Estland voorjaar 2012 16 april – 23 mei
Selles riigis on kõik meie sűda igatseb (Dit land heeft alles wat ons hart begeert)
Reisverslag door Johan en Loes Schaerlaeckens
Estland 2012 16 april – 23 mei Net 2 weken terug uit Portugal vertrekken we op 16 april voor het vijfde opeenvolgende jaar naar Estland. Dit land(je) heeft alles wat ons hart begeert: een rijke natuur, onbedorven landschappen, een grote diversiteit aan biotopen met spectaculaire zoogdieren, overal internet, goede (en goedkope) restaurantjes, hypermoderne supermarkten, overal onbelemmerd (gratis) overnachten met de camper, een overdaad aan rust, stille wegen en vriendelijke mensen. Dit jaar lukt het niet om de Dümmer en de Diepholzer Moorniederung in Duitsland te bezoeken. De kleinkinderen kregen voorrang. Wel brengen we de avond en de ochtend vóór het vertrek van de ferry door aan de Pohnsdorfer Stauung, 15 km van de haven van Kiel. Zoals tijdens eerdere reizen hebben we on line bij “BalticFerries” de ferry Kiel – Klaipèda (Litouwen) gereserveerd (€ 213, incl. camper en overnachting, excl. maaltijden). De ferry vertrekt vanaf de Ostuferhafen van Kiel op 17 april om 16.00 uur. We brachten 2,5 week door in het stimulerende gezelschap van Pierre Adriaensen en Ad Jansen met wie we opzienbarende waarnemingen deden. Pierre was zo vriendelijk om, gedurende de tijd van zijn aanwezigheid, alle coördinaten bij dit verslag te voegen.
De beleving bij mooie waarnemingen kreeg toch een extra dimensie met dit inspirerende gezelschap Begin jaren 90 hebben de Baltische Staten zich van de Sovjet Unie afgescheiden en zijn in 2004 toegetreden tot de Europese Unie. Vooral de steden hebben de westerse invloeden ondergaan (ook qua prijzen) maar het platteland is grotendeels intact gebleven. Estland is wat groter dan Nederland maar er wonen slechts 1,4 miljoen mensen waarvan 70% in de steden (vooral Tallinn). Dit komt neer op 32 mensen per km², tegen 380 in Nederland.
Je kunt je dus wel voorstellen hoe rustig het is in het landelijke gebied. We hebben vaak urenlang op wondermooie trails gewandeld zonder iemand tegen te komen. Het land is welvarender dan wij vaak denken. Zo zijn de supermarkten hypermodern, er is overal (gratis) Internet en de restaurantjes zijn goedkoop. Internetland Estland is (met voorsprong) het welvarendste land van de drie Baltische Staten. Dat vertaalt zich in de infrastructuur: de wegen zijn goed. De rijkdom aan natuur en de woestheid van het landschap zijn overweldigend en tref je elders in Europa nauwelijks (meer) aan. De Esten van het platteland leven relaxt en in harmonie met natuur en landschap. Ze jagen wel op de grote roofdieren zonder de behoefte te hebben ze uit te roeien (zoals bijv. de Finnen). Wolf, lynx en beer nemen zelfs in aantal toe. De helft van Estland wordt bedekt met (natuurlijk) bos met daarin bijv. 8 soorten spechten en 40.000 hazelhoenders. 10% van de bosoppervlakte is beschermd (in Finland minder dan 3%). Dat verklaart bijvoorbeeld de grote dichtheid aan witrugspechten. Wel neemt de bosbouw de laatste jaren helaas onrustbarend toe. Er leven 200 wolven, 600 beren, 800 - 1000 lynxen, 20.000 bevers en 2000 otters. Formidabele aantallen voor zo’n klein land. Het land heeft 140.000 ha aan hoogveengebieden. 18% van alle grond heeft een natuurstatus. De kustlengte is maar liefst 3794 km. Veel van de Estse kustgebieden waren in de Sovjettijd militair gebied en verboden voor de bevolking. Dit verklaart de ongerepte status van een groot deel van de kust. Veel van deze kustgebieden hebben nu een natuurstatus. Het bekendste gebied is de Matsalubaai. Estland leent zich perfect om met de camper te bereizen. De Esten malen er niet om waar je gaat staan. “Roam freely”, zit in hun aard. Perfecte plekken liggen vaak bij de infocentra van de grote natuurgebieden. In het kader van allerlei Natura 2000-projecten hebben deze infocentra vaak goed geoutilleerde parkeerplaatsen en informatiedesks. Ook bieden ze (gratis) gedetailleerde kaarten van het gebied aan. Soms heb je hier zelfs (gratis) water en elektriciteit (zoals bijv. in Sooma). Esten zijn ingetogen. Verwacht geen uitbundig goedendag als je iemand tegenkomt maar ze zullen je helpen als je problemen hebt. Bovenal heb je in de Baltische Staten geen last van een uitgekleed landschap, files, stank, onverdraagzaamheid, criminaliteit, bureaucratie en andere verworvenheden van onze welvaartsstaat. Voor hen die het dagverslag te uitgebreid vinden: u hebt gelijk. We maken dit verslag vooral als (toekomstige) sentimentele flashback, voor de tijd dat we de kijker inruilen voor een rollator.
Algemene informatie Met “Birding in Eastern Europe” (2006, ISBN-10: 1898665079) van Gerard Gorman, de onlangs verschenen “Finding birds in Estonia” van Dave Gosney (2011, ISBN 978-1-90731629-6), de Lonely Planet “ Estonia, Latvia & Lithuania” en onze verslagen heb je voldoende gegevens om de reis voor te bereiden. Ook Norbert Willaert geeft veel nuttige informatie in zijn “Estland, ornithologisch verslag, mei 2010”. Zie: www.NorbertWillaert.net Ons belangrijkste advies is om bij een bezoek aan een reservaat of Nationaal Park eerst het informatiecentrum te bezoeken. Je kunt hier (meestal gratis) goede, gedetailleerde kaarten van het gebied en andere info krijgen. Helaas is het eerder uitzondering dan regel dat je iemand treft met verstand over de aanwezige vogel- en zoogdiersoorten. De bereidheid om te helpen is echter groot. Deze info-centra zijn ook ideale plaatsen om met de camper te overnachten. Er staan een aantal verslagen van Engelse birders op Internet. Deze jongens willen over het algemeen in recordtijd zoveel mogelijk soorten scoren. Ze huren daartoe een lokale (dure)
gids in. Vooral de Estse vogelaars hebben een goede naam. Ze weten vrij nauwkeurig waar de meeste soorten zich ophouden en lokken deze naar zich toe met een MP3-speler. Bovendien vogelen ze van 04.00 tot 22.30 uur. Dit is dus niets (meer) voor ons. Met geduld en voldoende tijd wisten we al onze doelsoorten te zien. Bovendien geeft het veel meer voldoening als je de soorten zelf ontdekt. Ben je gefocust op zeldzame uilen- en zoogdiersoorten, dan ontkom je er echter niet aan een lokale gids in te schakelen. Gids Tarvo Valker van Estonian Nature Tours heeft een goede reputatie (www.naturetours.ee). Wij hadden ook uitstekende ervaringen met Triin Ivandi, manager en tourleader van NaTourEst. NaTourEst is meer gespecialeerd in zoogdieren: Zie: www.natourest.ee. Je kunt ook rechtstreeks met Triin afspraken maken:
[email protected] .
Logistiek Sinds de toetreding van de Baltische Staten tot de Europese Unie gaat het reizen door deze landen heel eenvoudig. We hebben al die jaren slechts één keer grens- en/of politiecontrole gehad. De agenten waren uiterst beleefd en na het inzien van ons paspoort konden we doorrijden. In Litouwen en Estland zijn de wegen (redelijk) goed. In Letland minder. In het laatste land is de aanduiding “hobbelige weg” met voorsprong het talrijkste verkeersbord. Met (Europees) geld zijn/worden veel wegen in redelijke staat gebracht. Behalve de landkaart is een goede atlas onontbeerlijk. In Estland is de beste atlas “EOMAP, Atlas Eesti Teed”, schaal 1/150.000. Deze atlas is ook onmisbaar om de routes in ons verslag te volgen. Erg handig is dat de namen van alle bushaltes vermeld worden, dat zijn goede referentiepunten. De atlas is vrij gemakkelijk te verkrijgen in Estland (supermarkten, benzinestations). Veel binnenwegen zijn grindwegen. Deze zijn in Estland uitstekend. In Letland minder. Hier krijg je te maken met het zgn. ‘wasbordeffect’ waardoor het rijden (vooral met een camper) geen pretje is. De lokale mensen rijden overigens met 80 km/uur over deze wegen. Men rijdt over het algemeen rustig. Agressie in het verkeer is een zeldzaamheid. Ook de claxon wordt zelden gebruikt. Files komen niet voor. Telefoneren achter het stuur is de gewoonste zaak van de wereld. Men stelt het op prijs als je met je knipperlicht aangeeft dat auto’s kunnen passeren. Bij het inhalen gaat men er van uit dat je ruimte schept door (vaak over de doorlopende streep) uit te wijken. In elk stadje van betekenis heb je goede en moderne supermarkten (vaak zgn “Maxima’s” en “Rimi’s”) waar je alles kunt krijgen. Vooral in Estland (het Internetland bij uitstek) kun je in restaurants en supermarkten vaak gratis internetten. De restaurants zijn beduidend goedkoper dan bij ons. In de supermarkten is het prijsverschil minder (hoewel vlees goedkoper is). De diesel- en benzineprijzen liggen ongeveer € 0,20 per liter lager dan bij ons. Rijd restaurantjes niet achteloos voorbij want er zijn trajecten van vele tientallen km’s waar je nergens kunt eten. Bij de meeste restaurants is het de gewoonte dat je zelf de menukaart pakt en bij de bar opgeeft wat je wilt eten. Je rekent ook direct af. Het eten wordt vervolgens wel uitgeserveerd. Het Estse bier is verrassend goed. Het beste merk vonden wij ‘A Le Coq’. Elk dorp van enige betekenis heeft wel een pinautomaat. We hebben ons al die tijd heel veilig gevoeld. Criminaliteit is vrijwel onbekend, zeker op het platteland. Wij gaan meestal met de ferry (tijdig boeken bij Baltico – BalticFerries) naar de Baltische Staten en vertrekken dan vanuit Kiel naar Klaipèda (Litouwen). Zo vermijden we de lange reis door Polen. Ben je wat vroeger in het jaar dan heb je in Palanga uitstekende mogelijkheden voor zeevogeltrek (zie het verslag). Even zuidelijker ligt de wondermooie Nemunas Delta (zie de verslagen van vorige reizen) met zijn bizarre aantallen zeearenden.
Valuta Estland gebruikt sinds 1 januari 2011 de Euro Litouwen. Munteenheid: Litas (Lt). € 1 = 3,41 litas. Letland. Munteenheid: Lats (Ls), € 1 = 0,70 lats.
De vogels, de biotopen en de seizoenen Het is ontzettend belangrijk je doelsoorten te koppelen aan het goede seizoen. Spechten, aueren hazelhoenders zijn in april een ‘piece of cake’ maar worden vanaf mei (en dan nog vaak alleen opvliegend) verdomd moeilijk te traceren. Voor uilen moet je zelfs nog eerder (maart) zijn. Vergeet niet dat de winters streng zijn. Sneeuw kan tot ver in april blijven liggen. De zeevogel-, duiker- en ganzentrek speelt zich vooral af in de tweede helft van april en de eerste helft van mei. Voor grote aantallen brandganzen ben je half mei in de Matsalubaai nog op tijd. Wil je grote concentraties overwinterende zeevogels zien dan is het eiland Saaremaa (in maart) een uitstekende optie (bijv. stellers eidereenden). De baaien van het vasteland zijn dan vaak bevroren. Ook in Palanga hadden we vanaf de pier op enkele tientallen meters stellers. Kraanvogels zie je overal. De broedpopulatie is de laatste jaren enorm toegenomen. Vanaf 10 mei ‘explodeert’ de lente in Estland. In luttele dagen verandert het dorre landschap van bruin naar groen. Vanaf begin-half mei zijn veel gebieden bijzonder rijk aan soorten als grauwe klauwier, kwartelkoning en allerlei soorten zangvogels. De kenmerkende biotopen in Estland zijn de enorme bosgebieden, de rustige meren, de weidse hoogveengebieden, de ongerepte kustgebieden en de extensieve wei- en hooilanden. De kust van de Baltische Staten is een belangrijke migratieroute waarlangs miljoenen vogels in het voor- en najaar doortrekken en pleisteren. Het betreft vooral duikers (roodkeel- en parel), jagers, sterns, eenden (o.a. toppereenden, stellers eidereenden, ijs- en zee-eenden), ganzen (kol- riet- brand- en dwerg-), zwanen (kleine en wilde), zaagbekken, futen, franjepoten, steltlopers en natuurlijk roofvogels. Een geweldig reservaat aan de kust is de Matsalu Baai. Indrukwekkend is ook de zeevogeltrek langs Spithami op het Pöösaspea headland, de meest noordwestelijke punt van Estland. Dit wordt beschouwd als een mekka om zeevogeltrek waar te nemen. De beste tijd is de laatste week van april en de eerste week van mei. Dit jaar waren we te laat. Twee jaar geleden zagen we meer dan 150 duikers in 2 uur doortrekken. Er zijn natuurlijk ook heel interessante roofvogelsoorten zoals smelleken, grauwe kiekendief, zee-, steen-, vis-, slangen-, schreeuw- en zelfs bastaardarend. Het kostte ons weinig moeite om (vaak op één dag) steen-, zee-, vis- en schreeuwarend te zien. Bastaard- en slangenarend zijn (heel) zeldzaam. Grauwe kieken waren (vanaf mei) in en rond de hoogvenen verrassend algemeen. Blauwe kiek zagen we dit jaar pas voor het eerst in het broedseizoen. Eind april was steeds de beste tijd om roofvogels te zien. De meeste schreeuwarenden zijn dan terug. In de uitgestrekte bossen broeden kleine vliegenvanger (verrassend talrijk), grauwe fitis (goed te doen als je vertrouwd bent met de zang), zwarte ooievaar (zeldzaam maar een zekerheid in Kemeri, Letland), hazelhoen (talrijk), auerhoen (verrassend gemakkelijk in april), oeral-, dwerg- en ruigpootuil. Ook dit jaar hadden we (in Tudu) 2 dagen dat we auer-, kor- en hazelhoen op één dag zagen. Omdat de bossen in de nationale parken vaak ongerept en in maagdelijke staat zijn, treft men veel soorten spechten aan zoals zwarte specht, middelste bonte specht (vooral Letland, Litouwen), witrugspecht (algemeen in Estland), drieteenspecht en grijskopspecht. Het kostte ons niet veel moeite om al deze soorten te lokaliseren. Vanaf mei wordt drieteenspecht moeilijk. Buiten de parken neemt de houtkap (mede als gevolg van
de economische crisis) toe. Sinds kort verkoopt de Estste overheid grote bosgebieden aan particulieren. Hopelijk gaat dit niet ten koste van spechten- en roofvogelsoorten. Dankzij de spectaculaire toename van de bever komen er meer dode bomen waarvan de spechten ten volle profiteren. Op de hoogveengebieden broeden korhoen, kraanvogel, regenwulp, goudplevier, klapekster en bosruiter. Vele van deze gebieden zijn ontoegankelijk. In de meeste lopen Natura 2000 projecten. In woeste hoogvenen in Noordoost Estland zouden nog sneeuwhoenders broeden. De natte wei- en hooilanden herbergen poelsnippen, kwartelkoning (algemeen). Waterrietzanger is veel zeldzamer dan sommige verslagen ons willen doen geloven. Wij zagen ze nooit in Estland, wel in Litouwen. In de nationale parken worden de “meadows” vaak beheerd door grote herbivoren (konikpaarden, heckrunderen) wat gunstig is voor bijv. schreeuwarend. In de bossen en struiken in en rond deze gebieden vind je roodmus (algemeen), sperwergrasmus, krekelzanger en noordse nachtegaal. Watersnippen baltsen overal. Karevere Slid biedt (dit jaar niet!!!) uitstekende mogelijkheden om baltsende poelsnippen waar te nemen. In de uitgestrekte rietvelden zijn snor, rietzanger, grote karekiet, kleine karekiet, porseleinhoen en roerdomp algemeen. Met enig geluk zie je woudaapje, buidelmees en baardmees. Vonnu is een gekende plaats voor kuifduiker. Roodhalsfuut is vrij algemeen. Sommige wetlands (bijv. Aardla, de Falguta- (dit jaar pas ontdekt) en de Rapina polders) zijn rijk aan sterns (zwarte, witwang, witvleugel en visdief). Tot in mei kun je enorme aantallen ganzen aantreffen. In het agrarische cultuurlandschap vind je paapje, gele kwik, grauwe klauwier, veldleeuwerik, geelgors en grauwe kiekendief. Kieviten zijn verrassend algemeen. Struikrietzangers zingen vaak (ook overdag) in de rijke begroeiing van verwaarloosde erven. In de enorme bossen en hoogveengebieden laten de vogels en zoogdieren zich niet gemakkelijk zien. Je moet vooral ‘s morgens en ‘s avonds actief zijn. Het is normaal dat je bijna geen vogels ziet op het midden van de dag. Nu Estland toegetreden is tot Europa wordt de landbouw snel intensiever. Midden-Estland doet nu al niet veel onder voor de rest van Europa. In Letland en Litouwen is de landbouw nog redelijk extensief. Onze reiservaringen leren dat dit niet lang zal duren. Aansluiting bij Europa is synoniem aan landschapsvernietiging. Met de landbouwsubsidies zijn de boeren in staat moderne landbouwmachines te kopen. Leuk voor hen maar funest voor de biodiversiteit van het agrarische landschap. Anderzijds worden er enorme Natura 2000 gebieden aangewezen met moderne infocentra en uitstekende beheersmaatregelen; herstel (wooded) meadows, hermeandering rivieren, vernatting van voorheen ontwaterde gebieden, het aanleggen van trails, het plaatsen van infoborden etc.
De zoogdieren Estland is verbluffend rijk aan zoogdieren. Er leven nog zo’n 600 bruine beren, 800 – 1000 lynxen en bijna 200 wolven. Ondanks dat alle drie de soorten bejaagd worden, nemen ze de laatste jaren in aantal toe. Het zal overigens niet meevallen om een van deze soorten te zien. Wil je bruine beren zien dan is het inschakelen van Natourest een uitstekend idee. Helaas hebben ze dit jaar de prijs verhoogd van 120 naar 180 euro (p.p. per nacht). Vorig jaar hadden wij uitstekende waarnemingen van 2 elkaar najagende beren. Dit jaar ontmoetten we mensen die 360 euro (2 pers.) moesten betalen en genoegen moesten nemen met een schamele vos. Tijdens onze reizen zagen we zelf elanden, bevers, reeën, edelherten (Saarema), wasbeerhonden, sneeuwhazen, amerikaanse nertsen, boommarters en vossen. Eenmaal hadden we een briljante waarneming van een wolf in het Sooma N.P. in Estland. Otter is moeilijk
vanwege z’n nachtelijke levenswijze (i.t.t. Spanje). In Estland leeft nog de zeldzame, vliegende eekhoorn. Ook deze krijg je alleen maar te zien als je een van de twee genoemde organisaties inschakelt. Bruine beren komen alleen maar in Estland voor, sporadisch in Letland (5 tot 6 exx.). Wolven en lynxen komen ook in Letland en Litouwen voor.
