EDUGL@SPROJECT periode april 2006 - december 2006
FASE 2 de onderwijsinhoudelijke pilot
www.eduglas.nl
Wij schrijven dit projectverslag in de week dat het Amerikaanse tijdschrift Time er voor koos geen beroemde man of vrouw van het jaar op de cover te plaatsen. Voor 2006 werd de internetter tot persoon van het jaar uitgeroepen. De reden? Miljoenen internetgebruikers zorgen voor bijdragen op het world-wide-web, waardoor een vorm van gemeenschapszin en samenwerking ontstaat op een schaal die volgens het blad nooit eerder werd vertoond. Als voorbeelden worden websites genoemd als YouTube waarop videobeelden gedeeld worden en de vrijwilligersencyclopedie Wikipedia. De verzamelnaam voor deze vernieuwende websites is WEB 2.0. Alles staat in het teken van delen (van links, contacten, data, kennis, audiovisueel materiaal, blogs) reageren en samenwerken. Dit verslag over het Edugl@sproject heeft alles te maken met de verwachte groei aan internettoepassingen, de daarvoor noodzakelijke snelle verbinding en dat weer toegesneden op het onderwijs. Het EDUGL@S-project is een initiatief van de gemeente Groningen dat zich ten doel stelt de aanleg en het gebruik van een glasvezelvoorziening voor het primair, speciaal en voortgezet onderwijs in de stad Groningen te onderzoeken,te initiëren en te implementeren. Eduglas-Fase 1 had als doel een glasvezelverbinding tussen twee PO-scholen (De Starter, Dom Helder Camaraschool) en twee VO-scholen (Zernike College, Harm-Jan Zondagschool) te realiseren. In november 2005 werd een workshop voor het Groninger onderwijs georganiseerd waarin behoeften en onderwijskundige ICT-toepassingen in kaart werden gebracht. In januari 2006 was de eerste aansluiting van een Groninger VO-school op het glasvezelnet een feit, hetgeen gevierd werd met een videoconferentie tussen de school en de Mediacentrale. Gasten uit het onderwijs en bedrijfsleven konden hiervan getuige zijn. In april 2006 kregen wij, leerkrachten uit het PO en VO, als nieuw aangestelde projectleiding de opdracht in Fase 2 van het Edugl@sproject de onderwijsinhoudelijke meerwaarde van het gebruik van bandbreedtetoename door middel van glasvezelverbinding aan de hand van enkele onderwijsprojecten aan te tonen. In de periode september tot en met november 2006 hebben wij daartoe streaming video, gaming, thuiswerken, e-learning en videoconferencing gebruikt bij diverse leergebieden. Hierna doen we hiervan verslag. Naast de onderwijsinhoudelijke projecten hebben wij op technisch gebied onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van het centraliseren van het beheer door het gebruik van een centrale server, centrale serverruimte, voip (telefonie via internet) en naar thin-clientsystemen. Het laatste is een ICT-product dat pc’s overbodig maakt en waarbij door middel van een terminal rechtstreeks op de server wordt gewerkt. Als derde onderdeel van onze opdracht hebben wij gekeken naar het gebruik van de glasvezelbekabeling in de stad Groningen nu en in de toekomst alsmede de financiële consequenties hiervan voor het onderwijs met betrekking tot een gewenste glasvezelaansluiting. Hiervoor hebben we ondermeer diverse glasvezelprojecten op onderwijsgebied elders in het land bestudeerd. Wij danken de enthousiaste leerkrachten en leerlingen op de betreffende scholen en de medewerkers van de DIA/CIO, CNG en OCSW voor hun hulp en steun bij de verwezenlijking van deze fase in het Eduglasproject. Ook bedanken we docenten en studenten van de Hanzehogeschool (Pedagogische Academie) die hebben meegewerkt aan een interessante pilot met betrekking tot de inzet van videoconferencing tussen PA en basisschool om aldus de actuele basisschoolpraktijk binnen PA-lessen mogelijk te maken.
Edugl@sproject-fase 2
2
Voor het schrijven van deze rapportage hebben wij veel steun gehad aan het materiaal dat door Kennisnet/ICT op School en Surfnet is ontwikkeld op het gebied van ICT-innovatie en breedbandtechnologie alsmede aan het “cookbook” dat rond het glasvezelproject in Deventer is uitgekomen. Na de “showroom” op 17 januari 2007 waar geïnteresseerde onderwijsinstellingen kennis kunnen maken met diverse toepassingsmogelijkheden van een breedbandvoorziening zal het Eduglasproject zijn derde fase ingaan. Na een evaluatie van de vorige fases zullen het Speciaal Onderwijs (24 locaties), het Primair Onderwijs (57 locaties) en het Voortgezet Onderwijs (22 locaties)1 daadwerkelijk op het glasvezelnet aangesloten moeten worden. Kortom dan is het tijd voor de zgn. brede uitrol, de breedbandige ontsluiting via glasvezel van onderwijsinstellingen die naar wij hopen en verwachten stimulerend zal werken voor het gebruik van ICT-toepassingen in het onderwijs van de stad Groningen.. Groningen, 20 december 2006 Aad van der Drift Folkert Oldersma
(projectleiding Edugl@s)
1
Bron: Project Initiatie Document – Joyce Louiza – 6-2-2006
Edugl@sproject-fase 2
3
INHOUDSOPGAVE 1
AANBEVELINGEN
5
2
SAMENVATTING VAN ACTIVITEITEN
7
3
EDUGL@S – DE HUIDIGE SITUATIE
8
4
“GLASLOKAAL” VAN DE TOEKOMST
9
5
WAAROM GLASVEZEL?
11
6
PILOTFASE 2-ERVARINGEN
19
7
VERSLAG BEZOEK DEN HAAG EN ALMERE
26
8
DE GLASINFRASTRUCTUUR IN GRONINGEN
28
9
EDUGL@S-HET VERVOLG
30
Edugl@sproject-fase 2
4
1
AANBEVELINGEN
De projectleiding van Edugl@s constateert dat • •
breedbandtoepassingen scholen mogelijkheden biedt om het onderwijs anders in te richten; ICT bij fundamentele veranderingen in het onderwijs de motor kan zijn;
en dat • • • •
• •
•
•
de jeugd, tegenwoordig ook wel de net-generatie genoemd, steeds intensiever gebruik maakt van internettoepassingen; internetgebruik steeds meer mediagebruik wordt; internet steeds meer gebruikt wordt als een community waar kennis, data en audiovisueel materiaal verspreid wordt; het onderwijs duidelijk in de richting gaat van zeer intensief gebruik van internet m.n. op het gebied van audiovisuele producties, leerlingen die informatie ophalen, leerkrachten die zaken op digitale schoolborden tonen, etc; voor het onderwijs recent interessante toepassingen ontwikkeld zijn die m.n. gebruik maken van multimedia; dit intensiever gebruik van internet en gebruik van audiovisuele middelen zeker in het onderwijs leidt tot problemen op korte termijn op het gebied van voldoende bandbreedte; scholen innoverende breedbanddiensten van bijvoorbeeld Kennisnet/Surfnet zoals videoconferencing, streaming video, webvideo, gaming, Expert op Afstand en Teleblik alleen goed kunnen gebruiken met een snelle internetverbinding; glasvezel voor voldoende bandbreedte kan zorgen en daarbij het meest “toekomstvast” is, vrij van grilligheid en technisch de beste drager.
Met een glasvezelverbinding wordt het verder mogelijk om: • via digitale leeromgevingen mediarijke lesmaterialen te ontwikkelen, te verspreiden en toe te passen in projectverband; • de effectiviteit van lesprogramma’s te vergroten door inzet van hoge kwaliteit (interactieve) video’s, animaties, gesproken instructies en uitleg, oefeningen en toetsen; • educatief beeldmateriaal met hoge kwaliteit (tv- en videofragmenten) online afroepbaar beschikbaar te stellen, ook via digitale schoolborden; • verschillende onderwijslocaties onderling te koppelen zodat alle instellingen toegang krijgen tot gemeenschappelijke onderwijsapplicaties; • de exploitatie en beheer van ICT-apparatuur, software en applicaties te centraliseren waardoor professionalisering mogelijk wordt; • intensiever met andere onderwijsinstellingen samen te werken (ook online; groepscommunicatie), bijvoorbeeld via videoconferencing, Sharepoint en Breeze; • substantiële kostenvoordelen te behalen zijn door gezamenlijke inkoop en gezamenlijk gebruik van toepassingen en diensten (VOIP, Beveiliging);2 • besparing van energiekosten, FTE-kosten en ruimte te realiseren door te kiezen voor centraal beheer;
2
Samen snel op glas – Kennisnet/Surfnet
Edugl@sproject-fase 2
5
•
• •
tot standaardisatie binnen de stad Groningen te komen, hetgeen kostenbesparend zal zijn voor het onderwijs en tevens de samenwerking tussen scholen ten goede zal komen; aanstaande leerkrachten beter op te leiden door gebruik van livebeelden uit de praktijk via videoconferencing tussen hun opleiding en praktijkscholen; thinclient/online-systemen optimaal in te zetten, waardoor kosten bespaard worden op hardware en beheer.
De pilot van Edugl@as heeft aangetoond dat een en ander technisch zeer goed mogelijk is met glasvezeltechniek. De aanleg van glasvezelverbindingen is duur; te duur voor een individuele school. Daarom stelt de projectleiding voor dat de vraag naar glasvezelverbinding gebundeld wordt. Dat de primair, speciaal en voortgezet onderwijsinstellingen samen de aansluiting regelen voor de scholen en allen evenveel betalen voor de aansluiting. Door middel van de vraagbundeling moet de prijs van het maandabonnement ook aantrekkelijker worden. Daarbij kan voor scholen die nu nog niet geconfronteerd worden met onvoldoende bandbreedte besloten worden wel de scholen aan te sluiten, maar de aansluiting in een later stadium te effectueren. Door te kiezen voor vraagbundeling rond glasvezel zijn de scholen bezig met de toekomst van het onderwijs. De autonomie van de scholen wordt niet aangetast. Voor de betaling van de aansluitingen stelt de projectleiding voor dat de gemeente Groningen gebruik maakt van de hiervoor gereserveerde gelden (€ 244.000 - 15 jaar lang). Daarnaast stelt de projectleiding voor dat uit de gereserveerde gelden bijgedragen wordt aan de (hoge) maandelijkse abonnementsgelden. De projectleiding merkt op dat er bij vraagbundeling sprake zal zijn van de eis tot Europees aanbesteden. De volgende fase van het Edugl@sproject zal volgens de projectleiding die zijn van de inventarisatie naar de wens tot vraagbundeling rond glasvezelverbindingen in het onderwijs. De projectleiding ziet een initiërende rol van de gemeente bij deze vraagbundeling.
