
1,98
1,94
1,90
1,80
1,85
1,85
1,80
TOTAAL KINDEREN OPGEVOED BUITEN HET RIJK
EU-VERORDENINGEN
BILATERALE OVEREENKOMSTEN
ALGEMENE EN INDIVIDUEEL TOEGESTANE AFWIJKINGEN Rechthebbenden
57
60
41
42
70
69
63
67
75
65
1.917
Rechtgevende kinderen
84
90
63
59
87
93
86
94
109
89
2.122
Gemiddeld aantal kinderen per rechthebbende
1,47
1,50
1,53
1,17
1,24
1,35
1,37
1,40
1,45
1,37
1,11
* vanaf 2014 wordt met alle sectoren van de kinderbijslag en alle nationaliteiten rekening gehouden
16
16
De onderstaande grafiek toont duidelijk aan hoe de aantallen op basis van de Europese verordeningen en die op basis van de bilaterale overeenkomsten volledig tegengesteld aan elkaar evolueren (wetende dat in 2014 alle sectoren van de kinderbijslag en alle nationaliteiten worden meegeteld).
2.2.1. EU-verordeningen 24 De EU-verordeningen zijn van toepassing op de landen van de Europese Economische Ruimte (EU, IJsland, Noorwegen en Liechtenstein) en Zwitserland.
Op 31 december 2014 telde men 28.635 rechthebbenden die een recht op kinderbijslag verkregen op basis van de EU-verordeningen, voor 53.023 rechtgevende kinderen. Het aandeel van de groep waarvoor kinderbijslag betaald wordt op basis van de EU-verordeningen was in 2014 goed voor 90,83 % bij de rechthebbenden en 93,18 % bij de rechtgevende kinderen. Dat is minder dan in 2013 (respectievelijk 96,37 % en 96,49 %) maar dat komt omdat, in tegenstelling tot de vorige uitgaven, men in 2014 rekening hield met de afwijkingen die aan de Belgische rechthebbenden werden toegestaan.
24
Gedetailleerde resultaten per land voor de kinderbijslag betaald op basis van de Europese verordeningen vindt men in bijlage II bij dit document.
17 17
Het zeer grote aandeel van de rechthebbenden en rechtgevende kinderen op basis van de Europese verordeningen kan worden toegeschreven aan enerzijds de massale aanwezigheid van grensarbeiders van Frankrijk en Nederland en anderzijds de opkomst van de nieuwe EU-lidstaten. Die laatsten vertegenwoordigen nu met 6.661 rechtgevende kinderen 12,56 % van het totaal. Polen vertegenwoordigt het grootste aandeel, met 9,13 % van de rechtgevende kinderen op basis van de EU-verordeningen. Dat land alleen telt al 72,69 % van de kinderen van de nieuwe EU-lidstaten.25 Het gemiddelde aantal kinderen per rechthebbende is in 2014 gedaald, rekening houdend met alle sectoren, want het ging van 1,88 in 2013 naar 1,85 in 2014. Het ligt wel hoger dan het algemeen gemiddelde van deze studie (1,80), dat in dalende zin wordt beïnvloed door de afwijkingen (slechts 1,11 kinderen). Dit gemiddelde van 1,85 blijft evenwel flink hoger dan wat er voor het geheel van de kinderbijslagsector wordt opgetekend en 1,79 kinderen bedraagt.
2.2.1.1. Frankrijk en Nederland Frankrijk is veruit het meest vertegenwoordigde land met 17.860 rechthebbenden (62,37 % van het totaal) en 33.976 rechtgevende kinderen (64,08 % van het totaal), gevolgd door Nederland met 4.806 rechthebbenden (16,78 %) en 8.754 rechtgevende kinderen (16,78 %). Frankrijk en Nederland tellen dus samen ongeveer acht rechthebbenden en kinderen op tien. Deze rechtgevende kinderen zijn hoofdzakelijk kinderen van grensarbeiders26. De evolutie van het aantal grensarbeiders die in België werken en in Frankrijk en in Nederland wonen verklaart dus grotendeels de evolutie van het aantal kinderen in die twee landen. De aantallen van deze uitgave 2014 hebben een forse stijging gekend door rekening te houden met alle sectoren van de kinderbijslag. Toch geven de twee volgende grafieken duidelijk de verhouding weer tussen de evolutie van het aantal grensarbeiders en die van het aantal kinderen waarop deze statistiek betrekking heeft, voor die twee landen over de periode 2002-2014.
25
Zie in dit verband “2. De nieuwe EU-Lidstaten” op bladzijde 20 en volgende. Onder "grensarbeider" wordt verstaan iedere werknemer of zelfstandige die zijn beroepsactiviteit uitoefent in een lidstaat en woont in een andere lidstaat, waarheen hij in principe dagelijks of ten minste eenmaal per week terugkeert. 26
18 18
Bronnen: RIZIV en FAMIFED. 2014 omvat alle kinderbijslagsectoren en alle nationaliteiten. De evolutie van de in Frankrijk gevestigde grensarbeiders is bijzonder merkwaardig. Die kan verklaard worden door de fiscale gunstregeling die die grensarbeiders genieten. Op basis van die regeling betaalt een grensarbeider immers belastingen in het land waar hij woont en niet in het land waar hij werkt, zoals normaal het geval is voor werknemers die werken in een ander land dan dat waar ze wonen. Concreet betekent dit dat de Franse grensarbeiders belastingen betalen in Frankrijk op hun Belgische beroepsinkomsten. Op meer dan een vlak is deze regeling gunstig voor hen. De fiscale druk op arbeid is namelijk minder groot in Frankrijk dan in België. De Franse grensarbeiders betalen overigens in België lagere socialezekerheidsbijdragen dan dat ze in Frankrijk zouden moeten betalen. Ten slotte is de loonregeling vaak aantrekkelijker in België. Sommige sectoren kennen hogere barema’s met daarbovenop dubbel vakantiegeld. Omgekeerd is deze regeling minder gunstig voor grensarbeiders die wonen in België maar werken in Frankrijk. Die situatie zal echter niet blijven duren, aangezien op 17 december 200927 een wet in werking trad die de geldende regels aanzienlijk heeft gewijzigd, ook al moet een onderscheid gemaakt worden tussen twee periodes. Van 2009 tot 2011 bleef de grensarbeidersregeling behouden, op voorwaarde dat de grensarbeiders de Belgische grensregio niet meer dan dertig dagen per kalenderjaar verlaten.28 27
Wet van 7 mei 2009, BS van 8 januari 2010. Onder grensregio wordt verstaan de regio die zich uitstrekt over twintig kilometer aan beide kanten van de Belgisch-Franse grens.
28
19 19
Vanaf 1 januari 2012 blijft de grensarbeidersregeling behouden gedurende 22 jaar29 tot in 2033, maar enkel voor Franse grensarbeiders die al op 31 december 2011 de grensarbeidersregeling genoten. Uit de grafiek blijkt duidelijk dat het aantal grensarbeiders min of meer gelijk bleef sedert de inwerkingtreding van de nieuwe reglementering in 2009.
Bronnen: RIZIV en FAMIFED. 2014 omvat alle kinderbijslagsectoren en alle nationaliteiten. De recentere stijging van het aantal Nederlandse grensarbeiders is wellicht een gevolg van de economische crisis die Nederland nog harder heeft getroffen dan vele andere landen. Het land wordt geconfronteerd met een ongekende vastgoedzeepbel en een enorme schuldenlast. Hoewel zijn economie historisch gezien een modelleerling is binnen de eurozone, bevond het land zich in 2012 en 2013 zelfs in een recessie, met een fors toenemende werkloosheid als gevolg. In 2014 kende het land echter toch weer een lichte groei.
