Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers
Alle informatie is verkrijgbaar bij de RKW Departement Ondersteuning - Research en Financiën Trierstraat 70 - 1000 Brussel E-mail:
[email protected] www.rkw.be of www.kindergeld.be
Bijkomende exemplaren kunnen op aanvraag verkregen worden. E-mail:
[email protected] Deze gegevens mogen enkel worden overgenomen met vermelding van de bron. Deze studie is louter informatief en mag niet beschouwd worden als een rechtsgeldig document.
INHOUD
INLEIDING…………………………………………………………………………………….3 I. SITUATIESCHETS VAN HET RECHT ………………………………………………….4 1. De Europese Verordeningen…………………………………………………… …………4 2. De bilaterale overeenkomsten …………………………………………………..................8 3. Algemene en individuele ministeriële afwijkingen ……………………………………….9 II. STATISTISCHE ANALYSE……………………………………………………………..10 1. Belgische kinderbijslag betaald voor gezinnen in het buitenland………………………..10 A. Globale resultaten……………………………………………………………………..10 B. Vergelijking met de buitenlandse kinderbijslag betaald aan gezinnen in België……..18 2. Verdeling van de rechthebbenden en van de rechtgevende kinderen volgens de rechtsbron……………………………………………………………………………22 A. EU-Verordeningen……………………………………………………………………24 1. Frankrijk en Nederland………………………………………………………………..25 2. De nieuwe Lidstaten van de EU………………………………………………………29 B. Bilaterale overeenkomsten…………………………………………………………....32 C. Algemene en individuele ministeriële afwijkingen…………………………………..34 D. Vergelijking van de rechthebbenden volgens rechtsgrond…………………………...35 3. Betaalde bedragen………………………………………………………………………38 BESLUIT……………………………………………………………………………………..42
Bijlage I:
Verdeling per land van verblijf van de kinderen - Globale resultaten Jaren 2009, 2010 en 2011
Bijlage II:
Kinderbijslag betaald op basis van de Europese Verordeningen Effectieven op 31 december 2011
Bijlage III:
Kinderbijslag betaald op basis van bilaterale overeenkomsten Effectieven op 31 december 2011
Bijlage IV:
Kinderbijslag betaald op basis van ministeriële afwijkingen (algemene of individuele) Effectieven op 31 december 2011
Bijlage V:
Barema’s van toepassing op basis van bilaterale overeenkomsten - Bedragen in EUR
2
INLEIDING De jaarlijkse statistiek van de kinderen opgevoed buiten het Rijk is de telling van de Belgische kinderbijslag betaald ten laste van de werknemersregeling voor kinderen opgevoed in het buitenland en van wie de rechthebbende een buitenlandse nationaliteit heeft. Deze editie analyseert de uitgaven van 2011 en het aantal rechthebbenden en kinderen in december 2011. Het eerste deel geeft een overzicht van de belangrijkste rechtsbronnen die dit type van tegemoetkoming regelen. De resultaten van de tellingen worden geanalyseerd in het tweede deel. Zowel de globale resultaten als de verdeling per rechtsbron worden er behandeld. Er wordt een vergelijking gemaakt met de kinderbijslag betaald door buitenlandse instellingen aan gezinnen die in België verblijven. Ook de uitgaven worden besproken. De bijlage omvat tabellen per land van verblijf: zowel de totalen als de resultaten per rechtsbron worden per land weergegeven. Ook de bijzondere barema’s van toepassing bij de bilaterale overeenkomsten zijn opgenomen in de bijlagen.
3
I. SITUATIESCHETS VAN HET RECHT Er bestaan grote afwijkingen van het algemeen principe van artikel 52 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders (KBW) dat kinderbijslag niet verschuldigd is voor kinderen die niet in België worden opgevoed. Er zijn meer bepaald drie rechtsbronnen op basis waarvan een recht op kinderbijslag kan geopend worden voor die kinderen: 1. de Europese Verordeningen; 2. de bilaterale overeenkomsten; 3. de algemene en individuele afwijkingen.
1. De Europese Verordeningen 1.1. Wettelijke grondslagen Op 1 oktober 1972 traden twee Europese Verordeningen 1 in werking om werknemers (en zelfstandigen) die in België actief zijn of waren de mogelijkheid te bieden kinderbijslag te verkrijgen tegen de Belgische voorwaarden voor kinderen opgevoed in een andere Lidstaat dan België. Op 1 mei 2001 werden ze vervangen door twee andere Europese Verordeningen 2 die de bevoegdheid van de Lidstaten regelen betreffende de kinderbijslag voor werknemerskinderen, voor kinderen ten laste van gepensioneerden en voor wezen. Ze bevatten ook bepalingen over de samenloop van de kinderbijslagregelingen van twee of meer Lidstaten (bijvoorbeeld wanneer een werknemer in twee Lidstaten werkt). We vermelden in het kort enkele verschillen tussen de nieuwe en de oude verordeningen: • Het persoonlijke toepassingsgebied van verordening 883/2004 werd uitgebreid ten opzichte van verordening 1408/71 met als gevolg voor de Belgische regeling dat naast werknemers en daarmee gelijkgestelde rechthebbenden nu alle bijzondere toekenningssituaties in aanmerking genomen worden, bijvoorbeeld niet uitkeringsgerechtigde werklozen, zieke of invalide werknemers die geen uitkeringen (meer) krijgen, enz. Ook de regeling van de gewaarborgde gezinsbijslag valt zo binnen het toepassingsgebied van de verordening (maar gevallen van dit type werden in 2011 niet geteld). 1
Het betreft Europese verordening nr. 1408/71 van 14 juni 1971 en de toepassingsverordening nr. 574/72 van 21 maart 1972, allebei van kracht vanaf 1 oktober 1972. De Europese verordeningen zijn bepalingen van het Gemeenschapsrecht die direct van toepassing zijn en die primeren op de nationale wettelijke bepalingen van de Lidstaten van de Europese Unie. 2 Het betreft de Europese verordening nr. 883/2004 en toepassingsverordening nr. 987/2009 (hierna genoemd “EUverordeningen”)
4
•
Verordening 883/2004 maakt geen onderscheid meer tussen de begrippen “kinderbijslag” en “gezinsbijslag”. In dit verband verwijst kinderbijslag naar de “periodieke uitkeringen welke uitsluitend op grond van het aantal gezinsleden en eventueel van hun leeftijd worden toegekend”, terwijl gezinsbijslagen worden gedefinieerd als “alle verstrekkingen en uitkeringen ter tegemoetkoming van de gezinslasten”. Dit onderscheid was van belang omdat werknemers en werklozen aanspraak konden maken op “gezinsbijslag”, terwijl voor gepensioneerden en invaliden enkel een recht op “kinderbijslag” voorzien was. Voortaan heeft iedereen recht op alle gezinsbijslagen. • De tekst van de voorrangsregels bij samenloop verschilt fundamenteel van die van verordening 1408/71 (maar zonder dat dit noodzakelijk tot een ander resultaat leidt). • Verordening 883/2004 vereenvoudigde de procedure tot regularisatie van een aanvraag die per vergissing werd ingediend bij een niet bevoegde Lidstaat. • Verordening 883/2004 dringt aan op een nauwere samenwerking tussen de verschillende instellingen in de diverse Lidstaten. We kunnen er echter van uitgaan dat die wijzigingen geen echte weerslag hebben op de statistieken van de RKW in het kader van de tegemoetkomingen voor kinderen opgevoed buiten het Rijk. Verordeningen 1408/71 en 574/72 blijven echter van toepassing op het grondgebied van Noorwegen, IJsland en Liechtenstein, dus van de landen die enkel lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER) en niet van de Europese Unie, evenals van Zwitserland en voor de onderdanen van landen die geen deel uitmaken van de EU 3 .
1.2. Beknopt historisch overzicht van het toepassingsgebied van de Europese verordeningen Via het akkoord over de Europese Economische Ruimte 4 (EER) werd het toepassingsgebied van de verordeningen 1408/71 en 574/72 uitgebreid tot Noorwegen en IJsland op 1 januari 1994 en tot Liechtenstein op 1 mei 1995. In 2002 werd een akkoord afgesloten over het vrij verkeer van personen tussen de Zwitserse Confederatie en de Europese Gemeenschap. Dit akkoord, dat in werking trad op 1 juni 2002,
3 4
Zie CO nr. 1383 van 11 mei 2010. Zie CO nr. 949 bijlage nr. 56 van 22 augustus 1995.
5
bepaalt in artikel 8 dat Verordeningen 1408/71 en 574/72 van toepassing zijn op Zwitserland 5 . Het trad in werking op 1 juni 2002 6 . Vanaf 2003 werden die Europese verordeningen ook uitgebreid tot onderdanen die geen deel uitmaken van de Europese Unie. De voorwaarde dat de rechthebbende moet werken op het Belgisch grondgebied, terwijl het kind moet opgevoed worden in een Lidstaat van de Europese Unie, blijft echter van toepassing 7 . Op 1 mei 2004 traden tien nieuwe Lidstaten toe tot de Europese Unie: Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slowakije, Slovenië en de Tsjechische Republiek. Vanaf die datum zijn de Europese Verordeningen van toepassing op die tien landen 8 . Op 1 januari 2007 traden Bulgarije en Roemenië ook toe tot de Europese Unie en bijgevolg zijn de Europese Verordeningen vanaf die datum ook van toepassing op die twee landen. Naast kinderbijslag kan kraamgeld en een adoptiepremie betaald worden voor kinderen van onderdanen van de Europese Economische Ruimte die werken in een andere Lidstaat van de EER, als die kinderen verblijven in een Lidstaat van de EER en als de rechthebbende een actieve werknemer is 9 . Voor het kraamgeld is er een uitzondering voor Frankrijk en voor het Groothertogdom Luxemburg. De bilaterale overeenkomsten afgesloten met die twee landen, die bepalen dat het kraamgeld wordt betaald in het land van verblijf van het kind, blijven van toepassing. Voor de adoptiepremie is niet in uitzonderingen voorzien. Op basis van de Europese Verordening 1408/71 kan ook de jaarlijkse leeftijdstoeslag worden toegekend voor kinderen opgevoed in een andere Lidstaat van de EER of in Zwitserland 10 .
5
De bilaterale overeenkomst van 24 september 1975 tussen Zwitserland en België is niet langer van toepassing sinds 1 juni 2002 6 Cf. CO nr. 949 bijlage nr. 64 van 25 september 2002. 7 Zie CO nr. 949 bijlage nr. 65 van 19 september 2003. 8 Zie CO nr. 949 bijlage nr. 66 van 28 april 2004. 9 Zie MO. nr. 583 van 6 oktober 2003 en addendum. 10 Zie CO nr. 1359 van 26 juli 2006.
6
1.3. Wijzigingen in 2011 Bij hun inwerkingtreding waren de verordeningen 883/2004 en 987/2009 van toepassing op het vlak van nationaliteit voor: 1. onderdanen van een van de Lidstaten van de Europese Unie (EU); 2. staatlozen of vluchtelingen die wonen op het grondgebied van een van de Lidstaten; 3. gezinsleden en overlevenden (wezen) van 1 en 2; 4. overlevenden van personen - ongeacht hun nationaliteit - die onderdanen zijn van een van de Lidstaten, staatlozen of vluchtelingen en die wonen in een van de Lidstaten. Vanaf 1 januari 2011 breidde Verordening (EU) nr. 1231/2010 van het Europees Parlement en van de Raad van 24 november 2010 11 de bepalingen van de Verordeningen 883/2004 en 987/2009 uit tot de onderdanen van derde landen die niet afhingen van die bepalingen, enkel wegens hun 12 nationaliteit . Die verordening heft ook alle discriminatie op tussen onderdanen van Lidstaten van de EU en onderdanen van niet-Lidstaten van de EU 13 die “sociaal verzekerden” zijn volgens de wetgeving van een Lidstaat en zich binnen de Gemeenschap verplaatsen. De bepalingen van Verordening 883/2004 zijn echter maar van toepassing op die onderdanen van derde landen voor zover ze wettelijk verblijven op het grondgebied van een Lidstaat van de EU. De uitbreiding van het persoonlijke toepassingsgebied van Verordening 883/2004 is enkel van toepassing op het grondgebied van de Lidstaten van de EU. De inwerkingtreding van Verordening 1231/2010 heeft immers geen invloed op het feit dat Verordening 883/2004 niet van toepassing is op het grondgebied van de Lidstaten van de EER die geen lid zijn van de EU, namelijk IJsland, Noorwegen en Liechtenstein, en evenmin van Zwitserland, landen waarvoor Verordening 1408/71 van toepassing blijft. Anderzijds is de Verordening niet van toepassing op Denemarken 14 en op het Verenigd Koninkrijk 15 , op hun verzoek.
11
Publicatieblad van de Europese Unie nr. L344 van 29 december 2010. Zie ook bijlage 3 van CO 1383 op de website van de RKW http://web.rkwonafts.be/Nl/Documentation/Events/2012/2012%20archives%20Instructions.pdf 13 De onderdanen van de Staten die geen lid zijn van de EU blijven in hun relaties met de Lidstaten van de EER die geen lid zijn van de EU - momenteel IJsland, Noorwegen en Liechtenstein - onderworpen aan de toepassing van verordening 1408/71 (zie bijlage 56 van de CO 949 van 22 augustus 1995). Dit is ook het geval voor hun relaties met Zwitserland (zie bijlage 65 bij de CO 949 van 19 september 2003. 14 Artikelen 1 en 2 van het protocol nr. 22 over de positie van Denemarken, bijlage bij het verdrag over de werking van de Europese Unie. 15 Artikelen 1 en 2 van het protocol nr. 21 over de positie van het Verenigd Koninkrijk ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, bijlage bij het verdrag over de werking van de Europese Unie. 12
7
2. De bilaterale overeenkomsten Sommige landen die geen deel uitmaken van de Europese Economische Ruimte sloten met België een bilaterale overeenkomst af die voorziet in het recht op kinderbijslag. Op het vlak van kinderbijslag sloot België bilaterale overeenkomsten af met Marokko, Turkije, Tunesië, Algerije, Kroatië 16 en Macedonië. Bovendien is er een bilateraal akkoord met de voormalige Republiek Joegoslavië dat nog geldt voor Servië, Montenegro, Bosnië-Herzegovina en Kosovo. Voor Kroatië 17 (vanaf 1 augustus 2005) en voor Macedonië 18 (vanaf 1 juni 2009) zijn het dezelfde bedragen als de geldende gewone kinderbijslag in België (met verhoging volgens rang en leeftijd van het kind), maar zonder recht op de andere toeslagen, noch op kraamgeld, noch op de adoptiepremie. Voor de andere landen met een bilaterale overeenkomst zijn bijzondere schalen van toepassing 19 . Voor de andere werknemers dan mijnwerkers variëren de bedragen in de overeenkomsten met Marokko, Tunesië en Turkije tussen 26,15 EUR en 31,06 EUR (per maand) naar gelang van de rang van het kind, tot maximaal vier kinderen. In de overeenkomst met de voormalige Republiek Joegoslavië is een bedrag van 12,39 EUR voorzien per kind (per maand), tot maximaal vier kinderen (dit laatste bedrag is niet gekoppeld aan de index van de consumptieprijzen). De overeenkomsten met Turkije, Tunesië en Marokko omvatten bepalingen voor invaliden, gepensioneerden en wezen. De bilaterale overeenkomsten voorzien noch de toekenning van kraamgeld noch van de adoptiepremie. De toekenning van de jaarlijkse leeftijdstoeslag is voorzien in de bilaterale overeenkomsten met Kroatië en Macedonië 20 . Dit is niet het geval in de andere bilaterale overeenkomsten. 16
De overeenkomst met Kroatië is ook van toepassing op de onderdanen van de Staten die het voormalige Joegoslavië vormden, namelijk de Bosniërs, de Montenegrijnen, de Serviërs en de Macedoniërs die in België werken en van wie de kinderen worden opgevoed in die landen. Zie MO nr. 592 van 20 oktober 2005. 17 Zie MO nr. 592 van 20 oktober 2005. 18 Zie MO nr. 608 van 20 augustus 2009. 19 De bedragen zijn die tegen index 114,97 van kracht vanaf 1 mei 2011. 20 Zie CO nr. 1359 van 26 juli 2006.
8
In de “oude” bilaterale overeenkomsten tenslotte is kinderbijslag beperkt tot vier kinderen in het gezin en liggen de bedragen duidelijk lager dan de Belgische schaal. Zo is het bedrag voor het eerste kind maar 30% van het bedrag voor het eerste kind in de gewone schaal van het Belgisch barema. Voor het vierde kind is dit maar 13%. In de “nieuwe” bilaterale overeenkomsten met Kroatië en Macedonië zijn dezelfde bedragen van toepassing als de gewone Belgische kinderbijslag, maar zonder recht op de sociale toeslagen (maar wel op de leeftijdstoeslag).
