COMMISSIE
VAN
DE EUROPESE
GEMEENSCHAPPEN
en -technologie
VERGUNNINGSPROCEDURE VOOR DE BOUW EN HET BEDRIJF VAN KERN INSTALLATIES IN DE LIDSTATEN VAN DE EEG
1976
EUR 5284 d,e,f,i,n
BELANGRIJKE
MEDEDELING
Dit document is gepubliceerd onder auspiciën van de Commissie van de Europese Gemeenschappen. Er wordt op gewezen dat de Commissie van de Europese Gemeenschappen, haar contractpartners of enige namens hen handelende persoon: geenszins garanderen dat de in dit document vervatte mededelingen juist of volledig zijn, noch ervoor kunnen instaan dat het gebruik van enige in dit document vermelde mededeling, uitrusting, methode of procédé, geen inbreuk maakt op de uitsluitende rechten; geen enkele verantwoordelijkheid aanvaarden voor schade die eventueel kan voortvloeien uit het gebruik van de mededelingen, uitrustingen, methoden of procédés die in dit document zijn beschreven.
Dit rapport wordt verkocht in de verkoopkantoren die op de derde pagina van de omslag zijn vermeld.
Dit rapport bevat informatie die is verspreid door de Commissie van de Europese Gemeenschappen op Grond van het Verdrag ter oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.
Uitgegeven door de Commissie van de Europese Gemeenschappen Directoraat Generaal „Wetenschappelijke en technische informatie en informatiebeleid" Batiment Jean M o n n e t - Kirchberg Luxemburg
COMMISSIE
VAN
DE EUROPESE
GEMEENSCHAPPEN
en -technologie
VERGUNNINGSPROCEDURE VOOR DE BOUW EN HET BEDRIJF VAN KERNINSTALLATIES IN DE LIDSTATEN VAN DE EEG
PARL EVr^"
'V'-Nnt^
Co». J.M.
Verslag vervaardigd door DIDIER en Co, juridische en economische adviseurs inzake de Europese Gemeenschap, Brussel - België Contract No. 070-73-11 ECIC
1976
EUR 5284 d,e,f,i,n
SAMENVATTING Voor België en Luxemburg verschilt de vergunningsprocedure naar gelang van de klasse, waaronder de betrokken installatie valt (indeling naar risicograad : klassen I, II of III). Voor de installaties van klassen I en II zijn er bovendien afzonderlijke vergunningen vereist voor bouw en bedrijf. Ook in Duitsland zijn twee afzonderlijke vergunningen vereist, doch de procedure is daar niet gebaseerd op het potentiële risico, dat aan de betrokken installatie is verbonden. In Frankrijk geldt voor de „fundamentele" kerninstallaties een speciale procedure. Bovendien zijn de bouw en het bedrijf van deze installaties aan twee afzonderlijke vergunningen onderhevig. Terwijl deze twee vergunningen ook in Italië vereist zijn voor de voornaamste kerninstallaties, is er in dat land geen systeem waarbij de installaties worden ingedeeld naar de graad van het risico. Een soortgelijke wetgeving is ook in Nederland van kracht. In het Verenigd Koninkrijk bestaat er evenmin zo'n indelingssysteem van de installaties. Bovendien is er daar slechts één soort vergunning (de „site licence"), welke tijdens de bouw successievelijk wordt aangepast. Anderzijds bestaat er in Denemarken en Ierland op dit punt nog geen gedetailleerde wetgeving.
- III
-
INHOUDSOPGAVE Blz.
4
I. BELGIE I. Bronnen van wetgeving
4
II. Vergunningsprocedure
2
A. Bouwvergunning
2
1) Vergunning voor installaties van klasse I
6
a) Regionaal niveau b) Nationaal niveau 2) Vergunning voor installaties van klasse II
11
a) Regionaal niveau b) Nationaal niveau 3) Vergunning voor installaties van klasse III
17
a) Regionaal niveau b) Nationaal niveau B. Bedrijfsvergunning
2
0
Bijlagen Tabel I
: Vergunning voor installaties van klasse I
Tabel II
: Vergunning voor installaties van klasse II
Tabel III : Vergunning voor installaties van klasse III
2. DUITSLAND I. Bronnen van wetgeving II. Vergunningsprocedure voor kerninstallaties
2
3
24 24 25
1. Installaties die aan de vergunningsprocedure onderworpen zijn
25
2. Omschrijving van de vergunningsprocedure
25
- IV -
Blz. A. Bouwvergunning
26
a) Reginaal niveau b) Nationaal niveau c) Besluit B..Bedrijfsvergunning Bijlage I
: Vergunningsprocedure
30 32
Bijlage II : Lijst van de vergunningverlenende instanties
33
3. DENEMARKEN
35
4. FRANKRIJK
36
I. Bronnen van wetgeving . II. Vergunningsprocedure ("fundamentele kerninstallaties") A. Bouwvergunning
36 36 36
1. Nationaal niveau (eerste etappe) 2. Regionaal niveau 3. Nationaal niveau (tweede etappe) B. Bedrijfsvergunning Bijlage I
: Machtigingsprocedure - nucleaire basisinstallaties
Bijlage II : Taken van de Hoge Raad voor Nucleaire Veiligheid en van het Centrale Departement voor de Veiligheid van Kerninstallaties
5. IERLAND
40 41
42
45
- V -
Blz. 6. ITALIE
47
I. Bronnen van wetgeving
47
II. Vergunningsprocedure
48
A. Bouwvergunning
48
1. Algemene procedure 2. Speciale procedures B. Bedrijfsvergunning
54
1. Algemene procedure 2. Bijzondere procedures Bijlagen Tabel I
Machtigingsprocedure - algemene procedure
57
Tabel II Machtigingsprocedure - speciale procedure
59
7. LUXEMBURG
60
I. Bronnen van wetgeving
60
II. Vergunningsprocedure
6l
A. Bouwvergunning
61
1. Vergunning voor installaties van klasse I
63
a) Regionaal niveau b) Nationaal niveau 2. Vergunning voor installaties van klasse II
66
a) Regionaal niveau b) Nationaal niveau 3. Vergunning voor installaties van klasse III
69
a) Regionaal niveau b) Regionaal en nationaal niveau B. Bedrijfsvergunning
72
Bijlagen Tabel I
: Vergunning voor installaties van klasse I
74
Tabel II
: Vergunning voor installaties van klasse II
75
Tabel III : Vergunning voor installaties van klasse III
76
- VI -
Blz. 8. NEDERLAND I. Bronnen van wetgeving
77 ''
II. Vergunningsprocedure
78
A. Bouwvergunning
78
a) Nationaal niveau (eerste etappe) b) Regionaal niveau c) Nationaal niveau (tweede etappe) B. Bedrijfsvergunning
82
Bijlage Diagram van de vergunningsprocedure
83
9. VERENIGD KONINKRIJK
84
I. Bronnen van wetgeving
84
II. Vergunningsprocedure
84
A. Bouwvergunning
87
1. Raadpleging van de inspectie voor kerninstallaties 2. Besluit van de bevoegde autoriteit B. Bedrijfsvergunning
90
- 1
SAMENVATTING Voor België en Luxemburg verschilt de vergunningsprocedure naar gelang van de klasse, waaronder de betrokken installatie valt (indeling naar risicograad : klassen I, II of H l ) . Voor de installaties van klassen I en II zijn er bovendien afzonderlijke vergunningen vereist voor bouw en bedrijf. Ook in Duitsland zijn twee afzonderlijke vergunningen vereist, doch de procedure is daar niet gebaseerd op het potentiële risico, dat aan de betrokken installatie is verbonden. In Frankrijk geldt voor de "fundamentele" kerninstallaties een speciale procedure. Bovendien zijn de bouw en het bedrijf van deze installaties aan twee afzonderlijke vergunningen onderhevig. Terwijl deze twee vergunningen ook in Italië vereist zijn voor de voornaamste kerninstallaties, is er in dat land geen systeem waarbij de installaties worden ingedeeld naar de graad van het risico. Een soortgelijke wetgeving is ook in Nederland van kracht. In het Verenigd Koninkrijk bestaat er evenmin zo'n indelingssysteem van de installaties. Bovendien is er daar slechts één soort vergunning (de "site licence"), welke tijdens de bouw successievelijk wordt aangepast. Anderzijds bestaat er in Denemarken en Ierland op dit punt nog geen gedetailleerde wetgeving.
- 2-
Aantekening
De monografieën van deze studie zijn gebaseerd op de wetgeving die in de lid-staten in de zomer van 1974 va*1 kracht was. Deze wetgeving ondergaat echter een voortdurende ontwikkeling. Tussen de zomer van 1974 en het ogenblik waarop deze studie ter perse ging, zijn inderdaad wijzigingen van kracht geworden, terwijl waarschijnlijk in de toekomst nog andere wijzigingen mogen worden verwacht. Zulke wijzigingen zouden de situatie in bepaalde landen, zoals Denemarken, Luxemburg en Ierland, zelfs fundamenteel kunnen wijzigen. Om deze redenen zullen de ter zake bevoegde diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen zorgvuldig aantekening houden van eventuele amendementen en deze monografieën regelmatig bijwerken. . Commentaar en suggesties van belangstellenden, waardoor deze monografieën kunnen worden verbeterd, worden door deze diensten gaarne ingewacht en moeten worden gericht aan directoraat Hl/E, Commissie van de Europese Gemeenschappen, Wetstraat 200, Brussel, België.
INLEIDING
Bij de studie van de vergunningsprocedures voor de bouw en het bedrijf van de kerninstallaties in de verschillende lid-staten stuit men op verschillende moeilijkheden. In de eerste plaats bezitten sommige lid-staten namelijk al een vrij verfijnde en gedetailleerde wetgeving over dit onderwerp die is voortgekomen uit de ervaring, die zij in de praktijk met de vestiging van verschillende kerninstallaties op hun grondgebied hebben opgedaan. In andere lid-staten is daarentegen nog niet besloten of deze installaties al dan niet mogen worden toegelaten en of de wetgeving in het desbetreffende land dientengevolge in die zin moet worden uitgebreid of gewijzigd. Voorts doen zich nog extra moeilijkheden voor door de wezenlijke verschillen tussen de wetgevingen van de diverse lid-staten. Deze verschillen bestaan met name niet alleen voor het soort kerninstallaties, waarop de respectieve nationale procedures betrekking hebben, doch ook ten aanzien van de vraag welke en hoeveel instanties bij de procedures betrokken zijn. Bovendien is voor de diverse lid-staten ook de tijd van de afwikkeling van de procedure tot de verlening van de uiteindelijke vergunning verschillend, evenals de mate waarin het publiek inspraak wordt gegeven in de vergunningsprocedure. Om een vergelijking tussen de verschillende in deze studie onderzochte wetgevingen te vergemakkelijken, werden, waar mogelijk, soortgelijke onderwerpen op dezelfde wijze gegroepeerd - met name met betrekking tot het niveau - nationaal of regionaal niveau - waarop de geëigende procedure plaatsvindt. In de meeste gevallen werden voorts tabellen toegevoegd, waarin de verschillende procedures op vereenvoudigde wijze in beeld zijn gebracht.
1. BELGIË I. BRONNEN VAN WETGEVING 1.
De kaderwet die de grondslag legt voor successievelijke wetten, speciaal
voor de vaststelling van vergunningsprocedures voor de bouw en het bedrijf van kerninstallaties, is de wet van 29 maart 1958
"betreffende de bescherming
van de bevolking tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren (l)". Artikel 2 van deze wet luidt met name : "De koning is gemachtigd de invoer, het produceren, het vervaardigen, het onder zich houden, het vervoer, het gebruik met commercieel, industrieel, wetenschappelijk, medisch of enig ander oogmerk van apparaten, installaties of stoffen die ioniserende stralingen kunnen verspreiden, te onderwerpen aan bepaalde voorwaarden die erop zijn gericht de gezondheid van de bevolking te beschermen. Hiertoe kan hij tevens de verwijdering en het afvoeren van radioactieve stoffen en afval regelen". 2.
Overeenkomstig deze kaderwet, werd er op 28 februari 1963 een
Koninklijk Besluit uitgevaardigd "houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking en van de werknemers tegen het gevaar van de ioniserende stralingen" (2). Dit besluit bevat in het bijzonder een uitvoerige indeling van nucleaire inrichtingen in afnemende volgorde naar het gevaar van de desbetreffende activiteiten (zie punt 3)» alsmede de regels voor de toekenning van vergunningen voor de bouw (zie punten 4 t/m 43) en het bedrijf (zie punten 44 t/m 47) van iedere klasse inrichtingen.
(1) Belgisch Staatsblad van 30 april 1958, blz. 3286 (2) Belgisch Staatsblad van 16 mei 19631 blz. 5206, gewijzigd bij Koninklijk Besluit van 17 mei 1966 (Belgisch Staatsblad, 4 juni 1966), Koninklijk Besluit van 22 mei 1967 (Belgisch Staatsblad, 2 september 1967)» Koninklijk Besluit van 23 december 1970 (Belgisch Staatsblad, 17 februari 1971) en Koninklijk Besluit van 23 mei 1972 (Belgisch Staatsblad, 27 juni 1972).