2.2.1.2. De nieuwe lidstaten van de EU Naast Frankrijk en Nederland verklaart de toetreding van nieuwe landen tot de EU ook gedeeltelijk de toename van het aantal buiten België opgevoede kinderen. In 2004 zijn tien landen tot de EU toegetreden: Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië. Op 1 januari 2007 traden ook Bulgarije en Roemenië toe tot de EU.
29
Onder bepaalde bijzondere voorwaarden voor seizoengrensarbeiders.
20 20
De toetreding in 2004 van de nieuwe lidstaten leidde niet direct tot een spectaculaire stijging van de aantallen, omdat er op het gebied van het vrije verkeer van werknemers overgangsmaatregelen ingevoerd werden waarbij het voor de burgers van de nieuwe lidstaten verplicht bleef om eerst een arbeidskaart te verkrijgen. Die overgangsmaatregelen werden ook toegepast op Bulgarije en Roemenië vanaf hun toetreding op 1 januari 2007.3031 Sinds 1 mei 2009 zijn de overgangsmaatregelen opgeheven voor de lidstaten die toegetreden zijn op 1 mei 2004. Dat betekent dat het vrije verkeer van werknemers volledig van toepassing is op de burgers van die landen vanaf die datum en dat ze vrijgesteld zijn van de verplichte arbeidskaart. Dit leidde uiteraard in 2010, het eerste volledige jaar zonder overgangsmaatregel, tot een spectaculaire stijging van het aantal rechthebbenden en rechtgevende kinderen, die zich nadien voortgezet heeft.32 Op 1 juli 2013 is ook Kroatië tot de Europese Unie toegetreden. De onderstaande grafiek toont duidelijk de stijgende tendens van het aantal rechtgevende kinderen in de nieuwe lidstaten, zelfs al moet men eraan herinneren dat het dienstjaar 2014 alle takken van de kinderbijslag omvat en niet alleen die van de werknemers.
30
Die overgangsmaatregelen zijn niet van toepassing op Cyprus en Malta. Koninklijk besluit van 19 december 2006, verschenen in het BS van 28 december 2006. 32 De Bulgaarse en Roemeense burgers bleven tot 31 december 2013 aan de arbeidsvergunningsplicht onderworpen, maar met vereenvoudigde procedures wanneer het om een knelpuntberoep ging. 31
21 21
Tabel 5 geeft een gedetailleerd overzicht van het aantal rechtgevende kinderen van de nieuwe lidstaten per land. We stellen vast dat Polen er sterk uitspringt, met 4.842 kinderen (72,69 %). Op de tweede plaats staat Roemenië, met 1.157 rechtgevende kinderen (17,37 %).
22 22
Tabel 5: Verdeling van de rechthebbenden en de rechtgevende kinderen volgens land van verblijf (nieuwe EU-lidstaten) - Evolutie 2007-2014
Land van verblijf Polen Tsjechië Slowakije Hongarije Slovenië Estland Letland Malta Bulgarije Roemenië
Totaal
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014* RechtRechtgevende RechtRechtgevende RechtRechtgevende RechtRechtgevende RechtRechtgevende RechtRechtgevende RechtRechtgevende RechtRechtgevende hebbenden kinderen hebbenden kinderen hebbenden kinderen hebbenden kinderen hebbenden kinderen hebbenden kinderen hebbenden kinderen hebbenden kinderen 214 414 551 1.022 803 1.479 1.187 2.119 1.678 2.869 2.099 3.555 2.259 3.807 2.860 4.842 30 63 31 58 19 34 12 21 31 52 34 57 32 52 46 76 17 34 24 47 19 37 26 55 38 78 55 94 60 103 81 148 15 34 20 46 18 41 25 52 36 72 27 51 32 64 56 112 4 8 3 5 3 5 3 4 6 11 6 8 12 16 6 10 1 1 1 1 2 3 2 3 2 3 3 5 5 9 3 5 1 1 1 1 2 3 4 6 8 12 12 25 10 24 17 27 1 2 1 3 0 0 0 0 0 0 0 0 1 2 4 5 10 14 36 51 26 36 33 44 43 64 58 92 59 84 111 178 6 7 23 36 55 101 75 139 174 292 270 446 336 531 619 1.157
299
578
691
1.270
947
1.739
1.367
2.443
2.016
3.453
2.564
4.333
2.860
4.776
3.865
6.661
* alle sectoren van de kinderbijslag en alle nationaliteiten zijn vanaf 2014 inbegrepen
23
23
2.2.1.3. Kraamgeld en adoptiepremie Sinds 2003 worden het kraamgeld en de adoptiepremie ook betaald op basis van de Europese verordeningen 33, met uitzondering van Frankrijk en Luxemburg voor wat betreft het kraamgeld. In de bilaterale overeenkomsten met die landen is bepaald dat het kraamgeld wordt betaald in het land waar het kind verblijft en die overeenkomsten blijven namelijk van toepassing. Bijgevolg stelden we in 2003 en 2004 een aanzienlijke toename vast van het aantal gevallen waarvoor kraamgeld of een adoptiepremie werd toegekend op basis van de EU-verordeningen. Sindsdien kende hun aantal een tegengestelde evolutie. In 2014 werd in 364 gevallen kraamgeld toegekend in het buitenland. De voornaamste landen waarnaar kraamgeld werd uitgevoerd zijn Nederland (276), Duitsland (23) en Polen (19). Samen vertegenwoordigen deze drie landen 87,36 % van het totaal. In 2014 werd geen enkele adoptiepremie uitbetaald.
2.2.2. Bilaterale overeenkomsten34 De bilaterale overeenkomsten die België sloot op het vlak van sociale zekerheid vormen een andere rechtsbron op basis waarvan het recht op kinderbijslag kan worden verkregen voor buiten België opgevoede kinderen. België sloot bilaterale overeenkomsten met Marokko, Tunesië, Algerije, Turkije, Joegoslavië35, Macedonië, Servië en Montenegro. Op 31 december 2014 waren er 974 rechthebbenden die een recht op kinderbijslag verkregen op basis van de bilaterale overeenkomsten voor 1.757 rechtgevende kinderen. In 2000 kenden die rechthebbenden nog een aandeel van 11,96 % in de totale groep. In 2014 bedraagt dat aandeel nog maar 3,09 %, zowel voor de rechthebbenden als voor de rechtgevende kinderen.
33
Zie MO. nr. 583 van 6 oktober 2003 en addendum. Vroeger werd de toekenning van het kraamgeld geregeld door de bilaterale overeenkomsten. 34 Gedetailleerde resultaten per land voor de kinderbijslag betaald op basis van de bilaterale overeenkomsten vindt men in bijlage III van dit document. 35 Op 31 december 2014 gold die bilaterale overeenkomst enkel nog voor Kosovo.
24 24
De volgende grafiek toont duidelijk aan dat het aandeel van de bilaterale overeenkomsten in de afgelopen tien jaar is blijven dalen.
