Etnische Dichtheid en Emotionele- en Gedragsproblemen bij Marokkaanse Kinderen en Jongeren
Masterthese Programmagroep Klinische Psychologie Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Universiteit van Amsterdam
Student: Milou van Genabeek, 5804531 Begeleidster UvA: Gerly de Boo Begeleidster Dijk en Duin: Barbara Schaefer
Samenvatting In dit onderzoek werd onderzocht of etnische dichtheid in de buurt en op school, met als mogelijke mediator discriminatie, Marokkaanse kinderen en jongeren beschermd tegen de ontwikkeling van emotionele- en gedragsproblemen. 407 Marokkaanse kinderen en jongeren hebben in de klas op de computer verschillende vragenlijsten ingevuld. Er werd geen verband gevonden tussen etnische dichtheid in de buurt en op school en emotionele- en gedragsproblemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren. Tussen de mate van ervaren discriminatie en emotionele- en gedragsproblemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren werd een gering verband gevonden. Een hoge etnische dichtheid lijkt Marokkaanse kinderen en jongeren niet te beschermen tegen de ontwikkeling van psychische klachten. De mate van ervaren discriminatie lijkt in geringe mate van invloed op de ontwikkeling van psychische klachten bij Marokkaanse kinderen en jongeren.
2
3
Etnische Dichtheid en Emotionele- en Gedragsproblemen bij Marokkaanse Kinderen en Jongeren Allochtone jongeren, en met name Marokkaanse jongeren, krijgen vaak te maken met maatschappelijke problematiek. Zo ligt het werkloosheidspercentage en het percentage schooluitval onder Marokkaanse jongeren hoog in vergelijking met andere herkomstgroepen en vertonen zij meer crimineel gedrag (Boom, Weltevrede, van Wensveen, van San & Hermus, 2010). Waar in de reguliere geestelijke gezondheidszorg (GGZ) de allochtone jongeren sterk ondervertegenwoordigd zijn, worden in de forensische GGZ juist meer allochtone jongeren behandeld (Boon, de Haan & de Boer, 2010). Waarschijnlijk worden psychische klachten bij allochtone jongeren pas ontdekt en onderkend wanneer maatschappelijke problematiek ontstaat. Dit lijkt ook bij Marokkaanse jongeren het geval (Dekovic et al., 2004, Stevens et al., 2003, Wissink et al., 2006 & Zwirs et al., 2007, aangehaald in Adriaanse, Domburgh, Veling, & Doreleijers, 2011). Marokkaanse jongeren lijken minstens evenveel psychische problematiek te ontwikkelen als Nederlandse jongeren (Adriaanse et al.). Gezien de veel voorkomende maatschappelijke problematiek onder Marokkaanse jongeren en de waarschijnlijke samenhang met psychische klachten, is het van belang om
nauwkeuriger
te
kijken
naar
de
ontwikkeling
van
emotionele-
en
gedragsproblemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren en de invloed van risico- en beschermende factoren op deze problematiek. Een mogelijke beschermende factor tegen het ontwikkelen van psychische klachten is etnische dichtheid (Shaw et al., 2012). Etnische dichtheid wordt gedefinieerd als de proportie van de eigen etnische groep in een omgeving in vergelijking met de overige etnische groepen in een omgeving (Bécares, Nazroo & Stafford, 2009). De ethnic density hypothesis veronderstelt dat er een negatieve correlatie bestaat tussen de grootte van de eigen etnische groep in een omgeving in vergelijking met andere etnische groepen in een omgeving en de ontwikkeling van psychische klachten (Buhgra & Arya, 2005, Faris & Dunham, 1939, Rabkin, 1979, aangehaald in Gieling, Vollebergh & Dorsselaer, 2010). Deze hypothese is gebaseerd op de assumptie dat minder racisme, minder stereotypering en een betere sociale integratie ervaren zal worden naarmate men omringd is door meer mensen van de eigen etnische groep (Faris & Dunham, 1939, aangehaald in Shaw et al., 2012).
4
De incidentie van schizofrenie en andere psychotische stoornissen ligt onder etnische minderheden in West Europa hoog (Fearon et al., 2006, & Veling et al., 2006, aangehaald in Veling et al., 2008). Wellicht speelt etnische dichtheid hierbij een rol. Zowel onderzoek van Veling et al. als onderzoek van Schofield, Ashworth en Jones (2010) wezen uit dat de incidentie van schizofrenie en andere psychotische stoornissen hoger lag in buurten waar de etnische dichtheid van de eigen minderheidsgroep laag was dan in buurten waar de etnische dichtheid van de eigen minderheidsgroep hoger was. Een hoge etnische dichtheid van de eigen groep lijkt beschermend te werken tegen schizofrenie en andere psychotische stoornissen. Das-Munshi, Becares, Dewey, Stansfeld en Prince (2010) hebben onderzocht of er een eenzelfde verband gevonden kon worden tussen etnische dichtheid en de incidentie van depressie- en angstklachten. Zij concludeerden dat etnische minderheden die leefden in een buurt waar de etnische dichtheid van de eigen minderheidsgroep hoog was, een lager risico hadden om depressie- en angstklachten te ontwikkelen dan etnische minderheden die leefden in een buurt waar de etnische dichtheid van de eigen groep lager was. Een hoge etnische dichtheid lijkt beschermend te werken tegen de ontwikkeling van depressie- en angstklachten. De reeds besproken onderzoeken hebben zich gericht op psychische problematiek bij allochtone volwassenen. Vijfenzeventig procent van de ernstige psychiatrische stoornissen ontstaan echter voor