3. Algemene en individuele ministeriële afwijkingen Artikel 52, alinea 3, KBW bepaalt dat de Minister van Sociale Zaken voor behartigenswaardige categorieën een afwijking kan toestaan van de voorwaarde van de eerste alinea van ditzelfde artikel dat bepaalt dat kinderbijslag niet verschuldigd is voor kinderen opgevoed buiten het Rijk (= algemene ministeriële afwijkingen). Hiertoe is het voorafgaand advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers vereist. Na een gunstig advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst wordt de algemene afwijking toegekend per ministeriële omzendbrief. Er bestaan zes ministeriële omzendbrieven van dit type. Vijf ministeriële omzendbrieven 21 dateren van de jaren 50 en 60. Ze betreffen alle werknemers tewerkgesteld in mijnen of steengroeven en kennen kinderbijslag toe aan de algemene gewone schalen, met uitsluiting van bijzondere of verhoogde bijslag en in het algemeen enkel voor effectieve arbeidsperiodes (en daarmee gelijkgestelde periodes). In de praktijk zijn er geen gevallen van dit type meer. De zesde ministeriële omzendbrief dateert van 2007 22 . Hij kent een algemene afwijking toe aan studenten die voortstuderen zonder beurs in een land buiten de EER of in een land waarmee België geen bilaterale overeenkomst afsloot (beperkt tot maximaal een jaar bijkomend onderwijs) 23 . De tweede alinea van dit artikel 5 KBW kent de bevoegdheid toe aan de Minister van Sociale Zaken (of aan de ambtenaar van de FOD Sociale Zekerheid die hij aanwijst) om een afwijking toe te
21
Het betreft de MO nr. 125 van 12 oktober 1953, de MO nr. 156 van 15 april 1958, de MO nr. 195 van 4 juli 1963, de MO nr. 201 van 8 april 1964 en de MO nr. 213 van 5 oktober 1964. 22 Zie CO nr. 599 van 16 juli 2007. 23 Vroeger moesten die studenten een individuele afwijking vragen aan de Minister van Sociale Zaken. Bron: “Vereenvoudigde procedures voor kinderbijslag voor studenten”, persbericht van 27 september 2007, op www.rkw.be
9
kennen in behartigenswaardige individuele gevallen voor kinderen in het buitenland. Voor individuele ministeriële afwijkingen is geen advies van het Beheerscomité vereist.
II. STATISTISCHE ANALYSE 1. Belgische kinderbijslag betaald voor gezinnen in het buitenland A. Globale resultaten 24 Op 31 december 2011 openden 23.449 rechthebbenden met vreemde nationaliteit een recht op kinderbijslag voor 44.176 rechtgevende kinderen opgevoed buiten het Rijk. Het totale bedrag betaald voor die kinderen was 69.383.865 EUR in 2011. Grafiek 1 geeft de evolutie weer van het aantal rechthebbenden en van het aantal rechtgevende kinderen opgevoed buiten het Rijk. Uit de grafiek kan men afleiden dat de effectieven toenemen sinds 1991, met enkel voor 2006 een uitzondering toen er vrijwel een status quo was.
24
In de globale resultaten per land wordt geen onderscheid gemaakt tussen de toegepaste rechtsbron. Bijlage I geeft een gedetailleerd overzicht van de resultaten per land.
10
Grafiek 1: Aantal rechthebbenden en rechtgevende kinderen - Evolutie 1961-2011 50.000 2011 44.176
45.000 40.000
1965 36.327
Rechthebbenden
Rechtgevende kinderen
35.000 2005 33.858
30.000
2011 23.449
25.000 1989 16.714
20.000 15.000
1965 12.120
2005 17.655
10.000 1989 7.890
5.000 0
In vergelijking met de telling van 2010 is de toename aanzienlijk, zoals we kunnen vaststellen in tabel 1. Tabel 1: Evolutie 2011/2010 - Effectieven (op 31 december) en betaalde bedragen 2010 Aantal rechthebbenden Aantal rechtgevende kinderen Bedrag van de uitgaven
2011
21.789 23.449 41.611 44.176 64.201.165 69.383.865
Stijging met 1.660 2.565 5.182.700
Relatieve stijging 7,62% 6,16% 8,07%
In vergelijking was de toename 2009-2010 kleiner in effectieve termen met een stijging van 1.000 rechthebbenden (+ 4,81%) en met 1.701 rechtgevende kinderen (+ 4,26%). De stijging van de 11
uitgaven was daarentegen iets hoger in relatieve termen (+ 5.111.620 EUR, of + 8,65%). De stijging is volledig toe te schrijven aan de EU-landen met een toename van 1.624 rechthebbenden, 2.599 kinderen en 5.264.272 EUR. We analyseren die stijging in detail in punt 2.4. In het hele kinderbijslagstelsel van de werknemers maken de rechthebbenden voortaan 2,09% uit, de rechtgevende kinderen 2,21% en de uitgaven 1,61 %. Tabel 2 geeft een gedetailleerde evolutie van dit aandeel in vergelijking met 2010. Tabel 2: Het relatieve aandeel van de kinderbijslag voor kinderen opgevoed buiten het Rijk in de hele werknemersregeling - Dienstjaren 2010 en 2011.
Rechthebbenden Rechtgevende kinderen Uitgaven
2010 1,96% 2,11% 1,55%
2011 2,09% 2,21% 1,61%
Het gemiddelde aantal rechtgevende kinderen opgevoed in het buitenland was 1,88 kinderen per rechthebbende in 2011, tegen 1,91 in 2010. Deze daling ligt in het verlengde van een neerwaartse beweging ingezet in 1966, toen men nog 3,03 kinderen per rechthebbende telde (dit gemiddelde blijft echter hoger dan dat van de kinderbijslagregeling voor werknemers van 1,78 kinderen).
12
Grafiek 2 geeft die tendens over de laatste twee decennia weer. Grafiek 2: Evolutie van het gemiddeld aantal kinderen per rechthebbende - Evolutie 19902011
2,10 2,05 2,00 1,95 1,90 1,85 1,80 1,75 1990
1993
1996
1999
2002
2005
2008
2011
Die afname van de gezinsgrootte loopt meer bepaald parallel met het stijgende relatieve aandeel van de rechthebbenden uit de EU-landen. Zo werd in 1966 iets minder dan een derde van de kinderen opgevoed in de EU, terwijl ze vandaag een verpletterende meerderheid vormen: op 31 december 2011 werd 95,49% van de rechtgevende kinderen opgevoed in een land van de Europese Unie en werd het recht op kinderbijslag voor die kinderen geopend door 95,29% van de rechthebbenden. De uitgaven voor de groep kinderen opgevoed in een Lidstaat van de Europese Unie bedroegen 98,28% van de totale uitgaven. Die percentages zijn iets gestegen in vergelijking met 2010. De rechtgevende kinderen opgevoed in een land buiten Europa vormen dus een zeer kleine minderheid in de statistiek van de kinderen opgevoed buiten het Rijk met nauwelijks 1.529 kinderen (3,46%) en een gestaag neerwaartse tendens (-92 kinderen in vergelijking met 2010). Dit geldt ook voor de uitgaven: het bedrag van 656.982 EUR vormt een nieuwe daling van 5,33% (-36.957 EUR) in vergelijking met 2010.
13
De twee evoluties, namelijk de toename van het aantal kinderen opgevoed in een Lidstaat van de Europese Unie 25 en de daling van het aantal kinderen opgevoed buiten Europa, zijn geen recente feiten, zoals blijkt uit grafiek 3. Sinds 1987 neemt de groep kinderen opgevoed in een land van de Europese Unie toe bij elke telling en is al meer dan verviervoudigd. De groep niet-Europese rechtgevende kinderen daalt echter al sinds jaren. De laatste 25 jaar daalde hij met 75%. In 2011 vertegenwoordigt het aantal van 1.529 kinderen maar 6,17% meer van de piek van 1965 (24.731 kinderen). De stijging van het aantal kinderen opgevoed in een land van de Europese Unie kan worden toegeschreven aan de stijging van het aantal Franse en Nederlandse rechtgevende kinderen en meer recent aan de stijging van het aantal rechtgevende kinderen van de nieuwe Lidstaten van de Europese Unie. 26 De daling van het aantal kinderen opgevoed in een land buiten de Europese Unie is hoofdzakelijk het gevolg van een daling van het aantal kinderen van Marokkaanse rechthebbenden.
25 26
Voor het historisch overzicht vertrok men voor elk jaar van de Europese Unie zoals die vandaag is, met 27 Lidstaten. Zie in dit verband: paragraaf 2.A EU-Verordeningen, blz. 19 tot 27.
14
Grafiek 3: Kinderen opgevoed buiten het Rijk - Vergelijking tussen de evolutie van het totale aantal kinderen van de EU-landen en dat van de andere landen in het kinderbijslagstelsel van de werknemers - Periode 1961 - 2011 45.000
2011 42.182
40.000
35.000
30.000 1965 24.731 25.000 E‐U lidstaten
Andere landen
20.000
15.000 1987 8.878 10.000
1965 11.596 1987 7.889
5.000
2011 1.994
0
Tabel 3 geeft voor de belangrijkste landen van verblijf de verdeling van de kinderen opgevoed buiten het Rijk weer. Hieruit blijkt dat Frankrijk met ruime voorsprong het belangrijkste land van verblijf blijft met 30.501 kinderen (+ 1.099 kinderen ten opzichte van 2010), wat 69,04% uitmaakt (-1,62 % ten opzichte van 2010) van het totale aantal rechtgevende kinderen.
15
Tabel 3: Verdeling van de rechthebbenden en de rechtgevende kinderen volgens land van verblijf (belangrijkste landen) - Situatie op 31 december 2011.
Land van verblijf
Aantal rechthebbenden
RechtAantal rechtgevende kinderen gevende kinderen in %
Betaalde bedragen
Bedragen in % in EUR
Frankrijk Nederland Polen Spanje Italië Portugal Duitsland Verenigd Koninkrijk Andere EU-landen EU-LANDEN Marokko Turkije Andere landen LANDEN BUITEN EU
15.706 3.193 1.678 338 316 264 220 107 522 22.344 777 149 179 1.105
30.501 5.794 2.869 607 531 397 387 206 890 42.182 1.444 233 317 1.994
69,04% 13,12% 6,49% 1,37% 1,20% 0,90% 0,88% 0,47% 2,01% 95,49% 3,27% 0,53% 0,72% 4,51%
47.635.606,01 8.439.400,99 5.833.304,40 1.482.077,75 1.310.996,86 948.529,74 633.348,10 306.948,75 1.601.095,09 68.191.307,69 579.286,15 123.908,15 489.363,27 1.192.557,57
68,66% 12,16% 8,41% 2,14% 1,89% 1,37% 0,91% 0,44% 2,31% 98,28% 0,83% 0,18% 0,71% 1,72%
TOTAAL
23.449
44.176
100,00%
69.383.865,26
100,00%
Na Frankrijk telt Nederland het grootste aantal kinderen opgevoed buiten het Rijk, namelijk 5.794 rechtgevende kinderen (13,12% van het totaal, een lichte daling van 0,19% ten opzichte van 2010). Dit is een toename met 255 kinderen (+4,60%) in vergelijking met 2010. Polen, dat Marokko verving als derde meest vertegenwoordigde land in 2010, zet zijn sterke stijging door, want de 2.869 kinderen geteld in 2011 vormen een nieuwe stijging met 748 kinderen (+35,27 %). De stijging in 2010 was van dezelfde orde. Polen gaat zo van 5,10% naar 6,49% van het totaal. Die drie landen vertegenwoordigen zo 88,65% van het totale aantal rechtgevende kinderen. Het is ook interessant te noteren dat de algemene stijging met 2.565 kinderen een evenwicht vormt tussen de groeilanden (voor een totaal van +2.699 kinderen) en de landen met een terugval (voor een totaal van -134 kinderen). De drie genoemde landen nemen meer dan drie kwart van de stijging voor hun rekening zoals blijkt uit tabel 4.
16
Tabel 4: Relatieve aandeel van Frankrijk, Nederland en Polen bij alle landen die een stijging kenden van het aantal rechtgevende kinderen in 2011 (situatie op 31 december 2011)
Land van verblijf Frankrijk Polen Nederland Totaal
Stijging 2011 1.099 748 255 2.102
% van de groeilanden (totaal = 2.699 kinderen) 40,72% 27,71% 9,45% 77,88%
Marokko blijft op de vierde plaats met 1.444 rechtgevende kinderen (3,27% van het totaal) en zet de neerwaartse tendens voort met een daling met 107 kinderen ten opzichte van 2010 (-6,90%). Dit is precies dezelfde daling van de effectieven als in 2010. Marokko vertegenwoordigt op zich 77,54% van de landen met een daling van het aantal rechtgevende kinderen. Het is ook opmerkelijk vast te stellen voor Marokko dat het aandeel van de betaalde bedragen (0,83%) bijna viermaal kleiner is dan het aandeel van de rechtgevende kinderen. De uitleg hiervoor is dat lagere barema’s van toepassing zijn in de overeenkomst met Marokko, en dat de kinderbijslag beperkt is tot maximaal vier kinderen. Samen vormen Frankrijk, Nederland, Polen en Marokko 91,92% van het totale aantal kinderen opgevoed buiten het Rijk. In het geval van Frankrijk en Nederland vindt deze vaststelling zijn uitleg in de nabijheid van het grondgebied, want het betreft hoofdzakelijk grensarbeiders die in België komen werken 27 . Het geval van Marokko vindt zijn uitleg in de historische immigratie. In de jaren 60 en begin 70 van de vorige eeuw ving men het gebrek aan arbeidskrachten op de Belgische arbeidsmarkt op door massaal een beroep te doen op de immigratie van onder andere Marokkaanse werknemers. Eerst via algemene ministeriële afwijkingen 28 en vervolgens door de bilaterale overeenkomst 29 afgesloten met Marokko kregen deze werknemers de mogelijkheid om een recht op kinderbijslag te openen voor hun kinderen opgevoed in hun land van oorsprong. Aanvankelijk emigreerden immers voornamelijk de mannen naar België op zoek naar werk, terwijl het gezin in Marokko bleef. Vanaf 1968 vormden de Marokkaanse rechtgevende kinderen de grootste groep bij de kinderen opgevoed buiten het Rijk. Vanaf 1985 begon hun aantal echter af te nemen. Dit kan uitgelegd worden door de 27
Zie in dit verband 1. Frankrijk en Nederland, op blz. 25 en volgende. Zie MO nr. 195 van 4 juli 1963, MO nr. 201 van 8 april 1964 en MO nr. 213 van 5 oktober 1964. 29 Belgisch-Marokkaanse overeenkomst van 24 juni 1968. 28
17
sluiting van de steenkoolmijnen die een einde maakte aan de immigratie van nieuwe mijnwerkers, terwijl de al ouder geworden kinderen van de bestaande gezinnen geleidelijk verdwenen uit de kinderbijslagregeling. Hierbij kwam het verschijnsel van de gezinshereniging: de in het land van oorsprong gebleven gezinnen verhuisden ook naar België en de betrokken rechtgevende kinderen verdwenen zo uit de statistiek van kinderen opgevoed buiten het Rijk. De uitleg voor Polen is de massale toevloed van Poolse arbeiders die werk kwamen zoeken in België, met name in de bouwsector. Op 1 januari 2010 vormden de Poolse migranten 4,1% van alle 1.057.066 personen van vreemde nationaliteit in het Rijksregister. Ter vergelijking, dit is bijna evenveel als de Spanjaarden (4,3%) en al meer dan de Portugezen (3,1%) of de Turken (3,8%). Van de twaalf nieuwe EU-landen haalt enkel Roemenië een vermeldenswaardig niveau met 2,5% (maar slechts 0,66% van de rechtgevende kinderen opgevoed buiten het Rijk). De tien andere landen vertegenwoordigen daarentegen nauwelijks 2,7%. Noteer dat 68% van de getelde personen uit een van de 27 EU-landen komen en bijna vier personen op vijf (75,9%) als men rekening houdt met alle Europese landen (met inbegrip van Turkije) 30 .
B. Vergelijking met de buitenlandse kinderbijslag betaald aan gezinnen in België Net zoals Belgische kinderbijslag kan uitgevoerd worden naar gezinnen in het buitenland, kunnen buitenlandse regelingen kinderbijslag betalen aan gezinnen die in België verblijven. De Europese Verordeningen hebben namelijk als principe dat het land van tewerkstelling bevoegd is voor de sociale uitkeringen aan personen die verblijven op het grondgebied van een van de Lidstaten van de Europese Economische Ruimte (EER). In deze paragraaf bekijken we de situatie van drie buurlanden: het Groothertogdom Luxemburg, Nederland en Frankrijk. Gegevens over betalingen door Duitsland en het Verenigd Koninkrijk zijn niet beschikbaar per land van verblijf. Tabel 5 geeft de gegevens van het dienstjaar 2010 31 voor de drie landen. In tegenstelling tot België zijn de kinderbijslagregelingen van de buurlanden geen regelingen voor beroepscategorieën maar universele regelingen.
30
Migratie, Jaarverslag 2011 - Centrum voor gelijke kansen en racismebestrijding, Koningsstraat 138, 1000 Brussel http://diversite.be/index.php?action=artikel_detail&artikel=746. 31 Niet alle cijfers van 2011 zijn beschikbaar.
18
Tabel 5: Kinderbijslag betaald door buitenlandse instellingen aan gezinnen die in België verblijven in het dienstjaar 2010 32 .
Land Luxemburg Frankrijk Nederland Totaal
Aantal gezinnen
Aantal kinderen
Uitgaven in EUR (x 1.000)
7.522 1.203 6.100 14.825
14.441 2.454 10.941 27.836
93.730 3.711 10.331 107.772
Gemiddeld bedrag in EUR per kind per maand 540,88 126,02 78,69
Luxemburg, Frankrijk en Nederland betaalden samen 107,8 miljoen EUR aan in België verblijvende gezinnen, een stijging met 3,16% ten opzichte van de 104,3 miljoen EUR van 2009. De Franse en Nederlandse statistieken van 2010 zijn volledig vergelijkbaar met die van 2009, wat echter niet geldt voor Luxemburg zoals blijkt uit tabel 6 hierna.