Het gemiddelde aantal kinderen per rechthebbende bedraagt in 2014 1,80 en dat ligt lager dan bij de landen die onder de Europese verordeningen vallen (1,85). In 2004 was de gemiddelde gezinsgrootte nochtans nog 2,19. De Marokkaanse rechthebbenden liggen aan de basis van die aanzienlijke daling aangezien de gemiddelde gezinsgrootte gedaald is van 2,22 kinderen in 2004 naar 1,81 in 2014. Toch is Marokko veruit het meest vertegenwoordigde land. Aangezien het land dat op de tweede plaats komt, namelijk Turkije, nauwelijks 1,74 kinderen per rechthebbende telt, is die daling van 2,19 naar 1,80 kinderen in tien jaar niet verwonderlijk. Voor de kinderbijslag toegekend op basis van bilaterale overeenkomsten blijft Marokko duidelijk het land met de grootste aantallen, met 743 rechthebbenden en 1.348 kinderen, of respectievelijk 76,28 % en 76,72 % van het totaal. Na Marokko telt Turkije de grootste aantallen, namelijk 171 rechthebbenden en 238 rechtgevende kinderen. De andere landen in het kader van de bilaterale overeenkomsten tellen maar een klein aantal rechthebbenden en rechtgevende kinderen.
25 25
2.2.3. Door de minister toegestane algemene en individuele afwijkingen36 De laatste groep binnen de kinderbijslagregeling voor buiten België opgevoede kinderen wordt gevormd door de rechthebbenden die recht op kinderbijslag verkrijgen op basis van een algemene of individuele afwijking. Zoals aangegeven op bladzijde 5 kunnen algemene afwijkingen worden toegekend op basis van een ministeriële omzendbrief. Momenteel bestaat er nog maar één dergelijke afwijking voor studenten die zonder studiebeurs verder studeren in een land buiten de EER of in een land waarmee België geen bilaterale overeenkomst gesloten heeft. Niet alleen buitenlandse rechthebbenden maar ook Belgische rechthebbenden kunnen een dergelijk recht verkrijgen. Het betrof 1.528 rechthebbenden in 2014, waaronder 1.292 Belgen (84,55 %), en 1.663 rechtgevende kinderen, waaronder 1.388 Belgen (83,46 %). 37 Het is ook mogelijk om recht op kinderbijslag te verkrijgen voor buiten België opgevoede kinderen op basis van een individueel toegestane afwijking. In 2014 ging het om 389 rechthebbenden, waaronder 362 Belgen (93,06 %), en 459 rechtgevende kinderen, waaronder 428 Belgen (93,25 %).
In totaal werden dus 1.917 afwijkingen toegestaan, voor 2.122 kinderen. De Belgische rechthebbenden, waarmee in deze studie voor het eerst rekening gehouden wordt, vertegenwoordigen 85,58 % van het totaal.
2.2.4. Vergelijking van de rechthebbenden volgens rechtsbron Hierna onderzoeken we de toekenningssituatie op basis waarvan rechthebbenden het recht op kinderbijslag verkrijgen voor rechtgevende kinderen, zowel op basis van de EU-verordeningen als op basis van de bilaterale overeenkomsten. Daarentegen is die toekenningssituatie in het kader van de door de minister toegestane individuele of algemene afwijkingen ons niet bekend. 88,38 % van de rechthebbenden die van de Europese verordeningen afhangen verkrijgt het recht op grond van zijn arbeidsprestaties. Dat is twee keer zo veel als het aantal rechthebbenden van de bilaterale overeenkomsten, met 44,76 %. Onderstaande tabel 6 geeft de samenstelling van de andere rechtsbronnen:
36
Gedetailleerde resultaten voor de kinderbijslag betaald op basis van de door de minister toegestane afwijkingen vindt men in bijlage IV bij dit document. 37 Vroeger moest voor die studenten een door de minister toegestane individuele afwijking worden aangevraagd. Maar sinds ministeriële omzendbrief nr. 599 van 16 juli 2007 is dat niet meer het geval.
26 26
Tabel 6: Verdeling van de rechthebbenden volgens de rechtsbron op basis waarvan het recht op kinderbijslag wordt verkregen Rechtsbron Arbeid Invaliden Werklozen Wezen Gepensioneerden TOTAAL
EU-verordeningen
Bilaterale overeenkomsten
88,40 % 4,49 % 3,62 % 2,33 % 1,16 % 100, - %
44,76 % 15,50 % 0,31 % 15,61 % 23,82 % 100, - %
De grafiek op de volgende pagina illustreert duidelijk de zeer verschillende verdeling overeenkomstig de rechtsbron tussen de Europese verordeningen en de bilaterale overeenkomsten.
27 27
Aandeel van de rechthebbenden volgens de rechtsbron in het totale aantal rechthebbenden - Aandeel van de rechthebbenden die recht op kinderbijslag verkrijgen op basis van arbeidsprestaties, per rechtsbron 2014
44,76 %
6,08%
90,83% 88,38 %
55,24 %
3,09% EU-verordeningen
Arbeidsprestaties Geen arbeidsprestaties
Bilaterale overeenkomsten
EU-verordeningen
Bilaterale overeenkomsten
Rechthebbenden
11,62 % Arbeidsprestaties Geen arbeidsprestaties
Algemene en individuele afwijkingen
28
28
2.3. BETAALDE BEDRAGEN 38 Men kan drie uitgavenstromen onderscheiden: 1. ten bedrage van 97.300.351 EUR met verdeling per land en per rechtsbron; hij bestaat uit:
de uitgaven van de werknemerssector;
het grootste deel van de uitgaven van de overheidssector;
de kinderbijslag van het tweede semester 2014 van de zelfstandigensector;
de gewaarborgde gezinsbijslag
2. ten bedrage van 3.175.199 EUR, dat overeenkomt met de kinderbijslag die de socialezekerheidsfondsen voor zelfstandigen in de loop van het eerste semester 2014 hebben betaald. De RSVZ beschikt niet over de verdeling per land en/of per rechtsbron. 3. een ongekend bedrag dat overeenkomt met de kinderbijslag van de overheidssector die in 2014 nog door andere overheidsinstellingen dan FAMIFED werd uitbetaald.
Het bedrag van 100.475.550 EUR, de som van de stromen 1 en 2, zou het werkelijk in 2014 voor alle sectoren samen betaalde bedrag sterk moeten benaderen indien men ermee rekening houdt dat de ongekende bedragen uit de overheidssector niet bijzonder hoog zouden moeten zijn.
Om verschillende keren eerder in deze studie vernoemde redenen is het niet mogelijk om dat bedrag te vergelijken met wat in het verleden werd uitbetaald. Omdat een deel van de uitgaven van de overheidssector ongekend is, kunnen we evenmin de gemiddelde kosten in 2014 correct berekenen. Maar dat zal vanaf 2015 wel kunnen. Binnen de stroom 1, de enige die een iets diepgaandere analyse mogelijk maakt, vertegenwoordigen de uitgaven op basis van de Europese verordeningen een aandeel van 94,27 %. Het aandeel van de afwijkingen bedraagt 4,84 % en dat van de bilaterale overeenkomsten amper 0,89 %. Dat ligt in lijn met de vroegere vaststellingen. De grafiek op bladzijde 30 vergelijkt het aandeel van de rechtgevende kinderen met dat van de uitgaven. Men kan vaststellen dat de gemiddelde kosten van de bilaterale overeenkomsten duidelijk lager liggen dan die van de andere rechtsbronnen. Dit beperkte aandeel in de uitgaven is te wijten aan de aanzienlijk lagere barema’s voor de kinderbijslag op basis van de bilaterale overeenkomsten.39 Bovendien is de kinderbijslag beperkt tot maximaal vier rechtgevende kinderen.