Edugl@sproject-fase 2
6
2
SAMENVATTING VAN ACTIVITEITEN
In het Edugl@sproject werden twee PO- en twee VO-scholen op het glasvezelnet aangesloten. Op deze scholen diende de meerwaarde van een glasvezelaansluiting voor het onderwijs onderzocht te worden. Op de website www.eduglas.nl werd hiervan verslag gedaan. In de periode september tot en met november 2006 heeft de projectleiding van Eduglas leerlingactiviteiten ontwikkeld op het gebied van: - streaming video; - e-learning/afstandsleren; - videoconferencing; - thin-clientsysteem; - digitaal schoolbord; - i-module; - gaming. Daarnaast werd centraal beheer van servers in de praktijk getest door een server van een VO-school te verhuizen naar de andere school. Tussen de scholen werd op leerlingniveau met behulp van videoconferencing contact gezocht en samengewerkt. PO-leerlingen uit groep 8 vernamen van oud-PO-leerlingen wat hen te wachten staat in het VO. Tussen de PO-scholen werd informatie uitgewisseld over het onderwerp “Ontdekkingsreizen”, terwijl op de VO-scholen in het kader van de keuze-uren (Spaans en Filosofie) bij elkaar werd meegekeken. PABO-studenten maakten op afstand een les mee in een klas van een PO-school en zo werd een beeld uit de dagelijkse praktijk aan de theorie gekoppeld. Tijdens het project werd ook gebruik gemaakt van “Expert op afstand”. Via videoconferencing stelden leerlingen vragen aan John de Mol. Op de scholen werd gewerkt met streaming video. Teleblikbeelden werden opgehaald, gemonteerd en verwerkt in presentaties. De snelle verbinding maakte ook thuiswerken voor leerlingen en leerkrachten mogelijk. Er kon op afstand ingelogd worden op de server en met schoolsoftware en bestanden gewerkt worden. Onder andere in het kader van de Kennisnetwedstrijd “Make a game” werden games gemaakt, uitgewisseld en gespeeld. Hanzestudenten maakten games voor de basisschool. De I-module van uitgever WoltersNoordhoff werd in de praktijk getest. Deze uitgever koppelt op internet geplaatst materiaal aan de methodes. Met het thin-client-concept werd ervaring opgedaan. Met een dergelijk systeem werkt de leerling niet langer op een desktop, maar via een terminal rechtstreeks op de schoolserver. Bezoeken werden afgelegd aan Den Haag en Almere waar men ervaring heeft opgedaan met glasvezelverbindingen, centraal beheer, thin-clientsysteem en digitale schoolborden. Diverse bijeenkomsten van Kennisnet/Surfnet werden bezocht in het kader van de glasvezeltechniek. De ontwikkelde activiteiten alsmede de oriëntatie op de huidige en te verwachten internetontwikkelingen (WEB 2.0) voor het onderwijs hebben laten zien dat de geteste toepassingen bandbreedte vereisen. Bij veel gebruik is de gratis KPN-ADSL-verbinding niet toereikend en kan beter voor glas in plaats van koper gekozen worden. De projectleiding adviseert de gemeente Groningen om het initiatief te nemen de PO-, SO- en VO-scholen aan te sluiten op het glasvezelnet. Daarvoor zouden de reeds hiervoor gereserveerde gelden kunnen worden ingezet.
Edugl@sproject-fase 2
7
3
EDUGL@S – DE HUIDIGE SITUATIE
Het woord EDUGL@S is een samenvoeging van de woorden “educatie” en “glasvezel”. In Edugl@s komen onderwijs en ICT-vernieuwing, mogelijk gemaakt door het gebruik van glasvezel, samen. Het project Edugl@s is een initiatief van de gemeente Groningen om de aanleg en het gebruik van breedbandvoorzieningen bij onderwijsinstellingen voor primair en voortgezet onderwijs in de stad Groningen in eerste instantie te onderzoeken. Daartoe is een kleinschalige proef gestart met vier scholen, twee uit het PO en twee uit het VO. Als zou blijken dat door middel van pilot-fase 2 aangetoond kan worden dat glasvezel belangrijke toegevoegde waarde levert aan het onderwijs zal de gemeente verder onderzoek doen om de voorzieningen te initiëren en uit te rollen. De projectleiding kreeg voor Fase 2 de opdracht om de toegevoegde waarde inzichtelijk te maken en de educatieve en bedrijfsmatige voordelen van een snelle communicatievoorziening aan te tonen. Bij het Edugl@sproject zijn de gemeentelijke diensten OCSW, EZ, DIA en CIO betrokken. Glasvezel is een product dat ontwikkeld is om grote hoeveelheden data snel over grote afstanden te transporteren door gebruik van glas in plaats van koper. De techniek voor glasvezel in netwerken is relatief jong en volop in ontwikkeling. De belangstelling voor het product is zeer groot. Dat heeft te maken met de omvangrijke datatransmissie en de stabiliteit, die dit product kan leveren. Er is reeds een behoorlijk glasvezelhoofdwegennet in Nederland aanwezig. Ook onderwijsinstellingen kunnen hierop aangesloten worden. De grootste belemmering blijkt echter de “last mile” naar de scholen te zijn. Veelal moet hiervoor een geheel nieuwe glasvezelverbinding worden aangelegd. Vanwege de hoge kosten en het organisatorische aspect is aanleg moeilijk door individuele onderwijsinstellingen te realiseren. De glasvezelverbinding stelt een onderwijsinstelling in staat van grote datastromen gebruik te maken. Bij een hoge datacapaciteit kunnen onderwijsinstellingen data versturen en ontvangen zonder al te grote performanceproblemen. Daarnaast kunnen instellingen gemakkelijk van meerdere diensten gebruik maken die het onderwijs betreffen (bijv. videoconferencing, streaming media (video). Het is mogelijk om tussen verschillende locaties een schooleigen netwerk in te richten waarbij een centrale server de software en gebruikerstoegang regelt. Dit kan enorme gevolgen hebben voor het onderhoud. In plaats van veel tijd en moeite te steken in de techniek kan de tijd en moeite dan aangewend worden voor onderwijsinhoudelijke zaken. Informatie over Eduglas is te vinden op www.eduglas.nl
Edugl@sproject-fase 2
8
4
“GLASLOKAAL” VAN DE TOEKOMST
In het Nederlandse onderwijs, waar in 1845 het klassikale methodegestuurde onderwijssysteem werd ingevoerd met de dominante positie van de leerkracht is men geruime tijd op zoek naar nieuwe vormen van onderwijs. We zien ook in Groningen een verschuiving van leerkrachtgestuurd naar leerlinggestuurd onderwijs met daartussen allerlei mengvormen. De leerling komt steeds meer centraal te staan in het leerproces. Belangrijke kenmerken zijn daarbij leren leren, zelfstandig studeren, reflectief leren. Aan een belangrijke voorwaarde wordt hierbij door ICT voldaan; immers steeds beter komen informatie en kennis via internet beschikbaar. Men wil kunnen differentiëren naar aanleg, tempo, belangstelling en niveau zonder dat leren een geheel individuele zaak wordt. Steeds meer wordt in groepen samengewerkt. Onderwijsvernieuwing gaat moeizaam. Het vergt namelijk veel energie om bestaande situaties te veranderen. Hoe organiseer je individueel werk en groepswerk? Hoe komt de leerling aan informatie, hoe kan de leerkracht bij het “leerverhaal” optimaal gebruik maken van audiovisueel materiaal? ICT kan bij veranderingen helpen. ICT kan zelfs veranderingen afdwingen. Daarom moet ICT niet langer als een middel beschouwd worden, maar als motor gezien worden voor fundamentele veranderingen in het onderwijs. Voorwaarde is dat ICT technisch en inhoudelijk optimaal functioneert. Recent onderzoek gepubliceerd door Kennisnet/ICT op school3 laat zien dat de bijdrage van ICT bij het merendeel van de scholen aantrekkelijker onderwijs oplevert. Dit komt tot uitdrukking in het bevorderen van zelfstandig leren, een efficiëntere inrichting van het onderwijs, het kunnen aanbieden van rijkere leeromgevingen en een onderwijsorganisatie die voor leerlingen meer flexibel en adaptief is. Acht van de tien Nederlandse scholen zijn in een (ver)gevorderd stadium van ontwikkeling met betrekking tot effectief en efficiënt gebruik van ICT. In het PO gebruikt 84% van de leraren de computer bij het lesgeven. De afgelopen vier jaar is het aantal op dit gebied verdubbeld. Voor 2008 wordt een percentage van 96% verwacht. Niet alleen de vaardigheid van de leerkrachten is toegenomen. Dit geldt zeker voor de leerlingen! In 1999 was minder dan de helft van de leerlingen in staat op een computer een plaatje aan een verhaal toe te voegen. In 2006 beheersen negen van de tien leerlingen in de bovenbouw van de basisschool deze vaardigheid. Nog sterker stegen de vaardigheden van leerlingen op het gebied van internettoepassingen. Hier ging het percentage van 19% in 1999 naar 90%; gekeken werd hierbij naar het versturen van email door leerlingen. De ICTvaardigheden zullen naar verwachting de komende jaren alleen maar toenemen net zoals de ontwikkelingen op ICT-gebied in het onderwijs. Het gebruik van ICT hoort inmiddels tot het vaste leef/werkpatroon van de leerling. Leerlingen uit groep 7 van het PO zitten thuis gemiddeld 9 uur per week op internet. In het tweede jaar van het VO is dit tot 14 uur gestegen. Bijna elke havo- of vwo-leerling krijgt huiswerkopdrachten waarbij internet moet worden gebruikt. In de leeftijdsgroep twaalf tot veertien jaar is 96% van de leerlingen wekelijks actief op internet. Onder kinderen van zes tot elf jaar is het gebruik van internet 71%. De leerlingen die momenteel de scholen voor basis- en voortgezet onderwijs bevolken, zijn opgegroeid met ICT-zaken als instant messaging, chat, email en games. Het onderwijs behoort op deze interesse en kundigheid in te spelen.
3
“Vier in Balans Monitor-2006”
Edugl@sproject-fase 2
9
Onderzoeken naar het rendement van ICT voor onderwijsdoelen laten zien dat afhankelijk van de context waarin ICT wordt gebruikt, ICT een waardevol middel is bij het verwerven van kennis en vaardigheden. Grotere leerproductiviteit is daarbij zelden exclusief toe te schrijven aan een verbeterd computerprogramma. Naast de ICT-vaardigheid van leerling en leerkracht hangt rendementsverbetering af van een betrouwbare computervoorziening. Eerder genoemd onderzoek laat zien dat leerlingen die (gematigd) gebruik maken van ICT beter presteren dan leerlingen die niet of nauwelijks bij het onderwijs gebruik hebben gemaakt van ICT. Erg veel gebruik leidt echter tot slechtere leerprestaties. Kortom een juiste dosering en mix van ICT-middelen is belangrijk, maar om de inzet van ICT in het onderwijs kan men niet meer heen. Een zeer belangrijke voorwaarde is de technische vaardigheid van de leerkrachten voor het bedienen van computers. Die neemt gelukkig steeds verder toe. Volgens het ICTmanagement van de ondervraagde scholen beschikt 80-90% van de leraren over voldoende basisvaardigheden voor gebruik van standaardtoepassingen zoals internet en tekstverwerking. Ook de didactische vaardigheden op dit gebied nemen steeds meer toe. Voor het opbouwen van deskundigheid is samenwerking met andere scholen van groot belang. In 2005 participeerde 68% van de basisscholen in samenwerkingsverbanden op ICTgebied. Als belangrijkste succesfactor noemt 65% van de samenwerkingsverbanden het uitwisselen van kennis en vaardigheden (Oberon, 2006). In het VO heeft samenwerking op het gebied van ICT veelal een projectmatig karakter. De omvang van computervoorzieningen is in de afgelopen twintig jaar in het onderwijs ongeveer vijftien keer zo groot geworden. Momenteel beschikken PO- en VO- scholen over gemiddeld één computer voor elke zeven leerlingen. De algemene trend is dat scholen minder investeren in toename van het aantal computers en dat de aandacht meer uitgaat naar kwaliteitsverbetering van de ICT-voorzieningen zoals aanleg van breedband en draadloze netwerken. In het VO heeft 95% van de computers toegang tot internet. In het PO is dat 83% (Inspectie van het Onderwijs-2006). Over de relatie tussen bandbreedte en onderwijsvernieuwing schreef J. Koolschijn (QLICT) in “Breedbandig perspectief in Groningen”: “Met de komst van Breedband in het onderwijs, doen zich nieuwe mogelijkheden voor om het onderwijs te vernieuwen en te verbeteren. Indachtig de kenmerken van het nieuwe onderwijsparadigma waarin de veranderende rol van de leerkracht, de (elektronische) informatiebronnen, het leren leren van de leerling en het echt aansluiten bij de leerbehoeftes van de leerling, zullen breedbandtoepassingen zich op deze aspecten moeten richten. Uitgewerkte praktijkcases naar zowel technische voorzieningen als onderwijskundige uitgangspunten, leerkracht- en leerlingrollen, vereiste vaardigheden van de deelnemers, systematische informatie over leerbehoeftes en vorderingen van de leerlingen en praktijkervaringen zijn in dit stadium dan ook meer dan welkom. Met de huidige verbindingscapaciteit (maximaal 512 kb downstream, upstream is nog lager) is het niet mogelijk om bijvoorbeeld videoconferencing of video on demand of het nieuwe leren te ondersteunen met leerstof die gebaseerd is op het principe van question and demand of, om live-beelden uit bedrijven binnen te halen (actualiteit en werkelijkheid in het onderwijs), zware softwarebestanden te gebruiken, centrale servers voor applicaties in te richten, met veel leerlingen tegelijk stevige applicaties te hanteren, veel internetcapaciteit te benutten voor veel leerlingen tegelijkertijd (toegankelijkheid en beschikbaarheid van informatie) enzovoorts. Ook leren op afstand ondersteund door live-beelden is met de huidige technologie niet goed mogelijk, evenals het online vergaderen met meerdere groepen tegelijk. Breedband zal hiervoor een oplossing bieden.”