Onze indrukken De natuurgebieden in de Baltische Staten zijn groot. Sommige delen zijn afgesloten in het broedseizoen of gewoon niet bereikbaar (betreft vooral de immens grote hoogvenen). Er zijn echter op veel plaatsen goede trails aangelegd. Door enkele hoogveengebieden lopen vlonderpaden met infoborden. Ook zijn er veel en goed geplaatste observatietorens en/of platforms (vooral in de Matsalubaai). De gebieden worden nog niet overlopen door toeristen. Ook vogelaars kwamen we nauwelijks tegen. Door de extensieve landbouw kun je je (vooral in Letland en Litouwen) ook buiten de parken goed vermaken. De wegen zijn vrij goed en rustig. In Letland zijn de wegen dramatisch. Het landschap is overweldigend. De mensen zijn ingetogen. Vaak groeten ze niet als je ze tegenkomt, daar steekt geen kwade wil achter. Men laat elkaar met rust. We deden nooit vergeefs beroep op mensen als we ze nodig hadden. In Letland vonden we de mensen wat stugger. Je kunt overal (veilig) met de camper staan. Als je accommodatie nodig hebt, loop je wel het risico dat je op redelijke afstand van de natuurgebieden zit. Vooral in Litouwen kun je, tamelijk goedkoop, overal terecht in logeerhuizen (‘Sodyba’). Deze zijn goed aangegeven. Hier kun je ook vaak kamperen. De infocentra van de nationale parken zijn nieuw (vaak ingekapseld in life-projecten) en modern en bieden (gratis) kaarten aan. Het inwonersaantal is gering daarom stralen deze landen vooral rust uit. In Estland spreken veel mensen (vooral de jongeren) Engels of Duits, de ouderen alleen maar Russisch. Een minpunt in de Baltische Staten zijn de campings. Er zijn er niet veel. De campings die er zijn, zijn relatief duur, de outillage van een doorsnee camping is sober. Campings richten zich vooral op het verhuren van (eenvoudige) huisjes. De kampeerruimte is vaak beperkt. De Baltische Staten hebben nu eenmaal geen kampeercultuur. Daar staat tegenover dat je overal vrij kunt kamperen. We hebben dit jaar uitstekend weer gehad. Vaak hebben we met de camper overnacht bij de info-centra van de reservaten en Nationale Parken. We hadden hier water en soms zelfs elektriciteit en Internet. Het zijn ideale landen om met een camper te bezoeken.
Een van de vele prachtige picknickplekjes, hier in de Matsalubaai
De gebieden met een selectie van onze waarnemingen Hieronder een overzicht van de gebieden en de bijzondere waarnemingen die we er gedaan hebben. Via de data is een beschrijving en de plaats van de waarneming snel op te zoeken in het dagverslag. In het dagverslag staat (cursief en vet) extra informatie over een aantal gebieden. Een gedetailleerde atlas is noodzakelijk om de gebieden terug te vinden.
Duitsland •
Pohndorfer Stauung, 16 en 17 april: roodhalsfuut (2 paar), zomertaling (2 paar), kraanvogel (groep van 6), dwergmeeuw, zeearend (adult en juveniel ex.), blauwe kiek (migrerend mannetje), bruine kiek, rode wouw (2), wilde zwaan (balts), kleine plevier (balts), wild zwijn (2 dieren banjerend door het riet).
Litouwen •
Palanga, 18 en 19 april: ijseend (500+), zwarte zee-eend, rotgans, grote zaagbek (talrijk), middelste zaagbek, roodkeelduiker in zomerkleed, nonnetje, kleine plevieren, bruine kiek, blauwe kiek (wijfje op weg naar Riga).
Estland •
• •
•
•
•
Haademeeste en Kabli op 20, 21 april en 24 april: roodkeelduiker, parelduiker, zwarte zee-eend, grote zee-eend, baltische meeuw, dwergmeeuw, kleine zwaan, wilde zwaan, ijseend, nonnetje, kolgans (talrijk), brandgans, rossicus rietgans, fabalis rietgans, groenpootruiter, kemphaan, zwarte ruiter (zomerkleed), smelleken, zeearend, bruine kiek, grote stern, reuzenstern, bontbekplevier, tapuit, ransuil, grijze zeehond Nigula, 22 en 23 april: grijskopspecht, kleine bonte specht, witrugspecht, zwarte specht, korhoen, klapekster, witkopstaartmees. Pikla Ponds, 24 en 25 april: zeearend, bruine kiek, noordse stern, reuzenstern, roerdomp (meerdere exx roepend), zwarte ruiter (zomerkleed), gele kwik, sprinkhaanzanger (zingend), zomertaling, kemphaan, kleine zwaan, wilde zwaan, nonnetje, pijlstaart, zwarte zee-eend (talrijk), ijseenden (500+), roodborst (grote aantallen migrerende vogeltjes opgehouden door de mist). Sooma, 25 t/m 27 april: zeearend, steenarend (juveniele vogel), schreeuwarend (zittende vogel in telescoop op 50 meter), bruine kiek, auerhen (verbluffende waarneming van 11 verschillende hennen tijdens één autotocht), hazelhoen (9 exx), poelsnip (balts van 11 vogels, totaal onverwachte waarneming), watersnip (balts), houtsnip (balts), klapekster, kraanvogel (algemeen), groenpootruiter, regenwulp (broedvogel), kemphaan (balts van tientallen vogels), bosruiter (alg.), witgatje (alg.), grijskopspecht, zomertaling, glanskopmees, fluiter, bonte vliegenvanger, pijlstaart, eland, rouwmantel. Endla, 27 april t/m 29 april: steenarend, zeearend (adulte vogel op geslagen gans), bruine kiek, grauwe kiek, nonnetje, korhoen (meerdere exx. bolderend), hazelhoen (een van de mannetjes vol in telescoop), fabalis rietgans, brandgans, kolgans, bosruiter (balts), wilde zwaan, witrugspecht, grote barmsiijs (zingend), sijs (zingend), sneeuwhaas. Tuhu Soo, 29 en 30 april: steenarend (3), zeearend, schreeuwarend, grauwe kiek, bruine kiek, korhoen (5 baltsende groepjes), hazelhoen, goudplevier, notenkraker, kemphaan, zwarte ruiter, bosruiter, grutto, (broedvogel), houtsnip (balts), watersnip (balts), draaihals, grijskopspecht (3 exx), groenpootruiter, boom-, veldleeuwerik, steenuil (Ad), rouwmantel, vos, wild zwijn, wolvenpoep.
•
• • •
•
•
•
•
• •
• •
Matsalubaai, 30 april t/m 3 mei: blauwe sneeuwgans (1 ex tussen brandganzen), brandgans, (vele 1000den), kolgans (100den), rossicus rietgans, fabalis rietgans, grauwe gans, kleine zwaan, wilde zwaan, roerdomp, dwergmeeuw (talrijk), kemphaan (balts van 100den vogels), bonte strandloper (broedvogel, ondersoort schinzi), zilverplevier, bontbekplevier, baltische meeuw, noordse stern, visdief, zeearend (alg.), grauwe kiek, bruine kiek, slechtvalk, nonnetje, draaihals, appelvink, gele kwik, duinpieper, vos, eland (5 exx vanaf de Kloostri toren), bever, grote vos (vlinder, talrijk). In het aangrenzende Lihula hoogveengebied: goudplevier, regenwulp, grutto (4 paar), wulp. Haapsalubaai, 3 en 4 mei: kuifduiker (5 exx in de Haapsalubaai), toppereend, nonnetje, mixed broedkolonie van noordse stern en visdief. Vonnu, 4 mei: kuifduiker (broedvogel), zomertaling, witrugspecht. Marimetsa, 4 en 5 mei: steenarend, zwarte wouw (!), korhaan, goudplevier (balts), regenwulp (balts), grutto (balts), bosruiter (balts), notenkraker, noordse goudvink, appelvink, sijs, kleine vliegenvanger, taigaboomkruiper, sijs. Hindaste, 6 en 7 mei: korhoen (balts van één groep van 31 hanen), zeearend, grauwe kiek (3 mannetjes, 2 wijfjes), bruine kiek, havik, sperwer, wespendief, wilde zwaan, kleine zwaan, kraanvogel, grutto, kemphaan, zwarte ruiter, groenpootruiter, watersnip (balts), houtsnip (balts), vos, eland (elandstier steekt rustig de enorme vlakte over). Sutlepa Meri, 7 en 8 mei: roerdomp, kuifduiker, roodhalsfuut, zomertaling, dwergmeeuw, zeearend, bruine kiek, grauwe kiek, zwarte stern, reuzenstern, waterral, snor, rietzanger, grote karekiet, kleine karekiet, gierzwaluw. Spithami e.o., 8 en 9 mei: zeearend, wespendief, boomvalk, roodhalsfuut (talrijk), eidereend (talrijk), zwarte zee-eend (talrijk), grote zee-eend (talrijk), ijseend (heel talrijk), parelduiker (talrijk), roodkeelduiker, noordse stern, visdief, steenloper, bontbek- en kleine plevier, grote mantelmeeuw (ook op nest), kleine vliegenvanger, nachtzwaluw, barmsijs, hazelworm. Tudu (w.o. Sirtsibossen), 9 en 10 mei: blauwe kiek (2 mannetjes), grauwe kiek, auerhoen (eindelijk de eerste haan), korhoen, hazelhoen, grauwe klauwier, vos, op 4 plaatsen berenpoep. Ilmatsalu, Karevere Slid, 10 t/m 12 mei en 17 mei: visarend, noordse nachtegaal, grote karekiet (alg.), kleine plevier (broedvogel) roodhalsfuut (broedend), hop, bever. Falgutapolders, 12 en 13 mei: kraanvogel (40+, dans van onvolwassen vogels), 2000 ganzen (kol- en rietganzen), grote zilverreiger (15), wintertaling, zomertaling (4), zwarte stern (kolonie van 50+ vogels, grote stern (1), witvleugelstern (1), reuzenstern (1), visdief, dwergmeeuw, wilde zwaan, bruine kiek (talrijk), slechtvalk (langdurige waarneming), zeearend (2), roodhalsfuut (een zestal vogels, ook balts), grote karekiet, rietzanger, spotvogel, wielewaal, mink (op 3 meter). Aardla, 13 en 14 mei: citroenkwik, zwarte stern (300+), witvleugelstern (2 vogels), visdief, dwergmeeuw, roodmus, buidelmees. Alam Pedja, 14 t/m 17 mei: poelsnip (op 4 meter), watersnip, hazelhoen, grijskopspecht, witrugspecht, zwarte specht, draaihals, zeearend, boomvalk, bruine kiek, dwergmeeuw, kemphaan, kleine vliegenvanger, wielewaal, spotvogel, bever, mink, eland, groentjes (hele wolken).
Letland Dundura meadows, 17 t/m 19 mei: zwarte ooievaar (elke dag), schreeuwarend (vaak grondjagend), zeearend, bruine kiek, grote zilverreiger (alg.), wilde zwaan, kraanvogel (2 paartjes met kleine jongen), kwartelkoning (talrijk), grauwe klauwier (talrijk), zomertortel (3 exx, de eerste van de reis), ortolaan (1 mannetje, zingend in het agrarisch gebied), hop (in het agrarische gebied), vos, das, haas (talrijk).
Dagverslag Maandag 16 april Om 6.15 uur vertrekken we uit Chaam. Op de ANWB-app checken we of er files zijn. Via Gorkum – Nijmegen – Apeldoorn – Hengelo – Osnabrück – Bremen – Hamburg rijden we naar “De Pohnsdorfer Stauung” ten zuidoosten van Kiel (= 612 km). Files zijn er alleen maar in tegengestelde richting. Op ons Pioneer navigatiesysteem hebben we “Pohnsdorf” en de “Pappelallee” ingetoetst: ten noorden van Hamburg via de “A 1” naar de “A 21”. Bij Bormsdorf naar het oosten, richting Pohnsdorf. Een km voorbij Sieversdorf, richting Pohnsdorf, linksaf op de Pappelallee. Na 200 meter is links een ruime parkeerplaats met fantastisch zicht de plas-dras gebiedjes. Dit (heringericht) natuurgebied is klein (125 ha) maar heeft zich de laatste jaren als een juweeltje ontpopt. Om 14.15 uur rijden we de parking op. We parkeren de camper zo dat we zicht hebben op de plas-dras gebiedjes. Tijdens de koffie zien we 2 roodhalsfuten (broedvogel), grote zilverreigers (een tiental), 2 zomertalingen, 4 watersnippen, 2 tureluurs, smienten, grauwe ganzen, wintertalingen (algemeen), slob-, kuif-, krak- en kuifeenden. Een half uurtje later wandelen we naar de strategisch geplaatste uitkijkhut (800 meter) waar we, zoals elk jaar, leuke waarnemingen doen: een 2e paartje zomertalingen, man blauwe kiek, territoriaal paartje bruine kieken, 2 rode wouwen, adulte en juveniele zeearend, 2 roodhalsfuten (een 2e paartje, parend en bezig met nestbouw), 4 watersnippen, 2 kleine plevieren, roeken, raven en bonte kraaien. We lezen in het observatieschrift dat er een week eerder nog nonnetjes zaten. Tegen de avond wandel ik nog even terug. Door het riet banjeren 2 wilde zwijnen. Deze varkens zouden al enkele jaren broedpogingen van kraanvogels verstoren. Er komen 6 kraanvogels overvliegen. Er vallen twee luid roepende wilde zwanen in die meteen beginnen te baltsen. De adulte zeearend zit aan de overkant van de plas in een dode boom wat prachtige plaatjes door de telescoop oplevert. Voor de kolonie boomkikkers is het blijkbaar nog te vroeg. De avond en nacht verlopen rustig aan deze doodlopende weg. We kijken tv en gaan op tijd slapen. Na 2 weken in een Portugees hotelletje zijn we weer helemaal gelukkig in ons campertje. Dinsdag 17 april Als we opstaan is het kil (2 graden) maar windstil en zonnig. Dat belet een rietgors niet om uitbundig te zingen. We wandelen nog een keertje naar de uitkijkhut waar 2 glanskopmezen in een fel gevecht verwikkeld zijn. Eenmaal in de uitkijkhut is het zonnetje zelfs behaaglijk. We zien een 15tal kieviten fanatiek een kraai wegjagen. Bij ons zit één kievit achter 20 kraaien aan. We zien geen bijzondere soorten meer en rijden om 10.00 uur naar het wandelpad tussen 2 grote meren; in Sieversdorf bij de bushalte rechts het fietspad opwandelen en bij de Tkruising (bij het speeltuintje en zicht over het meer: linksaf). Na 800 meter wandel je tussen de twee meren. We hopen op nonnetjes maar zien een 200-tal dwergmeeuwen in zomerkleed. Om 12.00 uur rijden we naar de Ostuferhafen waar we om 15.00 uur de ferry Victoria oprijden. Het voordeel van deze redelijk nieuwe ferry is dat we geen stapel- maar 2 comfortabele eenpersoonsbedden hebben. Het nadeel is dat het restaurant matig is. Een ander nadeel is dat we op deze ferry slechts enkele dm’s speling hebben als we de camper achteruit
moeten parkeren. Ik zweet harder dan vroeger na een halve marathon. We zetten de klok een uur vooruit en zien dat Robben Bayern München naar een 2 – 1 overwinning leidt tegen Real Madrid in de halve finale van de Champions Leaugue. De zee is gelukkig heel kalm zodat we ’s nachts uitstekend slapen. Woensdag 18 april Tussen de smakeloze, lauwe maaltijden werken we het verslag bij. Loes heeft sinds kort een iPad zodat we beiden digitaal kunnen lezen. Met zo’n 3.000 leesboeken in ons digitaal bestand zullen we ons, als fervente lezers, nooit vervelen. Om 14.30 uur rijden we de ferry af. Nu moet ik, al achteruit rijdend, via een steile helling bergop de ferry af. Ergens vóór de afrijdende vrachtauto’s moet ik zien te keren. Het gaat gelukkig goed maar het zal nooit m’n hobby worden. Al vrij snel zien we de eerste ooievaars op de nesten zitten en een jagend mannetje bruine kiek. We zijn minstens 1,5 week terug de lente in gereisd. Het voordeel is dat de lentetrek nog bezig is. We denken dat we nu meer kans op spechten en hoenders hebben maar vrezen meer kou te zullen lijden. Wat de spechten en de kou betreft zullen we de plank helemaal mis slaan. We rijden naar het ons bekende Palanga, 25 km ten noorden van Klaipèda. In Palanga (de toeristische boulevard naar zee aflopen) loopt een wandelpier 400 meter de zee in. Op 19 maart 2008 hadden we vanaf deze pier vele 1000den overwinterende zeevogels met vooral ijseenden maar ook stellers eiders op 40 meter van de pier. Nu zijn we maand later. Sommige stellers zouden tot laat april blijven hangen. De vogels liggen helaas ver weg en bestaan vooral uit 100den ijseenden. Verder (trek van) zwarte zee-eenden, 50 rotganzen, middelste en grote zaagbekken. Na een voortreffelijke maaltijd (met gratis Internet) in Palanga rijden we naar ons vertrouwde overnachtingsplekje ten zuiden van Palanga: Komende van Klaipèda over de A 13, 5 km voor Palanga, linksaf naar Nemiraseta. Na ongeveer 3 km ligt (tegenover een vervallen, verlaten gebouw) aan de linkerkant van de weg een beschutte, grote parking (met infobord). Door dit beschermde duin- en bosgebied wandelen we het pad 600 meter af naar zee. Ook hier grote infoborden over de aanwezige begroeiing en het zeeleven. Er liggen gelukkig flink wat vogels op zee: ijseenden (500+), zwarte zee-eenden, grote zaagbekken (talrijk), middelste zaagbekken, brilduikers, smienten, wintertalingen en een close roodkeelduiker in zomerkleed. Als ik naar links (= het noorden) kijk, zie ik op een km of drie 1000+ vogels dobberen voor een landpunt die in zee steekt. We hebben te weinig tijd dat nu nog te doen, dat wordt iets voor morgenvroeg. Donderdag 19 april ´s Morgens wandel ik voor het ontbijt om 7.30 uur naar zee. Het is helder, windstil en niet overdreven koud (6 graden). De roodkeelduiker is, net als de andere vogels, nog altijd aanwezig. Noordwaarts ligt de enorme groep vogels nog altijd voor de punt. Ik hoop stiekem op een late stellers eider. Ik stuur Loes een sms’je dat het wat later wordt en wandel richting punt (met geelgorzen, wulpen, 2 scholeksters en 2 kleine plevieren). Boven het bos hangen luid roepende raven. De afstand valt natuurlijk tegen maar de grond is, pal tegen zee, vrij hard. Een oud vrouwtje is de kustlijn af aan het zoeken. Verder ligt de kust er maagdelijk bij. Wat een verschil met het overvolle Spanje. Na 5 km wandelen blijkt de groep eenden vooral uit ijseenden te bestaan met in de buurt zaagbekken, zwarte zee-eenden, brilduikers, smienten en wintertalingen. Een groep van 8 nonnetjes (met 3 mannetjes) maakt het gemis aan stellers wat draaglijk. Na zo’n wandeling smaken Loes’ afgebakken broodjes heerlijk. Om 11.00 uur rijden we richting Riga. Gezien de ellendige Letse wegen rijden we in Palanga over de A 11 richting Siauliai en vanaf hier noordwaarts richting Riga over de A 12. Zo beperken we de rijafstand in Letland tot een minimum. Onderweg zien we regelmatig ooievaars op de nesten, een wijfje blauwe kiek en talloze (zingende) veldleeuweriken. De eerste 35 km voorbij de
Letse grens is de weg dramatisch slecht. In Riga nemen we de ring richting Tallinn en de A 1. Zowel de ring als de A 1 zijn (dankzij Europees geld) met voorsprong de beste wegen in Letland. Een 15tal km ten noorden van Riga weten we, langs de A 4, een leuk plekje om te overnachten. Bij de afrit “Carnikava” gaan we linksaf en parkeren de camper aan de oever van de rivier de Gauja. Het water staat veel hoger dan in de herfst. ’s Avonds bezoeken we het uitstekende restaurant “Korande” waar we open wifi verbinding hebben die zelfs tot in de camper reikt. Na het smakeloze, lauwe eten op de ferry is deze maaltijd een ware verademing (omgerekend betalen we voor 2 personen € 32 met voor- en nagerecht). Loes krijgt haar gevarieerde visschotel opgediend aan hangende spiesjes. Chelsea haalt ´s avonds een geflatteerde overwinning op het superieure Barca. We gaan op tijd slapen. Vrijdag 20 april Vandaag zou een regendag worden volgens ´weeronline´ zodat we het ´s morgen rustig aandoen. Om 9.30 uur rijden we verder richting Estland. Na 16 km voorbij de Estse grens slaan we, tegenover de rechter afslag naar Massiaru, op een uitstekend grindpad, linksaf naar Kabli. De eerste 2 vogels die we op de vlakte zien zijn een paartje kraanvogels. 500 meter voor de T-kruising zien we een grote groep ganzen rechts van de weg. Dat is het voordeel van dit jaargetijde; je kunt alle soorten ganzen nog aantreffen. Het lijkt alsof deze groep dat wil bewijzen. We herkennen kolganzen (het merendeel), brandganzen, rossicus rietganzen en zelfs een tiental fabalis rietganzen. Als de twee soorten rietganzen,, zoals nu, niet ver van elkaar zitten zijn de langere nekken, het grotere formaat en de plattere koppen van de fabalisganzen goede kenmerken. Een jagend smelleken doet een groep kramsvogels in paniek opvliegen. Op de T-kruising gaan we linksaf. Pal vóór Kabli is (rechts) een grote mooie parking met uitkijktoren. 150 Meter eerder (ook met parkeergelegenheid) ligt een ringstation met enorme grote vangnetten (van het type ‘heligoland trap’). Ook hier staat een observatietoren. We wandelen naar zee en kunnen al snel genieten van onze tweede roodkeelduiker. Ook deze vogel ligt niet ver van de kust in volledig zomerkleed. Tussen de tientallen zwarte zee-eenden ontdekken we een 10tal grote zee-eenden. Die hadden we nu nog niet verwacht. Wat een prachtbeesten. Met de mondiale grote zee-eendenpopulaties schijnt het overigens slecht te gaan. Verder de bekende soorten; grote zaagbekken (vele tientallen), middelste zaagbekken, bergeenden, brilduikers (baltsend) en ijseenden. We wandelen over het vlonderpad naar het noorden richting baai (300 meter). Deze baai is altijd goed voor sterns, steltlopers en zeearenden. Nu zien we alleen 2 (vroege?) grote sterns. Het is nog altijd droog en we rijden Kabli door en slaan rechtsaf naar Hotel Lepanina, vooral bekend bij vogelaars die hier, zelfs tijdens de lunch, naar zeevogels kunnen kijken. We zetten de camper op het parkinkje rechts van het hotel. Al snel zien we ook hier een roodkeelduiker en enkele grote zee-eenden. Wat verder weg een migrerende duiker. We wandelen naar de baai (400 meter = de andere kant van de Kablibaai). Vorig jaar hadden we, halverwege de wandeling, in het broedseizoen alarmerende duinpiepers. Ook vanaf deze kant is weinig te zien. Tenslotte wandelen we naar de camperplek (€ 17,-) aan de andere kant van het hotel. Hier doet een ransuil ons verschrikken door, pal boven ons, uit een boom te vliegen. Enkele bomen verder strijkt hij weer neer zodat we hem goed kunnen bekijken. Het weer houdt zich nog altijd redelijk. We rijden terug naar Kabli (met onderweg goudvinken en europese kanarie) en vervolgens over het Kabli-grindpad terug naar de grote weg die we oversteken naar Massiaru. Tussen km ‘4’ en ‘5’ ligt links een kapvlakte waar we vorig jaar draaihals, grijskop-, witrug- en zwarte specht hadden. Eenmaal op de Massiaruweg begint het dan toch eindelijk regenen zodat we onverrichterzake omdraaien naar de Kabliparking waar we zullen overnachten. Het blijft tot 19.00 uur onafgebroken regenen. We prijzen ons gelukkig dat we harde ondergrond hebben.
