1
‘Fabriceert ik ’t soms allemaal in mijn hoofd?’
De rol van psycho-educatie en gezinsinterventies in het herstelproces van cliënten en hun naasten die voor het eerst een psychose doormaken
Student: Marianne van de Linde Leergang: VS 08 A Artikelbegeleider: Arina van Mierlo Praktijkopdracht: 1 A en 7.3 Aantal woorden: 3851
GGZ VS Praktijkopdracht 1 A en 7.3 Marianne van de Linde December 2010
2 ‘Fabriceert ik ’t soms allemaal in mijn hoofd?’ De rol van psycho-educatie en gezinsinterventies in het herstelproces van cliënten en hun naasten die voor het eerst een psychose doormaken
Aanleiding Er bestaat veel belangstelling voor de behandeling van cliënten die voor het eerst in hun leven een psychose doormaken. Al sinds de jaren negentig verschijnen over dit onderwerp regelmatig artikelen in de Nederlandse vaktijdschriften. Er wordt onder andere geschreven over de mogelijkheid om een psychose te voorkomen door vroegtijdige behandeling en onderkenning van de voortekenen van een psychose (Linszen, 1993-1996; Slooff, Nienhuis en Wiersma, 1997; Vlaminck, 1998; Meijel et al, 1998). Professor Linszen, tot 2010 verbonden aan het Academisch Medisch Centrum Amsterdam, haalde in 2006 de Vroegtijdige Interventie Psychose (VIP) aanpak, een intensieve ambulante manier van werken, vanuit Engeland naar Nederland. VIP-teams zijn ontstaan vanuit voortschrijdend wetenschappelijk inzicht dat de kans op het herstel van de cliënt wordt vergroot wanneer de periode tussen het verschijnen van de eerste symptomen van een psychose en de daadwerkelijke behandeling zo kort mogelijk is (Johnstone et al, 1986; Birchwood et al, 2000; Marshall et al, 2005). Binnen VIP-teams krijgt men veelal te maken met jongeren tussen de circa 15 en 35 jaar die voor het eerst een psychose hebben doorgemaakt. Dit heeft een grote impact op de jongere zelf, maar ook op het systeem. Binnen het VIP-team Breda waarover wordt geschreven in dit artikel, wordt een systeemgerichte benadering zeer belangrijk geacht in de behandeling. Systeemgericht werken gaat al veel langer terug dan de komst van de eerste VIP-teams in Nederland. Al in 1965 werd voor het eerst geschreven over het belang van gezinswerk (Oosterhuis en Gijswijt-Hofstra, 2008). Ook bij deze relatief nieuwe doelgroep is het de ervaring van het VIP-team Breda dat de inzet van deze al oude beproefde benadering van belang is in de behandeling. In dit artikel wordt stilgestaan bij de rol van gezinsinterventies en systeemgerichte psycho-educatie in het herstelproces van cliënten en hun naasten die voor het eerst een psychose doormaakten. Werkwijze VIP-team Breda: systeemgerichte benadering VIP-team Breda is een van de circa 30 teams in Nederland die zich specifiek bezig houdt met de behandeling van eerste dan wel vroegtijdige psychose. Team VIP probeert zo snel mogelijk te interveniëren na een nieuwe aanmelding waarbij nadrukkelijk wordt ingezet op een systeemgerichte GGZ VS Praktijkopdracht 1 A en 7.3 Marianne van de Linde December 2010
3 benadering. Vanuit deze systeemgerichte benadering wordt er samen met de cliënt en zijn systeem (familie, vrienden, etc.) gekeken wat er nodig is. De algemene doelstellingen in de behandeling zijn, het voorkomen van terugval, het tegengaan van psychotische symptomen en het normaliseren van het dagelijks leven. Individuele en systeemgerichte psycho-educatie maken altijd onderdeel uit van de behandeling. Belangrijk zijn ook farmacotherapie, cognitieve gedragstherapie, verslavingszorg en ondersteuning bij werk of opleiding. Al bij de kennismaking blijkt hoe belangrijk het is om het systeem te betrekken bij de behandeling. Naasten weten vaak nog beter dan de cliënt zelf wanneer symptomen zich voor het eerst manifesteerden, hoe de cliënt zich destijds gedroeg binnen het systeem, etc. Ook later blijken zij van onschatbare waarde in de behandeling. Zo kunnen zij onder andere een rol spelen bij het monitoren van de mentale gesteldheid van de cliënt en het (stimuleren van) innemen van medicatie. Bij kennismaking is een systeem vaak overbelast en heeft de psychose van de cliënt impact gehad op de draagkracht van het systeem. In deze situatie proberen de