EXOTISME IN DE KUNST, DOOR DR. HERMAN TEN KATE. Zoowel als men van exotisme in de letterkunde kan spreken, bestaat er exotisme in de beeldende kunst. Het exotische is aanwezig, wanneer de auteur of de kunstenaar zijn motieven buiten Europa zoekt, of beter, buiten het zoogenaamde beschaafde Europa, want Laplandsche, Turksche en Zuid-Spaansche sujetten zijn b.v. nog tot de exotische te rekenen.
innering gebracht en is er o.a. door Tausserat over Fransche Afrika-schilders en door Schöffer over Duitsche schilders in Zuid-Amerika geschreven, maar een overzicht, dat om zoo te zeggen de geheele aarde omvat, ontbrak tot nu toe. Ik heb elders in drie verschillende opstellen een aantal schilder-reizigers van Zuid- en Noord-Amerika en de Nederlandsche koloniën behandeld *). In het volgende opOm een vergelijking te maken: Pierre Loti stel wil ik trachten een beknopt overzicht en Lafcadio Hearn zijn s c h r ij v e r s van te geven van hetgeen in andere dan de gehet exotisme, Félix Regamey en Etienne noemde gewesten door schilder-reizigers is gedaan. Het is niet volledig en omvat niet Dinet s c h i l d e r s op dit gebied. Een aantal kunstenaars van verschillende meer dan ruim 90 jaren, reikende tot op nationaliteit heeft zich de moeite getroost heden. Ik heb uit het materiaal, dat ik om in overzeesche gewesten motieven en sedert eenige jaren op dat gebied heb versujetten te zoeken: de een in 't landschap en zameld, een keus gedaan; van daar die bede zeekust, de ander onder de vreemde ras- knoptheid. Toch geloof ik, dat hier het sen en volken, een derde in de planten- en belangrijkste werk wordt vermeld. dierenwereld. Zij vormen een categorie van Bij mijn critiek ben ik, evenals in mijn artisten die ik, onafhankelijk van hun genre vorige opstellen, minder uitgegaan van het en richting, met den algemeenen naam van artistische standpunt dan van dat van den s c h i l d e r - r e i z i g e r s bestempel, al heb- wetenschappelijken reiziger. Ik heb mij niet ben ook niet allen bepaald met olieverf ge- zoo zeer afgevraagd, of het werk als k u n s t schilderd. Ook de aquarellisten en teeke- voldoet, maar of datgene, wat de artist van naars reken ik tot hen. Enkelen hebben ook zijn verre reizen meebracht, waarde heeft geschreven; het is de categorie der s c h i 1- voor de w e t e n s c h a p : de land- en vold e r-r e i z i g e r-s c h r ij v e r s. kenkunde, de anthropologie, de kennis der Ofschoon in veel mindere mate is ook in dieren- en plantenwereld. Als L e i t m o t i v de beeldhouwkunst het exotisme aanwezig. volg ik hier het gezegde van Friedrich Ratzel In dit opstel worden echter uitsluitend schil- in zijn U e b e r N a t u r s c h i l d e r u n g f): der-teekenaars, die gereisd hebben, behan- „Weder der Gegenstand, noch die Virtuositiit der Ausführung ist es, was uns an einem deld. In zijn geheel beschouwd, is het exotisme Kunstwerk hhmisst, sondern was der Künstin de schilder-teekenkunst niet ouder dan ruim honderd jaren, al hebben ook zeer enkele kunstenaars in vroeger eeuwen uitheemsche onderwerpen geschilderd. Voor zoover mij bekend is, heeft niemand tot nog toe in een bepaalde studie het werk der schilderreizigers in 't algemeen behandeld. Wel heeft Hamv het werk van enkele ouderen in her-
*) Sur quelques peintres-ethnographes dans 1'Amérique du Sud 1 L'Anthropologie, t. XXII, Paris J911); On Paintings of North American Indians and their ethnographical Value (Anthropos, Bd. VII, Wien 1912); Schilder-teekenaars in Nederlandsch Oost- en WestIndië en hun beteekenis voor de land- en volkenkunde (Bijdragen tot de taal-, land-, en volkenkunde v. Ned.Indië, Deel 67, 1913). t) 1. Anfl. 1904, S. 249.
i8o
EXOTISME IN DE KUNST.
Ier licrausgebracht hat, um d e n S i n n d e r N a t u r z u v c r d c u t l i c h c n". Ik wil trachten aan te toonen, dat kunsten wetenschap elkander niet alleen niet uitsluiten, — zooals sommige artisten schijnen te gelooven — maar dat zij elkander aanvullen of althans k u n n e n aanvullen; m.a.w. een schilderij of een teekening van een landschap, een vegetatiebeeld, een scene uit de dierenwereld, een rastype, een volkstafereel k a n t e g e l ij k e e n k u n s t w e r k e n b e l e e r e n d u i t e e n wetenschappelijk oogpunt z ij n. Van daar, dat de titel van dit opstel ook had kunnen luiden: D e w e t e n s c h a p i n d e k u n s t of D e k u n s t i n d i e n s t der w e t e n s c h a p . En wat ik hier behandel, bestempel ik, zooals ook in mijn opstel over koloniale schilder-teekenaars, met den algemeenen naam van artistischwetenschappelijke iconographie.
hun toestemming, dat hun schilderijen en waterverfteekeningen hier worden gereproduceerd, waarvoor ik hun bij dezen mijn erkentelijkheid betuig. Voor verschillende inlichtingen bij mijnomslachtigenvoor-arbeid verstrekt, ben ik vooral dank schuldig aan de volgende heeren: Louis Rousselet, prof. R. Verneau en den kunstschilder Joan Berg te Parijs, P. Staudinger en Alfred Maass te Berlijn, en Carl Schöffer te Hamburg. A. KUNSTENAARS VAN BEROEP. I.
H E T OOSTEN MET INBEGRIP VAN NOORD-AFRIKA.
