FACTSHEET Verwante en niet-verwante doorstroom in de beroepskolom In het Nederlands onderwijsbestel moeten kinderen op jonge leeftijd belangrijke keuzes maken die de rest van hun loopbaan beïnvloedt. De vraag is of het een voordeel is als leerlingen in een vroeg stadium een gerichte keuze maken. Uit een doelmatigheidsoogpunt kan het gunstig zijn jongeren zo vroeg mogelijk op een passend onderwijspad te helpen. In deze factsheet wordt het studiesucces van vmbo- en mboleerlingen die kiezen voor een verwante vervolgopleiding nader bekeken. Verwante doorstromers blijken over het algemeen vaker een diploma te halen. Ook is het uitval- en switch percentage lager, hoewel de verschillen klein zijn. Verwante doorstroom per sector
Platform Beleidsinformatie November 2013 Samenstelling: Joost Schaacke / Erik Fleur (DUO/IP) Mersiha Tepic / Nelet Kuipers (CBS) Pauline Thoolen / Rozemarijn Missler (OCW/Kennis)
[email protected]
1
2
Iets meer dan 60% van de vmbo-leerlingen uit cohort 2007 stroomt door naar een verwante sector in het mbo. De mbo-sector Techniek heeft de grootste verwante doorstroom, te weten 71% (figuur 1). Vanuit de vmbo-sectoren Economie en Zorg & Welzijn stroomt respectievelijk 66% en 65% in een verwante mbo-sector. Het laagste percentage (30%) verwante instroom is zichtbaar in de mbo-sector Landbouw. Deze sector wijkt sterk af van de andere sectoren. Figuur 1. Doorstroom naar mbo-sectoren per vmbo-sector (cohort 2007)
Definities voor dit onderzoek Verwante doorstroom: Leerlingen die op het vmbo dezelfde sector hebben doorlopen als de gekozen sector op het mbo (bijvoorbeeld van vmbo techniek naar mbo techniek). Studiesucces per sector: (diplomasucces binnen 6 jaar, uitval na 1 jaar, switch na 1 jaar en doorstroom hbo) van leerlingen die in 2005/06 uitstromen uit het vmbo en in 2006/07 instromen in een bekostigde opleiding op mbo. Arbeidsmarktkansen: MBOuitstroom 2009/10 van de voor het eerst ingestroomde leerlingen in het MBO in het schooljaar 2006/07 en vo 2005/06. Arbeidsmarktgegevens (werk, uitkering en SBI) bij uitstroom in 2009/10 (N=12.184).
Bron: Doorstroomatlas vmbo
1 2
Leerlingen die in schooljaar 2007-2008 in leerjaar 3 van het vmbo zijn ingestroomd. Doorstroomatlas vmbo - De onderwijsloopbanen van vmbo’ers in kaart gebracht. Ministerie van OCW, 2013
Verwante doorstroom per leerweg Vanuit de basisberoepsgerichte en kaderberoepsgerichte leerweg is per sector de grootste verwante doorstroom te zien 3 (figuur 2). Vanuit de gemengde leerweg zien we een opvallend kleiner percentage verwante doorstroom. Hier is zowel in de sector Economie als Techniek een beduidend lager percentage verwante instroom, respectievelijk 57% en 50%. Het aandeel verwante instroom in de sectoren Zorg&Welzijn en Landbouw is vrijwel gelijk aan de andere leerwegen. Figuur 2. Doorstroom naar mbo per vmbo-leerweg Basisberoepsgerichte leerweg (cohort 2007) MBO Aantal Economie VMBO Economie 5.295 69% Techniek 7.278 19% Zorg & Welzijn 7.010 27% Landbouw 3.391 25% Totaal 22.974 34%
Techniek
Zorg & Welzijn
Landbouw
Intersectoraal
15% 74% 8% 19% 32%
12% 3% 62% 26% 26%
1% 3% 2% 29% 6%
3% 2% 2% 1% 2%
Techniek
Zorg & Welzijn
Landbouw
Intersectoraal
14% 75% 6% 20% 29%
15% 4% 70% 26% 31%
1% 3% 2% 29% 6%
1% 1% 0% 0% 0%
Economie
Techniek
Zorg & Welzijn
Landbouw
Intersectoraal
57% 27% 23% 22% 36%
18% 50% 10% 19% 23%
22% 18% 64% 30% 33%
3% 5% 3% 29% 7%
0% 0% 0% 0% 0%
Kaderberoepsgerichte leerweg (cohort 2007) MBO Aantal Economie VMBO Economie 7.425 68% Techniek 6.983 17% Zorg & Welzijn 8.105 22% Landbouw 3.259 24% Totaal 25.772 34% Gemengde leerweg (cohort 2007) MBO Aantal VMBO Economie 3.420 Techniek 2.262 Zorg & Welzijn 2.848 Landbouw 1.564 Totaal 10.094
Bron: Doorstroomatlas vmbo
Verwante doorstroom per provincie De verwante doorstroom ligt in de meeste provincies rond het gemiddelde van ruim 60 procent. In twee provincies vinden we een afwijkend percentage: in Groningen is het lager (55,3%) en in Zeeland hoger (70,6%). In de meeste provincies is het keuzegedrag voor de vier sectoren ongeveer gelijk. In enkele provincies (Flevoland, Utrecht en Noord- en Zuid-Holland) kiezen iets meer leerlingen voor de sector Economie & Handel. In deze provincies speelt het keuzegedrag van leerlingen uit de vier grote steden een rol.