38
Zie bijlage 1 voor de details van de per land betaalde bedragen. De bilaterale overeenkomsten met Kroatië, Macedonië, Montenegro en Servië die voorzien in de toekenning van kinderbijslag aan Belgische voorwaarden vormen een uitzondering. De barema’s van kracht voor de bilaterale overeenkomsten zijn opgenomen in bijlage V. 39
29 29
Tabel 7 op de volgende bladzijde geeft een historisch overzicht van de uitgaven, van de betrokken kinderen en van de gemiddelde kosten (uitgezonderd voor 2014) per rechtsbron sinds 2004. Vergeten we niet dat men tot in 2013 enkel de werknemerssector in beschouwing nam, terwijl men in 2014 alle sectoren meerekent.
Aandeel van de rechtgevende kinderen volgens rechtsbron in het totaal aantal buiten België opgevoede rechtgevende kinderen - Aandeel van de uitgaven volgens rechtsbron in de totale uitgaven voor de buiten België opgevoede kinderen 2014
Totaal: 97.300.351 3,73% EU-verordeningen 3,09%
93,18%
Bilaterale overeenkomsten Algemene of individuele afwijkingen
4,84% 0,89%
94,27%
30 30
Tabel 7: Kinderbijslag betaald aan kinderen opgevoed buiten België volgens de rechtsbron - Evolutie 2004-2014
Uitgaven Aantal kinderen Gem. kost per kind per maand
2004
2005
2006
2007
2008 2009 ALGEMEEN TOTAAL
41.303.690 32.985
42.456.111 33.858
44.891.787 34.044
47.596.717 36.088
53.825.206 38.885
104,35
104,50
109,89
109,91
115,35
2010
2011
2012
2013
2014*
58.999.707 39.873
64.201.165 41.611
69.383.865 44.176
76.202.976 45.480
84.449.905 46.598
97.300.351 56.902
123,31
128,57
130,89
139,63
151,03
-
a .EU-verordeningen Uitgaven Aantal kinderen Gem. kost per kind per maand
40.056.871 29.976
41.267.001 31.036
43.814.951 31.535
46.551.566 33.798
52.690.869 36.628
57.896.389 37.873
62.950.226 39.640
68.276.319 42.242
75.144.814 43.706
83.415.844 44.963
111,36
110,80
115,78
114,78
119,88
127,39
132,34
134,69
143,28
154,60
91.720.417 53.023 -
b. Bilaterale overeenkomsten Uitgaven Aantal kinderen Gem. kost per kind per maand
1.064.974 2.925
996.865 2.732
895.828 2.446
903.318 2.231
912.411 2.170
848.983 1.944
1.039.680 1.885
907.902 1.840
857.852 1.665
782.097 1.546
30,34
30,41
30,52
33,74
35,04
36,39
45,96
41,12
42,94
42,16
870.219 1.757 -
c. Algemene en individuele afwijkingen Uitgaven Aantal kinderen Gem. kost per kind per maand
182.464 84
192.245 90
181.008 63
141.833 59
221.927 87
254.336 93
211.259 86
199.644 94
200.310 109
251.964 89
181,02
178,00
239,43
200,33
212,57
227,90
204,71
176,99
153,14
235,92
4.709.714 2.122 -
*Vanaf 2014 worden alle sectoren in overweging genomen en niet enkel de sector van de werknemers. Omdat de uitgaven van de sector van de zelfstandigen van het 1 ste trimester 2014 en een deel van de uitgaven van de overheidssector van 2014 niet kunnen opgesplitst worden per rechtsbron, is het niet mogelijk om een gemiddelde kost te bepalen voor 2014.
31
31
3. VERGELIJKING TUSSEN DE BELGISCHE EN NIET-BELGISCHE RECHTHEBBENDEN De fondsen werd voor het eerst gevraagd om de Belgische van de niet-Belgische rechthebbenden te onderscheiden. Deze twee soorten rechthebbenden worden in dit hoofdstuk volgens een reeks criteria met elkaar vergeleken.
3.1. DE GLOBALE CIJFERS: VERDELING TUSSEN BELGEN EN NIET-BELGEN Zoals men op de onderstaande grafiek kan zien ligt de verhouding van de Belgen op ongeveer 1 op 3. Ze zijn iets meer vertegenwoordigd op het vlak van de rechthebbenden (34 %) dan op dat van de rechtgevende kinderen (31 %) en van de uitgaven (30 %), wat wil zeggen dat de gezinnen in België minder groot zijn en de gemiddelde kosten er iets lager liggen.
Verdeling van de aantallen en de uitgaven tussen Belgen en niet-Belgen RECHTHEBBENDEN Niet-Belgen
Belgen 80.000
80.000
60.000
60.000
40.000 20.000
10.629
17.463
29.114
10.629 34%
20.897 66%
40.000
68.187 39.439 20.897
20.000
0
0 Rechthebbenden Rechtgevende kinderen
Rechthebbenden Rechtgevende kinderen
Uitgaven (x1.000)
Uitgaven (x1.000)
Belgen Niet-Belgen
3.2. VERDELING VAN DE BELGISCHE EN NIET-BELGISCHE RECHTGEVENDE KINDEREN VOLGENS LAND VAN VERBLIJF De onderstaande grafiek geeft de verhouding van de rechtgevende kinderen in de belangrijkste landen van verblijf. Men merkt dat de profielen niet fundamenteel verschillen: de Belgische rechtgevende kinderen zijn iets minder vertegenwoordigd in Frankrijk (54,19 % tegen 62,71 %) maar iets meer in Nederland (18,33 % tegen 14,11 %). Het opvallendste verschil zien we bij Polen, met ongeveer 1 geval op 30 voor wat de Belgische rechthebbenden betreft, maar bijna 1 op 9 voor wat de buitenlandse rechthebbenden betreft. Dat is een nogal logische vaststelling, aangezien de
32 32
kinderen die in Polen verblijven voor het grootste deel tot Poolse gezinnen behoren die in het afgelopen decennium in België zijn toegekomen. Merk ook op dat 76,04 % van de kinderen van Belgische rechthebbenden in een van de vier buurlanden is gedomicilieerd. 91,18 % daarvan woont in de belangrijkste landen uit de grafiek. Dat is minder dan de 98,03 % ingeschrevenen van de buitenlandse rechthebbenden. Dit verschil valt te verklaren door het feit dat de Belgische rechthebbenden duidelijk meer vertegenwoordigd zijn in het kader van de kinderbijslag toegekend op basis van een afwijking (waarbij het land van verblijf dan buiten de EU ligt).
3.3. VERDELING VAN DE RECHTGEVENDE KINDEREN VOLGENS DE RECHTSBRON De volgende grafiek geeft de verdeling van de rechtgevende kinderen volgens de rechtsbron. Het aandeel van de kinderen die onder de Europese verordeningen vallen ligt beduidend lager bij de Belgische rechthebbenden. Dat wordt verklaard door een veel grotere vertegenwoordiging bij de kinderbijslag toegekend op basis van een afwijking (1.816 kinderen voor de Belgen of 85,58 % tegen amper 306 kinderen voor de niet-Belgen).
