Analyse opbrengsten fase 2 De Nationale Pensioendialoog
Den Haag, 24 december 2014
Den Haag│Brussel Postadres: Parkstraat 20 • 2514 JK • Den Haag •T +31 (0)70 3920212 • E
[email protected] • I www.dr2.nl KvK 27184715 • BTW 8085.88.230.B01 • IBAN NL24INGB0655430334 • BIC INGBNL2A
Inhoud 1.
Inleiding .............................................................................................3
2.
Pensioenstelsel .....................................................................................5
3.
Actoren ..............................................................................................7 3.1
Overheid .......................................................................................7
3.2
Pensioenfondsen ..............................................................................8
3.3
Individu .........................................................................................8
3.4
Werkgevers ....................................................................................9
4.
Solidariteit ........................................................................................ 10
5.
Financieel ......................................................................................... 12
6.
Collectiviteit ...................................................................................... 13
7.
Keuzevrijheid ..................................................................................... 14
8.
Het aantal pensioenfondsen .................................................................... 16
9.
Dynamiek tussen de verschillende pijlers..................................................... 17
10. Communicatie .................................................................................... 18 11. Conclusie en discussie ........................................................................... 19 Bijlage 1: Out of the box ............................................................................. 22
2
1. Inleiding In het voorjaar van 2014 is De Nationale Pensioendialoog van start gegaan, een brede maatschappelijke dialoog over de toekomst van het Nederlandse pensioenstelsel met de diverse betrokken professionele stakeholders (experts) op dat gebied en deelnemers uit het brede publiek. Aanleiding hiervoor zijn demografische, economische, arbeidsmarkt gerelateerde en sociaal-culturele ontwikkelingen, die leiden tot fundamentele vragen die de kern van het pensioenstelsel raken. De staatssecretaris van Sociale Zaken Jetta Klijnsma heeft in de Nationale pensioendialoog haar oor te luisteren gelegd over de toekomst van het Nederlandse pensioenstelsel bij vertegenwoordigers uit de pensioenwereld, deskundigen buiten de traditionele pensioenkring en het brede publiek. Analyse opbrengsten Dit analyserapport beschrijft een deel van de opbrengsten uit de dialoog, namelijk die van (1) bijeenkomsten door het hele land, of in te sturen via (2) de website www.denationalepensioendialoog.nl en (3) per mail. Het rapport geeft hiermee een beeld van de opinies en sentimenten die ten aanzien van de toekomst van ons pensioenstelsel in de samenleving heersen. De visies namens organisaties die zijn verschenen in het kader van De Nationale Pensioendialoog vallen buiten deze analyse. De analyse is uitgevoerd over een dataset bestaande uit: 1) Schriftelijke verslagen van negen bijeenkomsten in oktober en november 2014: vier algemene bijeenkomsten, vier themabijeenkomsten en één generieke avondbijeenkomst; 2) Individuele bijdragen, ingestuurd tot 1 december 2014 via de website www.denationelpensioendialoog.nl; 3) Individuele bijdragen, ingestuurd tot 1 december 2014 via e-mail aan het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In lijn met de doelstellingen van De Nationale Pensioendialoog, waarbij de focus ligt op de tweede pijler en de inrichting hiervan in de toekomst, vormen de opinies en sentimenten over het aanvullend pensioen de rode draad van dit rapport. Om recht te doen aan de breedte van de dialoog, zijn volledigheidshalve daarnaast ook de opinies en bijdragen die buiten deze kaders vielen, geanalyseerd en benoemd. Out of the box Enkele reacties over het pensioenstelsel waren dusdanig uniek dat zij niet onder te brengen zijn in de grote lijn of onder één van de subthema’s van dit rapport. Zij bevatten niettemin een constructieve grondslag en een grondige analyse van het pensioenmodel. Deze ideeën en andere unieke inzendingen zijn daarom geschaard onder de noemer ‘out of the box’. Een aantal voorbeelden van deze reacties is als bijlage aan dit rapport toegevoegd (zie bijlage 1). Hoofdlijnennotitie Deze analyse vormt, samen met andere adviezen en opbrengsten uit het veld, zoals het SER-advies en visies van organisaties, bron voor de Hoofdlijnennotitie met bouwstenen voor een mogelijk toekomstig pensioenstelsel, die staatssecretaris Jetta Klijnsma in het voorjaar van 2015 presenteert aan de Tweede Kamer. Disclaimer Dit analyserapport is een geclusterde weergave van opinies en meningen geuit tijdens de genoemde drie onderdelen van de dialoog. Er is gekozen voor een verslaglegging waarin geen duiding is gegeven aan de inhoudelijke resultaten. Aan de in het rapport genoemde 3
bijdragen kunnen geen feitelijkheden of waarheden worden ontleend. Voor de context kan worden opgemerkt dat er grote verschillen bestaan in het kennisniveau van de deelnemers op pensioenonderwerpen. Mensen die een bijdrage hebben geleverd aan de dialoog worden in dit rapport aangeduid met de term ‘deelnemers’, niet te verwarren met pensioendeelnemers.
4
2. Pensioenstelsel Een groot aantal van de reacties in het kader van De Nationale Pensioendialoog ging in op het pensioenstelsel in den brede. Zo kwam er bijvoorbeeld een aantal reacties binnen dat reageerde op specifieke kenmerken van het huidige pensioenstelsel en was er een aantal reacties waarin een compleet nieuw stelsel werd aangedragen. De reacties die specifiek over het pensioenstelsel als geheel gaan zijn in dit hoofdstuk samengevoegd. Het beste pensioenstelsel ter wereld? In de meeste gevallen werd door een deelnemer een normatief oordeel gegeven over het huidige pensioenstelsel. De meeste reacties in deze categorie benadrukten het feit dat het huidige pensioenstelsel een goed functionerend stelsel is. Vaak werd aangegeven dat het stelsel in essentie goed functioneert, maar dat in de uitwerking nog stappen te zetten zijn. In alle categorieën inzendingen geven deelnemers een dergelijke reactie, maar het valt op dat dit standpunt vaker tijdens de tafelsessies van de themabijeenkomsten wordt ingenomen dan tijdens de algemene bijeenkomsten en in de ingestuurde reacties per mail en website. Dit laat onverlet dat veel van deze deelnemers wel vinden dat het beter kan. Complexiteit