het 25ste levensjaar (Kessler et al., 2005). Het is daarom belangrijk om meer te weten te komen over de ontwikkeling van psychiatrische stoornissen en specifiek over mogelijke risico- en beschermende factoren die daar een rol bij spelen. Mogelijk biedt een hoge etnische dichtheid van de eigen groep in een omgeving ook bescherming tegen de ontwikkeling van psychische klachten bij allochtone kinderen en jongeren. Zowel Wickrama, Noh en Bryant (2005) als Wight, Aneshensel, Botticello en Sépulveda (2005) concludeerden naar aanleiding van onderzoek dat depressieve klachten onder allochtone jongeren afnamen wanneer de etnische dichtheid van de eigen minderheidsgroep in verhouding tot de autochtone bevolking hoger werd. Het onderzoek van Wickrama et al. (2005) en het onderzoek van Wight et al. (2005) lijken de ethnic density hypothesis bij allochtone jongeren te ondersteunen. Er zijn echter ook onderzoeken die geen relatie laten zien. Abada, Hou en Ram (2007) en Fagg, Curtis, Stansfeld en Congdon (2006) concludeerden dat de etnische dichtheid 5
van de eigen minderheidsgroep in de buurt niet van invloed was op de ontwikkeling van psychische klachten bij allochtone jongeren. Een mogelijke verklaring voor deze verschillende resultaten kan zijn dat er een andere belangrijkere sociale context voor jongeren bestaat dan de buurt waarin zij leven. Jongeren brengen gemiddeld 26 uur per week op school door (Gieling, Vollebergh & Sorsselaer, 2010). Wellicht biedt een hoge etnische dichtheid van de eigen groep op school meer bescherming tegen de ontwikkeling van emotionele- en gedragsproblemen bij allochtone jongeren dan een hoge etnische dichtheid van de eigen groep in de buurt. Gieling et al. (2010) concludeerden dat allochtone jongeren in een klas waar de etnische dichtheid van de eigen minderheidsgroep laag was, meer externaliserend probleemgedrag lieten zien dan allochtone jongeren die in een klas zaten waar de etnische dichtheid van de eigen etnische minderheidsgroep hoger was. In bovenstaande onderzoeken ligt de focus op de minderheidsstatus van de allochtone jongeren in plaats van op de specifieke etnische minderheidsgroep waartoe de jongeren behoren. Etnische minderheidsgroepen verschillen qua culturele achtergrond, sociale positie en de migratiegeschiedenis. Deze groepen kunnen daarom niet zonder meer als één groep worden beschouwd. Erg zinvol is om te differentiëren tussen de verschillende etnische minderheidsgroepen. Aangezien Marokkaanse jongeren in vergelijking met andere herkomstgroepen vaak te maken krijgen met maatschappelijke problematiek en het vermoeden bestaat dat dit verband houdt met psychische klachten zal in dit onderzoek specifiek gekeken worden naar deze minderheidsgroep. In dit onderzoek zal bestudeerd worden (1) of er een relatie bestaat tussen etnische dichtheid in buurten en op scholen en psychische klachten bij Marokkaanse jongeren. Aangezien jongeren veel tijd op school doorbrengen is het goed mogelijk dat school een belangrijkere sociale context voor jongeren is dan de buurt waarin zij leven. Daarom zal onderzocht worden (2) of een hoge etnische dichtheid van Marokkanen op school meer bescherming tegen de ontwikkeling van emotionele- en gedragsproblemen bij Marokkaanse jongeren biedt dan een hoge etnische dichtheid van Marokkanen in de buurt. Tot nu toe is er nog maar weinig onderzoek gedaan naar onderliggende mechanismen die het effect van etnische dichtheid op de ontwikkeling van psychische 6
klachten mogelijk kunnen verklaren. Selten en Cantor-Greehe (2007) noemen social defeat als een mogelijke verklaring. Migranten moeten een plek binnen een nieuwe maatschappij verwerven, waarbij ze vaak in de positie als buitenstaander of in een ondergeschikte positie terecht komen. Zeker wanneer de aspiraties van migranten hoog liggen, wat vaker het geval is bij tweede generatie dan bij eerste generatie migranten, kan dit als erg vernederend ervaren worden. Migranten die wonen in buurten waar veel mensen van de eigen minderheidsgroep wonen, zullen minder social defeat ervaren dan migranten die wonen in buurten waar minder mensen van de eigen minderheidsgroep wonen. Daardoor zullen de migranten in deze wijken minder het gevoel hebben een ondergeschikte positie te bezitten en zullen ze minder het gevoel hebben te moeten concurreren. Dit kan veel stress voorkomen er daarmee de ontwikkeling van psychische klachten. Een mechanisme dat nauw lijkt samen te hangen met social defeat is ervaren discriminatie. Discriminatie betekent letterlijk ‘het maken van onderscheid’ (van Veen & van der Sijs, 1997). Uit onderzoek bij volwassenen bleek dat het ervaren van discriminatie, hoge levels van stress en angst kan veroorzaken (Krieger et al., 1993, Krieger & Sidney, 1996, Williams et al., 1997, Nazroo, 1998, & Erens et al., 2001, aangehaald in Bécares, Nazroo & Stafford, 2009). Het is dan ook niet verwonderlijk dat er een verband lijkt te bestaan tussen de mate van ervaren discriminatie en de ontwikkeling van emotionele- en gedragsproblemen bij allochtone jongeren. Simons et al. (2002), Verkuyten (1998) en Liebkind en Jasinskaja-Lahti (2000) concludeerden dat allochtone jongeren die minder discriminatie ervoeren, minder last hadden van emotionele problemen dan allochtone jongeren die meer discriminatie ervoeren. Minder onderzoek is gedaan naar het verband tussen ervaren discriminatie en de ontwikkeling van gedragsproblemen (Steven, Vollebergh, Pels & Crijnen, 2005). Stevens et al. (2005) hebben onderzoek gedaan naar verschillende factoren, waaronder discriminatie, die de ontwikkeling van externaliserende problemen onder Marokkaanse jongeren kunnen voorspellen. De Marokkaanse jongeren die meer discriminatie ervoeren lieten meer gedragsproblemen zien dan Marokkaanse jongeren die minder discriminatie ervoeren. Naast het verband tussen de mate van ervaren discriminatie en de ontwikkeling van emotionele- en gedragsproblemen bij jongeren, lijkt er ook een verband te bestaan tussen etnische dichtheid en de mate van ervaren discriminatie. 7