Edugl@sproject-fase 2
10
5
WAAROM GLASVEZEL?
ICT is belangrijk voor verwerving en verspreiding van informatie. ICT heeft dan ook een plaats gekregen in het dagelijks onderwijs. Naar verwachting zal die plaats voornamer worden. ICT-toepassingen zullen toenemen vooral op het gebied van communicatie en mediagebruik. Daarom is hiervoor een glasvezelverbinding nodig!
INTERNETGEBRUIK Twee derde van alle Nederlandse huishoudens heeft inmiddels internet via breedbandverbindingen en dat is ruim vier keer zo veel als in 2002. Dat blijkt uit een onderzoek dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op 1 november 2006 heeft gepubliceerd. In totaal heeft 80 procent van alle Nederlanders nu toegang tot het internet: 66 procent via breedband en 14 procent via een inbelverbinding of andere technologie. In 2002 had een meerderheid (63 procent) ook al internet, maar kon slechts 15 procent snel surfen via breedband. Nederland is daarmee na Denemarken het tweede land ter wereld op het lijstje van breedbandgebruikers. Nadat aanvankelijk de tv-kabel de belangrijkste leverancier van breedband was, is nu ADSL via de telefoonlijn goed voor twee derde van alle snelle internetaansluitingen. Enkele diensten zijn het afgelopen jaar snel populairder geworden. In de zomer van 2005 zocht nog 26 procent van de surfers naar radio en tv op het web, nu is dat al 35 procent. Het downloaden of lezen van kranten en tijdschriften steeg van 35 naar 43 procent en bellen via het web verdubbelde naar 12 procent.4 Er is een duidelijke trend zichtbaar van meer en intensiever gebruik van internet. Datzelfde beeld zien we in het onderwijs. Alleen moeten op een school meerdere leerlingen tegelijk gebruik maken van de internetverbinding. We zien dat dat momenteel op veel VO-scholen leidt tot problemen. Ook grotere PO-scholen met intensief internetgebruik merken dat met de ADSL-verbinding van KPN niet langer kan worden volstaan. De meeste scholen met veel leerlingen maken momenteel gebruik van een lagere bandbreedte dan menig leerling thuis voor zichzelf ter beschikking heeft.
Dit is een KPN lijn op het moment dat er een klaslokaal op internet wil. Om 10.20 uur (na de pauze) blokkeert al het internetverkeer. Bron: Ribox tabel Rummerinkhof
4
Vincent Dekker – Trouw 2/11/06
Edugl@sproject-fase 2
11
Deze grafieken geven het internetgebruik aan van een normale werkdag op het Zernike College. Het toont duidelijk aan dat het Zernike College tegen de beperkingen aanloopt van een ADSL-verbinding. Op dit moment maakt een groot aantal scholen gebruik van het tijdelijke gratis DSL-aanbod van KPN. Diverse scholen overwegen om hun huidige toegangsinfrastructuur tot internet te vernieuwen richting een duurzame oplossing. Een aantal scholen is niet tevreden over de prestaties van hun huidige netwerkvoorziening en wenst een snellere en ongedeelde verbinding. Andere onderwijsinstellingen willen gericht werken aan onderwijsvernieuwing en daar hoort een moderne (snelle) ICT-infrastructuur bij. Wanneer een onderwijsinstelling uit meerdere vestigingen bestaat, is het uit oogpunt van communicatie en beheer eveneens aantrekkelijk deze locaties door middel van hoogwaardige verbindingen te koppelen om zo ICT-faciliteiten beter te delen.
BANDBREEDTE Zoals eerder genoemd lopen op dit moment diverse VO-scholen in de stad Groningen op tegen de beperkingen van de gratis 2Mb-ADSL-verbinding van KPN. De projectleiding van Eduglas ontving het laatste kwartaal van 2006 opmerkelijk veel verzoeken om informatie over glasvezelverbindingen. Bij intensief internetgebruik wordt het schoolnetwerk “stroperig”. Als leerlingen internettoepassingen gebruiken binnen de school verwachten ze eenzelfde kwaliteit als bij hen thuis. Leerlingen haken af als het materiaal te traag opgehaald kan worden of als audiovisuele programma’s haperen of zelfs uitvallen. Multimediagebruik via het huidige netwerk is dus niet optimaal c.q. nauwelijks mogelijk als leerlingen tegelijk de computer gebruiken. Dat betekent dat voorzieningen als “Teleblik”, “Uitzending gemist”, “Beeldbank” e.d. nu ongeschikt zijn voor het onderwijs. Video-conferencing en (digitaal) thuiswerken is in zijn geheel onmogelijk. De bandbreedte is op piekmomenten absoluut onvoldoende. Een glasvezelverbinding moet hierbij uitkomst bieden. Wij denken dat voorlopig een 100 Mbverbinding ruim voldoende is. Mocht echter een zwaardere verbinding van 1 Gb gewenst zijn, dan is dat ook mogelijk.
INTERNET-MEDIANET Daar internet steeds meer een medianet wordt met vele audiovisuele toepassingen is het de verwachting dat de scholen in de nabije toekomst steeds meer bandbreedte nodig zullen hebben. De inzichten over de manier van lesgeven, leerlingen werk op maat kunnen bieden, maakt dat er digitale leeromgevingen ontstaan waarbij gebruik wordt gemaakt van mediarijk lesmateriaal. De inzet van (interactieve)video, 3d-games, animaties, gesproken instructie en uitleg en audiovisuele toepassingen in toetsen en oefeningen zal alleen maar toenemen. Dit zal scholen brengen tot de wens van een duurzame oplossing wat betreft de gewenste bandbreedte. Steeds meer scholen zijn de afgelopen jaren gestart met nieuwe vormen van zelfontdekkend leren en interactief leren in digitale leeromgevingen. Kinderen werken bijvoorbeeld samen aan digitale werkstukken. Deze leeromgevingen zijn vaak uitsluitend via het internet te benaderen (webbased). Docenten kunnen in toenemende mate putten uit beschikbaar gekomen audiovisueel materiaal, o.a. afkomstig van vijftig jaar publieke omroep via Teleblik. Maar ook uit het buitenland komt steeds meer digitale content (documentaires, educatieve websites) beschikbaar om het lesmateriaal te verrijken. In het onderwijs zie je op dit moment een duidelijke oriëntatie op de mogelijkheden van de digitale schoolborden. Bij de inzet van digitale schoolborden zal zeker (meer) gebruik gemaakt worden van audiovisueel materiaal welke op te vragen is via internet. Wil men hiervoor een goede kwaliteit dan komt men ook hier weer uit op glasvezelverbindingen.
Edugl@sproject-fase 2
12
Steeds meer scholen maken gebruik van een webbased digitaal portfolio. Van het toondeel van zo’n portfolio zullen naast de “gewone” producten als gescande tekening en verhaal in Word tegenwoordig en zeker in de toekomst weblog, sites en audiovisuele producten deel uit maken. Dit vraagt om genoeg bandbreedte op de scholen. Hetzelfde geldt voor elektronische leeromgeving met mediarijk lesmateriaal. Er ontstaan momenteel steeds meer sites die inspelen op vraaggestuurd digitaal onderwijs. In sommige gevallen komt de leerling via stappen tot verwerving van kennis. In andere gevallen deponeert hij of zij een vraag. Deskundigen en bezoekers kunnen daarop reageren. Met de deskundige kan contact geregeld worden, bijvoorbeeld via videoconferentie-sessies. Materiaal, waaronder ook audiovisueel materiaal, wordt uitgewisseld. Sommige sites spelen hierop in (Ontdeknet) en zijn zeer breed qua opzet. Contact met experts (de digicoach) leidt dan tot een product. Andere concepten leggen zich toe op afgebakende onderwerpen als “het dier“, “de gouden eeuw“ of “de veenkolonie“. Bij alle sites wordt multimediale, dus bandbreedte vragende, content ingezet.
E-SAMENWERKEN Online samenwerken is sterk in opkomst. Webgebaseerde teamsite-omgevingen, instant messaging en audio- en videoconferencing bieden nieuwe mogelijkheden om in groepsverband via internet informatie en kennis uit te wisselen. Surfnet brengt online opslag van documenten, chat, instant messaging en videoconferencing samen voor leerlingen en leerkrachten. Van bij internetgebruikers populaire communitysites als Hyves zien we varianten in het onderwijs ontstaan. Deze Web 2.0-producten maken het door middel van de nieuwe media mogelijk dat leerlingen niet fysiek bij elkaar hoeven te zijn om toch te kunnen samenwerken. Een voorbeeld hiervan is het door QLICT ontwikkelde Lesblik en Diertuin. Sommige scholen hebben de afgelopen jaren eigen onderwijsmateriaal ontwikkeld waaronder ICT-programma’s. Via platformen als Kennisnet maar ook regionale initiatieven als het Groninger Onderwijsprojectenplein (Bibliotheekdienst) wordt door hen ontwikkeld lesmateriaal beschikbaar gesteld aan andere scholen. Deze contacten verlopen via internet; voor het down- en uploaden heb je voldoende bandbreedte nodig. Zeer recent is een project van Kennisnet van start gegaan waaraan de Starter deelneemt rond Klassenmanagement en ICT met zgn. weet- en vraagscholen. Het is een voorbeeld van een duidelijk waarneembare trend in het onderwijs waarbij scholen elkaar helpen bij onderwijsvernieuwing en waar ICT uitgangspunt is.