II. VERGUNNINGSPROCEDURE A. BOUWVERGUNNING 3.
In het Koninklijk Besluit van 28 februari 1963 worden 4 klassen
kerninrichtingen omschreven (l), waarvan er slechts 3 (klassen I, II, lIl) een bouwvergunning behoeven (2). Op inrichtingen die tot meer dan één klasse behoren zijn de bepalingen voor de hoogste klasse van toepassing. Evenals de inrichtingen van klasse IV (3)» zijn de inrichtingen waar bij gelegenheid proeven of testen van materialen worden uitgevoerd of werkwijzen in het werk gesteld worden met gebruik van ioniserende straling, eveneens vrijgesteld van dergelijke vergunningen mits :
(1) Zie artikel 3 (3) van het Koninklijk Besluit van 28 februari 1963. In dit document zal dit besluit worden aangeduid als "KB 63". (2) Zie artikel 5 (l) van KB 63. (3) Klasse IV omvat onderstaande installaties (zie artikel 3 (l) d van KB 63). 1) Inrichtingen waar hoeveelheden radioactieve nucliden worden aangewend of in bezit gehouden, waarvan de totale activiteit begrepen is in de reeks van de waarden X4 van de onderstaande tabel; 2) inrichtingen die toestellen bezitten of aanwenden die radioactieve stoffen bevatten in hoeveelheden eventueel groter dan de in § 1 van deze klasse bepaalde waarden, doch op voorwaarde dat a) deze radioactieve stoffen doeltreffend tegen alle aanraking en alle verlies worden gevrijwaard; b) de maximumdosis niet meer bedraagt dan 0,1 millirem per uur op ieder bereikbaar punt binnen een afstand van 0,1 meter van de oppervlakte van het toestel; c) dit toestel van een type is dat is goedgekeurd door het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid en het ministerie van Volksgezondheid en Gezin; 3) inrichtingen waar radioactieve stoffen in willekeurige hoeveelheid worden aangewend of in bezit gehouden voor zover de concentratie van die stoffen minder bedraagt dan 0,002 microcurie per gram en minder dan 0,01 microcurie per gram wat de natuurlijke vaste radioactieve stoffen betreft. INDELING VAN RADIOACTIEVE STOFFEN 1
11
HADI0T0XITEIT A
II X 2 ^ 100 «Ci
KLASSEN III
IV
100/(Ci>X3^ 0,1ïcCi
0 , 1 « c i > X4
Zeer hoog B Hoog C Katig D Laag
X2 V
1 mCi
1 mCi y X3 y
1 U Ci
1 ( i C i > X4
X2 >
10 mCi
1 0 mCi > X3 y
10 -<•.Ci
10/CiCi > X4
100 mCi > X 3 \ 1 0 0 / < C i
100 "Ci > X4
X2 >, 100 mCi
a) deze verrichtingen uitsluitend worden uitgevoerd door het personeel van een vreemde inrichting, behoorlijk vergund om dergelijke werken uit te voeren en b) het erkende organisme belast met de controle van die inrichting of de erkende deskundige die de eventuele fysische dienst ervan leidt, deze verrichtingen goedkeurt (l). In het onderstaande (zie punten 4 t/m 43) wordt de vergunningsprocedure omschreven voor de bouw van installaties van de klassen I t/m III. 1) Vergunning voor installaties van klasse I (2) 4.
Klasse I omvat onderstaande installaties (3) :
1) kernreactoren, Z) inrichtingen waarin hoeveelheden splijtstoffen (met uitzondering van natuurlijk uranium) worden aangewend of in bezit gehouden groter dan de helft van de minimale kritische massa, 3) fabrieken voor herbewerking van al dan niet verrijkte bestraalde kernbrandstoffen. Voor inrichtingen van deze klasse liggen sommige onderdelen van de procedure op regionaal niveau (zie punten 5 t/m 9) en andere op nationaal niveau (zie punten 10 t/m 16).
(1) Zie artikel 5 (7) van het Koninklijk Besluit van 28 februari 1963. (2) Deze procedure is schematisch weergegeven in bijgaande tabel I. (3) Zie artikel 3 (l)a) van KB 63. Inrichtingen van deze klasse die worden ' geëxploiteerd door de Belgische staat of door een van de instellingen van openbaar nut, vallende onder categorie A van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, zijn eveneens aan onderstaande regels onderworpen (zie artikel 10 (2) van KB 63). Hetzelfde geldt indien de desbetreffende inrichting ook strookt met de definities voor andere klassen (zie artikel 11 (l) van KB 63).
- 7
a) Regionaal niveau 5.
De vergunningsaanvraag dient door betrokkene in vijfvoud te worden gericht
aan de gouverneur van de provincie (l) waarin de inrichting zal worden gevestigd (2), 6.
Een afschrift van de aanvraag wordt vervolgens door de gouverneur toegezonden
aan de "burgemeester van de gemeente waarin de installatie zal worden gevestigd (3)» Vervolgens laat de "burgemeester officiële aankondigingen aanplakken waarin voor de periode van twee weken kennis wordt gegeven van de aanvraag, zodat het publiek de inhoud van de aanvraag in het gemeentehuis kan bestuderen en eventuele opmerkingen of klachten aan de burgemeester kunnen worden toegezonden (4). 7.
De aanvraag wordt vervolgens met het eventuele commentaar van de inwoners
van de gemeente door de burgemeester aan het schepencollege voorgelegd voor advies (5).
(1) De Belgische provincies zijn : Antwerpen, Brabant, West-Vlaanderen, OostVlaanderen, Henegouwen, Luik, Limburg, Luxemburg, Namen. (2) Zie eerste zin van artikel 6(2) van KB 63. (3) Zie artikel 6(3)(l) van KB 63. (4) Zie artikel 6(3)(2) van KB 63. Dezelfde procedure vindt plaats in gemeenten die zich op een afstand van minder dan 500 m van de betrokken installatie bevinden. (5) Zie artikel 6(3)(3) van KB 63.
8.
Dit advies wordt vervolgens te zamen met eventueel commentaar van het
publiek (zie punt 6) en de aanvraag zelf door de betrokken burgemeester toegezonden aan de gouverneur van de provincie. Dit moet in ieder geval geschieden binnen 40 dagen na de datum waarop de burgemeester de aanvraag van de gouverneur heeft ontvangen (l). 9.
Al deze documenten worden vervolgens door de gouverneur doorgezonden aan
de "bestendige deputatie" van de betrokken provincie, die binnen 30 dagen advies over de aanvraag moet uitbrengen (2). b) Nationaal niveau 10.
Het advies van de bestendige deputatie wordt te zamen met alle sub 8 ver-
melde documenten door de gouverneur van de provincie doorgezonden aan de zogenaamde "Speciale Commissie" (3). De Speciale Commissie is als volgt samengesteld (artikel 6(6) van KB 63) : 1) de directeur-generaal van het Bestuur van de Volksgezondheid of zijn afgevaardigde; 2) de hoofdinspecteur, directeur van Volksgezondheid, of zijn afgevaardigde; 3) de directeur van het Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie; 4) de directeur-generaal van de administratie van de Arbeidsveiligheid of zijn afgevaardigde; 5) de hoofdingenieur-directeur van de technische arbeidsinspectie, hoofd van het betrokken district of zijn afgevaardigde; 6) de directeur-generaal van de administratie van de Arbeidshygiëne en -geneeskunde, of zijn afgevaardigde; 7) de commissaris voor Atoomenergie of zijn afgevaardigde;
(1) Zie artikel 6(3)(3) van KB 63. (2) Zie artikel 6(4) van KB 63. (3) Zie artikel 6(5)(l) van KB 63.
8) -tien personen die worden gekozen uit hoofde van hun "bijzondere wetenschappelijke bevoegdheden op de volgende terreinen : kernfysica, kernchemie, radiobiologie, radiobescherming, technologie en veiligheid van kerninstallaties, metallurgie, meteorologie, geologie en hydrologie. Deze deskundigen worden gezamenlijk door de minister van Tewerkstelling en arbeid en de minister van Volksgezondheid en gezin benoemd; 9) een secretaris en een adjunct-secretaris die door deze ministers gezamenlijk worden benoemd, 11.
Deze commissie brengt vervolgens een voorlopig advies uit dat per aangetekend
schrijven aan de aanvrager wordt toegezonden. Vóór dit tijdstip kan de Speciale Commissie de aanvrager echter verzoeken om een advies over te leggen van enige nationale, internationale of buitenlandse deskundigen of lichamen met betrekking tot de algemene of specifieke aspecten van de geplande inrichting in verband met veiligheid en volksgezondheid, of kan zijzelf hierom verzoeken. De Speciale Commissie kan bovendien over dit onderwerp ook het advies vragen van de Commissie van de Europese Gemeenschappen via het departement van Volksgezondheid.
Het advies van de
Commissie van de EG moet via het departement Volksgezondheid verplicht worden ingewonnen in de in artikel 37 van het Euratom-Verdrag vermelde gevallen (2).
Voordat
het voorlopig advies van de Speciale Commissie wordt uitgebracht kan de aanvrager door de Commissie worden opgeroepen en gehoord. 12.
Nadat het voorlopig advies is uitgebracht, kan de aanvrager binnen 30 dagen -
of een langere periode indien hij hierom verzoekt en indien zijn verzoek om verlenging van de termijn door de Speciale Commissie wordt ingewilligd - alle opmerkingen, die hij ter zake wenst te formuleren aan de Commissie kenbaar maken; de Commissie brengt vervolgens een definitief met redenen omkleed advies uit (3)» Dit met redenen omkleed advies moet worden geformuleerd binnen 3 maanden na de ontvangst van het eventuele advies van de Commissie van de Europese Gemeenschappen (zie punt 11). Indien deze termijn niet wordt aangehouden moet de Speciale Commissie
(1) Zie artikel 6(5)(2) t/m (5) van KB 63. (2) Artikel 37 (l) van het Euratom-Verdrag luidt als volgt : "Iedere lid-staat is gehouden aan de Commissie (van de Europese Gemeensohappen) de algemene gegevens te verstrekken van elk plan voor de lozing van radioactieve afvalstoffen in welke vorm ook om vast te kunnen stellen of de uitvoering van dat plan een radioactieve besmetting van het water, de bodem of het luchtruim van een andere lid-staat ten gevolge zou kunnen hebben". (3) Zie artikel 6(5)(5) van KB 63.
- 10
de vertraging motiveren (l). Bovendien kunnen in dit advies speciale bedrijfsvoorwaarden worden gestipuleerd die niet zijn opgenomen in het Koninklijk Besluit van 28 februari 1963 maar
die door de Speciale Commissie essentieel worden geacht
voor de veiligheid van de geplande installatie en de gezondheid
van "bevolking en
werknemers (2). 13.
Het uiteindelijke besluit ten aanzien van de vergunning wordt genomen in de
vorm van een Koninklijk Besluit dat mede wordt ondertekend door de minister van Tewerkstelling en arbeid en de minister van Volksgezondheid en gezin (3). 14.
De vergunning wordt geweigerd indien het advies van de Speciale Commissie
(zie punt 12) ongunstig luidt (4). Indien het advies gunstig luidt, moet het besluit waarbij de vergunning wordt geweigerd, met redenen worden omkleed (5).
(1) Zie artikel 5(5)(6) van KB 63. (2) Zie artikel 6(5)(7) van KB 63. (3) Zie artikel 6(7)(l) van KB 63. (4) Zie artikel 6(7)(2) van KB 63. (5) Zie artikel 6(7)(3) van KB 63.
11 -
15.
Tenslotte wordt het definitieve "besluit medegedeeld aan de Speciale Commissie
en aan de gouverneur van de betrokken provincie die hiervan een afschrift doet toekomen aan (l) : 1) de aanvrager per aangetekende "brief; 2) de "burgemeester van elke "betrokken gemeente; 3) de hoofdingenieur-directeur van de technische arbeidsinspectie, hoofd van het betrokken district; 4) de arbeidsinspecteur-geneesheer van het gebied; 5) de gezondheidsinspecteur van het gebied; 6) de directeur-generaal van de administratie van de Burgerbescherming. 16.
Bij weigering van de vergunning is geen mogelijkheid van beroep voorzien. 2) Vergunning voor installaties van klasse II (2)
17.
Klasse II omvat onderstaande installaties (3) 1
1) inrichtingen waarin willekeurige hoeveelheden splijtstoffen worden aangewend of in bezit gehouden ongeacht welke hoeveelheid en die niet onder klasse I vallen (met uitzondering van verrijkt uranium) (zie punt 4); 2) inrichtingen waarin radioactieve nucliden worden aangewend of in bezit gehouden in zodanige hoeveelheden dat de totale activiteit daarvan binnen het bereik van de X2-waarden ligt welke zijn vermeld in de tabel voor de indeling van de radioactieve stoffen (4); 3) inrichtingen voor de verzameling, behandeling, verpakking en opslag van radioactieve afvalstoffen; 4) inrichtingen waarin niet verplaatsbare toestellen worden gebruikt, die röntgenstraling voortbrengen en die kunnen werken bij een topspanning van meer dan 200 kV; 5) deeltjesversnellers.
(1) Deze procedure is schematisch weergegeven in bijgaande tabel II. (2) Zie artikel 6(8) van KB 63. (3) Zie artikel 3(l)(b) van KB 63. Indien de betrokken installatie eveneens strookt met de definities voor andere klassen en indien klasse II daarvan de hoogste is, zijn de regels voor klasse II op deze installatie van toepassing (zie artikel ll(l) van KB 63). (4) Zie noot 3 op blz. 2 van dit document.
12 -
Ten aanzien van inrichtingen van klasse II die worden geëxploiteerd door de Belgische staat of door een van de instellingen van openbaar nut vallende onder categorie A van de wet van 16 maart 1954 inzake het toezicht op bepaalde instellingen van openbaar nut; kan de vergunningsprocedure als volgt worden samengevat : de voor de betrokken inrichting bevoegde minister doet zijn aanvraag rechtstreeks toekomen aan de burgemeester van de gemeente waarin vestiging van de inrichting wordt overwogen.