en onzekerheid Bij de opbrengsten uit de algemene bijeenkomsten en in de ingestuurde reacties valt op dat deelnemers de onzekerheid binnen het stelsel benadrukken als het voornaamste probleem van het pensioenstelsel. Mensen geven aan dat zij niet zeker zijn van hun pensioen door de elkaar in snel tempo opvolgende stelselwijzigingen en de complexiteit van het stelsel. Een van de ingestuurde reacties stelt: “De huidige regelingen met betrekking tot pensioen en WW zijn onnodig duur, complex en onpersoonlijk.” Dit aspect komt ook terug in de gesprekken aan tafel tijdens de themabijeenkomsten, maar daar wordt het thema niet vanuit onzekerheid, maar vanuit complexiteit benaderd. De experts aan tafel geven vaak aan begrip te hebben voor de onzekerheid bij de burger en verklaren dit door het complexe systeem. Andere deelnemers geven regelmatig als voorbeeld van deze complexiteit het onderscheid tussen een pensioenverzekering en een pensioenfonds te onduidelijk te vinden. Institutionele herziening Vrijwel alle deelnemers aan de Pensioendialoog willen op een of andere wijze aanpassingen aan het pensioenstelsel. Bij sommige deelnemers betreffen deze wijzigingen de pensioenleeftijd of de voorwaarden van de opbouw van het pensioen. Het valt echter op dat er ook een grote groep deelnemers is die verandering op grotere schaal voor zich ziet. Voor deze deelnemers is het van belang dat er ook stelselmatige of institutionele wijzigingen plaatsvinden. Hierbij worden onder andere de vraag om meer keuzevrijheid in de pensioenopbouw, een individueel spaarstelsel of juist, totaal het tegenovergestelde, een nationaal pensioenfonds genoemd. Voorstellen Er is daarnaast nog een aantal concrete voorstellen meerdere keren ingebracht. Vaak werd genoemd dat vervroegd uittreedregelingen zoals de VUT weer moeten worden heringevoerd. Deze groep hoopt dat als ouderen eerder stoppen met werken, er meer werkgelegenheid voor jongeren wordt gecreëerd. Dat scheelt in de kosten van werkeloosheidsuitwerkingen. Volgens deze groep kan de overheid de baten hiervan investeren in het pensioenstelsel. In diezelfde gedachtelijn spreken mensen zich uit voor het parttimepensioen. Bij het parttimepensioen gaan mensen niet in één keer volledig met pensioen, maar gaan zij in toenemende mate steeds minder werken, tot iemand uiteindelijk volledig met pensioen is. 5
Deelnemers zien als groot voordeel van dit model dat oudere werknemers jongere werknemers kunnen inwerken. Als tegenovergestelde van het vorige idee werd er een aantal keer gerefereerd aan de mogelijkheid om vanuit opgebouwde pensioengelden een deel van de hypotheek af te lossen. Dit zou zorgen voor lagere vaste lasten op latere leeftijd en daardoor voor een kleinere behoefte aan inkomen. Beleidslessen Als voorbeeld worden door enkele deelnemers aan de dialoog buitenlandse pensioenstelsels genoemd. In deze reacties wordt de overheid aangeraden om deze modellen te bekijken en na te denken over hoe de voordelen van deze stelsels zijn te integreren in het Nederlandse model. De twee modellen die het meest terugkwamen waren het Deense en het Chileense model. Ook de overige Scandinavische modellen zijn een aantal keer aangehaald. Ook wordt verwezen naar modellen die in andere sectoren worden gehanteerd. Regelmatig kwam hierbij het inrichten van het pensioen als zorgverzekering terug. Hierbij zijn er verschillende aanbieders, en kan de afnemer enkel een basispakket kiezen, maar ook verschillende aanvullingen selecteren.
6
3. Actoren Deelnemers benaderen het pensioenstelsel als een samenspel tussen verschillende actoren. Uit het totaalbeeld aan reacties blijkt dat er vier actoren worden geïdentificeerd: de overheid, de pensioenfondsen, de werkgever en het individu. Voor elk van deze actoren is een rol en een verantwoordelijkheid weggelegd. Opvallend binnen reacties over de verantwoordelijkheid die een actor zou moeten hebben in het stelsel, is dat er weinig grote, afwijkende ideeën zijn over hoe verantwoordelijkheden verdeeld moeten worden ten opzichte van de huidige situatie. Veel deelnemers stellen slechts marginale wijzigingen voor in de verantwoordelijkheden voor het pensioen van de toekomst. Waar een verandering voorgesteld wordt, valt het op dat dit altijd slechts gaat om de verantwoordelijkheden van één actor. Deelnemers geven niet aan wat dit betekent voor andere actoren, waardoor er per actor losstaande voorstellen bestaan. Dat zelfde geldt voor de invulling van die verantwoordelijkheid. De respondenten gaan telkens voornamelijk in op de invulling van de rol van één actor en leggen uit hoe zij deze zouden veranderen. Bovendien is opvallend dat er vooral over de invulling die de overheid en de pensioenfondsen aan hun rol geven veel diverse ideeën bestaan, terwijl bij de werkgever en het individu vooral over de invulling van de verantwoordelijkheid weinig wordt ingebracht. 3.1
Overheid
De bijdragen over de overheid bestaan uit een aantal stelselbrede opmerkingen over de overheid in relatie tot het pensioenstelsel, een aantal bijdragen gaan in op de verantwoordelijkheid van de overheid, en er wordt door een aantal deelnemers ingegaan op de wijze waarop burgers de kans krijgen om mee te denken met de overheid. Rol overheid in pensioenstelsel Het grootste deel van de reacties dat ingaat op de rol van de overheid binnen het pensioensysteem gaat over de invloed die de overheid uitoefent op het pensioenstelsel. Met name onder de deelnemers die via de website hun mening geven heerst onvrede over beleid uit verleden en heden. De meeste reacties gaan daarbij in op het feit dat de overheid pensioengeld heeft gebruikt voor andere doeleinden. Er wordt door deelnemers in soms emotionele bewoordingen beschreven op welke manier de overheid voor hen onverwacht geld dat was bedoeld voor pensioenen aan andere zaken heeft uitgegeven. Zo stelt een deelnemer: “Er wordt vanuit het niets gegrepen in wat wij hebben opgebouwd”. Andere zaken die meermaals zijn genoemd als voorbeelden van betwistbaar beleid zijn verkeerde beleggingen die door de overheid zijn gedaan en de verhoging van de AOWgerechtigde leeftijd. Voor veel burgers ontstaat hierdoor veel onzekerheid. Met name de deelnemers die via de website hun mening geven hebben het gevoel dat de regels rondom pensioenen te vaak veranderen. Een aanzienlijk deel van deze groep is daarnaast van mening dat deze wijzigingen te abrupt worden doorgevoerd. Een klein gedeelte van de deelnemers heeft tot slot kritiek op het feit dat de overheid de regels verandert tijdens het spel. Zij pleiten er meestal voor om nieuw beleid over pensioen pas te laten ingaan bij mensen die op het moment van de wijziging starten met het opbouwen van pensioen. In de bijdragen over de rol van de overheid in het pensioenstelsel komen tot slot veel inzendingen terug die een sentiment vertegenwoordigen. Een aanzienlijk deel van de deelnemers die via de website hun inzending instuurden geeft bijvoorbeeld aan dat het pensioenbeleid negatief van invloed is geweest op het vertrouwen dat deze mensen in de overheid hebben. Zowel in de bijeenkomsten als via de website wordt daarnaast door 7