STREAMING VIDEO Uit veel onderzoek is gebleken dat visuele informatie vaak beter onthouden wordt door leerlingen dan talige informatie. We zien dan ook steeds meer inzet van audiovisueel materiaal bij lessen. Programma’s als Teleblik, waarmee het archief van de publieke omroepen beschikbaar werd voor het onderwijs, Uitzending gemist, Beeldbank e.d. zijn alleen optimaal inzetbaar in het onderwijs met voldoende bandbreedte. Zo wordt a-synchroniteit, langzame buffering en in het ergste geval uitval van beeld en geluid voorkomen. In gebieden waar scholen gebruik maken van glasvezel zoals Deventer en Den Haag zien we initiatieven waarbij leerlingen zelf televisie leren maken (www.kidsview.nl). De afgelopen jaren is het gebruik van videotoepassingen in het onderwijs definitief doorgebroken. De Videoportal van Kennisnet/Surfnet is een online videotheek voor het onderwijs. In deze videotheek kunnen bestanden worden geplaatst en afspeellijsten worden samengesteld.
Edugl@sproject-fase 2
13
Expose your talent is een wedstrijd waarin scholieren uit het VO een eigen videoproductie maken. Zo’n tweeduizend leerlingen hebben zich voor de eerste ronde van deze wedstrijd aangemeld, kortom film maken is populair onder scholieren. Er werd een communitywebsite opgezet en een elektronische leeromgeving met onder andere instructiefilmpjes. Streaming video wordt ook gebruikt bij de beroepenbeeldbank waar leerlingen via internet een beeld kunnen krijgen van diverse beroepen. De technische ontwikkelingen op audiovisueel gebied via internetverspreiding staan niet stil. De high definition-oplossing vraagt minimaal 20Mb/s. Kortom, er is sprake van een grote vlucht van video/film/tv al of niet geïntegreerd in een elo op internet waarneembaar.
VIDEOCONFERENCING Een van de breedbandige educatieve internettoepassingen waar wij tijdens de pilotperiode ervaring mee hebben opgedaan is videoconferencing. Via internet en met gebruik van beeld en geluid hebben leerlingen/klassen contact met elkaar of anderen. Via videoconferentie bestaat de mogelijkheid van uitwisseling van kennis tussen leerlingen, scholen, experts e.d. Deze nieuwe toepassing van internet zorgt ervoor dat deskundigen uit de praktijk tijdens een les geraadpleegd kunnen worden. Een aansprekend initiatief op dit gebied is Expert-opafstand waar bijvoorbeeld een politicus, journalist of weerman virtueel in de klas kan worden gehaald en met de groep in discussie kan gaan. Sessies met Wim de Bie over de nieuwe media, Govert Schilling over buitenaards leven, Maarten van Rossum over politiek en recent John de Mol over zijn media-avonturen passeerden de revue. De leerlingen kunnen vragen stellen, maar ook in discussie gaan. Lokaal is het ook mogelijk door bijvoorbeeld daar waar de werkplaats te klein is voor bezoek van een hele schoolklas, de fietsenmaker in het kader van een techniekles via rechtstreekse beelden de klas binnen te halen. Contact met buitenlandse scholen verloopt gemakkelijk. Datzelfde geldt ook voor het volgen van lessen op afstand, daardoor bijvoorbeeld gedwongen door ziekte. Op diverse locaties van één school kunnen leerlingen dezelfde les volgen waarvoor op één locatie bijvoorbeeld te weinig leerlingen zouden zijn om de les (keuzeles, keuze-uur) doorgang te laten vinden. Ouders zouden via de videoset en na inlog op de schoolsite een blik kunnen werpen in de klas van hun kinderen. Nu komen de ouders een ochtend of middag meebeleven in de kleuterklas. Nadeel daarvan is dat de kinderen daardoor afgeleid raken. Dit kan voorkomen worden met de videoconferencing-optie. Ook studenten van lerarenopleidingen kunnen “live” meekijken in klassen en krijgen aldus een diverser beeld van de schoolpraktijk, in elk geval breder dan de ervaringen die ze enkel op hun stageschool opdoen. Leerlingen kunnen door regelmatig te kijken via de videoconferentie een kunstwerk zien ontstaan bij een plaatselijke kunstenaar. De opgesomde mogelijkheden van videoconferentie zijn nog maar een eerste begin.
THUISWERKEN Voor zieke leerlingen zou het mooi zijn als ze via internet in de schoolserver leerstof kunnen ophalen. Datzelfde geldt voor leerkrachten als ze thuis zich willen voorbereiden op lessen. Diverse technieken maken dat inmiddels mogelijk. Van huis uit kan men bij het schoolmateriaal komen, de software, eigen data en bij av-materiaal. Natuurlijk wel via een log-in.
CENTRAAL BEHEER In Groningen staat op nagenoeg elke vestiging van een school minimaal één server die fysiek apart moeten worden onderhouden. Door de snelle verbinding van glasvezel is vanuit
Edugl@sproject-fase 2
14
de scholen het contact met een elders geplaatste server niet langer een probleem. Door het glasvezelnetwerk kunnen de servers van de diverse locaties centraal geplaatst worden en tot één netwerk met één server samengebracht worden. Het samenbrengen van servers van meerdere scholen in een datacenter is ook mogelijk. Ze worden dan daar beheerd. Dat heeft als voordeel dat er nog minder ICT-techniek in de scholen aanwezig zal zijn en dat scholen de beschikbare servercapaciteit met elkaar kunnen delen. Nu komt het voor dat de ene school een server heel intensief gebruikt, terwijl een server op een andere school op hetzelfde moment niks te doen heeft. Als de servers op een centrale plaats staan, kan de belasting over de diverse servers worden verdeeld. Ook kunnen scholen op deze manier educatieve ICT-programma’s van elkaar gebruiken en ervaringen hierover uitwisselen. In het openbaar primair onderwijs hebben de scholen die een zgn. ICT-diepteproject uitvoeren steeds in verband met de verspreiding van hun producten voor een dergelijke centrale server of serverruimte gepleit. Zij zagen zo’n server als aanzet tot intensieve samenwerking tussen scholen. Niet iedereen hoeft zo weer het wiel opnieuw uit te vinden: gebruik elkaars producten en expertise. Een ander voordeel is dat bij complexe programmatuur de inzet van gespecialiseerd personeel beter kan worden geregeld en door de samenwerkende scholen kan worden gefinancierd. Het centraal plaatsen van servers kan naast kostenbesparing (aantal FTE’s, energie e.d.) een stimulans zijn voor nauwere samenwerking tussen scholen op ICT- en onderwijsinhoudelijk gebied.
UITGEVERS Schoolboekenuitgever Wolters Noordhoff is als eerste met inzet van haar methoden gebonden support (de zgn. Mixed Media Methode) begonnen internettoegang tot een belangrijk onderdeel van haar materiaal te maken. De nieuwe generatie methoden van Wolters-Noordhoff voor het voortgezet onderwijs hebben naast bekende onderdelen als een leer- en werkboek een belangrijke ICT-component: de iModule. Deze i-Module is volledig verweven met de methode: het materiaal is steeds direct gekoppeld aan onderdelen van het (werk)boek en beschikbaar op internet. Leerlingen kunnen er zo mee aan de slag. Ter voorkoming van problemen op het gebied van internettoegang krijgen scholen nog steeds al het materiaal op CD aangeboden. Nadeel hiervan is dat vooral actuele zaken niet meer terug te vinden zijn in het schoolnetwerk. Wil een school van geluid, beeld, oefeningen en dus vooral actualiteit van Wolters Noordhoff (en ongetwijfeld binnenkort andere uitgevers) optimaal gebruik maken dan zal een goede internetverbinding noodzakelijk zijn. Het ligt in de verwachting dat uitgevers steeds meer ICT-producten webbased zullen gaan aanleveren. Daarmee kunnen ze zeer snel gewenste aanpassingen in de leerstof aanbrengen. Als school bestel je het docenten- en leerlingenmateriaal en je krijgt er al of niet gratis de ICT-toepassingen webbased bij en daarbij is glasvezel …
GAMING Games hebben een motiverende werking op jongeren, prikkelen de fantasie, zijn uitdagend en wekken nieuwsgierigheid op. Het is dan ook geen wonder dat in het onderwijs gebruik wordt gemaakt van educatieve games en simulaties. Het ontbreekt docenten vaak nog aan kennis, ervaring en middelen om gaming effectief in het onderwijs in te zetten. Surfnet en Kennisnet onderzoeken op dit moment de toepassing van games die het competentiegerichte leren kunnen ondersteunen. Zo kunnen met “Games2learn” volgens de zg. Wikitechnologie (iedereen helpt mee bij de bouw) leden van deze community rechtstreeks informatie toevoegen en aanpassen.
Edugl@sproject-fase 2
15
Aandachtspunt blijft bij het samenstellen van games de toegevoegde waarde voor het onderwijs. Naast interesse kweken is de vraag: wat levert het op, hoe is het inpasbaar in het dagelijks onderwijs? Momenteel blijken veel games nog onvoldoende aan te sluiten op de wensen en behoeften van de gemiddelde docent. Maar gezien de motiverende werking ligt hier een uitdaging. Intensief gebruik van games van op internet geplaatste games levert de bekende bandbreedteproblemen op. Datzelfde geldt voor het versturen van door leerlingen zelf gemaakte games en het downloaden daarvan. Door Kennisnet is een scholierenwedstrijd opgezet “Make a Game” waarbij dit laatste aan de orde is.
ONTWIKKELINGEN Bij de ontwikkelingen op ICT-gebied geldt in het onderwijs dat er door leerlingen intensiever gebruik van het internet gemaakt zal worden. Op het gebied van onderwijskundige toepassingen ontwikkelen Kennisnet en Surfnet samen nieuwe educatieve applicaties zoals: a. een kennisnet-video portal waarop scholen en contentleveranciers hun eigen videocontent kunnen aanbieden. Het betreft hier een publicatiemedium voor video waarbinnen content van metagegevens kan worden voorzien. De content wordt daardoor doorzoekbaar, vergelijkbaar met een videotheek op het internet voor het onderwijs; b. de ontwikkeling van onderwijs-tv in samenwerking met NOB Cross Media Facilities. Hiermee is een rijke schat aan (historische) informatie beschikbaar voor de scholen; c. online samenwerken of groepscommunicatie. Hieronder vallen videoconferencing, chatten, instant messaging, whiteboarding en datasharing. Digitaal samenwerken heeft enorme potentie; d. 3D-gaming, onderwijsgames, maar ook simulaties; e. uitbouw van videoconferentiemogelijkheden. Deze ontwikkelingen zijn of worden binnenkort beschikbaar. Het is duidelijk dat deze zaken zich op internetgebied afspelen, waar dus bandbreedte gewenst is .
KORTOM Met een hoogwaardige bandbreedinfrastructuur wordt het mogelijk om: -via digitale leeromgevingen mediarijke lesmaterialen te ontwikkelen, te verspreiden en toe te passen in projectverband; -de effectiviteit van lesprogramma’s te vergroten door inzet van hoge kwaliteit (interactieve) video, animaties, gesproken instructies en uitleg, oefeningen en toetsen; -TV-materiaal met hoge kwaliteit online op afroep beschikbaar te krijgen; -verschillende onderwijslocaties onderling transparant te koppelen en ICT-apparatuur, software, applicaties en beheer te centraliseren; -intensiever met andere (onderwijs)instellingen samen te werken; -substantiële kostenvoordelen te behalen door gezamenlijke inkoop en gezamenlijk gebruik van toepassingen en diensten. Bij grote PO-scholen en de meeste VO-scholen loopt men op dit moment op tegen de beperkingen van de ADSL-verbinding. Om de nieuwe vormen van leren goed te kunnen ondersteunen en het internetgebruik optimaal te gebruiken zijn breedbandverbindingen van minimaal 100Mb/s gewenst. Van belang is dat de nieuwe verbinding symmetrisch is, dus zowel voor binnenkomende als voor uitgaande datastromen een gelijke transportcapaciteit biedt. Glasvezelnetten zijn het meest geschikt om in een dergelijke behoefte aan capaciteit te voorzien; aantrekkelijk is daarbij de mogelijkheid dit snel op te schalen naar niveaus van 1000 Mb/s of meer indien daar de komende jaren behoefte aan is. De afgelopen jaren verdubbelde de benodigde bandbreedte jaarlijks. Een glasvezelaansluiting biedt daarmee de
Edugl@sproject-fase 2
16
meest toekomstvaste oplossing voor informatie- en communicatiedoeleinden zowel tussen de scholen als van scholen naar de buitenwereld.