Het Oosten als onderwerp in de schilderkunst dateert reeds van Bonaparte's expeditie naar Egypte, altijd wanneer men afziet van de „turqueries", die reeds in de 18e eeuw in de kunst niet zeldzaam waren. Lange reizen in allerlei verre gewesten en Schilders van verschillenden aanleg, middelverblijven onder verschillende rassen en matige en groote talenten, bij voorkeur volken hebben mij in staat gesteld, het werk Franschen, hebben zich, vooral in 't midden van een aantal der hier behandelde kunste- der vorige eeuw, aan het „Orientalisme" naars en amateurs aan de werkelijkheid te gewijd. Maar ook later, tot in den tegentoetsen. Want ook het werk van eenige woordigen tijd, zijn de schilders van 't „Oosbegaafde amateurs op kunstgebied, die verre ten", waarmede eigenlijk vooral de Islamireizen ondernamen, is niet zonder beteekenis tische wereld, van Noord-Afrika, Palestina, voor de wetenschap. Ik heb hun, aan 't einde Syrië en het overige Turkije bedoeld wordt, dezer kleine studie, een afzonderlijk kapittel legio. Buiten Europa is geen land en geen gewijd. Van de kunstenaars, zoowel als van volk meer geschilderd en geteekend geworde liefhebbers, heb ik de producten gezien, den dan Noord-Afrika, van Marokko tot wel is waar niet altijd de origineele, maar Egypte, met zijn Arabische bewoners. Kabylen, Turken en Negers vindt men weinig toch zeer dikwijls. Van de leemten en gebreken dezer proeve meer dan incidenteel in het werk van die ben ik mij wel bewust. Zij zijn vooral toe artisten. Hun werk zou een afzonderlijke te schrijven aan de omstandigheid, dat ik behandeling verdienen, zoowel om de kunstop dit gebied zoo goed als geen voorgangers waarde ervan als om de wetenschappelijke had. Bij mijn overzicht heb ik mijn mate- beteekenis. Behalve de enkele kunstenaars riaal geographisch en chronologisch gerang- bij wie ik zal stilstaan, kan ik hier dan ook schikt, ofschoon deze volgorde om voor de niet meer doen dan enkele namen noemen. hand liggende redenen niet altijd streng kon Ik heb uitsluitend het „westelijke" Oosten, als ik die paradoxale benaming mag gebruiworden volgehouden. De illustraties, die bij dit opstel zijn ge- ken op 't oog, de „Near East" der Engelschen voegd, ben ik verschuldigd aan de ver- in tegenstelling van het Verre Oosten, waarschillende kunstenaars zelven. Het is met over straks. Onder de ouderen telt Theodore
Cependant les jours et les nuits passèrent, et la passion s'accrut dans Ie cceur d'Antar. On arriva a 1'époquc des Mois Sacrés, au premier jour de Redjeb : c'était Ie temps de fète des Arabes idolatres. En ce jour done, les Béni-Abs sortirent leurs idoles, les hommes et les femmes revêtirent leurs vêtements de fête, les seigneurs flrent des exercices guerriers et les jeunes filles se livrèrent a la danse. Abla était parmi elles, parée de colliers et de pierreries. Son visage était en (leur, elle brillait comme Ie soleil et la lune. Antar vit cette beauté, et, dans Ie ravissement, il baissa les yeux, médita et dit : « Une belle vicrge a atteint mon coeur avee les flèches de son regard dont les blessures ne guénssent jamais.
F[C. I.
E. niNET. ILLUSTRATIE I'IT „ANTAR .
l82
EXOTISME IN DE KUNST.
Valerfo, ,,un artiste facile, brillant, un b e g r e ]) e n den Arabier en zijn omgeving. aimable petit-maïtre romantique", zooals Vóór ik het werk van ETIENXE DIXKT een zijner biographen hem noemt. Valerio leerde kennen, dacht ik dat wij in Fromentin nam in 1852 met de Turken deel aan den en Guillaumet de meest volmaakte schilders oorlog, woonde het beleg van Silistria bij en van Algerië moesten zien. De persoonlijke bereisde daarna het Ottomanische rijk tot kennismaking met Dinet te Parijs, in 't laatst aan zijn uiterste grenzen. Hij bracht van van 1910, en de beschouwing van een aantal die tochten een groote menigte belangrijke zijner werken overtuigde mij, dat geen zijner ethnographische studies in aquarel mede. voorgangers en tijdgenooten met hem kan De oudere jaargangen van den T o u r d u worden vergeleken, ook al laat men hun alle m o n cl e bevatten vele illustraties van recht wedervaren. Zoover mij bekend, verYalerio naar aanleiding zijner reizen. Ik toont Dinet met geen der andere „peintres noem verder Charles Verlat, den grooten d'Afrique" eenige verwantschap. Als schilschilder van Palestina en Bijbelsche voor- der-ethnograaf, als schilder-psycholoog der stellingen, waarMoslimsche weaan zich ook in reld staat hij gelatere jaren de heel afzondertalentvolle Rolijk. De beschouchegrosse, behalwing van Dinet's ve aan Algerië, volks-tafereelen, heeft gewijd. Ongrepen uit het der de Duitschers Arabische leven is vooral W. en typen werkt Gentz te noedan ook als een men, die o.a. den openbaring, een kroonprins Friegewaarwording, dricli (later keidie ik slechts had zer) naar Palestoen ik het trotina vergezelde. pische Afrika van Een schilderij Wilhelm Kahnert van Gentz, vooren Ernst Heims stellende den in— waarover KIG. 2 . E . D I X E T . I L L U S T R A T I E U I T K A l i l A KL K O U I . O U B . tocht van den straks — leerde kroonprins in Jerusalem is aanwezig in de kennen. Camille Mauclair, die een waarNational Galerie te Herlijn. Onder de Neder- deerend artikel over Dinet schreef, drukt landsche artisten mogen de Famars Testas en het zoo juist uit: „L'Islam est la tout entier, Zilcken genoemd zijn. Naast het min of meer dans sa sauvagerie, sa üerté, son luxe bartheatrale orientalisme van Delacroix, Decamps, bare, sa misère, sa cruauté et son immense; (ierome, Henri Regnault, Fortuny, Ben- mélancolie". jamin Constant e.a. staat de richting, die Dinet ontvangt niet gaarne bezoek. De Marilhat en Fromentin aangaven en Gustave man, die in gedachten geheel in het Oosten Guillaumet en enkele, anderen voortzetten. leeft, verkeert slechts noode met hen voor Fromentin en zijn richting kan men de „inti- wie die wereld gesloten is. Maar voor mij misten" noemen, omdat hun werk op lang- stond zijn heiligdom open. Ik bevond er mij durige en zorgvuldige waarneming gebaseerd „en plein Orient". Het Algerië, waar ik is. Naast den artist vindt men in hen den een kwart eeuw geleden maandenlang had ethnograaf, psycholoog en geograaf. Zij vertoefd, werd mij plotseling weder voor den
EXOTISME IN DE KUNST.