Rosenberg (1979, aangehaald in Verkuyten & Thijs, 2002) veronderstelde dat kinderen die omringt zijn door veel mensen van de eigen etnische identiteit minder met discriminatie en vooroordelen te maken krijgen dan kinderen die door minder mensen van de eigen etnische identiteit omringt zijn. Verkuyten en Thijs (2002) onderzochten dit effect en concludeerden dat naarmate de etnische dichtheid van de eigen groep in de klas lager was, kinderen meer discriminatie ervoeren dan wanneer de etnische dichtheid van de eigen groep in de klas hoger was. Bécares, Nazroo & Stafford (2009) onderzochten het ethnic density effect en concludeerden dat in buurten waar de etnische dichtheid van de eigen groep groter was, minder discriminatie ervaren werd dan in buurten waar de etnische dichtheid van de eigen groep kleiner was. De mentale gezondheid leek beter naarmate de etnische dichtheid van de eigen groep groter werd en er minder discriminatie ervaren werd dan wanneer de dichtheid van de eigen groep kleiner was en er meer discriminatie ervaren werd. Ervaren discriminatie lijkt een mechanisme dat het mogelijke verband tussen etnische dichtheid en de ontwikkeling van emotionele- en gedragsproblemen bij Marokkaanse jongeren kan verklaren. Echter is er naast het onderzoek van Bécares et al. (2009) maar weinig onderzoek naar de eventuele mediërende rol van ervaren discriminatie gedaan. In dit onderzoek zal bestudeerd worden (3) of er een verband bestaat tussen de mate van ervaren persoonlijke- en groepsdiscriminatie en emotionele- en gedragsproblemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren. Daarnaast zal onderzocht worden (4) of er een verband bestaat tussen etnische dichtheid in de buurt en op school en de mate van ervaren persoonlijke- en groepsdiscriminatie. Ten slotte zal gekeken worden (5) of ervaren persoonlijke- en groepsdiscriminatie een mechanisme is dat het mogelijke negatieve verband tussen de etnische dichtheid van Marokkanen in een bepaalde omgeving en de ontwikkeling van en emotionele- en gedragsproblemen bij Marokkaanse jongeren deels kan verklaren. Samengevat zal aan de hand van verschillende vragenlijsten bestudeerd worden of er een negatief verband bestaat tussen etnische dichtheid van Marokkanen in de buurt en op school en emotionele- en gedragsproblemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren. Verwacht werd dat naarmate de etnische dichtheid in de buurt of op school hoger was, Marokkaanse kinderen en jongeren minder emotionele- en 8
gedragsproblemen lieten zien dan wanneer de etnische dichtheid in de buurt of op school lager was. Daarnaast werd bekeken of een hoge etnische dichtheid van Marokkanen op school meer invloed op de ontwikkeling van emotionele- en gedragsproblemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren had dan een hoge etnische dichtheid van Marokkanen in de buurt. Verwacht werd dat er een sterker negatief verband gevonden zou worden tussen etnische dichtheid van Marokkanen op school en emotionele- en gedragsproblemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren dan tussen etnische dichtheid in de buurt van Marokkanen en emotionele- en gedragsproblemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren. Er zal bestudeert worden of er
een
verband
bestaat
tussen
de
mate
van
ervaren
persoonlijke-
en
groepsdiscriminatie en emotionele- en gedragsproblemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren. Verwacht werd dat Marokkaanse kinderen en jongeren die meer persoonlijke- en groepsdiscriminatie ervaren, meer emotionele- en gedragsproblemen laten zien dan Marokkaanse kinderen en jongeren die minder persoonlijke- en groepsdiscriminatie ervaren. Ook zal gekeken worden of er een verband bestaat tussen etnische dichtheid in de buurt en op school en de mate van ervaren discriminatie. Verwacht werd dat naarmate de etnische dichtheid van de eigen groep in de buurt of op school hoger was, Marokkaanse kinderen en jongeren minder persoonlijke- en groepsdiscriminatie ervaren dan wanneer de etnische dichtheid van de eigen groep in de buurt of op school lager is. Ten slotte zal bestudeert worden of discriminatie het eventuele negatieve verband tussen etnische dichtheid en emotionele- en gedragsproblemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren deels kan verklaren. Verwacht werd dat discriminatie als onderliggend mechanisme het verband tussen etnische dichtheid en emotionele- en gedragsproblemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren kan verklaren.