verpleegkundigen van het VIP-team Breda ondersteuning te bieden door er te zijn, door het bieden van een luisterend oor (Baart, 2001; Baart en Grijpdonck, 2008), maar ook door het verstrekken van informatie en educatie over psychose. Niet alleen voelt men zich gehoord maar er ontstaat ook een toenemend inzicht in psychose. Er is meer ruimte voor begrip. De draagkracht van het systeem neemt weer toe, waardoor de kans op een succesvolle samenwerking in de behandeling tussen de cliënt, het systeem en het VIP-team wordt vergroot. Het inzetten en betrekken van het systeem bij de behandeling en het verstrekken van informatie en educatie aan het systeem wordt door VIP-team Breda van onschatbare waarde geacht, maar is hier ook een wetenschappelijk onderbouwd kader voor? In dit artikel wordt ingegaan op de volgende vraag middels een wetenschappelijke beschouwing: ‘hoe staat de inzet van gezinsinterventies en dan met name systeemgerichte psycho-educatie in relatie tot het herstelproces van de cliënt en de individuele systeemleden?’. Aan de hand van een casus gaat dit artikel eerst in op het herstelproces van een cliënt en zijn naasten. Vervolgens worden gezinsinterventies en (systeemgerichte) psycho-educatie vanuit wetenschappelijk oogpunt benaderd. Verder wordt toegelicht welke plaats gezinsinterventies en systeemgerichte psycho-educatie innemen in het herstelproces van de cliënt en zijn systeem. Tenslotte wordt afgesloten met enkele belangrijke overwegingen voor verpleegkundigen ten aanzien van gezinsinterventies en systeemgerichte psycho-educatie, een samenvatting en conclusie.
GGZ VS Praktijkopdracht 1 A en 7.3 Marianne van de Linde December 2010
4 De casus
Piet is een 25 jarige jongeman die nog thuis bij zijn ouders woont. Piet is sinds kort met zijn ouders vanuit de Randstad naar Brabant verhuisd. In Rotterdam werkte Piet in de bouw en had daar destijds een vriendin. Hij gebruikte veel drugs, met name op houseparty’s in de weekends. De verhuizing is Piet zwaar gevallen. Hij kon geen aansluiting vinden in zijn nieuwe woonplaats en het ging uit met zijn vriendin. Het is pas echt mis gegaan toen zijn ouders voor zijn neus in het plaatselijke café in elkaar werden geslagen door plaatselijke jongeren. Vader heeft blijvend letsel aan zijn oog en is hierdoor werkeloos geworden. Hierna nam de achterdocht bij Piet toe. Hij dacht dat het groepje plaatselijke jongeren hem om elke hoek stond op te wachten, dat zij tegen hem praatten door een buizenstelsel in de straat en er zou afluisterapparatuur in huis zijn geplaatst. Piet dacht zelfs dat de politie zijn rancuneuze gedachten richting de daders uit zijn hoofd kon aftappen en was vervolgens bang om opgepakt te worden. Piet trok zich meer en meer terug en raakte zijn werk kwijt. De zorgen bij zijn ouders namen toe. Toen Piet het midden in de winter uit angst niet meer uithield en ’s nachts op blote voeten het huis uit vluchtte, heeft moeder hulp ingeschakeld. Het VIP-team komt sinds enige tijd bij Piet thuis. Hij wil absoluut geen medicatie. Piet is een stoere, breedgeschouderde jongeman die beter wil worden ‘op eigen kracht’. Waar Piet eerst nog overtuigd was van de realiteit van zijn psychotische belevingen, neemt de twijfel het langzaam maar zeker over. ‘Fabriceer ik ’t dan allemaal in mijn hoofd? Dat kan toch niet, ’t kan toch niet allemaal nep zijn?’ Hier begint het herstelproces van Piet en zijn ouders, met de ondersteuning van het vroege interventie psychose team.
Het herstelproces van de cliënt en het systeem Wanneer iemand een eerste psychose doormaakt, heeft dat niet alleen een enorme impact op de persoon zelf, maar ook op de familieleden of andere naasten van deze persoon. Angst, verdriet, schuld en boosheid zijn veel voorkomende emoties bij ouders. Dit is ook voorspelbaar, aangezien ouders geen eerdere opgedane kennis of ervaringen hebben ten aanzien van psychosen om op terug te vallen (Shore, 2006). In het VIP-team Breda ziet men ook dat naasten worstelen met het feit dat hun partner, zoon of dochter een psychose doormaakt. Zij maken, net als de cliënt, ook een herstelproces door. In de casus van Piet heeft de moeder vooral veel verdriet.