Deze legt de aanvraag ter advies voor aan het betrokken schepen-
college, zonder dat er hiervoor enige termijn geldt. De aanvraag wordt vervolgens te zamen met het advies door de burgemeester aan de bevoegde minister teruggezonden (zie artikel 10(3)(b)(c) van KB 63) zulks binnen 30 dagen na ontvangst van de aanvraag.
De minister doet daarna al deze documenten aan de "Speciale Commissie"
toekomen die het advies van bepaalde lichamen of deskundigen (zie artikel 10(3)(d) van KB 63 en punt 11 van dit document) kan of, zoals voor de vergunningsprocedure van klasse I, moet inwinnen. Het definitieve besluit wordt genomen en de betrokken partijen worden hiervan in kennis gesteld volgens de procedures omschreven in de punten 13 t/m 15 van dit document (zie artikel 10(3)(e) van KB 63). Voor installaties van deze klasse, liggen bepaalde onderdelen van de procedure op regionaal niveau (zie punten 18 t/m 29) en andere op nationaal niveau (zie punten 30 t/m 34)» a) Regionaal niveau 18.
De aanvraag om een vergunning moet door betrokkene in vijfvoud worden toege-
zonden aan de gouverneur van de provincie waarin de inrichting zal worden gevestigd (l). 19
Een afschrift van de aanvraag wordt vervolgens door de gouverneur toegezon-
den aan de burgemeester van de gemeente van de inrichting (2).
(1) Zie eerste zin van artikel 7(2) van KB 63. (2) Zie artikel 7(3)(l) van KB 63.
13 -
20,
De aanvraag wordt vervolgens door de burgemeester voor advies voorge-
legd aan het schepencollege van de gemeente (l). 21*
Een ander afschrift van de aanvraag wordt door de gouverneur toegezonden
aan de burgemeester van enige andere gemeente die zich binnen een straal van 50 meter van de betrokken inrichting bevindt voor advies van het betrokken schepencollege (2)• 22a
De adviezen van alle betrokken schepencolleges (zie punten 20 en 2l)
moeten te zamen met de aanvraag zelf binnen een termijn van 30 dagen worden toegezonden aan de gouverneur van de provincie (3)a 23a
De gouverneur doet vervolgens al deze documenten toekomen aan het
"Provinciaal Adviserend Comité" (4) dat, binnen twee maanden na ontvangst van de documenten een met redenen omkleed advies moet doen toekomen aan de desbetreffende gouverneur van de provincie (5). Indien het comité deze termijn overschrijdt, moet het de vertraging motiveren.
(1) Zie artikel 7(3)(l) van KB 63. (2) Zie artikel 7(3)(2) van KB 63. (3) Zie artikel 7(3)(l) en (3) van KB 63. (4) Zie artikel 7(4)(l) van KB 63. Het Provinciaal Adviserend Comité is als volgt samengesteld (zie art. 7(5) van KB 63) : 1) de hoofdinspecteur-directeur van de Volksgezondheid of zijn afgevaardigde; 2) de gezondheidsinspecteur van het gebied; 3) de hoofdingenieur-directeur van de technische inspectie, hoofd van het betrokken district of zijn afgevaardigde; 4) een ingenieur van de technische inspectie van het gebied; 5) de hoofdgeneesheer van de Arbeidshygiène en -geneeskunde of zijn afgevaardigde ; 6) een afgevaardigde van het Mijnwezen, indien de inrichting daaronder ressorteert; 7) een secretaris en een adjunct-secretaris die gezamenlijk door de minister van Tewerkstelling en arbeid en de minister van Volksgezondheid en gezin worden benoemd. (5) Zie artikel 7(4)(6) van KB 63.
- 14 -
24»
Voor dit tijdstip (l), kan het Provinciaal Adviserend Comité de aan-
vrager echter om overlegging verzoeken van een advies van een deskundige inzake algemene of specifieke aspecten van de geplande installatie met het oog op veiligheid en gezondheid of kan het comité hierom zelf verzoeken. Het Provinciaal Adviserend Comité kan bovendien over hetzelfde onderwerp het advies inwinnen van de Commissie van de Europese Gemeenschappen via het departement van Volksgezondheid.
Het advies van de Commissie van de EEG
moet, op verzoek van het departement van Volksgezondheid, verplicht worden ingewonnen in de in artikel 37 van het Euratom-Verdrag vermelde gevallen. Voordat het advies van het*Provinciaal Adviserend Comité wordt uitgebracht, kan de aanvrager in elk geval door het comité worden opgeroepen en gehoord (2), 25»
De gouverneur van de provincie zendt vervolgens de aanvraag te zamen
met de daaromtrent uitgebrachte adviezen (zie punten 20, 21 en 23) aan de "Bestendige Deputatie van de Provinciale Raad", die binnen een maand na de verzending van deze documenten een beslissing moet nemen in de vorm van een besluit (3). 26.
Indien het advies van het Provinciaal Adviserend Comité negatief luidt,
moet de Bestendige Deputatie de aangevraagde vergunning weigeren (4)» 27.
Indien het advies positief luidt, mag de Bestendige Deputatie de ver-
gunning anderzijds toekennen of weigeren. In het laatste geval moet het besluit echter met redenen omkleed zijn (5)«
(1) Zie art. 7(4)(2) t/m (6) van KB 63. (2) Zie voetnoot 2 op blz. 6 van dit document. (3) Zie art. 7(6)(l) en (2) van KB 63. (4) Zie art. 7(6)(4) van KB 63. (5) Zie art. 7(6)(5) van KB 63.
- 15 -
28.
De gouverneur doet vervolgens afschriften van het besluit van de
Bestendige Deputatie toekomen aan onderstaande personen (l) : 1) de aanvrager per aangetekende brief; 2) de burgemeester van de gemeente van de exploitatiezetel; 3) de leden van het Provinciaal Adviserend Comité. 29»
De burgemeester van de betrokken gemeente brengt het besluit ter
kennis van de inwoners door middel van openbare aankondigingen in het gemeentehuis - waar het publiek een afschrift hiervan mag inzien - en op de voorgenomen vestigingsplaats (2). b) Nationaal niveau 30.
Partijen mogen binnen twee weken nadat de aankondiging is gepubliceerd
op de voorgenomen vestigingsplaats in beroep gaan tegen het besluit (3). Ieder beroep moet worden gericht aan de Koning die het voorlegt aan de Speciale Commissie. 31•
Alvorens advies uit te brengen, kan de Commissie eventueel het advies
inwinnen van ongeacht welke deskundigen, overeenkomstig de voor vergunningen voor inrichtingen van klasse I vastgestelde procedure (zie punt 11).
(1) Zie art. 7(7) van KB 63. (2) Zie art. 7(8) van KB 63. (3) Zie art. 7(9)(l) van KB 63.
16 -
32,
Indien het advies van de Speciale Commissie negatief luidt, moeten de
instanties van appel, i.c. het ministerie van Tewerkstelling en arbeid, het ministerie van Volksgezondheid en gezin, en het ministerie van Economische zaken, indien de "betrokken inrichting onder het Bestuur van het Mijnwezen ressorteert (l), de aangevraagde vergunning weigeren (2). 33»
Indien het advies van de Speciale Commissie positief luidt, zijn de
"bevoegde ministeries echter vrij om de vergunning toe te kennen of te weigeren. In het laatste geval moet het "besluit echter met redenen zijn omkleed (3).
Ongeacht de strekking van het definitieve "besluit, moet dit
worden genomen in de vorm van een Koninklijk Besluit (l). 34»
Tenslotte wordt het besluit ter kennis gebracht van de Speciale Commissie
en de gouverneur van de provincie, die hiervan afschriften doet toekomen aan (4) : 1) de aanvrager, per aangetekend schrijven; 2) de burgemeester van de gemeente van de betrokken exploitatiezetel; 3) de leden van het Provinciaal Adviserend Comité.
(1) Zie art. 7(10)(l) van KB 63. (2) Zie art. 7(l0)(2) van KB 63. (3) Zie art. 7(lO)(3) van KB 63. (4) Zie art. 7(ll) van KB 63.
17 -
3) Vergunning voor inrichtingen van klasse III (l) 35»
Klasse III omvat onderstaande inrichtingen (2) :
1) inrichtingen waarin hoeveelheden radioactieve nucliden worden aangewend of in bezit gehouden in hoeveelheden waarvan de totale activiteit ligt binnen het bereik van de X3-waarden, zoals vermeld in de tabel voor de indeling van de radioactieve stoffen (3); 2) inrichtingen die niet-verplaatsbare toestellen gebruiken die röntgenstraling voortbrengen en die kunnen werken bij een topspanning van 200 kV of minder; 3) inrichtingen die verplaatsbare toestellen gebruiken die röntgenstraling voortbrengen. Voor inrichtingen van deze klasse liggen sommige onderdelen van de procedure op regionaal niveau (zie punten 36 t/m 38), en andere op nationaal niveau (zie punten 39 V
m
43) • a) Regionaal niveau
36. Voor het verkrijgen van een vergunning moet de aanvrager bij de gouverneur van de betrokken provincie een voorlopige aangifte in drievoud indienen (4). 37» De gouverneur doet de aangifte toekomen aan de Bestendige Deputatie van de betrokken provinciale raad, die binnen 15 dagen beslist in de vorm van een besluit (5). 38. Het besluit wordt door de gouverneur ter kennis gebracht van de volgende personen (6) :
(1) (2) (3) (4) (5) (6)
Deze procedure wordt schematisch weergegeven in bijgaande tabel III. Zie art. 3(l)c) van KB 63. Zie voetnoot 3, blz. 2, in fine. Zie art. 8(l) van KB 63. Zie art. 8(3)(l) en (2) van KB 63. Zie art. 8(4) van KB 63.
- 18
1) de aanvrager, per aangetekend schrijven, 2) de burgemeester van de gemeente van de exploitatiezetel, 3) de hoofdingenieur-directeur van de technische inspectie, hoofd van het betrokken district, 4) de arbeidsinspecteur-geneesheer van het gebied, 5) de gezondheidsinspecteur van het gebied, 6) in voorkomend geval, de hoofdingenieur-directeur der Mijnen, hoofd van het betrokken mijnarrondissement. Indien de betrokken inrichting tevens strookt met de definities voor hogere radioactiviteitsklassen (d.w.z. klasse I en/of klasse II), dan zijn de regels voor de klasse met de hoogste radioactiviteit van toepassing ten aanzien van de vergunningsprocedure voor deze installatie (zie art. ll(l) van het KB).
Zo zijn de regels voor klasse III van toepassing indien de installatie
de kenmerken van zowel klasse III als klasse IV bezit. Voor installaties van klasse III die worden geëxploiteerd door de Belgische staat of een van de instellingen van openbaar nut, vallende onder categorie A van de wet van 16 maart 1954 inzake het toezicht op bepaalde instellingen van openbaar nut, gelden onderstaande regels : de voor de installatie bevoegde minister doet een aangifte in drievoud toekomen aan het ministerie van Volksgezondheid en gezin, waarbij de beslissingsbevoegdheid inzake de vergunningen berust. De minister doet vervolgens afschriften van het besluit toekomen aan de aanvrager en aan de minister van Tewerkstelling en arbeid. In het besluit kunnen eventueel speciale voorwaarden worden opgelegd die afwijken van de in het Koninklijk Besluit van 28 februari 1963 neergelegde voorwaarden, mits deze eerst zijn goedgekeurd door de minister van Tewerkstelling en arbeid (zie art. 10(4) van KB 63).
19
"b) Nationaal niveau
39.
De aanvrager of een van de sub 38 vermelde personen kan in "beroep gaan
tegen dit besluit "bij de koning die dit aan de Speciale Commissie voorlegt (l). 40.
Alvorens advies uit te "brengen, kan deze Commissie het advies inwinnen
van ongeacht welke deskundige, overeenkomstig de voor de vergunningen van klasse I geldende procedure (zie punt 11), zonder dat in dit geval de verplichting om de Commissie van de Europese Gemeenschappen te raadplegen van kracht is (2). 41.
Indien het advies van de Speciale Commissie negatief luidt, moeten de
instanties van appel, i.c. de minister van Tewerkstelling en arbeid, de minister van Volksgezondheid en gezin en de minister van Economische zaken, indien de inrichting onder het Bestuur van het Mijnwezen ressorteert, de aangevraagde vergunning weigeren. 42.
Indien het advies van de Speciale Commissie positief luidt, staat het
de "bevoegde ministers vrij om de vergunning te verlenen of te weigeren. In het laatste geval dient het "besluit echter met redenen te zijn omkleed. Ongeacht de strekking van het definitieve "besluit, dit moet worden genomen in de vorm van een Koninklijk Besluit. 43.
Tenslotte wordt het "besluit ter kennis gebracht van de Speciale Commissie
en de gouverneur van de provincie, die hiervan afschriften doet toekomen aan de personen vermeld onder punt 38 (3).
(1) Zie art. 8 (5) (l) en (2) van KB 63. (2) Zie art. 8 (5) (3) van KB 63. (3) Zie art. 8 (6) van KB 63.