Methode Proefpersonen In totaal namen 1563 kinderen en jongeren, met een leeftijd tussen de zes en zeventien jaar deel aan dit onderzoek. Van deze 1563 kinderen en jongeren, behoorden er 407 tot de Marokkaanse etniciteit (206 jongens en 201 meisjes). De minimum leeftijd van de Marokkaanse kinderen en jongeren was 7 en de maximum leeftijd 17 (M = 12.62 ; SD = 2.02). Participanten werden gerekruteerd door het benaderen van basisscholen en middelbare scholen door heel Nederland. Als beloning 9
voor deelname kregen de kinderen en jongeren aan het einde van het onderzoek een presentje (jongleerballetjes). Materialen De kinderen en jongeren hebben verschillende vragenlijsten ingevuld op de computer. Aan de hand van een demografische vragenlijst, die voor dit onderzoek werd ontwikkeld, werd de etniciteit van de kinderen en jongeren bepaald. Er werd onder andere gevraagd wat het geboorteland van het kind, van de vader en van de moeder was. Onder de Marokkaanse etniciteit werden in dit onderzoek zowel eerste generatie als tweede generatie Marokkanen gerekend. Een eerste generatie Marokkaan is een persoon die in Marokko geboren is en ten minste één Marokkaanse ouder heeft. Een tweede generatie Marokkaan is een persoon die in Nederland geboren is en ten minste één ouder heeft die in Marokko geboren is (Centraal Bureau voor Statistiek (CBS),2012). Etnische dichtheid van Marokkanen in de buurt werd gemeten met behulp van de postcodes waarmee de informatiebrieven naar de ouders gestuurd waren. Zo werd achterhaald in welke buurten de Marokkaanse kinderen en jongeren woonden. Aan de hand van cijfers van het CBS werd vervolgens gekeken wat het aandeel allochtonen met herkomstgroep Marokko op 1 januari per buurt was, uitgedrukt in hele procenten van het aantal inwoners. Etnische dichtheid van Marokkanen op school werd gemeten met de demografische vragenlijst. De proportie Marokkaanse kinderen en jongeren ten opzichte van de niet Marokkaanse kinderen en jongeren in de klassen die deelnamen aan het onderzoek per school werd gebruikt als maat voor de etnische dichtheid op een school. Emotionele- en gedragsproblemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren werden gemeten met de Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ). De SDQ is een korte gedragsscreeningstest voor kinderen tussen de 4 en de 16 jaar oud en meet de aanwezigheid van psychosociale problemen, de sterke kanten van een kind en de invloed van de psychosociale problemen op het dagelijks functioneren. (Goodman, 1997; Widenfelt, Goehart, Treffers & Goodman, 2003, aangehaald in Adriaanse et al. 2011). De SDQ bevat 25 items, onderverdeeld in vijf subschalen: emotionele 10
symptomen, problemen met leeftijdsgenoten, gedragsproblemen, hyperactiviteit en pro-sociaal gedrag (Widenfelt, 2003, aangehaald in Adriaanse et al. 2011). Emotionele- en gedragsproblemen bij Marokkaanse kinderen jongeren werden respectievelijk
gemeten
met
de
subschalen
emotionele
symptomen
en
gedragsproblemen. Een voorbeeld van een vraag op de subschaal emotionele symptomen was: ‘Ik ben vaak ongelukkig, in de put of in tranen’. Een voorbeeld van een vraag op de subschaal gedragsproblemen was: ‘Ik neem dingen weg die niet van mij zijn thuis, op school of op andere plaatsen’. Iedere vraag kon beantwoord worden met ‘niet waar’(0), ‘een beetje waar’ (1) en ‘zeker waar’ (2). Zo kon een minimum score van 0 en een maximum score van 10 behaald worden. De interne consistentie van de vragenlijst is hoog. De SDQ bleek een valide meetinstrument (Goedhart, Treffers & Widenfelt, 2003, aangehaald in Adriaanse et al. 2011). Ervaren
discriminatie
werd
gemeten
met
de
Discriminatie
en
Geloofsvragenlijst (Stevens, 2004). De kinderen en jongeren werd gevraagd of ze zich het afgelopen jaar gediscrimineerd hadden gevoeld om huidskleur, afkomst of geloof (persoonlijke discriminatie). Deze vragen konden beantwoord worden met ‘Nee’(0) en ‘Ja’(1). Er kon een minimum score van 0 behaald worden en een maximum score van 3. Daarnaast werd de kinderen en jongeren gevraagd of ze vonden dat mensen met dezelfde achtergrond gediscrimineerd worden in vier verschillende situaties; op school, op straat, in winkels en door de politie (groepsdiscriminatie). Deze vragen konden beantwoord worden met ‘nooit’ (1), ‘soms’ (2), ‘meestal’(3) en ‘altijd’ (4). Er kon een minimumscore van 4 behaald worden en een maximumscore van 16. De betrouwbaarheid van deze vragenlijst is hoog (.87) (Stevens, 2004). Over de validiteit van deze vragenlijst is niks bekend. Data-analyse Descriptieve analyses werden uitgevoerd over de variabelen leeftijd, sekse, etnische dichtheid buurt, etnische dichtheid school, emotionele problemen, gedragsproblemen, persoonlijke discriminatie en groepsdiscriminatie. Met partiële correlatieanalyses waarbij gecontroleerd werd voor leeftijd en sekse werden eventuele verbanden tussen de verschillende variabelen onderzocht. De gevonden verbanden werden nader bestudeerd met een regressieanalyse, waarbij gecontroleerd werd voor leeftijd en sekse. Met een stapsgewijze multipele regressie werd bekeken of hoge
11
etnische dichtheid van Marokkanen op school meer bescherming biedt tegen emotionele- en gedragsproblemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren dan hoge etnische dichtheid van Marokkanen in de buurt. De eventuele mediërende rol van discriminatie werd bestudeerd met behulp van een stapsgewijze multipele regressie waarmee onderzocht werd of discriminatie het verband tussen etnische dichtheid in de buurt en etnische dichtheid op school en emotionele- en gedragsproblemen niet, gedeeltelijk of volledig kon verklaren.
Procedure De willekeurig geselecteerde scholen zijn benaderd per telefoon of email. Zo mogelijk werd een afspraak gemaakt waarin het onderzoek nader werd toegelicht. Nadat de verschillende scholen toestemming gaven om het onderzoek uit de voeren, werd vanuit de school of de onderzoeksinstelling (afhankelijk van de wensen van de school) een informatiebrief met een toestemmingsstrook naar de ouders van de deelnemende leerlingen gestuurd. Op deze strook konden ouders aangeven wanneer ze niet wilde dat hun kind deelnam aan het onderzoek. Na het verkrijgen van een zogenoemde passieve toestemming van de ouders, vulden de kinderen en jongeren tijdens schooltijd een aantal vragenlijsten op de computer in. Drie van deze vragenlijsten werden gebruikt in dit onderzoek. De afname van de vragenlijsten nam ongeveer één uur tijd in beslag. Tijdens het onderzoek waren minimaal twee getrainde onderzoekers aanwezig. Zij introduceerden het onderzoek en waren beschikbaar voor het beantwoorden van vragen. Aan het einde van het onderzoek kregen de deelnemende leerlingen een presentje. Om de vertrouwelijkheid van de antwoorden te waarborgen, werden de leraren niet betrokken bij de eigenlijke afname van het onderzoek, maar waren wel aanwezig om orde in de klas te houden. De leerlingen hebben de vragenlijsten ingevuld onder een anoniem nummer, zodat de gegevens anoniem opgeslagen konden worden. Dit onderzoek werd goedgekeurd door de ethische commissie. Resultaten Van de 1563 deelnemende kinderen en jongeren, bezaten 407 kinderen en jongeren de Marokkaanse etniciteit. Drie proefpersonen bleken de Discriminatie en Geloofsvragenlijst niet ingevuld te hebben. De gegevens van deze proefpersonen zijn niet meegenomen in de verdere analyses. Eén proefpersoon bleek leeftijd niet te
12
hebben ingevuld. De gegevens van deze proefpersoon zijn niet meegenomen in de verdere dataverwerking. De overgebleven gegevens van de 403 proefpersonen (202 jongens en 201 meisjes) zijn gebruikt in de analyses. De minimumleeftijd van de Marokkaanse kinderen en jongeren was zeven en de maximumleeftijd zeventien (M = 12.62; SD = 2.02). Voor alle variabelen werd de gemiddelde score en standaardafwijking berekend, zie Tabel 1.