deelnemers aandacht besteed aan het feit dat huidige gepensioneerden teveel het slachtoffer worden van overheidsbeleid rondom pensioenen. Overheidsverantwoordelijkheid Naast deze algemene opmerkingen over de rol van de overheid binnen het pensioenstelsel gaat een aantal deelnemers ook verder in op de grenzen van overheidsverantwoordelijkheid binnen het pensioendebat. De meningen over dit onderwerp lopen sterk uiteen. De grootste groep van de reacties die specifiek ingaan op overheidsverantwoordelijkheid vertegenwoordigt de mening dat de overheid vooral kaders moet stellen waarbinnen pensioenfondsen moeten opereren. Een kleine groep deelnemers is van mening dat de verantwoordelijkheid van de overheid in elk geval veel kleiner is dan deze nu door de overheid wordt uitgestraald. Een deel van deze groep is zelfs van mening dat de overheid enkel verantwoordelijk is voor de AOW. Een kleinere groep (ongeveer 6%) is tot slot van mening dat de overheid verantwoordelijk zou moeten zijn voor het gehele pensioenstelsel en voor de volledige pensioenopbouw. Tijdens de themabijeenkomsten is een aantal keer een idee naar voren gebracht waarbij de verantwoordelijkheid van de overheid afneemt naarmate de hoogte van het pensioen toeneemt. Op die manier zijn mensen voldoende zeker van een toereikend pensioeninkomen, en kunnen mensen daarnaast zoveel risico nemen als zij zelf wensen met complementaire pensioengelden. 3.2 Pensioenfondsen Pensioenfondsen worden binnen de discussie over verantwoordelijkheid opvallend weinig genoemd. Wanneer dit wel gebeurt worden de fondsen gezien als een instituut dat vooral faciliteert. Dit maakt pensioenfondsen in het debat tot een ander soort partij dan de eerder genoemde partijen, omdat zij wel verantwoordelijk gehouden worden voor de condities van het opbouwen van de oudedagsvoorziening, maar niet direct in verband gebracht worden met het garanderen hiervan. Dit versterkt het beeld dat pensioenfondsen in het kader van verantwoordelijkheden vooral gezien worden als faciliterend en minder als actor. Hiermee komt het de verantwoordelijkheid van pensioenfondsen vooral neer op het bieden van een betrouwbaar systeem waarbinnen pensioen kan worden opgebouwd. 3.3 Individu Op basis van de reacties binnen de context van de pensioendialoog valt een breed spectrum te herkennen aan meningen over de grootte van de eigen verantwoordelijkheid in pensioenopbouw. Aan de ene kant deelnemers die een volledige verplichtstelling willen voor pensioenopbouw en dus de verantwoordelijkheid volledig willen wegnemen bij de individu, terwijl aan de andere kant enkele deelnemers suggereren dat noch de overheid, noch de werkgever, maar enkel de burger zelf verantwoordelijk is voor een inkomen na de pensioenleeftijd. Inspraak Er wordt ook nagedacht hoe pensioenopbouw niet een passieve taak zou moeten zijn voor pensioendeelnemers, maar zij actief deel van het systeem zouden zijn. Niet alleen aan het einde van het proces veranderingen meemaken, maar ook tijdens het proces van verandering betrokken zijn. Inspraak voor het individu is hiervoor een belangrijk middel. Inspraak binnen pensioenfondsen enerzijds en anderzijds inspraak op het gebied van overheidsbeleid over pensioenen.
8
Uit de reacties, maar ook uit de deelname aan de pensioendialoog alleen, blijkt duidelijk dat men behoefte heeft aan inspraak in overheidsbeleid op het gebied van pensioenen. De reacties over dit onderwerp zijn in te delen in twee groepen. De eerste groep richt zich op kritische wijze op de huidige mogelijkheden voor inspraak. Een regelmatig gehoord geluid hierbij is dat men het gevoel heeft dat de pensioendialoog te laat komt om bij te dragen aan veranderingen in beleid. Het Financieel Toetsingskader, dat op dat moment in de Tweede Kamer behandeld wordt, is een voorbeeld van een maatregel waar men graag eerder over mee had willen praten. De tweede groep richt zich vooral op de toekomst en stelt dat meer inspraak een belangrijk deel is van een toekomstig stelsel. Er zijn weinig ideeën over hoe dit concreet vormgegeven dient te worden. Inspraak bij pensioenfondsen wordt door het grootste gedeelte van de deelnemers als noodzakelijk gezien. Het gevoel heerst dat dit, voor verschillende demografieën, op het moment niet voldoende geregeld is. Het valt op dat hier bijna zonder uitzondering gesproken wordt over een bepaalde demografie die meer inspraak zou moeten hebben of nemen binnen de pensioenfondsen. Een groot deel van de deelnemers zou graag zien dat gepensioneerden een grotere rol kregen binnen de besturen van pensioenfondsen. Aan de andere kant stellen een bijna even groot aantal deelnemers dat een grotere verantwoordelijkheid voor jongeren binnen de fondsen automatisch leidt tot meer betrokkenheid. Veel van de deelnemers die dit beogen willen zelfs een verplichte inspraak voor jongeren in pensioenfondsen. 3.4 Werkgevers “Pensioen is uitgesteld loon” is een quote die toe te schrijven is aan erg veel deelnemers van de pensioendialoog, zowel online als bij de algemene bijeenkomsten in het land. De quote vat scherp samen dat voor veel deelnemers de opbouw van pensioen in de eerste plaats een overeenkomst is en moet zijn tussen werkgever en werknemer. De werkgever moet het volgens de meeste deelnemers mogelijk maken voor de werknemer om op een betaalbare manier pensioen op te bouwen. Hierbij selecteert de werkgever (wanneer de werknemer niet onder een CAO valt) een geschikte pensioenaanbieder. Van de werkgever wordt verwacht dat hij hierbij ook een steentje bijdraagt aan de opbouw. De deelnemers die dit stellen zijn echter wel bang dat een werkgever niet snel meer geld zal uitgeven aan een werknemer en dus bij een grotere pensioenafdracht het salaris zal verminderen. Dat veel deelnemers het pensioen echt zien als een zaak tussen werkgever en werknemer valt goed te lezen in de volgende uitspraak van een deelnemer: “Je werkt je hele carrière één dag per week voor je pensioen.” Sociale partners Een beperkte groep geeft aan de invloed van de sociale partners in de pensioenfondsen te klein te vinden. Werkgevers- en werknemersorganisaties zijn volgens deze groep als geen ander in staat om het beleid van pensioenfondsen te beïnvloeden. Binnen deze reacties wordt ook regelmatig genoemd dat het bestuur van pensioenfondsen gevormd zou moeten worden uit vakbonden en werkgeversorganisaties.