GGZ VS Praktijkopdracht 1 A en 7.3 Marianne van de Linde December 2010
5 ‘Mijn zoon is toch een mooie jongen, hij kan zat meisjes krijgen. Ik zeg zo vaak tegen hem; ‘ga nou toch eens uit. Net als alle gewone jongens van jouw leeftijd.’ Ik zie ook wel dat hij dat niet kan, maar ik weet ook niet hoe ik ermee om moet gaan. Gaat dat ooit nog over?’ Dit is de reactie van moeder. Vader reageert heel anders. ‘In mijn tijd was er geen plek voor dit soort onzin. Hij mot gewoon weer aan het werk. Dat hangt de hele dag maar in huis en doet verder helemaal niets, ik ben het spuugzat.’ Bij vader speelt vooral frustratie, ontkenning en onbegrip. Een psychotische episode heeft duidelijk zijn weerslag op het gehele systeem. Niet alleen de cliënt zelf moet herstellen, maar ook het gezin. Maar wat is herstel? Herstel is afkomstig van het Amerikaanse begrip ‘Recovery’, gehanteerd in de Amerikaanse hulpverlening. In dit artikel wordt de definitie gehanteerd van dhr. W.A. Anthony, directeur van het Psychiatric Rehabilitation Center in Boston. Herstel is niet hetzelfde als genezen, herstel is een proces, herstel is je aanpassen aan een nieuwe werkelijkheid, herstel is: “Een zeer persoonlijk en uniek proces waarin iemands opvattingen, waarden, gevoelens, doelen en rollen veranderen. Het leidt tot een leven met meer voldoening, waarin hoop een plaats heeft en men kan geven en nemen ondanks de beperkingen die veroorzaakt worden door de aandoening. Herstel heeft te maken met het ontstaan van een nieuwe betekenis en zin in het leven, terwijl men over de rampzalige gevolgen van een psychiatrische aandoening heengroeit.” (Anthony, 1993). Herstellen gaat niet vanzelf. Men maakt hierin verschillende fases door waarbinnen je stappen voorwaarts maakt, maar soms ook weer een paar stappen terug. Een herstelproces bestaat uit vier fasen volgens Gagne (2004), zie tabel 1. Tabel 1: herstelfasen volgens Gagne (2004)
Fase 1:
Overweldigd worden door de aandoening (shock, ontkenning, ongeloof)
Fase 2:
Worstelen met de aandoening (angst, verlies, rouwen)
Fase 3:
Leven met de aandoening (acceptatie, leren omgaan met, verder leven)
Fase 4:
Leven voorbij de aandoening (nieuw zelfbewustzijn)
Uit de casus lijkt Piet zelf in de overgang van fase 1 naar fase 2 te zitten. Tijdens de huisbezoeken van de verpleegkundige van het VIP-team Breda moeten de ramen nog steeds worden gesloten omdat anders de buren kunnen meeluisteren. De overgang naar fase 2komt echter in zicht. Piet gaat steeds meer twijfelen aan zijn belevingen en gaat vragen stellen over wat er aan de hand kan zijn ‘Fabriceert ik ’t in m’n hoofd?’. Moeder zit in haar eigen herstelproces in fase 2. Ongeloof en verdriet (rouw) om GGZ VS Praktijkopdracht 1 A en 7.3 Marianne van de Linde December 2010
6 het feit dat Piet toch anders is als andere jongens, staan bij haar op de voorgrond. Vader ontkent dat er iets aan de hand is met zijn zoon (fase 1). Dit leidt niet zelden tot conflicten tussen Piet en zijn vader. Het gezin heeft duidelijk ondersteuning en informatie nodig. De medewerkers van VIP-team Breda hebben de stellige overtuiging dat systeemgerichte psycho-educatie een bijdrage levert in het maken van stappen in het herstelproces van de cliënt en het systeem. Deze overtuiging is niet alleen gebaseerd op ervaringen uit de praktijk. Uit onderzoek van Drapalski et al, (2008) blijkt dat familieleden van cliënten met een psychische stoornis behoefte hebben aan informatie en ondersteuning. Een eenmalige voorlichting wordt door de meeste familieleden onvoldoende geacht. Zij willen graag blijvend op de hoogte gehouden worden en indien nodig worden ondersteund. VIPteam Breda speelt hier op in door bewust in te zetten op gezinsinterventies en (systeemgerichte) psycho-educatie. Gezinsinterventies: systeemgerichte psycho-educatie Psycho-educatie wordt gedefinieerd als elk groepsprogramma of individueel programma met een expliciete