183
geest getooverd. Tapijten, divans, meubels, graaf. Men vindt daarom bij hem geen bibelots, wapens, — alles ademt de Afri- onreëele, vage droomwereld, geen synthese kaansch-Arabische atmospheer. Een geel- van het Islamitische Oosten, zooals bij Ziem wit woestijnvosje met enorme ooren, de en Marius Bauer. Ook van een gestyleerd /ewMe/e Messaoüd, de lieveling van den artist - Oosten, zooals b.v. Nieuwenkamp Bali en reiziger, loopt vrij door de vertrekken. En Lombok teekende, is bij Dinet geen spoor toen Dinet mij met zijn vriend, den kleinzoon te vinden, noch van de overdreven bonte van Abd-el-Kader in kennis bracht, was de en schrille kleuren, waarmede sommigen — illusie volkomen. Dinet zelf maakte op mij ik noem Besnard onder de besten — het den indruk van Oosten hebben een verarabischgemaald. Dinet tenFranschman: schildert een „un Européen r e ë e l Oosten, deseuropéanisé dat l e e f t . Zijn qui s'enivre de Oosterlingen adela vie arabe". men, niet in In 1861 te Pasubtielen aether, rijs geboren, bemaar in de heete gon Dinet reeds atmospheer van op negentien]arihun zonneland. gen leeftijd te Zij l e v e n , in schilderen. Hoehun vreugde en wel hij ecnigen droefheid, in hun tijd op een atekalmte en toorn. lier werkte, is Of Dinet manDinet grootennen schildert, of deels autodidact. vrouwen, of kinHij zocht en vond deren, het anthrozijn eigen richpologische type ting,werktehard, is altijd juist; de zoodat hij de physionomieën, techniek volkode muziek, de men beheerschgebaren zijn aan te, toen hij in de natuur ont1884 voor het leend, de kleedereerst naar Algeric drachten, sieratoog. En sedert, den en alle ethI'MC. 3, K. DINET. ILLUSTRATIE UIT RAHIA KL KOUI.OUH. jaar in, jaar uit, nographische debrengt Dinet eiken zomer in zijn overzeesch tails' beantwoorden aan de werkelijkheid. arbeidsveld door, omdat de zonnegloed er Kortom, zóó zijn zij, die „belles brutes dan het felst, de kleurenpracht het rijkste souples et vigoureuses". Dinet's teekening is. Ofschoon Dinet ook Egypte bezocht, zijn is vast! en bestudeerd, zijn penseelstreek de provinciën Algiers en Constantine zijn forsch, zijn koloriet warm en zijn compogeliefd terrein. Dinet is een illustreerend sities zijn voortreffelijk. Aan de verlichting talent bij uitnemendheid. Wel is hij door en en de reflecties is groote aandacht geschonken. door artist, maar zijn visie is niet die van De fig. 1—3 mogen een denkbeeld geven een dichter. Dinet is psycholoog en ethno- van hetgeen Dinet vermag. Mij dunkt, deze
184
EXOTISME IN DE KUNST.
taiereelen zijn te sprekend om er commentaar bij te voegen. Het Musée du Luxembourg is in 't bezit van een van Dinet's meesterstukken: E sc l a v e d ' a m o u r et L u m i è r e des y e u x, een Arabisch paar, minnekozend in 't blaivw-zilveren maanlicht. Het PetitPalais te Parijs kan op zijn vermaarde schilderij U n f a r c e n é bogen, behalve op een aantal andere doeken en studies van zijn hand. Op de expositie der „peintres orientalistes" in 't Grand-Palais te Parijs, in 1911, prijkte Dinet's S o u s l e s lauriers r o s e s. Zooals een criticus schreef, behaalde Dinet gemak de overwinning met die Arabische „chaude nud i t ó . . . . sous son voile d'un ton si rare et si hardi". Onder de musea in den vreemde, die; werk van Dinet bezitten, zijn die van Dresden en FIG. 4. KOERNER. GEZICHT Gothenburg te noemen. De Ouled-Naïl, die vrouwen ,,a la musculature de jeune panthère, aux yeux sans pensee, au rire calin et cruel", vinden we dikwijls onder Dinet's sujetten. K h a d r a, I a d a n s e u s e d e s O u 1 e d-N a ï 1 b.v. is een door Dinet geïllustreerd boek, dat hen tot onderwerp heeft. Dinet heeft ook nog andere boeken geïllustreerd die, evenals K h a d r a, bij H. Piazza & Cie te Parijs, in den loop der negentiger jaren het licht zagen. In een daarvan, A n t a r, wordt een schoone, maar vreeselijke legende naverteld. R a b i a e l K o u l o u b o u Ie P r i n t e m p s d e s C oe u r s is een legende uit de Sahara, op-
geteekend door Sliman ben Ibraham en vertaald door Dinet. Genoemde Arabier, een vriend van den kunstenaar, schreef ook den tekst bij Dinet's illustraties van M i r a g e s , s c è n e s de la v i e a r a b e . R a b i a e l K o u l o u b en M i r a g e s zijn prachtuitgaven, maar van laatstgenoemd werk bestaat ook een goedkoope editie onder den titel van T a b l e a u x d e l a v i e a r a b e . Bovengenoemde boekwerken zijn in alle opzichten van onschatbare waarde. Zij vormen met Dinet's schilderijen een geheel, dat eenig daarstaat. „C'est de 1'art et du grand art", maar 't is ook wetenschap. Ik geloof mij dan ook niet te vergissen, indien ik beweer, dat onder alle schilder-ethnographen, met wier werk ik bekend ben, Etiennc Dinet de grootste is. Het werk vanEü. HILDEBKANDT,