9-11-2006
20-11-2006:.
21-11-2006
Videoconferentie tussen de HarmJan Zondagschool en Zernike College aan de Helperbrink. Een gemeenschappelijke filosofieles.
Surfnet Utrecht Scène fabriek. Daar worden films gemaakt die online beschikbaar zijn. Zie http://www.scenefabriek.nl
Kennismakings Zernike College leerlingen jaar 1 met groep acht leerlingen van de Starter
Edugl@sproject-fase 2
17
28-11-2006
Conferentie tussen Obs de Starter en Dom Helder Camaraschool, leerlingen werken samen aan het thema “Ontdekkingsreizen”
30-11-2006
Studenten van de Hanze Hogeschool nemen een kijkje in de klas van bij de Starter.
1-12-2006
De vervolg videoconferentie tussen leerlingen van de Starter en Dom Helder Camaraschool, leerlingen presenteren hun uitwerking over het thema “Ontdekkingsreizen”
Edugl@sproject-fase 2
18
6
PILOTFASE 2-ERVARINGEN
In de periode september tot en met november 2006 heeft de projectleiding van Eduglas leerlingactiviteiten ontwikkeld op het gebied van: -
streaming video; e-learning/afstandsleren; videoconferencing; thin-clientsysteem; centraal beheer; gaming.
Tevens werden bezoeken afgelegd aan Den Haag en Almere waar men ervaring heeft opgedaan met glasvezelverbindingen, centraal beheer, thin-clientsysteem en digitale schoolborden. Diverse bijeenkomsten van Kennisnet/Surfnet werden bezocht in het kader van de glasvezeltechniek, videoconferencing en ontwikkelingen op het gebied van communicatie als Sharepoint en Breeze. De Starter en het Zernike College zijn inmiddels landelijk Surfnet-voorbeeldscholen geworden.
VIDEOCONFERENCING Als communicatiemiddel wordt in het bedrijfsleven steeds vaker videoconferencing ingezet voor vergaderen-op-afstand. Videoconferencing maakt gebruik van zowel audio als video in beide richtingen. In feite is videoconferencen hetzelfde als telefoneren met een videobeeld erbij, waarbij de camera ook bij de andere partij overgenomen kan worden. Jij kunt bepalen wat je aan de andere kant wilt zien, waarop je wilt inzoomen. Er is een instelling waarbij de camera automatisch de spreker opzoekt en op de betreffende persoon inzoomt. Videoconferencing eist naast genoeg bandbreedte wel dat diverse poorten in de firewall geopend moeten worden. Dit wordt vaak bij scholen als een bezwaar gezien omdat technici of netwerkbeheerders firewalls graag uit oogpunt van veiligheid “dichttimmeren”. Op de scholen waar men zelf de techniek verzorgt (Zernike College, Hanzehogeschool en HarmJan Zondagschool) gaf videoconferencing geen problemen op dit gebied. Op de Starter en de Dom Helder Camaraschool ging het moeizamer omdat men hier te maken had met extern netwerkbeheer. In samenwerking met Kennisnet en Surfnet vond op woensdagmiddag 27 september 2006 voor het eerst een videoconferencingsessie plaats in het kader van het Eduglasproject. Naast het Zernike College en een drietal andere Nederlandse scholen namen twee scholen uit Wales (Cardif) deel. Deze middagsessie zonder van tevoren vastgesteld thema was een eerste try-out. Na afloop werd het door deelnemers als zeer bijzonder ervaren. Tijdens de ruim één uur durende sessie wisselden leerlingen diverse zaken aangaande school, stad en nachtleven uit. Nadat in zowel Wales als bij het Zernike College de schoolbel had geklonken, werd de sessie beëindigd. Zowel de leerlingen uit Wales als onze leerlingen gaven elkaar te kennen graag nogmaals aan een dergelijke uitwisseling deel te willen nemen. Men had het contact zeer op prijs gesteld. Het was voor ons de eerste ervaring met videoconferencing in het Eduglasproject en geconstateerd werd dat de leerlingen door middel van dit ICT-instrument en de mogelijkheid van live contact zeer betrokken raakten bij de getoonde beelden. Wij waren vooraf nogal sceptisch: wat levert dit nu meer op dan het tonen van audiovisueel materiaal, wat is de meerwaarde? De ervaring van de grote betrokkenheid bleef tijdens verdere videosessies bestaan. Door deze betrokkenheid, het live kunnen reageren, lijkt videoconferencing een prima middel om in het onderwijs in te zetten.
Edugl@sproject-fase 2
19
In het kader van “Expert op afstand” nam het Zernike College op 29 november 2006 deel aan een gesprek met John de Mol. Het contact verliep via videoconferencing. De door Kennisnet/Surfnet georganiseerde sessie werd door drie scholen geboekt. De mediaman werd een uur lang met vragen bestookt. De sessie werd zowel door John de Mol als de leerlingen als zeer geslaagd bestempeld. Op www.eduglas.nl is een link opgenomen die naar de opnamen van deze videosessie leidt. Uitgangspunt bij de onderwijsprojecten in het PO die gebruik maakten van de videoconferencing was de activerende didactiek. De keuze voor een activerende didactiek was bij dit project gebaseerd op de uitkomsten van het leeronderzoek van David A. Sousa (How the brain learns-1998). Zijn onderzoek naar de effectiviteit van het leren bracht het volgende naar voren: wij onthouden 10% van wat we lezen; 20% van wat we horen; 30% van wat we zien; 50% van wat we zien en horen; 70% waar we over gediscussieerd hebben met anderen; 80% van wat we persoonlijk ervaren hebben; 95% van wat we uitleggen aan anderen. Kortom wil je als leerkracht efficiënt kennis overbrengen, dan is het uitleg geven door leerlingen aan anderen te prefereren. Dus hebben we de leerlingen van De Starter en de Dom Helder Camaraschool zich laten verdiepen in een bepaald thema en dat vervolgens laten presenteren aan de leerlingen van de andere school. Daartoe werd contact met elkaar gezocht via videoconferencing. Rond het thema “Ontdekkingsreizen” werkten de twee basisscholen nauw samen. De leerlingen van De Starter verdiepten zich in de reis van Columbus en de geschiedenis van Amerika. Naast een toneelstuk over de reis toonden groepjes leerlingen in twee sessies een PowerPointpresentatie over de Indianen bij Wounded Knee, een schilderijententoonstelling over de Inca’s, gaven ze uitleg over kompas en sextant, etc. De leerlingen van de Dom Helder Camaraschool luisterden en keken toe om vervolgens over de reis van Vasco da Gama te rapporteren aan de leerlingen van De Starter. Zijn reis naar de Oost, scheurbuik, het specerijengebruik, de betekenis van Lissabon als overslaghaven; ze passeerden allemaal de revue. Aan beide kanten van de videoconferentie werd van elkaar geleerd. Deze videoconferentie bestond uit een viertal sessies. Voor informatie-uitwisseling werd in november op de basisscholen voor de groepen 8 een project over het voortgezet onderwijs georganiseerd. De leerlingen gingen in vergadergroepjes vragen formuleren over het onderwijs waar ze het volgende schooljaar deel van uit zullen maken. In de klas werden de vragen besproken en gebundeld. De vragen werden via de mail gestuurd naar de school voor voortgezet onderwijs, het Zernike College. Daar zaten oud-leerlingen van de basisschool klaar om die vragen te beantwoorden. De antwoorden werden binnen de klas besproken, maar ze riepen ook nieuwe vragen op. Aan het eind van de week werd er via videoconferencing contact gezocht met elkaar. De leerlingen van de Starter stelden vragen aan oud-leerlingen over het gewicht van de schooltas, vakinhoud, voorkeuren van de leerlingen, de strengheid van de leerkrachten, etc. In het kader van het eerdergenoemde Sousa-leeronderzoek (leerlingen leren veel door elkaar zaken uit te leggen) werden op het Montessori College en de Harm Jan Zondagschool binnen het thema “Wonen” twee verschillende onderwerpen behandeld. De scholen sloten het thema af door van het geleerde tien PowerPointdia’s samen te stellen. Hierna zou via videoconferencing een heftige discussie volgen tussen de leerlingen om samen tot één presentatie van tien dia’s te komen. Dus van twintig terug naar tien dia’s; wat wordt
Edugl@sproject-fase 2
20
geschrapt en waarom? Helaas ging dit onderdeel van het onderwijsprogramma niet door. Het bleek niet mogelijk in de drukke tijd van decemberfeesten en activiteiten in het kader van werkplaats/atelier op het Zernike College een gezamenlijk moment te plannen. Het plannen van activiteiten bleken in het VO door de aparte vakken en meerdere leerkrachten voor de groep aanmerkelijk moeilijker te plannen dan in het PO. Een aandachtspunt als men videoconferencing structureel in wil zetten. Videoconferencing werd op het VO wel ingezet bij de keuzelessen Spaans en Filosofie. Leerlingen op de ene school, de Harm-Jan Zondagschool, waar te weinig aanmelding was voor het keuze-uur Spaans, konden de lessen op het Zernike College via videoconferencing volgen. Voor het vak filosofie gold hetzelfde. We vernamen dat in Den Haag bij het vak Filosofie vier VO-scholen samenwerken. Iedere school levert zeven leerlingen. De leerkracht is iedere week op een andere locatie aanwezig. De leerlingen filosoferen vanaf vier verschillende locaties via videoconferencing met elkaar. Ze pakken zelf de apparatuur en stellen dit op in een klaslokaal waarna de sessie plaatsvindt. Vierdejaars PA-studenten maakten in het kader van hun Daltonmodule via videoconferencing een zgn. taakuur in groep 5 mee op Daltonchool De Starter; de weektaak, de getrapte instructie, de instructietafel, de aandacht voor de zgn. plusleerling. De leerkracht op de Pedagogische Academie kon de beelden van commentaar voorzien en na afloop was er contact tussen studenten en leerlingen om aanvullende vragen te stellen. De Hanzehogeschool heeft inmiddels dit onderdeel van het Eduglasproject opgepikt om nader te bestuderen. Het biedt namelijk goede mogelijkheden om studenten tijdens diverse lessen op de PA buiten de stageperiodes te confronteren met de dagelijkse schoolpraktijk.