educatieve activiteit, waarbij de ziekte vanuit verschillende perspectieven beschouwd wordt, zoals het familieperspectief, het sociale, het biologische en het farmacologische perspectief. Indien ze bestaan uit minder dan tien sessies worden kort genoemd; als ze bestaan uit meer dan tien sessies heten ze lang (Multidisciplinaire Richtlijn Schizofrenie, 2008). Van Peperstraten et al (2010) raden aan om een korte psycho-educatie cursus aan te bieden bij mensen met een eerste psychose. Hierbij worden de volgende redenen aangevoerd. Mensen met een eerste psychose maken vaak voor het eerst kennis met de psychiatrie. Door langdurige deelname is de kans op afhaken groot door een teveel aan gefixeerdheid op het onderwerp psychose (‘Ik ben toch niet zo gek!’) en de patiëntenrol (het ziek-zijn). Doelen van een psycho-educatiecursus moeten gericht zijn op herstel en zelfmanagement. Deelnemers meer te weten laten komen over het ontstaan en bestaan van psychoses en een handreiking bieden in het verkleinen van de kans op terugval. Gezinsinterventie bestaat uit gezinssessies van minimaal zes weken met een specifiek ondersteunend en therapeutisch doel en met minimaal een van de volgende behandelcomponenten: psychoeducatie, probleemoplossing/crisismanagement en individuele interventie (Multidisciplinaire Richtlijn Schizofrenie, 2008). Systeemgerichte psycho-educatie is psycho-educatie voor naasten en familie in het bijzijn van de cliënt en kan dus geschaard worden onder de categorie ‘gezinsinterventies’. Zowel individuele psycho-educatie als de gezinsinterventies worden expliciet aangeraden in de Multidisciplinaire Richtlijn Schizofrenie bij eerste episoden. Eerste episode wil zeggen, de eerste keer dat iemand een psychose doormaakt. De belangrijkste bevinding in de richtlijn is dat individuele psycho-educatie en vooral ook de gezinsinterventies een psychotische terugval GGZ VS Praktijkopdracht 1 A en 7.3 Marianne van de Linde December 2010
7 kunnen uitstellen. Psycho-educatieve interventies met gezinnen en familieleden leidt volgens Pfammatter et al (2006) tot minder opnames en terugval. Daarnaast wordt er bij zowel individuele psycho-educatie als bij de gezinsinterventies een verbetering geconstateerd in het globaal sociaal functioneren van de cliënt en leidt de inzet van gezinsinterventies tot minder heropnames en bevordert het de medicatietrouw (Pekkala en Merinder, 2002). Een belangrijk factor hierin is dat uitgebreide informatie over ziekte en behandelmogelijkheden worden besproken met de cliënt en het systeem. Het VIP-team Breda motiveert cliënten en hun systeem om deel te nemen aan psychoeducatie en gezinsinterventies, zoals bij de casus van Piet. Nadat de verpleegkundige van team VIP de tijd heeft genomen om te luisteren naar het verhaal van Piet, maar ook naar het verhaal zijn ouders, is er nadere informatie geboden over psychosen en mogelijke behandeling. Hierdoor ontstond er ruimte voor dialoog tussen de verpleegkundige, ouders en Piet. Piet betwijfelt of hij een psychose heeft (‘Ik kan dat toch allemaal niet zelf fabriceren in mijn hoofd, er moet iets van waar zijn!’). Toch stemt hij wel in met verdere contacten. Piet staat ook open voor deelname aan de psycho-educatiegroep. Bovendien mag de verpleegkundige van het VIP-team op huisbezoek blijven komen om hem en zijn ouders te ondersteunen. Voornamelijk ouders zijn hier erg blij mee. ‘We hebben nu niet meer het gevoel dat we er alleen voor staan met die jongen’. Gezinsinterventies en herstel In veel onderzoek zijn uitkomstmaten gericht op het welzijn voor cliënten en minder gericht op het welzijn van familieleden en naasten. De laatste jaren neemt onderzoek naar de gevolgen van belasting bij gezinsleden echter wel toe (Van Erp, Place en Michon, 2009). Veel gebruikte uitkomstmaten bij gezinsleden zijn de ‘burden' en de ‘expressed emotion' (EE). De eerste maat, de burden, betreft de mate van lijden