32
Bronnen: Groothertogdom Luxemburg: Ministère de la Sécurité Sociale, Inspection générale de la sécurité sociale : Prestations familiales, Séries statistiques. Frankrijk: "Rapport statistique 2010", Centre de Liaisons Européennes et Internationales de Sécurité sociale (C.L.E.I.S.S.). Nederland: Kwartaalbericht, Directie Financieel Economische Zaken, Afdeling Informatievoorziening en Onderzoek, Sociale Verzekeringsbank, November 2011-2".
19
Tabel 6: Kinderbijslag betaald door het Groothertogdom Luxemburg aan gezinnen die verblijven in België - Vergelijking van de dienstjaren 2009 en 2010.
Aantal gezinnen Aantal rechtgevende kinderen Bedrag van de uitgaven (x 1.000 EUR)
2009
2010
Variatie van…
8.015 16.002
7.522 14.441
- 493 -1.561
Relatieve variatie van… - 6,15% - 9,76%
93.451
93.730
279
0,30%
In de daling moet men wellicht de gevolgen zien van de afschaffing vanaf 1 oktober 2010 van de kinderbijslag vanaf 18 jaar voor studenten van het hoger onderwijs, studenten die beroepsonderwijs volgen – waaronder leerlingen met een leerovereenkomst – en personen die als vrijwilliger werken (de studiebeurzen zijn echter verhoogd ongeacht de nationaliteit van de student, de plaats van de studies en het sociaal statuut van de ouders, maar op voorwaarde dat hij verblijft in het Groothertogdom Luxemburg). De erosie is echter minder uitgesproken bij de overgedragen bedragen, aangezien de nominale stijging van 0,30% overeenkomt met een orde van 1,36% als men rekening houdt met de gevolgen van de inflatie (de glijdende loonschaal voor Luxemburgers, basis voor de bepaling van de sociale parameters, had een gemiddelde waarde van 711,07 in 2010 tegen 699,44 in 2009 33 ). Dit verschil is logisch omdat de financiële weerslag beperkt is tot twee maanden, terwijl de effectieven, verrekend op 31 december, volledig betrokken zijn bij deze maatregel. Overigens zou een extrapolatie van de jaarlijkse begrotingsweerslag leiden tot een daling van 8,16%, een percentage in verhouding met de vastgestelde daling van het aantal rechtgevende kinderen. In verband met die beslissing tot opheffing van de kinderbijslag voor studenten van het hoger onderwijs vanaf 18 jaar interpelleerden België, maar ook Frankrijk en Duitsland, de Europese Commissie op basis van het principe dat het opleggen van een voorwaarde van domicilie in tegenspraak zou zijn met de Europese regelgeving in verband met het vrij verkeer van werknemers, aangezien het kinderen van grensarbeiders automatisch zou uitsluiten. Te noteren valt dat meer dan 150.000 arbeidsplaatsen in Luxemburg zijn ingenomen door grensarbeiders (waaronder ongeveer 38.000 Belgische werknemers) 34 .
33
Statistiekportaal van het Groothertogdom Luxemburg: http://www.statistiques.public.lu/fr/economie-finances/prixconsommation/ipcinflation/index.html 34 http://www.references.be/carriere/le-luxembourg-gourmandise-des-transfrontaliers
20
In eerste instantie meende de Commissie dat er effectief een vermoeden was van eventuele inbreuk op de Europese verordeningen en stelde de Luxemburgse regering in gebreke om zijn standpunt te wettigen met betrekking tot de argumentatie die de Commissie ontwikkelde op basis van meer bepaald de rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU. In haar antwoord van 26 mei 2011 deelde de Luxemburgse regering mee bij haar standpunt te blijven. Het dossier is sindsdien in onderzoek bij de Commissie. De eerste fundamentele vraag is of de studiebeurs die enkel wordt toegekend aan wie in Luxemburg verblijft al dan niet een sociaal voordeel is. Als dat zo is, moet men dit recht dan niet uitvoeren naar de grensarbeiders en hun kinderen? Tabel 7 geeft een overzicht van het relatieve aandeel van België en van de EU-landen in de totale gezinsbijslag uitgevoerd door die drie landen in 2010. Tabel 7: Relatieve aandeel van België en van de EU-landen in de uitgaven aan kinderbijslag van het Groothertogdom Luxemburg, van Frankrijk en van Nederland voor gezinnen die in het buitenland verblijven - Jaar 2010 35
Luxemburg Frankrijk Nederland
Globaal bedrag (in miljoenen EUR) 363 13 50
% vertegenwoordigd door België 25,87% 27,43% 20,39%
% betaald aan een EUland 94,66% 62,12% 73,36%
Ter vergelijking: in 2010 betaalde de Belgische werknemersregeling een bedrag van 64,2 miljoen EUR voor 21.789 buitenlandse rechthebbenden en 41.611 kinderen. Volledigheidshalve moeten hier nog de uitgaven aan toegevoegd worden voor de regeling van de zelfstandigen (2,4 miljoen EUR in 2010) en die van de overheidssector. Het evenwicht tussen de uitgevoerde en de ontvangen bedragen blijft dus ruim positief, ook al vertonen de saldi tussen de landen onderling sterk verschillende profielen, zoals bijvoorbeeld een zeer groot overschot bij Luxemburg (+93,6 miljoen EUR), maar een aanzienlijk tekort bij Frankrijk (-40,88 miljoen EUR) in 2010.
35
Bron : Zie voetnoot nr. 32.
21
Tabel 8 geeft het percentage van de rechtgevenden uit de EU voor die vier landen. Tabel 8: Percentage van de rechtgevende kinderen opgevoed buiten het Rijk/land en die verblijven in een (ander) land van de EU - Vergelijking tussen Luxemburg, België, Nederland en Frankrijk voor het dienstjaar 2010 36 België 95,49%
Luxemburg 99,42%
Nederland 71,41%
Frankrijk 37 17,39%
Luxemburg heeft een gelijkaardige distributie als België, maar dat geldt niet voor de twee andere landen. Nederland, dat betaalt voor 52.171 kinderen, telt nog altijd 4.551 Marokkaanse en 2.195 Turkse kinderen, of 13% van het totaal. Er is ook een grote groep van 1.467 Egyptische kinderen. Het land van verblijf met het grootste aantal kinderen is Polen met 13.931 kinderen, of een op vier. Frankrijk heeft een duidelijk verschillend profiel, omdat de Maghreblanden nog 82,61% van de 15.991 getelde rechthebbenden van dat land uitmaken. Hun absolute aantal daalde echter gestaag sinds 2001, toen ze nog met 34.201 waren. Anderzijds is het interessant te wijzen op het verschil tussen de verdeling van de effectieven en van de betaalde bedragen, aangezien 17,39% van de rechtgevenden op basis van de Europese verordeningen 62,12% vormen van het budget dat Frankrijk uitbetaalde.
2. Verdeling van de rechthebbenden en van de rechtgevende kinderen volgens de rechtsbron Tabel 9 geeft de verdeling van de kinderen opgevoed buiten het Rijk volgens de rechtsbron. Het is uiteraard geen verrassing vast te stellen dat het grootste deel van de kinderbijslag van kinderen opgevoed buiten het Rijk wordt betaald op basis van de verordeningen van de EU. In de volgende paragrafen wordt de evolutie van de effectieven per rechtsbron besproken.
36
Bron : zie voetnoot nr. 32. Voor Frankrijk behelst dat percentage alle landen waarvoor de Europese verordeningen van toepassing zijn, dus de EU-lidstaten plus Zwitserland, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein. 37
22
Tabel 9: Verdeling van de kinderen opgevoed buiten het Rijk volgens de rechtsbron - Evolutie 2001-2011 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 TOTAAL VAN DE KINDEREN OPGEVOED BUITEN HET RIJK Rechthebbenden Rechtgevende kinderen Gemiddeld aantal kinderen per rechthebbende
2008
2009
2010
2011
14.813 29.092
15.684 30.587
16.475 31.970
17.093 32.985
17.655 33.858
17.662 34.044
18.654 36.088
20.173 38.885
20.789 39.910
21.789 41.611
23.449 44.176
1,96
1,95
1,94
1,93
1,92
1,93
1,93
1,93
1,92
1,91
1,88
EU-VERORDENINGEN Rechthebbenden Rechtgevende kinderen Kraamgeld en adoptiepremie Gemiddeld aantal kinderen per rechthebbende
13.171 25.283 6
14.056 26.903 6
14.973 28.642 161
15.699 29.976 371
16.287 31.036 240
16.451 31.535 213
17.511 33.798 270
19.009 36.628 257
19.717 37.873 260
20.732 39.640 352
22.359 42.242 309
1,92
1,91
1,91
1,91
1,91
1,92
1,93
1,93
1,92
1,91
1,89
BILATERALE OVEREENKOMSTEN Rechthebbenden Rechtgevende kinderen
1.622 3.770
1.588 3.623
1.446 3.250
1.337 2.925
1.308 2.732
1.170 2.446
1.101 2.231
1.094 2.170
1.003 1.944
994 1.885
1.023 1.840
Gemiddeld aantal kinderen per rechthebbende
2,32
2,28
2,25
2,19
2,09
2,09
2,03
1,98
1,94
1,90
1,80
ALGEMENE EN INDIVIDUELE AFWIJKINGEN Rechthebbenden Rechtgevende kinderen Gemiddeld aantal kinderen per rechthebbende
20 39
40 61
56 78
57 84
60 90
41 63
42 59
70 87
69 93
63 86
67 94
1,95
1,53
1,39
1,47
1,50
1,53
1,17
1,24
1,35
1,37
1,40
23
A. EU-Verordeningen 38 De EU-Verordeningen zijn van toepassing op de landen van de Europese Economische Ruimte (Europese Unie, IJsland, Noorwegen en Liechtenstein) en Zwitserland. Op 31 december 2011 telde men 22.359 rechthebbenden die een recht op kinderbijslag openden op basis van de EUverordeningen. In vergelijking met 2010 is dit een toename met 1.627 eenheden (+7,85%). In 2011 steeg het aantal rechtgevende kinderen met 2.602 eenheden (+ 6,56 %) om op 42.242 kinderen te komen. Het aandeel van de groep waarvoor kinderbijslag betaald wordt op basis van de EU-verordeningen in de totale groep van kinderen opgevoed in het buitenland stijgt jaar na jaar. In 2001 bedroeg het aandeel van deze groep 88,92% bij de rechthebbenden en 85,40% bij de rechtgevende kinderen. Tien jaar later was dit 95,35% en 95,62%. Grafiek 4 geeft deze lineaire opwaartse evolutie weer. Grafiek 4: Evolutie van het relatieve aandeel van de rechthebbenden die een recht openen op basis van de EU-verordeningen over de periode 2001-2011
96% 95% 94% 93% 92% 91% 90% 89% 88% 87% 86% 85% 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
38
Gedetailleerde resultaten per land voor de kinderbijslag op basis van de Europese verordeningen worden gegeven in bijlage II van dit document.
24
De toename van het aantal rechthebbenden en rechtgevende kinderen kan worden toegeschreven aan enerzijds de stijging van Frankrijk en anderzijds de opkomst van de nieuwe Lidstaten van de Europese Unie 39 , die nu 7,82% van het aantal rechtgevende kinderen vertegenwoordigen. In 2005 werden er nauwelijks 76 kinderen geteld, nu zijn het er 3.453 (1.010 meer dan in 2010). Polen vertegenwoordigt het grootste aandeel, met 6,79% van de kinderen rechtgevend op basis van de EU-verordeningen (tegen 5,35% het vorige jaar). Dit land telt alleen al 83,09% van de kinderen van de nieuwe Lidstaten van de Europese Unie. Ook al vertoont het gemiddeld aantal kinderen per rechthebbende geen spectaculaire variatie, toch is er een lichte neerwaartse tendens sinds 2007, het jaar van de laatste stijging; in vier jaar tijd ging het van 1,93 naar 1,89 kinderen. Dit gemiddelde blijft echter ruim boven dat van de hele werknemersregeling dat 1,78 kinderen is.
1. Frankrijk en Nederland Frankrijk is veruit het best vertegenwoordigde land met 15.694 rechthebbenden (70,19% van het totaal) en 30.485 rechtgevende kinderen (72,17% van het totaal). Hoewel de effectieven nogmaals toenemen met 675 rechthebbenden en 1.098 kinderen, daalt het relatieve aandeel van Frankrijk lichtjes ten opzichte van 2010. De uitleg is eenvoudig: de respectieve stijgingen met 4,49% en 3,74% zijn lager dan die voor alle landen waar de EU-verordeningen van toepassing zijn (stijging met 7,85% van de rechthebbenden en met 6,56% van de rechtgevende kinderen). Nederland volgt op respectabele afstand met een ratio van ongeveer 1/5 ten opzichte van Frankrijk, want het vertegenwoordigt 14,26% van de rechthebbenden en 13,70% van de rechtgevende kinderen. Die twee landen samen tellen dus meer dan acht rechthebbenden en kinderen op tien. Die rechtgevende kinderen zijn hoofdzakelijk kinderen van grensarbeiders 40 . De evolutie van het aantal grensarbeiders tewerkgesteld in België en verblijvend in Frankrijk en in Nederland legt dus grotendeels de evolutie uit van het aantal kinderen in deze twee landen. Uit grafieken 5 en 6 blijkt duidelijk de verhouding tussen de evolutie van het aantal grensarbeiders en die van het aantal kinderen waarop deze statistiek betrekking heeft voor die twee landen voor de periode 2001-2011: 39
Zie in dit verband 2. De nieuwe EU-Lidstaten op blz. 29 en volgende. Een grensarbeider is een werknemer die woont in een grensstreek van een land, werkt in een grensstreek van een ander land en minstens een keer per week terugkeert. 40
25
Grafiek 5: Vergelijking tussen de evolutie van het aantal grensarbeiders en van het aantal rechtgevende kinderen - Frankrijk over de periode 2001-2011
Aantal grensarbeiders
Aantal rechtgevende kinderen
45.000 40.000 35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 ‐ 2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Bron: RIZIV en RKW
De statistische analyse van de evolutie van de twee variabelen geeft verder een correlatiecoëfficiënt van 0,98, wat staat voor een vrijwel gelijke evolutie. Ook al omvat die coëfficiënt niet noodzakelijk een causaal verband, toch lijkt het duidelijk dat in dit geval de evolutie van het aantal grensarbeiders wel degelijk de schommelingen van het aantal rechtgevende kinderen bepaalt.
26
Grafiek 6: Vergelijking tussen de evolutie van het aantal grensarbeiders en van het aantal rechtgevende kinderen - Nederland over de periode 2001-2011
Aantal grensarbeiders
Aantal rechtgevende kinderen
9.000 8.000 7.000 6.000 5.000 4.000 3.000 2.000 1.000 ‐ 2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Bron: RIZIV en RKW
De correlatiecoëfficiënt is ditmaal 0,93, wat eveneens wijst op parallelle evoluties. Zoals blijkt uit grafiek 5 is de evolutie van de Franse grensarbeiders bijzonder merkwaardig. Die vindt zijn uitleg in de fiscale gunstregeling die die grensarbeiders genieten. Op basis van deze regeling is een grensarbeider onderworpen aan de belastingen in de staat van verblijf (het land waar hij woont) en niet in de staat van tewerkstelling (het land waar hij werkt), zoals normaal het geval is voor werknemers die werken in een ander land dan dat waar ze wonen. Concreet betekent dit dat de Franse grensarbeiders belastingen betalen in Frankrijk op hun Belgische beroepsinkomsten. Op meer dan een vlak is deze regeling gunstig voor grensarbeiders die tewerkgesteld zijn in België en wonen in Frankrijk. De fiscale druk is minder groot in Frankrijk dan in België, waardoor Franse grensarbeiders (onderworpen aan de belastingen in Frankrijk) minder belastingen moeten betalen dan in België het geval zou zijn geweest. De socialezekerheidsbijdragen die Franse grensarbeiders
27
betalen in België zijn eveneens lager dan de Franse. Tenslotte is de loonregeling vaak aantrekkelijker in België. Sommige sectoren kennen hogere barema’s met dubbel vakantiegeld. Omgekeerd is deze regeling minder gunstig voor grensarbeiders die wonen in België maar werken in Frankrijk. Die situatie zal echter niet blijven duren, aangezien een nieuwe reglementering, van kracht vanaf 17 december 2009 41 , de geldende regels gevoelig wijzigde, ook al moet een onderscheid gemaakt worden tussen twee periodes. Dit betekent dat de grensarbeidersregeling behouden blijft van 2009 tot 2011, op voorwaarde dat de grensarbeiders de Belgische grensregio 42 niet verlaten gedurende meer dan dertig dagen per kalenderjaar. Sommige verplaatsingen buiten de grensregio komen echter niet in aanmerking (bijvoorbeeld: vakbondsopdrachten, medisch onderzoek…). Vanaf 1 januari 2012 blijft de grensarbeidersregeling behouden gedurende 22 jaar 43 tot in 2033, maar enkel voor Franse grensarbeiders die op 31 december 2011 al de grensarbeidersregeling genieten. Het zal dan ook bijzonder interessant zijn om in 2012 de weerslag van die maatregel na te gaan, omdat het aantal grensarbeiders vanaf nu enkel nog kan dalen of stabiel blijven.