ofschoon behoorende tot OP HET EILAND PHYI.AE. een veel vroeger tijdperk dan Dinet, brengt ons geleidelijk van het „westelijke" Oosten naar het Verre Oosten. Hildebrandt toch was een der zeer weinige kunstenaars, die als»'t ware.de geheele aarde omspande. In 1818 te Dantzig geboren, in 1868 te Berlijn overleden, was Hildebrandt o.a. een leerling van Isabey. Reeds in 1844 toog hij, in opdracht van den koning van Pruisen, naar Brazilië, waar hij twee jaren doorbracht. Daarna volgden reizen naar de Kanarische eilanden, Egypte, Syrië, Turkije, Griekenland en het hooge Noorden, terwijl in 1862—'64 zijn reis om de wereld plaats had, waarbij Egypte nog-
EXOTISME IN DE KUNST. maals bezocht werd. Deze reis werd beschreven naar de dagboeken en mondelinge mededeelingen van Hildebrandt door Ernst Kossak (3 dln., Berlijn 1867). Alles te zamen genomen, is dit reisverhaal vrij onbeduidend, al moet men ook de energie bewonderen van den artist, want in die dagen was een reis om de wereld iets geheel anders dan nu. Hildebrandt had daarbij lichamelijk veel te lijden en met allerlei moeielijkheden te kampen. Het is dan ook niet meer dan billijk, zoo ik in een tijd, waarin men zoo spoedig en gaarne het werk van voorgangers vergeet, de verdienste van Hildebrandt als wereldreiziger en „Oricntmaler" even in herinnering breng. Beschermeling vandengrooten Alexander vonHumboldt, was Hildebrandt in zijn tijd populair en zijn werk gezocht.Toch is er, ook door zijn tijdgeFIG. 5. KOERNER. GEZICHT nooten, zeer verschillend over hem geoordeeld. Wel beschouwd, staat het grootste gedeelte der aquarellen, die Hildebrandt van zijn wereldreis,..meebracht, beneden het werk, dat hij vóór 1862,.leverde. Bij zijn leerling, den bekenden schilder van het Oosten, prof. Ernst Koerner te Berlijn, en in de Ravené-verzameling aldaar, zag ik een aantal voortreffelijke, mooi en zeker gewasschen aquarellen van Madeira, Egypte en het hooge Noorden en eenige schilderijen van Hildebrandt, die bewijzen wat hij kon. Ook de waterverfteekeningen, die hij op de wereldreis van Egypte meebracht, zijn de beste en meest afgewerkte der geheele collectie. Ik schrijf
185
dit toe aan het feit, dat Hildebrandt zich daar op van ouds bekend terrein bevond en in den aanvang der groote reis nog gezond en frisch was. Van de „fast dreihunderd fertige Aquarellen", die Hildebrandt, volgens zijn eigen getuigenis, van zijn reis rondom de aarde meebracht, zijn er 185 nummers, waarvan één dikwijls ettelijke kleine teekeningen omvat, in de National Galerie te Berlijn tentoongesteld. De verlichting van het zaaltje, dat hem is ingeruimd, is erbarmelijk slecht. Twee, drie malen ben ik er teruggekeerd in de hoop van beter te kunnen zien, maar het verschil was zelfs op heldere dagen niet groot. Hildebrandt's werk, zooals dat van vele anderen,komt in de National Galerie niet tot zijn recht. Hildebrandt schijnt al deze aquarellen, op enkele uitzonderingen na, met slechts weinige kleuren 1)1' HET EILAND PHYLAE te hebben gewasschen: bruin, groen, blauw, wit. Het landschap en de boomen zijn daardoor zelden groen, hoogstens vaal grocnachtig. Ook in de stads- en kustgezichten ligt daardoor iets dors, droogs en doodsch. Het felle zonlicht der tropen en de strakke blauwe hemel ontbreken doorgaans. De onderwerpen zijn echter meestal goed gekozen en leerrijk uit het oogpunt van land- en volkenkunde. Onder de belangrijkste en in verschillende opzichten beste aquarellen zijn die van de Chineesche kust te noemen. De rcede van Kowloon met stil drijvende jonken in de avondschemering, en de fijne grijs-blauwe tinten der gladde zee en der omliggende ber-
i86
EXOTISME IN DE KUNST.
gen riepen mij weder een vaak aanschouwd sche tafereelen, een olifant op den voorgrond. tooneel voor den geest. Ook de gezichten Ook zijn A d a m s p i k is een verdienstein Hongkong, Macau, Canton en Shanghai lijk tropisch „Stimmungsbild", maar het zijn reëel, zoowel als de volkstypen en vaar- U r w a 1 d a u f C e y 1 o n is nietszeggend, tuigen, die de reiziger van genoemde plaat- bijna een mislukking. sen afbeeldt. Een gezicht aan de Japansche Daar de reeds genoemde ERNST KOERNKU kust is in zoover onjuist, dat de Fujiyama een leerling van Hildebrandt is, vertoont er veel te spits is afgebeeld, een fout, waarin beider werk groote verwantschap. Koerook de Japansche artisten gewoonlijk ver- nor is echter meer uitsluitend „Orientmaler": vallen. Een gezicht in de baai van Yedo Egypte, Europeesch Turkije, Syrië en Pales(Tokyo) is ontina werden herwaar van kleur, haaldelijk door op de bergen in hem in 't belang 't verschiet na. zijner kunst beGoed geslaagd reisd, om van zijn daarentegen Griekenland en vier J a p a n iZuid-Spanjc niet s e h e I n s e 1te spreken. Wat u n d K u s t e nik in 't atelier b i 1 d e r, met van dezen kunde blauwe; zee stenaar te zien en statige door kreeg, overtuigwolken omfloerde mij van zijn ste bergen. Teetalent en degekeningenvanEulijke wijze van ropeesche kunswerken. Zijn getenaars uit Siam schilderde stuen Birma zijn dies naar de nazeldzaam en daartuur, hetzij van door hebben Hilde woestijn, de ridebrandt's G evieroevers, bouww u r z 1 ii d e n vallen of steden i n B a n g k o k, zijn voortreffeU f e r d e s Mclijk. Die in 't n a n m i t H ü tveld zóó conFIG. 