van gezinsleden onder de ziekte van de patiënt, de zorgen en stigmatisering die de ziekte met zich meebrengt (Pharoah, Mari en Streiner, 2002). De tweede maat, de EE, betreft de mate van kritiek en warme overbetrokkenheid op de patiënt. EE wil zeggen een toonzetting met een duidelijke emotionele lading. Voorbeelden die bijdragen aan de verhoging van het EE-klimaat binnen een gezin zijn onder andere: praten met stemverheffing, overbetrokken reageren, veroordelend reageren, eisend zijn, maar ook verantwoordelijkheden overnemen van de zorgvrager. In dit artikel wordt ingegaan op beide uitkomstmaten in relatie tot herstel. Via de uitkomstmaten burden en EE voor onderzoek naar de effecten van gezinsinterventies kan een koppeling gemaakt worden naar het herstelproces van de cliënt en zijn naasten. Barrowclough (2005) geeft aan dat de ervaren belasting van familieleden vooral beïnvloed wordt door hun beoordeling van de problemen van de cliënt en hun eigen capaciteiten. Deze belasting is GGZ VS Praktijkopdracht 1 A en 7.3 Marianne van de Linde December 2010
8 hoger bij familieleden die zichzelf de schuld geven, de gevolgen van de ziekte voor de cliënt negatiever inschatten en minder vertrouwen hebben in eigen mogelijkheden om met de problemen van de cliënt om te gaan. De kritische periode (de eerste vijf jaar na de eerste psychose) is voor mantelzorgers van mensen met een psychotische stoornis het meest chaotisch en moeilijk (Schene en van Wijngaarden, 1993). Vaak helpt als de ouders/naasten ook hun verhaal, verdriet en rouwgevoelens kwijt kunnen (Patterson, Birchwood en Cochrane, 2005). Het is voor verpleegkundigen in een VIP-team belangrijk om hier aandacht aan te schenken in het kader van het herstelproces van het systeem. Uit de meta-analyse van Pfammatter et al, (2006) blijkt dat het effect van gezinsinterventies een verschuiving oplevert van hoge naar lage EE en dat gezinsleden over meer kennis van de ziekte beschikken. Een hoge EE in een gezin kan leiden tot een stressvolle sfeer in huis. Het is logisch dat het in een stressvolle sfeer met hoge lijdensdruk, lastig is om aan herstel te werken. Na een (eerste) psychotische periode heeft een cliënt vooral rust nodig, tijd om weer tot zichzelf te komen en moed te verzamelen om aan de herstelwerkzaamheden te beginnen. Voor rust is het nodig dat de cliënt wordt opgevangen in een veilige omgeving, dat wil zeggen een liefhebbende omgeving met weinig expressed emotion (Kahn, 2008). Een laag EE-gehalte is niet altijd eenvoudig te realiseren binnen gezinnen. Voor verpleegkundigen binnen VIP-teams is het van belang om alert te zijn op een hoge EE interactie in gezinnen. Verpleegkundigen kunnen uitleg geven over hoge EE interacties en het feit dat dit het herstelproces in de weg staat. Voor een goed herstel en een lage EE van zowel de cliënt als zijn systeem, is het nodig dat beide goede psycho-educatie krijgen met de inzet van gezinsinterventies (Onwumere et al, 2009; Kahn, 2008; Pfammatter et al, 2006). Hierdoor wordt het voor de cliënt en zijn naasten mogelijk om stappen voorwaarts te maken in het herstelproces. Dit is ook het geval te in de casus van Piet. De verpleegkundige van VIP-team Breda heeft de tijd genomen om ook naar het verhaal van de ouders te luisteren. Hierna is ingezet op informatieverstrekking middels psycho-educatie aan zowel Piet als aan zijn ouders. Er is uitleg gegeven over psychose, over de positieve en negatieve symptomen ervan. Mede naar aanleiding van het late opstaan van Piet en zijn sterk afgenomen ondernemingslust. De reactie van moeder was als volgt. ‘Oh, ik wist helemaal niet dat je van een psychose ook zo moe kon worden. Daarom is het dus zo lastig voor Piet om uit zijn bed te komen? Dan snap ik ook dat het knap lastig is om werk te vinden als je je de hele tijd zo lusteloos moet voelen.’ Zijn vader vroeg zich vervolgens af hoe zij als ouders hier mee om kunnen gaan.