Tabel 1 Gemiddelden en Standaarddeviaties (N=403) M
SD
Leeftijd
12.61
(2.02)
Etnische dichtheid buurt
15.94
(8.96)
Etnische dichtheid school
48.48
(20.05)
Emotionele problemen
1.95
(2.01)
Gedragsproblemen
2.28
(1.80)
Ervaren persoonlijke discriminatie
0.46
(0.87)
Ervaren groepsdiscriminatie
6.83
(2.92)
__________________________________________________________________________________
Correlatieanalyses zijn uitgevoerd, zie Tabel 2. Er werd geen verband gevonden tussen etnische dichtheid van Marokkanen in de buurt en emotionele- en gedragsproblemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren. De verwachting dat naarmate de etnische dichtheid van Marokkanen in de buurt hoger was, de Marokkaanse kinderen en jongeren minder emotionele- en gedragsproblemen zouden laten zien dan wanneer de etnische dichtheid van Marokkanen in de buurt lager was, wordt niet bevestigd. Tussen etnische dichtheid van Marokkanen op school en emotionele- en gedragsproblemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren werd geen verband gevonden. De verwachting dat een hogere etnische dichtheid van Marokkanen zou leiden tot minder emotionele- en gedragsproblemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren, wordt niet bevestigd. Aangezien er geen verband gevonden kon worden tussen etnische dichtheid van Marokkanen in de buurt en emotionele- en gedragsproblemen bij Marokkaanse
13
kinderen en jongeren en tussen etnische dichtheid van Marokkanen op school en emotionele- en gedragsproblemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren, kon niet onderzocht worden of schoolcontext meer bescherming biedt dan buurtcontext tegen de ontwikkeling van emotionele- en gedragsproblemen Marokkaanse kinderen en jongeren. De verwachting dat etnische dichtheid van Marokkanen in schoolcontext meer bescherming biedt tegen de ontwikkeling van emotionele- en gedragsproblemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren dan etnische dichtheid in buurtcontext, wordt niet bevestigd. Er werd een geringe correlatie gevonden tussen ervaren persoonlijke- en groepsdiscriminatie en emotionele- en gedragsproblemen. Dit verband zal verderop exploratief besproken worden. Tussen etnische dichtheid van Marokkanen in de buurt en op school en ervaren persoonlijke- en groepsdiscriminatie door Marokkaanse kinderen en jongeren werd geen verband gevonden. De verwachting dat een hogere etnische dichtheid van Marokkanen in de buurt en op school zou leiden tot minder ervaren persoonlijke- en groepsdiscriminatie bij Marokkaanse kinderen en jongeren, kan niet worden bevestigd. Doordat bovengenoemde verbanden niet gevonden werden, kon de eventuele mediërende rol van discriminatie niet onderzocht worden. De verwachting dat de mate van ervaren persoonlijke- en groepsdiscriminatie het verband tussen etnische dichtheid in de buurt en emotionele- en gedragsproblemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren en tussen etnische dichtheid op school en emotionele- en gedragsproblemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren kon verklaren kan niet worden bevestigd.
14
Tabel 2 Correlatietabel gecontroleerd voor leeftijd en sekse__________________________________________________________ 1 2 3 4 5 7 1 Etnische dichtheid Buurt 2 Etnische dichtheid School .366** 3 Emotionele Problemen -.016 -.034 4 Gedragsproblemen -.016 .032 .416** 5 Ervaren persoonlijke discriminatie -.030 -.027 .233** .133** 6 Ervaren groepsdiscriminatie -.084 .069 .158** .202** .281** ___________________________________________________________________________________________________ Noot 1: * p < .05, ** p < .01
15
Er lijkt een gering positief verband te bestaan tussen de mate van ervaren persoonlijke- en groepsdiscriminatie en emotionele- en gedragsproblemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren. Er is een enkelvoudige regressieanalyse uitgevoerd om deze verbanden nader te bestuderen, waarbij gecontroleerd werd voor leeftijd en sekse, zie Tabel 3. Tabel 3 Regressie tussen Ervaren Persoonlijke- en Groepsdiscriminatie en Emotionele- en Gedragsproblemen bij Marokkaanse Kinderen en Jongeren gecontroleerd voor leeftijd en sekse Emotionele Problemen Gedragsproblemen (N = 403) (N=403) B SD(B) β B SD(B) β Ervaren Persoonlijke Discriminatie
2.04
.699
.540**
2.45
.639
.278**
Ervaren Groeps1.84 .709 .114** 2.32 .632 .131** Discriminatie ___________________________________________________________________________________ Noot: * p < .05; ** p < .01
Er werd een significant lineair verband gevonden tussen de mate van ervaren persoonlijke discriminatie en emotionele problemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren, (β = .540, t = 4.78, p < .01). Ook tussen de mate van ervaren persoonlijke discriminatie en gedragsproblemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren werd een significant lineair verband gevonden, (β = .278, t = 2.68, p < .01). Tussen de mate van ervaren groepsdiscriminatie en emotionele problemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren werd een significant lineair verband gevonden, (β .114, t = 3.19, p < .01). Eveneens tussen de mate van ervaren groepsdiscriminatie en gedragsproblemen bij Marokkaanse jongeren werd een significant lineair verband gevonden, (β = .131, t = 4.16, p < .01). De verwachting dat Marokkaanse kinderen en jongeren die meer persoonlijke- en groepsdiscriminatie ervaren, meer emotionele- en gedragsproblemen laten zien dan Marokkaanse kinderen en jongeren die minder persoonlijke- en groepsdiscriminatie ervaren, wordt bevestigd. Discussie In dit onderzoek werd gekeken naar etnische dichtheid en emotionele- en gedragsproblemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren. Er werd geen ondersteuning voor de ethnic density hypothesis gevonden. Een hoge etnische dichtheid van Marokkanen in de buurt lijkt niet beschermend te werken tegen de 16