6. YUAN SHI KAI, DOOR HL'HKRT VOS. t c n, E r a u e n sciëntieus zijn u n d K i n d e r a u s K a n g o o n en ver- bouwstoffen verzamelt, heeft zeker later schillende gezichten in laatstgenoemde stad geen moeite rustig thuis zijn schilderijen te des te meer waarde. Ook zijn tafereelen van maken. Agra en Benares in Voor-Indië zijn verdienIn tinten en lichteffecten doen sommige stelijk. Waar Hildebrandt lichteffecten in de van Koerner's tafereelen aan Ziem denken. hecte luchtstreken heeft willen uitdrukken, is Ook in "t malen van roode, schitterende hij goed geslaagd, zooals in zijn zonsonder- zonsondergangen in de woestijn is Koemei' gangen aan de Nijl en in Siam: de vurig- een meester. Sommige zijner plaatselijke sturoode zonneschijf, de fantastisch gekleurde dies zijn leerzaam, zooals die van de Sphinx, hemel, de slanke palmen, de eigenaardige vóór en na de uitgravingen. Hier grootenavondstemming en dan, op een der Siamee- deels bedolven in het zand, daar te voor-
EXOTISME IN DE KUNST. schijn komend met groote klauwen, die aan het beeld een nog vreemder aanzien geven. Koerner's afbeeldingen van het eiland Phylae vóór en na zijn wegzinken in de Nijl hebben historische waarde. „La Mort de Phylae",die Loti zoo welsprekend heeft beschreven en gelaakt, heeft Koerner met het penseel vereeuwigd (fig. 4 en 5). Ook zijn schetsen van Stamboel en den Bosporus maken den indruk van groote natuurgetrouwheid. Onder de weinige kunstenaars van beroep, die Japanbezochten, neemt de in 1907 overleden FÉLIX RKGAMKY de eer-
187
schetsen in verschillende tijdschriften verspreid, want hij was ongewoon productief. Regamey behoorde tot een kunstenaarsgeslacht. Zijn werk draagt dan ook een door en door artistiek, hoewel sterk persoonlijk karakter. Vooral als teekenaar is hij voortreffelijk. Anatomisch geschoold, getuigt zijn werk van groote vaardigheid en zekerheid. Regamey's penseelstreek is breed en vlak; er is weinig modelé. Vele zijner figuren hebben donkere omtrekken, waardoor zij zich beter van den achtergrond afteekenen. De kleur zijner schilderijen is een weinig mat en beantwoordt lang niet altijd aan de werkelijkheid Het groen der cryptomeria b.v. is veel te licht. Regamey is voor al figuur- en genreschilder. Zijn voorstellingen uit Japan, zoowel als uit China en Yoor-Indie, zijn grepen, momenten, uit het leven, hetzij van de priesterschap, van het
ste plaats in. Hij vergezelde Emile Guiinet op zijn reis naar het verre Oosten in 1876, waar deze de godsdiensten gingbestudeeren. Op die reis werden ook VoorIndiè' en China bezocht. Regamey bracht uit al die landen een aantal studies en schetsen mede, die gedeeltelijk de stof leverden FiG. 7. Cin.NKESCH MEISJE, DOOR HUBERT VOS. voor de groote. schilderijen, die van hem in het Musée (ïuimet volk. lui dan zijn er afbeeldingen van bete Parijs zijn tentoongesteld. Wat speciaal kende plaatsen. Indien er op Regamey's eigenJapan betreft, illustreerde Regamey het aardig talent uit een kunstenaars oogpunt door Guimet geschreven werk in 2 deelen weinig is aan te merken, zijn er in zijn werk, P r o m e n a d e s j a p o n a i s e s (Parijs als illustratie, ecnige anthropologische en 1878—'80). Vergis ik mij niet, dan bezocht ethnographische fouten, die misschien alleen Regamey jaren later nogmaals Japan. Hij te zien zijn voor iemand welbekend met het gaf althans in 1904 een boekwerk uit,getiteld Verre Oosten. Dit neemt natuurlijk niet weg, J a p o n, dat 394 illustraties van zijn hand dat het werk van Regamey in zijn geheel gebevat. Bovendien zijn vele van Regamey's nomen, van groote waarde voor de beschrij-
i88
EXOTISME IN DE KUNST.
vendc volkenkunde is. Het is moeilijk uit te maken, welke schilderijen van hem in 't Musée Guimet de beste zijn. Ik noem er dan ook maar eenige op, die ook uit een artistiek oogpunt 't meest voldoen: de tafereelen uit den plezier- en tempeltuin Asakusa te Tokyo. Hier, links op den voorgrond, een altaartje, waarvoor een Japanner staat te bidden; rechts zit een man met grooten ronden stroohoed aan een tafeltje, om boonen te verkoopen voor de talrijke witte duiven, die hier rondloopen en heen en weer fladderen. Een oud steenen bruggetje, met een vrouw en twee kinderen, leidt naar den grooten tempel op den achtergrond. Daar, op een andere schilderij, op den voorgrond een galerij om met den boog te schieten. Een m u s u m é staat tegen een der huispalen geleund en kijkt naar den ouden blinden bedelaar die, door een knaapje geleid, om een aalmoes komt vragen. Op het middenplan en den achtergrond grafsteenen en Buddhabeelden onder het geboomte, waartusschen in de verte een c h a y a of theehuis verrijst. De P r o m e n a d e s bevatten eenige reproducties van aquarellen. Een er van is een mooi droomerig kustgezicht in de avondschemering, 't Is windstil; de gladde zeespiegel weerkaatst den gelen glans van den hemel, die half bedekt wordt door horizontale wolken van purpergrijs en blauw. De heuvels, grillig van vorm, hullen zich in sombere tinten, die op den achtergrond intens lei-blauw zijn. Een andere waterverfteekening geeft eenige aan Inari gewijde altaren met een t o r i i te zien, alles rood van kleur, op de helling van een boschrijken heuvel. Een jonge, knappe vrouw, met een kind op den rug, vormt de stoffage. De beste aquarel lijkt mij echter die ter illustratie van „Une femme dont la figure rappelle les vierges des peintres primitifs italicns, nous offre du thé". . . . Zij is mooi, met iets mystieks, die rustieke vrouwefiguur. Op den achtergrond enkele pijnboomen, het stille zcevlak en aan den horizon