GGZ VS Praktijkopdracht 1 A en 7.3 Marianne van de Linde December 2010
9 Door het bieden van psycho-educatie aan Piet en zijn ouders door de verpleegkundige van het VIPteam, ontstaat er begrip bij de ouders van Piet. Door dit begrip is er ook meer ruimte voor het feit dat Piet een psychose heeft doorgemaakt. Zowel Piet als zijn ouders zitten elkaar minder op de huid. Expressed emotion in de adolescentieperiode In het geval van eerste episodes zijn onderzoeksresultaten niet eenduidig als het gaat om de wisselwerking tussen EE en terugval. Jackson en McGorry (2009) constateren, dat hoewel over het algemeen gesteld kan worden dat EE enige prognostische waarde blijft behouden ten aanzien van terugval bij eerste episoden, veel onderzoek elkaar nog tegenspreekt. Een van de verklaringen die zij hiervoor geven is belangrijk voor de dagelijkse praktijk binnen VIP-teams. Adolescentie heeft zijn eigen ouderschapscultuur waarin interacties gepaard gaande met een hoge EE normaal zijn, stellen Jackson en McGorry (2009). Conflicten tussen zoon of dochter en de ouders worden beschouwd als een essentieel onderdeel van de adolescentieperiode. Het hoort bij het loskomen van de ouders en het ontwikkelen van een eigen identiteit. Doordat dit een normaal fenomeen is binnen de adolescentieperiode zou het kunnen dat interactie gepaarde gaande met een hoge EE voor adolescenten minder stressvol is dan voor mensen die de adolescentieperiode voorbij zijn, (HerescoLevy et al, 1990). Als verpleegkundige binnen een VIP-team dient men zich dus bewust te zijn van de psychosociale veranderingsprocessen die horen bij het volwassen worden (met de eventuele bijbehorende hoge EE-interacties binnen het gezin) en de mate waarin deze verstoord worden door een eerste psychotische episode. Dit moet worden meegewogen bij het bieden van gezinsinterventies en psycho-educatie. In een review van Askey, Gamble en Gray (2007) wordt aangegeven dat gezinsinterventies vooralsnog effectief lijken te zijn binnen families met een hoge EE interactie. In onderzoek van Addington en Burnett (2004) wordt aangetoond dat de inzet van gezinsinterventies van invloed is op de andere uitkomstmaat die al eerder werd genoemd, ‘de burden’, het lijden. Zij beschrijven de brede doelstellingen en werking van gezinsinterventies en psycho-educatie; het bevordert het optimaal functioneren van een gezin, vermindert verstoring van het familieleven en vermindert bij gezinsleden stress, verdriet en lijden. Daarnaast vermindert het ‘negative outcomes’ voor de cliënt en bevordert het de mogelijkheden om stappen te zetten in het herstelproces. Overwegingen van belang voor verpleegkundigen en andere hulpverleners binnen VIP-teams Fadden (2001) geeft aan dat het duidelijk is dat de inzet van familie interventie terugval helpt voorkomen, stress binnen een systeem vermindert en het functioneren van de cliënt verbetert. De lastige vraag hierbij is, wat zijn dan de werkzame elementen binnen gezinsinterventies? Askey, GGZ VS Praktijkopdracht 1 A en 7.3 Marianne van de Linde December 2010
10 Gamble en Gray (2007) concluderen in hun review dat er binnen het eerste psychose veld nog (te) weinig onderzoek is gedaan naar de specifieke inzet en het effect van systeemgerichte psychoeducatie en familie interventies. Daarnaast concluderen zij dat het onderzoek wat er tot nu toe is gedaan niet eenduidig is. Uit hetgeen tot nu toe is beschreven in dit artikel kunnen echter een aantal overwegingen worden gedestilleerd die van belang zijn voor verpleegkundigen en andere hulpverleners die gezinsinterventies en (systeemgerichte) psycho-educatie bieden aan cliënten en hun naasten die voor het eerst een psychose doormaken: ·
Neem de tijd voor het verhaal van de cliënt en zijn ouders. Vaak zitten zij zo vol met de ervaringen en emoties die zij de periode voorafgaand aan de psychose hebben doorgemaakt, dat er op dat moment nog niet altijd de ruimte is voor het opnemen en integreren van informatie en psycho-educatieve activiteiten. Neem hiervoor de tijd en doseer informatie (Patterson, Birchwood en Cochrane, 2005).
·
Voorkom vakjargon bij het geven van psycho-educatie en maak gebruik van programma’s die speciaal ontwikkeld en attractief zijn voor jongeren (Addington en Burnett, 2004) 1.
·
Als onderdeel van de gezinsinterventies kan uitgelegd worden wat de potentiële gevolgen zijn van een hoge EE interactie en negatieve emoties binnen het gezin op de cliënt (Onwumere et al, 2009). Hierbij kan tevens de ouderschapscultuur horende bij de adolescentieperiode worden toegelicht aan de ouders.