9
4. Solidariteit Er is een grote diversiteit aan reacties die vallen onder de noemer solidariteit. Allereerst benadrukken veel deelnemers dat er grote verschillen zitten in soorten solidariteit. Men onderscheidt solidariteit binnen de eigen groep (als beroepsgroep of generatie) duidelijk van solidariteit met anderen buiten de groep. Daarnaast zien veel mensen het begrip solidariteit voornamelijk als het afdekken van risico’s, wanneer iemand bijvoorbeeld veel langer leeft dan dat hij of zij aan pensioentijd heeft opgebouwd. Tot slot erkent een groot aantal mensen direct dat het concept een belangrijke plaats heeft in het pensioenstelsel. Opvallend is dat hierbij veel verschil zit in via welke weg deelnemers hun mening uiten. Gebeurt dit online, dan is solidariteit nauwelijks onderwerp van gesprek, tijdens de bijeenkomsten is het echter een significant onderwerp. Inter- en intragenerationele solidariteit Er is onder de deelnemers die een bijdrage leveren over solidariteit gerelateerd aan generaties een duidelijk verschil tussen een groep die pleit voor intergenerationele solidariteit (tussen generaties) en een andere groep die juist pleit voor meer intragenerationele solidariteit (binnen generaties). Een grote groep (voornamelijk gepensioneerden) is van mening dat solidariteit doorgeschoten is, waarbij zij zich disproportioneel benadeeld voelen en menen te veel bij te dragen aan de toekomstige pensioenen van de huidige jongere generatie. In lijn met deze gedachte wijzen veel deelnemers op een andere vorm van solidariteit waarbij voornamelijk sprake is van het afdekken van risico’s voor en door generatiegenoten, zogenaamde intragenerationele solidariteit. Deelnemers wijzen bij deze vorm van solidariteit ook vaak op mensen die zware beroepen hebben uitgeoefend of een erg lange arbeidstijd hebben. Deze groepen moeten volgens de deelnemers in ieder geval gecompenseerd worden. Er zijn in verhouding minder deelnemers die solidariteit tussen generaties bepleiten, wanneer dit wel gebeurt, gaat het vaak om solidariteit binnen een specifieke groep die verschillende generaties doorsnijdt. Solidariteit binnen de eigen groep Een veel gehoord geluid is de wens solidariteit te organiseren binnen de eigen groep, met mensen met wie je overeenkomsten hebt. Deelnemers vinden dit een voorwaarde voor solidariteit. Er wordt vaak gezegd dat er zonder overeenkomsten ook geen basis is voor solidariteit. Een deelnemer aan de themabijeenkomst over solidariteit zegt bijvoorbeeld: “Als je ook wil dat de jeugd solidair is moet je wel wat met elkaar gemeen hebben. Het is logisch dat je niet solidair bent met mensen die je helemaal niet kent.” De bovenstaande uitspraak typeert de reacties over dit onderwerp omdat zij tweeledig is; enerzijds kan solidariteit voortvloeien uit mensen direct kennen. Anderzijds kunnen overeenkomsten een goede basis vormen voor solidariteit. Beroepsgroepen vormen hier regelmatig de basis voor het aanbrengen van scheidingen in solidariteit, iets dat redelijk past op het systeem van sectorale pensioenfondsen. Wanneer het begrip solidariteit binnen pensioenen als concept besproken wordt, valt op dat de deelnemers zich veel richten op het stimuleren van solidariteit. Er is hierbij weinig vertrouwen in een algemene maatschappijbrede solidariteit, maar meer in een solidariteit tussen mensen die iets met elkaar gemeen hebben. Dit kan tot uiting komen binnen de eigen beroepsgroep, generatie, inkomensniveau, opleidingsniveau of op basis van arbeidstijd. Solidariteit tussen pensioenfondsen Waar het overgrote deel van de reacties ingaat op solidariteit tussen mensen, geven enkele deelnemers aan dat er behoefte is aan solidariteit tussen pensioenfondsen. Dit wordt genoemd als antwoord op gebrekkige dekkingsgraden bij enkele pensioenfondsen. Vaak 10
willen deze deelnemers niet zo ver gaan als het creëren van één pensioenfonds, maar stellen ze wel dat er risicodeling mogelijk moet zijn tussen pensioenfondsen. Minder solidair Een aantal reacties toont zich vanuit eigenbelang niet solidair ten opzichte van anderen. Hoewel dit in aantal een groep van gemiddeld formaat is, lopen de richtingen van de reacties erg uiteen. Het signaal om minder solidariteit is hierin eenduidig, maar de motivaties hiervoor lopen ver uiteen. Pensioen voor iedereen Waar sommige reacties erg specifiek en technisch zijn, is er ook een grote groep deelnemers die enkel een groter beeld schetst van wat zij willen van pensioenen. Deelnemers geven hier aan dat zij “voor iedereen een goed pensioen” willen, of stellen dat iedereen die gewerkt heeft ook een goed pensioen verdient.
11
5. Financieel De bijdragen aan De Nationale Pensioendialoog die ingaan op de financiële kant van pensioenen zijn te relateren aan de solidariteitsvraag. Tegelijkertijd leggen deelnemers zelf deze koppeling niet, dit betekent dat een eigenstandige categorie op zijn plaats is. Deze reacties zijn grofweg te verdelen in twee categorieën: algemeen sentiment en technische feedback. Deelnemers die een zogenoemd algemeen sentiment uiten wijzen vaak op een maatregel of financiële regeling die zij specifiek goed of slecht vinden. Dit in tegenstelling tot de technische feedback, deze komt van deelnemers die duidelijk een achtergrond hebben in de pensioenwereld of zich er sterk in verdiept hebben. Zij komen over het algemeen met een pakket aan maatregelen of redenen waarmee ze een bepaald doel beogen. Indexaties Indexatie is veruit het meest emotionele onderwerp binnen de categorie van het financiële stelsel. Het is een onderwerp dat, zoals uit de reacties blijkt, veel deelnemers direct raakt in hun dagelijks leven. Dit leidt er dan ook toe dat dit het meest voorkomende financiële element is binnen de Pensioendialoog. Ondanks dat veel reacties gaan over indexaties, zijn het weinig diverse reacties. Het overgrote deel van de deelnemers die dit onderwerp aanhaalt geeft aan dat zij persoonlijk geraakt worden doordat er binnen hun eigen pensioenfonds in de afgelopen tijd de uitkering niet gelijk op is gelopen met de toename in de kosten voor levensonderhoud. De deelnemers geven aan dat hierdoor hun koopkracht, en daarmee hun bestedingsruimte steeds kleiner wordt. Rekenrente Reacties over het onderwerp rekenrente zijn typerend voor de reacties binnen de financiële categorie en geven ofwel een algemeen sentiment weer over de huidige rekenrente, óf ze geven meer technische argumentatie over de rekenrente. In de reacties zijn grofweg drie standpunten over de rekenrente te herkennen: (1) de rekenrente is te laag, (2) de rekenrente behoort niet uniform te zijn en (3) de rekenrente hoort gebaseerd te zijn op het werkelijke rendement. In de reacties tijdens de bijeenkomsten van de pensioendialoog valt het op dat voor veel deelnemers de ingewikkelde discussie omtrent rekenrentes tekenend is voor de complexiteit van de pensioendiscussie. Meer dan eens leidt een gesprek over rekenrente tijdens de dialoog tot paralleldiscussies waarbij een kleine groep deelnemers in de diepte over het onderwerp wil praten, maar de meerderheid van de deelnemers alleen over algemenere grotere thema's wil praten om deze te betrekken op het gehele stelsel. Dekkingsgraad De meeste bijdragen (reacties tijdens de bijeenkomsten, maar ook via website of mail) zijn kritisch op het beleid dat gevoerd wordt op pensioenfondsen. Er wordt vrijwel unaniem door de deelnemers aangegeven dat zij de dekkingsgraad gedwongen te hoog vinden. Dit wordt over het algemeen ingestoken vanuit de gevolgen die deze vereiste dekkingsgraad heeft; minder indexaties en strikter beleid op pensioengelden. Doorsneepremie De doorsneepremie levert heel wisselende reacties op binnen een relatief kleine groep deelnemers aan de pensioendialoog. Aan de ene kant zijn er mensen die het concept liever kwijt dan rijk zijn en het een vorm van overdreven solidariteit vinden; de verhoudingen in opbouw raken met gelijke premie raken naar hun inzicht juist verstoord. Aan de andere kant staat een groep deelnemers die de doorsneepremie juist ziet als een goed middel om solidariteit tussen verschillende groepen af te dwingen. 12