de zachte ronde lijnen van blauwende heuvelen, en daarboven de windstille hemel, met een witte laag van stratuswolken. Mooi is ook de kop van 't jonge meisje met het „profil de Marie-Antoinette", dat Regamey aantrof in een theekraampje op den Atagoyama te Tokyo. De onjuistheden in kapsel, kleeding, houding en dergelijke, waarover ik reeds sprak, betreffen vooral details. Ook is het rastype somtijds te Europeesch, nu en dan zelfs fantastisch. Eenige oorspronkelijke studiekoppen van Regamey, die ik prof. Verneau nog liet zien, zijn weinig anders dan caricaturen. Om Regamey als iconograaf van Japan recht te doen weervaren zou vele bladzijden vereischen. Want zijn hoofdverdienste ligt in 't Japansche. Terloops mogen echter een paar zijner doeken betreffende China en Indië genoemd zijn. Refectoire de moines b o u d d h i s t e s a C a n t o n en S a c r if i c c a 1'e s p r i t d e l a t o r r e a H o n g k o n g zijn leerzame tafercelen en tevens mooi van compositie. De P r è t r o b o u d d h i q u e a C e y l o n , half naakt, gedrapeerd in zijn geel kleed, staat op zijn staf geleund te peinzen. Hij steekt sterk af tegen den wolkeloozen hemel, en groene bergen en landouwen liggen stil voor den eenzamen mijmeraar uitgespreid. Ook in den B r a h m a n e e n t c n u e d e p r i è r e, die zich opmaakt om het Godshuis binnen te gaan, ligt innige aandacht en wijding, iets los van het aardsche. In de B a y a d e r e d u t e m p l e d e M a d o u r a eindelijk zien we een van die typen van vrouwelijke schoonheid, waaraan Voor-Indië zoo rijk is. In 't Musée Guimet is nog werk aanwezig van andere kunstenaars, die in 't Verre Oosten hebben gereisd. Zoo heeft Louis Dumoulin er eenige zeer schetsachtige schilderijen van bepaalde plaatsen, volkstafereelen en processies uit Japan. Vooral L e s t e m p l e s d e Y e - Y a s u a N i k k o, met stoffage, verdienen vermelding om het onderwerp en de. mooie kleur.
EXOTISME IN DE KUNST. Verder bezochten nog Japan de Amerikaansche artisten John La Fargo en het echtpaar ALBERT en ADÈLE HERTER.
De
eerste, die ook over Japan schreef en bovendien de Zuidzee eilanden bezocht, overleed hoog bejaard, bijna twee jaren geleden, gedurende de correspondentie die ik met hem voerde. Ik kan dus tot mijn leedwezen verder niets omtrent dien begaafden schilder en aquarellist mededeelen. Van de Herter's heb ik niet meer dan eenige reproducties gezien in The M o n t h l y Illustrator van 1895. Het lijkt mij voortreffelijk werk, vooral van Albert Herter. Een paar bijschriften der illustraties zijn echter onjuist. Zoo is de S t u d y of J a p a n e s e ceremonial c o s t u m e in werkelijkheid een soort van danseres (m a i k o). De O k a m i s a n is geen v r o u \ v uit de volksklasse, maar een nog zeer jong meisj e. Zoowel kleeFIG. 8. MIN SA-HO, ding als kapsel laten daaromtrent geen twijfel bestaan. A r e s t in t h e W o o d s is een incident op reis. De draagstoel, waarin de reizigster rust, thans nog op het land gebruikt, is het typische vervoermiddel van het zoo pittoreske, dagelijks meer en meer verdwijnende Oud-Japan. Behalve Regamey bezochten ook mevrouw PERAI.TÉ, mejuffrouw KARPELES en ALBERT BESNARD Voor-Indië. Ook MARIUS BAUEK,
over wien ik later een woord zal moeten zeggen, was, meen ik, de eenige Nederlandsche artist, die zich zoover gewaagd heeft, altijd afgezien van hen, die in onze koloniën schilderden. De meer dan twintig schetsen door eerstgenoemde dame aan 't Musée Guimet geschonken, hebben tevens voor een deel betrekking op Tibet. Het is alles impressionistisch, maar met talent geschilderd. Ook de kleur is juist. Het zijn bepaalde localiteiten, landschappen en volkstypen. Tot de merkwaardigste stukken reken ik een lijkverbranding te Benares aan den oever van de Ganges en een gezicht op een rivierwij k in dezelfde stad. Of anderen dan mevrouw Peralté ooit in Tibet hebben geschilderd, is zeer de vraag. Daarom hebben de schetsen, die zij uit die troostelooze berg-woestenijen meebracht, des DOOR HUBERT VOS. te meer waarde. Ik noem slechts het gezicht op de stad of het dorp Himis en dat op Lamayuru. De laatste plaats ligt op een rots in een hoogdal. Van de Grieksche schilderes Karpeles is mij niets meer bekend dan dat zij in 1910 te Parijs en later te Londen een reeks schilderijen uit Voor-Indië exposeerde. Alvorens een woord aan Besnard's werk te wijden, moet ik een oogenblik stil staan bij de tafereelen uit Hoog- en Midden-Azië,
190
EXOTISME IN DE KUNST.