Om 19.00 uur wordt het niet alleen droog maar ook windstil. De zee ligt er als een spiegel bij. Vanaf het torentje geniet ik van de vogelrijkdom op zee vooral van de parelduiker die pal voor de kust ligt. De telescoop onthult alle details. Dit is een van de mooiste vogels van de palearctische vogelwereld, vooral als je zijn geluid in aanmerking neemt. Ook een 15tal grote zee-eenden liggen niet ver uit de kust. De nacht verloopt uitermate rustig. Zaterdag 21 april Het is koel, bewolkt maar helder als we opstaan. Na het ontbijt brengen we een laatste bezoek aan zee. Blijkbaar gaat de trek ´s nachts door want nu tellen we maar liefst 8 duikers, zowel parel- als roodkeel. Ze doen hun naam eer aan en duiken regelmatig. De soepelheid waarmee dat gaat is ongeëvenaard. De vogels buigen de kop waarna de lichamen als vanzelf onder water glijden. Nu ligt een groep zwarte zee-eenden kort voor de kust. Loes kan ze zelfs fotograferen. Verder de soorten die we de laatste dagen vaak gezien hebben: ijseenden, zwarte en grote zee-eenden, smienten, brilduikers, middelste en grote zaagbekken. Als nieuwkomer verwelkomen 2 kleine zwanen. Boven ons trekt een groep wulpen naar het noorden. Via de binnenweg rijden we naar de coastal meadows van Haädemeeste (8 km). We bezoeken eerst de meadows pal ten westen van het dorp en zetten de camper bij de parking van het manorhouse voor het aansprekende informatiebord. Ik trek m’n laarzen aan en wandel naar de uitkijktoren (Loes blijft bij de camper, vanwege de nattigheid). De toren is in elkaar gezakt maar dat doet niets af van de enorme vogelrijkdom met o.a. 5 zeearenden (3 juveniele vogels naast elkaar op rotsjes), 5 nonnetjes (met 3 mannetjes in prachtkleed), 7 reuzensterns, bruine kiek, witte ooievaars, pijlstaarteenden, riet- en kolganzen en tientallen kleine zwanen. Ik fiets nog even naar de toren ten noorden van het dorp (3,4 km). Langs mooie boerenerven maar ook afschuwelijke restanten van de Russische communistische tijd fiets ik naar een in de meadows gelegen gebouwtje dat bedoeld is als infocentrum maar waar nooit iemand is. Van daaruit wandel ik naar de toren en moet oppassen dat ik m’n laarzen niet onderschep. Vanaf de toren weer prachtige plaatjes met baltsende watersnippen, 4 nonnetjes, 2 zeearenden, 2 reuzensterns, 11 fabalis rietganzen, rossicus rietganzen, kolganzen, brandganzen (200+), kleine zwanen, overal zingende veldleeuweriken, veel rietgorzen, 2 groenpootruiters, 2 bontbekplevieren en de eerste tapuit. We willen morgenvroeg een poging doen voor hazelhoenders en rijden naar Laiksaare. We steken de snelweg bij de benzinepomp over en rijden (11 km) naar het kantoor van het RMK = het State Forest Management Centre. Achter het kantoor ligt een fantastisch overnachtingsplekje. Het zonnetje is inmiddels doorgebroken en het wordt zo aangenaam dat we in de stoelen buiten kunnen zitten. We turen de lucht af in de hoop op een schreeuwarend. We moeten genoegen nemen met een schroevende zeearend. Vanuit de stoelen horen we boomleeuwerik, zwarte en grote bonte specht. Vanuit dit pittoreske plekje start een even pittoreske 1,5 km lange wandeling aan weerszijden van een mooi riviertje de “Laiksaare nature trail” door de Rannametsa River Valley. Zoals alle andere keren doen we geen bijzondere waarnemingen maar de schoonheid is er niet minder om. Later in het jaar heb je hier zingende kleine vliegenvangers. Het blijft tot laat in de avond aangenaam. Zondag 22 april Om 6.50 uur zit ik op de fiets naar Dave Gosney’s magic corner (zie “Finding birds in Estonia”), goed is voor hazelhoen en spechten: Vanaf het kantoor 100 meter richting Häädemeeste (voor km “13”) het grindpad links. (richting Massiaru). 200 meter voorbij km “3” linksaf. Na 1,6 km rechtsaf (pad pal voorbij de open vlakte rechts negeren). Dit pad (1,8 km) afrijden tot “no entry” sign. Het pad dat pal voor dit bord naar links loopt zou heel goed zijn voor hazelhoen. Waar ik iets voorbij km 3 links af sla, ligt aan de rechterkant een open vlakte. Goed voor korhoenders volgens Gosney. Ik zie er geen. Na 1,6 km sla ik rechtsaf. Het
begint goed met een roepende grijskopspecht, een kleine bonte specht, een witrugspecht (helaas alleen in vlucht) en enkele zwarte spechten. 500 Meter voor de ‘no entry-sign’ zet ik de fiets weg en ga te voet. Er zijn gelukkig geen mensen. Er willen hier nogal eens Engelse Gosney-volgers rondstruinen. Ik tuur elk pad af, sla linksaf op het majeure hazelhoenpad, loop dit (op z’n Witte Veders) helemaal af (= 1,5 km) tot de viersprong. De enige beweging die ik op de paden zie zijn enkele kraanvogels, opvliegende witgatjes, merels en zanglijsters. Ook vorig jaar had ik geen hazelhoen (wel opvliegende auerhaan). Het is ronduit teleurstellend. Ook andere vogelaars die ik tegenkwam misten hazelhoen hier. Om 10.00 uur ben ik terug bij de camper. Na het ontbijt rijden we naar het restaurantje bij de benzinepomp van Haademeeste waar we douchen, internetten, alle batterijen opladen, water en diesel bijvullen. We rijden naar Kabli; 3 km zuidwaarts op de A 1 en op het grindpad rechtsaf = tegenover de weg naar Massiaru. Even vóór de T-kruising rechts weer dezelfde mixed groep ganzen met kol-, brand-, grauwe ganzen en fabalis- en rossicus rietganzen. Overal zingen veldleeuweriken. Vanaf het mooie uitkijktorentje bij Kabli (met dito parkeerplek) noteren we bruine kiek, zeearend, ijseenden, grote zee-eenden en tapuiten. Tegen 17.00 uur krijgen we een sms’je dat Ad Jansen en Pierre Adriaensen bijna bij de benzinepomp zijn. Zij hebben de afstand van Zundert via Duitsland, Polen, Litouwen, Letland tot hier in 3 dagen overbrugd (2200 km). Ad en Pierre douchen, we kletsen bij en eten een hapje. Uit de voorbespreking bleek dat hun doelsoorten voor deze reis hazelhoen, auerhoen, poelsnip (balts), korhoen (balts van een grote groep), drieteenspecht en notenkraker zijn. Niet bepaald soorten die voor het oprapen liggen. Met m’n mond al jarenlang vol over Estland, hoop ik dat ik de hooggespannen verwachtingen kan waarmaken. Over de onderlinge afstemming hoeven we ons geen zorgen te maken. We hebben de laatste tientallen jaren samen veel mooie avonturen beleefd in o.a. Turkije, India, Botswana, Namibië, Kenya en Zimbabwe. Ad en Pierre zijn niet alleen doorgewinterde vogelaars maar ook ervaren reisgidsen. Nadat iedereen opgefrist is, rijden we naar Kabli (N 58°00’72’’; E 24°26’77”) om op de parking te overnachten. Vanaf de toren bewonderen Ad en Pierre de ongerepte Baltische kust met z’n grote aantallen rustende en migrerende zeevogels.
Uit de 1000den brandganzen toverde Ad een blauwe fase sneeuwgans
Maandag 23 april Het heeft de gehele nacht geregend. Het is mistig en koud. De grote zee-eenden liggen niet ver uit de kust. Er dobberen ook 2 roodkeelduikers in zomerkleed. Als Ad en Pierre op de toren komen, laten de duikers zich niet meer zien. Bovendien trekt het dicht en begint het te regenen. Is dit een omen? Na het ontbijt rijden we naar het Lepanina Hotel (N 57°59’63”; E24°25’14”) Door de hardnekkige, gestage regenval kunnen we nauwelijks wandelen. We maken van de nood een deugd en maken in Pierres camper een rondje rond het Nigulareservaat: Haädemeeste, Laiksare, Tali, Tuuliku naar Massiaru. Halverwege de ronde bezoeken we het kantoor waar we wat folders meekrijgen. Veel wijzer worden we niet. Achter het gebouw denken we een uiterst vroege roodmus te horen maar het blijkt een perfect imiterende spreeuw te zijn. Eén km verder bezoeken we het pittoreske picknickplaatsje (N 58°00’41”; E 24°42’84”) vanwaar we de wandeling maken naar de toren (N 58°00’68”; E 24°42’52”) die uitziet over de Nigulabog. Het is rustig met vogels boven het veen. De loopplanken zijn vervallen en spiegelglad zodat we het wondermooie bogeiland niet kunnen bereiken. Het extensieve agrarische gebied levert twee korhanen, een klapekster en een veelvoud aan witgatjes, veldleeuweriken, geelgorzen en veldleeuweriken op. Pierre onderneemt onderweg halsbrekende toeren om een porseleinen isolatorkop voor zijn Mieke te bemachtigen. Er zullen er in de loop van de reis nog enkele volgen. Bij Massiaru gaan we rechtsaf naar Laiksare. 3 Km voor Laiksaare gaan we rechtsaf voor een lange wandeling in Gosney’s magic corner (N 58°03’54”; E 24°40’67”). De wandeling voert door prachtige taigabossen maar onze eerste hazelhoenpoging wordt een jammerlijke mislukking. Pierre wijst ons op een groepje witkopstaartmezen. Ik bezweer de mannen dat we meer kans maken in mijn magic corners. Om 20.00 uur zijn we terug bij benzinepomp van Haädemeeste waar we voor een totaalbedrag van € 20 met ons vieren alleszins redelijk eten. We overnachten ook deze nacht op de parking van Kabli. Dinsdag 24 april Ook vannacht heeft het flink geregend. Het is mistig en koud maar droog. Na het ontbijt doen we de nodige boodschappen in de nieuwe Konsum supermarkt in Haädemeeste. Pierre zal Loes de hele reis ondersteunen bij het inslaan van de voedselvoorraad. Ze heeft aan hem veel meer dan aan mij. Ad en ik struinen de (vaak enorm grote) supermarkten rond op zoek naar minder noodzakelijke natjes en droogjes. We zetten de campers weg bij het Manor house (N 58°04’84”; E 24°29’38”) en wandelen door de prachtige coastal meadows (met ooievaars, rietgorzen, zingende veldleeuweriken) naar de kust. Op de plaats van de ingestorte toren bewonderen we de vogelrijkdom van de Baltische kust: 2 zeearenden, jagende bruine kieken, kleine groepjes nonnetjes, baltsende kleine zwanen, wilde zwanen, Baltische, grote mantel en stormmeeuwen, wintertalingen, (baltsende) brilduikers, kuifeenden, pijlstaarten, groepen brandganzen, tientallen dwergmeeuwen en 2 reuzensterns. Een verrassing zijn de twee grijze zeehonden. Ze lijken ons te groot voor ringed seals. Na de gebakken eitjes van Loes fietsen we het pad af naar de tweede toren (3 km). Het infohuisje staat open met de totale inboedel zo voor het meenemen. In Nederland zou korte metten gemaakt worden met deze nonchalance. Met onze laarzen aan slalommen we door de drassige weilanden naar de toren. Regelmatig stoppen we voor zeearenden, baltsende watersnippen, wulpen, tureluurs, zwarte ruiters (zomerkleed), groenpootruiters, tapuiten, zingende veldleeuweriken, rietgorzen en gele kwikken. Vanaf de toren dezelfde soorten als bij Haädemeeste met ook hier nonnetjes en reuzenstern. Over de E67/4 rijden we vervolgens richting Pärnu. Na 18 kilometer slaan we bij bushalte Kaasiku linksaf naar de Pikla ponds (N 58°10’90”; E 24°27’97”). Als we uitstappen, horen we vlakbij een roerdomp hoempen. De hardnekkige mist maakt ons wereldje klein. De sinistere roep van roepende roerdompen wordt er alleen maar mooier door. Bij de laatste uitkijktoren (N 58°11’14”; E 24°27’72”) foerageren
goudhaantjes maar vooral tientallen roodborstjes, ongetwijfeld door de mist opgehouden migrerende vogeltjes. Boven het water zien we noordse sterns. Op de terugwandeling ontdekt Ad enkele zomertalingen. We rijden verder richting Pärnu. Als we de zeemist achter ons laten, klaart het snel op en komt het zonnetje erdoor. We besluiten de Ponds morgenvroeg nog een keertje met (hopelijk) beter weer te bezoeken. Bij Tahkuranna zien we rechts een camping aangegeven. Na 3 kilometer komen we bij het grote sportomplex ‘Jõulumäe’ (N 58°13’37”; E 24°30’90”). Hier kunnen we voor € 10 per camper overnachten, inclusief elektriciteit en Internet in de camper. In het gebouw hebben we heerlijke, warme douches. De ingeblikte gehaktballen met puree en witte boontjes smaken voortreffelijk. We skypen nog met het thuisfront voor we gaan slapen. Woensdag 25 april Als we opstaan is het koud maar heerlijk zonnig. Ad hoort vanaf het complex een korhaan bolderen. Verder noteren we roepende kraanvogels, zingende boomleeuweriken, kramsvogels en grote lijsters. Op de agrarische vlakte tegenover het complex talloze zingende veldleeuweriken, foeragerende wulpen en bergeenden. In de camper van Pierre rijden we naar de Pikla Ponds (N 58°10’90”; E 24°27’97”) die we nu, in het zonnetje, in al zijn schoonheid kunnen bewonderen: zeearenden, bruine kieken, noordse sterns, reuzenstern, een groep van 30 blauwe reigers, roepende roerdompen, scholeksters, zwarte ruiters (zomerkleed), gele kwikken, zingende sprinkhaanzanger, zomertalingen, (de eerste) kemphanen, tapuiten en baltsende graspiepers. Door de aflandige wind liggen de vogels ver op zee: kleine zwanen, nonnetjes, brilduikers, pijlstaarten, krakeenden, smienten, grote en middelste zaagbekken, zwarte zee-eenden en grote groepen ijseenden. We verlaten de uitstekende camping en rijden naar Pärnu. We doen boodschappen in de enorme Rimi.
Sooma Sooma ligt zo’n 30 km ten oosten van Pärnu. Je kunt het gebied óf van Joësuu in het westen óf vanuit Kildu in het oosten bereiken. Sooma is een Nationaal Park met een oppervlakte van maar liefst 37.000 ha. Het gebied bestaat uit enorme hoogveenmoerassen (bogs), meanderende rivieren en (rivier)bossen. Een van de hoogveenmoerassen is 1200 ha groot. De rivieren zetten in de natte tijd (het vijfde seizoen) een deel van het gebied onder water. De rivierbegeleidende hooilanden (3000 ha waarvan 2000 worden beheerd) tellen (volgens de folders) broedvogels als waterrietzanger (??) en poelsnip. In de uitgestrekte bossen leven auer- en hazelhoenders. Op de venen broeden soorten als goudplevier en korhoen. Vooral in de rivierbossen, met zijn vele dode bomen, huizen zwarte, witrug-, drieteen- en grijskopspechten. In Sooma e.o. broeden 10 paartjes schreeuwarenden. Ook de steenarend broedt er met enkele paartjes. Elk jaar worden tijdens het broedseizoen bastaard- en slangenarenden gezien maar het broeden van deze soorten is niet onomstotelijk vastgesteld. Tijdens de trek worden zee- en visarend gezien. Het is niet verwonderlijk dat deze wildernis spectaculaire zoogdieren herbergt zoals wolven (ong. 15), bruine beren (ong. 6), lynxen (ong. 11) en uiteraard bevers, otters, wasbeerhonden en elanden. De vliegende eekhoorn komt er voor maar het aantal exx. is onbekend, vooral door de nachtelijke levenswijze van deze soort. De kansen om beren, wolven, lynxen en vliegende eekhoorns te zien zijn minimaal. De overige soorten laten zich wat gemakkelijker zien.
Het park heeft meer dan voldoende uitkijktorens en trails om een goede indruk te krijgen. Het fantastische infocentrum ligt aan de Joësuu-Kildu weg in Kortsi-Toraama en is goed aangegeven. Je kunt hier gratis gedetailleerde kaarten krijgen. De mensen zijn heel behulpzaam. Je kunt hier ook (gratis) kamperen en internetten. Er is stromend water, elektriciteit en hygiënische toiletten. Veel trails en torens liggen niet ver van het infocentrum. We deden hier in het verleden fantastische waarnemingen: wolf, baltsende auerhaan, baltsende hazelhaan. Het park is verrassend toegankelijk en het wordt (nog) niet platgelopen door toeristen.