41
Wet van 7 mei 2009, Belgisch Staatsblad van 8 januari 2010. Met grensstreek moet verstaan worden de streek die zich uitstrekt over twintig kilometer aan beide kanten van de grens tussen België en Frankrijk. 43 Tegen bijzondere voorwaarden voor seizoensgrensarbeiders. 42
28
2. De nieuwe Lidstaten van de EU Naast Frankrijk en Nederland liggen de nieuwe Lidstaten van de Europese Unie gedeeltelijk aan de basis van de toename van het aantal kinderen opgevoed buiten het Rijk. In 2004 traden tien landen toe tot de Europese Unie: Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slowakije, Slovenië en de Tsjechische Republiek. Op 1 januari 2007 traden ook Bulgarije en Roemeniê toe tot de Europese Unie. De toetreding in 2004 van de nieuwe Lidstaten leidde niet direct tot een spectaculaire stijging van de effectieven wegens de toepassing van overgangsmaatregelen op het vlak van vrij verkeer van werknemers van toepassing op acht van de tien nieuwe Lidstaten 44 . Uit vrees voor een toevloed van migrerende werknemers van de nieuwe Lidstaten voerden de bestaande Lidstaten namelijk overgangsmaatregelen in die een arbeidskaart verplichtten voor de onderdanen van de nieuwe Lidstaten. De Belgische regering besliste om deze overgangsmaatregelen in te voeren vanaf 1 mei 2004 voor een periode van twee jaar 45 . In 2006 werd beslist om de overgangsfase van drie jaar te verlengen tot ten laatste 1 mei 2009 46 . Bovendien werden deze overgangsmaatregelen ook toegepast op Bulgarije en Roemeniê vanaf hun toetreding op 1 januari 2007 47 . De overgangsmaatregelen werden versoepeld in 2006. Voor sommige specifieke beroepen, namelijk de “knelpuntberoepen”, werden de voorwaarden voor de toekenning van een arbeidskaart versoepeld voor de onderdanen van de betrokken Lidstaten, wat leidde tot een aanzienlijke toename van de cijfers in de statistiek van de kinderen opgevoed buiten het Rijk. In 2008 werd het recht geopend door 691 rechthebbenden voor 1.270 rechtgevende kinderen. Dit is bijna twintig maal zoveel als in 2005. In 2009 werd beslist om de overgangsmaatregelen niet te verlengen voor de Lidstaten die toetraden op 1 mei 2004, wat impliceert dat het vrij verkeer van werknemers volledig van toepassing is op de onderdanen van die landen vanaf 1 mei 2009 en dat ze vrijgesteld zijn van de verplichte arbeidskaart 48 . Dit leidde uiteraard in 2010, het eerste volledige jaar zonder overgangsmaatregel, tot 44
Die overgangsmaatregelen zijn niet van toepassing op Cyprus en Malta. Koninklijk besluit van 12 april 2004, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 21 april 2004. 46 Koninklijk besluit van 24 aoril 2006, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 28 april 2006. 47 Koninklijk besluit van 19 december 2006, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 28 december 2006. 48 België besliste overgangsmaatregelen in te voeren voor de werknemers uit Bulagrije en Roemenië en ze tegen bepaalde voorwaarden te versoepelen. Ze blijven onderworpen aan de verplichting van een arbeidsvergunning tot 31 december 2013. Gedurende die overgangsperiode zijn de procedures voor het aanvragen en afleveren van arbeidsvergunningen voor Bulgaarse of Roemeense onderdanen vereenvoudigd als ze knelpuntberoepen betreffen. 45
29
een en spectaculaire stijging van het aantal rechthebbenden en rechtgevende kinderen die zich doorzette in 2011. Grafiek 7 toont dit voldoende duidelijk aan. Grafiek 7: Evolutie van het aantal rechtgevende kinderen van de nieuwe Lidstaten van de EU over de periode 2005-2011
3.500 3.000 2.500 2.000 1.500 1.000 500 0 2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Tabel 10 geeft een gedetailleerd overzicht van het aantal rechtgevende kinderen van de nieuwe Lidstaten per land. We stellen vast dat Polen duidelijk op de voorgrond treedt omdat het iets meer dan 83% van de rechthebbenden en de rechtgevende kinderen vertegenwoordigt. Er is bovendien een gestage vooruitgang: + 457 kinderen in 2009, + 640 in 2010 en + 750 in 2011. Roemenië komt op de tweede plaats, maar met nauwelijks een tiende van de Poolse effectieven. De relatieve toename van het aantal kinderen was echter opmerkelijk in 2011 (+ 110,07%) en dit ondanks het behoud van de overgangsmaatregelen tot 31 december 2013. Men mag aannemen dat die Roemeense werknemers hoofdzakelijk betrekkingen invullen waar aanwervingen moeilijkheden kennen. De andere landen hebben marginale waarden.
30
Tabel 10: Verdeling van de rechthebbenden en de rechtgevende kinderen volgens land van verblijf (nieuwe Lidstaten van de EU) - Evolutie 2006-2011
2006 Land van verblijf
2007
2008
2009
2010
2011
RechtRechtgevende RechtRechtgevende RechtRechtgevende RechtRechtgevende RechtRechtgevende RechtRechtgevende hebbenden kinderen hebbenden kinderen hebbenden kinderen hebbenden kinderen hebbenden kinderen hebbenden kinderen
31
Polen
27
58
214
414
551
1.022
803
1.479
1.187
2.119
1.678
2.869
Tsjechië
21
44
30
63
31
58
19
34
12
21
31
52
Slovakije
6
11
17
34
24
47
19
37
26
55
38
78
Hongarije
10
21
15
34
20
46
18
41
25
52
36
72
Slovenië
2
3
4
8
3
5
3
5
3
4
6
11
Estland
0
0
1
1
1
1
2
3
2
3
2
3
Letland
0
0
1
1
1
1
2
3
4
6
8
12
Malta
0
0
1
2
1
3
0
0
0
0
0
0
Bulgarije
0
0
10
14
36
51
26
36
33
44
43
64
Roemenië
0
0
6
7
23
36
55
101
75
139
174
292
Totaal
66
137
299
578
691
1.270
947
1.739
1.367
2.443
2.016
3.453
31
3. Kraamgeld en adoptiepremie Sedert 2003, met het verschijnen van de ministeriële omzendbrief nr. 583, worden het kraamgeld en de adoptiepremie ook betaald op basis van de Europese verordeningen 49 , met uitzondering van Frankrijk en Luxemburg voor wat betreft het kraamgeld. De bilaterale overeenkomsten afgesloten met deze twee landen die bepalen dat het kraamgeld wordt betaald in het land van verblijf van het kind blijven namelijk van toepassing. Die ministeriële omzendbrief leidde in 2003 en 2004 tot een aanzienlijke toename van het aantal gevallen waarvoor kraamgeld of een adoptiepremie werd toegekend op basis van de EU-verordeningen. Sindsdien kende hun aantal een tegengestelde evolutie. In 2011 werd in 309 gevallen kraamgeld toegekend in het buitenland, 43 gevallen minder dan in 2010. De voornaamste landen waarnaar kraamgeld werd uitgevoerd zijn Nederland (222 geboorten), Duitsland (27 geboorten) en Polen (31 geboorten). Samen vertegenwoordigen deze drie landen 90,61% van het totaal. In 2011 werden 4 adoptiepremies betaald in het buitenland: 3 in Frankrijk en 1 in Nederland. Er waren er 6 in 2010, alle in Frankrijk.
B. Bilaterale overeenkomsten 50 De bilaterale overeenkomsten die België afsloot op het vlak van sociale zekerheid vormen een andere rechtsbron op basis waarvan het recht op kinderbijslag kan worden geopend voor kinderen opgevoed buiten het Rijk. België sloot bilaterale overeenkomsten af met Marokko, Tunesië, Algerije, Turkije, Joegoslavië 51 en Macedonië vanaf juni 2009. Op 31 december 2011 waren er 1.023 rechthebbenden die een recht op kinderbijslag openden op basis van de bilaterale overeenkomsten voor 1.840 rechtgevende kinderen. Dit is een toename met 29 rechthebbenden, maar een daling met 45 kinderen. 49
Zie MO nr. 583 van 6 oktober 2003 en addendum. Vroeger werd de toekenning van het kraamgeld geregeld door bilaterale overeenkomsten. 50 Gedetailleerde resultaten per land van de kinderbijslag betaald op basis van bilaterale overeenkomsten zijn te vinden in bijlage II bij dit document. 51 Sedert de ontbinding van Joegoslavië is die bilaterale overeenkomst van toepassing op Bosnië-Herzegovina, Servië, Montenegro en Kosovo.
32
De effectieven van die landen kenden een uitgesproken en blijvende daling gedurende een twintigtal jaar, maar sinds 2009 is er een stabilisering, maar lichtjes in vergelijking met de in het verleden vastgestelde aantallen. In 2000 kenden die rechthebbenden nog een aandeel van 11,96% in de totale groep. In 2011 was dit aandeel nog maar 4,36%. De rechtgevende kinderen kenden dezelfde evolutie: in 2000 vormden ze nog 14,29% tegen slechts 4,17% in 2011. Grafiek 8 illustreert duidelijk deze neerwaartse evolutie en de geleidelijke terugval in de laatste jaren. Grafiek 8: Rechthebbenden en kinderen rechtgevend op basis van de bilaterale overeenkomsten in percentages van alle kinderen opgevoed buiten het Rijk - Evolutie van 2001 tot 2011 14%
12%
10%
8%
Rechthebbenden Rechtgevende kinderen
6%
4%
2%
0%
Het gemiddelde aantal kinderen per rechthebbende daalde evenzeer voor deze groep en bedraagt maar 1,80 kinderen meer. Het was 1,90 in 2010 en 1,94 in 2009. In 2000 haalde dit gemiddelde zelfs het recordniveau van 2,34 kinderen. Het aantal kinderen per gezin in het kader van de bilaterale overeenkomsten ligt nu onder het algemene gemiddelde voor de totale groep kinderen opgevoed buiten het Rijk dat 1,88 kinderen bedraagt. De reden hiervan ligt bij de Marokkaanse rechthebbenden, aangezien de gemiddelde gezinsgrootte daalde van 2,02 kinderen in 2009 naar 1,98
33
in 2010 en maar 1,86 in 2011. Dit is veruit echter de best vertegenwoordigde natie. Aangezien de natie die op de tweede plaats komt, namelijk Turkije, nauwelijks 1,57 kinderen per rechthebbende telt, is die daling niet verwonderlijk. Voor de kinderbijslag toegekend op basis van bilaterale overeenkomsten blijft Marokko duidelijk het land met de grootste effectieven met 777 rechthebbenden (-3 in vergelijking met 2010) en 1.444 kinderen (-98 kinderen), respectievelijk 75,95% en 78,48% van het totaal. Zoals de evolutie van de gezinsgrootte laat vermoeden is de relatieve daling groter bij de kinderen dan bij de rechthebbenden. Het betreft wellicht kinderen die de leeftijd bereikten waarop ze gingen werken en de kinderbijslagregeling verlaten. Na Marokko telt Turkije de grootste effectieven, namelijk 148 rechthebbenden (+24 in vergelijking met 2010) en 232 rechtgevende kinderen (+32). Dit land dat sinds een tiental jaren een groei kent blijft bescheiden qua relatief aandeel van het geheel en staat nog altijd erg ver van de 16.773 Turkse kinderen geteld in 1964. Op het vlak van de bilaterale overeenkomsten tellen de andere landen maar een klein aantal rechthebbenden en rechtgevende kinderen.
C. Algemene en individuele ministeriële afwijkingen 52 De laatste groep binnen de regeling van kinderbijslag voor kinderen opgevoed buiten het Rijk wordt gevormd door de rechthebbenden die het recht op kinderbijslag openen op basis van een algemene of individuele afwijking. Zoals al aangegeven kunnen algemene afwijkingen worden toegekend op basis van een ministeriële omzendbrief. In 2006 werd geen kinderbijslag toegekend op basis van bestaande algemene afwijkingen en moest men wachten om nieuwe gevallen te registreren tot de ministeriële omzendbrief nr. 599 van 16 juli 2007, die een algemene afwijking toekent aan studenten die voortstuderen zonder beurs in een land buiten de EER of in een land waarmee België geen bilaterale overeenkomst 53 afsloot. Op 31 december 2011 openden 42 rechthebbenden met vreemde nationaliteit een recht op kinderbijslag op basis van een algemene ministeriële afwijking voor 67 rechtgevende kinderen. 52
Gedetailleerde resultaten van de kinderbijslag betaald op basis van ministeriële afwijkingen zijn te vinden in bijlage IV van dit document. 53 Vroeger moest voor die studenten een individuele ministeriële afwijking gevraagd worden.
34
Niet alleen buitenlandse rechthebbenden, maar ook Belgische kunnen een recht op kinderbijslag openen voor hun in het buitenland opgevoede rechtgevende kinderen, en dit op basis van een algemene ministeriële afwijking 54 . In 2011 openden 700 Belgische rechthebbenden een recht op kinderbijslag op basis van een algemene ministeriële afwijking voor 824 rechtgevende kinderen. Naast een algemene ministeriële afwijking is het ook mogelijk een recht op kinderbijslag te openen voor in het buitenland opgevoede kinderen op basis van een individuele afwijking. In 2011 werd het recht geopend door 25 rechthebbenden voor 27 rechtgevende kinderen. Ook Belgische rechthebbenden kunnen een individuele afwijking krijgen voor hun in het buitenland opgevoede rechtgevende kinderen 55 . Op 31 december 2011 bedroeg hun aantal 308, voor 355 rechtgevende kinderen. In totaal waren er dus 67 rechthebbenden van vreemde nationaliteit die een afwijking kregen voor 94 in het buitenland opgevoede kinderen. Bovendien waren er in totaal 1.008 Belgische rechthebbenden die een afwijking kregen voor 1.179 kinderen in het buitenland.
D. Vergelijking van de rechthebbenden volgens rechtsgrond Hierna onderzoeken we de toekenningssituatie op basis waarvan de rechthebbende het recht op kinderbijslag opent voor de rechtgevende kinderen. De rechthebbenden die het recht op kinderbijslag openen op basis van de EU-verordeningen worden vergeleken met de rechthebbenden op basis van de bilaterale overeenkomsten. Het aantal rechthebbenden dat een recht op kinderbijslag opent op basis van algemene of individuele afwijkingen is verwaarloosbaar en wordt in deze vergelijking niet in aanmerking genomen.
Uit grafiek 9 op blz. 37 blijkt dat er een duidelijk verschil is tussen de rechthebbenden op basis van de EU-verordeningen en de rechthebbenden op basis van de bilaterale overeenkomsten. Bij de rechthebbenden op basis van de EU-verordeningen wordt het recht toegekend op basis van arbeidsprestaties in meer dan negen gevallen op tien. In 9,79% van de gevallen berust het recht van 54
De cijfers van de Belgische rechthebbenden zijn te vinden in bijlage IV van dit document. Die cijfers worden gegeven bij wijze van informatie en maken geen deel uit van de globale analyse van deze statistiek. 55 De cijfers worden vermeld in bijlage IV van dit document. Ze worden gegeven bij wijze van informatie en maken geen deel uit van de globale analyse van deze statistiek
35
de rechthebbende op een andere toekenningssituatie: invalide rechthebbende 3,73%, werkloze rechthebbende 3,01%, rechthebbende wees 2,21% en gepensioneerde rechthebbende 0,84%. Het grote aandeel van de arbeidsprestaties is het gevolg van het hoge aantal Franse en Nederlandse rechthebbenden die in België actief zijn als grensarbeider. Het recht van de rechthebbenden die het recht op kinderbijslag openen op basis van de bilaterale overeenkomsten berust in maar 50,15% van de gevallen op arbeidsprestaties. Te noteren valt echter dat de tendens van de laatste tien jaar lichtjes opwaarts is en dat de kaap van de 50% voor het eerst weer bereikt is. Het is een gevolg van de overdracht tussen de enkele nieuwe dossiers en het geleidelijk uitdoven van de rentegevallen, meer bepaald de invaliden. In 49,85% van de gevallen berust het recht op een andere toekenningssituatie: 11,53% van de gevallen zijn invaliden (tegen 16,90% in 2010), 14,66% rechthebbende wezen, 23,56% gepensioneerde rechthebbenden en 0,10% werkloze rechthebbenden.
36
Grafiek 9: Aandeel van de rechthebbenden volgens de rechtsbron (in %) in het totale aantal rechthebbenden Aandeel van de rechthebbenden die een recht op kinderbijslag openen op basis van arbeidsprestaties, per rechtsbron (in %) - Jaar 2011
37
3. Betaalde bedragen 56 Het totale bedrag aan kinderbijslag toegekend in 2011 voor kinderen opgevoed buiten het Rijk57 was 69.383.865 EUR, of 5.182.700 meer dan in 2010 (+8,07%). Dit is een vergelijkbare stijging met die van 2010. Die stijging kan grotendeels verklaard worden door de toename van het aantal rechtgevende kinderen (+6,16%). Er was ook een indexering op 1 mei 2011 58 . De gemiddelde kost per kind per maand is 130,89 EUR, wat een stijging is met 1,80% ten opzichte van de 128,57 EUR van 2010. Dit kan verklaard worden door de indexering, maar ook door de geleidelijke verdwijning van de laagste barema’s, namelijk die van de bilaterale overeenkomsten. Dit bedrag ligt duidelijk lager dan dat van de hele werknemersregeling dat 179,64 EUR 59 bedraagt. Het verschil kan verklaard worden door het feit dat: • • •
sommige barema’s duidelijk lager liggen dan die van de werknemersregeling; het aandeel van de rechtgevenden die een verhoogde schaal krijgen miniem is; de gedeeltelijke betaling van kinderbijslag voor bepaalde buitenlandse rechtgevende kinderen (onder andere voor Frankrijk en Nederland) door het land van oorsprong oefent ook een invloed uit op de gemiddelde kost per kind. In die gevallen betaalt het bevoegde kinderbijslagfonds enkel het verschil tussen het bedrag dat de sociaal verzekerde ontvangt van het land van oorsprong en het bedrag waarop de sociaal verzekerde recht heeft op basis van de Belgische kinderbijslagregeling.