die een andere Franschman vervaardigde. woestijn. De V u e d e l a V a 11 é e d e Toen Gabriel Bonvalot en Guillaumc Capus T c h a t r a l (Kafiristan) geeft een scherp hun reis door genoemde streken maakten, contrast te zien van donkergroen geboomte werden zij door den schilder ALBERT PÉPIX en de eeuwige sneeuw der bergen. Goed vergezeld. Het fraaie boekwerk, dat naar getroffen zijn de typen van Usbeg's, Sarten, aanleiding daarvan in 1889 te Parijs ver- Kara-Kirghizen en bewoners van Tchatral. scheen — D u C a u c a s e a u x I n d e s Naar Indo-China verplaatst ons het in alle a t r a v e r s Ie P a m i r — is met 250 opzichten voortreffelijke werk van den op illustraties naar teekeningen en schetsen van zijn reizen overleden MARIUS PERRET. De Pépin versierd. vijf aquarellen en gouaches, die ik van hem Ofschoon handig en fijn geteekend, lijkt in 't Musée du Luxembourg zag, geven blijmij de trant weinig aantrekkelijk. In som- ken van hetgeen nog van Perret zou te vermige teekeningen en typen is iets als uitgc- wachten zijn geweest. Ethnographisch juist, veegds, c h i f f o n é. Ettelijke der kleinere de typen goed getroffen, geeft Perret in croquis zijn met de pen geteekend. In aan- breede forsche trekken Indo-Chineezen te merking genomen de lange reis en de vele zien, zonder de details te verwaarloozen. De plaatsen bezocht en volken gezien, zijn er in dit kleur is reëel en de artist vervalt niet in overboek veel te weinig afbeeldingen vanbepaalde dreven bontheid en zonnegloed. Jammer is localiteiten, landschappen en volkstypen. het, dat de beschouwer, tenzij hij goed thuis Er is betrekkelijk weinig, dat bepaald repre- is in Oostersche dingen, niet weet wat de sentatief, typisch voor het geographisch- sujetten eigenlijk voorstellen en waar Perret ethnographische is, om van de planten- en zijn motieven opdeed, want iedere aanwijzing dierenwereld niet te spreken. De kampemen- ontbreekt, ook de dagteekening. ten en gebeurtenissen der expeditie nemen Pendanten zijn de Chineesche muzikanten, onder de illustraties van Pépin veel te veel waarvan er een de g e k i n, een soort van plaats in. Daardoor is ook het reisverhaal, guitaar bespeelt en de andere een dwarswaarin trouwens al zeer weinig streng weten- fluit. De dansers van Kambodja, met hun schappelijks voorkomt, veel minder be- vreemdsoortige torenvormige hoofddeksels leerend dan het had kunnen zijn. Tot de en rijk versierde kostumen, zijn een interesbeste illustraties zijn te rekenen C a p d e sant instantané uit het volksleven. Twee T r e b i z o n d e; hooge rotsachtige kust en aquarellen stellen draken-feestbooten voor. kalme zee, met een stoomboot en zeilbootjes Zooals zij daar in hun bonte kleuren rustig op den voorgrond; D a n s l e s m a r a i s de rivier afdrijven, herinneren zij aan derged e L e n k o r a n: vier ruiters in een deso- lijke vaartuigen der Palembangers. laat landschap. Een moeras omzoomd door Thans keer ik naar BESXARD terug, als bosch. Vele zwermen vogels in de lucht en tot den meest recenten schilder in Vooreen kale heuvel op den achtergrond. De Indië. Het is nog niet lang geleden, dat J u i v e d e T e h e r a n (naar een aquarel) Besnard op vergevorderden leeftijd een studieis een mooi type: groote oogen, fijne gelaats- reis daarheen ondernam. De vruchten dier trekken, een witte doek om 't hoofd, in losse reis, een aantal schilderijen en talrijke schetdonkere kleeding, staande onder een boom. sen, waren verleden jaar te Parijs tentoonDe C i m e t i è r e d e N i c h a p o u r, even- gesteld en hadden een verbazend succes. eens naar een aquarel, uit de verte gezien, Besnard is een schilder-dichter. Toch heeft draagt den stempel der Centraal-Aziatische zijn subjectiviteit in het weergeven van het verlatenheid. In L e s a s s o i f f é s zien aanschouwde het reëele niet geheel verdronwe een Turkoman met twee kameelen en een gen. Details zijn niet meer veronachtzaamd paar ezels stilhouden bij een waterput in de dan noodig was. De kleurenvirtuoos in hem
F l f . . 1J. T I l i K T A A N S C M
Huof.KI'RIKSTKk,
l)i)()R l i r H I \ R Ï
MIS.
192
EXOTISME IN DE KUNST.
wordt gelukkig aangevuld door den bekwamen teekenaar en compositeur. Vandaar dat de Indiërs, hetzij mannen, vrouwen en kinderen, zooals Besnard die afbeeldt, ook den anthropoloog en ethnograaf bevredigen, al heeft ook Besnard's werk wel beschouwd grootere artistieke dan wetenschappelijke waarde. Besnard heeft om zoo te zeggen, de quintessence van Indië's kleurenpracht over zijn doeken uitgegoten, — ,,1'Inde sans les Anglais" van Loti in beeld aanschouwelijk gemaakt. Tafereelen uit het leven des volks, momenten uit de natuur, dieren, zooals olifanten, kameelen en hoornvee, zijn de hoofdsujetten. Aan een verslaggever van Besnard's expositie ontleen ik het volgende: „Zebukudden die uit de weide terugkeeren, geleid door een op een kleinen os rijdende hoedster, schijnen met landschap en al uit een karmijnrooden inktpot te zijn gehaald.." Besnard schilderde een kameelrijderes, gehuld in een gewaad van karmijn, terwijl de knaap die vóór haar is gezeten, in hel-gele stoffen is gekleed.... Andere vrouwen, bedienden eener vrouw uit hooge kaste, dragen manden op 't hoofd, die met bloedroode doeken zijn omwonden; de bergen en de hemel vormen een staalblauwen achtergrond. Ook op een straattooneel uit Madura en op de schilderijen V r u c h t e n k o o p m a n v a n M a d u r a, B a d e n d e v r o u w e n voor een k l e i n e n t e m p e l aan h e t U d a i p u r-m e e r e n W a s c h v r o u w e n v a n T r i c h i n o p o 1 i gebruikt Besnard karmijn in alle nuances. Vooral op het laatstgenoemde doek schittert een waar vuurwerk, daar zich in de roode symphonie het donkere blauw, groen en geel der vrouwengewaden mengt. Purper en geel zijn ook de W a t e r d r a a g s t e r s , die met het lichtende blauw der rivier en het giftgroen (sic) van het tropische woud in schril en toch betooverend mooi contrast s t a a n . . . . Maar er zijn ook andere kleuren op Besnard's doeken. Zoo vindt men op zijn H o w-d a uit Haiderabad een galawagen met koepel-
vormige kap van licht violet, waaronder een in bruinrood gewaad gehulde vrouw is gezeten, schoon als een prinses uit de Duizend-en-een-nacht...." Het werk van onzen voormaligen landgenoot HUBERT VOS vertoont met dat van Besnard niet de geringste verwantschap. Onder de weinige Nederlandsche schilderreizigers neemt Vos een eerste plaats in en, behalve Dinet, heeft niemand voortreffelijker ethnische typen geschilderd. Vos, die in 1855 te Maastricht werd geboren, is sedert jaren in de Vereenigde Staten gevestigd. In 1892 als Nederlandsch Commissaris bij de wereldtentoonstelling te Chicago maakte hij aldaar voor 't eerst kennis met verschillende rastypen. Het onderwerp had voor hem zooveel aantrekking, dat hij met het doel anthropologische en ethnographische schilderstudies te maken verre reizen ging ondernemen. Zoo bezocht hij de Indianen van het Groote Noordwesten, o.a. de Chippewas en de Sioux. Daarna was hij op Hawaii, herhaaldelijk in Japan, China en Korea en ook op Java. Over zijn werk in Nederlandsch-Indië heb ik reeds elders gesproken, ik zal mij hier bepalen tot hetgeen op Oost-Azië betrekking heeft. Van Vos' Indiaansche typen zal sprake zijn onder de schilders van Amerika. Het exotisme van Vos is niet meer dan een gebied zijner veelzijdige kunst. Hij is vooral genre- en portretschilder en heeft als zoodanig voortreffelijk werk geleverd. Trouwens de opvoeding van Vos was een zeer zorgvuldige. Het eerst werkte hij aan de akademie te Brussel onder Portaels. Vervolgens te Parijs bij Cormon; daarna studeerde Vos een tijdlang te Rome en ten slotte weder te Brussel onder BlancGarin. Onder zijn Europeesche sujetten zijn vooral H o m e R u l e r s en A n g e l u s a a n d e Z u i d e r z e e bekend. Zooals ik reeds vroeger schreef, is de leidende gedachte van Vos bij zijn anthropologisch-ethnographische schilderstudies het vaststellen van een type van schoonheid bij mannen en vrouwen der verschillende rassen.