Naast de bevertrail zijn de waterstanden van het vroege voorjaar op de aangebrachte plaatjes te zien
We rijden noordoostelijk naar mijn favoriete Sooma N.P. waar de grote uitdaging wacht hazel- en auerhoenders op te sporen. Voorbij de Rimi gaan we rechtsaf en rijden op de ‘5’ richting Rakvere. Na 45 km slaan we rechtsaf naar Tori en volgen de hoofdweg naar Joesuu. Vóór dit dorp gaan we rechtsaf en volgen de borden naar Sooma Rahvuspark. Na 10 km gaat de verharde weg over in een goed berijdbaar grindpad. Bij de brug Raudna Jogi stoppen we even. Vanaf de rivier vliegen brilduikers en een paartje grote zaagbekken op. Leuker is onze eerste schreeuwarend die boven ons thermiek zoekt. Bij het infocentrum (N 58°25’86”; E 25°01’86”) genieten we uit de wind in het zonnetje van een bakje koffie. Boeren- en huiszwaluwen net terug van de winterkwartieren. We rijden 10 km door naar de Lätitoren (N 58°21’96”; E 25°03’71”). Dit lijkt me het beste vertrekpunt voor de zoektocht naar hazel- en auerhoenders. Op het grindpad moeten we opletten voor de tientallen overstekende (vaak opvallend donkere) bruine kikkers en padden. We parkeren de campers met uitzicht over de weilanden. Deze staan voor 80% onder water. Voor ons is dat nieuw en we vrezen voor een tegenvaller maar dat blijkt gelukkig reuze mee te vallen. Boven ons horen we overal het geblaat van baltsende watersnippen. Op de plas-dras zien we 2 kemphanen (zomerkleed), groenpootruiters, bosruiters, witgatjes, tureluurs, wintertalingen, kieviten (broedvogel) en een jagend mannetje bruine kiek. Tegen de avond maken we een fietstocht van ongeveer 12 km: Bij Tipu (300 meter voorbij de parking) rechtsaf de brug over en (door de bossen) globaal links aanhouden tot je (na een km of 10) bij de Teeso bushalte weer op het hoofdgrindpad bent. We zijn nog maar net in het bos of Pierre en ik zien een reusachtige eland op het grindpad staan. Ad mist de eland omdat hij teveel tijd nodig heeft zijn standaardloze fiets te parkeren. Na dit hoopvol begin turen we na elke bocht het grindpad minutieus af maar hoenders laten zich niet zien. We moeten volstaan met baltsende houtsnippen. Onderweg twijfel ik enkele keren of we goed zitten. Met 3 GPS’en in de camper laat ik maar niet teveel merken. Als we bij Teeso op het grindpad
komen, schemert het al en wordt het regenachtig. Misschien hierdoor zien we 2 hazelhoenders voor merels aan. Onze frank valt te laat. Kans gemist. De soort is waargenomen maar niet bepaald bevredigend. Met een straffe rugwind plaatst Pierre een demarrage. Ad pareert met gemak. Hij vergeet in Pierre’s rug een nonchalant deuntje te fluiten als teken dat het de demarrage aan kracht ontbeert. Het is donker als we bij de camper zijn maar angst kent Loes allang niet meer. Donderdag 26 april Als we om 7.00 uur in de camper van Pierre vertrekken, is het nog frisjes maar het zal een mooie, warme dag worden. We rijden richting Kõpu en zetten de camper bij de bushalte Teesoo. Hier hebben we zicht op de weg voor en achter ons en op het pad rechts van ons. Het was hier dat Loes en ik enkele jaren geleden de onvergetelijke waarneming van een wolf hadden. Het duurt (gelukkig!!) niet lang of we zien voor ons een auerhen in de berm van de weg foerageren. Auerhennen foerageren graag op steentjes om de vertering van dennennaalden te vergemakkelijken (info vogelgids). Achter ons hebben we nog eens 2 auerhennen (bij km ‘13’) die we redelijk dicht kunnen benaderen en fotograferen. Op weg naar Tipu hebben we dan ook nog eens 3 hazelhoenders die we (zij het even) in zit kunnen bekijken. Gelukkig, de kop is eraf. Ik heb de stellige indruk dat het ‘bermweggedrag’ van deze twee soorten vanaf begin mei veel minder wordt. Als we de weg verder afrijden, hebben we een prachtwaarneming van een, langs de weg, roestende schreeuwarend die we vanaf 50 meter door de telescoop kunnen bewonderen. In Tipu hebben we onze eerste roepende draaihals. Verder roepende zwarte specht, grijskopspecht, witgatjes en kraanvogels. Terug bij de camper proosten we met koffie (het is nog vroeg) op de leuke waarnemingen. Het aantal steltlopers op de weilanden is vannacht toegenomen. We tellen nu een 20tal kemphanen en ook meer zwarte ruiters, tureluurs, groenpootruiters en bosruiters. De kemphaantjes beginnen te baltsen. Vooral Pierre geniet met volle teugen van de kleurrijk uitgedoste kemphaantjes. Voor baltsende kemphaantjes en vrouwenborsten mogen ze hem altijd wakker maken, zegt hij. Hij beseft niet dat zijn tweede wens op korte termijn tweevoudig in vervulling zal gaan. Na het ontbijt rijden we terug naar het infocentrum (zwarte roodstaart, boompieper, huis- en boerenzwaluwen). We wandelen naar de Toramaa Tower: (N 58°27’69”; E 25°02’15”). Op de weg links, na 300 meter rechts en dan 2 km door het bos. Vanuit de sloten vliegen constant witgatjes op. Het pad ligt vol met elandenshit. We plaatsen ons op de bankjes in de zon. Ook deze prachtige, herstelde meadows staan voor een groot deel onder water. We zien kemphanen (tientallen), zwarte en groenpootruiters, kraanvogels (roepend), smienten, pijlstaarteenden, zomer- en wintertalingen. Een grote arend blijkt warempel een jonge laaglandsteenarend te zijn. Die hadden we hier niet verwacht. Vrouwe Fortuna weigert ons in de steek te laten. Op een klein eilandje op zo’n 150 meter met o.a. baltsende kemphaantjes ontdek ik, naast een watersnip, een wat forsere snip met een duidelijk ander postuur. Alle mogelijke alarmbellen rinkelen. Door 2 telescopen turen we minutieus het eilandje af en ontdekken nog 4 soortgelijke snippen. Het hoge woord komt er al snel uit: dit kunnen niet anders dan poelsnippen zijn. Een (minimaal) begin van balts toont ons de witte buitenste staartpennen. Nu zijn we zeker. We gooien onze plannen om en besluiten vanavond terug te gaan voor een eventueel poelsnip baltsspektakel. Deze unieke kans mogen we niet laten liggen. Op de terugwandeling zien we een drietal rouwmantels. Na een kleine siësta maken we de mooie wandeling op de bevertrail achter het infocentrum. De eerste vijver rechts ligt nog half vol ijs en de andere helft ligt vol met 100den roepende en parende bruine kikkers. We horen bonte vliegenvangers, fluiters en boomklevers. Pierre en Ad verbazen zich over de hoogte van de waterstand in maart en april die hier informatief staat aangegeven. De spechten houden zich gedeisd. Pas terug bij het infocentrum hebben we een roepende grijskopspecht.
Na de wandeling zet Loes de mannen aan het werk; groenten schoonmaken en koken. Als de mannen zelfs niet weten hoe ze puree uit een pakje moeten klaarmaken, stelt Loes voor om thuis een cursus: ‘koken voor mannen op pad met de camper’ te geven. Onder een heerlijk avondzonnetje kunnen we zelfs buiten eten. Voor de afwas hebben de mannen gelukkig geen les nodig.
Over het afwassen was Loes meer te spreken dan over de kookkunsten van de mannen Nog onbewust wat ons te wachten staat, pakken we alvast een pint op de geslaagde dag. Om 19.00 uur gaan we met de fiets terug naar de Toramaatoren waar we getrakteerd worden op een verbluffend schouwspel. Op het eilandje zien we in 11 poelsnippen uitbundig baltsen. Soms zitten de mannetjes achter elkaar aan. Soms hebben we een zestal mannetjes in één telescoopbeeld. Met de borst vooruit en de kop naar achter stoten ze met vibrerende snavel het typerende, goed hoorbare, gekwetter en geklik uit. Met drie man hebben we aan 2 telescopen duidelijk te weinig. De baltsende kemphaantjes, watersnippen, bos- en groenpootruiters krijgen nauwelijks aandacht. We zijn opgetogen: zelf op deze manier een baltsplaats ontdekken van deze (mondiaal) bedreigde soort is wel heel bijzonder. Zeker in de wetenschap dat er in de Europa maar enkele baltsplaatsen bij vogelaars bekend zijn. We discussiëren of dit een broedgebied is of dat de vogels (net als kemphanen) tijdens de trek baltsen. We weten het niet. Als we later horen dat het Tooramapad afgesloten is voor publiek vermoeden we het eerste. Als we het pad affietsen (met glanskopmezen en kraanvogels), hebben we nog een ferme waarneming van een hazelhaan op de T-kruising. In de late avondschemering overbruggen we met de campers de 10 km naar de Latitoren om te overnachten. We pakken een pint maar maken het niet te laat want we willen morgen weer vroeg op pad. Of Estland aan de hooggespannen verwachtingen van Pierre en Ad voldoet, hoef ik nu al geen zorgen meer te maken. Vrijdag 27 april Om 6.30 uur zitten we, nog voor het ontbijt, met z’n vieren vol verwachting in de Pierres camper. Op het hoofdgrindpad zien we nu liefst 5 auerhennen. Ter hoogte van Teeso steekt een eland langzaam het pad over, nu wel door iedereen gezien. We rijden de weg af tot Lia en rijden het grindpad in dat schuin terugloopt. Langs dit grindpad zien we nog eens 6
auerhennen waarvan we er drie langdurig kunnen bekijken Een hazelhaantje maakt het plaatje compleet. Het gehuchtje Halliste aan de Halliste Jogi maakt de indruk alsof het zo uit een museum is geplukt. Het infobord langs het riviertje maakt melding van een maagdelijk rivierbos achter Tipu: “Not touched by evil human” staat er. Dit karakterzinnetje wordt de komende dagen (te pas en onpas) herhaald.
Meestal foeragerend in de bermen maar soms staken de auerhennen de weg over
Overstekende eland in Sooma
Dwalend door wondermooie bossen
Tijdens het ontbijt weg en we het aantal beschikbare dagen (van Pierre en Ad) af tegen de te bezoeken gebieden. Omdat we de poelsnippen zo uitstekend hadden, besluiten we Karevere Slid, Ilmatsalu en Alam Pedja over te slaan. We hebben veel geluk want later horen we dat de poelsnippen hun baltsplaats in Karevere Slid verplaatst hebben naar een, voor vogelaars, geheim gehouden plaats. Ook ik bezoek enkele weken later vergeefs de Kareveere baltsplaats. In het infocentrum treffen de vriendelijke receptioniste van vorig jaar. Ze heeft vorige week een lynx gezien in Piiri, niet ver van het infocentrum. Hier zouden ook lynxen gevangen worden om de stand in Polen op peil te brengen. Pal voorbij de Raudnabrug slaan we rechtsaf en parkeren de campers na 300 meter op het mooie picknickplaatsje (Meiekose Saarte). Boven de weilanden schroeft een schreeuwarend. We fietsen het grindpad (nu voor auto’s verboden) 3 km af tot waar we over het vlonderpad naar het reusachtige veen kunnen wandelen. Vanaf de toren en het 300 meter verder gelegen platform zien we klapekster, 2 zeearenden en enkele regenwulpen. Tegen de middag verlaten we Sooma. Sooma was natter dan voorgaande jaren maar zeker niet minder. De baltsplaats van 11 poelsnippen en het autotochtje met de 11 auerhennen waren onverwachte hoogtepunten.
Endla Het 7600 ha grote Endla- reservaat ligt in centraal Estland ten oosten van de weg TallinnTartu. Het infocentrum (meer een kantoor maar men verstrekt gratis kaarten) ligt in het gehuchtje Tooma, 20 km ten noordwesten van Jogeva. Ook dit reservaat bestaat uit enorme hoogveengebieden, grote meren (o.a. het Endlameer), rivieren en uitgestrekte (oude) bossen. Vanuit Tooma vertrekken enkele trails. De mooiste naar het Endla-meer (6 km). Tussen het Endla meer (287 ha) en de Kaasikjarve bog staat een enorme toren die boven de bomen uitrijst. Vanaf deze toren kan men zowel over het meer als over het enorme hoogveenmoeras uitkijken. In de Kaasikjarve bog lopen geen trails. Je kijkt dus uit over een ongerepte wildernis. Enkele enorme hoogveenmoerassen liggen in het oosten van het reservaat zoals de Linnusaare bog (1200 ha) en de Toodiksaare bog (1100 ha). Maar deze oudste hoogveenmoerassen van Estland zijn nauwelijks te bereiken. Mogelijk broeden hier nog moerassneeuwhoenders. Op een goede km van het info centrum loopt wel een vlonderpad door de 210 ha grote Mannikjarve bog. Dit is ook de weg naar het Endla meer. In het Endla-reservaat broeden weer de bekende soorten broeden zoals drieteen- en witrugspecht, zee-, schreeuw-, vis- en steenarend, smelleken, goudplevier. Kor- en hazelhoen zouden vrij talrijk zijn. Rond het Endla meer liggen rietvelden waar roerdompen en wilde zwanen broeden. Wat voor de andere gebieden al gold, geldt mogelijk in versterkte mate voor Endla: de soorten komen niet uit de lucht vallen. Je moet er hard voor werken, veel tijd uittrekken en ……. veel geluk hebben. Uiteraard lopen er ook wolven, bruine beren en lynxen rond in Endla. De kans deze dieren te zien is minimaal maar je kunt er wel sporen van aantreffen. Hoewel niet bepaald op de route besluiten we het Endlareservaat te bezoeken: Via de ‘5 ‘ naar Tűri en Paide. Twee km voorbij Paide rechtsaf richting Põltsama. Vlak voor de afslag links naar Sargvere staat er rechts van de weg een wat muffig restaurantje. Binnen is het echter gezellig en schoon. We eten voortreffelijk en inclusief de koffie betalen we € 35 voor 4 personen. We rijden via Sargvere, Koeru tot de ‘39’. Hier rechtsaf richting Jõgeva. Na 20 km gaan we bij Tooma rechtsaf naar het kantoor (c.q. infocentrum met alle Endlakaarten verkrijgbaar) (N 58°52’55”; E 26°14’84”). Deze parkeerplaats is altijd rijk aan zangvogels maar voor veel soorten is het nog te vroeg. Pierre (op zoek naar douches) stelt alle alarmbellen van het gebouw in werking, juist op een moment dat Ad zijn Aletta uitlegt hoe rustig en vreedzaam Estland is. Een kwartier lang worden we getergd door een hels kabaal
waarna de rust weer intreedt. De kramsvogels, koperwieken, braamsluipers en trompetgoudvinken hervatten al snel hun zang. Zaterdag 28 april Om 6.30 uur zitten Pierre, Ad en ik op de fiets. Bij het kruispunt hebben we twee roepende draaihalzen. De vogels zullen de komende dagen massaal binnenkomen. Op het zandpad naar Karde hebben zowel links als rechts van het pad een korhaan. Een van de hanen gaat pontificaal in een boom zitten. Ver weg horen we nog meer hanen bolderen. Bij het bosje laat een witrugspecht zich even bekijken. Bij Karde houden we rechts aan. Op de vlaktes zien we 4 korhanen bolderen. Over de weilanden struint een vos. Op een zwarte akker zit een groep fabalis rietganzen. Van ver horen we (lees ‘Ad en Pierre’) een roerdomp roepen. Boven de vlaktes jagen een sierlijk mannetje grauwe kiek en een mannetje bruine kiek. Bij de bosrand zetten we de fietsen weg en nuttigen de meegebrachte choco en (gezonde) koeken. Thuis hadden we al afgesproken dat we ons in de bossen zo roerloos mogelijk zullen voortbewegen. Als voorbeeld leg ik uit hoe er in de Tudubossen tijden m’n zoektocht naar bruine beren spontaan een Witte Veder op mijn achterhoofd ontsproot. Onze tactiek heeft succes. Al snel zien we een sneeuwhaas op het pad zitten. De haas (met het lieflijke kopje) zit dusdanig in het zonnetje dat een fluwelen glans zijn (relatie kleine) oortjes lijkt te omkransen. Nog geen 200 meter verder zie ik een hazelhaantje opvliegen. Het haantje is nauwelijks verontrust want hij gaat 10 meter verder op een tak zitten. Het duurt niet lang of we hebben hem vol in de telescoop. De oeh’s en aah’s zijn niet van de lucht. Het wordt echter nòg mooier. Even later ben ik getuige van een coproductie in optima forma. Na het volgende bruggetje hoort Ad een hazelhaan zingen. Hij geeft globaal de richting van het geluid aan en het duurt niet lang of Pierre ontdekt het haantje. In een mum van tijd staan de twee telescopen erop. Het haantje zit op een zonovergoten heuveltje voluit te zingen, beeldvullend in beide telescopen. Ook dit visuele hoogstandje vertaalt zich, hoe kan het anders, in niet te onderdrukken verbale uitinkjes. Ontspruitende witte vedertjes verschrompelen alras. Niet erg. Dit is een van de hoogtepunten van onze reis. We wandelen door richting toren. We krijgen zingende sijsjes en zingende grote barmsijzen vol in de kijker (dankjewel Pierre). Het Endlameer valt tegen. Er staat een harde gure wind. Vanaf de toren zien we slechts bruine kieken, gele kwikken, stormmeeuwen (broedvogel in het hoogveen), smienten, middelste zaagbekken, 2 adulte zeearenden, wilde zwanen en groepjes ganzen en brilduikers. Tijdens de terugweg (maar nog aan de rand van het meer) vergapen we ons aan een juveniele steenarend, even later zien we er zelfs twee. Terug in de bossen steekt een hazelhennetje, op haar gemak, het paadje over, even later gevolgd door een quasi stoïcijns mannetje. “Net zoals wij vroeger deden” fluistert iemand. Even later zien we nog een tweede sneeuwhaas die we zo mogelijk nog beter kunnen bekijken dan de eerste. Gewoontegetrouw sms ik Loes dat we eraan komen. Op de vlakte achter Karde hebben we nog even oponthoud als we een adulte zeearend zien die een pas geslagen gans aan het plukken is terwijl hij lastig gevallen wordt door bonte kraaien en raven. Als we tegen de middag moe maar voldaan bij de camper komen, staat het late ontbijt buiten klaar. De warme croissantjes, de jus d ‘orange en warme koffie smaken heerlijk in het stralende zonnetje (dankjewel Loes). In de namiddag wandelen we richting de uitkijktoren in de Männikjärve raba (zie de Endlafolder). In het bosgedeelte loopt halverwege een zijtak links naar het “Männikjarvmeer”. Hier zien we een koppel wilde zwanen en twee nonnetjes. Vanaf de toren baltsende bosruiters en bruine kieken. De rest van de dag doen we het rustig aan. Zondag 29 april De geplande fietstocht van deze ochtend gaat niet door. Het heeft de gehele nacht geregend. We slapen uit en ontbijten om 8.30 uur. We rijden vandaag terug, richting kust. Via de Audru
polders en het spechtenbos ‘Nedrema looduskaitseala’ willen we naar het Tuhu Soo veengebied (N 58°34’20”; E 23° 49’53”), een rit van zo’n dikke 200 km. We rijden langs dezelfde weg terug en doen onderweg boodschappen. Bij het dorpje Selja (km ‘23’, snelweg naar Parnu) ligt rechts van de weg een meertje. Hier zien we 3 paartjes roodhalsfuten. Bij Pärnu rijden we over de ‘60’ richting Lihula en nemen 5 km voorbij Lihula de afslag naar Valgeranna en rijden deze weg af tot de grote parking tegenover het golfterrein. Na de lunch maken we onder een bewolkte hemel de wandeling naar de Audru meadows. (N 58°23’39”; E 24°22’19”) Ook deze liggen er veel natter bij dan vorige jaren. We zien grote groepen ganzen (vooral brandjes), eenden (ook zomertalingen) en steltlopers (vooral kemphanen). Enkele tientallen km’s verder slaan we rechtsaf richting Koonga (= 2de afslag bij bushalte ‘Kalli’) en parkeren (na 1,5 km) de campers rechts op de parking van de prachtige herstelde wooded meadows. De spechten houden zich (de gehele reis) opvallend rustig. Ook nu horen we slechts een zwarte specht. Een vink speelt met ons voeten door steeds na zijn liedje een toontje te produceren dat sprekend op de roep van een specht lijkt.