33 33
VERDELING VAN DE KINDEREN PER RECHTSBRON IN 2014 Niet-Belgen
Belgen EU-verordeningen 428 2% 1.388 8%
Bilaterale overeenkomsten 14.988 86%
659 4%
Algemene afwijkingen
31 0% 275 1% 1.098 3%
38.035 96%
Individuele afwijkingen
3.4. VERDELING VAN DE BELGISCHE EN NIET-BELGISCHE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE RECHTSGROND De volgende grafiek geeft de verdeling van de rechtgevende kinderen volgens de rechtsbron. Bij de niet-Belgen verkrijgen 9 op 10 rechthebbenden het recht krachtens arbeid, tegen 8 op 10 bij de Belgische rechthebbenden.
VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE RECHTSGROND
Niet-Belgen
Belgen
321 4% 356 4% 395 4% 598 7%
7.305 81%
Arbeider
244 1%
Invalide
461 2%
Werkloze
648 3% 841 4%
Wees
18.440 90%
Gepensioneerde
34 34
3.5. VERDELING VAN DE UITGAVEN TUSSEN BELGISCHE EN NIET-BELGISCHE RECHTHEBBENDEN Uit de onderstaande tabel kan men vaststellen dat de uitgaven van de Belgische rechthebbenden, zijnde 29,92 % van de globale uitgaven, zich enigszins verschillend verdelen, met een aanzienlijk groter aandeel voor de kinderbijslag toegekend op basis van een afwijking (11,57 %, goed voor 3.368.627 EUR).
VERDELING VAN DE UITGAVEN VOLGENS DE RECHTSBRON
Belgen 100,00%
Niet-Belgen
87,23%
100,00%
80,00%
80,00%
29.113.634 30%
60,00% 40,00% 20,00%
97,27%
1,19%
68.186.716 70%
11,57%
60,00% 40,00% 20,00%
0,00%
0,77%
1,97%
0,00% EUBilaterale Afwijkingen verordeningen overeenkomsten
EUBilaterale Afwijkingen verordeningen overeenkomsten
Belgen Niet-Belgen
35 35
36
BESLUIT De kinderbijslag voor buiten België opgevoede kinderen vormt een afwijking op de algemene regel van artikel 52 van Algemene Kinderbijslagwet (AKBW) die stelt dat geen kinderbijslag betaald moet worden voor kinderen die niet in België worden opgevoed. Er zijn drie rechtsbronnen op basis waarvan voor die kinderen het recht op kinderbijslag kan worden toegekend: Europese verordeningen, bilaterale overeenkomsten en algemene of individueel toegestane afwijkingen.
Daar waar de vorige uitgaven enkel de werknemerssector onder de loep namen omvat de studie van 2014 de hele kinderbijslagsector. De aantallen op 31 december 2014 zijn dus alomvattend. Dat is niet helemaal het geval voor wat de uitgaven betreft, aangezien in 2014 een deel van de overheidssector nog door andere overheidsinstellingen dan FAMIFED werd betaald. Bovendien mogen de uitgaven van het eerste semester van 2014 van de zelfstandigensector dan wel gekend zijn, ze konden niet worden onderverdeeld volgens land van verblijf noch rechtsbron. Men kan deze studie van 2014 dus als een overgangsuitgave beschouwen, als voorloper op de versie 2015 die zal trachten op alle vlakken volledig te zijn.
Al die wijzigingen hebben echter de conclusies die uit deze studie van 2014 ten aanzien van de vorige uitgaven kunnen worden getrokken niet erg aangetast. Meer dan negen kinderen op tien (93,01 %) verblijven immers nog altijd in een land van de Europese Unie, waarbij de kinderen van grensarbeiders duidelijk in de meerderheid zijn. Met zijn 33.981 rechtgevende kinderen is Frankrijk goed voor bijna 60 % van de globale aantallen. Dat is toe te schrijven aan de gunstige fiscale situatie die de in Frankrijk wonende maar in België werkende grensarbeiders momenteel genieten. De in Nederland wonende rechthebbenden vormen de tweede grootste groep met 8.764 kinderen of 15,40 % van het totaal. Polen is het derde meest vertegenwoordigde land met 8,51 % van het totale aantal rechtgevende kinderen. Die drie landen vertegenwoordigen dus bijna 90 % van de in 2014 ingeschreven 56.902 kinderen. Van de landen die geen deel uitmaken van de Europese Unie blijft Marokko
het meest
vertegenwoordigde land met 1.385 rechtgevende kinderen, of 2,43 % van het totaal. Wat de rechtssituatie betreft, verkrijgt 93,18 % van de rechtgevende kinderen kinderbijslag op basis van de Europese verordeningen, terwijl slechts 3,09 % kinderbijslag op basis van de bilaterale overeenkomsten verkrijgt. De overige 3,73 % verkrijgt kinderbijslag op basis van algemene of
37 37
individuele door de minister toegestane afwijkingen. Dat zijn er behoorlijk meer dan in de vorige uitgaven aangezien de rechthebbenden met Belgische nationaliteit in de afrekening zitten. Wat de juridische grondslag op basis waarvan de rechthebbenden het recht op kinderbijslag verkrijgen aangaat, stellen we nog altijd hetzelfde grote verschil tussen de Europese verordeningen en de bilaterale overeenkomsten vast (informatie over de afwijkingen is niet beschikbaar). In het eerste geval verkrijgt 88,38 % van de rechthebbenden het recht op basis van arbeidsprestaties, tegen amper 44,76 % in het tweede geval. Het gemiddeld aantal rechtgevende kinderen per rechthebbende bedroeg in 2014 1,80 voor de kinderen die in het buitenland opgevoed worden. Voor de hele werknemersregeling is dat 1,78 kinderen. Voor het eerst werden de Belgische en niet-Belgische rechthebbenden met elkaar vergeleken. De laatste groep vertegenwoordigt ongeveer 70 % van de rechthebbenden. Het enige significante verschil is te vinden op het vlak van de kinderbijslag die toegekend wordt op basis van een afwijking. Die komt duidelijk vaker voor bij Belgische rechthebbenden (11,57 % van de uitgaven tegen 1,97 % bij de niet-Belgische rechthebbenden). In 2014 bedroegen de gekende uitgaven (dus met uitzondering van een deel van de overheidssector) 100.475.500 EUR, waarvan 97.300.351 EUR grondig kon worden geanalyseerd. Dat laatste bedrag wordt als volgt per rechtsbron verdeeld: 94,27 % voor de EU-verordeningen, 4,84 % voor de afwijkingen en amper 0,89 % voor de toepassing van een bilaterale overeenkomst. Uit de studie blijkt ook dat die betalingen aan het buitenland gerelativeerd moeten worden aangezien buitenlandse kinderbijslagregelingen ook betalen aan gezinnen die in België verblijven. In 2013 is alleen al voor de drie bestudeerde landen (Frankrijk, Nederland en Luxemburg) bijna 98 miljoen EUR betaald. ____________________________