- 20
B. BEDRIJFSVERGUNNING
44»
De vergunning die wordt toegekend voor een inrichting die tot een van
de hier "bestudeerde klassen "behoort, machtigt de aanvrager om de installatie te "bouwen overeenkomstig de in de vergunning neergelegde voorwaarden (l). Voor "bepaalde klassen houdt deze vergunning echter niet in dat de aanvrager de inrichting in "bedrijf mag stellen. 45»
Voor inrichtingen van klasse I en II, hetzij particulier, hetzij openbaar,
is een "bedrijfsvergunning vereist (2). 46,
Zowel voor de "beschermingsvoorzieningen als de inrichtingen van deze twee
klassen, is een vergunning vereist van een door de twee "betrokken ministers goedgekeurde instantie (3). 47»
Opdat een inrichting in "bedrijf mag worden gesteld, moet het rapport van
de desbetreffende instantie in alle onderdelen gunstig zijn en dient officieel vergunning te worden gegeven voor de
inbedrijfstelling (4)»
(1) Zie art. 15 (l) van KB 63. (2) Zelfs indien de inrichting ook elementen "bevat die onder klasse IH of IV valle (3) Zie art. 15 (2) van KB 63. Deze procedure is schematisch weergegeven in "bijgaande tabellen I en II. (4) Zie art. 15 (3) van KB 63.
«ara»
TIMIN5
'PvOce^lAve.
o^
oiut'liorrz-aWoM 1
Cl^Xf
X.
CW&KT
x
p
3
I o H
HCB
8-
F-
o
(D M
S-
(0.
& !-• HCD CO CD
B CD ö ca o
o \-> pj
ca ca CD H
l
iWA^ TÏMÏNft
"BELGilUtA
_
'PirOC&fAu.v-e.
°f
aM>rVio e i z.e\ ^U7h
:
C\ass
3
I cf O
n & O 3
►1 (D
M
&
FN3 DO
cf
m o a B a
& a p(0
o 0) 0
M
T^lN6
'BEL&I UM
_ V r o e t cA wve,
of-
a u k-^ovï z.ciV-rok,
;
6 \ c \ s s J_U
CVVART luL P
9
I
O
4 ra
s. F' O
P
4
SJ. 3
6 OH
&
M Hca
ra
CD
S
CD
5 ra P" CD M
P>
ra m CD
M
00
- 24 -
2. DUITSLAND I. BRONNEN VAN WETGEVING
1.
De grondslag voor de vergunningsprocedures voor de bouw en het "bedrijf
van kerninstallaties is neergelegd in de grondwet van de Bondsrepubliek ("Grundgesetz") van 23 mei 1949* gewijzigd bij de wet van 23 december 1959 (l). In artikel 74 (lla) van de grondwet is bepaald dat "de produktie en het gebruik van kernenergie voor vreedzame doeleinden, de bouw en het bedrijf van installaties met een zodanig doel, de bescherming tegen risico's welke voortvloeien uit de vrijmaking van kernenergie of uit ioniserende straling en de lozing van radioactieve stoffen" ressorteren onder de "samenloop van wetgevende bevoegdheid", d.w.z. de wetgevende bevoegdheid ter zake berust alleen bij de Länder voor zover er nog geen Bondswetgeving bestaat. Bovendien bepaalt art. 87c van de grondwet dat "wetten die zijn uitgevaardigd krachtens (bovengenoemd) artikel 74 (lla), met goedkeuring van de Bondsraad (Bundesrat) de bepaling kunnen bevatten, dat zij door de deelstaten ten uitvoer zullen worden gelegd namens de Bondsrepubliek (Bund)". 2.
Op deze basis werd eveneens op 23 december 1959 (2) de wet van kracht
"inzake het vreedzaam gebruik van atoomenergie en de bescherming tegen de gevaren ervan" (Atomgesetz = kernenergiewet). Deze wet bevat de fundamentele voorschriften inzake de vergunning voor kerninstallaties (par. 1 (l) en (2)) evenals de normen welke bij de toekenning van deze vergunningen moeten worden aangelegd door Bunds- en regionale instanties (par. 7 (3) en (24). Op grond van deze kernenergiewet werd op 20 mei I96O (3) een verordening uitgevaardigd "inzake de vergunningsprocedure voor installaties in het kader van par. ^ van de kernenergiewet" ("verordening inzake kerninstallaties") (4) waarin gedetailleerde regels zijn neergelegd voor de toekenning van vergunningen van de bouw en het bedrijf van kerninstallaties.
(1) Zie Bundesgesetzblatt (=BGBL) 1959, I, blz. 813 (2) "Gesetz über die friedliche Verwendung der Kernenergie und den Schutz gegen ihre Gefahren (Atomgesetz)". Zie BGBL, I, blz. 814. Gewijzigd bij de wet van 15 maart I974 (BGBL I, blz. 721). Deze wet zal in het onderstaande worden afgekort tot "W.59". (3) "Verordnung über das Verfahren bei der Genehmigung von Anlagen nach Art. 7 des Atomgesetzes (Atomanlagen-Verordnung)". Zie BGBL I96O, I, blz. 310. Deze verordening zal in het onderstaande worden aangeduid als "V.60". (4) Gewijzigd bij verordening van 29 oktober 1970 (BGBL 1970, I, blz. 1517).
25 -
II. VERGUNNINGSPROCEDURE VOOR KERNINSTALLATIES (W.59, par 7)(l) 1. Installaties die aan de vergunningsprocedure onderworpen zijn 3.
Als algemene regel geldt dat "iedere persoon die een installatie
voor de produktie of splijting van splijtstoffen, of voor de opwerking van "bestraalde splijtstoffen opricht, exploiteert of anderszins in "bezit heeft dan wel significante wijzingen aanbrengt in een dergelijke installatie of het "bedrijf daarvan daartoe een vergunning moet verkrijgen" (2). Derhalve is er geen specifieke procedure die is afgestemd op de risicograad van de "betrokken installaties. 4.
Er kunnen bij wettelijke verode-ning vrijstellingen worden verleend van de
vergunningsverplichting (3) ten einde "b.v. het wetenschappelijk onderzoek en onderwijs te "bevorderen. Eventueel is geen vergunning vereist, indien het slechts kleine hoeveelheden splijtstoffen "betreft of omdat wegens "bepaalde voorzieningen geen gevaar te verwachten is, terwijl tevens wordt voldaan aan de volgende doelstellingen van de iBrnenergiewet op het stuk van : a) de preventie van gevaren voor de binnenlandse of buitenlandse veiligheid van de Bondsrepubliek ten gevolge van het gebruik of de vrijmaking van kernenergie (4)f b) de vervulling van de internationale verplichtingen van de Bondsrepubliek op het gebied van kernenergie en stralingsbescherming. 2. Omschrijving van de vergunningsprocedure 5»
De vergunningsaanvraag omvat in het algemeen zowel de bouw (zie punten 6
t/m 2l) als het bedrijf (zie punten 22 en 23). Maar in de praktijk wordt de vergunning in verschillende gedeelten verleend (gedeeltelijke vergunning)— tot een aantal van 20 - d.w.z. voor de vestiging, het begin van bepaalde bouwwerkzaamheden, het bedrijf, enz. Voor de verlening van iedere gedeeltelijke vergunning geldt dezelfde procedure (met uitzondering van de bepalingen inzake openbare bekendmaking, zie punten 9 "t/m 12).
(1) Deze procedure is schematisch weergegeven in een tabel in bijlage (zie bijlage i ) . (2) Par. 7 (1) van W.59 (3) Par. 10 van W.59 (4) Zie par. 10, en 1 (3) en (4) van W.59.
26 -
A. BOUWVERGUNNING
6.
In de praktijk vindt de vergunningsprocedure zowel op regionaal niveau
(deelstaten zie punten 7 t/m 14 en 18) als op Bondsniveau plaats (zie punten 15 t/m 17), beginnende "bij de deelstaat. Terwijl de vergunning zelf door de deelstaten wordt verleend, staat de vergunningsprocedure onder toezicht van de Bondsminister van Binnenlandse zaken, die op ieder tijdstip richtlijnen kan uitvaardigen ten behoeve van de regionale instantie die de vergunning verleent (l). a) Regionaal niveau 7.
De vergunningsaanvraag wordt gericht aan de bevoegde instantie van de
deelstaat waarin de installatie zal worden opgericht (2). Deze instantie, de zogenaamde "hoogste deelstaatinstantie" (Oberste Landesbehörde), wordt door de regering van de desbetreffende deelstaat aangewezen (3). 8.
De aanvraag moet de nodige documenten omvatten voor de veiligheidsbeoor-
deling (4), met inbegrip van documenten die een zakelijk of technisch geheim bevatten (5). De instantie die de vergunning moet afgeven benoemt deskundigen (6) en vergewist zich ervan dat de documenten volledig zijn. Indien de documenten (1) Zie grondwet art. 85 (3) en (4). (2) Zie par. 1 (l) van 7.60. (3) Zie par. 24 (2) van W.59. Deze instanties zullen hierna de "vergunningverlenende instanties" worden genoemd. In bijlage II is een lijst opgenomen van deze instanties in de Duitse deelstaten, nl. Baden-Württemberg, Beieren, Berlijn, Bremen, Hamburg, Hessen, Nedersaksen, Nordrhein-Westfalen, Rheinland-Pfalz, Saarland en Sleeswijk-Holstein. (4) Zie par. 1 (2) van V.60. Indien er aanvankelijk alleen een vergunning wordt aangevraagd voor de bouw van een installatie of indien de aanvraag anderszins beperkt is (aanvraag voor een gedeeltelijke vergunning), kan de vergunningverlenende instantie erin toestemmen dat er alleen zodanige definitieve gegevens worden ingediend als noodzakelijk zijn voor de gedeeltelijke vergunning waarvoor de aanvraag wordt gedaan (zie tevens par. 1 (3) van V.60). (5) Zie par. 1 (5) van V.60. (6) Zie par. 20 van W.59» Deze deskundigen worden in het algemeen benoemd uit een van de 11 regionale "Technische Ueberwachungs-Vereine" (TUV = Technische Inspecties) of uit het "Institut fOr Reaktorsicherheit" van de TUV (IRS = Instituut voor Reactorveiligheid). Zowel de TUV als de IRS zijn particuliere adviesbureaus die toezicht houden op de technische veiligheidsmaatregelen bij alle installaties, die vergunningen en toezicht behoeven. Deze bureau8 zijn door de staat officieel erkend als zijnde bevoegd voor bepaalde deskundige onderwerpen en staan onder regeringstoezicht. De deskundigen van TUV en IRS zijn weliswaar werknemers, doch zijn onafhankelijk van hun werkgevers bij het formuleren van deskundige adviezen.
27 -
niet volledig zijn, verzoekt de instantie de aanvrager deze "binnen een passende termijn aan te vullen of, wanneer het documenten met een zakelijk of technisch geheim "betreft, te "bewijzen dat de inhoud van deze documenten onmogelijk kan worden overgenomen in de "bescheiden die t.z.t. "bestemd zijn voor inzage door het publiek (zie in het "bijzonder punt 11) zonder dat het geheim wordt prijsgegeven (zie voetnoot 5» "blz. 3 ) . Indien de aanvrager dit verzoek niet inwilligt, wordt de aanvraag afgewezen (zie voetnoot (5), "blz. 3 ) . 9. Indien de documenten volledig zijn, kondigt de vergunningverlenende instantie het project aan in haar officiële mededelingenblad en in een dagblad met grote oplaag in het gebied waar de installatie zal worden gevestigd. Deze aankondiging wordt vermeld in het officiële Bondsblad "Bundesanzeiger" (l). 10. Alleen installaties waarvoor de procedure sub 9 reeds heeft plaatsgevonden zijn vrijgesteld van deze publikatie, mits een hernieuwde openbare aankondiging en inzage door het publiek geen aanvullende feiten aan het licht kunnen brengen, waarmee de belangen van derden kunnen zijn gemoeid (2). 11. Binnen één maand te rekenen vanaf de dag na het verschijnen van het officiële mededelingenblad (zie punt 9)» mogen alle belanghebbenden de beschikbare documenten inzien en eventueel bezwaren formuleren bij het in de bekendmaking genoemde orgaan (3). Deze termijn geldt echter niet voor bezwaren op grond van bepaalde aanspraken uit hoofde van het burgerlijk recht, die moeten worden verwezen naar de bevoegde civielrechtelijke instanties (4).
(1) Zie par. 2 (l) van
V.60.
(2) Zie par. 2 (4) van V.60. (3) Zie par. 2 (3) en (2) subpar. 2 en par. 3 (l) van V.60. (4) Zie par. 3 (2) van V.60.
28
12.
Deze "bezwaren worden vervolgens mondeling besproken "bij een enquête
die door de vergunningverlenende instantie wordt gehouden met de hulp van de benoemde deskundigen (zie punt 8); tijd en plaats daarvan worden in genoemde bekendmaking vastgesteld (l). 13•
Op basis van de beschikbare gegevens — en in het bijzonder van boven-
genoemde discussie — brengen de deskundigen een met redenen omkleed advies uit, 14.
De vergunningverlenende instantie moet niet alleen overgaan tot boven-
genoemde publikatie en enquête, doch ook het advies inwinnen van alle ter zake bevoegde instanties van Bondsrepubliek en deelstaten, plattelandsinstanties en andere regionale lichamen (2), zoals : planbureaus, bouw— en energie-instanties, waterschappen in deelstaten, instanties voor natuurbehoud, enz. b) Nationaal niveau 15.
Zodra de vergunningverlenende instantie de vergunningsaanvraag heeft
ontvangen (zie punt 7)» wordt de aanvraag doorgezonden aan de minister van Binnenlandse zaken. De volgende procedure op nationaal niveau is niet verplicht, doch algemeen gebruikelijk voor kernenergiecentrales. Voor onderzoekreactoren wordt de minister van Binnenlandse zaken alleen bij de procedure betrokken naarmate zich specifieke vraagstukken voordoen. 16.