6. Collectiviteit Het thema collectiviteit krijgt van de deelnemers in de dialoog relatief weinig aandacht. Het is, van de kernthema’s die specifiek besproken werden tijdens de themabijeenkomsten van de pensioendialoog, het thema dat zowel online als in de bijeenkomsten het minst aangehaald wordt. Veel elementen van collectiviteit komen terug in statements over solidariteit, zowel als een manier om solidariteit te bevorderen als te verminderen. Bijdragen aan de pensioendialoog die specifiek betrekking hebben op collectiviteit pleiten niet specifiek voor meer óf minder collectiviteit. De meeste reacties benadrukken het belang van collectiviteit zonder te stellen dat het concept direct sterker aanwezig moet zijn. Dit geldt ook voor de andere kant van het verhaal, hoewel men in de reacties iets vaker pleit voor een systeem waarin collectiviteit een minder grote rol speelt. Individueel spaarstelsel De meest voorkomende reactie op het gebied van collectiviteit is het bepleiten van een individueel spaarstelsel. Deze deelnemers beargumenteren dat in een individualiserende samenleving mensen steeds meer keuzevrijheid en onafhankelijkheid willen. Wanneer men dit in erg grote mate wenselijk acht is dit collectief niet meer haalbaar en is volgens de deelnemers een individueel spaarstelsel de beste oplossing. Ook wordt in verschillende reacties aangehaald dat het spaarstelsel de complexiteit van het pensioen zou verminderen en een veel beter overzicht kan geven van wat iemand van zijn of haar pensioen kan verwachten. Een van de deelnemers verwoordt het als volgt: “als ik zelf spaar kan ik op elk moment kijken wat er in mijn eigen spaarpotje zit.” Collectiviteit is voorwaarde voor pensioen Hoewel er weinig reacties in de pensioendialoog pleiten voor meer collectiviteit zijn er wel twee typen reacties die collectiviteit als een waardevol thema binnen het systeem beoordelen. De eerste en grootste groep stelt dat door collectiviteit een pensioenopbouw mogelijk is die bij meer individuele voorzieningen niet haalbaar zouden zijn. Collectiviteit als voorwaarde voor een goed pensioen laat zien dat deelnemers niet de mate van collectiviteit belangrijk vinden, maar wel dát het systeem gebaseerd is op collectiviteit. Schaalvoordelen Een kleine groep deelnemers aan de dialoog benadrukt de schaalvoordelen die bij pensioenfondsen, verzekeraars en de overheid behaald kunnen worden, door een collectieve opzet van het pensioen. Deze groep stelt dat collectieve pensioenopbouw niet beter, maar wel goedkoper is. Dat leidt ertoe dat meer geld uitgekeerd kan worden aan gepensioneerden.
13
7. Keuzevrijheid Een grote groep respondenten geeft aan veel waarde te hechten aan eigen keuzes binnen het pensioenstelsel. Zij wijzen vaak op de eigen verantwoordelijkheid en wensen een overheid die op afstand blijft. Een andere groep is juist van mening dat de burger geen baat heeft bij meer keuzevrijheid in het pensioenstelsel. Deze groep wijst juist op de verantwoordelijkheid van de overheid om haar burgers te beschermen. Door de respondenten wordt het begrip keuzevrijheid vanuit verschillende definities besproken. Ten eerste gaat een aantal respondenten in op de meest basale vorm van keuzevrijheid binnen het pensioendebat; de vrijheid om te kiezen al dan niet een pensioen op te bouwen. Daarnaast gaan respondenten in op een meer specifieke keuzevrijheid binnen of tussen verschillende pensioenfondsen. Kiezen voor het pensioen Er wordt verschillend aangekeken tegen de vraag welke groepen in de samenleving keuzevrijheid zouden moeten hebben in het opbouwen van een pensioen. Een grote groep is van mening dat de overheid burgers moet verplichten om voldoende pensioen op te bouwen. Deze groep is vaak bang dat mensen bij géén verplichting prioriteit geven aan zaken die op kortere termijn resultaat opleveren. Als gevolg wordt gevreesd dat mensen te weinig pensioen opbouwen om van te kunnen leven en dat uiteindelijk een situatie ontstaat waarin deze mensen aangewezen raken op collectieve vangnetvoorzieningen. Volgens veel respondenten is die situatie onwenselijk. Dit dilemma werd geïllustreerd door een van de deelnemers aan een algemene sessie: “Als ik moet kiezen tussen nieuwe schoenen en pensioen opbouwen, en mijn kinderen hebben echt nieuwe schoenen nodig, dan ga ik toch daar geld aan uitgeven”. Een kleiner deel van de respondenten heeft een tegengestelde mening. Zij vinden dat niemand verplicht zou moeten zijn om een pensioen op te bouwen. Deze groep geeft aan veel belang te hechten aan volledige keuzevrijheid op dit gebied en wenst een te paternalistische opstelling door de overheid te mijden. Een aantal respondenten gaat in zijn of haar bijdrage nader in op een specifiek deel van de beroepsbevolking. Zo is met name tijdens de dialoogsessies veel aandacht besteed aan de positie van ZZP’ers binnen het pensioenstelsel. De verdeeldheid binnen deze onderwerpen is behoorlijk groot. Aan de ene kant is een gedeelte van de deelnemers van mening dat er een collectieve en verplichte pensioenvoorziening moet worden getroffen voor ZZP’ers, terwijl aan de andere kant een groep deelnemers pleit voor het behouden van de (ondernemers)vrijheid die nu wordt gebonden aan deze groep. Daarnaast werd tijdens de dialoogsessies de positie van mantelzorgers een aantal keer ter sprake gebracht. Een aantal deelnemers achtte het niet solidair dat deze groep geen mogelijkheid heeft om geld in een pensioenfonds opzij te zetten om zo een pensioenvoorziening te creëren. Dit leidt tot de suggestie om niet werkenden een kans te bieden om pensioen op te bouwen. Keuzevrijheid en pensioenfondsen Een groot deel van de reacties over keuzevrijheid ging in op de relatie keuzevrijheid en pensioenfondsen. Allereerst wenst een deel van vooral de internetdeelnemers keuzevrijheid tussen pensioenfondsen, in plaats van het huidige system waarbij het pensioenfonds is gekoppeld aan de branche waarin iemand werkzaam is. Daarnaast is een deel van de respondenten van mening dat het beter is als de keuze tussen verschillende pensioenfondsen ligt bij werkgevers in plaats van bij werknemers. Tot slot vraagt een deel van de respondenten specifiek om meer keuzevrijheid binnen pensioenfondsen. Zij willen bijvoorbeeld zelf kunnen bepalen waarin hun pensioengeld wordt belegd, willen hun pensioenfondsen dwingen om maatschappelijk verantwoord te beleggen of willen graag invloed uitoefenen over de mate van risico dat met hun pensioengeld wordt genomen. 14
15
8. Het aantal pensioenfondsen Het aantal pensioenfondsen is voor veel deelnemers een belangrijke dimensie ter aanpassing. Waar de één meer pensioenfondsen wil, wil de ander juist drastisch snijden in het aantal fondsen. Een derde groep is van mening dat iedereen gebaat is bij slechts een enkel pensioenfonds, waarin iedereen pensioen opbouwt. De grootste groep deelnemers pleit voor minder pensioenfondsen, waarbinnen een veelgehoord argument is dat het de eenvoud van het systeem erg ten goede zou komen. Minder pensioenfondsen moet volgens deze groep ook het toezicht op de fondsen beter maken, waardoor misstanden voorkomen kunnen worden. Bij een kleiner aantal fondsen kan men ook gemakkelijker het pensioen meenemen naar de volgende werkgever. Wanneer er minder fondsen zijn, zo is de redenering, is de kans immers kleiner dat je bij wisseling van werkgever ook bij een ander pensioenfonds aan moet kloppen. Een meerderheid van de deelnemers die aangeven minder pensioenfondsen te willen, concludeert dat werken met één nationaal pensioenfonds de voorkeur heeft. Een belangrijk argument is dat overstapproblemen hierbij niet meer aan de orde zijn, waardoor de kans op een pensioengat kleiner wordt. Ook vallen volgens de deelnemers de verschillen tussen de pensioenfondsen weg, en is er geen onderscheid of verschil meer in indexaties of dekkingsgraden. Het bewustzijn op het gebied van pensioenen zou ook gebaat zijn bij één fonds. Grotere eenvoud zou ertoe leiden dat de drempel voor onder andere jongeren om zich met het pensioen bezig te houden lager wordt. Een enkele deelnemer geeft aan dat een nationaal pensioenfonds ook ruimte zou moeten bieden aan ZZP-ers om binnen de kaders van het fonds pensioen op te bouwen. Kritische noten over een nationaal pensioenfonds zijn er ook. Deelnemers geven aan dat een enkel fonds misschien instabieler is, en wanneer dit enkele fonds in de problemen komt dit iedereen raakt. Ook zijn deelnemers bang dat een enkel pensioenfonds een te grote “pot geld” vormt waar de overheid graag over zou beschikken voor andere doeleinden. Uit een klein deel reacties blijkt de wens voor meer fondsen. Deze wens wordt eigenlijk altijd gekoppeld aan meer keuzevrijheid. Wanneer er meer fondsen zijn willen mensen ook persoonlijker bediend worden door hun pensioenfonds en over kunnen stappen wanneer zij ergens anders het gras groener vermoeden.