38 38
BIJLAGEN
hdhnr
INHOUDSTAFEL Pagina I. STATISTISCH OVERZICHT Tabel 1
Indeling per land van verblijf van de kinderen
45
Tabel 2
Kinderbijslag betaald krachtens de Europese verordeningen
46
Tabel 3
Kinderbijslag betaald krachtens de bilaterale overeenkomsten
47
Tabel 4
Kinderbijslag betaald krachtens de ministeriële afwijkingen Tabel 4a : Algemene afwijkingen
48
Tabel 4b : Individuele afwijkingen
49
2. BAREMA'S VAN TOEPASSING KRACHTENS DE BILATERALE OVEREENKOMSTEN Schalen van de gezinsbijslag van toepassing vanaf 1 december 2012
53
hdhnr
BIJLAGE I : STATISTISCH OVERZICHT
hdhnr
Tabel 1 BUITEN HET RIJK OPGEVOEDE KINDEREN VERDELING PER LAND VAN VERBLIJF VAN DE KINDEREN 31 december 2014 - Globale cijfers TOTAAL VAN DE RECHTHEBBENDEN Land van verblijf van de rechtgevende kinderen
BELGISCHE RECHTHEBBENDEN
Aantal rechtgevende kinderen
28.601
52.926
91.529.107,41
8.597
14.924
25.282.637,58
20.004
38.002
309
549
1.245.451,43
183
312
680.032,92
126
237
565.418,51
17.865
33.981
54.942.036,67
5.299
9.463
15.713.928,73
12.566
24.518
39.228.107,94
Italië
380
666
1.601.960,94
97
166
356.065,15
283
500
1.245.895,79
Luxemburg
117
183
379.583,63
92
147
310.125,87
25
36
69.457,76
4.816
8.764
14.742.016,76
1.941
3.201
4.973.996,46
2.875
5.563
9.768.020,30
Denemarken
10
19
46.291,51
7
14
29.368,68
3
5
16.922,83
Ierland
18
35
73.247,56
12
23
53.500,74
6
12
19.746,82
122
234
422.769,88
82
156
281.250,06
40
78
141.519,82
Betaalde bedragen Aantal in 2014 in € rechthebbenden
Aantal rechtgevende kinderen
VREEMDE RECHTHEBBENDEN
Aantal rechthebbenden
Betaalde bedragen Aantal in 2014 in € rechthebbenden
Aantal rechtgevende kinderen
Betaalde bedragen in 2014 in €
EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE (E.E.R) EUROPESE UNIE Duitsland Frankrijk
Nederland
Verenigd Koninkrijk Griekenland
66.246.469,83
57
88
264.602,27
28
44
123.531,44
29
44
141.070,83
Spanje
569
1.018
2.839.928,89
293
461
1.060.707,60
276
557
1.779.221,29
Portugal
413
632
1.483.541,62
82
130
289.579,61
331
502
1.193.962,01
19
28
47.778,44
15
24
35.223,37
4
4
12.555,07
Finland
7
11
19.734,78
3
5
3.781,44
4
6
15.953,34
Zweden
20
36
59.705,90
14
23
29.664,09
6
13
30.041,81
Oostenrijk
Cyprus
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Estland
3
5
9.804,97
-
-
-
3
5
9.804,97
Hongarije
56
112
249.156,48
29
65
132.996,86
27
47
116.159,62
Letland
17
27
50.798,04
2
4
7.467,40
15
23
43.330,64
Litouwen
9
16
48.620,77
1
1
2.704,83
8
15
45.915,94
Malta
4
5
10.245,14
2
3
5.403,69
2
2
4.841,45
Polen
2.861
4.843
10.032.648,70
302
495
858.980,38
2.559
4.348
9.173.668,32
Tsjechië
46
76
151.569,39
16
27
62.333,17
30
49
89.236,22
Slowakije
81
148
274.420,02
12
25
43.332,58
69
123
231.087,44
Slovenië
6
10
25.015,51
3
5
10.876,81
3
5
14.138,70
Roemenië
623
1.161
1.914.616,80
54
87
141.390,30
569
1.074
1.773.226,50
Bulgarije
111
178
386.750,69
21
32
44.657,19
90
146
342.093,50
62
101
206.810,62
7
11
31.738,21
55
90
175.072,41
13 67
23 120
2.870,63 25.052,30 233.544,63
10 52
16 86
19.048,57 154.665,64
3 15
7 34
2.870,63 6.003,73 78.878,99
28.681
53.069
20.022
38.043
Kroatië
IJSLAND LIECHTENSTEIN NOORWEGEN ZWITSERLAND
SUBTOTAAL
91.790.574,97
8.659
15.026
25.456.351,79
66.334.223,18
EUROPESE LANDEN Turkije
179
307
185.208,10
99
164
112.485,21
80
143
72.722,89
13
26
84.010,69
9
16
48.570,56
4
10
35.440,13
Servië
3
5
6.423,37
2
2
1.606,97
1
3
4.816,40
Montenegro
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Kosovo
4
7
1.226,61
2
3
-
2
4
1.226,61
Macedonië
Bosnië-Herzegovina Andere landen van Europa
SUBTOTAAL
3
3
7.037,22
2
2
2.686,20
1
1
4.351,02
204
244
1.400.503,98
94
114
322.751,82
110
130
1.077.752,16
406
592
1.684.409,97
208
301
488.100,76
198
291
1.196.309,21
AFRIKAANSE LANDEN Algerije
5
8
-
2
2
-
3
6
-
Marokko
771
1.385
647.731,68
248
474
241.561,76
523
911
406.169,92
Tunesië
40
72
49.502,54
17
30
22.438,62
23
42
27.063,92
Andere landen van Afrika
22
23
33.724,87
20
21
29.887,54
2
2
SUBTOTAAL
838
1.488
730.959,09
287
527
293.887,92
551
961
3.837,33
437.071,17
AMERIKAANSE LANDEN Canada Verenigde Staten
82
91
160.756,67
73
76
125.217,59
9
15
35.539,08
460
478
926.486,89
425
440
860.247,64
35
38
66.239,25
59
61
84.544,75
56
58
78.429,27
3
3
Andere landen van Amerika
SUBTOTAAL
601
630
1.171.788,31
554
574
1.063.894,50
47
56
6.115,48
107.893,81
AZIATISCHE LANDEN India
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Israël
150
205
491.662,53
140
195
472.598,56
10
10
19.063,97