Samenvatting en conclusie Duidelijk wordt dat ook gezinsleden behoefte hebben aan voorlichting en informatie. VIP-team Breda speelt hier op in door familie zo snel mogelijk te betrekken in de behandeling van de cliënt, indien mogelijk al vanaf het eerste contact. VIP-team Breda is zich bewust van het feit dat de naasten een belangrijke rol spelen in het herstelproces van cliënten en dat zij ook zelf een herstelproces doormaken. Door systeemgericht te werken met de inzet van gezinsinterventies, individuele en systeemgerichte psycho-educatie wordt dit proces ondersteund. Verder wordt duidelijk dat cliënten die psychotisch zijn geweest, gevoelig zijn voor een verhoogde EE. Het is dus belangrijk dat men zich als verpleegkundige bewust is van het EE-klimaat binnen een gezin met aandacht voor het psychosociale veranderingsproces van de adolescent. Daarnaast wordt duidelijk dat de inzet van gezinsinterventies en individuele en systeemgerichte psycho-educatie niet alleen een bijdrage leveren kan in het voorkomen van een hoge EE, maar ook het functioneren van een gezin wordt 1
Binnen VIP-team Breda wordt gebruik gemaakt van een psycho-educatie programma gericht op cliënten die een eerste psychose hebben doorgemaakt: ‘Psycho-educatie voor mensen met een eerste psychose’. Auteurs: J.J. van Peperstraten, Dr. C.J. Slooff, Drs. F. van Mierlo, Prof. M. van der Gaag en Dr. F.K. Withaar. Medemogelijk gemaakt door het Trimbos instituut, Kenniscentrum Phrenos en GROUP (genetic risk and outcome of psychosis). GGZ VS Praktijkopdracht 1 A en 7.3 Marianne van de Linde December 2010
11 bevorderd en het de verstoring van het familieleven verminderd. Het vermindert de stress, het verdriet en het lijden bij gezinsleden. Dit alles komt ten gunste van het herstelproces van de cliënt en het systeem, zoals ook blijkt uit de casus van Piet. Piet en zijn ouders hebben na negen maanden nog steeds contact met de verpleegkundige van het VIP-team. Piet heeft samen met zijn ouders systeemgerichte psycho-educatie gevolgd bij de verpleegkundige van het VIP-team. Momenteel is Piet wat somber gestemd. Hij baalt dat hij zijn werk is kwijtgeraakt en afhankelijk is van zijn ouders. Hij realiseert zich dat wat hij heeft meegemaakt niet niets is en hij veel heeft moeten opgeven. Toch blijft Piet vooruit kijken. Samen met de medewerkers van het VIP-team wil Piet kijken naar een passend arbeidstraject. Ouders en Piet hebben nu minder woordenwisselingen, het is rustiger in huis. Piet zit nu in fase 2 van het herstelproces, afscheid en rouw staan op de voorgrond. Fase 3 komt langzaam in zicht. Piet wil verder leven, vooruit blijven kijken. Ouders komen ook in de buurt van fase 3, er is meer acceptatie en zij leren langzaam leven met het feit dat hun zoon een psychose heeft doorgemaakt. Zowel ouders als Piet hebben de afgelopen negen maanden geworsteld, maar over het geheel genomen vorderingen gemaakt in het eigen herstelproces. Er kan geconcludeerd worden dat gezinsinterventies, waaronder systeemgerichte psycho-educatie onontbeerlijk zijn voor het herstelproces van de cliënt en zijn naasten en niet mag ontbreken in het behandelaanbod van een VIP-team. Het is belangrijk gezinsinterventies en psycho-educatie gericht en doelbewust in te zetten in de behandeling zodat het herstelproces van cliënten en hun naasten optimaal wordt ondersteund. Een conclusie die misschien voor de hand ligt. Echter tevens een conclusie die van dusdanig belang is voor het functioneren van de cliënt en zijn naasten, dat het onder de aandacht brengen ervan op zijn plaats is.
GGZ VS Praktijkopdracht 1 A en 7.3 Marianne van de Linde December 2010
12 Bronnen Addington, J. en Burnett, P. (2004). Working with families in the early stages of psychosis. In J. Gleeson, en P. McGorry, Psychological Intervention for Early Psychosis (99-116). Chichester, UK: John Wiley. Anthony, W. (1993). Recovery from mental ilness: the guiding vision of the mental health service system in the 1990's. Askey, R., Gamble, C. en Gray, R. (2007). Family work in first-onset psychosis: a literature review. Journal of Psychiatric and Mental Health Nursing , 356-365. Baart, A. (2001). Een theorie van presentie. Utrecht : Lemma. Baart, A. en Grijpdonck, M. (2008). Verpleegkunde en presentie. Een zoektocht in dialoog naar de betekenis van presentie voor verpleegkundige zorg. Den Haag: Lemma. Barrowclough, C. (2005). Families of people with schizophrenia. In N. Sartorius, J. Leff, J. Lopez-Ibor, & M. Okaska (ed.), Families and mental disorders. From burden to empowerment (1-24). Chichester: John