Tuhu Soo Tuhu Soo is een hoogveengebied waar omheen extensieve hooi- en weilanden, braakland en uitgestrekte bossen liggen. Dit is een van de betere plaatsen in Estland om steenarenden te zien. Grote hoogveenmoerassen zijn favoriete jachtgebieden voor steenarenden in Estland. In dit relatief kleine land broeden waarschijnlijk meer dan 50 paartjes. Ze broeden in de rustige bossen die de veengebieden omringen. Ze bouwen hun nesten in naaldbomen, vaak niet meer dan 5 meter boven de grond Er ligt een mooi 900 meter lang knuppelpad door het veen. Op de weilanden ten zuiden en ten noorden van Tuhu foerageren vaak korhoenders. In de bossen ten noorden van het gehuchtje Tuhu huizen hazelhoenders en oeraluilen. Op het veen zouden (volgens Gorman) kraanvogels, regenwulpen, bosruiters, witgatjes, goudplevieren en grutto’s broeden. Ondanks herhaalde bezoeken zagen wij weinig goudplevieren en regenwulpen. Het Marimetsa- en het Lihula hoogveengebied zijn voor deze soorten veel beter. Na de spechtendip nemen we bij Virtsu Tee de weg links naar Kinski. Na 12 kilometer ligt er links van de weg een bypass (N 58°34’01”; E 23°46’77). Later horen we van Trinus dat dit vroeger een landingsbaan was voor Russische Migs). We staan hier redelijk uit het zicht van de hoofdweg. Van vorige jaren weet ik dat het aangrenzende agrarische gebied heel goed is. Terwijl Loes de bami klaarmaakt, wandelen we het agrarisch gebied in. We horen draaihals, gekraagde roodstaart, baltsende watersnippen, bolderende korhanen, jodelende wulpen en de baltsroep van grutto’s. Op het pad vinden we onmiskenbare wolvenpoep. Boven de vlakte jaagt een bruine kiek (vorig jaar 3 mannetjes grauw). Op de vlakte zien we een roerloos mannetje goudplevier in zomerkleed. Een van de (drie) korhanen gaat in een boom zitten, onder hem loopt een ree. Eindelijk ook een opvliegende korhen. Een notenkraker vliegt helaas te snel weg om door Ad opgemerkt te worden. Grote lijsters vliegen nog altijd in groepen rond. Boven de bosrand zien we de baltsvlucht van enkele houtsnippen. Na Studio Sport en de heerlijke bami gaan we naar bed. Het is morgen weer vroeg dag. Ad maakt in de schemering nog een wandelingetje. Hij claimt een roepend steenuiltje zonder te beseffen hoe zeldzaam deze soort in Estland is. Hij kent de soort echter te goed om er naast te zitten. Maandag 30 april Zonder Koninginnedaggevoel staan we om 6.00 uur op. Het is een koude maar kraakheldere nacht (- 1) geweest. Ook in deze vroege ochtend is de lucht strak blauw. Eenmaal buiten de campers horen we onmiddellijk het geluid van bolderende korhanen. Wat een feest om zo op
te kunnen staan. We fietsen het zandpad (parallel hoofdweg) 2,5 km af en slaan linksaf (roepende draaihals) naar de (aangegeven) ingang van Tuhu Soo . In het veengebied horen we koekoek, kraanvogels, baltsende watersnippen, grutto´s, bolderende korhanen en zien, kortstondig, een schreeuwarend. We slaan het vlonderpad door het veen nog even over want uit ervaring weet ik dat korhanen in een veengebied moeilijk te vinden zijn. Pal voor het gehuchtje Tuhu zien we de derde bolderplaats met een viertal bolderende hanen die luid krijsend hun luchtsprongetjes maken. Het went nooit. Wrang is dat Nederland miljoenen euro’s besteedt om de laatste vogels te behouden en hier zie je ze overal. Tuhu is een kleine verzameling van oude, authentieke boerderijtjes met kleine, extensieve perceeltjes met enkele vooroorlogse tractortjes op het erf. Een Nederlandse boer zou zich de ogen uit de kop schamen, wij vinden het geweldig. De Europese intensiveringswoede heeft hier duidelijk nog niet toegeslagen. Een km voorbij Tuhu komen we op een grote, open vlakte met de vierde bolderplaats van enkele korhanen (N 58°35’32”; E 23°50’81”). Behalve (in bomen) bolderende korhanen, zien we groepjes goudplevieren, overtrekkende ganzen, kraanvogels, gekraagde roodstaart, zingende paapjes, zingende boomleeuweriken en overal veldleeuweriken. Halverwege deze open vlakte slaan we op het grindpad rechtsaf. Halverwege dit pad ligt links een nat weiland (N 58°36’56”; E 23°50’98”) met baltsende kemphaantjes,tureluurs, grutto’s, bosruiters, groenpootruiters, zwarte ruiters, kieviten en watersnippen. Vanuit de bossen klinkt de naargeestige roep van een grijskopspecht. Achter ons steekt een enorm everzwijn de vlakte over. De zon geeft steeds meer warmte zodat we al snel een paar lagen te veel kleren aanhebben. We krijgen het nog warmer als we, voorbij het plasje, binnen enkele minuten twee adulte steenarenden en een adulte zeearend zien. Een notenkraker krijgen we nu, tot Ads opluchting, wel goed in beeld, hoewel de vogel vrij ver weg zit. Op de T-kruising slaan we linksaf en rijden door een meer bebost gedeelte met her en der verlaten boerderijtjes en verwaarloosde erven. We zien rouwmantels en een groep van 13 raven. We komen tenslotte ten zuidoosten van Lihula op de harde weg (de ‘60’). Aan de overkant van de weg horen we een grijskopspecht roepen. Ad fluit het geluid meesterlijk na. Binnen enkele seconden komen 2 grijskopspechten overvliegen, ongetwijfeld belust op andere grijskoppen wat grijze koppen blijken te zijn. Voor hen een tegenvaller, voor ons niet want we krijgen ze schitterend in beeld. Terug bij de camper zetten we de campers zo dat we uit de wind buiten kunnen ontbijten. De maaltijd wordt alleen verstoord door 2 overvliegende zeearenden. De herhaalde wandeling van gisteravond levert niet nieuws op. Met de campers rijden we over hetzelfde grindpad door het veengebied en doen de wandeling over het vlonderpad door het veen. Behalve grutto’s en enkele zeearenden ontdekken we onze derde (subadulte) steenarend en, als afsluiting, een jagend mannetje grauwe kiek. Als puur hoogveengebied stelt Tuhu Soo niet veel voor maar samen met de aangrenzende extensieve agrarische gebieden en de gigantische bossen is het een plaatje. We rijden het grindpad helemaal af (met hazelhoen) tot we, even voor Lihula, op de harde weg (de ‘10’; Lihula – Virtsu) komen.
Matsalu N. P. Matsalu N.P. ligt 110 km ten zuidwesten van Tallinn. De Tallinn-Lihula-Virtsu hoofdweg loopt er langs het oosten en zuiden langs, weg “31” langs het noorden. De Matsalu Baai is in feite een inham van de Baltische Zee. De Kasari rivier mondt hier uit in de Baltische Zee. Een groot gedeelte van dit wetland (inclusief de baai) is nu Nationaal Park. Er zijn tal van biotopen zoals ‘coastal meadows’ (4000 ha); grote rietvlaktes (3000 ha), moddervlaktes, stenige kusten, (gemengde) bossen, landbouwgrond etc. Er zijn meer dan 300 vogelsoorten waargenomen waarvan 170 broedend. De lengte van de baai is 18 km, de breedte 5-6 km. De gemiddelde diepte is niet meer dan 1,5 meter. Het water is brak en rijk aan nutriënten. De natuurlijke omstandigheden zijn heel gunstig voor een rijke visfauna en een rijke
waterflora. In warme zomers kan er soms een (te) rijke algengroei ontstaan. Vissen is een hele oude traditie in Estland en vaak een belangrijke inkomstenbron voor de lokale bevolking. Ook hier is de aalscholver met voorsprong de onpopulairste vogelsoort. In de lente en de herfst trekken er miljoenen vogels door: kraanvogels, ganzen (w.o. de echte wilde dwerggans), steltlopers, (parel)duikers, eendensoorten (1000den ijseenden), wilde en kleine zwanen, zaagbekken, nonnetjes en natuurlijk veel zangertjes. Tientallen zeearenden komen op deze grote hoeveelheid voedsel af. Op strategische plaatsen staan uitkijktorens die een goed beeld geven van de vogelwereld. De meeste van deze torens hebben we bezocht. Afgezien van de torens is het moeilijk aan de kust van de baai te komen maar dit waarborgt wel de rust. We rijden naar het restaurantje Birgit, even voorbij de weg naar Penijoe, waar we uitstekend eten. Op de vraag waar we water kunnen krijgen, slaat de (laag uitgesneden) rondborstige eigenares aan het bellen en verwijst ons naar een publieke watertap met zuiver drinkwater in Lihula (voorbij de Konsum en vóór de Orthodoxe kerk links bij de parking). Ik laat haar het plattegrondje op ons tafeltje tekenen. Ze buigt zich hiertoe dusdanig ver voorover dat Pierre zijn kemphaantjes even vergeet. Ter plaatse vullen we de watertank en jerrycans zodat we voorlopig vooruit kunnen. Dan beginnen we met onze verkenning van de beroemde Matsalubaai. Als eerste rijden we naar Keemu. Iets voorbij het gehuchtje Matsalu zien we een reigerkolonie en op de weilanden een groep brandganzen. Vanaf de toren (N 58°44’73”; E 23°40’45”) zien we enorme groepen ganzen (vnl brand-), 5 zeearenden, middelste en grote zaagbekken, noordse sterns, zo’n 200 kemphanen (veelal baltsende mannetjes), zwarte ruiters in zomerkleed, groenpoten, scholeksters, tientallen dwergmeeuwen. Ver weg dobberen 100den zwanen: kleine, wilde en knobbel. Aan kleine vogeltjes o.a. gele kwikken, roodborsttapuiten, tapuiten en tientallen huiszwaluwen. Als het wat kouder wordt, genieten we in de camper bij een forse pint van de ondergaande zon. Het was de zoveelste gedenkwaardige dag. Dinsdag 1 mei Het zonnetje schijnt maar er staat een stevige wind. Vanaf de toren zien we o.a. 4 zeearenden, nonnetjes, bontbekplevieren en de eerste dwergsterns. Na het ontbijt maken we, langs de oever, een wandelingetje zuidwaarts naar het infobord in de verte. Voorbij het infobord blijven we consequent richting baai lopen en volgen de bosrand tot we bij een weinig gebruikt platform komen vanwaar je een fantastisch uitzicht hebt op de baai waar in de herfst 1000den brandganzen komen slapen. We zien zeearenden, gele kwikken, bruine kieken, grauwe, brand-, riet en kolganzen. Ver weg steltlopers met o.a. kemphaantjes, groenpoot- en zwarte ruiters. Vanaf het torentje lopen we door een prachtig loofbos met een uitbundige lente begroeiing met o.a. sleutelbloemen, speenkruid, witte bosanemoon en gele anemoon, zevenster en leverbloempjes. In het bos horen we een bonte vliegenvanger. Bij een splitsing van de zandpaden zorgt het richtingsgevoel van de democratische meerderheid (in dit geval Ad en Johan) dat we uiteindelijk op het hoofdgrindpad vlakbij de ganzen uitkomen. We kijken alle brandganzen nauwkeurig af want we hebben informatie van een Fin dat er een blauwe sneeuwgans tussen zit. Het is Ad die de vogel ontdekt. Tijdens de koffie geven we nog wat plekjes aan een Nederlands koppel dat (met o.a. de hulp van onze verslagen) Estland aan het bereizen is. Uitgerekend deze weken krijgen we nogal eens van, ons onbekende, taalgenoten te horen: “Zijn jullie Johan en Loes Schaerlaeckens?” “Dat moet toch wel strelen?” vraagt Pierre me op een gegeven moment. “Het valt mee”, zeg ik maar natuurlijk is het moeilijk bescheiden te blijven wanneer je ……!! We rijden naar Lihula en slaan, tegenover Lihula, linksaf naar Penijoe. Enkele 100den meters voor het infocentrum slaan we, op een recent geasfalteerde weg, linksaf. Na ongeveer 2,5 km op het grindpad rechts afslaan.
Na 200 meter ligt, aan de linkerkant, een fantastisch mooi picknickplaatsje. We creëren windluwte met de campers en genieten buiten van de gebakken eitjes van Loes met tussendoor de kijker gericht op zeearenden, jodelende wulpen, sijsjes en een magistraal mannetje grauwe kiek (= pleonasme). Na de lunch rijden we naar het infocentrum (N 58°42’46”; E 23°48’52”) dat vandaag gesloten blijkt te zijn. Geen probleem. Door prachtige coastal meadows maken we de 2,5 km lange wandeling naar de Penijoetoren (N 58°43’17”; E 23°48’55”). Spectaculair is de aanwezigheid van tientallen grote vossen (de vlinders) op en naast het wandelpad. Verder oeverlopers, brilduikers, bosruiters en grauwe ganzen. Vanaf de toren horen we roerdompen roepen. Boven het riet patrouilleren bruine kieken. We blijven bij het infocentrum overnachten. Dit is de eerste keer dat ik de witrugspecht hier mis maar alle spechten lijken bijzonder rustig dit jaar. ’s Avonds rijden we naar de Kloostritoren (5,5 km) (N 58°45’25”; E 23°50’64”). 500 Meter voor de toren zien we groepjes kraanvogels, witte ooievaars en een groep van enkele 1000den ganzen, vnl brand- maar ook kol- en riet-. Het gehijg na de beklimming van de hoge toren bevestigt ten overvloede dat we de 60 gepasseerd zijn. Hier kunnen veelvuldig geraadpleegde spiegels niets aan veranderen. De beloning na de beklimming is echter groot want binnen een half uur zien we 5 elanden, 3 reeën, terwijl onder ons 2 bevers in het kanaal zwemmen. Van een van de bevers hopen we dat hij aan land gaat als hij een doodlopend zijkanaaltje inslaat. De bever slaagt er echter in om op mysterieuze wijze in het niets te verdwijnen. Aan vogels zien we baltsende watersnippen, grutto’s, jodelende wulpen, bruine kieken, smienten, pijlstaarten en zeearenden, Het uitzicht vanaf de toren is formidabel. Een groot deel van de meadows staat ook hier onder water. Als we een paar weken verder zijn, wordt dit een eldorado voor kwartelkoningen. Ergens op deze enorme vlakte zouden (volgens het infobord) ook een baltsplaats zijn van poelsnippen. Als gevolg van een Life (Natura 2000) project worden de uitgestrekte meadows jaarlijks gemaaid. Een bestemming voor de hooirollen heeft men blijkbaar niet want er liggen er vele 100den op de weilanden op weg naar de toren. We drinken in de camper nog een paar pintjes om deze mooie dag na te bespreken. Woensdag 2 mei Het weer is formidabel. Terwijl Pierre en Johan het park uitkammen voor de witrugspecht, zetten Loes en Ad, in een overmoedige bui, buiten alles klaar voor het ontbijt. Wie had gedacht dat we in Estland om 8.30 uur (Nederlandse tijd 7.30 uur) buiten zouden kunnen ontbijten. De buitentemperatuur geeft nu al 17 graden aan. Na het ontbijt brengen we een uitgebreid bezoek aan de expositieruimte van het infocentrum. We laten ons voorlichten door een Duits sprekende juffrouw maar de meeste info kennen we natuurlijk al. Op een grote raadselfoto vol met kiezels word je uitgedaagd de eieren van een kleine plevier op te sporen. De camouflage is bizar. Na een (hele kleine) tip van de juffrouw wint Pierre de wedstrijd. Als beloning krijgt hij een ansichtkaart. We doen boodschappen in Lihula en rijden naar het extensief agrarisch gebied ten oosten van Lihula: bij het museum linksaf (gebouw links laten liggen) en na 200 meter (pal voor het bord van 7% afdaling) het grindpad rechts. Na 2 km parkeren we de campers voor een soort fabriekje rechts waarvoor we eerst netjes toestemming vragen. We hebben vorig jaar lang met de Fin gesproken die hier, behalve het gebouw, ook 500 ha grond in eigendom heeft. Nu spreken we met zijn medewerker die ons weet te vertellen dat de 500 ha met ingang van deze lente ecologisch beheerd zullen worden. Naast het gebouw zien we de heckrunderen staan die binnenkort ingeschaard zullen worden om het gebied te beheren. Dat is goed nieuws. Voor de korhanen zijn we te laat maar tijdens de wandeling zien we een invallende groep van 60 goudplevieren, 2 zeearenden, alarmerende grutto’s (4 paartjes), braamsluiper, paapje en gele kwik.
We rijden door richting Haapsalu. Bij bushalte Rannamoisa gaan we linksaf naar de uitkijktoren van Rannajoe (N 58°48’95”; E 23°46’87”). Op de enorme vlaktes zien we grote groepen ganzen, kraanvogels, 2 zeearenden, wulpen en een jagende vos. Deze vlaktes zijn ’s ochtends heel goed voor elanden en korhanen. We nemen contact op met Trinus en Miranda Haitjema in Haeska om te vragen of het uitkomt dat we langskomen. Dat kan vanavond al. Eerst bezoeken we de beroemde toren van Haeska (N 58°46’76”; E 23°39’55”). Door de stevige bries voelt het fris aan op de toren. We genieten van de balts van 100den kemphaantjes. Verder grote zaagbekken, 2 duinpiepers (!!), stormmeeuwen (op nest), scholeksters, zeearend, 1000+ ganzen, grutto’s, bontbekplevieren, groenpootruiters, baltsende middelste zaagbekken, kleine zwanen en nonnetjes. Bij Trinus en Miranda worden we, zoals elk jaar, gastvrij ontvangen. Ook de kleine Hendrik vind de visite gezellig. Vanuit zijn tuin wijst Trinus ons op een bonte strandloper die al op de broedplaats is teruggekeerd (westeuropese ondersoort “schinzii”, met weinig zwart op de buik). Na enkele jaren hebben Trinus en Miranda weer een ransuil in hun tuin die (bij vol daglicht) zijn aanwezigheid showt. Op en langs de baai zien we verder zeearend, wintertalingen, kleine zwanen, groenpoot- en zwarte ruiters. Boven de baai zie ik een slechtvalk die een groep wintertalingen opjaagt en vervolgens recht op ons afkomt. Volgens Trinus is een slechtvalk in het voorjaar een zeldzaamheid. “Ja, maar we zijn hier nog maar net een kwartiertje,” antwoordt Ad gevat. Net als ik destijds zijn Ad en Pierre onder de indruk van de prachtige ligging van het huis. ´s Avonds praten we bij een pintje gezellig bij. Aan gespreksonderwerpen geen gebrek. Zoals we al hoopten, mogen we op hun parking blijven slapen. Donderdag 3 mei Het is frisjes en bewolkt als we opstaan. Ieder loopt zijn eigen rondje in de mooie tuin van Trinus en Miranda. Drie appelvinken en enkele draaihalzen laten zich geweldig zien. Juist gisteren is de grauwe vliegenvanger ‘thuis’ gekomen. Trinus geeft ons nog een plaats voor drieteenspecht en wijst ons op een eilandje in de Haapsalubaai met een gemengde kolonie visdief-noordse stern. Daarna nemen we afscheid. Op weg naar de Haeska toren zien we vos en Europese veldhaas. Bij de toren is de wind gaan liggen en het zonnetje doorgekomen zodat het goed toeven is. De 100den kemphaantjes maken weer een enorm spektakel. Ad weet te vertellen dat de wijfjes zuidelijker overwinteren dan de mannetjes. De paring vindt tijdens de trek plaats waarna de wijfjes noordelijker trekken dan de mannetjes om vervolgens de broedsels alleen groot te brengen. De mannetjes hebben dus tijd genoeg om zich zo op te doffen. Vanaf en rond de toren zien we de inmiddels bekende soorten: zeearend, baltsende watersnippen, bosruiters, dwergmeeuwen, brand- en rietganzen, nonnetjes, zwarte en groenpootruiters. Haeska was ons afscheid van de Matsalubaai. We gaan het een (half) middagje rustig aan doen op camping Pikseke (N 58°55’66”; E 23°32’18”) in Haapsalu. We lunchen in het saunagebouwtje waar we om beurten douchen. In de namiddag gaan we met de fiets Haapsalu in: bij de camping linksaf en 1e weg rechts. Pal voor het spoor gaan we links en komen uiteindelijk bij de baai ‘Vaïke–viik’. Op het door Trinus aangeduide eilandje zien we inderdaad enkele paartjes visdieven en noordse sterns vreedzaam naast elkaar op de nesten. Op dit minuscule eilandje van enkele tientallen vierkante meters bivakkeren verder nog stormmeeuw, tafeleend, kokmeeuw, knobbelzwaan en fuut, de laatste drie broedend. Als we richting boulevard fietsen, zie ik enkele kuifduikertjes tegen de kade. Het blijken er vijf te zijn. Ad en Loes kunnen mooie plaatjes maken. We fietsen de promenade af tot we bij de grote uitkijktoren uitkomen. Vanaf de toren zien we o.a. een groep toppereenden en nonnetjes. In het centrum nuttigen we in het restaurantje ‘Hermannuse Maja’ een gezellige en smakelijke maaltijd.