THIN-CLIENT-/ONLINESYSTEMEN Met een thin-clientsysteem wordt door de gebruiker niet van een pc of laptop gebruik gemaakt, maar via een terminal wordt er rechtstreeks op de server gewerkt. Omdat wij denken dat het thin-clientsysteem een systeem is dat in de “glasvezeltoekomst” veel mogelijkheden voor scholen biedt, is er tijdens de projectperiode op het Zernike College door leerkrachten, administratie en leerlingen geëxperimenteerd met de door Sun ontwikkelde Sun Ray. Tijdens de werkbezoeken in Den Haag, Almere en de Groninger Johan Cruyffacademie zijn gebruikerservaringen met het systeem bekeken en besproken. Het Sun Ray concept houdt in dat de pc binnen de school wordt vervangen door een Sun Ray zonder harde schijf of bewegende onderdelen. Iedere werkplek bestaat uit een toetsenbord, een muis, een beeldscherm en een Sun Ray, waarbij de Sun Ray soms in het flatscreen kan zijn ingebouwd, hetgeen extra ruimtewinst oplevert. De Sun Ray’s nemen (afhankelijk van de grootte van het beeldscherm) weinig plaats in, waardoor schriften en boeken gewoon op tafel kunnen blijven liggen terwijl er gebruik wordt gemaakt van bijvoorbeeld internet, email of een educatief ICT-programma. De Sun Ray’s produceren geen hinderlijk geluid en kunnen dus onopgemerkt in de klaslokalen aanwezig zijn. Omdat er geen harde schijf in de Sun Ray’s zit, kan niemand ermee knoeien door zelf software te installeren. Er hoeven op de Sun Ray’s geen updates en viruscontroles uitgevoerd te worden. De Sun Ray maakt snel contact met de server. Daar worden de instellingen aangebracht, de software geïnstalleerd en de wijzigingen/updates in het concept aangebracht, niet op de werkplaatsen. Een ander voordeel is de terugloop van het aantal diefstallen. Het heeft geen zin Sun Ray’s te stelen, want zonder de centrale server zijn ze onbruikbaar. Randapparatuur kan via een USB-ingang aangesloten worden. Met het Sun Ray-concept kan er gebruik worden gemaakt van een toegangspas. Hierdoor ontstaan flexibele werkplekken. Inloggen met de zelfde toegangspas zorgt er voor dat
Edugl@sproject-fase 2
21
leerlingen en leraren op elke willekeurige Sun Ray direct op een programma kunnen inhaken waar zij het laatst gebleven zijn. De computer hoeft niet opnieuw te worden opgestart. Zoals Sun het in haar reclamefolders aanprijst: eenvoudig, flexibel, snel! De Sun Ray-omgeving zou over een looptijd van 3 tot 5 jaar 60% goedkoper zijn dan een pc-omgeving, het stroomgebruik ligt veel lager (<20W) en na vijf jaar biedt het systeem nog dezelfde mogelijkheden als wanneer hij nieuw uit de doos komt. Voor het Zernike College gold tevens dat ze zochten naar een systeem dat “hufterproof” is, een systeem waar leerlingen weinig tot niks aan kunnen vernielen en dat is met de Sun Ray het geval. De ervaringen op het Zernike College zijn zeer positief. Leerlingen verkiezen werkplekken met de Sun Ray meteen boven de in dezelfde ruimte opgestelde pc’s. Vooral het gemak van de snelle inlog c.q. opstart via een persoonlijke kaart/pas (geen uitlog, inlog) waarmee de gebruiker meteen toegang krijgt tot alle gegevens van hem/haar en ook meteen het document in beeld krijgt waaraan hij/zij het laatst werkte, wordt als groot voordeel voor dit systeem aangedragen. Iedereen die er mee geconfronteerd werd, was hiervan onder de indruk. Als nadeel hebben wij het mediagebruik geconstateerd (zie ook ons verslag aan de Prinsenhaghe te Den Haag). Bij grote bestanden wordt het systeem “stroperig”. Op postzegelformaat beschikken audiovisuele producties over genoeg snelheid. Zodra het beeld groter wordt beginnen de audiovisuele programma’s te haperen en lopen geluid en beeld vaak niet synchroon. Dit is een ernstig bezwaar voor de inzet van het Sun Ray-systeem in het onderwijs waar juist veel gebruik gemaakt van het “medianet”. Het bedrijf Sun zegt in samenwerking met Microsoft dit probleem over ongeveer negen maanden definitief opgelost te hebben. Dat zal ook wel moeten wil het systeem breed in het onderwijs ingezet kunnen worden. Juist het mediagebruik neemt erg toe. Grote onderwijsorganisaties als AVS (Algemene Vereniging voor Schoolleiders) en e-Boat (onderwijsorganisatie voor Almere) doen volop onderzoek naar inzet en toepasbaarheid van het Sun Ray concept.
TELEBLIK Door middel van de online bronnenbank Teleblik wordt het archiefmateriaal van Stichting Beeld en geluid te Hilversum beschikbaar gesteld voor het onderwijs. Dit archiefmateriaal komt van de publieke omroepen. Omdat op het materiaal zgn. auteursrechten rusten is het niet vrij beschikbaar gesteld. Leerkrachten en leerlingen kunnen alleen bij Teleblik terecht als de school geregistreerd is. De gebruikers krijgen dan een inlogcode. Teleblik wordt betaald door het ministerie van OC&W en is een blijvende voorziening voor het onderwijs. Het materiaal is zeer divers. Teleblik bevat duizenden uren radio- televisie- en filmmateriaal. Het gaat om programma’s als Het Klokhuis, Willem Wever, Jeugdjournaal, Schooltv, Andere tijden e.d., maar ook oude Polygoonjournaals maken deel uit van de collectie. Er zijn hele uitzendingen, maar ook op maat gesneden fragmenten van twee tot vijf minuten over een afgebakend onderwerp. Doel is dat door gebruikmaking van audiovisuele bronnen leerlingen bepaalde onderwerpen beter leren begrijpen. Er is een site voor het PO (groep 5 t/m 8) en één voor het VO (onderbouw). Door de inlogcode kunnen leerlingen ook thuis inloggen. Een geweldige tool van Teleblik is dat de gebruikers zelf fragmenten uit programma’s kunnen monteren en die vervolgens opslaan of doorsturen. Dat maakt het materiaal geschikt voor diverse werkvormen. Voor bij een spreekbeurt of gemonteerd in een PowerPointpresentatie. Leerkrachten kunnen pagina’s klaar zetten met fragmenten die leerlingen kunnen bekijken. De leerkracht zou materiaal op de weektaak kunnen plaatsen met de opdracht voor de leerlingen het te bekijken. Na een week hebben alle leerlingen het materiaal bekeken en kan de leerkracht op die voorkennis verdergaan. De leerkracht kan kijkwijzers of bepaalde opdrachten aan de fragmenten verbinden. Leerlingen kunnen zelf materiaal zoeken voor presentaties, werkstukken, projecten.
Edugl@sproject-fase 2
22
Nadeel is de inlog. Wij hebben contact gezocht met de makers en hen voorgesteld de inlogcode te verbinden aan IP-adressen voor gebruik op school en de aparte inlogs voor de leerlingen en leerkrachten thuis te gebruiken. Nu moeten er tijdens een PowerPointpresentatie, een spreekbeurt o.i.d waar materiaal van Teleblik wordt gebruikt, steeds weer worden ingelogd. Dat zorgt voor oponthoud, ongemak en is volgens ons te voorkomen. In het kader van de pilot zijn stuurkaarten ontwikkeld, informatiebijeenkomsten georganiseerd voor het personeel en zijn leerlingen en leerkrachten aan de slag gegaan met Teleblikmateriaal.
BRINBOX Brinbox is een product van het bedrijf Brin (v/h 4D-in Vision) dat inspeelt op behoeften in het onderwijs aan centraal geplaatste data, gebruik van elektronische leeromgeving en afstandsleren. Brinbox is tijdens de Eduglas-Fase 2 gebruikt door de Dom Helder Camaraschool. Met de Brinbox-leerweg, een elektronische leeromgeving, kan op diverse plaatsen, dus ook thuis, gewerkt worden. Brinbox is te vergelijken met een intranet. De gebruiker kan op iedere willekeurige locatie informatie delen, bestanden beheren, emailen, sites aanmaken en diverse toepassingen opstarten. Het realiseert een veilige toegang tot persoonlijke bestanden en gaat uit van het gebruik van een centrale server. Ook het maken van back-ups maken en de virusbescherming vinden centraal plaats. Dit centrale beheer zorgt dat het beheer op school beperkt wordt en dat het systeem bij calamiteiten weer snel operationeel is. Vanuit de portal kan de gebruiker naar diverse pagina’s. En het product is uitbreidbaar. Alle applicaties en bestanden bevinden zich centraal bij elkaar. Voor scholen met meerdere locaties hoeven ze maar één maal aangemaakt en/of geïnstalleerd te worden. Voor grotere applicaties en voor onmisbare systeembestanden is vaak nog wel een zgn. slave-server nodig. Brin prijst het product zelf aan als zijnde een virtuele school. Met Brinbox kunnen leerlingen zelf sites maken voor projecten, themaweken e.d. Ronald Staal van de Dom Helder Camaraschool over Brinbox: “Het thuis-als-op-school kunnen werken is het grote voordeel van de BRINBox. Leerkrachten maken hier veelvuldig gebruik van. Nu de DHC op het glasvezelnetwerk zit, is de verbinding met de BRINBox natuurlijk beter. Vooral vanwege de betere upload vanaf de server op school, komen bestanden thuis sneller aan en werken programma’s thuis alsof je op school zit. Uiteraard is ook de snelheid van de thuis-provider van invloed op dit geheel. Mijn groep 7a heeft een inlogaccount gekregen voor de BRINBox. Zij kunnen thuis na schooltijd met een apart account inloggen. Zo kunnen ze oefenen met woordjes, met tafels en met topografie. Zeker als leerlingen massaal thuis hiervan gebruik maken, is een snelle verbinding noodzakelijk. Ik zie veel perspectieven voor de BRINBox als ELO, gekoppeld aan thuiswerken en een snelle internetverbinding. Werkstukken maken, samen werken aan opdrachten, POD-casts, videoverslagen, enz. Tijdens de pilot is het een en ander in ieder geval goed verlopen!
DIERTUIN Diertuin is een initiatief van QLICT en een voorbeeld van een programma zoals die steeds meer ontwikkeld worden. Dit soort programma’s heeft bij internetgebruikers de naam Web 2.0 gekregen. Het zijn community’s waarbij gebruikers elkaar helpen. In dit geval kunnen leerlingen elkaar helpen met betrekking tot het onderwerp dieren. Heeft een leerling een vraag dan kan die gedeponeerd worden.