3
Leerlingen uit de theoretische leerweg op het vmbo zijn niet meegenomen, deze leerweg is niet onderverdeeld in sectoren.
Techniek
Landbouw
Diplomasucces en uitval Figuur 4. Diplomasucces en uitval in de mbo sector Techniek (cohort 2006/2007)
Het grootste gedeelte van zowel de verwante (70%) als de nietverwante instromers (65%) heeft binnen 6 jaar een diploma gehaald. Het diplomasucces van de leerlingen die in 2006/2007 instromen vanuit de verwante vmbo-sector in de mbo-sector Techniek ligt daarmee iets hoger. De uitval onder leerlingen uit de verwante en niet-verwante (vmbo)sectoren is respectievelijk 26% en 29%.
Figuur 5. Diplomasucces en uitval in de mbo sector Landbouw (cohort 2006/2007)
In de mbo-sector Landbouw valt 19% van de verwante doorstromers ongediplomeerd uit, terwijl onder de niet-verwante doorstromers 24% ongediplomeerd uitvalt. Het diplomasucces is onder verwante doorstromers met 79% iets hoger dan onder nietverwante doorstromers (74%), evenals is de sector Techniek.
Switch Figuur 6. Swichpercentage sector mbo Techniek (cohort 2006/2007)
Figuur 7. Swichpercentage sector mbo Landbouw (cohort 2006/2007)
Slechts 6% van de mbo-deelnemers Techniek die in 2006/2007 instromen uit de verwante (vmbo)sector Techniek switcht op het mbo van sector. Van de instromers uit de drie niet-verwante (vmbo)sectoren switcht gemiddeld 15%. Voor instromers uit de vmbo-sector Economie en Zorg&Welzijn geldt dat respectievelijk 18 en 20% switcht. Van de leerlingen uit de sector Landbouw switcht op het mbo slechts 9%.
Er zijn geen grote verschillen in het switch-gedrag van verwante en niet-verwante doorstromers in de mbo-sector Landbouw. In de mbo-sector Landbouw switchen niet-verwante deelnemers afkomstig uit de sectoren Economie en Zorg&Welzijn iets vaker dan leerlingen die afkomstig zijn uit de sectoren Techniek en Landbouw. Leerlingen die afkomstig zijn uit de (niet-verwante) sector Techniek switchen het minst (8%).
Doorstroom naar het HBO Figuur 8. Doorstroom naar het hbo vanuit mbo Techniek (cohort 2006/2007)
Van de mbo’ers die een Techniek-diploma op niveau 4 hebben behaald, stroomt rond de 40% door naar een hbo-opleiding. Zo’n driekwart stroomt naar een verwante hbo-opleiding techniek. Verwante doorstromers (vmbo-mbo) stromen vaker dan niet-verwante doorstromers door naar een techniek opleiding in het hbo (30% tegenover 15%).
Figuur 9. Doorstroom naar het hbo vanuit mbo Landbouw (cohort 2006/2007)
Zo’n 33% van de mbo’ers, met een mbo-diploma Landbouw op niveau 4, stroomt door naar het hbo en 20% stroomt in een hboopleiding landbouw. Verwante doorstromers (vmbo-mbo) stromen vrijwel even vaak als niet-verwante doorstromers (vmbombo) door naar het hbo (33% resp. 32%), en naar een landbouw opleiding in het hbo (20% resp. 18%).
Zorg&Welzijn
Economie
Diplomasucces en uitval Figuur 4. Diplomasucces en uitval in de mbo sector Zorg&Welzijn (cohort 2006/2007)
Van de verwante instromers in de sector Zorg&Welzijn heeft het grootste gedeelte, zo’n 76%, binnen 6 jaar een diploma gehaald. Van de niet-verwante instromers heeft 70% een diploma gehaald. De uitval onder leerlingen uit een nietverwante (vmbo)sector is iets hoger, namelijk 26% tegenover 20%.