Noordse sterns en visdiefjes broeden vreedzaam naast elkaar
Kuifduikertje in de Haapsalubaai Vrijdag 4 mei Als ik de camper uitstap, luisteren Ad en Pierre al naar 3 draaihalzen waarvan ze er één in de telescoop hebben. Na het ontbijt rijden we richting Haapsalu stad. In het centrum rechtsaf, richting de ‘9’. In de grote Rimi supermarkt aan de ‘9’, richting Tallinn, vullen we de mondvoorraad aan. Loes en Pierre doen, zoals altijd, de boodschappen, Ad en ik slenteren wat rond. In een kunstexpositie met ontblote vrouwenborsten ontmoeten we Tarvo Valker, de gids
van Estonian Tours. Hij beaamt dat drieteenspecht moeilijk is in West-Estland. Hij geeft nog een plekje: Hindaste Jarv. Terug bij de boodschappers vertellen we Pierre over de kunstexpositie, twee seconden later staat Loes er alleen voor. Via Võnnu rijden we richting Risti. Võnnu (N 58°54’42”; E 23°41’70”) is nu iets minder spannend omdat we de kuifduikers in de Haapsalubaai al fantastisch zagen. We zien het wijfje op het nest zitten met het mannetje niet ver uit de beurt. Op het meer dobberen ook 2 mannetjes zomertaling. De wijfjes zitten ongetwijfeld ergens op het nest. Voorbij het meertje loop ik het grindpad rechts in waar ik al snel een witrugspecht ontdek. Mijn waarschuwende roep is waarschijnlijk wat te hard want de specht vliegt het bos in en laat zich niet meer zien. Draaihalzen roepen overal. We hebben tijd genoeg om een tip van Trinus (drieteenspecht) na te trekken: Terug naar de hoofdweg. Na 9 km rechtsaf bij Palivere, richting Martna. Na 3 km linksaf richting Liivi. Bij de 2e kapvlakte zetten we de campers weg. In het zonnetje genieten we van de warme broodjes gevuld met knakworstjes. Niet lang want boven ons hangen 2 steenarenden. Het kan niets anders dan dat de laaglandsteenarend het goed doet in Estland. We maken een wandeling door de prachtige bossen. Geen drieteenspecht, wel sijsjes, taigaboomkruiper, roepende koekoek. We rijden naar het Marimetsa hoogveengebied (N 58°57’86”; E 24°03’94”): terug naar de ‘9’, richting Risti. In Risti rechtsaf richting Lihula. Na 3 km rechtsaf naar de aangegeven parking waar de wandelroute naar het Marimetsa Raba aangegeven staat. Deze 10,5 km lange wandeling over soms moeilijk begaanbaar terrein staat voor morgen op het programma. Na het eten wandelen we het pad rechtdoor af en komen, na enkele 100den meters, uit bij een van die wondermooie gehuchtjes die zo typerend zijn voor de Baltische staten. Tussen en rond de houten huisjes zien we grauwe en bonte vliegenvangers, appelvink, goudhaantje, fluiters, noordse goudvinken en sijsjes. Op de open extensieve vlakte richting toren ontzettend veel woelsporen van wilde zwijnen en elandenpoep. Als het begint te druppelen, wandelen we terug naar de camper, er staat morgen een zware wandeling op het programma.’s Nachts regent het af en toe lichtjes. Zaterdag 5 mei Het is somber weer. Toch besluiten we de wandeling te ondernemen. Voor Loes is deze pittige wandeling niets gedaan. Pierre heeft om 7.00 uur de thee en yoghurt met muesli klaarstaan. Om 7.15 uur gaan we op pad. Bij het boerderijtje horen we een luidruchtige notenkraker die zich echter niet laat zien. Dat doen de goudhaantjes, Noordse goudvinken, geelgorzen en grauwe vliegenvangers wel. De tocht door het maagdelijke taigabos levert o.a. 3 zingende kleine vliegenvangers, veel fluiters en een taiga boomkruiper op. In het beboste veen boompiepers, koekoeken en één korhaan. In het open veen is het zicht beperkt door mist, er staat een vervelend, fris windje en er dreigt regen. Toch kunnen we genieten van baltsende goudplevieren, baltsende regenwulpen, baltsende bosruiters, baltsende grutto’s, tureluurs, visdiefjes, bruine kiek, wijfje grauwe kiek, paapjes en tapuiten. De meest bijzondere waarneming is echter een zwarte wouw die we zelfs kunnen fotograferen. Dit is m’n eerste zwarte wouw in Estland. De veldgids roofvogels geeft 0 tot 5 broedgevallen voor Estland. Boven ons trekken riet- en brandganzen over. In de verte roepen kraanvogels. Op de uitkijktoren (N 58°57’06”; E 24°00’45”) houden we het niet lang vol. Het is guur en koud. Klapeksters kunnen we niet ontdekken (vorige lente 2 paar). Om 12.00 uur zijn we, na bijna 11 km wandelen over moeilijk terrein, terug bij de campers. Loes staat klaar met heerlijke koffie en dito maaltijd. Na de lunch houden we siësta om terug op krachten te komen. Enkele uurtjes later rijden we naar een van m’n favoriete plaatsen: Hindaste, het fameuze korhoendergebied. Ik zal de kennismaking met dit gebied nooit vergeten: Bolderende korhanen zien is niet moeilijk in Estland maar ik had me voorgenomen dat ik een grote groep bolderende hanen wilde zien als (dwaas) eerbetoon aan de rijkdom van het landschap van m’n jeugd. Dit verlangen was zo groot dat ik (bij hoge uitzondering) een gids had ingehuurd (de
hierboven genoemde Tarvo Valker van Estonian Tours). Hij loodste me naar Hindaste. Terwijl ik ademloos naar een groep van 17 bolderende hanen zat te kijken, stootte hij me aan en zei: “I want to go to the main flock”. Dat bleek nog eens een groep van 30 hanen te zijn. Route: Terug naar Risti, de weg oversteken naar Kuijöe, linksaf op de ‘17’ richting Haapsalu en na 3 km rechtsaf richting Nova. Eén km voorbij bushalte ‘Inka’ (voorbij het bos) rechts het zandpad op. Voorbij de afschuwelijke Russische kolchoz zetten we de campers rechts van de weg. Boven ons zien we formaties ganzen en luid roepende zwanen doortrekken. Na de koffie met een heerlijke Estse, calorierijke koek gaan we met de fiets op pad. Terug langs de kolchoz, rechtsaf het bos in en (na 500 meter) weer rechts de extensieve vlaktes op. We hebben meteen 4 opvliegende korhanen.
Bovenstaande foto kregen we van natuurfotograaf Philip Hessing die we enkele malen tijdens de reis tegenkwamen. Hij vond de plaats dank zij onze verslagen. Hij plaatste ’s nachts een schuiltentje, kroop er om 04.00 uur in en had het geluk dat er ’s morgens een korhaan voor zijn tentje kwam baltsen Op de vlakte rechts (met het mooie meertje) 4 korhanen, groepjes kleine en wilde zwanen, kraanvogels. zwarte ruiters, bosruiters, kemphanen, grutto’s (20tal), kieviten, havik, sperwer, jagend mannetje grauwe kiek en bruine kiek. We zien een mooi plekje waar we kunnen overnachten zonder de vogelrijkdom te verstoren (N 59°08’09”; E 23°51’85”). De nabije latrine van een wasbeerhond nemen we voor lief. Pierre en ik halen de campers op. Hierna wandelen we naar de ‘main flock’ van de korhoenpopulatie. Onderweg zien we overal activiteiten van bevers. Ter plaatse het nimmer vervelende plaatje van een groep van 28 bolderende korhanen. (N59°08’48”; E 23°5281”). Als gebiologeerd blijven we naar de springende, vechtende, krijsende en zich opblazende hanen kijken. Ook van andere velden horen we korhoenders bolderen. Boven de bosranden patrouillevluchten van diverse roepende houtsnippen, Iedereen is onder de indruk. Bij een pilsje kijken we ’s avonds over de extensieve, vogelrijke vlaktes. Deze wondermooie vlaktes worden langs alle kanten omringd door ontoegankelijke hoogvenen. We vinden het heel jammer dat dit prachtige gebied geen
beschermde status heeft, zeker nadat we een gloednieuwe tractor met een grote gifinstallatie achterop het pad zien afrijden. We houden ons hart vast voor de (nabije) toekomst. Zondag 6 mei Om 6.30 uur fietsen we naar de main flock na eerst 2 vossen op de vlakte bewonderd te hebben. Het weer is schitterend. De kleine, hoorbare groepjes links en rechts van het grindpad worden achteloos genegeerd. De (nu 31) korhanen zijn nog actiever dan gisteravond. Het hese gekrijs lijkt steeds gekoppeld te zijn aan vliegsprongetjes. Soms hebben we 9 baltsende hanen in één telescoopbeeld. Soms vliegen de hanen op om uitbundig in de bomen te baltsen , op een gegeven moment zelfs 8. Om 8.00 uur kunnen we buiten in het zonnetje ontbijten met een ongelooflijk spektakel voor ons: 2 bolderende korhanen, 3 jagende mannetjes en 2 wijfjes grauwe kiek, havik, 3 wespendieven, kleine zwanen, wilde zwanen, groepjes kraanvogels, grutto’s, bosruiters, kemphanen, baltsende watersnippen, boompiepers, paapjes, veldleeuweriken, overvliegende brandganzen en wilde zwanen. Als klap op de vuurpijl steekt er een grote elandstier op zijn gemak de enorme vlakte over. We hebben hem een tiental minuten in beeld. Tegen de middag rukken we ons met moeite van deze megaplek los. We gaan naar Sutlepa Meri: via de ‘17’ tot Linnamae, rechtsaf richting Spithami en na 12 kilometer, voorbij Sutlepa, linksaf naar Pűrksi/Birkas. Pal voor dit dorp linksaf naar het Lyckholm Museum. We lunchen op de parking. Pierre gaat (zoals vaak) op onderzoek uit en komt terug met de mededeling dat we kunnen douchen, deze keer zonder de alarmbellen in werking te stellen. Het museum is tevens hotel. De douchebeurt kost € 2,50 maar dat hebben we er graag voor over. We vullen de watervoorraad aan en overbruggen de laatste kilometer naar de parking van Silma (= Sutlepa Meri) (N 59°01’96”; E 23°33’93”). De eerste vogel die we horen is een roerdomp. Bij de toren staat een infobord met daarop o.a. een kuifduiker. “Maar die zit er niet”, bezweer ik de mannen. “Hoezo?”vragen ze. “Ik ben er vijf keer geweest, heb nooit kuifduikers gezien. Ergo: ze zitten er niet!!” We beklimmen de toren. De eerste vogel die Ad ziet is een kuifduiker. Als ik vervolgens een grauwe kiek voor een bruine aanzie, besef ik dat ik, ook statistisch, toe was aan een paar blunders. Op en boven het meer verder juveniele zeearend, 3 zwarte sterns (de eerste), dwergmeeuwen, roodhalsfuten en een reuzenstern. Het weer is omgeslagen, de hemel is betrokken maar het blijft windstil. We maken de wandeling over het vlonderpad door het riet. We horen grote karekiet, kleine karekiet, snor, rietzanger en waterral maar missen het baardmannetje. Bij terugkomst maken we kennis met de natuurfotograaf Philip Hessing. O.a. met behulp van onze verslagen heeft hij vanuit een schuilhut schitterende foto’s gemaakt van een bolderende korhaan ten zuiden van Lihula. Hij belooft ons dat we een van z’n foto’s in ons verslag mogen gebruiken. ’s Avonds begint het te regenen en dat gaat ’s nachts door. Het pintje smaakt er niet minder om. Maandag 7 mei Zowel voor als na het ontbijt bezoeken we de uitkijktorens. We zien adulte zeearend, bruine kiek, 2 roodhalsfuten, dwergmeeuwen, 2 zwarte sterns, 2 zomertalingen en onze eerste 2 gierzwaluwen; vanuit het riet zingen snor, rietzanger, grote en kleine karekiet. Op de weilanden foerageren grauwe, kol- en brandganzen. We willen naar het haventje van Dirhami maar eerst verkennen we het vakantiedorp bij Roosta: Roosta Puhkekűla, een groot vakantiedorp (N 59°09’31”; E 23°31’04”): 1 km voor de weg rechts naar Spithami, links op een smal asfaltweggetje door het bos. Voorbij het vakantiecomplex zetten we de campers op de beschutte parking tegen de zee. Op zee drijven 100den zwarte zee-eenden, ijseenden, grote en middelste zaagbekken en opvallend veel
roodhalsfuten. We wandelen naar het restaurant, drinken koffie en reserveren voor morgenavond een tafel. We overbruggen de 10 km naar Dirhamihaven (N 59°12’67”; E23°30’01”) waar het zicht beperkt is. Loes kan nog wel een mooie foto maken van een mannetje ijseend (in bijna volledig zomerkleed) die recht op haar af komt gezwommen.
Deze ijseend, in volledig zomerkleed, zwom doodgemoedereerd richting Loes We rijden terug en nemen nu de rechtertak van de splitsing die ons via Tuksi-Bergsby door mooie bossen naar Spithami (N 59°13’75”; E 23°30’55”) voert. Op de punt van het schiereiland zetten we de campers op het parkinkje. Het zonnetje schijnt en het is windstil. Boven zee hangt een hardnekkige zee mist. Dit zijn de meest slechte voorwaarden voor de trek van zeevogels. We moeten het doen met tientallen, luid krijsende noordse sterns, steenlopertjes, bontbek- en kleine plevieren en grote mantelmeeuwen (ook op nest). Soms klaart de mist in vlagen op en kunnen we de zee afspeuren. Op het water dobberen brilduikers, roodhalsfuten, eidereenden, zwarte zee-eenden, enkele parelduikers, (baltsende) middelste zaagbekken. Ver weg dobbert een groep van een 500tal ijseenden. Terug op de parking fietsen we, na het avondeten, naar een gekende plaats voor dwerguil. Helaas vergeefs. We gaan (redelijk) op tijd slapen. Morgen is het onze laatste volle dag samen en we hopen die af te sluiten met enige zeevogeltrek. Dinsdag 8 mei Om 7.00 uur vertrekken we in beide campers naar de punt bij Spithami (N 59°13’75”; E 23°30’55”) . Het is koud maar zonnig. Boven de weilanden hangen flarden mist. We vrezen het ergste voor zeemist. Op de rotsachtige punt noordse sterns, visdiefjes, scholeksters, bontbek- en kleine plevieren. De zeemist valt mee. Het duurt zelfs niet lang of de zon breekt helemaal door tot het zelfs aangenaam wordt, temeer omdat er nauwelijks wind staat. Ook de trek komt redelijk op gang. We zien grote groepen zeevogels naar het noorden trekken: zwarte zee-eenden, grote zee-eenden, ijseenden, parelduikers, roodkeelduikers, brilduikers, grauwe ganzen, smienten, brilduikers, wulpen, middelste zaagbekken, grote zaagbekken. Van de meeste soorten (vooral zwarte zee-eenden en ijseenden) zien we ook grote aantallen op zee dobberen. We genieten met volle teugen van de trek van vele 1000den, vaak zeldzame, vogels. Dan te bedenken dat je de grootste aantallen niet ziet omdat die, zeker met dit
prachtige weer, ver over zee trekken. Indrukwekkend zijn vooral de groepen grote zee-eenden en groepen van 10 tot 12 migrerende duikers. Het blijft moeilijk om van veraf te bepalen welke soort het is. Gelukkig zijn een tiental (zowel parel- als roodkeel) zo vriendelijk om hun ‘summerplumage’ van kortbij te showen. In de luwte van de campers lunchen we in het zonnetje en gaan daarna (de trek is stilgevallen) met de fiets op stap. We rijden terug en voorbij het dorpje op het eerste grindpad linksaf. Door mooie bossen (met zingende kleine vliegenvangers) komen we, na 4 kilometer, bij het Pikane Jarv, een beschermd meer. Hier staan twee vogelaars waarvan er een naar z’n auto rent om de telescoop te halen. Als we door hun telescoop kijken, zien we, ver weg, het schimmige silhouet van een zeearend. We wijzen hen naar 3 andere zeearenden, 2 wespendieven en 2 boomvalken die pal boven hun hoofd hangen. Ze kijken ons verbaasd aan en vertrekken even later (enigszins misnoegd hebben we de indruk). Bij het bruggetje volgen we het pad naar links dat tenslotte bij de zee uitkomt. Als we van Spithami wegrijden komen we 2 Vlaamse natuurliefhebbers, Bert en Kristien van der Krieken tegen met wie we, vóór de reis, veel mailcontact hadden. Ze hebben hele mooie zaken gezien maar bruine beren lieten zich vanuit de Tuduhide niet zien. Ook de baltsplaats van poelsnippen was dit jaar verlaten. We beseffen dat we veel geluk gehad hebben met onze poelsnippen in Sooma. Bert geeft nog een geweldige tip: de Falgutapolders aan de zuidoostkant van het Vortsjarv meer. ’s Avonds eten we uitgebreid in het restaurant van Roosta. Het is onze laatste maaltijd samen. Ad en Pierre gaan morgen weer richting Nederland. Als dank voor het gidsen en het koken krijgen we deze maaltijd door hen aangeboden. We laten het ons goed smaken. ´s Nacht hoort Ad de eerste nachtzwaluw. Woensdag 9 mei Onderweg naar het restaurant horen we kleine vliegenvanger, grauwe vliegenvanger, braamsluiper, gekraagde roodstaart, braamsluiper, sijs en grote barmsijs. We genieten we van een uitstekend ontbijtbuffet en informeren naar de prijs van een bungalow: € 115,00 voor 2 personen inclusief ontbijt. We nemen afscheid van Pierre en Ad. Onder het zingen van “we´ll meet again some day…” stappen we in de campers. We zijn opgelucht dat we hen zulke mooie weken hebben kunnen bezorgen. Natuurlijk voor een belangrijk deel hun eigen verdienste. De meerwaarde van extra scherpe ogen en (vooral) oren is groot gebleken. Hun enthousiasme werkte aanstekelijk. Bovendien krijgt je beleving ook een extra dimensie. Onder een heerlijk zonnetje rijden we naar Tudu in Oost-Estland (200 km): Bij Riguldi noordwaarts, Via Nova, Harju-RistiRummu, Keila, Saue, Jűri en de zuidelijke rondweg rond Tallin op de E20/1 naar Rakvere. Bij Someru de snelweg af (richting Rakvere) en op de ‘5’, richting Pärnu. Na enkele kilometers op de ‘88’, richting Tudu. Om 14.00 uur zitten we op het terras van het restaurantje in Tudu te genieten van een uitstekende maaltijd: soep, hoofdgerecht en een glas jus voor € 4,25 p.p.! Je hebt hier een complete maaltijd voor een prijs waar je in Tallinn nauwelijks een drankje voor hebt. We besluiten een overnachtingsplek te gaan zoeken pal in de buurt van het meest ongerepte taigabos (Sirtsibossen) dat we kennen, waar Bert vorige week leuke waarnemingen heeft gedaan. Vanaf Tudu naar het zuiden. Aan de rand van Tudu een verrassend mooie waarneming: een mannetje blauwe kiek. Die zie ik niet vaak tijdens het broedseizoen in Estland. Na 3 km (Kaukvere) linksaf. Na 15 km bij Mehide linksaf gaan, richting Sirtsi. Na 5 kilometer maakt dit grindpad een 90 graden bocht naar rechts, richting Sonda. Wij gaan linksaf op het grindpad en, na 500 meter, zien we links een (blus?)vijver met een (voor ons) perfecte overnachtingsplek. We genieten in het zonnetje van de rust in deze oerbossen. Al die tijd zien we één auto en tijdens m’n avondfietstocht zie ik zelfs helemaal geen mensen. Om 19.30 uur stap ik op de mountainbike en rijdt 8 km het gebied in. De vaak oude kapvlaktes doen natuurlijk aan in deze overwegend maagdelijke taigabossen. Ik vind vier hopen verse berenpoep op het hobbelige grindpad. Ik blijf het een
voorrecht te vinden te fietsen in een gebied waar wolf, lynx, bruine beer en vliegende eekhoorn rondstruinen c.q. zweven. Hoewel de kans minimaal is, blijft het een heerlijk gevoel dat elk moment een van deze roofdieren voor je fiets kan verschijnen. Ik zie 2 overvliegende korhanen, een foeragerende auerhen en tweemaal een overvliegend hazelhoen. Hoewel de waarnemingen pover van kwaliteit zijn, troost ik me met de gedachte dat het pas de derde keer is dat ik de drie hoenders tijdens één uitstapje zie. Het schemert als ik bij de camper terug ben. Donderdag 10 mei Om 6.00 uur zit ik op de fiets. Het kostte enige moeite deze ochtend. Loes slaapt de slaap der onschuldigen. Het is 9 graden, lichtbewolkt en windstil. Het eerste dier dat ik zie is een vos die onbekommerd op het grindpad mijn richting uitwandelt. Waar ik na 500 meter rechts afsla, zit op het grindpad links ver weg een zwarte hoenderachtige. In dit gebied kan dit zowel auer- als korhaan zijn. De telescoop onthult zijn identiteit: korhaan. Het vogelconcert is veel intenser dan ’s avonds. Vinken voeren de boventoon maar het bos herbergt veel fluiters en een zestal zangposten van de kleine vliegenvanger. Op een kapvlakte met opgeschoten dennen verwelkom ik m’n eerste grauwe klauwier. Grasmus is algemeen. Twee hazelhoentjes schieten als schichten de weg over. Doordat ik steeds de bermen van het grindpad aftuur mis ik de (m’n eerste en laatste) auerhaan die boven m’n hoofd uit een boom wegvliegt, enkele seconden later gevolgd door een van de grond opvliegende auerhen. Ik fiets 11 km door de taigabossen tot aan de elektriciteitsmasten. Behalve twee vossen en enkele reeën krijg ik geen zoogdieren te zien. Om 9.30 uur ben ik terug bij de camper.