De minister vraagt vervolgens een advies ("aanbeveling") van de Commissie
voor Reactorveiligheid ("Reaktorsicherheitskommission"« RSK) (3), en zo mogelijk van andere deskundigen. (1) Zie par. 2 (2) subpar. 3 en par. 3 (2) van V.60. (2) Zie par. 7 (3) van W.59. (3) De RSK heeft — uitsluitend — tot taak de minister te adviseren inzake alle veiligheidsvraagstukken in verband met kerninstallaties. Het is de bedoeling dat dit advies hoofdzakelijk wordt gegeven met betrekking tot nieuwe en algemene vraagstukken die van fundamenteel belang zijn. De RSK bestaat normaal uit 18 onafhankelijke leden, die onderstaande sectoren vertegenwoordigen : reactorbedrijf, bouw van reactor en apparatuur, thermodynamica, process-engineering, materialen, technologie, construction—engineering, methodologie en regeltechniek, reactorfysica, bouw van elektrische componenten, reactorchemie, stralingsbescherming, milieubescherming, stralingsbiologie en stralingsgeneeskunde.
29 -
De Bondsminister van Binnenlandse zaken kan "bovendien het advies inwinnen van andere, niet rechtstreeks ter zake bevoegde Bondsinstanties, bijvoorbeeld het Bondsministerie van Jeugd, Gezin en Volksgezondheid, het Bondsministerie van Defensie enz» 17»
Na bovengenoemde adviezen — en desgewenst de dossiers van de vergun-
ningverlenende instantie — te hebben bestudeerd, kan de minister een richtlijn uitvaardigen voor de vergunningverlenende instantie, indien zulks noodzakelijk wordt geaoht. Deze richtlijn is bindend ten aanzien van de voorwaarden van het definitieve besluit. c) Besluit 18.
Op basis van de conclusies naar aanleiding van door derden ingebrachte
bezwaren (zie punten 11 en 12) en op basis van de adviezen van andere instanties van de deelstaten of de Bondsrepubliek (zie punt 14) en van de geraadpleegde deskundigen (zie punten 13 en 16), evenals van de eventueel door de minister van Binnenlandse zaken uitgevaardigde richtlijn (zie punt 17), neemt de vergunningverlenende instantie van de betrokken deelstaat een definitief besluit waarvan zij de aanvrager en de personen die bezwaar hebben ingebracht (l) in kennis stelt. 19.
Een vergunning kan alleen worden toegekend indien wordt voldaan aan
onderstaande voorwaarden (2) : a) Er zijn geen feiten bekend die twijfel doen ontstaan ten aanzien van de betrouwbaarheid van de aanvrager en de personen die verantwoordelijk zijn voor de bouw, het beheer en het bedrijfstoezicht van de installatie, en genoemde personen bezitten de vereiste vakkennis (3)« b) In het licht van de bestaande wetenschappelijke kennis en technologie worden alle noodzakelijke voorzorgsmaatregelen getroffen om schade ten gevolge van de bouw en het bedrijf van de installatie te voorkomen (4)« (1) Zie par. 4 (2) van V.60. (2) Zie voor voorwaarden a t/m e, W.69, par. 7 (2) en voor voorwaarde f, par. 4 (l) van V.60. (3) In de praktijk wordt dit punt van de voorwaarden bestudeerd door de vergunningverlenende instantie met min of meer uitgebreide hulp van de deskundigen. (4) Dit punt van de voorwaarden wordt in de regel bestudeerd door de deskundigen en vervolgens naar de vergunningverlenende instantie verwezen.
30 -
c) Er is de noodzakelijke financiële zekerheid aanwezig om alle wettelijke aansprakelijkheid te dekken in verband met schadeloosstelling van derden (l). d) Er is de noodzakelijke bescherming tegen inmenging of andere vormen van interventie door derden (zie voetnoot (3) blz. 6 ) . e) Er zijn geen openbare belangen die op doorslaggevende wijze pleiten tegen de gekozen specifieke vestigingsplaats voor de installatie (zie voetnoot (3) blz. 6), speciaal met betrekking tot de besmetting van water, lucht en bodem (zie voetnoot (4) blz, 6 ) . f) Naast de bepalingen van de kerenergiewet, wordt ook voldaan aan de andere ter zake dienende bepalingen van het publiek recht, speciaal de wetten inzake bebouwing en waterhuishouding (l).
20.
Nadat het definitieve besluit is genomen, kan de aanvrager evenals de
personen die bezwaren hebben ingebracht, in beroep gaan bij een administra^tieve rechter. 21*
Voor de toekenning van de successievelijke gedeeltelijke vergunningen
wordt de schriftelijke procedure diverse malen herhaald totdat de bouw is voltooid, met uitzondering van de officiële publikatie van de vergunningsaanvraag en de indiening van de documenten voor openbare inzage (zie punten 9 t/m 12). B. BEDRIJFS VERGUNNING 22.
Bij de aanvraag voor een bedrijfsvergunning wordt de procedure gevolgd
die is omschreven in de punten 6 t/m 22 (met de uitzondering vermeld in punt 21)a De specifieke documenten die met deze aanvraag aan de vergunningverlenende instantie moeten worden overgelegd zijn : een definitief veiligheids— rapport, een programma voor eerste lading en aanloopproeven, een document met specificaties van de bedrijfsvoorzieningen, met inbegrip van de maatregelen voor de bescherming en de beveiliging van het personeel en een programma voor de regelmatige beproeving van de uit veiligheidsoogpunt belangrijke onderdelen van 'de installatie (2)a (1) In de praktijk wordt deze voorwaarde bestudeerd door de vergunningverlenende instantie zelf. (2) Zie par. 1 (2) van V.60.
31
23»
In de praktijk verleent de vergunningverlenende instantie tenslotte een
vergunning voor het permanente bedrijf van de kerninstallatie, wanneer de aanloopproeven en de bedrijfsproeven geen twijfel hebben doen ontstaan de veiligheid van de installatie.
aan
T\WW€i
^Cf\V^»rNY
A
k
—
ProC«Aw*r«-
»
«'© <
c
W]j**n •?
U»Vit\aiKb»»
CoirijVr«cK«M
00
P
o as
8 O
&
riur-tj-Hiin^ \p pllCAVlV-
regf»w>l«i tooi
Re, g To w a l
PuA>\ic
Uve 1
' o u r t , VC4»CVCT
FO
I UaWo*cAl
0
«f M«M««r
\e.ve-l
kCXoUs
33
BIJLAGE I I L i j s t van de vergunningverlenende i n s t a n t i e s ("Oberste Landesbehörden") ( l )
Deelstaat
Oberste Landesbehörden
Baden-Württemberg
Minister van Economische zaken, in overeenstemming met de minister van Arbeid en Sociale zaken en de m i n i s t e r van Binnenlandse zaken.
Beieren
Minister van Staat voor Ontwikkeling en Milieu, i n overeenstemming met de minister van Arbeid en Sociale zaken en, voor e n e r g i e c e n t r a l e s , met de minister van Economische zaken en Vervoer,
Berlijn
Senator voor Economische zaken.
Bremen
Senator voor Handel en Industrie, in overeenstemming met de Senator voor Arbeid, Sociale voorzieningen en Volksgezondheid.
Hamburg
Departementen van Arbeid en Sociale zaken.
Hessen
Minister van Economische zaken en Technologie, in overeenstemming met de minister van Arbeid, Sociale voorzieningen en Volksgezondheid en de minister van Binnenlandse zaken.
Nedersaksen
Minister van Sociale zaken. Voor het mijntoezicht in overeenstemming met de minister van Economische zaken en Vervoer als zijnde de hoogste instantie voor mijntoezicht.
Nordrhein-Westfalen
Minister van Arbeid en Sociale voorzieningen te zamen met de minister van Economische zaken, Middenstand en Vervoer.
Rheinland-Pfalz
Minister van Economische zaken en Vervoer, in overeenstemming met de minister van Sociale voorzieningen•
(1) De betrokken vergunningen zijn van toepassing op de in artikel 7 (l) van W.59 omschreven installaties.
- 34 -
Deelstaat
Oberste Landesbehorden
Saarland
Minister van Economische zaken, Vervoer en Landbouw, in overeenstemming met de minister van Arbeid, Sociale voorzieningen en Volksgezondheid.
Sleeswijk-Holstein
Minister van Arbeid, Sociale voorzieningen en Vluchtelingen, te zamen met de minister van Economische zaken en Vervoer»
35
3 . DENEMABKEN
De b e s t a a n d e Deense wetgeving i n z a k e k e r n i n s t a l l a t i e s — met i n b e g r i p van de wetgeving i n z a k e de vergunningsprocedure voor de bouw en h e t b e d r i j f van deze i n s t a l l a t i e s - wordt momenteel h e r z i e n . Bovendien h e e f t h e t Deense Parlement ( F o l k e t i n g ) nog n i e t b e s l o t e n of de k e r n e n e r g i e i n Denemarken a l dan n i e t h a a r i n t r e d e z a l doen. Om deze redenen l i j k t een g e d e t a i l l e e r d e b e s c h r i j v i n g van de t h a n s geldende vergunningsprocedure nu n i e t t e r zake dienende ( l ) .
( l ) Zie voor een k o r t e b e s c h r i j v i n g van deze procedure "Nuclear L e g i s l a t i o n , R e g u l a t i o n s governing n u c l e a r i n s t a l l a t i o n s and r a d i a t i o n p r o t e c t i o n " . OESO-Nuclear Energy Agency 1972.
36
4. FRANKRIJK I. BRONNEN VAM WETGEVING 1.
De eerste wet die werd uitgevaardigd om de bevolking te beschermen tegen
gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke installaties — en die nog steeds van toepassing is op bepaalde kerninstallaties — was de wet van 19 december 1917 (l)« In deze wet wordt met name de openstelling van sommige van deze installaties afhankelijk gesteld van een vergunning van de bestuursinstantie (art. 4)» De wet werd sedertdien verschillende malen geamendeerd (2), met name bij de wet van 2 augustus I96I (3), waarin wordt bepaald dat de voorwaarden waaronder kerninstallaties mogen worden opgericht en geëxploiteerd moeten worden vastgelegd in besluiten van de Raad van State (art. 8 ) . 2.
Met name op basis van laatstgenoemde wet, vaardigde de Raad van State
inderdaad op 11 december I963 (4) een besluit uit, waarmede een speciaal vergunningenstelsel werd opgezet voor kerninstallaties waarin zich stoffen met de hoogste activiteitswaarden bevonden» In het onderstaande wordt de vergunnings— procedure omschreven voor zowel de bouw (zie punten 3 t/m 17) als het bedrijf (zie punten 18 en 19) van deze installaties.. II. VERGUNNINGSPROCEDURE ("fundamentele kerinstallaties") (5) A. BOUWVERGUNNING 3.
In het besluit van 11 december 1963 worden zeven typen kerninstallaties om-
schreven — die "fundamentele kerninstallaties" worden genoemd (6). Ten aanzien van kerninstallaties die niet onder de in dit besluit neergelegde definities vallen, geldt de — niet in dit rapport omschreven — vergunningsprocedure van de wet van 19 december 1917f waarbij drie klassen installaties worden omschreven (zie punt l), (1) "Loi du 19 décembre 1917 relative aux établissements dangereux, insalubres ou incommodes" (J.O. van 21.12.1917). (2) Wet van 20 april 1932 (J.O. van 21.4.1932, blz. 4.291), wet No. 520 van 21 november 1942 (J.O. van 26.ll.i942, blz. 3.906), Verordening No. 58-88I van 24 september I958 (J.O. van 26.9.I958, blz. 8.858) en besluit No. 58-I458 van 27 december I958 (J.O. van 4.I.I959, blz. 26l). (3) "Loi No. 6I-842 du 2 aout I96I relative à la lutte contre les pollutions atmosphériques et les odeurs et portant modification de la loi du 19.12.1917, et notamment ses articles 2, 4 et 8 (J.O. van 3.8.1961). (4) "Decret No. 63-1228 du 11 décembre I963 relatif aux installations nucléaires" (J.O. van 14.12.1963, blz. II.092), hierna afgekort tot"B.63". (5) Deze prooedure is schematisch weergegeven in bijgaande tabel. (6) Zie art. 2 van B.63t nader uitgewerkt in de verordeningen van : I6.9.I965 (J.O. van 2.IO.I965); 6.12.1966 (J.O. van 29.3.I967) en 25.I.I967 (J.O. van 29.3.I967).
37 -
4.
B.63 omvat onderstaande installaties (l) :
1) Kernreactoren en de voor het "bedrijf daarvan noodzakelijke neveninstallaties behalve voor gegarandeerde nul-energiereactoren of reactoren die deel uitmaken van een schip 2) Deeltjesversnellers met een energie van meer dan 300 MeV (miljoen elektron Volt) (2) 3) Installaties voor de "bereiding, fabricage en omzetting van radioactieve stoffen of splijtstoffen waarvan de activiteit en de hoeveelheden bepaalde maximumwaarden overschrijden welke zijn vastgesteld in de verordening van 6 december 1966 (3) 4) Installaties voor isotopenscheiding van uranium of plutonium 5)- Installaties voor de opwerking van bestraald uranium, plutonium of thorium 6) Installaties voor de opwerking van radioactieve afvalstoffen 7) Installaties voor de opslag, de bewaring of het gebruik van radioactieve stoffen, met inbegrip van afvalstoffen, of splijtbare materialen waarvan de activiteit en de hoeveelheden bepaalde maximumwaarden overschrijden, zoals vastgesteld in de verordening van 25 januari 1967 (4). 5.
Er zijn geen afwijkingen van de procedure voorzien - bijvoorbeeld vrijstelling
van de vergunningsplicht - uit hoofde van de hoedanigheid van de eigenaar van de installatie hetzij particulier of openbaar, civiel of militair (5). 6f
Bovengenoemde lijst van installaties is niet definitief. De lijst wordt in feite
"opgesteld en bijgehouden door de voor de kernenergie bevoegde minister" (6). 7.