ontwikkeling van emotionele- en gedragsproblemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren. Verwacht werd dat een hoge etnische dichtheid van Marokkanen op school meer bescherming zou bieden tegen de ontwikkeling van emotionele- en gedragsproblemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren dan een hoge etnische dichtheid van Marokkanen in de buurt. Er lijkt echter geen verband te bestaan tussen hoge etnische dichtheid van Marokkanen op school en de ontwikkeling van emotionele- en gedragsproblemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren. Een hoge etnische dichtheid van Marokkanen in de buurt of op school lijkt niet van invloed op de
mate
waarin
Marokkaanse
kinderen
en
jongeren
persoonlijke-
of
groepsdiscriminatie ervaren. Wel werd gevonden dat Marokkaanse kinderen en jongeren meer emotionele- en gedragsproblemen lijken te ontwikkelen naarmate zij meer persoonlijke- en groepsdiscriminatie ervaren. De bevindingen gevonden in deze studie komen overeen met het onderzoek van Abada, Hou en Ram (2007) en Fagg et al. (2006). Ook zij concludeerden dat etnische dichtheid van de eigen minderheidsgroep in de buurt niet van invloed lijkt op de ontwikkeling van psychische klachten bij allochtone jongeren. De onderzoeken van Wickrama, Noh en Bryant (2005) en Wight et al. (2005) vonden echter wel ondersteuning voor de ethnic density hypothesis bij allochtone jongeren. In het onderzoek van Wight et al. werd de gehele omgeving waarbinnen allochtone jongeren zich bewegen bestudeerd en niet alleen de buurt. De buurt is een slechts een klein deel van deze totale ruimte. Zo gaan kinderen en jongeren niet altijd in de eigen buurt naar school en hebben zij contact met leeftijdsgenoten die in andere buurten wonen dan zijzelf (Park, Burgess, & Mackenzie, 1967, aangehaald in Wight et al.) Mogelijk wordt wel ondersteuning voor de ethnic density hypothesis gevonden wanneer onderzoek zich richt op de gehele omgeving waarbinnen de Marokkaanse kinderen en jongeren zich bewegen. Ook in de schoolcontext bleek dat Marokkaanse kinderen en jongeren niet minder emotionele- en gedragsproblemen hadden, naarmate de etnische dichtheid van Marokkanen op school groter was. Dit resultaat is deels tegengesteld aan het resultaat gevonden in het onderzoek van Gieling et al. (2010). Hier werd gevonden dat allochtone jongeren minder probleemgedrag lieten zien wanneer de etnische dichtheid van de eigen groep hoger was. In dit huidige onderzoek werd specifiek gekeken naar
17
de Marokkaanse groep terwijl Gieling et al. (2010) jongeren met een minderheidsstatus onderzochten. Wellicht beschermd een hoge etnische dichtheid van de eigen groep in de klas niet tegen de ontwikkeling van psychische klachten bij Marokkaanse kinderen en jongeren, maar is dit bij andere minderheidsgroepen wel het geval. De Turkse gemeenschap bijvoorbeeld heeft een tamelijk gesloten karakter (Gijsberts & Dagevos, 2005, aangehaald in Schnabel, Bijl, de Hart, 2008). Turken hebben over het algemeen veel contact met leden van de eigen herkomstgroep en maar weinig contact met autochtonen. Marokkanen hebben daarentegen meer contact met autochtonen (Schnabel et al., 2008). Wellicht wordt wel ondersteuning voor de ethnic density hypothesis gevonden wanneer minderheidsgroepen met een meer gesloten karakter onderzocht worden. Daarnaast is het mogelijk dat niet zozeer een hoge etnische dichtheid van de eigen groep beschermend werkt tegen de ontwikkeling van psychische klachten, maar de proportie kinderen en jongeren met een minderheidsstatus ten opzichte van de autochtone kinderen en jongeren op school. Opvallend is dat in het onderzoek naar etnische dichtheid en psychische klachten bij volwassen in tegenstelling tot het onderzoek bij kinderen en jongeren wel eenduidige evidentie gevonden wordt voor de ethnic density hypothesis (Fearon et al., 2006, Das Munshi et al., 2010 & Veling et al., 2006, aangehaald in Veling et al., 2008). Een verklaring hiervoor is wellicht de mate van acculturatie. Acculturatie wordt omschreven als verschijnselen die optreden door direct contact tussen groepen individuen die afkomstig zijn uit verschillende culturen en die aanleiding geven tot verandering in de oorspronkelijke culturele patronen van een of meerdere groepen (Redfield, Linton & Herskovits, 1936, aangehaald in Vedder, 2008). Malinowski (1945) veronderstelde dat acculturatie een proces is waarin de eenvoudigere cultuur elementen over neemt van de complexere cultuur, in de praktijk blijkt echter dat beide groepen elementen van elkaar overnemen (Dibbits, Hoving & Schrover (2005). Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (2010) kan geconcludeerd worden dat het proces van acculturatie de afgelopen 50 jaar heeft plaatsgevonden. De in Nederland geboren, tweede generatie, niet-westerse allochtonen beschouwen zichzelf vaker als Nederlander dan eerste generatie allochtonen. Mogelijk voelen Marokkaanse kinderen en jongeren zich dermate verbonden met de Nederlandse cultuur, dat etnische dichtheid geen beschermende rol speelt bij de ontwikkeling van psychische klachten.