De uitgaven voor de kinderen opgevoed buiten het Rijk maken voortaan 1,61% uit van de totale uitgaven in het kinderbijslagstelsel van de werknemers. In 2010 was dit nog 1,55%.
In 2011 vertegenwoordigt de kinderbijslag op basis van de EU-verordeningen niet minder dan 98,40% (+ 0,35% in vergelijking met 2010) van alle uitgaven. De gemiddelde kost per rechtgevend kind per maand voor deze categorie is 134,69 EUR (+1,78% in vergelijking met 2010). 56
Zie de bijlagen voor de exacte bedragen per land. Een overzicht van de toegekende bedragen en hun evolutie wordt gegeven in tabel 11 op blz. 41. 57 Van rechthebbenden van vreemde nationaliteit. 58 Op 1 mei 2011 steeg de index van 112,72 naar 114,97. 59 Met inbegrip van adoptiepremies en kraamuitkeringen.
38
De uitgaven aan kinderbijslag op basis van de bilaterale overeenkomsten bedroegen 907.902,01 EUR. Dit is nauwelijks 87,33 % van het bedrag van 2010 dat inderdaad beïnvloed was door de stijging wegens de achterstallen betaald aan Kroatische arbeiders in de Pool der Zeelieden (sedert juli 2009 geïntegreerd in de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden, maar met effectieve betalingen in 2010). Het totale bedrag aan kinderbijslag toegekend aan rechtgevenden op basis van de internationale overeenkomsten maakt 1,31% uit (1,62% in 2010) van de totale uitgaven voor de kinderen opgevoed buiten het Rijk (zie grafiek 10). Het aandeel van de toegekende bedragen is bijna driemaal kleiner dan het aandeel van de rechtgevende kinderen voor deze groep dat 4,17% bedraagt zoals blijkt uit grafiek 10. Dit beperkte aandeel in de uitgaven is te wijten aan de gevoelig lagere barema’s van toepassing op de kinderbijslag op basis van de bilaterale overeenkomsten 60 . Bovendien is de kinderbijslag beperkt tot maximaal vier rechtgevende kinderen. De gemiddelde kost per kind per maand is dan ook maar 41,12 EUR (45,96 EUR in 2010, maar beïnvloed door de achterstallen van de Kroatische zeelieden). De uitgaven voor kinderbijslag betaald op basis van algemene of individuele ministeriële afwijkingen bedroegen in 2011 199.643,81 EUR (tegen 211.259,47 EUR in 2010). Tabel 11 geeft die verschillende bedragen.
60
De bilaterale overeenkomsten met Kroatië en Macedonië die voorzien in de toekenning van kinderbijslag aan Belgische voorwaarden zijn een uitzondering. De geldende barema’s voor de bilaterale overeenkomsten zijn vermeld in bijlage V.
39
Grafiek 10: Aandeel van de rechtgevende kinderen volgens rechtsbron in het totale aantal rechtgevende kinderen opgevoed buiten het Rijk - Aandeel van de uitgaven volgens rechtsbron in de totale uitgaven voor de kinderen opgevoed buiten het Rijk - Jaar 2011
Uitgaven
Rechtgevenden
1,31%
0,21%
0,29%
EU-verordeningen 95,62% 4,17%
Bilaterale overeenkomsten Algemene of individuele afwijkingen
40 40
98,40%
Tabel 11: Kinderbijslag betaald aan kinderen opgevoed buiten het Rijk volgens de rechtsbron - Evolutie 2002-2011
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
3.249.853.241
3.316.235.988
3.386.929.244
3.478.457.174
3.606.844.254
3.701.176.606
3.885.604.815
4.067.177.301
4.151.406.676
4.305.934.483
1.841.856
1.851.406
1.868.328
1.875.285
1.890.433
1.906.500
1.929.012
1.953.585
1.975.504
1.997.504
147,04
149,27
151,07
154,57
159,00
161,78
167,86
173,49
175,12
179,64
1. WERKNEMERSSTELSEL Uitgaven Aantal kinderen Gem. kost per kind per maand
2. GEWAARBORGDE GEZINSBIJSLAG 30.132.135
32.847.873
29.843.666
30.182.265
37.367.921
32.842.401
35.232.338
37.507.671
46.152.031
50.870.000
Aantal kinderen
16.499
17.220
16.940
15.142
17.162
15.541
14.675
14.450
16.911
17.929
Gem. kost per kind per maand
152,19
158,96
146,81
166,11
181,45
176,11
200,07
216,31
227,43
236,44
37.464.968
39.270.124
41.303.690
42.456.111
44.891.787
47.596.717
53.854.373
59.089.545
64.201.165
69.383.865
Aantal kinderen
30.587
31.970
32.985
33.858
34.044
36.088
38.906
39.910
41.611
44.176
Gem. kost per kind per maand
102,07
102,36
104,35
104,50
109,89
109,91
115,35
123,38
128,57
130,89
Uitgaven
3. BUITEN HET RIJK OPGEVOEDE KINDEREN Uitgaven
a .EU-verordeningen Uitgaven
35.973.525
37.860.857
40.056.871
41.267.001
43.814.951
46.551.566
52.690.869
57.986.227
62.950.226
68.276.319
Aantal kinderen
26.903
28.642
29.976
31.036
31.535
33.798
36.628
37.873
39.640
42.242
Gem. kost per kind per maand
111,43
110,16
111,36
110,80
115,78
114,78
119,88
127,59
132,34
134,69
b. Bilaterale overeenkomsten Uitgaven Aantal kinderen Gem. kost per kind per maand
1.343.456
1.249.115
1.064.974
996.865
895.828
903.318
912.411
848.983
1.039.680
907.902
3.623
3.250
2.925
2.732
2.446
2.231
2.170
1.944
1.885
1.840
30,90
32,03
30,34
30,41
30,52
33,74
35,04
36,39
45,96
41,12
c. Algemene en individuele afwijkingen Uitgaven Aantal kinderen Gem. kost per kind per maand
152.314
160.152
182.464
192.245
181.008
141.833
251.093
254.336
211.259
199.644
61
78
84
90
63
59
108
93
86
94
208,08
171,10
181,02
178,00
239,43
200,33
193,74
240,85
204,71
176,99
41
BESLUIT Kinderbijslag betaald aan kinderen opgevoed buiten het Rijk vormen een afwijking van het algemeen principe van artikel 52 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders (KBW) dat kinderbijslag niet verschuldigd is voor kinderen die niet in België worden opgevoed. Er zijn meer bepaald drie rechtsbronnen op basis waarvan een recht op kinderbijslag kan geopend worden voor die kinderen: de Europese verordeningen, de bilaterale overeenkomsten en de afwijkingen, zowel algemene als individuele. Waar de periode 1960-1988 gekenmerkt werd door een overwicht van kinderbijslag betaald op basis van bilaterale overeenkomsten, hoofdzakelijk in verband met de immigratie van Noord-Afrikaanse en Turkse mankracht voor de mijnsector, vielen de jaren 1990 samen met een verandering van tendens die zich sindsdien bleef doorzetten: de kinderbijslag betaald op basis van de Europese verordeningen kwam zo ruim in de meerderheid voor een gestaag toenemend aantal kinderen. Het jaar 2011 vormde geen uitzondering, aangezien het aantal kinderen nog toenam met 6,16% om uit te komen op 44.176 eenheden. Die stijging kan volledig worden toegeschreven aan de kinderen opgevoed in een EU-staat die nu 95,62% vormen van het totale aantal rechtgevende kinderen. De kinderen van grensarbeiders zijn duidelijk in de meerderheid en het is dan ook geen verrassing vast te stellen dat de buurlanden het grootste aantal rechtgevenden tellen. Frankrijk vertegenwoordigt met 30.501 rechtgevende kinderen die op zijn grondgebied verblijven bijna zeven rechtgevenden op tien. Dit verschijnsel houdt verband met de voordelige fiscale situatie die de Franse grensarbeiders kennen. Die gunstregeling zal echter geleidelijk afzwakken, wat in de komende jaren tot een daling zou kunnen leiden. De Nederlandse rechthebbenden vormen de tweede grootste groep met 5.794 kinderen, of 13,12% van het totale aantal. Die twee landen samen vertegenwoordigen dus bijna drie kwart van de kinderen. De rechthebbenden afkomstig uit een van de nieuwe Lidstaten van de EU kennen ook een gevoelige toename, een gevolg van de opheffing van de overgangsmaatregelen (behalve voor Roemenië en voor Bulgarije) die voor de onderdanen van die landen een arbeidskaart verplichten. Vanaf 1 mei 2009 is het vrij verkeer van werknemers volledig van toepassing op de onderdanen van de Lidstaten die op 1 mei 2004 toetraden tot de Europese Unie en moeten ze dus geen arbeidskaart meer aanvragen om in België te kunnen werken. Er zijn echter twee uitzonderingen: Bulgarije en Roemenië blijven tot 31 december 2013 onderworpen aan de overgangsmaatregelen, weliswaar versoepeld. Hun onderdanen moeten nog een arbeidskaart aanvragen om te kunnen werken in België, tenzij ze een knelpuntberoep willen uitoefenen. Binnen die groep onderscheidt Polen zich duidelijk met 2.869 rechtgevende kinderen, een
42
stijging met 750 eenheden in het verlengde van de vorige dienstjaren. Polen is daarmee het derde land en vertegenwoordigt 6,49% van het totale aantal rechtgevende kinderen. Het aantal rechthebbenden op basis van de bilaterale overeenkomsten is daarentegen marginaal met 4,17% van het totale aantal rechtgevende kinderen, minder dan Polen alleen. Marokko en Turkije, die midden jaren 60 samen meer dan 24.000 rechtgevende kinderen telden, bevinden zich nu op een lager niveau met respectievelijk 1.444 en 232 kinderen. De twee groepen rechthebbenden verschillen eveneens op het vlak van de rechtsgrond op basis waarvan ze een recht op kinderbijslag openen. Bij de rechthebbenden op basis van de EU-verordeningen wordt het recht toegekend op basis van arbeidsprestaties in meer dan negen gevallen op tien. Slechts 50,15% van de rechthebbenden openen het recht op kinderbijslag op basis van de bilaterale overeenkomsten. Het gemiddeld aantal rechtgevende kinderen per rechthebbende, de laatste jaren in dalende lijn, bedroeg in 2011 1,88. In de algemene werknemersregeling was dit 1,78 kinderen. In 2011 bedroegen de uitgaven 69.383.865 EUR, of 5.182.700 EUR meer dan in 2010 (+8,07%). Dit is een vergelijkbare stijging met die van 2010. De stijging is het gevolg van de toename van het aantal rechthebbenden en rechtgevende kinderen, van een indexverhoging en van het feit dat de groeilanden, zoals Polen, hogere gemiddelde kosten kennen dan de snel dalende landen zoals Marokko. De uitgaven voor de kinderbijslag toegekend op basis van de EU-verordeningen vormen 98,40% van de totale uitgaven voor kinderen opgevoed buiten het Rijk. Het aandeel van de uitgaven op basis van de bilaterale overeenkomsten bedraagt maar 1,31% van het totaal en die op basis van de ministeriële afwijkingen 0,29%. Uit de studie blijkt ook dat het bedrag van deze betalingen aan het buitenland moet gerelativeerd worden, want anderzijds verrichten de buitenlandse kinderbijslagregelingen ook betalingen voor gezinnen die in België verblijven. In 2010 (voor 2011 zijn nog niet alle statistieken gepubliceerd) werd enkel al voor de drie onderzochte landen samen (Frankrijk, Nederland en Luxemburg) bijna 108 miljoen EUR uitgekeerd aan 14.825 gezinnen en 27.836 kinderen.
____________________________
43
BIJLAGEN
BIJLAGE I
BUITEN HET RIJK OPGEVOEDE KINDEREN
INDELING PER LAND VAN VERBLIJF VAN DE KINDEREN
- GLOBALE RESULTATEN (zonder onderscheid van het toegepaste recht)
JAREN 2009 - 2010 - 2011
Land van verblijf der rechtgevende kinderen
2009 Aantal rechthebbenden
2010
Aantal rechtgevenden
Betaalde bedragen in 2009 in euro
Aantal rechthebbenden
2011
Aantal rechtgevenden
Betaalde bedragen in 2010 in euro
Aantal rechthebbenden
Aantal rechtgevenden
Betaalde bedragen in 2011 in euro
EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE (E.E.R.) 19.727
37.856
58.063.320,32
20.720
39.583
62.937.602,28
22.348
42.190
Duitsland
172
307
563.468,29
190
327
628.385,65
224
393
644.190,63
Frankrijk
14.641
28.730
42.133.039,87
15.030
29.402
44.587.054,33
15.706
30.506
47.638.496,07
295
473
1.208.813,98
302
495
1.237.596,22
319
536
1.317.377,27
48
76
125.083,27
49
83
107.248,03
72
109
148.888,85
2.952
5.396
7.496.233,37
3.026
5.539
8.529.142,30
3.190
5.789
8.439.946,00
EUROPESE UNIE
Italië Luxemburg Nederland
68.201.874,65
Denemarken
5
9
3.994,00
8
16
8.006,30
3
6
1.922,66
Ierland
7
12
20.993,74
7
13
15.586,89
7
12
43.179,34
Verenigd Koninkrijk
85
166
267.355,22
94
187
275.662,50
105
196
292.114,96
Griekenland
46
70
176.158,29
50
78
177.254,36
55
91
222.997,74
Spanje
270
460
1.157.565,96
306
527
1.299.242,59
337
607
1.484.848,07
Portugal
220
351
808.452,08
251
397
906.753,07
264
397
948.529,74
14
28
47.767,50
13
25
48.609,63
20
35
46.490,78
Finland
3
4
6.476,23
4
8
8.704,96
3
5
14.365,25
Zweden
20
33
36.646,86
18
37
47.949,26
26
53
63.870,92
Oostenrijk
Cyprus
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Estland
2
3
2.070,66
2
3
1.056,81
2
3
5.635,47
Hongarije
18
41
76.752,80
25
52
117.155,34
36
72
170.479,98
Letland
2
3
1.648,35
4
6
1.499,02
8
12
16.076,67
Litouwen
1
1
3.720,02
2
3
233,62
1
2
4.692,88
Malta
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Polen
804
1.480
3.394.274,35
1.189
2.121
4.396.829,52
1.678
2.869
5.833.304,40
Tsjechië
19
34
85.581,11
13
22
37.810,54
31
52
126.884,35
Slowakije
19
37
89.837,97
26
55
65.915,87
38
78
109.054,71
Slovenië
3
5
6.877,14
3
4
4.787,70
6
11
13.479,90
Roemenië
55
101
259.282,53
75
139
326.292,18
174
292
499.584,43
Bulgarije
26
36
91.226,73
33
44
108.825,59
43
64
115.463,58
1 3 31
2 7 64
560,25 12.076,70 120.358,16
7 42
15 89
4.265,83 23.305,80 149.317,53
4 51
8 108
8.851,34 201.899,24
IJSLAND LIECHTENSTEIN NOORWEGEN ZWITSERLAND
SUBTOTAAL
19.762
37.929
58.196.315,43
20.769
39.687
63.114.491,44
22.403
42.306
68.412.625,23
BIJLAGE I - 1
(Vervolg)
Land van verblijf der rechtgevende kinderen
2009 Aantal rechthebbenden
2010
Aantal rechtgevenden
Betaalde bedragen in 2009 in euro
Aantal rechthebbenden
2011
Aantal rechtgevenden
Betaalde bedragen in 2010 in euro
Aantal rechthebbenden
Aantal rechtgevenden
Betaalde bedragen in 2011 in euro
EUROPESE LANDEN Turkije
121
192
149.691,28
128
209
140.562,49
149
233
123.908,15
Kroatië
39
59
61.606,06
52
84
240.179,37
57
90
163.460,70 22.462,99
Macedonië
-
-
1.100,02
3
3
6.042,18
3
5
Servië
1
1
197,05
1
1
1.250,93
1
1
-
Montenegro
1
1
99,12
-
-
-
-
-
1.064,78
Kosovo
-
-
-
1
2
2.433,57
4
9
Bosnië-Herzegovina
2
2
603,36
3
4
2.266,62
2
2
622,50
Andere landen van Europa
-
-
-
-
-
-
3
3
3.236,20
SUBTOTAAL
164
255
213.296,89
188
303
392.735,16
219
343
314.755,32
AFRIKAANSE LANDEN Algerije
5
9
-
5
8
-
4
7
-
Marokko
823
1.658
633.171,09
784
1.551
630.260,11
777
1.444
579.286,15
Tunesië
24
45
20.983,84
27
44
24.462,25
28
51
20.619,55
1
1
8.176,20
1
1
8.391,60
2
2
Andere landen van Afrika
SUBTOTAAL
853
1.713
662.331,13
817
1.604
663.113,96
811
1.504
12.658,86
612.564,56
AMERIKAANSE LANDEN Canada
2
2
3.714,16
1
1
852,64
-
-
-
Verenigde Staten
3
5
4.477,76
5
6
13.270,26
2
2
6.922,00
Andere landen van Amerika
SUBTOTAAL
1
6
2
9
4.001,68
12.193,60
4
5
10
12
6.540,63
20.663,53
7
9
10
12
9.705,76
16.627,76
AZIATISCHE LANDEN India
1
1
1.945,58
1
1
2.230,08
4
8
15.554,38
Israël
2
2
2.733,96
3
3
6.970,18
2
2
4.739,06
Andere landen van Azië
1
1
728,60
1
1
960,75
1
1
6.998,95
SUBTOTAAL
4
4
5.408,14
5
5
10.161,01
7
11
27.292,39
TOTAAL
20.789
39.910
59.089.545,19
21.789
41.611
64.201.165,10
23.449
44.176
69.383.865,26
BIJLAGE I - 2
BIJLAGE II A
BUITEN HET RIJK OPGEVOEDE KINDEREN
KINDERBIJSLAG BETAALD KRACHTENS EUROPESE VERORDENINGEN
- GLOBALE RESULTATEN -
JAREN 2009 - 2010 - 2011
Land van verblijf der rechtgevende kinderen
2009 Aantal rechthebbenden
2010
Aantal rechtgevenden
Betaalde bedragen in 2009 in euro
Aantal rechthebbenden
2011
Aantal rechtgevenden
Betaalde bedragen in 2010 in euro
Aantal rechthebbenden
Aantal rechtgevenden
Betaalde bedragen in 2011 in euro
EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE (EER)
19.684
37.805
57.861.665,16
20.686
39.539
62.780.213,07
22.304
42.126
Duitsland
169
304
549.493,18
190
327
628.385,65
219
386
633.348,10
Frankrijk
14.624
28.710
42.034.765,75
15.019
29.387
44.533.444,87
15.694
30.485
47.606.671,32
287
465
1.168.476,68
293
486
1.206.656,67
308
523
1.280.445,13
48
76
125.083,27
49
83
107.248,03
72
109
148.888,85
2.946
5.390
7.481.161,44
3.024
5.536
8.515.946,32
3.189
5.788
8.431.287,00
EUROPESE UNIE
Italië Luxemburg Nederland
68.065.568,86
Denemarken
5
9
3.994,00
8
16
8.006,30
3
6
1.922,66
Ierland
7
12
20.993,74
7
13
15.586,89
7
12
43.179,34
Verenigd Koninkrijk
82
161
257.681,42
92
183
256.458,19
100
190
282.962,16
Griekenland
45
69
174.765,15
49
77
173.771,64
54
90
218.541,74
Spanje
269
459
1.156.191,72
303
524
1.291.911,46
335
603
1.474.594,07
Portugal
217
345
788.320,80
249
392
889.075,00
263
396
941.898,59
14
28
47.767,50
12
24
37.568,61
17
31
39.007,10
Finland
3
4
6.476,23
4
8
8.704,96
3
5
14.365,25
Zweden
20
33
36.646,86
18
37
47.949,26
23
47
53.801,18
Oostenrijk
Cyprus
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Estland
2
3
2.070,66
2
3
1.056,81
2
3
5.635,47
Hongarije
18
41
76.752,80
25
52
117.155,34
36
72
170.479,98
Letland
2
3
1.648,35
4
6
1.499,02
8
12
16.076,67
Litouwen
1
1
3.720,02
2
3
233,62
1
2
4.692,88
Malta
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Polen
803
1.479
3.392.850,11
1.187
2.119
4.396.603,02
1.678
2.869
5.833.304,40
Tsjechië
19
34
85.581,11
12
21
37.130,07
31
52
126.884,35
Slowakije
19
37
89.837,97
26
55
65.915,87
38
78
109.054,71
Slovenië
3
5
6.877,14
3
4
4.787,70
6
11
13.479,90
Roemenië
55
101
259.282,53
75
139
326.292,18
174
292
499.584,43
Bulgarije
26
36
91.226,73
33
44
108.825,59
43
64
115.463,58
1 3 29
2 7 59
560,25 12.076,70 111.924,46
7 39
15 86
4.265,83 23.305,80 142.441,09
4 51
8 108
8.851,34 201.899,24
IJSLAND LIECHTENSTEIN NOORWEGEN ZWITSERLAND
TOTAAL
19.717
37.873
57.986.227
20.732
39.640
62.950.226
22.359
42.242
68.276.319
BIJLAGE II A
BIJLAGE II B
BUITEN HET RIJK OPGEVOEDE KINDEREN
KINDERBIJSLAG BETAALD KRACHTENS EUROPESE VERORDENINGEN
- OVERZICHT PER LAND -
Bestanden op 31 december 2011
Statistieken betreffende de kinderbijslag betaald aan de loontrekkenden waarvan de kinderen opgevoed worden in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte in toepassing van de Verordening nr. 883/2004 van 29 april 2004 en de toepassingsverordening nr.987/2009 van 16 september 2009, beide in werking getreden op 1 mei 2010.