Voor alle onder B.63 vallende installaties liggen de meeste onderdelen van de
procedure - ook de voornaamste - op nationaal niveau (zie punten 8, 9» 16 t/m 18).
(1) Deze procedure is schematisch weergegeven in bijgaande tabel. (2) Zie beschikking van 16.9.1965» art. 1. (3) Zie noot 6 blz. 1. (4) Zie noot 6 blz. 1. (5) Zie art. 1 van B.63. Maar er wordt in elk geval een uitzondering gemaakt voor installaties die reeds bestonden voor de uitvaardiging van B.63 en waarvan afgifte was gedaan aan de voor de kernenergie bevoegde minister (zie art. 14 van B.63), en voor installaties in verband met de nationale defensie die door de Eerste Minister als geheim worden geklasseerd op voorstel van de minister van de Strijdkrachten en de minister van Kernenergie. (6) Zie art. 2 (2) van B.63
38 -
1. Nationaal niveau (eerste etappe) 8.
De vergunningsaanvraag moet door de aanvrager worden ingediend bij de voor de
kernenergie bevoegde minister en eventueel bij de minister waaronder de desbetreffende installatie ressorteert (l). 9.
De voor de kernenergie bevoegde minister stelt vervolgens de ministers van
Binnenlandse zaken, van Uitrusting en van Volksgezondheid en bevolking (2) van de aanvraag in kennis. 2. Regionaal niveau 10.
In twee alternatieve gevallen wordt de aanvraag voor een plaatselijke enquête
toegezonden aan de Prefect van het departement waarin de installatie zal worden gevestigd t.w. (3) s a) indien de betrokken installatie gepland is buiten de periferie van een gebied waar zich een of meer volgens de voorschriften opgerichte kerninstallaties bevinden; b) óf indien de betrokken installatie nog niet van openbaar nut is verklaard. 11.
De eventuele enquête wordt gehouden door een functionaris, die door de Prefect
wordt benoemd (4)» Deze functionaris licht het publiek voor en pleegt overleg met de plaatselijke collectiviteiten op dezelfde algemene voorwaarden als zijn vastgesteld voor de enquête voor geklasseerde bedrijven (5). 12.
MeBr in het bijzonder wordt door de burgemeester van de gemeente waar de
installatie zal worden gevestigd, op kosten van de exploitant, kennis gegeven
van
de enquête door middel van aanplakbiljetten, waarin met name de naam is vermeld van de functionaris die de enquête zal houden (6). 13.
Voorts moet de gemeenteraad advies uitbrengen over de aanvraag en zulks in elk
geval binnen een maand na ontvangst daarvan. Indien deze termijn niet wordt gerespecteerd, wordt dit advies niet langer in aanmerking genomen (7)»
(1) Zie art. 3 (2) van B.63. (2) Ibidem (3) Zie art. 3 (3) van B.63. (4) Zie besluit No. 59-680 van 19.5.1959 (PB van 2.6.1959) en beschikking van 12.7.1965 (PB van 6.8.1965). (5) Ibidem noot (4) en punt 1 (6) Zie art. 8 van besluit No. 64-303 van 1 april 1964 (PB 8.4.1964). (7) Zie ibidem art. 9«
39
14.
De conclusies van de met de enquête belaste functionaris worden doorgezonden
aan de Prefect, die na de standpunten van de "betrokken openbare departementen te hebben vernomen, deze met zijn eigen standpunt doet toekomen aan de voor de kernenergie bevoegde minister en zulks binnen een maand nadat de Prefect de conclusies van de functionaris heeft ontvangen (l). 3. Nationaal niveau (tweede etappe) 15.
Ongeacht of deze plaatselijke enquête al dan niet wordt gehouden, geeft de
aanvraag in elk geval aanleiding tot een technische studie, die in opdracht van de voor de kernenergie bevoegde minister wordt vervaardigd, hetzij door de gespecialiseerde diensten van het commissariaat voor Atoomenergie (2) of door een groep deskundigen die daartoe speciaal wordt ingesteld (zie noot (4) blz. 3). 16.
De minister van Kernenergie doet het dossier vervolgens toekomen aan de Inter-
departementale commissie voor fundamentele kerninstallaties (3). De commissie in haar geheel - of, voor gevallen zonder bijzondere moeilijkheden, mogelijk alleen de permanente afdeling daarvan (4) - brengt binnen drie maanden na de indiening van de aanvraag advies uit (5). (1) Zie noot (5) blz. 3. (2) Het commissariaat voor Atoomenergie ("Commissariat a. 1'énergie atomique") is een openbaar lichaam dat valt onder de competentie en het toezicht van de minister van Industriële en wetenschappelijke ontwikkeling; het heeft met name tot taak "maatregelen voor te stellen om de bescherming van personen en eigendommen tegen de schadelijke effecten van kernenergie te verzekeren" (beschikking No. 45-2563 van 18.10.1945, art. l ) . Bij besluit No. 73-278 van 13 maart 1973 werd een Hoge Raad voor Nucleaire Veiligheid ("Conseil supérieur de la süreté nucléaire") opgericht alsmede een Centraal Departement voor de Veiligheid van Kerninstallaties ("Service central de süreté des installations nucléaires") (PB van 15*3.1973). Ofschoon deze nieuwe lichamen geen afbreuk doen aan de technische bevoegdheden van het commissariaat voor Atoomenergie, hebben zij belangrijke toeziende en adviserende functies (zie bijlage 2). (3) De Interdepartementale Commissie voor Fundamentele Kernistallaties ("Commission interministérielle des installations nucléaires de base'Ois als volgt samengesteld (zie art. 7 van B.63) : - voorzitter : lid van de Raad van State, met tenminste de functie van adviseur; - vice-voorzitter : de Hoge Commissaris voor de kernenergie of diens vertegenwoordiger; - een vertegenwoordiger van de minister van Kernenergie; - twee vertegenwoordigers van de minister van Binnenlandse zaken; - een vertegenwoordiger van de ministers van de Strijdkrachten, Financiën en economische zaken, Onderwijs, Openbare werken en vervoer; - twee vertegenwoordigers van de minister van Industrie; - een vertegenwoordiger van de minister van Landbouw, en één van de minister van Arbeid; - twee vertegenwoordigers van de minister van Volksgezondheid en bevolking; - een vertegenwoordiger van de minister van Uitrusting; - twee vertegenwoordigers van het commissariaat voor Atoomenergie; - een vertegenwoordiger van elk van de volgende lichamen : het Nationaal Centrum voor Wetenschappelijk Onderzoek (CNRS), Electricité de France, het Nationaal Instituut voor Hygiëne en het Nationaal Instituut voor Landbouwkundig Onderzoek; - drie deskundigen op het gebied van de kernenergie. (4) Zie art. 10 (l) van B.63. (5) Zie art. 8 (l) van B.63.
- 40
17»
Het dossier wordt vervolgens voor advies toegezonden aan de minister van
Volksgezondheid en "bevolking; dit advies dient gunstig te luiden wil de vergunning kunnen worden verleend. Alvorens de vergunning te verlenen, kan deze minister het advies inwinnen van de desbetreffende afdeling van de Hoge Raad voor de Volksgezondheid, dat "binnen een maand dient te worden uitgebracht (l). 18.
De vergunning voor de oprichting van een installatie wordt tenslotte verleend
"bij een "besluit, dat wordt uitgevaardigd op grond van een rapport van de voor de kernenergie bevoegde minister en eventueel de minister waaronder de installatie ressorteert (l). 19»
De gehele procedure, zoals omschreven onder punt 8 t/m 18 moet worden herhaald
in onderstaande gevallen (2) : 1) indien de exploitant een andere fundamentele kerninstallatie wenst toe te voegen aan de installatie waarvoor reeds een vergunning is verleend; 2) indien een verandering optreedt in de eigendom van enige installatie waarvoor reeds een vergunning ie verleend; 3) indien de plaats van vestiging van zo'n installatie wordt gewijzigd; 4) indien zo'n installatie zodanig moet worden gewijzigd dat de eerder uitgevaardigde voorschriften niet kunnen worden nageleefd; 5) indien een fundamentele kerninstallatie door brand, explosie of enig ander ongeval voor meer dan twee jaar buiten bedrijf wordt gesteld of wordt stilgelegd. B. BEDRIJ FSVERGUNNING 20.
Voor een reactor dient de aanvrager een veiligheidsrapport in bij de voor de
kernenergie bevoegde minister, te zamen met rapporten inzake de regelsystemen die zijn geïnstalleerd uit hoofde van de bijzondere voorwaarden van de vergunning, de controles in verband met in de voorschriften vervatte bepalingen en de resultaten van de bedrijfsproeven; de minister wordt eveneens in het bezit gesteld van de algemene bedrij fsinstructies. 21.
De deskundigen stellen een onderzoek in naar de veiligheid van de installatie
waarna de diverse rapporten door genoemde minister worden goedgekeurd.
(1) Zie art. 3(5) van B.63. (2) Zie art. 6 van B.63.
1M\ÜG A
■
1
::::
.
r R f t N C t
-k
:::!::::
ik
f : *
■
'
■
'
■
'
:
■
_
i::.il> : - T - f v
.
;
;
; B « i i c
wmcltour
a
':*&.
» * ■ ■
*
■
■
1
TS ^n «#>m
: : ) ■
:.:;
'~.
' 'i
A«U
-
—
■
r
i)]\\ i::l 0 :;::
■
i;
iiii
ÜL :::!
rrr
■•TC i
~r
r : -k
■T
ir-
.
k -"-
i '' k:i|i::i .;:;!.;;;
•1: . ;
:: :; |:::i
- - - r
"i : l-'
:.::!|: : :;:::]:.::
!■'■
■
-
.
--
■
-
:
'
....
:
— ::;-
■
■
'
-
■:T:i
k
"
=Mi* ~
l4
T;
L_:
■■:T-
^:
-r-
ir: -----
ik
'-■■.-
—
-.
-;•
; - - - -ï\ -; :
k
■'.: | ' i :
kk
fiwfc tómf
--
:
- :i ~i
::1-
—
:
k : :k —
■
-- --
■
:
H
:
rrr-
- - k i f i r Tk
-" ts m
ik'
„jiiL
k ki k k
■-}':
-
-
-
■
■
-
.:.;
.
.. ..:.
■■■■[■■ '
iiiihiii ■ :■ k :
v. : -r^'—
k.':
rv
1 ■:
■
■
■
.
:
,
■
rHli
kr
^:
_:..
'-
: ■ : ■ !
'
-:
^1-
■
:
-
-
■
-
■
: -
■
:
;"
k
::r
-
^
-
■
~-
'
.
:
_
•■■]: .■
::
'''t'"
—
«7
:
==~ -
:
:
|
iii'i
:
■
; ■ • ■ )
'1 :■:
—
*¥.
, : . ! : ■ ■
;.:;j
!
:
~-'r~ .:. i ■:
_ii
■
,r ■
:
:
|
"
"
--.
-
-
-
'
■
:..;
-k
i.:- k-i
(flpri M< A
h.' 7^1 J - 4 _
. 1
:..;j:;i.
•^-•a*^
8.
g H
V e.
'1 . I.:':
CD D>
kil...
P-
'i'
_:-
:
:
t^
ki
': 1 ....
I
1 1 4
M P
(D
O O
O*
a%
e g-
^[k
k
- - '~:
--
;.u
~ i::..
--|-"
:
._.
W.i
i s. O
'1:::: ■
P-
0 i: ■
: [:. .
T T ^ ^
::;:]■::
.... ....
i-|:i.'
.
k:~ - --+-
::.:,.:.:
w
— ' ' s
3 •ö
8 M (D
ca
w*
fiCTflRS V \~0 Y\n 1 \ ■cve,\
(lw
S
" * !J e )
!
HM
, H^ 1—' 1
;:l . : :
■ ■■ 1
:r
.
P.
: ;
k i :kjk-
^Aauor o f rteCjvownMe- TuWïc
Ie
(IK
(D
T & u i ld» i tk ...f ::.: i'. ! -•-i ; ....
.k
:
_ ^ ; i ^ _ -1«ci C40U --
i: ~
:
1
IteGi^w!1
:: j . : . : J . l ■
... 1 :
1
■
..:
Uatouv ïiaptcbrofe
»l
ki
.. | ...
--
:
rrtrft
\ o rt c
k ;
:ki.._! . ,...
:_.
~-
:
! ■ ■
-«*
::■' : . i i -
p M (-•
O
■
i :: ■
•--
..;.i_J
— •- "• - :
■
:
~: .
■
r-;
f" i-i1
M~-
■ i.
■.
:-•
:
-?u. 3
.
.
:::!..:.
we \
.
:
":' 1 ' :
sl- a g
k-
ür^ . . .
'
\AOi i
.
"
> " : ■
!::;
IT
Miiiishnr f o r mowic Ewrgu
*
- T
^
::;:N
;;
*
■
!^Ti
H-ti k i ' i: /w« W^ffl!*?*-■
■ i
-rk: - "
-:.:| ::. : ::l-.::-
—J-
!,
.
-:•
::JT::I
::ti ik
'-,
'i
-
k :.:. - r
k
ïca\ A3
....
--
T^iÜ
■ ■ i
;
k T. : •• :.... ::l.:..
: ■ : : ! . : :
■ '■ I ■■■
'l
-u
::
'
-f:;-
:r;:
p
ei-
0
Tt?