Andere landen van Azië
SUBTOTAAL
61
211
63
268
118.748,68
610.411,21
56
58
196
253
111.726,63
584.325,19
5
15
5
15
7.022,05
26.086,02
OCEANISCHE LANDEN Australië
22
22
46.348,67
22
22
46.348,67
-
-
-
Nieuw-Zeeland
8
8
10.287,05
8
8
10.287,05
-
-
-
Andere landen van Oceanië
-
-
-
-
-
-
-
-
SOUS-TOTAL Niet-vermeld
TOTAAL
30
30
56.635,72
759
825
31.526
56.902
1.255.571,23
97.300.350,50
30
30
56.635,72
695
752
10.629
17.463
1.170.438,28
29.113.634,16
-
-
-
-
64
73
20.897
39.439
85.132,95
68.186.716,34
45
Tabel 2 BUITEN HET RIJK OPGEVOEDE KINDEREN KINDERBIJSLAG BETAALD KRACHTENS DE EUROPESE VERORDENINGEN 31 december 2014 - Globale cijfers TOTAAL VAN DE RECHTHEBBENDEN Land van verblijf van de rechtgevende kinderen
BELGISCHE RECHTHEBBENDEN
Aantal rechtgevende kinderen
28.568
52.893
91.476.104,09
8.571
14.898
25.239.739,14
19.997
37.995
308
548
1.243.956,87
182
311
678.538,36
126
237
565.418,51
17.860
33.976
54.932.467,23
5.297
9.461
15.709.778,41
12.563
24.515
39.222.688,82
Italië
380
666
1.601.960,94
97
166
356.065,15
283
500
1.245.895,79
Luxemburg
114
180
375.339,95
89
144
305.882,19
25
36
69.457,76
4.806
8.754
14.725.847,96
1.931
3.191
4.957.827,66
2.875
5.563
9.768.020,30 16.922,83
Betaalde bedragen Aantal in 2014 in € rechthebbenden
Aantal rechtgevende kinderen
VREEMDE RECHTHEBBENDEN
Aantal rechthebbenden
Betaalde bedragen Aantal in 2014 in € rechthebbenden
Aantal rechtgevende kinderen
Betaalde bedragen in 2014 in €
EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE (E.E.R) EUROPESE UNIE Duitsland Frankrijk
Nederland Denemarken Ierland Verenigd Koninkrijk Griekenland
66.236.364,95
9
18
45.702,11
6
13
28.779,28
3
5
17
34
70.511,80
11
22
50.764,98
6
12
19.746,82
119
231
418.570,00
79
153
277.050,18
40
78
141.519,82
57
88
264.602,27
28
44
123.531,44
29
44
141.070,83
Spanje
567
1.016
2.837.019,77
292
460
1.059.213,04
275
556
1.777.806,73
Portugal
412
631
1.480.805,86
81
129
286.843,85
331
502
1.193.962,01
18
27
47.424,80
14
23
34.869,73
4
4
12.555,07
Finland
7
11
19.734,78
3
5
3.781,44
4
6
15.953,34
Zweden
20
36
59.705,90
14
23
29.664,09
6
13
30.041,81
Oostenrijk
Cyprus
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Estland
3
5
9.804,97
-
-
-
3
5
9.804,97
Hongarije
56
112
249.156,48
29
65
132.996,86
27
47
116.159,62
Letland
17
27
50.798,04
2
4
7.467,40
15
23
43.330,64
Litouwen
9
16
48.620,77
1
1
2.704,83
8
15
45.915,94
Malta
4
5
10.245,14
2
3
5.403,69
2
2
4.841,45
Polen
2.860
4.842
10.032.648,70
302
495
858.980,38
2.558
4.347
9.173.668,32
Tsjechië
46
76
151.569,39
16
27
62.333,17
30
49
89.236,22
Slowakije
81
148
274.420,02
12
25
43.332,58
69
123
231.087,44
Slovenië
6
10
25.015,51
3
5
10.876,81
3
5
14.138,70
Roemenië
619
1.157
1.906.613,52
52
85
136.658,22
567
1.072
1.769.955,30
Bulgarije
111
178
386.750,69
21
32
44.657,19
90
146
342.093,50
62
101
206.810,62
7
11
31.738,21
55
90
175.072,41
13 54
23 107
2.870,63 25.052,30 216.390,16
10 40
16 74
19.048,57 138.416,33
3 14
7 33
2.870,63 6.003,73 77.973,83
28.635
53.023
20.014
38.035
Kroatië
IJSLAND LIECHTENSTEIN NOORWEGEN ZWITSERLAND
TOTAAL
91.720.417,18
8.621
14.988
25.397.204,04
66.323.213,14
46
Tabel 3 BUITEN HET RIJK OPGEVOEDE KINDEREN KINDERBIJSLAG BETAALD KRACHTENS DE BILATERALE OVEREENKOMSTEN 31 december 2014 - Globale resultaten TOTAAL VAN DE RECHTHEBBENDEN Land van verblijf van de rechtgevende kinderen
Aantal rechthebbenden
Aantal rechtgevende kinderen
BELGISCHE RECHTHEBBENDEN
Betaalde bedragen Aantal in 2014 in € rechthebbenden
Aantal rechtgevende kinderen
VREEMDE RECHTHEBBENDEN
Betaalde bedragen Aantal in 2014 in € rechthebbenden
Aantal rechtgevende kinderen
Betaalde bedragen in 2014 in €
EUROPESE LANDEN Macécedoine
10
23
58.046,12
6
13
22.605,99
4
10
35.440,13
171
298
171.482,45
94
159
104.369,37
77
139
67.113,08
Servië
2
4
4.925,24
1
1
108,84
1
3
4.816,40
Montenegro
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Kosovo
4
7
1.226,61
2
3
-
2
4
1.226,61
Turkije
Bosnië-Herzegovina
SUBTOTAAL
1
188
1
333
4.351,02
240.031,44
1
104
1
177
2.450,44
129.534,64
-
84
-
156
1.900,58
110.496,80
PAYS AFRICAINS Algerije Marokko
5
8
-
2
2
-
3
6
-
743
1.348
585.690,71
233
454
200.836,02
510
894
384.854,69
Tunesië
38
68
44.496,91
15
26
17.432,99
23
42
27.063,92
SUBTOTAAL
786
1.424
630.187,62
250
482
218.269,01
536
942
411.918,61
TOTAAL
974
1.757
870.219,06
354
659
347.803,65
620
1.098
522.415,41
47
Tabel 4a BUITEN HET RIJK OPGEVOEDE KINDEREN KINDERBIJSLAG BETAALD KRACHTENS DE MINISTERIËLE AFWIJKINGEN 31 december 2014 - Algemene afwijkingen TOTAAL VAN DE RECHTHEBBENDEN Land van verblijf van de rechtgevende kinderen
Aantal rechthebbenden
Aantal rechtgevende kinderen
BELGISCHE RECHTHEBBENDEN
Betaalde bedragen Aantal in 2014 in € rechthebbenden
Aantal rechtgevende kinderen
VREEMDE RECHTHEBBENDEN
Betaalde bedragen Aantal in 2014 in € rechthebbenden
Aantal rechtgevende kinderen
Betaalde bedragen in 2014 in €
Albanië
3
3
3.891,02
3
3
3.891,02
-
-
-
Amerika
2
4
2.406,48
2
4
2.406,48
-
-
-
Argentinië
3
3
4.347,38
3
3
4.347,38
-
-
-
Armenië
1
1
1.907,06
1
1
1.907,06
-
-
-
Australië
18
18
40.335,19
18
18
40.335,19
-
-
-
Bolivië
3
3
4.654,81
3
3
4.654,81
-
-
-
Bosnië-Herzegovina
1
1
235,76
1
1
235,76
-
-
-
Brazilië
9
9
13.316,24
9
9
13.316,24
-
-
-
Canada
80
89