Land van verblijf:
DUITSLAND 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN 1
2
3
4
5
6
7 en +
AANTAL RECHTGEVENDEN
Arbeidsprestaties art. 40
77
59
32
6
1
-
-
175
320
Gepensioneerden art. 40
1
-
-
-
-
-
-
1
1
Gepensioneerden art. 42bis
-
1
-
-
-
-
-
1
2
Wezen art. 40
1
3
-
-
-
-
-
4
7
Volledig werklozen < 6 m. art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen > 6 m. art. 40
7
2
-
-
1
-
-
10
16
Volledig werklozen > 6 m. art. 42bis
1
2
-
-
-
-
-
3
5
Invaliden art. 40
1
1
1
-
-
-
-
3
6
Invaliden art. 50ter
9
1
-
-
-
-
-
10
11
Wezen art. 50bis
7
4
1
-
-
-
-
12
18
104
73
34
6
2
-
-
219
386
TOTAAL
2. RECHTGEVENDEN OP KRAAMGELD
3. RECHTGEVENDEN OP ADOPTIEPREMIE
4. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
1ste geboorte
17
1ste rang
-
2de geboorte en volgende
10
2de rang en volgende
-
TOTAAL
27
TOTAAL
-
633.348,10
BIJLAGE II B - 1
Land van verblijf:
FRANKRIJK 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN
2
3
Arbeidsprestaties art. 40
5.307
5.818
2.562
663
176
39
37
14.602
28.661
Gepensioneerden art. 40
38
8
4
1
-
-
-
51
70
Gepensioneerden art. 42bis
24
10
2
-
-
-
-
36
50
Wezen art. 40
51
24
10
-
1
-
-
86
134
Volledig werklozen < 6 m. art. 40
11
5
2
1
-
-
-
19
31
Volledig werklozen > 6 m. art. 40
57
48
12
-
-
-
-
117
189
Volledig werklozen > 6 m. art. 42bis
50
27
9
1
1
-
-
88
140
Invaliden art. 40
114
75
26
10
2
-
-
227
392
Invaliden art. 50ter
147
78
40
21
8
-
2
296
561
Wezen art. 50bis
107
49
12
4
-
-
-
172
257
5.906
6.142
2.679
701
188
39
39
15.694
30.485
2. RECHTGEVENDEN OP KRAAMGELD
5
6
3. RECHTGEVENDEN OP ADOPTIEPREMIE
7 en +
AANTAL RECHTGEVENDEN
1
TOTAAL
4
AANTAL RECHTHEBBENDEN
4. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
1ste geboorte
1ste rang
3
2de geboorte en volgende
2de rang en volgende
0
TOTAAL
TOTAAL
3
47.606.671,32
BIJLAGE II B - 2
Land van verblijf:
ITALIE 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN 1
2
3
4
5
6
7 en +
AANTAL RECHTGEVENDEN
Arbeidsprestaties art. 40
33
32
18
2
-
-
1
86
166
Gepensioneerden art. 40
4
-
-
1
-
-
-
5
8
Gepensioneerden art. 42bis
6
3
3
-
-
-
-
12
21
10
1
1
-
-
-
-
12
15
Volledig werklozen < 6 m. art. 40
2
5
1
1
-
-
-
9
19
Volledig werklozen > 6 m. art. 40
12
9
1
-
1
-
-
23
38
Volledig werklozen > 6 m. art. 42bis
18
19
8
1
1
-
-
47
89
Invaliden art. 40
11
1
-
-
-
-
-
12
13
Invaliden art. 50ter
29
24
9
-
1
-
-
63
109
Wezen art. 50bis
34
4
1
-
-
-
-
39
45
159
98
42
5
3
-
1
308
523
Wezen art. 40
TOTAAL
2. RECHTGEVENDEN OP KRAAMGELD
3. RECHTGEVENDEN OP ADOPTIEPREMIE
4. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
1ste geboorte
-
1ste rang
-
2de geboorte en volgende
3
2de rang en volgende
-
TOTAAL
3
TOTAAL
-
1.280.445,13
BIJLAGE II B - 3
Land van verblijf:
LUXEMBURG 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN 1
2
3
4
5
6
7 en +
AANTAL RECHTGEVENDEN
Arbeidsprestaties art. 40
28
13
6
2
-
-
-
49
80
Gepensioneerden art. 40
2
2
-
-
-
-
-
4
6
Gepensioneerden art. 42bis
1
-
-
-
-
-
-
1
1
Wezen art. 40
5
1
-
-
-
-
-
6
7
Volledig werklozen < 6 m. art. 40
1
-
-
-
-
-
-
1
1
Volledig werklozen > 6 m. art. 40
3
-
-
-
-
-
-
3
3
Volledig werklozen > 6 m. art. 42bis
-
-
-
1
-
-
-
1
4
Invaliden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 50ter
2
-
-
-
-
-
-
2
2
Wezen art. 50bis
5
-
-
-
-
-
-
5
5
47
16
6
3
-
-
-
72
109
TOTAAL
2. RECHTGEVENDEN OP KRAAMGELD
3. RECHTGEVENDEN OP ADOPTIEPREMIE
4. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
1ste geboorte
1ste rang
-
2de geboorte en volgende
2de rang en volgende
-
TOTAAL
TOTAAL
-
148.888,85
BIJLAGE II B - 4
Land van verblijf:
NEDERLAND 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN
2
Arbeidsprestaties art. 40
1.129
1.265
347
82
20
3
3
2.849
5.167
Gepensioneerden art. 40
4
4
-
-
-
-
-
8
12
Gepensioneerden art. 42bis
3
-
2
1
-
-
-
6
13
19
3
2
-
-
-
-
24
31
Volledig werklozen < 6 m. art. 40
3
4
1
-
1
-
-
9
19
Volledig werklozen > 6 m. art. 40
37
29
16
7
2
2
1
94
200
Volledig werklozen > 6 m. art. 42bis
25
9
2
5
2
2
1
46
101
Invaliden art. 40
26
10
7
3
-
-
1
47
86
Invaliden art. 50ter
26
13
5
1
1
1
-
47
82
Wezen art. 50bis
46
8
5
-
-
-
-
59
77
1.318
1.345
387
99
26
8
6
3.189
5.788
TOTAAL
2. RECHTGEVENDEN OP KRAAMGELD
4
5
6
3. RECHTGEVENDEN OP ADOPTIEPREMIE
7 en +
AANTAL RECHTGEVENDEN
1
Wezen art. 40
3
AANTAL RECHTHEBBENDEN
4. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
1ste geboorte
124
1ste rang
-
2de geboorte en volgende
98
2de rang en volgende
1
TOTAAL
222
TOTAAL
1
8.431.287,00
BIJLAGE II B - 5
Land van verblijf:
DENEMARKEN 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN 1
2
3
4
5
6
7 en +
AANTAL RECHTGEVENDEN
Arbeidsprestaties art. 40
1
1
-
-
-
-
-
2
3
Gepensioneerden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Gepensioneerden art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 40
-
-
1
-
-
-
-
1
3
Volledig werklozen < 6 m. art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen > 6 m. art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen > 6 m. art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 50ter
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 50bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
TOTAAL
1
1
1
-
-
-
-
3
6
2. RECHTGEVENDEN OP KRAAMGELD
3. RECHTGEVENDEN OP ADOPTIEPREMIE
4. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
1ste geboorte
-
1ste rang
-
2de geboorte en volgende
-
2de rang en volgende
-
TOTAAL
-
TOTAAL
-
1.922,66
BIJLAGE II B - 6
Land van verblijf:
IERLAND 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN 1
2
3
4
5
6
7 en +
AANTAL RECHTGEVENDEN
Arbeidsprestaties art. 40
2
1
1
-
-
-
-
4
7
Gepensioneerden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Gepensioneerden art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen < 6 m. art. 40
-
1
-
-
-
-
-
1
2
Volledig werklozen > 6 m. art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen > 6 m. art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 40
1
-
-
-
-
-
-
1
1
Invaliden art. 50ter
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 50bis
-
1
-
-
-
-
-
1
2
TOTAAL
3
3
1
-
-
-
-
7
12
2. RECHTGEVENDEN OP KRAAMGELD
3. RECHTGEVENDEN OP ADOPTIEPREMIE
4. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
1ste geboorte
-
1ste rang
-
2de geboorte en volgende
-
2de rang en volgende
-
TOTAAL
-
TOTAAL
-
43.179,34
BIJLAGE II B - 7
Land van verblijf:
VERENIGD KONINKRIJK 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN 1
2
3
4
5
6
7 en +
AANTAL RECHTGEVENDEN
Arbeidsprestaties art. 40
25
34
17
-
1
-
-
77
149
Gepensioneerden art. 40
1
1
-
-
-
-
-
2
3
Gepensioneerden art. 42bis
1
-
-
-
-
-
-
1
1
Wezen art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen < 6 m. art. 40
1
-
-
-
-
-
-
1
1
Volledig werklozen > 6 m. art. 40
3
1
1
-
-
-
-
5
8
Volledig werklozen > 6 m. art. 42bis
5
2
3
1
-
-
-
11
22
Invaliden art. 40
-
1
-
-
-
-
-
1
2
Invaliden art. 50ter
-
1
-
-
-
-
-
1
2
Wezen art. 50bis
-
1
-
-
-
-
-
1
2
36
41
21
1
1
-
-
100
190
TOTAAL
2. RECHTGEVENDEN OP KRAAMGELD
3. RECHTGEVENDEN OP ADOPTIEPREMIE
4. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
1ste geboorte
-
1ste rang
-
2de geboorte en volgende
5
2de rang en volgende
-
TOTAAL
5
TOTAAL
-
282.962,16
BIJLAGE II B - 8
Land van verblijf:
GRIEKENLAND 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN 1
2
3
4
5
6
7 en +
AANTAL RECHTGEVENDEN
Arbeidsprestaties art. 40
6
13
2
1
-
-
-
22
42
Gepensioneerden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Gepensioneerden art. 42bis
3
2
-
-
-
-
-
5
7
Wezen art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen < 6 m. art. 40
1
-
1
-
-
-
-
2
4
Volledig werklozen > 6 m. art. 40
1
-
1
-
-
-
-
2
4
Volledig werklozen > 6 m. art. 42bis
3
2
-
1
-
-
-
6
11
Invaliden art. 40
3
-
-
-
-
-
-
3
3
Invaliden art. 50ter
5
3
1
-
-
-
-
9
14
Wezen art. 50bis
5
-
-
-
-
-
-
5
5
27
20
5
2
-
-
-
54
90
TOTAAL
2. RECHTGEVENDEN OP KRAAMGELD
3. RECHTGEVENDEN OP ADOPTIEPREMIE
4. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
1ste geboorte
-
1ste rang
-
2de geboorte en volgende
-
2de rang en volgende
-
TOTAAL
-
TOTAAL
-
218.541,74
BIJLAGE II B - 9
Land van verblijf:
SPANJE 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN 1
2
3
4
5
6
7 en +
AANTAL RECHTGEVENDEN
Arbeidsprestaties art. 40
70
42
10
9
3
1
-
135
241
Gepensioneerden art. 40
9
1
1
-
-
-
-
11
14
15
2
2
1
-
-
-
20
29
Wezen art. 40
5
1
-
1
-
-
-
7
11
Volledig werklozen < 6 m. art. 40
1
1
3
1
1
-
-
7
21
Volledig werklozen > 6 m. art. 40
11
7
9
2
-
-
-
29
60
Volledig werklozen > 6 m. art. 42bis
17
10
4
2
5
-
-
38
82
3
6
1
-
-
-
-
10
18
Invaliden art. 50ter
24
13
4
3
-
-
-
44
74
Wezen art. 50bis
22
7
3
2
-
-
-
34
53
177
90
37
21
9
1
-
335
603
Gepensioneerden art. 42bis
Invaliden art. 40
TOTAAL
2. RECHTGEVENDEN OP KRAAMGELD
3. RECHTGEVENDEN OP ADOPTIEPREMIE
4. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
1ste geboorte
1
1ste rang
-
2de geboorte en volgende
5
2de rang en volgende
-
TOTAAL
6
TOTAAL
-
1.474.594,07
BIJLAGE II B - 10
Land van verblijf:
PORTUGAL 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN 1
2
3
4
5
6
7 en +
AANTAL RECHTGEVENDEN
Arbeidsprestaties art. 40
87
67
10
3
1
-
-
168
268
Gepensioneerden art. 40
2
2
-
-
-
-
-
4
6
Gepensioneerden art. 42bis
3
1
-
-
-
-
-
4
5
Wezen art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen < 6 m. art. 40
3
-
-
-
-
-
-
3
3
Volledig werklozen > 6 m. art. 40
17
4
-
-
-
-
-
21
25
Volledig werklozen > 6 m. art. 42bis
8
9
-
-
-
-
-
17
26
Invaliden art. 40
2
2
-
-
-
-
-
4
6
Invaliden art. 50ter
19
8
1
-
-
-
-
28
38
Wezen art. 50bis
10
3
1
-
-
-
-
14
19
151
96
12
3
1
-
-
263
396
TOTAAL
2. RECHTGEVENDEN OP KRAAMGELD
3. RECHTGEVENDEN OP ADOPTIEPREMIE
4. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
1ste geboorte
1
1ste rang
-
2de geboorte en volgende
-
2de rang en volgende
-
TOTAAL
1
TOTAAL
-
941.898,59
BIJLAGE II B - 11
Land van verblijf:
OOSTENRIJK 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN 1
2
3
4
5
6
7 en +
AANTAL RECHTGEVENDEN
Arbeidsprestaties art. 40
3
9
2
-
-
-
-
14
27
Gepensioneerden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Gepensioneerden art. 42bis
1
-
-
-
-
-
-
1
1
Wezen art. 40
1
-
-
-
-
-
-
1
1
Volledig werklozen < 6 m. art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen > 6 m. art. 40
-
1
-
-
-
-
-
1
2
Volledig werklozen > 6 m. art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 50ter
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 50bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
TOTAAL
5
10
2
-
-
-
-
17
31
2. RECHTGEVENDEN OP KRAAMGELD
3. RECHTGEVENDEN OP ADOPTIEPREMIE
4. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
1ste geboorte
-
1ste rang
-
2de geboorte en volgende
-
2de rang en volgende
-
TOTAAL
-
TOTAAL
-
39.007,10
BIJLAGE II B - 12
Land van verblijf:
FINLAND 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN 1
2
3
4
5
6
7 en +
AANTAL RECHTGEVENDEN
Arbeidsprestaties art. 40
2
-
1
-
-
-
-
3
5
Gepensioneerden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Gepensioneerden art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen < 6 m. art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen > 6 m. art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen > 6 m. art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 50ter
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 50bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
TOTAAL
2
-
1
-
-
-
-
3
5
2. RECHTGEVENDEN OP KRAAMGELD
3. RECHTGEVENDEN OP ADOPTIEPREMIE
4. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
1ste geboorte
-
1ste rang
-
2de geboorte en volgende
-
2de rang en volgende
-
TOTAAL
-
TOTAAL
-
14.365,25
BIJLAGE II B - 13
Land van verblijf:
ZWEDEN 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN 1
2
3
4
5
6
7 en +
AANTAL RECHTGEVENDEN
Arbeidsprestaties art. 40
3
13
5
-
-
-
-
21
44
Gepensioneerden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Gepensioneerden art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen < 6 m. art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen > 6 m. art. 40
-
1
-
-
-
-
-
1
2
Volledig werklozen > 6 m. art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 40
1
-
-
-
-
-
-
1
1
Invaliden art. 50ter
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 50bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
TOTAAL
4
14
5
-
-
-
-
23
47
2. RECHTGEVENDEN OP KRAAMGELD
3. RECHTGEVENDEN OP ADOPTIEPREMIE
4. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
1ste geboorte
-
1ste rang
-
2de geboorte en volgende
1
2de rang en volgende
-
TOTAAL
1
TOTAAL
-
53.801,18
BIJLAGE II B - 14
Land van verblijf:
CYPRUS 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN 1
2
3
4
5
6
7 en +
AANTAL RECHTGEVENDEN
Arbeidsprestaties art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Gepensioneerden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Gepensioneerden art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen < 6 m. art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen > 6 m. art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen > 6 m. art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 50ter
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 50bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
TOTAAL
-
-
-
-
-
-
-
-
-
2. RECHTGEVENDEN OP KRAAMGELD
3. RECHTGEVENDEN OP ADOPTIEPREMIE
4. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
1ste geboorte
-
1ste rang
-
2de geboorte en volgende
-
2de rang en volgende
-
TOTAAL
-
TOTAAL
-
-
BIJLAGE II B - 15
Land van verblijf:
ESTLAND 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN 1
2
3
4
5
6
7 en +
AANTAL RECHTGEVENDEN
Arbeidsprestaties art. 40
1
1
-
-
-
-
-
2
3
Gepensioneerden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Gepensioneerden art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen < 6 m. art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen > 6 m. art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen > 6 m. art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 50ter
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 50bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
TOTAAL
1
1
-
-
-
-
-
2
3
2. RECHTGEVENDEN OP KRAAMGELD
3. RECHTGEVENDEN OP ADOPTIEPREMIE
4. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
1ste geboorte
-
1ste rang
-
2de geboorte en volgende
-
2de rang en volgende
-
TOTAAL
-
TOTAAL
-
5.635,47
BIJLAGE II B - 16
Land van verblijf:
HONGARIJE 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN 1
2
3
4
5
6
7 en +
AANTAL RECHTGEVENDEN
Arbeidsprestaties art. 40
11
12
5
1
-
1
-
30
60
Gepensioneerden art. 40
-
-
-
-
1
-
-
1
5
Gepensioneerden art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen < 6 m. art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen > 6 m. art. 40
1
-
-
-
-
-
-
1
1
Volledig werklozen > 6 m. art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 50ter
1
2
-
-
-
-
-
3
5
Wezen art. 50bis
1
-
-
-
-
-
-
1
1
14
14
5
1
1
1
-
36
72
TOTAAL
2. RECHTGEVENDEN OP KRAAMGELD
3. RECHTGEVENDEN OP ADOPTIEPREMIE
4. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
1ste geboorte
1
1ste rang
-