wiley & Sons. Birchwood, M. en Fiorillo, A. (2000). The critical period for early interventon. American Journal of Psychiatric Rehabilitation , 4 (2), 182-198. Drapalski, A., Marshall, T., Seybolt, D., Medoff, D., Peer, J., Leith, J., et al (2008). Unmet needs of families of adults with mental illness and preferences regarding family services. Psychiatric Services , 59, 6, 655-662. Erp, v. N., Place, C. en Michon, H. (2009). Familie in de langdurige GGZ deel 1: Interventies. Utrecht: Trimbos-instituut. Fadden, G. (2001). Family intervention. In C. Brooker, en J. Repper (eds), Serious Mental Problems in the Community: Policy, Practice and Research (159-183). Edinburgh: Balliere-Tindall. Gagne, C. (2004). Rehabilitatie: een weg tot herstel. Voordracht studiedag 'Rehabilitatie en Herstel'. Groningen: lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool, 14 juni 2004. Heresco-Levy, U., Greenberg, D. en Dasberg, H. (1990). Family expressed emotions: concepts, dilemmas and the Israeli perspective. Israel Journal of Psychiatry and related sciences. , 27, 205-15. Jackson, H. en McGorry, P. (2009). The Recognition and Management of Early Psychosis. New York: Cambridge University Press. GGZ VS Praktijkopdracht 1 A en 7.3 Marianne van de Linde December 2010
13 Johnstone, E., Crow, T., Johnson, A. en MacMillan, J. (1986). The Northwick Park study of first episodes of schizophrenia 1. Presentation of the illness and problems relating to admission. British Journal of Psychiatry , 148: 115-120. Kahn, R. (2009). Gids Pillen en Psychiatrie/2008-2009. Amsterdam: Balans. Linszen, D. (1996). Schizofrenie in de vroege fase: aard, beloop, behandeling en vroegtijdige onderkenning. In E. Kraepelin en E. Bleuler, Van dementia praecox tot de groep van schizofrenieën. Amsterdam: Candide. Linszen, D., Dingemans, P., Scholte, W., Does, van der, Nugter, M. en Lenior, M. (1993). Behandeling, 'Expressed Emotion' en psychoserecidief bij recent ontstane schizofrene stoornissen. Tijdschrift voor Psychiatrie , 625-640. Marshall, M., Lewis, S., Lockwood, A., Drake, R., Jones, P. en Croudace, T. (2005). Association between duration of untreated psychosis and outcome in cohorts of first-epdisode patients. Archives of General Psychiatry , 62: 975-983. Meijel, B. van, Gaag, M. van der, Kahn, R. en Grypdonck, M. (1998). Vroegsignalering en vroege interventie bij patiënten met schizofrenie. Maandblad Geestelijke Volksgezondheid , 347-360. Onwumere, J., Kuipers, E., Bebbington, P., Dunn, G., Freeman, D., Fowler, D., et al (2009). Patient Perceptions of Caregiver Criticism in Psychosis. Links With Patient and Caregiver Functioning. The Journal of Nervous and Mental Disease , 85-91. Oosterhuis, H. en Gijswijt-Hofstra, M. (2008). Verward van geest en ander ongerief: Psychiatrie en geestelijke gezondheidszorg in Nederland (1870-2005), band 2. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Patterson, P., Birchwood, M., en Cochrane, R. (2005). Expressed emotion as an adaptation to loss. Prospective study in first episode psychosis. British Journal of Psychiatry , 59-64. Pekkala, E. en Merinder, L. (2002). Psychoeducation for schizophrenia (Cochrane Review). Oxford: The Cochrane Library,Oxford: Update Software. Peperstraten, J. van, Slooff, C., Gaag, M. van der en Withaar, F. (2010). Psycho-educatie voor mensen met een eerste psychose. Assen: Koninklijke van Gorcum. Pfammatter, M., Junghan, U. en Brenner, H. (2006). Efficacy of psychosocial therapy in schizophrenia: conclusions from meta-analysis. Schizophrenia Bulletin , 31, S1, S64-S80.
GGZ VS Praktijkopdracht 1 A en 7.3 Marianne van de Linde December 2010
14 Pharoah, F., Mari, J. en Streiner, D. (2002). Family intervention for schizophrenia (Cochrane Review). Oxford: Update Software: The Cochrane Library. Schene, A. en Wijngaarden, B. van (1993). Familieleden van mensen met een psychotische stoornis: een onderzoek onder Ypsilonleden. AMC, Amsterdam. Shore, L. (2006). Inside caring in mental health. In eds C. Gamble, en G. Brennan, Working with Serious Mental Illness: A Manual for Clinical Practice (pp. 11-22). London: Elsevier. Slooff, C., Nienhuis, F. en Wiersma, D. (1997). Behandelbeleid bij een eerste psychose. Tijdschrift voor Psychiatrie , 53-56. Trimbos instituut (2008, 8). Multidisciplinaire Richtlijn Schizofrenie. Opgeroepen op 20-08-2010 van www.ggzrichtlijnen.nl. Vlaminck, P. (1998). Regionale aanpak van initiële niet-affectieve psychosen. Maandblad Geestelijke Volksgezondheid , 361-378.
GGZ VS Praktijkopdracht 1 A en 7.3 Marianne van de Linde December 2010