De viskweekvijvers van Ilmatsalu en Karevere Slid De viskweekvijvers van Ilmatsalu liggen 7 km ten noordwesten van Tartu en zijn ideaal te combineren met Karevere Slid, 5 km ten noorden van deze vijvers. Karevere Slid is misschien wel de beste en gemakkelijkste plaats in Europa om baltsende poelsnippen te observeren. De baltsplaats ligt aan de rivier de Emajogi niet ver van de weg Tartu-Talinn. Helaas moet vermeld worden dat vooral westerse vogelaars de baltsende poelsnippen vaak verstoren tot grote ergernis van lokale vogelaars uit Tartu. Misschien daarom waren de poelsnippen dit jaar niet of nauwelijks op de baltsplaats. In de omgeving broeden ook water- en houtsnippen en schreeuwarend (aangrenzende bossen). De viskweekvijvers zijn door de wondermooie trail (normaal gesproken) en de hoge toren heel goed te doen. Toen wij er waren stond de trail nog onder water. De vijvers liggen langs het riviertje de Ilmatsalu. De trail loopt voor een deel langs het riviertje. Broedvogels zijn roodhalsfuut, wilde zwaan, buidelmees en zomertaling. Tijdens de trek is het gebied aantrekkelijk voor veel soorten sterns. In het aangrenzende hoogveengebied broeden korhoenders. In de bossen zouden zowel hazel- als auerhoenders voorkomen. Als het water van de vijvers afgelaten wordt tijdens de trek is het gebied aantrekkelijk voor steltlopers. Visarend zien we elk jaar tijdens het broedseizoen en éénmaal drieteenspecht in de bossen. Na het ontbijt rijden we naar Ilmatsalu. Onderweg richting kust m’n tweede mannetje blauwe kiek en een mannetje grauw. Ik hechtte nauwelijks geloof aan het voorkomen van (broedende) blauwe kieken in Estland. Dat moet ik, voor het oosten althans, bijstellen. We rijden via Rannapungerja, Mustvee richting Tartu. Bij Haava gaan we links richting Karavere. We eten spotgoedkoop in Karevere (500 meter voor de brug) waar ze (wat ons betreft) de beste soljankasoep van Estland serveren. Probleem is wel dat ze de hoofdmaaltijd al wegzetten als de soep nog niet half op is. We zijn toe aan een uitgebreide douche. In motel Ilmatsalu staan we binnen een mum van tijd aan de stroom, hebben de sleutel van een ruime doucheruimte en is (voor € 3,-) de was gedaan. In het zitgedeelte van het motel hebben we Internet. Vanuit de camper zien we bruine kiek, visdief en (alom aanwezige) kramsvogels.
´s Avonds wandelen we naar de uitkijktoren. Enkele vijvers zijn afgelaten en zitten vol met bosruiters. We zien een zestal wilde zwanen. Vier grote karekieten zingen uit volle borst. Boven de vijvers hangt een biddende visarend. We zien hier vaak visarenden tijdens het broedseizoen. Op het grote meer zit een roodhalsfuut op de nest. Vanuit de toren horen we meerdere noordse nachtegalen en koperwieken. Het was een lange dag zodat ik geen fut meer heb om naar de poelsnippen baltsplaats (6 km) te fietsen. Voor morgen voorspelt ‘weeronline’ een regenachtige dag. Dat komt goed uit want dan kunnen we eindelijk aan het verslag gaan werken. Daar is de laatste weken niets van gekomen. Vrijdag 11 mei Het is een triestige dag. Met enige regelmaat vallen er buien uit de lucht. We werken het verslag bij, selecteren de foto´s, lezen de mails, skypen met het thuisfront en doen het rustig aan. De enige belangwekkende ornithologische waarneming zijn tientallen gierzwaluwen boven het meer. ‘s Avonds overweeg ik om naar de baltsplaats van de Karevere Slid te fietsen maar de zoveelste bui brengt me op andere gedachten. Voor de komende dagen wordt er beter weer voorspeld. Zaterdag 12 mei Het heeft vannacht hard gewaaid en geregend. Ook deze ochtend staat er een straffe bries onder een bewolkte, regenachtige hemel. We doen het rustig aan en douchen op ons gemak in het Motel. Gezien de straffe wind besluiten we eerst de Valgutapolders te bezoeken aan de zuidoostkant van het Vortsjarv meer, een tip van Bert van der Krieken. We hopen op een plekje met zicht op de natte polders vanuit de camper. Na drooglegging in de jaren ´60 zijn deze polders in een life project recent weer onder water gezet. Hoe recent weten we niet. We rijden via een binnenweg naar de ´92´ en vandaar westwaarts richting Puhja. We hebben de alsmaar toenemende wind recht op kop. 7 Km westelijk van Puhja linksaf en na 10 km rechts aanhouden langs de kust van het meer. Bij Haani (pal voor de kust) rijden we over een goede grindweg zuidwaarts (parallel aan de kust) waarna we, na een km of 4, bij de prachtige natte polders uitkomen. We rijden een tweetal km langs de polders en vinden een prachtig, redelijk beschut plekje met geweldig zicht op de polders. Rechts is een grote gedenksteen (“Valgutapolder 1964 – 1968”) ter herinnering aan de drooglegging en links een vervallen gemaaltje.
Als de droogleggers geweten zouden hebben dat hun werk weer teniet zou worden gedaan, zouden ze zich in hun graf omdraaien. Een combinatie van langzaam rijden, een wandeltocht en observaties vanuit de camper (telescoop op raamstatief) leveren prachtige waarnemingen op: 40 kraanvogels (+ dans van onvolwassen vogels), 2000 ganzen (kol- en riet), grote kolonie kokmeeuwen, kolonie aalscholvers, blauwe reiger (talrijk), grote zilverreiger (15), wintertaling, zomertaling (4), witgat, brilduiker, smient, tafeleend, krakeend, slobeend, 60 zwarte sterns, 1 grote stern, 1 witvleugelstern, 1 reuzenstern, visdieven, dwergmeeuwen (talrijk), wilde zwaan (2), bruine kiek (talrijk), slechtvalk (langdurige waarneming), zeearend (2), roodhalsfuut (een zestal), witgat, paap, gele kwik, grote karekiet, rietzanger, spotvogel, wielewaal (roepend vanaf zuidelijke bosrand) en tientallen gierzwaluwen. Morgen geeft ‘weeronline’ als weercijfer 9. We weten niet beter als op dit prachtige plekje te blijven overnachten. Op een paar vissers, enkele vogelaars en een enkele toerist na zien we geen mensen. Om 20.00 uur maak ik nog een wandeling. Om 21.30 uur wandel ik op de dijkweg (tussen de polders en het grote meer) terug naar de camper. 100 meter voor me zie ik een zoogdier de weg opkruipen. Voorzichtig breng ik de kijker aan m’n ogen: mink (amerikaanse nerts). Het beestje komt recht op me af. Ik sta doodstil. Als hij op 1,5 meter afstand is, wordt het me toch iets te gortig, direct loopt hij over m’n schoenen. Ik maak een abrupte beweging, dit is genoeg om het diertje in luttele seconden te zien verdwijnen. Zondag 13 mei Het is windstil maar bewolkt als we opstaan. Het weer verdient zeker geen 9 als cijfer. De vissers die we verwachtten zijn er niet. We horen alleen een vogelconcert. Een zwaai met de telescoop over het rustige wateroppervlak onthult fantastisch plaatjes: buitelende zwarte sterns, witvleugelstern, visdiefjes en dwergmeeuwen, 100den ganzen, bruine kieken, 3 baltsende roodhalsfuten en dansende kraanvogels. We wandelen nog even het bos in (rechts van het verbindingskanaaltje) en horen, behalve 5 noordse nachtegalen, 2 spotvogels zingen. Tegen de middag verlaten we het gebied. We nemen de eerste grindweg rechts die de polders noordwaarts begrenst. Door een heerlijk extensief gebied en fraaie bossen rijden we door tot de T-kruising waar we rechtsaf slaan richting Rõngu. Hier volgen we de ‘3’ richting Tartu. Bij Käon, net voorbij de afslag naar Elva, staat er rechts het Waide Motel (met camping) aangegeven. We inspecteren de zaak en spreken af dat we vanmiddag terug komen. We hebben nog tijd genoeg voor een bezoek aan Aardla. We missen immers nog altijd de citroenkwik, de laatste jaren een zekerheid in Aardla. Bij Kűllitse rechts naar Ulenurme. Links op de ‘2’ en (na 1 km) bij de stoplichten rechts naar Ulenurme. We doen (1 km rechtsaf) boodschappen in de Konsum, rijden terug en gaan rechtsaf naar Roiu. Na 4 km slaan we rechtsaf naar Aardla. Bij de gelijknamige bushalte gaan we rechtsaf bij de boerderij en zetten de camper weg. We wandelen het pad verder af tot het paadje links naar de grote uitkijktoren. Ongeveer 100 meter voor de toren hebben we (voor het derde jaar op rij) een prachtige waarneming van een mannetje citroenkwikstaart. Het lijkt of de vogel ons staat op te wachten. Op het topje van een zeggeplant demonstreert hij zijn helgele kopje. Ook vanaf de toren is het prachtig. Het is jaren geleden dat ik zoveel zwarte sterns bij elkaar zag. Boven de plas vliegen er zeker 300. Soms nemen ze even formatievormen aan waardoor het niet moeilijk is om er twee witvleugels uit te pikken. Het is dit jaar zeker geen invasiejaar voor witvleugels. Vorige jaren zagen we er veel meer. Er vliegen ook nog visdiefjes en 100+ gierzwaluwen maar de zoektocht naar mogelijke witwangsterns levert niets op. Verder kraanvogels en bruine kieken. Poelruiter zou hier (sporadisch?) broeden. We rijden naar een andere Aardlaparking: terug op de weg links, op de grote weg weer links en bij bushalte Poldri links. De parking ligt onmiddellijk rechts. Van ons mooie uitzicht van
vorige jaren is niets over. De parking ligt vol met grote hopen zand en kiezel. Er is maar net plaats voor de camper. Tijdens de wandeling heb ik nog wel een prachtig mannetje buidelmees en de eerste (nu met zekerheid) zingende roodmus. We eten een pizza en rijden terug naar de camping bij Motel Waide. Voor € 16 euro kunnen we overnachten. We staan achter het motel op een keurig onderhouden grasveld. Pal rond de camper zien en horen we noordse nachtegaal, roodmus, grote lijster, gekraagde roodstaart, tuinfluiter, grauwe vliegenvanger, bonte vliegenvanger en draaihals. Deze soorten lijken op elk willekeurig plekje in Estland voor te komen. We doen twee trekken was en internetten, alles is inclusief. Maandag 14 mei
Alam-Pedja Alam-Pedja ligt zo’n 30 km ten noordwesten van Tartu. Met Sooma werd Alam-Pedja een van onze favoriete gebieden in Estland. Het is een gigantisch wetland gebied (310 km²) met meanderende rivieren, hooilanden, hoogveenmoerassen, meren en gemengde (rivier)bossen. Een groot deel van het gebied is reservaat. Dat het gebied in nog zo’n ongeschonden staat is, is te danken aan het feit dat het vroeger een Russisch militair oefenterrein was. Het voorkomen van wolven, bruine beren, lynxen en vliegende eekhoorns zegt iets over de ongereptheid van het gebied. De rivieren de Emajögi, de Poltsamaa en de Pedja zetten in het voorjaar een groot gedeelte van het gebied onder water. Het gebied is rijk aan spechten en roofvogels. Zelfs bastaardarenden zouden hier broeden. Zoals in alle andere gebieden is het hard werken om de soorten bij elkaar te sprokkelen. Dit soort gebieden vergt kennis, tijd en (vooral) geluk. Er lopen maar weinig wegen door het gebied. Bij Kirna is het pad afgesloten door een kleine kazerne. We kregen twee jaar geleden toestemming het pad achter de kazerne (10 km) af te fietsen. Dit pad voert door een ongerepte wildernis. Het pad vóór de kazerne, de Selli-Sillaitsa trail in Kirna, is landschappelijk onwaarschijnlijk mooi en rijk aan spechtensoorten. Het is schitterend weer. We wilden eerst naar de Rapinapolders rijden maar met dit weer is het zonde om lang in de auto te zitten. Alam Pedja ligt veel dichterbij. We rijden via Ilmatsalu, Karevere naar Puurmani (met overvliegende witrugspecht). Na een klein uurtje rijden we in Puurmani de afrit af en nemen vervolgens de weg naar Jűrikűla. 1 Km voor Kirna steekt de tweede mink langzaam de weg over. Vorig jaar stond dit grindpad onder water maar is nu goed te berijden. Na 5 km komen we op de parking van Kirna. Het is heerlijk in het zonnetje hoewel er (behalve sperwer en 2 boomvalken) weinig roofvogels in de lucht hangen. Rond de camper horen we kraanvogels, grasmus, koekoek, draaihals, tuinfluiter, kwartelkoning, noordse nachtegaal, roodmus en, voorbij de brug, spotvogel. Aan vlinders o.a. oranjetipje, gehakkelde aurelea, rouwmantel (zon gauw het bos begint) en veel citroentjes. Bij de brug ziet Loes onze derde mink met een flinke vis de rotsblokjes van de oeverwand beklimmen. Ik zie 10 minuten later precies hetzelfde. De mink zit hier waarschijnlijk met jongen, nog geen 2 meter van de rand van het grindpad. ’s Middags lopen we over de 7 km Kirna River trail. De wandeling levert niet veel vogels op (kleine vliegenvanger, wielewaal, 2 boomvalken, houtsnip, hazelhoen) maar is een van de mooiste wandelingen die we ooit deden. Helaas ontbeert het dit prachtige pad aan onderhoud. De bruggetjes zijn gammel en omgevallen bomen versperren vaak het wandelpad. Na de wandeling ga ik om 16.30 uur met de fiets op stap. Ik krijg toestemming om het immense gebied achter de bewaakte poort te verkennen. Vroeger was dit een militair oefenterrein van de Russen en er zouden veel onontplofte bommen liggen. Mij wordt geadviseerd op het pad te blijven. Van 2 jaar geleden weet ik dat er na 11 km fietsen een mooi gebied ligt. Na 5 km krijg ik op de erbarmelijke weg een forse tak tussen de ketting en mijn derailleur breekt finaal af. Tijdens de 5 km lange
terugwandeling (omringd door wolken muggen) staat er een eland voor me op het pad die het bos inwandelt als hij me (opvallend laat) in de gaten heeft. Verder nog wat witgatjes, een havik en enkele zingende kleine vliegenvangers. We besluiten om de fiets volgende week in Riga te laten maken. Dit is de eerste avond dat de muggen echt lastig worden, jammer want het is ’s avonds nog heel aangenaam.