16
9. Dynamiek tussen de verschillende pijlers Hoewel er geen bijdragen zijn waarin deelnemers specifiek ingaan op de positie van de derde pijler binnen het pensioenstelsel, zijn er wel een aantal opmerkingen gemaakt over de dynamiek tussen de overige pijlers. In dit hoofdstuk zijn vooral reacties opgenomen waarin deelnemers zich richten op de relatie tussen de eerste pijler (de AOW) en de tweede pijler. Deze reacties zijn grofweg in te delen in twee categorieën; opmerkingen over de AOW en opmerkingen over een grotere rol voor de overheid in de tweede pijler. AOW Tijdens meerdere tafelsessies van de themabijeenkomsten is men ingegaan op de hoogte van de AOW. Door een aantal deelnemers werd daar aangegeven dat zij een verhoging van de AOW wenselijk achtten. Deze deelnemers waren van mening dat de huidige AOW niet volstaat om financieel rond te komen. Vaak geven deelnemers die pleiten voor een hogere AOW aan dat de noodzaak hiervan te verklaren is vanuit het gebrek aan indexatie van de AOW. Tweede pijler Bij reacties die concreet de tweede pijler noemen als onderwerp valt op dat deze bijna uitsluitend gaan over de taak die de overheid binnen deze pijler op zich neemt. De reacties variëren van helemaal geen inmenging tot volledig staatspensioen. Het grootste deel van de reacties stelt dat de tweede pijler volledig los zou moeten staan van de overheid, deze zou hier niets in te brengen moeten hebben. Deze deelnemers geven veelal aan geen vertrouwen te hebben in de overheid op het gebied van pensioenen. Aan de andere kant van het spectrum stelt ook een groep deelnemers dat de overheid juist méér zou moeten doen in de tweede pijler. Deze groep wijst over het algemeen op de kaderstellende taak van de overheid, maar voor sommige reacties blijft het hier niet bij. Een aantal bijdragen gaat verder en stelt dat het beheren van pensioenafdrachten in de tweede pijler een taak is die enkel door de overheid zou moeten worden uitgevoerd. In een klein deel van de bijdragen die via internet zijn binnengekomen werd een oproep gedaan voor een zogenaamd ‘staatspensioen’. In deze reacties werd een systeem voorgesteld waarbij de overheid het recht heeft om alle pensioenafdrachten uit zowel eerste als tweede pijler te innen. De overheid wordt geacht het geld vervolgens te herverdelen tussen de verschillende pensioengerechtigden. Daarbij wordt meestal een systeem voorgesteld waarbij de hoogte van de uitkering is geüniformeerd. Naast dit staatspensioen kunnen mensen in de derde pijler zelf nog extra geld sparen. Een van de deelnemers verwoordt de baten van dit systeem door in te gaan op de solidariteit van zo’n model: “Aan een staatspensioen kan niet worden getornd. Het moet afdoende waarborg geven om na de pensionering in ieder geval een zo ‘normaal’ mogelijk bestaan te leiden. Daarnaast moet het vrij staan om zelf voor een aanvullend pensioen te sparen.” Derde pijler Een opvallende omissie in de reacties tijdens de Nationale Pensioendialoog zijn opmerkingen over de derde pijler van het huidige pensioensysteem. Er zijn slechts een heel klein aantal reacties waarin de derde pijler wordt benoemd, en wanneer dit wordt benoemd is het enkel bijzaak. Dit kwam voornamelijk voor vanuit de gedachte van enkele deelnemers dat het volledige systeem ingericht zou moeten worden zoals de huidige derde pijler.
17
10. Communicatie Naast vele reacties op het pensioenstelsel is er ook een aantal reacties aangedragen waarin specifiek aandacht is besteed aan de wijze waarop verschillende betrokken actoren over het pensioensysteem communiceren. Omdat deze reacties wel van invloed zijn op de resultaten, maar geen specifiek oordeel bevatten over (delen van) het pensioensysteem is ervoor gekozen deze bijdragen in een apart hoofdstuk op te nemen. Er wordt daarbij eerst aandacht besteed aan de kwaliteit van de geleverde informatie en daarna wordt ingegaan op de kwantiteit van deze informatie. Kwaliteit van informatie Door veel deelnemers wordt ingegaan op een gebrek aan transparante en duidelijke communicatie door verschillende actoren. Deze deelnemers geven aan het complexe pensioenstelsel niet te begrijpen of geven aan niet te overzien hoeveel pensioen zij hebben opgebouwd en wat hier de waarde van zal zijn op het moment dat dit wordt uitgekeerd. Deelnemers zijn van mening dat verschillende actoren kunnen bijdragen aan een verheldering hiervan. De grootste groep wenst vooral duidelijkere communicatie vanuit pensioenfondsen. Zij geeft aan behoefte te hebben aan een overzicht van het op dat moment opgebouwde pensioen en geeft aan vanuit pensioenfondsen meer zicht op het toekomstperspectief te willen krijgen omtrent het opgebouwde pensioen en de waarde hiervan. Daarnaast wordt gevraagd om heldere communicatie vanuit de overheid. Het zwaartepunt van deze reacties ligt bij het tijdig en begrijpelijk informeren van burgers over de gevolgen van ingrijpende wijzigingen in het pensioenstelsel. Tot slot wordt door een kleine groep deelnemers een beroep gedaan op de sociale partners. Volgens hen zijn sociale partners bij uitstek geschikt om vanuit een neutrale positie ongekleurde informatie te verschaffen over het pensioenstelsel. Vanwege die bijzondere positie zouden zij het volgens deze deelnemers meer als hun kerntaak moeten zien om deze informatie te geven en zo verduidelijking in omtrent pensioenen te brengen. Kwantiteit van informatie Een kleine groep deelnemers heeft opmerkingen over de kwantiteit van informatie die wordt verstrekt door de verschillende actoren. Zij geven aan het gevoel te hebben dat door verschillende actoren in het pensioenstelsel informatie – bewust danwel onbewust – wordt achtergehouden. Daartegenover staat een groep die het idee heeft dat de informatie die zij krijgen niet altijd relevant is. Door een te grote stroom aan niet relevante informatie wordt de effectiviteit van de communicatie-uitingen volgens hen kleiner. In sommige gevallen leidt deze overdadige stroom aan communicatie zelfs tot verwarring en geven deelnemers aan door de bomen het bos niet meer te zien. Tot slot wordt aangegeven dat de informatie niet altijd uniform is. De mensen die dit noemen pleiten voor betere afstemming over communicatiestromen tussen verschillende actoren binnen het pensioenstelsel.