Figuur 5. Diplomasucces en uitval in de mbo sector Economie (cohort 2006/2007)
Er is nauwelijks verschil in de rendementen van verwante doorstromers en niet-verwante doorstromers in de mbo-sector Economie. Het percentage leerlingen dat is uitgevallen zonder diploma is voor zowel verwante als niet-verwante doorstromers 27%. Ook het diplomasucces komt vrijwel overeen met respectievelijk 68 en 69%
Switch Figuur 6. Swichpercentage sector mbo Zorg&Welzijn (cohort 2006/2007)
Van de leerlingen die verwant doorstromen switcht 10% van sector op het mbo. Van de leerlingen die niet-verwant doorstromen switcht 16% van sector. Deze leerlingen stromen vanuit een andere vmbo sector naar de mbo sector Zorg&Welzijn en switchen vervolgens nog een keer op het mbo.
Figuur 7. Swichpercentage sector mbo Economie (cohort 2006/2007)
Leerlingen die instromen uit de vmbo-sector Economie switchen op het mbo iets minder vaak (10%) dan leerlingen die afkomstig zijn uit de andere (niet-verwante) sectoren op het vmbo (13%).
Doorstroom naar het HBO Figuur 8. Doorstroom naar het hbo vanuit mbo Techniek (cohort 2006/2007)
Figuur 9. Doorstroom naar het hbo vanuit mbo Economie (cohort 2006/2007)
Van de verwante doorstromers (vmbo-mbo) stroomt 41% met een mbo-diploma Zorg&Welzijn op niveau 4 door naar het hbo. Zo’n 3% stroomt door naar een andere hbo-sector dan de drie (verwante) hbo-sectoren. De niet-verwante doorstromers (vmbo-mbo) stromen iets vaker (47%) door naar het hbo. Wel stromen zij minder vaak naar een verwante hbosector.
Van de verwante (vmbo-mbo) doorstromers stroomt 52% met een mbo-diploma Economie op niveau 4 door naar het hbo en 35% is doorgestroomd naar hbo economie. Dit is vaker dan nietverwante doorstromers. Hiervan stroomt 45% door naar het hbo en 24% naar hbo economie.
Arbeidsmarktkansen VMBO-MBO In figuur 10 is te zien dat de verschillen in werkgelegenheid groter zijn tussen gediplomeerden en niet-gediplomeerden dan tussen verwante en nietverwante doorstromers. Het percentage werkenden is iets hoger onder verwante vmbo-mbo doorstromers dan niet-verwante doorstromers in de mbo-sector Techniek (90% tegenover 83% voor gediplomeerden). In de sector Landbouw zijn de verschillen klein (86% resp. 83%).
Figuur 10. Percentage werkenden onder verwante en nietverwante vmbo-mbo doorstromers, per mbo-sector
Gediplomeerde mbo'ers Landbouw en Techniek blijken in 4 uiteenlopende SBI-sectoren te werken (figuren 11 en 12). Verwante mbo-gediplomeerden Techniek vinden vooral in de SBI-sector ‘Bouwnijverheid’ werk (31%) en verwante mbo-gediplomeerden Landbouw in de sectoren ‘Verhuur en overige zakelijke diensten’ (27%) en ‘Handel’ (25%). Niet-verwante doorstromers met een diploma Landbouw of Techniek werken vooral in de sector ‘Handel’. Niet-verwante gediplomeerden hebben iets vaker geen werk dan verwante gediplomeerden, respectievelijk 17% en 10%/14%. Figuur 11. Percentage werkenden per SBI onder gediplomeerde mbo Techniek
Figuur 12. Percentage werkenden per SBI onder gediplomeerde mbo Landbouw
MBO-MBO Grotere verschillen in het percentage werkenden vinden we tussen de leerlingen die later op het mbo switchen ten opzichte van niet-switchers op het mbo (figuur 13). Wanneer we het percentage werkenden onder de ‘latere’ switchers en niet-switchers op het mbo vergelijken, is er net als in figuur 10 weinig verschil onder de gediplomeerden. Maar wanneer we de percentages werkenden onder niet gediplomeerden vergelijken zien we vooral onder ongediplomeerde mbo-mbo switchers een opvallend lager percentage werkenden. Van de ongediplomeerde mbo-mbo switchers uit de sector Landbouw werkt 63% ten opzichte van 77% ongediplomeerde niet-swicthers. Ook in de sector Techniek is het verschil groot.
4
Standaard Bedrijfsindeling
Figuur 13. Percentage werkenden onder wel/geen mbo switchers, per mbo-sector