"T
_
k- r:' •k
. it:
:
-—" ^ " 19fcK «BW» :!... •;:j.■;■ k: :
ftalicanH
:
-J_i k
1 S
:. r
k; -?-
._::
Mi
'.:".
~ : — :~
^:
rW ^ r
■
■.m
: : ! ■ : .
::k
.
'f 01t
-:|:.::
i.iiii
ir
.
ki
- i —r:- " T T " : .': il". ' : ::| . ikjki ' 1:: :-|. : -:-:| .
:::;
±u
ik
1 :t*r
-T-
:J'^ii
^
3¥
--
.
1
~k
-Lu
k- k k •f.:
TTTt
■
1 ■■■■
'•::' i. i ':
v
'
::„
:i
"4-
.
^
'-- - - ;
5;:;. :: .
;:i:
-
UtUl) :;-
.;::
ii:i:
<4'
:
:i
'■~
^C »»<
:: : !
Ov
::*': 0 :■■:
--
:::!
üik f t " i: : :
:
-
- - ....
—
:
iil :•:: i '
~-
■
.,:):,: ... |::;: ::,!:;.
■*i ^
► :
- - ; __ —- :...
i ^ t f We ■J
-
.1: '
::::
«HST
1
vv\iV-ft\\aH I<»«J .
»:i;
■
■vi u» J t t j k ' E l r-k:i:i
tei.
"t
■
;
Ji iï«
k
:'
\wv\e.x
.
o£ auH\Ori"z.aKow 1
;;-
ftUt
NÏÏif :::
_
rrooz,a,>A«Te
- 42
BIJLAGE 2 Taken van de Hoge Raad voor Nucleaire Veiligheid en van het Centrale Departement voor de Veiligheid van Kerninstallaties A. TAKEN VAN DE HOGE RAAD VOOR NUCLEAIRE VEILIGHEID (l) Art. 1 van "besluit No. 73-278 van 13 maart 1973 luidt : "Tot de algemene taken van de Hoge Raad voor Nucleaire Veiligheid zullen alle vraagstukken "behoren, die onder de verantwoordelijkheid van de minister van Industriële en wetenschappelijke ontwikkeling vallen en verband houden met de veiligheid van kerninstallaties, omschreven als het gehele samenstel van technische voorzieningen welke zijn voorgeschreven in het stadium van de bouw en vervolgens van de exploitatie ten einde het normale bedrijf van deze installaties te verzekeren, ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan te beperken. Op dit gebied zal deze raad : - alle noodzakelijk geachte aanbevelingen doen om de doeltreffendheid van alle werkzaamheden op het gebied van de nucleaire veiligheid te verhogen; - kunnen worden geraadpleegd over ontwerpen van algemene voorzieningen, van hetzij juridische hetzij reglementaire aard, inzake de nucleaire veiligheid; - de globale resultaten van de uitgevoerde werkzaamheden beoordelen en met name die van het Centraal Departement voor de Veiligheid van. Kerninstallaties, zoals bepaald in art. 5» (l) Deze raad is als volgt samengesteld : - de secretaris-generaal Energie; - de Hoge commissaris voor Atoomenergie; - een lid van de Nationale vergadering; - een lid van de Senaat; - de Staatsadviseur (Conseiller d'Etat), voorzitter van de Interdepartementale commissie voor fundamentele kerninstallaties; - een vertegenwoordiger van de minister van Binnelandse Zaken (Nationale dienst burgerbescherming); - een vertegenwoordiger van de Ministre délégué die is toegevoegd aan het bureau van de Eerste Minister, en bevoegd is voor natuurbehoud en milieubescherming; - het hoofd van het Centrale Departement voor de Bescherming tegen Ioniserende Straling bij het ministerie van Volksgezondheid; - de directeur Begrotingen van het ministerie van Economische zaken en financiën of diens vertegenwoordiger; - de directeur Gas, elektriciteit en steenkool van het ministerie van Industriële en wetenschappelijke ontwikkeling; - de directeur Technologie, industrieel milieu en mijnen van het ministerie van Industriële en wetenschappelijke ontwikkeling; - de directeur-generaal van Electricité de France of diens vertegenwoordiger; - vijf vooraanstaande persoonlijkheden die worden gekozen wegens hun bevoegdheden op technisch, economisch of sociaal terrein; - de directeur délégué van het commissariaat voor Atoomenergie die belast is met bescherming en nucleaire veiligheid, zal in de hoedanigheid van hoofd van het Centrale Departement voor de Veiligheid van Kerninstallaties de vergaderingen van de Hoge Raad voor Nucleaire Veiligheid bijwonen."
43
- ieder met redenen omkleed verzoek "bestuderen inzake feiten in verband met nucleaire veiligheid, waarmee het algemeen "belang en met name de industriële ontwikkeling van de kernenergie gemoeid is; - de raad kan worden geraadpleegd door de minister (van Industriële en wetenschappelijke ontwikkeling) over enig vraagstuk dat op het terrein van de raad valt} - de raad stelt een jaarverslag op over al zijn activiteiten en legt dit aan de minister voor. Met goedkeuring van de minister kunnen de standpunten van de raad openbaar worden gemaakt."
44
B. TAKEN" VAN HET CENTRAAL DEPARTEMENT VOOR DE VEILIGHEID VAN KERNINSTALLATIES Dit departement, dat is opgericht "bij het ministerie van Industriële en wetenschappelijke ontwikkeling, heeft voornamelijk tot taak alle technische werkzaamheden van het departement voor te "bereiden en uit te voeren in verband met de veiligheid van kerninstallaties, met name (art. 5 v a n besluit N o . 73-278 van 13 maart 1973) s technische normen voor de veiligheid van kerninstallaties uit te werken en toezicht op de tenuitvoerlegging daarvan te houden; inspecties uit te voeren "bij de installaties, de programma's van het commissariaat voor Atoomenergie te bestuderen en hierover advies uit te "brengen, zo. nodig het onderzoekwerk van de openbare instellingen te volgen, voorstellen te doen in verband met de voorlichting van het publiek en deze te organiseren en de voorstellen van het commissariaat voor Atoomenergie op hun veiligheidsaspecten te onderzoeken.
45
5. IERLAKD De enige Ierse wet die op de kernenergie betrekking heeft, is de Kernenergiewet
1971 (An Bord Fuinnimh Nuicleigh) (l). Deze wet voorziet in de oprich-
ting van een commissariaat voor de Kernenergie, omschrijft de functies van dit commissariaat en regelt ook andere daarmee verband houdende onderwerpen. In art. 4 van de wet worden de algemene functies van het commissariaat voor de Kernenergie (2) (3) omschreven als : 1) het adviseren van de regering, de ter zake bevoegde minister (van Vervoer en energie) en enige andere minister met betrekking tot kernenergie en daarmee verband houdende aangelegenheden; 2) het geïnformeerd blijven omtrent de ontwikkelingen op het gebied van de kernenergie en daarmee verband houdende onderwerpen, speciaal met het oog op de implicaties van deze ontwikkelingen voor de staat. De specifieke functies van het commissariaat voor de Kernenergie zijn vermeld in art. 5 v a n d-e wet en omvatten het volgende (4) : a) het adviseren van de regering of, met instemming van de minister, van enige andere persoon of groep personen, die zich toelegt op opleidingsof onderzoektaken bij nucleaire instellingen, inzake de aanschaf van kernreactoren of radioactieve toestellen bestemd voor opleidings- of onderzoekdoeleinden en, bij de verwerving van dergelijke reactoren of toestellen inzake alle aspecten van plaatsing, installatie, bedrijf en controle.
(1) In het Iers : An tacht urn Fhuinneamh Nuicleach (An Bord Fuinnimh Nuicleigh), 1971 (2) Het commissariaat voor de Kernenergie is omschreven als "een van blijvende aard en met officieel zegel (wettelijk erkend) rechtelijk kan laten vervolgen en zelf als rechtspersoon kan en gerechtigd is land te verwerven, in bezit te houden en te (Art. 3 (2) van de kernenergiewet). (3) Ibidem, art. 4 (l) (4) Zie art. 5 (l) (a), (b) en (c).
rechtspersoon dat derden geworden vervolgd vervreemden".
46
b) het adviseren van de minister met betrekking tot voorstellen voor de bouw van kernenergiecentrales en alle aspecten van de installatie, het bedrijf van dergelijke centrales en het toezicht daarop; c) het opstellen van ontwerp-veiligheidscodes en voorschriften inzake splijtstoffen of andere radioactieve stoffen of toestellen en bestralingsapparatuur, waarbij rekening moet worden gehouden met de normen die door internationale organisaties op het gebied van de kernenergie ter zake worden aanbevolen. Bovendien kan de minister bij een beschikking het commissariaat voor de Kernenergie incidenteel belasten met onderstaande functies (l) : a) het treffen van voorzieningen voor de levering van splijtstoffen of andere radioactieve stoffen of toestellen als in de desbetreffende beschikking zijn aangegeven voor gebruik in de staat en, indien zulks na overleg met de minister van Buitenlandse zaken door de minister wordt goedgekeurd, het sluiten van daartoe strekkende overeenkomsten met de ter zake bevoegde organisaties; b) het treffen van voorzieningen ten einde de veilige bewaring van splijtstoffen alsmede de lozing van zulke radioactieve afvalstoffen als in de beschikking zijn aangegeven, te verzekeren; c) het treffen van voorzieningen ten einde het veilige bedrijf van kernenergiereactoren te verzekeren, voor zover de openbare veiligheid (zowel in het land als elders) door dit bedrijf kan worden beinvloed; d) het treffen van voorzieningen om het veilige bedrijf van voor opleidingsdoeleinden bestemde reactoren of radioactieve toestellen te verzekeren; e) het treffen van voorzieningen ter naleving van alle veiligheidsnormen uit hoofde van de voorschriften van de wetten op de volksgezondheid of de industriële bedrijven in verband met splijtstoffen, radioactieve stoffen of toestellen dan wel bestralingsapparatuur. (l) Zie art. 6 (2) (a), (b), (c), (d) en (e). In art. 6 (l) van de wet is bepaald dat de minister, na overleg met de andere betrokken ministers, bij beschikking de bewaring, het gebruik, de vervaardiging, de invoer, de distributie, het vervoer, de uitvoer van splijtstoffen of andere dergelijke radioactieve stoffen of toestellen dan wel bestralingsapparatuur of iedere andere beschikking daarover kan regelen, beperken of verbieden (eveneens in het kader van een vergunning die door hem zelf of in zijn naam door het commissariaat voor de Kernenergie is afgegeven). De minister heeft de leden van het commissariaat benoemd en heeft een beschikking uitgevaardigd waarmede de wet van 30 november 1973 van kracht is geworden. In het kader van deze wet is tot dusverre door de minister nog geen andere beschikking uitgevaardigd. De huidige functies van de Commissie zijn dientengevolge in het algemeen van adviserende aard.
47 -
6. ITALIË I. BRONNEN VAN WETGEVING 1.
De kaderwet waarin de grondslag wordt gelegd voor successievelijke wetten,
waarin met name de vergunningsprocedure voor de bouw en het bedrijf van kerninstallaties wordt neergelegd, is wet No. 1860 van 31 december 19Ö2 inzake het vreedzaam gebruik van kernenergie (l). Art. 14 van deze wet luidt met name ï "Bij besluit van de president van de republiek, genomen op voorstel van de Eerste Minister, in overeenstemming met de betrokken ministers en de minister van Industrie en handel, na overleg met het nationale comité voor de Kernenergie (GNEN)
(2) (....), zullen bepalingen worden vastgesteld met het doel de veilig-
heid van de installaties en de bescherming van werknemers en bevolking tegen de gevaren van ioniserende straling zowel uit hoofde van het bedrijf van de installatie als van werkzaamheden met kernmaterialen en werkzaamheden waarbij radioisotopen worden gebruikt, te garanderen ( 2.
)".
Overeenkomstig deze kaderwet, werd op 13 februari 1964 besluit No. 185 van
de président van de republiek uitgevaardigd betreffende "de veiligheid van installaties en de bescherming van de gezondheid van werknemers en bevolking tegen de uit ioniserende straling voortvloeiende gevaren uit hoofde van het vreedzaam gebruik van kernenergie" (3). In dit besluit worden met name de regels vastgelegd inzake de toekenning van vergunningen voor de bouw (zie punten 5 t/m 23) en het bedrijf (zie punten 24 t/m 32) van kerninstallaties» (1) Zie Gazetta Ufficiale (GU) van 1963, No. 27, blz. 493. Voor dit document zal deze wet worden aangeduid als "W.62". Deze wet werd laatstelijk gewijzigd bij besluit No. 1704 van de president van de republiek (GU No. 112 van 9.5.1966).
(2) Het CNEN, dat werd opgericht b i j wet No. 933 van 11 augustus 196O (GU van 1963, No. 218, b l z . 3418) heeft onder meer t o t taak de technische controle en superv i s i e u i t t e oefenen op de bouw en het bedrijf van k e r n i n s t a l l a t i e s ( a r t . 2 (3) van deze wet). Wet No. 933 werd gewijzigd b i j wet No. 1240 van I 5 . i 2 . i 9 7 i (zie GU No. 20 van 24.1.1972) uitgezonderd de artikelen 12, 13, 14, 15, 16 die onverminderd van kracht blijven. Voor het concrete aandeel van het CNEN in de vergunningsprocedure voor de bouw en het bedrijf van kerninstallaties, wordt speciaal verwezen naar de punten 7, 12, 13, 24-26, 29. (3) Zie het gewone supplement van GU No. 95 van 16.4-1964- In dit document zal dit besluit worden aangeduid als "B.64".