18
11. Conclusie en discussie Nadat in de voorgaande hoofdstukken, geclusterd op thema, uitgebreid is ingegaan op de visies en sentimenten ten aanzien van de toekomst van het pensioenstelsel, maakt dit hoofdstuk onderscheid tussen de hoofd- en bijzaken in de dialoog. De belangrijkste conclusies per thema worden kort genoemd. Op die manier weergeeft dit hoofdstuk op beknopte wijze de algemene tendensen die in de dataset te herkennen zijn. Opzet en analyse De Nationale Pensioendialoog is in het voorjaar van 2014 van start gegaan en had als doelstelling een brede maatschappelijke dialoog te voeren met diverse stakeholders en het algemeen publiek ten aanzien van ons pensioen in de toekomst. In dit rapport zijn de belangrijkste opbrengsten opgenomen uit de input in de vorm van individuele bijdragen, zowel uit het algemeen publiek als van stakeholders (experts). Iedereen, genodigden en niet-genodigden, kon deelnemen aan de Dialoog. Daarmee geeft het rapport een beeld van de opinies en sentimenten die ten aanzien van ons pensioenstelsel in de samenleving heersen. Bij de analyse is gebruikgemaakt van een dataset bestaande uit schriftelijke verslagen van negen bijeenkomsten in oktober en november 2014 en individuele bijdragen die per mail, per post of via de website van de pensioendialoog zijn binnengekomen. De visies die zijn ingestuurd als bijdrage aan De nationale Pensioendialoog namens een organisatie vallen buiten deze analyse. Een bewogen debat Uit de analyse van de resultaten is allereerst gebleken dat het pensioenstelsel bij veel deelnemers bewogen reacties oproept. Het valt daarbij op dat veel deelnemers een zeer duidelijke mening hebben over het huidige pensioenstelsel, maar ook dat veel mensen erg graag mee willen denken over het toekomstige pensioenstelsel. Om op een goede manier te kunnen blijven meedenken werd door veel deelnemers verzocht om ook in de toekomst op een transparante en heldere manier op de hoogte gehouden te worden van maatschappelijke ontwikkelingen rondom het pensioenstelsel. Daarbij moet worden opgemerkt dat er veel reacties zijn binnengekomen die specifiek te koppelen te zijn aan de periode waarin De Nationale Pensioendialoog werd georganiseerd. Een aanzienlijk gedeelte van de inzendingen gaat over onderwerpen die in deze periode door de politiek zijn behandeld. Het beste stelsel ter wereld? Wanneer echter wordt gefocust op de belangrijkste conclusies die boven deze tijdgebondenheid uitstijgen, wordt er een aantal interessante tendensen voor het voetlicht gebracht. Allereerst blijkt dat veel deelnemers het huidige systeem zien als een in basis goed functionerend stelsel, maar waarbij met name in de uitwerking nog stappen te zetten zijn. Deze stappen hebben in de ogen van deelnemers vooral betrekking op de complexiteit van het huidige stelsel; veel mensen geven aan het huidige stelsel niet te begrijpen en hebben het idee dat door deze complexiteit en het feit dat er veel beleidswijzingen en stelselherzieningen plaatsvinden lastig is om een beeld te krijgen van de waarde van het pensioengeld wanneer dit wordt uitgekeerd. Door veel deelnemers wordt uitgebreid gereflecteerd op de rol van twee belangrijke actoren in het pensioenstelsel; de overheid en de pensioenfondsen. Ten aanzien van de overheid wordt door veel deelnemers kritisch gereflecteerd op beleid uit heden en verleden. Deze groep deelnemers geeft aan dat zij door bepaalde beleidskeuzes uit het verleden, zoals het uitgeven van pensioengeld aan andere doeleinden, een deel van zijn vertrouwen in de overheid is verloren. Daarnaast wordt door een aanzienlijk deel van de 19
respondenten aangegeven dat zij het idee heeft dat gepensioneerden van nu ten opzichte van toekomstige gepensioneerden teveel worden benadeeld. Onder andere op basis van dit punt wordt door veel respondenten doorgeredeneerd over de rol die de overheid in het pensioenstelsel zou moeten spelen. Een groot deel van de respondenten ziet in het pensioenstelsel van de toekomst een overheid die in de tweede pijler met name kaders stelt, en slechts verantwoordelijk is voor de AOW-uitkering uit de eerste pijler. Ook in het pensioenstelsel van de toekomst is in de tweede pijler volgens deelnemers een belangrijke rol weggelegd voor pensioenfondsen. Deelnemers hebben daarbij ook kritiek op het aantal pensioenfondsen. Een meerderheid van de deelnemers geeft aan minder pensioenfondsen te willen. Dat kan de complexiteit van het stelsel verkleinen. Daarbij is het volgens veel deelnemers belangrijk dat de pensioenfondsen autonomer kunnen opereren, maar geven deelnemers tegelijkertijd aan dat er meer interne zeggenschap in pensioenfondsen zou moeten bestaan voor zowel pensioenopbouwers als voor gepensioneerden. Tot slot geven veel deelnemers aan dat het belangrijk is dat pensioenen weer geïndexeerd kunnen gaan worden, zodat de koopdrachtdaling van gepensioneerden kan worden beperkt. Thema’s Tijdens De Nationale Pensioendialoog is gewerkt met een viertal kernthema’s: verantwoordelijkheid, keuzevrijheid, collectiviteit en solidariteit. Bij het eerste thema valt het op dat dit alleen genoemd wordt in relatie tot een specifieke actor. De andere drie thema’s zijn in de reacties van de deelnemers vaak duidelijker omschreven als een op zichzelf staand onderwerp en hebben daarmee ook een duidelijker plaats in de analyse gekregen. Als wordt gekeken naar verantwoordelijkheid, dan valt op dat mensen grofweg vier actoren noemen waar een rol voor is weggelegd in het pensioenstelsel. Deelnemers gaan in op de verantwoordelijkheid van de overheid, de individuele verantwoordelijkheid, de verantwoordelijkheid die werkgevers hebben en de verantwoordelijk van pensioenfondsen. Het is opvallend dat door deelnemers weinig wordt ingegaan op de verantwoordelijkheid van pensioenfondsen, met name doordat deze fondsen door veel deelnemers vooral als faciliterend worden gezien. Op het gebied van keuzevrijheid valt een duidelijke scheiding te maken tussen enerzijds deelnemers die van mening zijn dat burgers verplicht zouden moeten worden om pensioen op te bouwen, en anderzijds een groep die van mening is dat het opbouwen van pensioen een keuze is waar de overheid zich niet