18
In twee buurten of op twee scholen kan de etnische dichtheid van Marokkanen gelijk zijn, terwijl in de ene buurt of op de ene school meer emotionele- en gedragsproblemen onder Marokkaanse kinderen en jongeren voorkomen dan in de andere buurt of op de andere school. Wellicht kan de mate van sociale cohesie in een buurt of op een school dit fenomeen verklaren. Sociale cohesie gaat over de samenhang tussen mensen. Het Sociaal Cultureel Planbureau omschrijft sociale cohesie als de mate waarin mensen in hun gedrag en beleving uitdrukking geven aan hun betrokkenheid bij maatschappelijke verbanden in hun persoonlijke leven, als burger in de maatschappij en als lid van de samenleving. Een sterke sociale cohesie heeft een positieve invloed op de mentale gezondheid van mensen (Almedom, 2005, aangehaald in Kuipers, Poppel, van den Brink, Wingen, & Kunst, 2012). Onderzoek van Linden et al. (2003, aangehaald in Almedom) laat zien dat een sterke sociale cohesie in een buurt beschermend werkt tegen de ontwikkeling van psychische klachten bij kinderen. In vervolgonderzoek zou het nuttig zijn sociale cohesie als beschermende factor tegen de ontwikkeling van psychische klachten bij Marokkaanse kinderen en jongeren mee te nemen. In tegenstelling tot het onderzoek van Verkuyten en Thijs (2002) werd in deze studie geen samenhang gevonden tussen etnische dichtheid en de mate van ervaren discriminatie. Wel werd er een geringe samenhang gevonden tussen de mate van ervaren discriminatie en emotionele- en gedragsproblemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren. Deze bevinding komt overeen met het onderzoek van Simons et al. (2002), Verkuyten (1998), Liebkind en Jasiskaja-Lahti (2000) en Stevens et al. (2005). Het ervaren van discriminatie lijkt een risicofactor voor het ontwikkelen van psychische klachten bij Marokkaanse kinderen en jongeren. Belangrijk is te achterhalen welke factoren van invloed zijn op het ervaren van discriminatie door Marokkaanse kinderen en jongeren. Etnische dichtheid bleek niet een dergelijke factor te zijn. Liebkind en Jasiskaja-Lahti veronderstellen dat acculturatie van invloed is op de mate waarin allochtone kinderen en jongeren discriminatie ervaren. Onderzoek van Berry en Sabatier (2010) liet zien dat allochtone jongeren die zich meer verbonden voelden met de dominante cultuur, minder discriminatie ervoeren dan allochtone jongeren die zich minder verbonden voelden met de dominante cultuur. Mogelijk zijn Marokkaanse kinderen en jongeren die zich sterk verbonden voelen met de Nederlandse cultuur en identiteit, minder gevoelig voor de
19
minderheidspositie die zij bezitten, waardoor zij minder discriminatie ervaren dan Marokkaanse kinderen en jongeren die zich minder sterk verbonden voelen met de Nederlandse cultuur en identiteit. Ook sociale cohesie is een factor die mogelijk van invloed is op de mate waarin Marokkaanse kinderen en jongeren discriminatie ervaren. Smaje (1995, aangehaald in Bécares et al., 2009) veronderstelt dat betrokkenheid bij de gemeenschap leidt tot een sterk gemeenschapsgevoel. Hierdoor zullen eventueel discriminerende opmerkingen minder snel persoonlijk opgevat worden, maar als de grillen van een enkele persoon. In dit onderzoek werd gebruik gemaakt van zelfrapportage vragenlijsten die in de klas werden afgenomen. Mogelijk is er geen ondersteuning voor de ethnic density hypothesis gevonden doordat de Marokkaanse kinderen en jongeren de vragenlijsten enigszins sociaal wenselijk hebben ingevuld. Hoewel de kinderen en jongeren gevraagd werd de vragenlijsten zelfstandig in te vullen, vond er zo nu en dan wel overleg plaats tussen de leerlingen. Daarnaast zaten de kinderen met veel tegelijk in een computerlokaal waardoor de kinderen en jongeren wellicht het idee hadden de vragenlijsten niet volkomen vertrouwelijk in te kunnen vullen. Bovendien is van Marokkaanse jongeren bekend dat zij over het algemeen emotionele problemen onderrapporteren (van Geel & Vedder, 2010, aangehaald in Adriaanse et al., 2011). Emotionele problemen worden vaak somatisch geuit (Simon, VonKorff, Piccinellie, Fullertond, & Ormel, 1999). Hierdoor bestaat de kans dat de gevonden emotionele problemen in dit onderzoek in werkelijkheid iets groter zijn. Een oplossing voor bovenstaande beperkingen zou zijn om in een volgend onderzoek in de analyse niet alleen zelfrapportage vragenlijsten te gebruiken, maar ook de vragenlijsten die door de leraren en ouders ingevuld zijn. Daarnaast zou somatisatie naast emotionele- en gedragsproblemen meegenomen kunnen worden. Een voorlopige conclusie die getrokken kan worden uit dit onderzoek, is dat etnische dichtheid in de buurt en op school, Marokkaanse kinderen en jongeren niet beschermd tegen de ontwikkeling van psychische klachten. In de toekomst zal meer onderzoek gedaan moeten worden naar mogelijke beschermende en risicofactoren, zoals acculturatie en sociale cohesie, zodat meer kennis ontstaat over de ontwikkeling van psychische problemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren. Wellicht kan met
20
behulp van die informatie voorkomen worden dat Marokkaanse kinderen en jongeren psychische klachten ontwikkelen en pas te laat in zorg komen.