EXOTISME IN DE KUNST.
193
De hoogere techniek, het impressionistische, van Panjab of Punjab (N.W. Voor-Indië) moeten daarbij op den achtergrond treden, treft men een der martiale typen aan die om het gevaar van minder waar en natuur- onder de „Ariërs" in dit gedeelte van Azië getrouw te zijn, te vermijden. veelvuldig voorkomen. Zij leveren een sterk Onder de talrijke mooie photo's naar zijn contingent aan het Indische leger. schilderijen, die ik aan den heer Vos te danBehalve Yuan Shi Kai en Min Sa Ho ken heb, mogen de volgende een denkbeeld heeft Vos nog ettelijke andere hooggeplaatste geven van zijn werk als exotisch schilder. en vorstelijke personen geschilderd. Ik noem Vertegenwoordigers der zoogenaamde gele slechts wijlen de keizerin-weduwe van China. of Mongoolsche rassen vinden we in fig. Het portret dezer merkwaardige en begaafde 6—9. Het porvrouw is stellig tret van Yuan een van •• Vos' ShiKai,dentegenmeesterstukken woordigen presiop ethnogradent der Chineephisch gebied. sche republiek, Het type, het is van groote ackapsel, de kleetualiteit. Het ding, alles is even twintig] arigejonuitmuntend van ge meisje (fig. 7), uitvoering. De in haar rijk kosorigineele schiltuum, geeft het derij berust te Mantsjoe-ChineePeking, terwijl sche type te zien. een dergelijk porIn den prins van tret der keizerin, Korea Min Sa Ho met variaties en (fig. 8) zien we kostuum en achet fijne aristocessoires, op den cratische type, Parijschen Salon dat onder Chivan 1906 te zien neezen en Jawas. Ook de onpanners van hoogelukkige, door ge geboorte niet de Japanners afzeldzaam is. Zoogezette, keizer wel bij mannen van Korea poals bij vrouwen seerde voor Vos FIG. 10. INBOORLING VAN PUNJAB. beantwoordt dit te Seoul. Van type aan het ideaal van schoonheid der dezelfde stad schilderde Vos een gezicht, Oost-Aziaten. genomen van de Amerikaansche legatie uit; Fig. 9 is de reproductie van het voor- zeker een der zeer weinige schilderijen, die treffelijk geschilderde portret van een Tibe- van Korea bestaan (fig. 11). taansch hoogepriester, een type dat ook onder Het heeft Hubert Vos niet ontbroken aan Chineesche en Japansche Buddhapriesters vele en hooge onderscheidingen. Zelfs frequent is. Onoprechtheid, sluwheid en Nederland heeft dezen zoon weten te ceren. achterdocht hebben op die physionomieën En zoo ooit de fortuin, ook in materieelen hun stempel gedrukt. zin. een kunstenaar gunstig is geweest, dan In den onder lig. 10 afgebeelden inboorling is het aan Hubert Vos. XLVI. Elseviers No. 9.
EXOTISME IN DE KUNST.
194
Alvorens het Oosten te verlaten, ten slotte c o u l e u r l o c a l e in; ja, sommige van een woord over een anderen Nederlander, Bauer's geesteskinderen zou men bijkans die zich als exotisch schilder een naam heeft composietbeelden van 't Oosten kunnen noeverworven: MARIUS A. J. BAUER. Ik kan men. Zilcken spreekt van „een synthetisch kort zijn omdat in het werk van Bauer het begrip van het Oostersche leven." Bij het artistieke te zeer domineert om voor de aanschouwen van niet weinige zijner schilderijen en etsen moet men zich dan ook afwetenschap van waarde te kunnen zijn. Ik heb eenige van zijn schilderijen en vragen, of men tafereelen uit Turkije, Syrië, aquarellen aandachtig bezien, zoowel als Perzië of Voor-Indië voor zich heeft. Wat
FIO. I I .
GEZICHT OP DE STAD SEOUL, DOOR HUBERT VOS.
een aantal zijner etsen. Uit een kunstenaars oogpunt is dat alles boven mijn lof verheven. Bauer's Oosten bestaat meer uit droombeelden, uit gedichten zonder woorden, dan uit bepaalde afschilderingen van menschen en dingen. Zilcken noemt Bauer dan ook terecht ,,een imaginitief talent". En hij wijst er verder op, dat Bauer's werk „zeer sterk zijn eigen stempel" draagt. Er is te weinig
daardoor voor de wetenschap verloren ging was de kunst ten nutte. Bauer en Dinet staan mijlen van elkander af. Maar het is psychologisch interessant, hoe twee talenten van den eersten rang het Oosten hebben kunnen schilderen uit absoluut verschillende gezichtspunten, ieder op een wijze, die aantoont, dat er niet de geringste verwantschap tusschen beiden bestaat.