op te paternalistische wijze invloed op zou moeten uitoefenen. In beide groepen wordt veel aandacht besteed aan de positie van ZZP’ers en het groeiende deel van de arbeidsmarkt dat zij vertegenwoordigen. Er zou volgens een deel van de deelnemers op een al dan niet verplichte wijze voor deze groep de mogelijkheid moeten worden geboden om pensioen op te bouwen. Daarnaast spreekt men veel over keuzevrijheid bij pensioenfondsen, waarbij deelnemers pleiten voor meer keuzevrijheid tussen pensioenfondsen en meer vrijheid in het zelf kunnen kiezen op welke manier pensioenfondsen omgaan met de afdrachten van individuele premiebetalers. Betreffende collectiviteit valt op dat dit onderwerp opvallend weinig direct wordt aangehaald door deelnemers, maar vaak meer impliciet wordt meegenomen in de reacties van bepaalde groepen. Wel wordt door een aantal deelnemers aangegeven dat zij collectiviteit ziet als een voorwaarde voor goed functioneren van het huidige systeem. Op het gebied van solidariteit is een interessant verschil te zien in de breedte van de definitie die in bijdragen wordt gehanteerd. Aan de ene kant staan reacties waarin een 20
samenlevingsbrede solidariteit ten grondslag ligt. In die reacties wordt vaak verwezen naar het feit dat risico’s voor de samenleving op deze manier het beste kunnen worden afgedekt. Door veel mensen wordt echter een smallere definitie van solidariteit gehanteerd. Daarbij wordt vooral gesproken over solidariteit met een bepaald cohort van de samenleving. Meestal gaat het hier om het cohort waar zij zichzelf mee identificeren. Er wordt op deze manier bijvoorbeeld uiting gegeven aan solidariteit met de eigen generatie, met mensen uit dezelfde beroepsgroep en met mensen die net zoveel jaren premie hebben betaald als zijzelf. Slotwoord De tweede fase van De Nationale Pensioendialoog heeft zowel qua vorm als qua inhoud een grote variëteit aan reacties opgeleverd. Er zijn dan ook op basis van de vele reacties weinig algemene conclusies te trekken. Wanneer de gehele dataset wordt bekeken zijn er wel twee algemene tendensen die opvallen. Allereerst valt op dat het pensioenstelsel een onderwerp is dat voor veel deelnemers veel emotie oproept. Veel mensen geven aan vanuit een bepaald sentiment of vanuit een bepaalde frustratie of prikkeling graag mee te willen denken over de wijze waarop het pensioenstelsel van de toekomst wordt vormgegeven. Daarnaast valt op dat veel mensen een duidelijk beeld hebben van een ideale vormgeving van het toekomstig pensioenstelsel en zij dit graag met de overheid delen.
21
Bijlage 1: Out of the box Enkele reacties over het pensioensysteem waren dusdanig uniek dat zij niet onder te brengen zijn in de grote lijn en onder één van de subthema’s. Zij bevatten niettemin een constructieve grondslag en een enkele keer grondige analyse van het pensioenmodel. Deze nieuwe ideeën en andere unieke inzendingen zijn daarom geschaard onder de categorie out of the box. Een aantal sprekende voorbeelden van deze reacties is in deze bijlage aan het rapport toegevoegd. Financieel examen Veel deelnemers maken zich zorgen om de betrokkenheid van de burger bij het eigen pensioen. Één van de deelnemers stelde een verplicht financieel examen voor, waardoor elke Nederlander gedwongen wordt een basis aan financiële kennis te ontwikkelen. Aandacht voor pensioenen op school In lijn met het vorige idee werd er een enkele keer voorgesteld om pensioenopbouw op te nemen in het standaard curriculum van de middelbare school. Op deze manier zou het bewustzijn van en de betrokkenheid bij hun eigen pensioen onder jongeren sterk toenemen. Smartphone app Een vergaand idee binnen keuzevrijheid stelt dat burgers de ruimte moeten hebben om zelf direct invloed uit te oefenen op hoe hun pensioengelden belegd worden. Via een app op smartphone of tablet zou men met eenvoudige middelen de hoeveelheid risico en opbouw aan moeten kunnen geven. Huis opeten Een idee dat vanuit noodgedwongen context al enkele keren was langsgekomen werd ook als mogelijke structurele oplossing gezien. Gepensioneerden die huizenbezitter zijn, kunnen door middel van de verkoop van hun huis voorzien in een inkomen voor de oude dag. Opnemen bij terminale ziekte Een aantal deelnemers stelde dat wanneer er sprake is van terminale ziekte en er zeker geen gebruik zou gaan maken van de opgebouwde pensioengelden. Het mogelijk zou moeten zijn deze gelden op te nemen om te besteden aan een mooi levenseinde. Wonen en zorg in natura Omdat wonen en zorg voor veel gepensioneerden grote kostenposten zijn, stelt een deelnemer voor om in natura woningen en zorgvoorzieningen beschikbaar te stellen aan gepensioneerden. Dit leidt in het idee wel tot een lagere AOW uitkering. Afnemende pensioenuitkering Het idee om in het verloop der jaren de pensioenuitkering te verkleinen kwam een aantal keer voor tijdens de pensioendialoog. Deze deelnemers stellen dat naarmate men ouder wordt het uitgavepatroon afneemt. Als gevolg hiervan kan de uitkering van het pensioen ook verlaagd worden. Bestrijd vergrijzing door actief geboortebeleid Een groot deel van de deelnemers signaleert vergrijzing als een bedreiging voor de stabiliteit van het pensioen. Een tweetal deelnemers stelt daarom voor om voor getrouwde stellen een minimum aantal kinderen in te voeren. Hierbij wordt het aantal van twee genoemd om een goede balans tussen jong en oud te behouden.
22
Pensioen op basis van levensverwachting Een klein aantal deelnemers stelt dat met de huidige kennis over gezondheidszorg er een vrij accurate inschatting gemaakt kan worden over de levensverwachting van een individu op basis van levensstijl. Burgers die er een ongezonde levensstijl op nahouden zullen een lagere levensverwachting hebben. Als gevolg hiervan zouden ze ook minder pensioen op hoeven te bouwen. Communicatie op significante momenten Eén van de deelnemers aan de Dialoog stelt dat hij zich bij belangrijke momenten in het leven (trouwen, geboorte kinderen etc.) afvraagt wat dat kan betekenen voor zijn pensioenopbouw en –uitkering. Het lijkt hem prettig om door zijn pensioenfonds geïnformeerd te worden over de status van zijn pensioen op momenten dat zijn leven sterk verandert.
23