2de geboorte en volgende
1
2de rang en volgende
-
TOTAAL
2
TOTAAL
-
170.479,98
BIJLAGE II B - 17
Land van verblijf:
LETLAND 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN 1
2
3
4
5
6
7 en +
AANTAL RECHTGEVENDEN
Arbeidsprestaties art. 40
4
4
-
-
-
-
-
8
12
Gepensioneerden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Gepensioneerden art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen < 6 m. art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen > 6 m. art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen > 6 m. art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 50ter
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 50bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
TOTAAL
4
4
-
-
-
-
-
8
12
2. RECHTGEVENDEN OP KRAAMGELD
3. RECHTGEVENDEN OP ADOPTIEPREMIE
4. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
1ste geboorte
1
1ste rang
-
2de geboorte en volgende
-
2de rang en volgende
-
TOTAAL
1
TOTAAL
-
16.076,67
BIJLAGE II B - 18
Land van verblijf:
LITOUWEN 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN 1
2
3
4
5
6
7 en +
AANTAL RECHTGEVENDEN
Arbeidsprestaties art. 40
-
1
-
-
-
-
-
1
2
Gepensioneerden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Gepensioneerden art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen < 6 m. art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen > 6 m. art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen > 6 m. art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 50ter
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 50bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
TOTAAL
-
1
-
-
-
-
-
1
2
2. RECHTGEVENDEN OP KRAAMGELD
3. RECHTGEVENDEN OP ADOPTIEPREMIE
4. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
1ste geboorte
-
1ste rang
-
2de geboorte en volgende
-
2de rang en volgende
-
TOTAAL
-
TOTAAL
-
4.692,88
BIJLAGE II B - 19
Land van verblijf:
MALTA 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN 1
2
3
4
5
6
7 en +
AANTAL RECHTGEVENDEN
Arbeidsprestaties art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Gepensioneerden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Gepensioneerden art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen < 6 m. art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen > 6 m. art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen > 6 m. art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 50ter
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 50bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
TOTAAL
-
-
-
-
-
-
-
-
-
2. RECHTGEVENDEN OP KRAAMGELD
3. RECHTGEVENDEN OP ADOPTIEPREMIE
4. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
1ste geboorte
-
1ste rang
-
2de geboorte en volgende
-
2de rang en volgende
-
TOTAAL
-
TOTAAL
-
-
BIJLAGE II B - 20
Land van verblijf:
POLEN 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN 1
2
3
4
5
6
7 en +
AANTAL RECHTHEBBENDEN
AANTAL RECHTGEVENDEN
Arbeidsprestaties art. 40
746
623
189
30
6
4
1
1.599
2.740
Gepensioneerden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Gepensioneerden art. 42bis
5
6
-
-
-
-
-
11
17
Wezen art. 40
4
-
-
-
-
-
-
4
4
Volledig werklozen < 6 m. art. 40
3
7
-
1
-
-
-
11
21
Volledig werklozen > 6 m. art. 40
9
5
2
1
-
-
-
17
29
Volledig werklozen > 6 m. art. 42bis
5
8
-
-
-
-
-
13
21
Invaliden art. 40
5
4
-
-
-
-
-
9
13
Invaliden art. 50ter
5
6
-
1
-
-
-
12
21
Wezen art. 50bis
1
1
-
-
-
-
-
2
3
783
660
191
33
6
4
1
1.678
2.869
TOTAAL
2. RECHTGEVENDEN OP KRAAMGELD
3. RECHTGEVENDEN OP ADOPTIEPREMIE
4. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
1ste geboorte
7
1ste rang
-
2de geboorte en volgende
24
2de rang en volgende
-
TOTAAL
31
TOTAAL
-
5.833.304,40
BIJLAGE II B - 21
Land van verblijf:
TSJECHIE 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN 1
2
3
4
5
6
7 en +
AANTAL RECHTGEVENDEN
Arbeidsprestaties art. 40
10
14
2
1
-
-
-
27
48
Gepensioneerden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Gepensioneerden art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen < 6 m. art. 40
1
-
-
-
-
-
-
1
1
Volledig werklozen > 6 m. art. 40
1
-
-
-
-
-
-
1
1
Volledig werklozen > 6 m. art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 50ter
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 50bis
2
-
-
-
-
-
-
2
2
14
14
2
1
-
-
-
31
52
TOTAAL
2. RECHTGEVENDEN OP KRAAMGELD
3. RECHTGEVENDEN OP ADOPTIEPREMIE
4. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
1ste geboorte
1
1ste rang
-
2de geboorte en volgende
1
2de rang en volgende
-
TOTAAL
2
TOTAAL
-
126.884,35
BIJLAGE II B - 22
Land van verblijf:
SLOWAKIJE 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN 1
2
3
4
5
6
7 en +
AANTAL RECHTGEVENDEN
Arbeidsprestaties art. 40
8
20
9
-
-
-
-
37
75
Gepensioneerden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Gepensioneerden art. 42bis
-
-
1
-
-
-
-
1
3
Wezen art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen < 6 m. art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen > 6 m. art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen > 6 m. art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 50ter
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 50bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
TOTAAL
8
20
10
-
-
-
-
38
78
2. RECHTGEVENDEN OP KRAAMGELD
3. RECHTGEVENDEN OP ADOPTIEPREMIE
4. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
1ste geboorte
-
1ste rang
-
2de geboorte en volgende
-
2de rang en volgende
-
TOTAAL
-
TOTAAL
-
109.054,71
BIJLAGE II B - 23
Land van verblijf:
SLOVENIE 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN 1
2
3
4
5
6
7 en +
AANTAL RECHTGEVENDEN
Arbeidsprestaties art. 40
2
1
2
-
-
-
-
5
10
Gepensioneerden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Gepensioneerden art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen < 6 m. art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen > 6 m. art. 40
1
-
-
-
-
-
-
1
1
Volledig werklozen > 6 m. art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 50ter
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 50bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
TOTAAL
3
1
2
-
-
-
-
6
11
2. RECHTGEVENDEN OP KRAAMGELD
3. RECHTGEVENDEN OP ADOPTIEPREMIE
4. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
1ste geboorte
-
1ste rang
-
2de geboorte en volgende
1
2de rang en volgende
-
TOTAAL
1
TOTAAL
-
13.479,90
BIJLAGE II B - 24
Land van verblijf:
ROEMENIE 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN 1
2
3
4
5
6
7 en +
AANTAL RECHTGEVENDEN
Arbeidsprestaties art. 40
85
64
12
6
1
-
-
168
278
Gepensioneerden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Gepensioneerden art. 42bis
-
1
-
-
-
-
-
1
2
Wezen art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen < 6 m. art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen > 6 m. art. 40
1
2
-
-
-
-
-
3
5
Volledig werklozen > 6 m. art. 42bis
-
-
-
-
-
1
-
1
6
Invaliden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 50ter
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 50bis
1
-
-
-
-
-
-
1
1
87
67
12
6
1
1
-
174
292
TOTAAL
2. RECHTGEVENDEN OP KRAAMGELD
3. RECHTGEVENDEN OP ADOPTIEPREMIE
4. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
1ste geboorte
1
1ste rang
-
2de geboorte en volgende
1
2de rang en volgende
-
TOTAAL
2
TOTAAL
-
499.584,43
BIJLAGE II B - 25
Land van verblijf:
BULGARIJE 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN 1
2
3
4
5
6
7 en +
AANTAL RECHTGEVENDEN
Arbeidsprestaties art. 40
22
18
-
-
-
-
-
40
58
Gepensioneerden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Gepensioneerden art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen < 6 m. art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen > 6 m. art. 40
-
3
-
-
-
-
-
3
6
Volledig werklozen > 6 m. art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 50ter
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 50bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
22
21
-
-
-
-
-
43
64
TOTAAL
2. RECHTGEVENDEN OP KRAAMGELD
3. RECHTGEVENDEN OP ADOPTIEPREMIE
4. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
1ste geboorte
-
1ste rang
-
2de geboorte en volgende
-
2de rang en volgende
-
TOTAAL
-
TOTAAL
-
115.463,58
BIJLAGE II B - 26
Land van verblijf:
IJSLAND 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN 1
2
3
4
5
6
7 en +
AANTAL RECHTGEVENDEN
Arbeidsprestaties art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Gepensioneerden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Gepensioneerden art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen < 6 m. art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen > 6 m. art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen > 6 m. art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 50ter
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 50bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
TOTAAL
-
-
-
-
-
-
-
-
-
2. RECHTGEVENDEN OP KRAAMGELD
3. RECHTGEVENDEN OP ADOPTIEPREMIE
4. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
1ste geboorte
-
1ste rang
-
2de geboorte en volgende
-
2de rang en volgende
-
TOTAAL
-
TOTAAL
-
-
BIJLAGE II B - 27
Land van verblijf:
LIECHTENSTEIN 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN 1
2
3
4
5
6
7 en +
AANTAL RECHTGEVENDEN
Arbeidsprestaties art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Gepensioneerden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Gepensioneerden art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen < 6 m. art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen > 6 m. art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen > 6 m. art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 50ter
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 50bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
TOTAAL
-
-
-
-
-
-
-
-
-
2. RECHTGEVENDEN OP KRAAMGELD
3. RECHTGEVENDEN OP ADOPTIEPREMIE
4. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
1ste geboorte
-
1ste rang
-
2de geboorte en volgende
-
2de rang en volgende
-
TOTAAL
-
TOTAAL
-
-
BIJLAGE II B - 28
Land van verblijf:
NOORWEGEN 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN 1
2
3
4
5
6
7 en +
AANTAL RECHTGEVENDEN
Arbeidsprestaties art. 40
1
-
-
-
-
-
-
1
1
Gepensioneerden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Gepensioneerden art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen < 6 m. art. 40
1
-
-
-
-
-
-
1
1
Volledig werklozen > 6 m. art. 40
-
1
-
1
-
-
-
2
6
Volledig werklozen > 6 m. art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 50ter
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 50bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
TOTAAL
2
1
-
1
-
-
-
4
8
2. RECHTGEVENDEN OP KRAAMGELD
3. RECHTGEVENDEN OP ADOPTIEPREMIE
4. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
1ste geboorte
-
1ste rang
-
2de geboorte en volgende
-
2de rang en volgende
-
TOTAAL
-
TOTAAL
-
8.851,34
BIJLAGE II B - 29
Land van verblijf:
ZWITSERLAND 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN 1
2
3
4
5
6
7 en +
AANTAL RECHTGEVENDEN
Arbeidsprestaties art. 40
12
14
18
1
-
-
-
45
98
Gepensioneerden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Gepensioneerden art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 40
-
1
-
-
-
-
-
1
2
Volledig werklozen < 6 m. art. 40
1
-
-
-
-
-
-
1
1
Volledig werklozen > 6 m. art. 40
1
-
-
-
-
-
-
1
1
Volledig werklozen > 6 m. art. 42bis
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 40
-
-
1
-
-
-
-
1
3
Invaliden art. 50ter
-
1
-
-
-
-
-
1
2
Wezen art. 50bis
1
-
-
-
-
-
-
1
1
15
16
19
1
-
-
-
51
108
TOTAAL
2. RECHTGEVENDEN OP KRAAMGELD
3. RECHTGEVENDEN OP ADOPTIEPREMIE
4. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
1ste geboorte
-
1ste rang
-
2de geboorte en volgende
5
2de rang en volgende
-
TOTAAL
5
TOTAAL
-
201.899,24
BIJLAGE II B - 30
Land van verblijf:
TOTAAL EUROPESE VERORDERINGEN 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN
2
3
Arbeidsprestaties art. 40
7.675
8.139
3.250
807
209
48
42
20.170
38.565
Gepensioneerden art. 40
61
18
5
2
1
-
-
87
125
Gepensioneerden art. 42bis
62
26
10
2
-
-
-
100
152
Wezen art. 40
96
34
14
1
1
-
-
146
215
Volledig werklozen < 6 m. art. 40
29
23
8
4
2
-
-
66
125
Volledig werklozen > 6 m. art. 40
162
113
42
11
4
2
1
335
597
Volledig werklozen > 6 m. art. 42bis
132
88
26
12
9
3
1
271
507
Invaliden art. 40
167
100
36
13
2
-
1
319
544
Invaliden art. 50ter
267
150
60
26
10
1
2
516
921
Wezen art. 50bis
242
78
23
6
-
-
-
349
491
8.893
8.769
3.474
884
238
54
47
22.359
42.242
2. RECHTGEVENDEN OP KRAAMGELD
5
6
3. RECHTGEVENDEN OP ADOPTIEPREMIE
7 en +
AANTAL RECHTGEVENDEN
1
TOTAAL
4
AANTAL RECHTHEBBENDEN
4. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
1ste geboorte
154
1ste rang
3
2de geboorte en volgende
155
2de rang en volgende
1
TOTAAL
309
TOTAAL
4
68.276.319,44
BIJLAGE II B - 31
BIJLAGE III A
BUITEN HET RIJK OPGEVOEDE KINDEREN
KINDERBIJSLAG BETAALD KRACHTENS BILATERALE OVEREENKOMSTEN
- GLOBALE RESULTATEN -
JAREN 2009 - 2010 - 2011
Land van verblijf der rechtgevende kinderen
2009 Aantal rechthebbenden
2010
Aantal rechtgevenden
Betaalde bedragen in 2009 in euro
Aantal rechthebbenden
2011
Aantal rechtgevenden
Betaalde bedragen in 2010 in euro
Aantal rechthebbenden
Aantal rechtgevenden
Betaalde bedragen in 2011 in euro
BILATERALE OVEREENKOMSTEN
158
245
200.631,90
183
293
388.489,09
214
338
307.996,31
38
58
60.296,34
52
84
240.179,37
57
90
163.460,70
-
-
1.100,02
3
3
6.042,18
3
5
22.462,99
117
184
138.637,69
124
200
136.619,60
148
232
120.696,59
Servië
1
1
197,05
1
1
1.250,93
1
1
-
Montenegro
1
1
99,12
-
-
-
-
-
-
Kosovo
-
-
-
1
2
2.433,57
4
9
1.064,78
Bosnië-Herzegovina
1
1
301,68
2
3
1.963,44
1
1
311,25
845
1.699
648.351,01
811
1.592
651.190,75
809
1.502
599.905,70
5
9
-
5
8
-
4
7
-
Marokko
816
1.645
627.367,17
780
1.542
627.000,60
777
1.444
579.286,15
Tunesië
24
45
20.983,84
26
42
24.190,15
28
51
20.619,55
LANDEN VAN EUROPA Kroatië Macedonië Turkije
LANDEN VAN AFRIKA Algerije
TOTAAL
1.003
1.944
848.982,91
994
1.885
1.039.679,84
1.023
1.840
907.902,01
BIJLAGE III A
BIJLAGE III B
BUITEN HET RIJK OPGEVOEDE KINDEREN
KINDERBIJSLAG BETAALD KRACHTENS BILATERALE OVEREENKOMSTEN
- OVERZICHT PER LAND -
Bestanden op 31 december 2011
Land van verblijf:
KROATIE* 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN 1
2
3
4
5
6
7 en +
AANTAL RECHTGEVENDEN
Arbeidsprestaties art. 40
28
23
5
-
-
-
-
56
89
Gepensioneerden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen < 6 m. art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen > 6 m. art. 40
1
-
-
-
-
-
-
1
1
Invaliden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
29
23
5
-
-
-
-
57
90
TOTAAL 2. RECHTGEVENDEN OP KRAAMGELD
3. RECHTGEVENDEN OP ADOPTIEPREMIE
1ste geboorte
1ste rang
2de geboorte en volgende
2de rang en volgende
TOTAAL
TOTAAL
4. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
163.460,70
*
Statistieken betreffende de kinderbijslag betaald krachtens de Belgisch-Kroatische Overeenkomst van 31 oktober 2001, van kracht geworden op 1 augustus 2005.