Een mink komt met een vis af voor z’n jongen Dinsdag 15 mei Ons auditief concert deze nacht bestond uit 2 noordse nachtegalen en 2 kwartelkoningen. Ook vandaag schitterend weer. Op een 15tal meter van de camper zingt een roodmus vanuit het topje van een boom zijn typische ´wiede wuudie´ (vrije vertaling). We besluiten een ander deel van Alam Pedja te bezoeken: Palupõhja. Terug naar de grote weg en daar richting Tartu. Na 12 km, pal voorbij de Hollywoodheuvel, tegenover het dorpje Laeva, rechtsaf. Ongeveer op de helft van de 11 km lange, slechte grindweg stoppen we bij Selli. Hier ligt het begin van de Selli – Sillaotsa Nature Trail door het hoogveen “Strand Suuretüki”. Hier hadden we enkele jaren geleden èn drieteenspecht èn zwarte specht èn grijskopspecht. Nu alleen een luid roepende grijskopspecht. Ook de grauwe fitis laat zich niet horen, misschien nog net iets te vroeg. Wel bonte, grauwe en kleine vliegenvangers en overal fluiters en groentjes (de vlindertjes). Na drie kwartier hobbelen over de slechte grindweg komen we in Palupõhja. Het gehuchtje Palupõhja ligt aan de schitterende Emajogirivier. In Palupõhja zijn 2 Esten (die hier hun weekendhuisje hebben) zo vriendelijk om Robert Oetjen te bellen, de manager van de nature school. Dit gebouw heeft een prachtig grasveld met picknickplaatsjes en douches. Robert is van huis uit een Amerikaan. We praten bijna een uur met hem. We horen dat de laatste authentieke inwoner van het gehuchtje j.l. februari is overleden. Alle huisjes doen nu dienst als weekendhuisjes. Robert is al 20 jaar betrokken bij de natuurbescherming in Estland, vooral bij de implementatie van beheersmaatregelen die voortvloeien uit Life projecten. Dat geldt hier vooral het herstel en beheer van river meadows ten dienste van bijv. poelsnippen. Juist deze vrijdag zal hij hiervoor worden geëerd door een Estse minister. De huldiging wordt uitgezonden op de nationale zender. Toch maakt hij zich grote zorgen over het recent
gewijzigde natuurbeleid in Estland. Het natuurbeheer valt sinds kort onder het ministerie van bosbouw, een ministerie waarbij houtproductie centraler staat dan natuurbeheer en -behoud. Zo moet de Estse natuurbescherming hoge bedragen aan dit ministerie betalen bij het ruimen van bosjes, struiken en boompjes om de river meadows in stand te houden. De bosbouwers rekenen de natuurmensen af op het rooien van een potentiële productieboom en niet op het in stand houden van de meadows. EU-beheersgelden worden zo totaal verkeerd ingezet. Volgens hem kan het niet veel slechter meer en staat hij op het punt er de brui aan te geven. Ik vertel maar niet wat het Nederlandse natuurbeheer overkomen is na het aantreden van een CDAminister met boerenachtergrond die het rentmeesterschap anders invulde dan dat Onze Lieve Heer het bedoeld heeft. Eigenlijk triestig: overal waar je in Europa komt, hetzelfde verhaal. “Het gaat tenslotte om de poen, wat maakt het uit zo’n stukkie groen” persifleerde Robert Long al in de jaren ’70. Ook het quotum van de wolvenafschot zit Robert dwars. Er mogen dit jaar 150 wolven geschoten worden, dat is bijna 100% van de aanwezig geachte populatie. De jagers schieten elke wolf die voor de loop komt; jong, oud, alpha mannetje, alpha wijfje, het maakt niet uit. Men heeft geen enkel benul van de enorme impact op de roedel als het alpha mannetje of alpha wijfje afgeschoten worden. Volgens hem zijn het vooral de (minder ervaren) jonge wolven die het moeten ontgelden. Men wil de populatie op maximum 150 dieren hebben. Het excuus is dat het aantal wolven zou toenemen hoewel er geen onderbouwde cijfers zijn die dit beamen. Recent heeft Robert sporen ontdekt van 2 beren niet ver van het gehuchtje. Ook vertelt hij een emotioneel verhaal over zijn mooiste ontmoeting met een lynx. Hij zegt dat er aan de prachtige Emajogirivier baltsplaatsen zijn van resp. 18 en 37 mannetjes poelsnippen. De laatste zou de grootste (bekende) baltsplaats in Europa zijn. Hij vermeldt een merkwaardige waarneming van enkele dagen gelden. Op het weiland achter het nature house (100 meter van de camper) had hij 3 avonden geleden 3 baltsende poelsnippen. Hij verklaart de balts op deze oneigenlijke plaats door de (nog) hoge waterstand op de traditionele baltsplaats. Hij biedt me zijn kano aan om de rivier te verkennen. Ik weiger beleefd. Ik voel in me in een kano net zo op m’n gemak als Bleker in een kruidenrijk weiland. Met het aanbod van een mountainbike ben ik wel verguld. Hij geeft me een route met kans op hoenders en zoogdieren. We mogen in het huis internetten, krijgen stroom, kunnen douchen en er is water. Meer hebben we niet nodig. Het is toch altijd fijn een geestverwant te ontmoeten die zich zo inzet voor behoud van de natuur. Jammer dat we met zo weinig zijn. Robert heeft nadrukkelijk geen camping maar kamperende natuurliefhebbers zijn (alleen tijdens weekdagen) welkom. Wij betaalden (uit eigen initiatief) € 20,-. Hij heeft geen bezwaar tegen het plaatsen van zijn gegevens in dit verslag: Robert Oetjen, +3725039996,
[email protected] We lunchen onder de grote overkapping. Loes maakt de camper schoon terwijl ik een rondje wandel: Boven de rivier een enorme mixed kolonie van kok- en dwergmeeuwen met daartussen tientallen zwarte sterns en visdiefjes. In de lucht 2 zeearenden en een boomvalk. ’s Avonds nemen Robert en zijn vrouw Tiina afscheid. Hij vindt het spijtig dat we niet langer hebben kunnen kletsen. We krijgen een schitterend nieuw fotoboek over Alam Pedja als herinnering mee. Om 19.30 uur maak ik nog een fietstochtje. Voorbij Selli ligt links van de weg een meertje. Op korte afstand zie ik een bever enkele twijgjes van bladeren ontdoen. Juist op dat moment stopt er een auto met Engelse vogelaars. Aan hun opgetogen reactie te zien, is dit hun eerste bever. Gisteren hebben ze geen poelsnippen gezien in Karevere Slid. Ze vragen me naar auerhoenders. Ik vrees dat ze te laat zijn. Op een gerestaureerde grindweg rechts zie ik een zwarte gestalte midden op het grindpad zitten; sh…t, weer een bever. Op de terugweg steekt er pal voor me nog een mannetjeseland de weg over. Wat zijn het toch een enorme beesten. Ik bid een schietgebedje of ik 20 vossen, 15 elanden, 10 bevers of 5 nertsen kan inruilen voor één wolf of lynx. Het lukt niet. We hebben een heerlijk rustige nacht.
Woensdag 16 mei Om 7.30 uur sta ik op. Het is een onbewolkte hemel met strakblauwe lucht. De thermometer geeft 13 graden aan. Ik maak een fietstochtje met Roberts fiets. Het is heerlijk fietsen. Ik zie en hoor de gebruikelijke soorten (vooral witgat en brilduiker). Soms moet ik door wolken muggen en eenmaal ook door een wolk groentjes (vele tientallen). Bij Selli trekt een hakkende zwarte specht aan de voet van een dode boom zich niets van mijn aanwezigheid aan. Ik kan de hakkende specht op 6 meter met m’n smartphone fotograferen. Na het ontbijt maken we regelmatig wandelingetjes met grijskopspecht (rechtsaf richting bosje), witrugspecht (linksaf, roffelend na 100 meter), oeverloper (strand), roodmus (3 zangposten), wielewaal, grote karekiet, geelgors, kramsvogel (talrijk), koperwiek, tuinfluiter, draaihals, boeren-, huis- en oeverzwaluw, gekraagde roodstaart, gele kwik, grauwe en bonte vliegenvanger en, boven het water, rusteloze dwergmeeuwtjes, visdiefjes en zwarte sterntjes. Op een drooggevallen strandje zijn een 20tal kemphanen uitbundig aan het baltsen, gadegeslagen door een erboven schroevende adulte zeearend. Wat is dit toch een maagdelijk plekje. De enige tegenvaller is het gebrek aan arenden boven de bossen. Ik maak een wandelingetje over het weiland naar de bosrand. Tot m’n stomme verbazing vliegt er 4 meter voor me een poelsnip met luid vleugelgeruis op. De vogel valt 50 meter verder in en laat z’n helderwitte staartpennen goed zien. De vogels zijn dus nog niet vertrokken. IJlings ga ik terug naar m’n observatiestoel. Zo’n soort wil je niet verstoren.
Kamperend op het grasveld van Roberts nature school Na gedoucht te hebben, verlaten we deze zoveelste wereldstek. We hobbelen drie kwartier op de erbarmelijke grindweg en slaan op de grote weg rechtsaf richting Karevere (9 km). We bezoeken het soljankarestaurantje pal voor het viaduct rechts. Voorbij het viaduct slaan we rechtsaf naar de parking die (aan een recreatievijver) tegenover de poelsnippenbaltsplaats ligt. Voorbij de parking zijn drie kleine plevieren fanatiek op de grond aan het baltsen. Het lijkt alsof de witte borst helemaal opwelt. Vanaf de weilanden roept een kwartelkoning. De noordse nachtegaal ontloop je nu nergens meer. Om 19.30 uur wandelen naar de baltsplaats van de poelsnip (= overkant weg). We ondergaan hetzelfde lot als vele andere vogelaars dit jaar. De poelsnippen zitten er niet. Te nat kan het niet meer zijn. Als het begint te schemeren en de muggen niet meer te harden zijn, geven we het op. We vinden dat we voor een goede nachtrust te dicht bij de snelweg staan en rijden naar een nieuwe parking in Ilmatasalu, enkele 100den meters voorbij (komende van Ilmatsalu) het begin van de aangegeven wandeling. Voor het eilandje zwemt de zoveelste bever. Na een
slaapmutsje gaan we slapen op deze uitermate rustige plek. Een dreigend onweer trekt gelukkig voor het grootste gedeelte aan ons voorbij. Donderdag 17 mei Om 7.00 uur doe ik m’n dagelijkse wandelingetje. In het verlengde van de parking alarmeren 3 kleine plevieren. Op de (andere) parking naast de ingang van het wandelpad liggen stapels grind en zand. Hier komt warempel een hop naar toe vliegen. Hij gaat boven op een grindberg zitten. Hoppen zijn zeldzaam in Estland. Er gaan jaren voorbij zonder dat ik ze zie. Op de grote plassen nog een mannetje pijlstaart, wilde zwaan en brilduikers. Na het ontbijt doen we nog een poging voor de hop maar die laat zich niet meer zien. Vandaag staat de lange rit naar Riga op het programma. Via Valga (grensovergang) rijden we over de ellendige, hobbelige snelweg (de A 3) naar de ring van Riga die (dank zij Europees geld) wel goed is. Op weg naar Ventspils, de A10, begint de ellende weer. De weg is over een traject van vele km’s opgebroken. We zijn blij als we (200 m voorbij de afslag rechts naar Smarde) linksaf het grindpad naar Slampe opkunnen.
Kemeri National Park Dit park (30 km ten westen van Riga) bestaat vooral uit bossen (de helft), meren, hoogvenen, natte weilanden en duinen. Er broeden soorten als zwarte ooievaar, schreeuw-, vis- en zeearend. In de rietvelden rond de meren broeden roerdomp en wouwaap (onregelmatig). Volgens “Gorman” zouden in de venen korhoen, goudplevier en regenwulp broeden. De checklist van het park geeft de regenwulp als onregelmatige broedvogel aan. Op de natte weilanden kun je kwartelkoningen horen. De (oude) bossen zijn rijk aan spechten. De witrugspecht is zelfs het symbool van het park. Alle spechtensoorten nemen in aantal toe dank zij het werk van de bevers. De aantallen hazel- en korhoenders nemen snel in aantal af. Waarschijnlijk door de onrust, de toename van predatoren (vos en wasbeerhond) en de aanleg van wegen. Het auerhoen is zelfs al verdwenen als broedvogel. Vooral de bossen rondom het info-centrum zijn oud en gevarieerd. Grauwe fitis, middelste bonte specht, witrugspecht en kleine vliegenvanger zijn hier broedvogel. We waren het meest onder de indruk van de Dunduru meadows. De oppervlakte aan weilanden in het park is relatief laag. Het beheer ervan heeft daarom topprioriteit. Het Slampe riviertje (in 1974 rechtgetrokken om de weilanden te ontwateren) hermeandert weer in het kader van een groot opgezet natura 2000 life-project. Ook laat men vanaf 2004 156 ha van de Dunduru meadows beheren door konikpaarden (uit het Pape-reservaat) en 15 heckunderen (uit België). Men heeft ook een stuw geplaatst om het waterpeil in de meadows te op te stuwen. In de begrazingsoppervlakte is een deel van het bos opgenomen als beschuttingsplaats tijdens slecht weer. Dat de dieren hier weinig gebruik van maken, wijt men aan de aanwezigheid van een familie wolven. Na een viertal km linksaf op de T- kruising. In de 90 graden bocht naar rechts, rechtdoor over het boerenerf (links een open loods en rechts 2 dichte, witte stallen). Voorbij het erf kom je, na ongeveer 1 km, in de 90 graden bocht naar rechts bij een wondermooi moerasje. Hier zien we bruine kiek, kraanvogels, 5 wilde zwanen en een vijftal reeën. De zangvogels laten het afweten. (enkele jaren geleden o.a. sperwergrasmus in juni). We rijden nog een vijftal km door richting uitkijktoren. Vanaf de brug zien we onze eerste zwarte ooievaar, foeragerend op de weilanden. Zwarte ooievaar en schreeuwarend missen we nooit in de Dundura meadows. Enkele km’s verder ligt de uitkijktoren met het parkinkje waar we altijd overnachten.
Konikspaardjes beheren de Dundura meadows, op de achtergrond de camper Binnen een mum van tijd hebben we de karakteristieke soorten: grote zilverreiger (6), bruine kiek, geelgors, veldleeuwerik (talrijk), paap (talrijk), tapuit, grauwe klauwier, gele kwik, kwartelkoning, grote lijster, kramsvogel wielewaal (roepend vanuit de bossen), koekoek, witte en zwarte ooievaar, kraanvogels (een groep van 120 met dansende immature vogels). Vanaf de toren zie ik de actieve grondjacht van een schreeuwarend. Soms trekt de arend zelfs sprintjes door het gras. Soms maakt hij kleine vliegsprongetjes. Wat de buit is, is niet duidelijk. Schreeuwarenden zijn gekende grondjagers. Ze hebben langere poten dan andere arenden en minder bevederde tarsi. Amfibieën staan (afhankelijk van de lokale situatie) vaak op het menu. Tegen de avond rijden we terug naar de brug. Hier hebben we goed uitzicht over de weilanden. Vlamingen hadden hier enkele weken geleden 4 wolven. Dat geluk is ons niet beschoren. Wat wel opvalt, is dat het raster rond de Dundura meadows in vervallen staat is. De konikspaardjes en heckrunderen zouden zo in en uit kunnen lopen, datzelfde geldt trouwens voor de wolven. Terug op ons overnachtingsplekje blijf ik tot 22.00 uur op de toren staan. Canis lupus laat zich niet zien, wel een vijftal hazen en een tiental reeën. Tot nu toe hebben we een enkele auto gezien. Vrijdag 18 mei De nacht verloopt ongekend rustig. Niemand verstoort het monotone geroep van 2 kwartelkoningen. Het is kraakhelder maar er staat een stevige wind. Om 7.00 uur zie ik vanaf de toren een schreeuwarend ergens anders op de grond zitten, roerloos nu. Ik wandel naar het bruggetje en dan linksaf richting bosrand. Geen zingende zomertortels dit jaar. Een zwarte ooievaar kringelt al om 8.00 uur boven de weilanden. Om 8.30 uur ben ik terug bij de camper waar de gebakken eitjes klaar staan. Loes nestelt zich in het zonnetje en ik maak op haar elektrische fiets een fietstochtje: linksaf richting bruggetje, voorbij bruggetje rechtsaf, door het bos (2 zingende kleine vliegenvangers), bij het tweede (bos)bruggetje links aanhouden. Bij de bosrand links, langs “Strauti” tot in het mooie, extensieve agrarische gebied. Voorbij Strauti zie ik een
schreeuwarend in een boom zitten, wonderlijk hoe snel je deze arend in zit herkent. Voorbij Strauti de tweede weg links het bos in waar een zestal wilde zwijnen voor me het pad oversteekt. De eerste weg links voert naar de andere kant van de open vlakte waar je vanuit de camper naar kijkt. Na de lunch fiets ik de andere kant uit (= rechts), richting moerasje. Nog vóór de brug struint een vos door het hoge gras, niet ver van roepende kwartelkoningen. Boven de bossen thermiekt een adulte zeearend. Van het door bevers gefrequenteerde loopje vliegen witgatjes en brilduikers op. Voorbij de brug lopen (vrij dicht tegen het grindpad) 2 kraanvogels. De vogels weigeren op te vliegen, geen wonder; af en toe zie ik een lichtbruin kopje van een jong boven het gras uitkomen. Even verderop een paartje met soortgelijk gedrag. Bij het moerasje zingen zowel draaihals (dode berkenbomen, rand bos) als grote en kleine karekiet. Mijn hoofddoel zijn echter de ortolanen: over het erf van de boerderij; bij de kruising rechtdoor (we kwamen van rechts). Na 1,5 km weer een kruising met forse eikenbomen langs de grindpaden (= 8,75 km van de camper). Het duurt niet lang of ik heb een uitbundig zingende ortolaan in de telescoop Helaas maar één mannetje. Ook deze soort lijdt enorm onder het absurde Europese landbouwbeleid. Terug bij de camper blijf ik vanaf de toren tot het schemeren de bosranden afturen. Canis lupus laat zich niet zien, wel een andere prettige verrassing. Om 22.15 uur zie ik beweging aan de bosrand. Er is nog voldoende licht om door de telescoop een das te herkennen. Dat is lang geleden. Een jaar of 7 geleden kon ik in Polen (dankzij een boswachter) jonge spelende dassen filmen. Zaterdag 19 mei We slapen heerlijk op deze fameuze plek. Van (activiteiten van) mensen merken we helemaal niets. Door de gordijntjes zie ik om 7.00 uur dat het schitterend weer is. Het is onmogelijk om lang te blijven liggen. Je bent te nieuwsgierig wat zich buiten allemaal afspeelt. Terecht. De eerste drie vogels die ik zie zijn zwarte ooievaar (foeragerend op de weilanden), grauwe klauwier (op 15 meter van de camper, aangevallen door een paartje paapjes) en een thermiekende zeearend. Na het ontbijt wandelen we samen het pad af en bij het riviertje linksaf tot de bosrand. Dit levert een nieuwe reissoort op; 3 zomertortels vliegen van de weilanden op. Bij het bruggetje komt een schreeuwarend laag over, helaas met tegenlicht zodat Loes’ foto’s tegenvallen. We zien de arend een fenomenale stuitdook maken. Voor het bos (bij de strobalen en de rotsblokken) houden zich, zoals elk jaar, tapuiten op. In het bos valt er niet veel te wandelen. De muggen worden te lastig. Tot 12.00 uur blijven we van het mooie uitzicht in het zonnetje genieten. Het is weekend maar we zien nog steeds geen mensen. De Audru meadows zijn een waardige natuurafsluiting van de zoveelste fantastische reis. We rijden naar de citycamping van Riga voor een paar ‘lamme’ dagen. Bij Kemeri slaan we linksaf en bezoeken het infocentrum. De dienstdoende dame is uiterst capabel. In vloeiend Engels geeft ze ons veel informatie. We rijden de weg verder af en slaan rechtsaf op de Tkruising richting Jürmala. Bij de volgende splitsing (het politiebureau) links. We willen niet te snel naar de opgebroken A 10. Pas in Riga rijden we de A 10 op. Bij de stoplichten (winkelcentrum “Spice”) gaan we linksaf en houden, voorbij de rivier Azene, rechts aan. De camping staat aangegeven: voor de brug naar rechts, onder de brug door, links aanhouden en zo terug op de K. Valdemara iela. Hier staat de camping naar rechts aangegeven aan de Kipsalas iela. De camping is gelegen achter een groot sportcomplex. Er staan veel (vnl Duitse) campers. On line hadden we al met manager Kaspars geregeld dat we de camper een week kunnen stallen tijdens de week die we in Nederland doorbrengen. We gaan het de komende dagen rustig aan doen met o.a. een bezoekje aan het oude gedeelte van Riga. We horen dat er op 2 km afstand een fietsenmaker zit. We wandelen ernaar toe en een capabele
jonge knaap heeft binnen een half uur een nieuwe derailleur op mijn mountainbike liggen. We zijn 40 Lats kwijt. Who cares, we kunnen straks weer fietsen in Finland. Zondag 20, maandag 21, dinsdag 22 en woensdag 23 mei We bezoeken het oude stadsgedeelte (met restaurantje), doen de was, genieten voor de camper van het zonnetje (schitterend weer), werken het verslag bij, doen boodschappen, douchen, proberen m’n fiets uit, internetten, lezen, mailen, skypen, barbecueën, kijken tv, wandelen over de camping, kletsen met de buren en hangen zo de doorsnee toerist uit. Niet gek voor een paar dagen maar veel langer moet dat niet duren. Na een voorspoedige vlucht landen we op woensdag een half uur vóór de geplande tijd (16.00 uur) op de vluchthaven van Charleroi. Zoon Willie en kleinkinderen Navi en Fenne staan ons al op te wachten. Na een druk weekje social hoppen vliegen we de 30ste weer terug en zetten onze reis voort naar Finland maar dat is iets voor het volgende verslag. Johan en Loes Schaerlaeckens,
[email protected]
Na alle fantastische waarnemingen: even een ´break´