Edugl@sproject-fase 2
23
Op de site is ruimte voor eigen gebieden van leerlingen. Onder “jouw gegevens” zien de leerlingen hun eigen bijdrage aan de site, hun eigen diertuinportfolio. Op deze pagina kunnen ze een fotoalbum, videoalbum en een blog over dieren delen met andere kinderen. De kinderen kunnen zelf actie voeren op hun eigen pagina door onder andere het maken van een blog of een poll. Met diertaken kunnen de kinderen zelf aan de slag in de rol van bijvoorbeeld fotograaf of journalist. Voor de leerling zijn er vier hoofdactiviteiten: Streaming video kijken kan via DierTV , bijvoorbeeld kijken naar materiaal van Teleblik. Lezen over dieren kan via de knop Dierencyclopedie waar diverse dierdossiers aanwezig zijn. De kinderen kunnen zelf dossiers maken en informatie over een dier verder uitdiepen. Ze kunnen ook reageren op werk van andere kinderen en zorgen voor aanvullende informatie op bestaande dossiers. Met DierPraatjes kan de leerling meningen geven over een onderwerp als bijvoorbeeld dierenmishandeling. Dierpraatjes bestaat uit een chat en een forum. Met DierTaken gaat de leerling zelf aan de slag. Bijvoorbeeld met het maken van een filmpje voor DierTV of het aanleggen van een dossier in de dierencyclopedie. Ook is het mogelijk een zgn. digikrant over dit onderwerp te maken en bestaat de mogelijkheid contact te leggen met experts. Op gezette tijden kan er gechat worden met medewerkers van een dierenartsenpraktijk of bijvoorbeeld van een asiel of trimsalon. Er is zelfs een button die videoconferencing mogelijk moet maken. Kortom, de voordelen van breedband zijn dat goede toegang tot beeldmateriaal, het zelf videomateriaal uploaden en delen, online communiceren, samenwerken aan materialen en werkstukken zonder dat kinderen fysiek bij elkaar hoeven te zijn, mogelijk is. Helaas kunnen we niet berichten over ervaringen met Diertuin. Het programma stond in de pilot gepland voor groep 6 van De Starter in de maand oktober in verband met dierendag en de kinderboekenweek die als thema “Dieren” had. QLICT had echter het programma niet tijdens de pilotperiode klaar. Op 17 januari 2007 zal QLICT het product tijdens de Eduglasbijeenkomst presenteren
GAMING In het Science-Op-Schoolproject van De Starter en het Zernike College geldt als uitgangspunt leren door doen en zelf ervaren. Waar dit eindigt, omdat het fysiek onmogelijk is of omdat het veel te duur zou worden, wordt gebruik gemaakt van games. De kinderen leven zich in en zijn zeer betrokken. Optimaal wordt dit als een kind zich kan identificeren met een personage in een 3D-wereld. Spelen via de computer wordt steeds meer als een aantrekkelijk maar ook doeltreffend onderwijsmiddel gezien. Niet alleen het spelen maar ook het maken. Dat laatste wordt gestimuleerd door Kennisnet met het project als “Make a game”. De games worden via internet uitgewisseld. Leerlingen kunnen via internet eveneens gezamenlijk een spel spelen. Zowel het spelen als het maken van games door leerlingen hebben we in ons pilotproject mogelijk gemaakt. Zo maakten studenten van de Hanzehogeschool, een samenwerking tussen de ICT- en PA-secties, een game over de ruimte voor de groepen 4/5 van de Starter. De game wordt ingezet om de leerlingen zelf zaken rond maanstanden, planeten en ruimtevaart te laten onderzoeken c.q. te laten ervaren. Hierna wordt met zgn. ontdekdozen en lessen op de met de game ontwikkelde voorkennis doorgegaan. De kinderen waren erg enthousiast en wat de makers beoogden om “aan te leren” werd gerealiseerd. Op het Zernike College deden leerlingen mee aan de door Kennisnet georganiseerde wedstrijd “Make a game”. Edugl@sproject-fase 2
24
November 2006
Leerlingen van de Starter werken met educatieve games
VOIP Op het Zernike College maakt men gebruik van VOIP, telefonie via internet. Omdat de aansluiting nog vrij recent is, valt er nog weinig over te melden: het werkt en het is goedkoper. Afhankelijk van de bandbreedte per vestiging zullen alle vestigingen op één centrale worden gekoppeld.
CENTRAAL BEHEER Tijdens de pilotfase zou de dislocatie van De Starter verbonden worden met de (centrale) server op de hoofdlocatie. Echter vertraging in de bouw van de dislocatie, die gepland was voor oktober, maakte dit experiment met betrekking tot centraal beheer tijdens de pilotfase helaas onmogelijk. De projectleiding heeft daarom besloten de server van de Harm Jan Zondagschool te plaatsen op het Zernike College aan de Helperbrink om toch ervaring met het centraal plaatsen van servers op te doen. Regelmatig zijn er speedtests uitgevoerd en de resultaten gaven aan dat het centraal plaatsen van servers door een glasvezelverbinding prima gaat. Tijdens het begin van de pilotperiode werd de server van De Starter op afstand beheerd door de systeembeheerders van het Zernike College. Conform de afspraken met de gemeente heeft in oktober QLICT het verdere beheer overgenomen. Dit beheer wordt evenals voorheen op afstand geregeld.
CONCLUSIE De onderdelen die de projectleiding met behulp van leerlingen en leerkrachten op de diverse scholen in de praktijk heeft getest met behulp van de glasvezelverbinding werden door leerlingen en leerkrachten als zeer waardevol gezien. Ze verrijken het aanbod op school en kunnen vaak structureel ingezet worden.
Edugl@sproject-fase 2
25
7
VERSLAG BEZOEK DEN HAAG EN ALMERE
Op 13 september 2006 bracht de Eduglas-projectleiding een bezoek aan Den Haag en Almere om in die plaatsen de ervaringen te vernemen van breedbandtoepassingen. Op de Prinsenhaghe (235 leerlingen) te Den Haag werd ons het gebruik van digitale schoolborden en het Sunray-thin-client-systeem getoond. De school heeft recent een nieuw pand betrokken en de twaalf groepen beschikken allemaal over een digitaal schoolbord. Dit bord heeft impact op zowel leerling als leerkracht. Nu geen gesleep meer met videorecorder en televisietoestel om beelden bij de lessen te tonen en dus wordt er veel meer gebruik gemaakt van audiovisueel materiaal om het onderwijsverhaal te ondersteunen. De borden bleken op deze school heel duidelijk een katalysator voor meer ICT-gebruik. De leerkrachten werden met de nieuwe borden geconfronteerd en “moesten het er mee doen”. Men was op de school gewend draadloos te werken, maar het draadloos gebruik van de digiborden vertraagde teveel. Voor het leren omgaan met de borden heeft het personeel geen cursus gevolgd. Men helpt en stimuleert elkaar. “Speel er mee en leer zo de ins en outs kennen.” Deze aanpak bleek zeer effectief. Door de glasvezelverbinding is het op meerdere plaatsen binnen de school vertonen van streaming video hier geen probleem. Via de glasvezel staat de server van Prinsenhaghe rechtstreeks in contact met een andere basisschool. De server verdwijnt in de toekomst naar een centraal datacentrum. Met het thin-client-systeem (rechtstreeks werken op de server) heeft men nog niet veel ervaring. De eerder ingehuurde netwerkbeheerder had zoveel moeite met het inpassen van het oude systeem in het eigen systeem dat het beheer opgezegd is. We zien hier voor het eerst het thin-client-systeem toegepast worden in het onderwijs. De Prinsenhaghe heeft gekozen voor het Sun Ray-thin-client-systeem. Dat werkt erg mooi. Het opstarten gaat erg snel. Je hebt een kaart, die steek je in de machine (bij de presentatie een draadloze met het netwerk verbonden laptop, een zgn. tadpole). Je werkt, en word je gestoord door een leerling of wil je ergens elders verder werken: je haalt de kaart uit de machine en later kun je op een willekeurige andere machine verder werken. Op het scherm verschijnen precies de instellingen op het scherm die je als laatste gebruikt hebt. Het is een veilig systeem. De instellingen van de machine kunnen niet veranderd worden. Je werkt namelijk niet op de machine, maar rechtstreeks op de server. Zoals gezegd men staat nog aan het begin van de thin-clientontwikkeling op deze school. Men loopt op dit moment aan tegen het gebruik van bepaalde onderwijssoftware. Die draait nog niet goed op het systeem. Wij vonden m.n. het gebruik van streaming video teleurstellend. Het materiaal draait traag en dit is o.i. niet acceptabel voor gebruik in het onderwijs. Dit zal echt beter moeten. In Almere werden ons de ervaringen m.b.t. het e-Boat-project meegedeeld. Hier draait men vijf jaren met het thin-clientsysteem en wel met een eerdergenoemde Sun Ray-systeem. Recent heeft Almere nieuwe Sun Ray-servers aangeschaft. Het is een snel systeem, maar voor audiovisueel gebruik kiest men voor een ander systeem naast de Sun Ray. Men heeft met de Sun Ray dezelfde ervaringen als in Den Haag. Omdat webbased toepassingen sterk toenemen (portals/sharepoints/teleblik) noemt men in Almere de keuze voor glasvezel realistisch. De praktijk is dat de ICT-ontwikkelingen zeer snel gaan en binnen het onderwijs nu duidelijk in de richting van mediagebruik. Men verwacht in Almere dat het ICT- en internetgebruik erg zal toenemen. Ook de tv-aansluitingen verlopen op de scholen via het glas.
Edugl@sproject-fase 2
26
Voor het thin-clientsysteem pleit volgens de mensen in Almere: -
de veiligheid (je kunt centraal zaken afgrendelen); het werkplek-onafhankelijk werken; het goedkope beheer; het gebruik van de vertrouwde windowomgeving; de prima internet- en serververbinding; de zeer snelle inlog.
Naast de Sun Ray’s gebruikt men in Almere nog gewone desktopsystemen voor met name AV-gebruik en specifieke onderwijssoftware. Als belangrijke pré’s voor glasvezel (en centraal beheer) werden genoemd: - sneller herstel bij uitval van een server; een andere server in het “serverpark” kan het overnemen; - de stabiliteit van diensten is verbeterd; - en het beheer is uit de school; men kan met minder mensen toe. N.B. Met betrekking tot het centraal beheer zijn de besparingen in Limburg berekend. Op servers, energie, telefonie, licenties kwam dat op € 80 per maand per werkplek. Over de ervaringen over glasvezelverbinding, de financiën en vraagbundeling elders in Nederland vindt U PowerPointpresentaties op www.eduglas.nl.
Edugl@sproject-fase 2
27
8
DE GLASINFRASTRUCTUUR IN GRONINGEN
Voor de pilot met de vier scholen is gebruik gemaakt van het glasvezelnet van Community Network Groningen. Dat bedrijf was in 2003 absoluut een voorloper “open netwerk” door klanten zelf gerealiseerd. Omdat marktpartijen als Essent en KPN het op dit terrein lieten afweten, hebben in 2003 de Gemeente Groningen (GRONET) en Community Network Groningen (CNG) gezamenlijk een stadsglasvezelnetwerk laten aanleggen. De buis en het vezelnetwerk daarin is 50/50 bezit van genoemde organisaties. Het deel van “Gronet” wordt uitsluitend ten behoeve van “publieke gemeentelijke taken” gebruikt. Alle locaties van de gemeente Groningen zijn hierop aangesloten. De aandeelhouders van CNG zijn de initiële gebruikers: circa 33% van de aandelen zijn in handen van gemeente Groningen, ongeveer 33% van de Hanzehogeschool, het Noorderpoortcollege, Rijksuniversiteit Groningen en Biblionet en ongeveer 33% van TCN/SIG realestate. De initiële klanten zijn ook gebruikers van het CNG-netwerk. Inmiddels zijn er meer gebruikers bij gekomen, zoals UMCG, Martiniziekenhuis, Provincie Groningen, Vertis, Norrod etcetera. Het Community Network is een zgn. open netwerk. Dat wil zeggen dat het netwerk is gescheiden van de diensten die erover gaan. Iedere aangesloten organisatie kan kiezen met welke dienstenleverancier men zaken wil doen (denk aan internet-access, hosting, storage, etc.). Het netwerk is onroerend goed en kan langdurig afgeschreven worden (20 jaar). Voor diensten is het beter kortere contracten af te sluiten. Het aanbod is divers en innoveert snel. Dus kunnen diensten beter gescheiden blijven van de netwerkleveranciers. De centrale marktplaats voor de diensteninkoop is de Groningen Internet Exchange (GNIX). Op GNIX kan men inmiddels kiezen uit meer dan dertig dienstenleveranciers. Klassieke operators zoals KPN met het recente onderwijs-glasvezelaanbod, bieden geen open netwerk, maar bij aansluiting op deze netwerken wordt feitelijk langjarig gekozen voor afname van diensten bij de betreffende marktpartijen. Dat is ons inziens geen gewenste situatie en dient daarom ook niet gestimuleerd te worden. Bij de GNIX kunnen scholen zelf kiezen met welke dienstenleveranciers men zaken wil doen. In overleg met de scholen kan men kiezen voor shared services zoals een centraal serverpark voor scholen, een inkoopcombinatie voor diensten zoals internetaccess (de pilotscholen nemen hier bijvoorbeeld gezamenlijk diensten van Surfnet af) en diensteninkoop zoals bijvoorbeeld de internettelefoondienst VOIP (voice-over-IP), gebouwbewaking e.d.