156.207,21
71
74
120.668,13
9
15
35.539,08
China
27
27
66.216,18
24
24
61.865,17
3
3
4.351,01
Colombia
3
3
2.399,08
2
2
976,04
1
1
1.423,04
Congo
2
2
3.596,70
2
2
3.596,70
-
-
-
Costa Rica
1
1
535,96
1
1
535,96
-
-
-
Denemarken
1
1
589,40
1
1
589,40
-
-
-
Dominicaanse Republiek
3
3
5.916,57
3
3
5.916,57
-
-
-
Dubaï
2
2
1.764,13
2
2
1.764,13
-
-
-
Duitsland
1
1
1.494,56
1
1
1.494,56
-
-
-
Ecuador
2
2
6.058,83
2
2
6.058,83
-
-
-
Egypte
2
2
2.725,50
2
2
2.725,50
-
-
-
Filipijnen
2
3
5.597,40
2
3
5.597,40
-
-
-
Frankrijk
4
4
8.300,64
2
2
4.150,32
2
2
4.150,32
Georgië
1
1
-
1
1
-
-
-
-
Ghana
2
2
6.505,66
2
2
6.505,66
-
-
-
Ierland
1
1
2.735,76
1
1
2.735,76
-
-
-
Indonesië
2
2
4.590,71
2
2
4.590,71
-
-
-
Iran
1
1
1.256,48
-
-
-
1
1
1.256,48
Israël
143
196
475.678,71
134
187
457.797,76
9
9
17.880,95
Japan
10
10
15.309,19
9
9
13.894,63
1
1
1.414,56
Kirghizistan
1
1
235,76
1
1
235,76
-
-
-
Libanon
3
4
9.208,66
3
4
9.208,66
-
-
-
Luxemburg
3
3
4.243,68
3
3
4.243,68
-
-
-
Maleisië
1
1
117,88
1
1
117,88
-
-
-
Marokko
23
29
39.206,49
10
12
17.891,26
13
17
21.315,23
Mexico
6
6
9.373,61
6
6
9.373,61
-
-
-
Mozambique
1
1
1.360,87
-
-
-
1
1
1.360,87
10
10
16.168,80
10
10
16.168,80
-
-
-
2
2
2.745,16
2
2
2.745,16
-
-
-
670
714
1.925.254,13
516
535
806.789,49
154
179
1.118.464,64
Nieuw-Zeeland
5
5
6.005,18
5
5
6.005,18
-
-
-
Nigeria
2
2
3.367,02
1
1
890,56
1
1
2.476,46
Oostenrijk
1
1
353,64
1
1
353,64
-
-
-
Pakistan
1
1
859,38
1
1
859,38
-
-
-
Panama
2
2
2.590,27
2
2
2.590,27
-
-
-
Paraguay
3
3
3.604,61
3
3
3.604,61
-
-
-
Peru
6
6
7.644,35
5
5
5.687,67
1
1
1.956,68
Portugal
1
1
2.735,76
1
1
2.735,76
-
-
-
Roemenië
3
3
7.098,12
2
2
4.732,08
1
1
2.366,04
Rusland
4
4
4.167,92
4
4
4.167,92
-
-
-
Senegal
1
1
1.128,95
1
1
1.128,95
-
-
-
Servië
1
1
1.498,13
1
1
1.498,13
-
-
-
Spanje
2
2
2.909,12
1
1
1.494,56
1
1
1.414,56
Taiwan
1
1
669,40
1
1
669,40
-
-
-
Tunesië
1
1
4.485,25
1
1
4.485,25
-
-
-
Turkije
8
9
13.725,65
5
5
8.115,84
3
4
5.609,81 -
Nederland Nepal Niet-vermeld
Uruguay
1
1
544,22
1
1
544,22
-
-
Verenigd Koninkrijk
3
3
4.199,88
3
3
4.199,88
-
-
-
412
429
843.714,20
378
392
778.419,60
34
37
65.294,60
Zuid-Afrika
6
7
8.080,32
6
7
8.080,32
-
-
-
Zuid-Korea
1
1
1.686,99
1
1
1.686,99
-
-
-
Zwitserland
13
13
17.154,47
12
12
16.249,31
1
1
905,16
Verenigde Staten
TOTAAL
1.528
1.663
3.784.710,48
1.292
1.388
2.497.530,99
236
275
1.287.179,49
48
Tabel 4b BUITEN HET RIJK OPGEVOEDE KINDEREN KINDERBIJSLAG BETAALD KRACHTENS DE MINISTERIËLE AFWIJKINGEN 31 december 2014 - Individuele afwijkingen TOTAAL VAN DE RECHTHEBBENDEN Land van verblijf van de rechtgevende kinderen
Aantal rechthebbenden
Aantal rechtgevende kinderen
BELGISCHE RECHTHEBBENDEN
Betaalde bedragen Aantal in 2014 in € rechthebbenden
Aantal rechtgevende kinderen
VREEMDE RECHTHEBBENDEN
Betaalde bedragen Aantal in 2014 in € rechthebbenden
Aantal rechtgevende kinderen
Betaalde bedragen in 2014 in €
Argentinië
1
1
894,21
1
1
894,21
-
-
-
Australië
4
4
6.013,48
4
4
6.013,48
-
-
-
Benin
1
1
905,16
1
1
905,16
-
-
-
Bolivië
4
4
6.227,87
4
4
6.227,87
-
-
-
Bosnië-herzegovina
1
1
2.450,44
-
-
-
1
1
2.450,44
Brazilië
3
3
5.214,76
2
2
2.479,00
1
1
2.735,76
Canada
2
2
4.549,46
2
2
4.549,46
-
-
-
China
3
3
4.115,47
3
3
4.115,47
-
-
-
Congo
1
1
829,59
1
1
829,59
-
-
-
Costa Rica
1
1
1.494,56
1
1
1.494,56
-
-
-
Ecuador
3
3
4.255,47
3
3
4.255,47
-
-
-
Egypte
1
1
1.490,61
1
1
1.490,61
-
-
-
Frankrijk
1
1
1.268,80
-
-
-
1
1
1.268,80
Israël
7
9
15.983,82
6
8
14.800,80
1
1
1.183,02
Macedonië
3
3
25.964,57
3
3
25.964,57
-
-
-
Maleisië
1
1
879,61
1
1
879,61
-
-
-
Marokko
5
8
22.834,48
5
8
22.834,48
-
-
-
Mexico
1
1
1.494,56
1
1
1.494,56
-
-
-
Nepal
1
1
1.589,22
1
1
1.589,22
-
-
-
285
347
722.210,14
266
324
678.341,67
19
23
43.868,47
Nieuw-Zeeland
3
3
4.281,87
3
3
4.281,87
-
-
-
Nigeria
1
1
2.579,64
1
1
2.579,64
-
-
-
Paraguay
1
1
905,16
1
1
905,16
-
-
-
Polen
1
1
-
-
-
-
1
1
-
Roemenië
1
1
905,16
-
-
-
1
1
905,16
Rusland
1
1
552,00
-
-
-
1
1
552,00
Tunesië
1
3
520,38
1
3
520,38
-
-
-
Uruguay
1
1
665,75
1
1
665,75
-
-
-
48
49
82.772,69
47
48
81.828,04
1
1
944,65
2
2
1.154,85
2
2
1.154,85
-
-
Niet-vermeld
Verenigde Staten Zuid-Afrika
TOTAL
389
459
925.003,78
362
428
871.095,48
27
31
-
53.908,30
49
hdhnr
BIJLAGE II : BAREMA'S VAN TOEPASSING KRACHTENS DE BILATERALE OVEREENKOMSTEN
hdhnr
Barema BUITEN HET RIJK OPGEVOEDE KINDEREN SCHALEN VAN DE GEZINSBIJSLAG VAN TOEPASSING VANAF 1 DECEMBER 2012 Barema's van toepassing krachtens de toepassingsmodaliteiten van de overeenkomsten inzake sociale zekerheid gesloten met Joegoslavië, Marokko, Tunesië en Turkije - Maandelijkse bedragen 1. BOVENGRONDSE MIJNWERKERS TEWERKGESTELD IN DE BELGISCHE STEENKOLENINDUSTRIE: Rang van het kind
EUR
Eerste kind
71,06
Tweede kind
75,39
Derde kind
88,03
Vierde kind
100,66
Vijfde kind en ieder volgend
128,75
Leeftijdsbijslag*
EUR
Kind van minstens 6 jaar
16,58
Kind van minstens 12 jaar
29,21
* Er wordt geen enkele leeftijdsbijslag toegekend voor het enige rechtgevende kind noch voor het jongste van de rechtgevende kinderen.
2. ANDERE WERKNEMERS: A) Marokko, Turkije en Tunesië Rang van het kind
EUR
Eerste kind
26,67
Tweede kind
28,34
Derde kind
30,01
Vierde kind
31,68
B) Joegoslavië Rang van het kind Per kind
EUR 12,39
53