BIJLAGE III B - 1
Land van verblijf:
MACEDONIE 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN 1
2
3
4
5
6
7 en +
AANTAL RECHTGEVENDEN
Arbeidsprestaties art. 40
2
-
1
-
-
-
-
3
5
Gepensioneerden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Wezen art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen < 6 m. art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen > 6 m. art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Invaliden art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
TOTAAL
2
-
1
-
-
-
-
3
5
2. RECHTGEVENDEN OP KRAAMGELD
3. RECHTGEVENDEN OP ADOPTIEPREMIE
1ste geboorte
1ste rang
2de geboorte en volgende
2de rang en volgende
TOTAAL
TOTAAL
4. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
22.462,99
*
Statistieken betreffende de kinderbijslag betaald krachtens Belgisch-Joegoslavische Overeenkomst van 1 november 1954, herzien op 11 maart 1968, van kracht geworden op 1 juni 1970
BIJLAGE III B - 2
Land van verblijf:
TURKIJE* 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
1 1
2
Rechthebbenden tewerkgesteld als arbeiders in kolenmijnen of in de ondergrondse steengroeven Arbeidsprestaties Rechthebbenden tewerkgesteld in de nijverheid of in de handel andere dan die bedoeld in 1 Arbeidsprestaties
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN
2
3
4
5
-
-
-
-
76
44
14
6 -
7 en + -
-
AANTAL RECHTGEVENDEN
-
-
2
136
214
3
Rechthebbende gepensioneerden
2
1
-
-
3
4
4
Rechthebbende wezen van werknemers
-
-
-
-
-
-
5
Rechthebbende invalide werknemers
4
5
-
-
9
14
82
50
14
2
148
232
TOTAAL
-
-
2. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
-
120.696,59
*
Statistieken betreffende de kinderbijslag betaald krachtens de Belgisch-Turkse Overeenkomst van 4 juli 1966 van kracht geworden op 1 mei 1968.
BIJLAGE III B - 3
Land van verblijf:
SERVIE* 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
1 1
2
Rechthebbenden tewerkgesteld als arbeiders in kolenmijnen of in de ondergrondse steengroeven Arbeidsprestaties Rechthebbenden tewerkgesteld in de nijverheid of in de handel andere dan die bedoeld in 1 Arbeidsprestaties
3
Rechthebbende gepensioneerden
4
Rechthebbende wezen van werknemers
5
Rechthebbende invalide werknemers TOTAAL
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN
2
3
4
5
-
-
-
-
1
-
-
-
1
-
-
-
6 -
-
7 en + -
-
2. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
-
-
AANTAL RECHTGEVENDEN
-
-
1
1
1
1
0,00
*
Statistieken betreffende de kinderbijslag betaald krachtens Belgisch-Joegoslavische Overeenkomst van 1 november 1954, herzien op 11 maart 1968, van kracht geworden op 1 juni 1970
BIJLAGE III B - 4
Land van verblijf:
MONTENEGRO* 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
1 1
2
Rechthebbenden tewerkgesteld als arbeiders in kolenmijnen of in de ondergrondse steengroeven Arbeidsprestaties Rechthebbenden tewerkgesteld in de nijverheid of in de handel andere dan die bedoeld in 1 Arbeidsprestaties
3
Rechthebbende gepensioneerden
4
Rechthebbende wezen van werknemers
5
Rechthebbende invalide werknemers TOTAAL
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN
2
3
4
5
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
6 -
-
7 en + -
-
2. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
-
-
AANTAL RECHTGEVENDEN
-
-
-
-
-
-
0,00
*
Statistieken betreffende de kinderbijslag betaald krachtens Belgisch-Joegoslavische Overeenkomst van 1 november 1954, herzien op 11 maart 1968, van kracht geworden op 1 juni 1970
BIJLAGE III B - 5
Land van verblijf:
KOSOVO* 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
1 1
2
Rechthebbenden tewerkgesteld als arbeiders in kolenmijnen of in de ondergrondse steengroeven Arbeidsprestaties Rechthebbenden tewerkgesteld in de nijverheid of in de handel andere dan die bedoeld in 1 Arbeidsprestaties
3
Rechthebbende gepensioneerden
4
Rechthebbende wezen van werknemers
5
Rechthebbende invalide werknemers TOTAAL
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN
2
3
4
5
-
-
-
-
1
2
-
1
1
2
-
1
6 -
-
7 en + -
-
2. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
-
-
AANTAL RECHTGEVENDEN
-
-
4
9
4
9
1.064,78
*
Statistieken betreffende de kinderbijslag betaald krachtens Belgisch-Joegoslavische Overeenkomst van 1 november 1954, herzien op 11 maart 1968, van kracht geworden op 1 juni 1970
BIJLAGE III B - 6
Land van verblijf:
BOSNIE-HERZEGOVINA* 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
1 1
2
Rechthebbenden tewerkgesteld als arbeiders in kolenmijnen of in de ondergrondse steengroeven Arbeidsprestaties Rechthebbenden tewerkgesteld in de nijverheid of in de handel andere dan die bedoeld in 1 Arbeidsprestaties
3
Rechthebbende gepensioneerden
4
Rechthebbende wezen van werknemers
5
Rechthebbende invalide werknemers TOTAAL
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN
2
3
4
5
-
-
-
-
1
-
-
-
1
-
-
-
6 -
-
7 en + -
-
2. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
-
-
AANTAL RECHTGEVENDEN
-
-
1
1
1
1
311,25
*
Statistieken betreffende de kinderbijslag betaald krachtens Belgisch-Joegoslavische Overeenkomst van 1 november 1954, herzien op 11 maart 1968, van kracht geworden op 1 juni 1970
BIJLAGE III B - 7
Land van verblijf:
ALGERIJE* 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
1
2
3
4
5
1
Rechthebbenden tewerkgesteld als arbeiders in kolenmijnen of in de ondergrondse steengroeven Arbeidsprestaties
-
-
-
-
2
Rechthebbenden tewerkgesteld in de nijverheid of in de handel andere dan die bedoeld in 1 Arbeidsprestaties
2
1
1
-
3
Rechthebbende gepensioneerden
4
Rechthebbende wezen van werknemers
5
Rechthebbende invalide werknemers 2
1
1
-
TOTAAL
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN
6 -
-
7 en + -
-
-
-
AANTAL RECHTGEVENDEN
-
-
4
7
4
7
2. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011 *
Statistieken betreffende de kinderbijslag betaald krachtens Belgisch-Algerijnse Overeenkomst van 27 februari 1968 van kracht geworden op 1 oktober 1969.
BIJLAGE III B - 8
Land van verblijf:
MAROKKO* 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
1 1
Rechthebbenden tewerkgesteld als arbeiders in kolenmijnen of in de ondergrondse steengroeven Arbeidsprestaties
2
Rechthebbenden tewerkgesteld in de nijverheid of in de handel andere dan die bedoeld in 1 Arbeidsprestaties
3
2
3
4
5
-
-
-
-
158
47
42
Rechthebbende gepensioneerden
98
77
4
Rechthebbende wezen van werknemers
72
5
Rechthebbende invalide werknemers TOTAAL
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN
6 -
7 en +
-
-
45
292
558
35
20
230
437
37
26
12
147
272
62
28
13
5
108
177
390
189
116
82
777
1.444
-
-
-
-
AANTAL RECHTGEVENDEN
-
2. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
579.286,15
*
Statistieken betreffende de kinderbijslag betaald krachtens de Belgisch-Marokkaanse Overeenkomst van 24 juni 1968 van kracht geworden op 1 augustus 1971.
BIJLAGE III B - 9
Land van verblijf:
TUNESIE* 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
1
2
3
4
5
1
Rechthebbenden tewerkgesteld als arbeiders in kolenmijnen of in de ondergrondse steengroeven Arbeidsprestaties
-
-
-
-
2
Rechthebbenden tewerkgesteld in de nijverheid of in de handel andere dan die bedoeld in 1 Arbeidsprestaties
6
5
3
3
Rechthebbende gepensioneerden
7
1
4
Rechthebbende wezen van werknemers
-
5
Rechthebbende invalide werknemers TOTAAL
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN
6 -
7 en +
-
-
2
16
33
-
-
8
9
2
-
1
3
8
1
-
-
-
1
1
14
8
3
3
28
51
-
-
-
-
AANTAL RECHTGEVENDEN
-
2. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
20.619,55
*
Statistieken betreffende de kinderbijslag betaald krachtens de Belgisch-Tunesische Overeenkomst van 29 januari 1975, van kracht geworden op 1 november 1976.
BIJLAGE III B - 10
Land van verblijf:
TOTAAL BILATERALE OVEREENKOMSTEN 1. VERDELING VAN DE RECHTHEBBENDEN VOLGENS DE SCHALEN VAN DE KINDERBIJSLAG
AANTAL RECHTHEBBENDEN
RECHTHEBBENDEN DIE EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
CATEGORIEEN 1
2
3
4
5
6
7 en +
AANTAL RECHTGEVENDEN
Arbeidsprestaties art. 40
275
122
66
50
-
-
-
513
917
Gepensioneerden art. 40
107
79
35
20
-
-
-
241
450
72
39
26
13
-
-
-
150
280
Volledig werklozen < 6 m. art. 40
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Volledig werklozen > 6 m. art. 40
1
-
-
-
-
-
-
1
1
67
33
13
5
-
-
-
118
192
522
273
140
88
-
-
-
1.023
1.840
Wezen art. 40
Invaliden art. 40 TOTAAL 2. RECHTGEVENDEN OP KRAAMGELD
3. RECHTGEVENDEN OP ADOPTIEPREMIE
1ste geboorte
1ste rang
2de geboorte en volgende
2de rang en volgende
TOTAAL
TOTAAL
4. WERKELIJK BETAALD BEDRAG IN 2011
907.902,01
BIJLAGE III B - 11
BIJLAGE IV
BUITEN HET RIJK OPGEVOEDE KINDEREN
KINDERBIJSLAG BETAALD KRACHTENS MINISTERIËLE AFWIJKINGEN
Bestanden op 31 december 2011
1. STATISTIEKEN MET BETREKKING TOT DE KINDERBIJSLAG BETAALD KRACHTENS ALGEMENE AFWIJKINGEN (art.52, al.3, KBW) RECHTHEBBENDEN DIE OP 31 DECEMBER 2011 EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
NATIONALITEIT DER RECHTHEBBENDEN 1 Amerika Brazilië Duitsland Frankrijk Groot-Brittannië India Israël Italië Nederland Oostenrijk Spanje Verenigd Koninkrijk Verenigde Staten Zweden Zwitserland
TOTAAL (vreemde nationaliteiten)
TOTAAL (Belgische nationaliteit)
ALGEMEEN
2
3
4
5
6
7
8
AANTAL RECHTHEBBENDEN
AANTAL RECHTGEVENDEN
5 1 1 5 5 1 4 1 4 1 3 2 4 2 3
8 1 1 7 12 1 8 1 6 1 4 4 5 2 6
IN DE LOOP VAN HET JAAR 2011 UITBETAALDE BEDRAGEN (in EURO) 8.324,76 1.381,00 0,00 10.842,53 13.732,59 1.051,29 15.554,38 1.733,58 8.113,99 8.659,00 7.483,68 10.254,00 8.101,51 6.922,00 10.069,74
2 1 1 3 1 1 1 1 2 1 2 3 2 -
3 2 1 2 2 1 2 1 3
3 1 -
-
-
-
-
-
9 en + -
21
17
4
-
-
-
-
-
-
42
67
112.224,05
610
67
12
11
-
-
-
-
-
700
824
2.382.090,89
631
84
16
11
-
-
-
-
-
742
891
2.494.314,94
BIJLAGE IV - 1
2. STATISTIEKEN MET BETREKKING TOT DE KINDERBIJSLAG BETAALD KRACHTENS INDIVIDUELE AFWIJKINGEN (art.52, al.2, KBW) RECHTHEBBENDEN DIE OP 31 DECEMBER 2011 EEN GEZIN HEBBEN MET … KINDEREN
NATIONALITEIT DER RECHTHEBBENDEN 1 Azië Bosnië-Herzegovina Frankrijk Ghana Griekenland Israël Italië Oekraïne Portugal Senegal Turkije
TOTAAL (vreemde nationaliteiten) TOTAAL (Belgische nationaliteit) ALGEMEEN TOTAAL
2
3
4
5
6
7
8
AANTAL RECHTHEBBENDEN
AANTAL RECHTGEVENDEN
1 1 7 1 1 1 7 3 1 1 1
1 1 9 1 1 1 7 3 1 1 1
IN DE LOOP VAN HET JAAR 2011 UITBETAALDE BEDRAGEN (in EURO) 6.998,95 311,25 18.092,16 4.042,02 4.456,00 3.005,48 28.818,15 3.236,20 6.631,15 8.616,84 3.211,56
1 1 6 1 1 1 7 3 1 1 1
-
1 -
-
-
-
-
-
9 en + -
24
-
1
-
-
-
-
-
-
25
27
87.419,76
272
26
9
1
-
-
-
-
-
308
355
1.007.979,69
296
26
10
1
-
-
-
-
-
333
382
1.095.399,45
BIJLAGE IV - 2
BIJLAGE V
BUITEN HET RIJK OPGEVOEDE KINDEREN
BAREMA'S VAN TOEPASSING KRACHTENS DE BILATERALE OVEREENKOMSTEN
Vanaf 1 mei 2011 Bedragen in EUR
BILATERALE OVEREENKOMSTEN
SCHALEN VAN DE GEZINSBIJSLAG VAN TOEPASSING VANAF 1 MEI 2011 Barema's van toepassing krachtens de toepassingsmodaliteiten van de overeenkomsten inzake sociale zekerheid gesloten met Joegoslavië, Marokko, Tunesië, Turkije
- MAANDELIJKSE BEDRAGEN 1. BOVENGRONDSE MIJNWERKERS TEWERKGESTELD IN DE BELGISCHE STEENKOLENINDUSTRIE: KINDERBIJSLAG Rang van het kind
EUR
Eerste kind Tweede kind Derde kind Vierde kind Vijfde kind en ieder volgend
Leeftijdstoeslag*
69,66 73,91 86,36 98,68 126,22
EUR
Kind van minstens 6 jaar Kind van minstens 12 jaar
16,26 28,64
* Er wordt geen enkele leeftijdstoeslag toegekend voor het enige rechtgevend kind noch voor het jongste van de rechtgevende kinderen. 2. ANDERE WERKNEMERS: A) Marokko, Turkije en Tunesië KINDERBIJSLAG Rang van het kind
EUR 26,15 27,79 29,42 31,06
Eerste kind Tweede kind Derde kind Vierde kind
B) Joegoslavië KINDERBIJSLAG Rang van het kind Per kind
EUR 12,39
BIJLAGE V