ELDERS IN HET LAND In andere steden (Almere, Tilburg, Den Haag, Deventer, Eindhoven, Enschede, Zwolle) zijn initiatieven op glasvezelgebied inmiddels tot stand gekomen. In genoemde steden is dit voor het onderwijs al gerealiseerd of is men bezig met de realisatie. Ook in plattelandsgebieden zoals de Veenkoloniën wordt glasvezelontsluiting gerealiseerd voor PO- en VO-scholen. In Almere heeft de gemeente een regierol. In Tilburg en Den Haag heeft het onderwijsveld zelf de regierol op zich genomen. In Deventer hebben twee marktpartijen de handen ineen geslagen na flinke druk vanuit de gemeente. In termen van tarieven voor de scholen komt het bij deze projecten ongeveer neer op het tarief dat nu door CNG in Groningen berekend wordt aan de pilotscholen, t.w. € 250 per
Edugl@sproject-fase 2
28
maand voor een 100 Mb-verbinding (in Amersfoort € 275, Deventer € 235, Den Haag € 395). Het verschil in abonnementsgelden heeft vaak te maken met grootte van de vraagbundeling, ontvangen subsidies en de wijze van financiering van de aansluitkosten. Op de site www.eduglas.nl treft U PowerPointpresentaties aan van diverse steden over hun glasvezelproject waarin zaken rond aanpak en financiering getoond worden.
SAMENWERKEN/VRAAGBUNDELING5 Het verkrijgen van voldoende draagvlak onder schoolbesturen, directies en locatieleiding is een belangrijke voorwaarde voor een succesvolle overstap naar een volgende generatie breedbandaansluiting. Een gemeenschappelijke visie op de toekomstige inzet van ICT is gewenst om tot gezamenlijke inkoopcombinaties en verdergaande samenwerking te kunnen komen. Het bundelen van krachten in regionale samenwerkingsverbanden zoals DDS (Leiden), PICTO (Veenkoloniën), Dippo (Deventer), TOWN (Tilburg) en ZIEN (Zeeland) is een cruciale voorwaarde gebleken bij regionale en lokale vraagbundelingsprojecten. Daarnaast moeten scholen voldoende deskundigen om zich heen verzamelen zodat ze zichzelf en sceptici goed kunnen overtuigen. De vroegtijdige betrokkenheid van de gemeente is van belang. Voor de beslissers geldt: • high-speed internet via glasvezelnetwerken biedt mogelijkheden voor inhoudelijke onderwijsvernieuwing en heeft daarnaast grote voordelen op het vlak van secundaire processen als communicatie, beheer en administratie; • samenwerken op ICT-gebied loont en levert aantoonbare meerwaarde op: delen van kennis, toepassingen en vooral kosten; • ICT-apparatuur, -software en beheertaken “outsourcen” biedt medewerkers meer ruimte voor onderwijsinhoudelijke taken; • de prijs van high-speed internet via glasvezel valt in veel gevallen mee en zal de komende tijd verder dalen nu de markt op gang komt; • via deelname aan vraagbundeling kunnen onderwijsinstellingen scherpe aanbiedingen uit de markt afdwingen. De gemeente kan een belangrijke initiërende rol hebben bij de vraagbundeling. Zij heeft een goed overzicht van de lokaal aanwezige publieke en private instellingen die potentieel zouden kunnen deelnemen. Een aantal gemeenten voert inmiddels een eigen breedbandbeleid en kan over middelen beschikken om vraagbundeling te ondersteunen. Voor onderwijsdoeleinden zijn soms specifieke “gelden” aanspreekbaar. Gemeenten beschikken over organiserend vermogen en zijn een geloofwaardige partij met een onafhankelijke positie om andere partijen te overtuigen om mee te doen aan een vraagbundelingsproject. Veelal is de wethouder van onderwijs aanspreekbaar op onderwijsgerichte breedbandvraagstukken.
5
Cookbook Samen Snel Op Glas
Edugl@sproject-fase 2
29
9
EDUGL@S-HET VERVOLG
Wij menen hiervoor aangetoond te hebben dat het onderwijs zich ontwikkelt in de richting van zeer frequent internetgebruik en dat zal samen met centraal beheer en bijvoorbeeld inzet van een onlinesysteem zonder meer om glasvezelgebruik vragen. Bij grote scholen nu en andere scholen zeker in de nabije toekomst.
DE AANLEG In de stad Groningen ligt reeds een “snelweg” op glasvezelgebied waarop de “toeritten” naar de scholen gegraven moeten worden. Deze toeritten zijn voor de ongeveer 110 locaties voor het primair, speciaal en voortgezet onderwijs binnen de gemeente Groningen geraamd op anderhalf miljoen euro.
ABONNEMENTEN Door samen te werken kunnen de PO-, SO- en VO-scholen in de stad Groningen zorgen voor een zgn. vraagbundeling en daardoor een lagere prijs voor het glasvezelgebruik bedingen. Op dit moment biedt CNG, dat deels in handen is van de gemeente Groningen en zonder winstoogmerk opereert, een prijs van € 250 per maand bij een 100 MB-verbinding. Daarnaast zal een internetprovider betaald moeten worden. Door vraagbundeling zal hiervoor bijvoorbeeld bij een provider als Surfnet, de prijs ongeveer € 25 per maand bedragen. Voor met name PO-scholen die vaak nog niet geconfronteerd zijn met de beperkingen van de bandbreedte geldt dat de abonnementsgelden aanzienlijk zijn in vergelijking met het driejarig aanbod van KPN voor een gratis 2MB-ADSL-verbinding. Voor hen past o.i. de optie dat ze zich mee laten aansluiten maar de aansluiting vervolgens niet effectueren, dus pas laten belichten als ze er aan toe zijn. Wellicht dat voor het Primair Onderwijs, het Speciaal Onderwijs en het Voortgezet Onderwijs voor (een deel van) de abonnementsgelden gebruik gemaakt kan worden van de onder “Voorstel tot financiering” genoemde gereserveerde gelden.
BESCHIKBAARHEID Gronet en Community Network hebben vezels in de ring gereserveerd voor toekomstige uitbreiding. Samen moet bepaald worden hoeveel vezels in de ring nog beschikbaar zijn voor de scholen. Blijkt dit niet voldoende of niet meer mogelijk te zijn, dan moet een extra buis aangekocht worden en zal dit de aanlegkosten verhogen.
BESPARING Naast te maken kosten voor de glasvezelverbinding en de diensten zijn er wel degelijk kostenbesparingen te behalen binnen de organisaties. Deze besparingen liggen op het terrein van telefoniekosten (IP-telefonie), beheerkosten (minder FTE’s door centralisatie en/of outsourcing van hard- en software en ICT-beheer), licentiekosten (gezamenlijke inkoop van software), verzekeringskosten (webcambeveiliging) en administratiekosten (beperking administratieve lastendruk door samenwerking en centralisatie). Voor alles geldt: de contracten met leveranciers kunnen worden aangepast aan actuele prijzen en extra volume van de scholen betekent schaalvoordelen op het gebied van inkoop.
Edugl@sproject-fase 2
30
EUROPESE AANBESTEDING6 Binnen de Europese Unie is een aantal opdrachtgevers “aanbestedingsplichtig”, zoals staat, provincies en gemeenten, maar ook een groot aantal publiekrechtelijke instellingen zoals ziekenhuizen, woningcorporaties en scholen zijn dat. De EU heeft aanbestedingsrichtlijnen opgesteld voor het totstandkomen van een interne markt en om binnen de EU een vrije en eerlijke concurrentie te stimuleren. Deze spelregels zorgen dat elke aanbieder van breedbanddiensten in Europa gelijke kansen heeft op overheidsgerelateerde opdrachten. Dit traject is wettelijk door de EU opgelegd en biedt een school ook voordelen. Inschrijvers die reageren op de oproep tot mededinging (OTM) moeten namelijk exact aangeven aan welke eisen ze wel en niet kunnen voldoen. Hierdoor kan een school of in ons geval een groep scholen een goede prijs-kwaliteitverhouding bepalen. Tevens is het opstellen van een dergelijk programma van eisen voor de school een bewustwordingsmoment doordat zij nauwkeurig moet aangeven welke dienstverlening gewenst is. Met behulp van de aanbestedingsrichtlijnen streeft de EU naar openbaarheid, doorzichtigheid en objectiviteit. Het begrip “openbaarheid” betekent dat overheidsopdrachten bekend zijn bij het gehele Europese bedrijfsleven. Daarnaast kan transparantie bereikt worden door het toepassen van uniforme procedures en inschrijftermijnen voor Europees aanbesteden. Tijdens de verwerving van producten en diensten volgens EU-richtlijnen moet een school alert zijn op het drempelbedrag. Zodra een ICT-opdracht groter is dan € 200.000 dan is een instelling verplicht om de opdracht Europees aan te besteden. Het is niet toegestaan om een opdracht “op te knippen”. Een school moet bij de Europese Commissie kunnen aantonen dat de overheidsondersteuning die zij krijgt legitiem is voor haar breedbandplannen. Door het verlenen van overheidssteun kan een lidstaat eigen ondernemingen bevoordelen ten opzichte van ondernemingen uit andere lidstaten hetgeen concurrentievervalsing in de hand werkt. De opdracht om alle PO/SO/VO-scholen aan te sluiten op het open netwerk, dus de graafen installatieopdracht, ligt boven de aanbestedingslimiet en moet dus aanbesteed worden.
VOORSTEL TOT FINANCIERING Begin 2004 is tijdens een raadsvergadering van de gemeente Groningen voor een periode van vijftien jaar voor het aansluiten van PO-, SO- en VO-scholen een jaarlijks bedrag van € 244.000 gereserveerd. Dit bedrag is contractueel tussen de gemeente Groningen en Community Network Groningen vastgelegd voor de activering destijds van 24 nevenlocaties, zgn. gemeentelijke buitenlocaties. De gemeente Groningen wilde deze contractuele afspraken loslaten. Ter compensatie is afgesproken dat de gemeente Groningen dit bedrag reserveren zal voor het aansluiten van de PO-, SO- en VO-scholen door CNG. Wij stellen dan ook voor dat de gemeente Groningen, overtuigd zijnde van de meerwaarde van een glasvezelverbinding voor het onderwijs, dit bedrag aanwendt voor het aansluiten van alle scholen op het open breedbandnetwerk. Het betreft de eenmalige aansluitkosten (graven, installeren, herbestraten). Voor m.n. PO-scholen zal het maandelijks abonnementsgeld veelal een obstakel zijn voor deelname aan het glasvezelnet. Dit zal vaak te hoog gevonden worden, vooral in vergelijking met het gratis KPN-aanbod. De projectleiding stelt voor dat de gemeente Groningen uit de gereserveerde gelden bijdraagt in de abonnementskosten.
6
Cookbook Samen Snel Op Glas
Edugl@sproject-fase 2
31