21
Literatuur Abada, T., Hou, F., Ram, B. (2007). Racially mixed neighbourhoods, perceives neighbourhoods social cohesion, and adolescent health in Canada. Social Science & Medicine, 65, 2004-2017. Adriaanse, M., van Domburgh, L., Veling, M., & Dorreleijers, T. (2011). Psychische problemen en stoornissen bij Marokkaans Nederlandse kinderen en jongeren. Eindrapportage van een onderzoek naar de aard en omvang van emotionele, gedrags- en andere psychische problemen en stoornissen en risico- en beschermende factoren bij Marokkaans Nederlandse kinderen en jongeren. Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM), Wonen, Wijken en Integratie (WWI), Directe Inburgering en Integratie (DII) en VU medisch centrum. Almedom, A. (2005). Social capital and mental health: An interdisciplinary review of primary evidence. Social Science & Medicine, 61, 943-964. Bécares, L., Nazroo, J., Stafford, M. (2009). The buffering effects of ethnic density on experienced racism and health. Health & Place, 15, 700-708. Berry, J., & Sabatier, C. (2010). Acculturation, discrimination, and adaptation among second generation immigrant youth in Montreal and Paris. International Journal of Intercultural Relations. 34, 191-207 Boon, A., de Haan, A., & de Boer, S. (2010) Verschillen in etnische achtergrond van forensische en reguliere jeugd-ggz-cliënten. Kind en adolescent, 31, 16-28. Boon, J., Weltevrede, A., Wensveen, P., van San, M., & Hermus, P. (2010) Marokkaanse Nederlanders 2010. Een nulmeting van hun positie op de terreinen van onderwijs, arbeid en uitkering en criminaliteit in 22 gemeenten. Rotterdam: Risbo, Erasmus Universiteit.
22
Das-Munshi, J., Bécares, L., Dewey, M., Stansfeld, S., & Prince, M. (2010). Understanding the effect of ethnic density on mental health: Multi-level investigation of survey data from England. British Medical Journal, 1-9. Dibbits, H., Hoving, I., Schrover, M. (2005) Cultuur en migratie in Nederland. Veranderingen van het alledaagse 1950-2000. Fagg, J., Curtis, S., Stansfeld, S., & Congdon, P. (2006). Psychological distress among adolescents, and its relationship to individual, family and area characteristics in East London. Social science & Medicine, 63, 636-648. Gieling, M., Vollebergh, W., & Dorsselaer, S. (2009). Ethnic density in school classes and adolescent mental health. Social Psychiatry Epidemiol, 45, 639-646. Kessler, R., Berglund, P., Demler, O., Jin, R., Merikangas, K., Walters, E. (2005). Lifetime prevalence and age-of-onset distributions of DSM-IV disorders in the National Comorbidity Survey Replication. Arch Gen Psychiatry, 62, 593-602. Liebkind, K., Jasinskaja-Lahti, I. (2000). Acculturation and psychological well-being among immigrant adolescents in Finland: A comparative study of adolescents from different cultural backgrounds. Journal of Adolescent Research, 15, 446469. Malinowski (1945). The dynamics of culture change. Schnabel, P., Bijl, R., & de Hart, J. (2008). Betrekkelijke betrokkenheid. Sociaal en Cultureel Rapport, 2008. Schofield, P., Ashworth, & M., Jones, R. (2010). Ethnic isolation and psychosis: reexamining the ethnic density effect. Psychological Medicine, 41, 1263-1269. Selten, J., & Cantor-Greehe, E. (2005). Social defeat: Riskfactor for schizophrenia? British Journal of Psychiatry, 187, 101-102.
23
Selten, J., & Cantor-Greehe, E. (2007). Hypothesis: Social defeat is a risk factor for schizophrenia? British Journal Of Psychiatry, 191, 9-12. Shaw, J., Atkin, K., Bécares, L., Albor, C., Stafford, M., Kiernan, K., Nazroo, J., Wilkinson, R., & Pickett, K. (2012). Impact of ethnic density on adult mental disorders: Narrative review. The British Journal of Psychiatry, 201, 11-19. Simon, G., VonKorff, Piccinelli, M., Fullerton, C., & Ormel, J. (1999). An international study of the relation between somatic symptoms and depression. Journal of Medicine, 18, 1329-1335. Simons, R., Murry, V., McLoyd, V., Lin, K., Cutrona, C., & Conger, R. (2002). Discrimination, crime, ethnic identity, and parenting as correlates of depressive symptoms among African American children: A multilevel analysis. Development and Psychopathology, 14, 371-393. Stevens, G. (2004) Mental health in Moroccan youth in the Netherlands. Rotterdam: Erasmus MC. Stevens, G., Vollebergh, W., Pels, & T., Crijnen, A. (2005). Predicting externalising problems in Moroccan immigrant adolescents in the Netherlands. Social Psychiatry Epidemiol, 40, 571-579. Vedder, P. (2008) Cultuur, acculturatie en afwijkende ontwikkeling. Handboek Klinische Ontwikkelingspsychologie, 209-228. Veling, W., Susser, E., van Os, J., Mackenbach, J., Selten J., & Hoek, H. (2008). Ethnic density of neighbourhoods and incidence of psychotic disorders among immigrants. Am J Psychiatry, 165, 66-73. Verkuyten, M. (1998). Perceived discrimination and self-esteem among ethnic minority adolescents. The Journal of Social Psychology, 138, 479-493.
24
Verkuyten, M., & Thijs, J. (2002). Racist victimization among children in The Netherlands: The effect of ethnic group and school. Ethnic and Racial Studies, 25, 310-331.
Wight, R., Aneshensel, C., Botticello, A., & Sepúlveda, J. (2005). A multilevel analysis of ethnic variation in depressive symptoms among adolescents in the United States. Social Science & Medicine, 60, 2073-2084. Wickrama, K., Noh, S., Bryant, C. (2005). Racial differences in adolescent distress: Differential effects of family and community for blacks and whites. Journal of Community Psychology, 33, 261-282.
25