- 48 -
II. VERGUNNINGSPROCEIXJRE 3.
In "beginsel is voor alle "installaties waarin kernindustrie wordt geprodu-
ceerd en gebruikt voor industriële doeleinden, alsmede installaties voor de verwerking en het gebruik • van ertsen, grondstoffen, speciale splijtstoffen, verrijkt uranium en radioactieve stoffen" een bouw- en bedrijfsvergunning (l) vereist. 4.
De bouw van installaties voor de elektriciteitsproduktie is echter onder-
hevig aan een speciale vergunning (l) (zie punten 17 en 18), evenals de bouw van installaties van instituten, universiteiten en scholen die uitsluitend voor ondei wijsdoeleinden zijn bestemd (zie punt 19), installaties van schepen (zie punt 20) en onderzoekreactoren van minder dan 100 kW (th) (zie punt 2l). Een speciale procedure is tevens van toepassing voor installaties waarin het gebruik van radioactiviteit eveneens gevaren oplevert voor het milieu buiten deze installaties of waarin de totale radioactiviteit bijzonder hoog is (zie punten 22-23). A. BOUWVERGUNNINGEN 1. Algemene procedure (2) 5.
De vergunningsaanvraag moet zowel worden ingediend bij het ministerie van
Industrie en handel als bij het CNEN (3). Deze aanvraag gaat vergezeld van een voorlopig ontwerp van de betrokken installatie en van de vestigingsplaats - waari in het bijzonder een eerste studie van de systemen voor de lozing van radioactie\ afvalstoffen is opgenomen - alsmede van een voorlopig veiligheidsrapport waarin de beoogde veiligheids- en beschermingsmaatregelen zijn aangegeven (4).
(1) Zie art. 6 (l) van W.62. (2) Deze procedure is van toepassing op de bouw van kernreactoren, kernenergiecentrales, installaties voor nucleair onderzoek in het algemeen, kerninstallaties voor de opwerking van bestraalde splijtstof, installaties voor de bereiding en de produktie van bijzonder splijtbare materialen en splijtstoffen (zie art. 37 (l) van B.64). (3) Zie art. 37 (l) van B.64. (4) Zie art. 37 (l) a) en b) van B.64.
- 49 -
6.
Eventueel kan het CNENde aanvrager om verdere documenten verzoeken die
noodzakelijk worden geacht voor de bestudering van het dossier (l). a) Technische "beoordeling door het CNEN 7.
Op basis van de sub 5 en 6 genoemde documenten stelt het CNEN, na een tech-
nisch onderzoek, een technisch rapport op waarin het zijn oordeel geeft over de voorgestelde vestigingsplaats en over de kenmerken van de installatie, zoals deze resulteren uit het voorlopig ontwerp. Bovendien moet dit rapport alle gegevens bevatten die nuttig zijn voor een eerste evaluatie van installatie en bedrijf vanuit het oogpunt van de nucleaire veiligheid en de bescherming van de gezondheid (2). Het rapport van het CNEN moet tevens een kritische beoordeling omvatten van het voorlopige veiligheidsrapport en de voorlopige studie inzake de lozing van radioactieve afvalstoffen (3). b) Adviezen van de ministeries 8.
Het CHE2T doet dit technische rapport vervolgens toekomen aan het ministerie
van Industrie en handel. 9.
Het ministerie van Industrie en handel doet dit rapport weer toekomen aan
de ministeries van Binnenlandse zaken, Arbeid en sociale zekerheid, Volksgezondheid, en aan de andere betrokken ministeries (4)« 10.
Alle bovengenoemde ministeries kunnen ao nodig het CNEfT om de nodige ver-
dere informaties en gegevens verzoeken voor een volledige beoordeling van de vestigingsplaats en het voorlopig ontwerp (5). 11.
Binnen 60 dagen na ontvangst van het technische rapport, moeten al deze
ministeries het CNEN hun adviezen doen toekomen inzake het voorlopig ontwerp en de vestigingsplaats van de installatie (6).
(1) Zie art. 39 (2) van B.64. (2) Zie art. 39 (l) van B.64. (3) Zie art. 39 (3) van B.64. (4) Zie art. 40 (l) van B.64. (5) Zie art. 40 (2) van B.64. (6) Zie art. 40 (3) van B.64.
- 50
c) Advies van het C N E N 12.
Op basis van déze adviezen brengt de zogenaamde "technische commissie" van het
CNEN (1) . en definitieftechnisch advies uit (2). 13•
Op grond van dit advies doet het C N E Nzijn eigen advies weer toekomen
aan het ministerie van
Industrie en handel, vergezeld van de eventuele adviezen
van de sub 9 genoemde ministeries (3)• d) Definitief besluit 14.
De bouwvergunning wordt verleend in de vorm van een besluit van de minister
van Industrie en handel (4). 15.
Alvorens wordt begonnen met de eigenlijke bouw van de installatie, dienen
evenwel de gedetailleerde ontwerpen van de componenten van deze installatie, die door het CNENop basis van de documenten vermeld sub 5, als fundamenteel zijn aangemerkt voor de nucleaire veiligheid en de bescherming van de gezondheid door
(1) Deze commissie heet. in feite "technische commissie voor de nucleaire veiligheid en de bescherming van de gezondheid tegen ioniserende straling" ("Commissione tecnica per la sicurezza nucleare e la protezione sanitaria dalle radiazioni ionizzanti"). Deze commissie, die in het kader van het CNEN is opgericht, is aangewezen om een technisch advies uit te brengen over de technische vraagstukken in verband met de nucleaire veiligheid en de bescherming van werknemers en bevolking tegen de uit ioniserende straling voortvloeiende gevaren, in de in B.64 vastgestelde gevallen (zie art. 12 (l) van B*.64')en speciaal in het geval van bouwvergunningen. Deze commissie bestaat uit deskundigen in vraagstukken van nucleaire veiligheid, bescherming van de gezondheid tegen ioniserende straling, of brandpreventie (zie art. 11 (2) van B.64)• (2) Zie art. 41 (l) van B.64. (3) Zie art. 41 (2) van B.64. (4) Zie art. 6 (l) van W.62 .
51
de aanvrager aan het CNEN te worden toegezonden, dat deze, na raadplegingen van zijn technische commissie, eerst moet goedkeuren (l). Ten aanzien van de bouw van de voor de lozing van radioactieve afvalstoffen geplande installatie, kan het CNEN deze echter niet goedkeuren indien het project niet ter kennis is gebracht van de Commissie van de Europese Gemeenschappen (2). 16.
Tijdens de houw van enige van deze installaties, kan het CNEN' - evenals
enige andere bevoegde regeringsinstantie - deze inspecteren om zich er van te vergewissen dat de contractie vanuit technisch oogpunt overeenkomt met het ingediende project (3). 2) Speciale procedures a) Installaties voor de elektriciteitsproduktie 17-
Voor de bouw van installaties voor de elektriciteitsproduktie is een
certificaat van geen bezwaar ("nulla osta") van de minister van Industrie en handel noodzaKelijk in plaats van een vergunning zoals omschreven in punt 5 e.v., zulks met het oog op de nucleaire veiligheid en de bescherming van de gezondheid (4).
(1) Zie art. 42 (l) van B.64.' (2) Zie art. 42 (2) van B.64. (3) Zie art. 70 van W.62} art. 13 en 14 van. B.64. (4) Zie art. 38 (l) van B.64. Voor de overige aspecten van het vergunningenstelsel voor kerninstallaties voor de elektriciteitsproduktie, dienen de bepalingen van B.64 te worden gecoördineerd met die van Wet No. 1643 van 6 december 1962 (inzake de oprichting van SNEL) waarbij de elektriciteitsproduktie - met inbegrip van de door kerninstallaties geproduceerde elektriciteit - aan deze instelling wordt voorbehouden.
52
18.
Dit certificaat van nihil obstat wordt toegekend volgens dezelfde pro-
cedure als omschreven in punt 5 e.v. Voor deze procedure is onder meer ook het advies van het C N M vereist (zie punten 12 en 13) (l). b) Installaties voor onderwijsdoeleinden 19.
Voor kerninstallaties die uitsluitend bestemd zijn voor onderwijsdoel-
einden bij wetenschappelijk»instellingen, universiteiten en scholen kan bij besluit van de minister van Industrie en handel een speicale vergunning worden verleend, die wordt afgegeven in overleg met de minister van Onderwijs en na raadpleging van het C N M (2). c) Scheepsinstallaties 20.
Voor kerninstallaties voor inbouw in schepen, wordt vergunning verleend
bij een besluit van de minister van Industrie en handel, dat wordt uitgevaardigd in overleg met de minister van Koopvaardij en na raadpleging van het C N M (3). d) Onderzoekreactoren van 100 kW (th) of minder 21.
Voor deze reactoren wordt de vergunning - of het certificaat van nihil
obstat - verleend volgens de procedure omschreven in de punten 5 't/m 18 - behalve voor wat de technische beoordeling door het C N M (punt 7) en de adviezen van de ministeries betreft (zie punten 8 t/m 11) (4)«
(1) Zie art. 38 (2) van B.64. Deze procedure is ook van toepassing op alle door overheidsinstanties gebouwde en geëxploiteerde installaties (zie art. 38 (3) van B.64). (2) Zie art. 11 van W.62. (3) Zie art. 12 (l) van W.62. (4) Zie art. 52 (l) van B.64.
53 -
e) Overige installaties 22.
Voor de bouw van installaties die volgens bovenstaande bepalingen niet worden
beschouwd als te zijn bestemd voor industriële doeleinden of wetenschappelijk onderzoek, doch waarin het gebruik van radioactiviteit eveneens gevaren oplevert voor het milieu buiten de installaties, of waarin de totale radioactiviteit bijzonder hoog is, is een vergunning vereist die wordt afgegeven door de minister van Industrie en handel in overleg met de ministers van Binnenlandse zaken, van Arbeid en sociale zekerheid en van Volksgezondheid, na raadpleging van het CNEN (l). 23.
In een besluit van de minister van Industrie en handel, uitgevaardigd
in overleg met de ministers van Binnenlandse zaken, van Arbeid en Sociale zekerheid en van Volksgezondheid, na raadpleging van de Interdepartementale raad voor overleg en coördinatie (2) en het CNEN, zullen de installaties van deze categorie worden omschreven op basis van hun technische kenmerken en het niveau en de concentratie van de daarin opgewekte radioactiviteit; op dit punt zijn echter nog geen bepalingen vastgesteld.
(1) Zie art. 55 (l) van B.64. (2) Deze Raad ("Consiglio interministeriale di coordinamento e consultazione") is voornamelijk verantwoordelijk voor de administratieve coördinatie van de werkzaamheden van de verschillende regeringsdepartementen waaronder de toepassing van B»64 ressorteert (zie art. 10 (6) van B.64).
54
B. BEDRIJFSVERGUNNING 1. Algemene procedure (l) a) Proeven 24»
Voordat vergunning wordt gevraagd voor de inbedrijfstelling van de
installatie - en dit geldt voor iedere bedrijfsfase - moeten de desbetreffende componenten bepaalde niet-nucleaire en nucleaire proeven ondergaan onder toezicht van het CNEN. 25.
De niet-nucleaire proeven zijn die welke
plaatsvinden véèr de lading
van de splijtstof en, voor opwerkingsinstallaties voor bestraalde splijtstof, die welke voorafgaan aan het inbrengen van deze splijtstof. Deze proeven moeten worden uitgevoerd volgens een door het CNEN goedgekeurd programma of, wanneer het proeven betreft die door het CNEN worden beschouwd als belangrijk voor de veiligheid, nadat het CNEN daaraan zijn fiat heeft gehecht (2), Na voltooiing van deze proeven dient hierover door de aanvrager een rapport te worden opgesteld, op grond waarvan het CNEN - indien het in gunstige zin beslist - certificaten afgeeft waarin is vermeld dat de installatie vanuit het oogpunt van gezondheid en veiligheid gereed is om met splijtstoffen te worden geladen of gevuld (3). 26.
De nucleaire proeven kunnen pas worden ondernomen nadat het CNEN het
algemene programma voor deze proeven heeft goedgekeurd en voor elk daarvan (4) een specifieke vergunning heeft verleend op grond van een reeks documenten die door de aanvrager aan het CNEN worden toegezonden (5)»
Met deze proeven
— zelfs die waarvoor reeds vergunning is verleend — kan geen begin worden gemaakt voordat het algemene programma is goedgekeurd; dit kan pas geschieden, wanneer eerst het ministerie van Binnenlandse zaken, na raadpleging van de Technische commissie (6), de veiligheidsplannen voor noodgevallen heeft goedgekeurd. Na voltooiing van iedere proef dient door de aanvrager daarover een rapport te worden opgesteld, evenals een rapport over de onderdelen van de
(1) Deze procedure is van toepassing op het bedrijf van kernreactoren, kernenergiecentrales, kerninstallaties voor onderzoek in het algemeen, kerninstallaties voor de opwerking van bestraalde splijtstof, installaties voor de bereiding en de produktie van bijzondere splijtbare materialen en splijtstoffen (zie art. 43 (l) van B»64)« (2) Zie art. 44 (2) van B.64. (3) Zie art. 44 (5) van B.64. (4) Zie art. 45 (l) van B.64. (5) Zie art. 45 (2) van B.64. (6) Zie art. 45 (4) en (7) van B»64.
55
verschillende procedures in het kader waarvan de afzonderlijke nucleaire proeven zijn uitgevoerd en het resultaat daarvan. Deze documenten moeten aan het CNEN worden toegezonden, dat bij een positieve beoordeling de respectieve certificaten afgeeft met betrekking tot het resultaat van iedere serie proeven (l). b) Vergunningsaanvraag 27»
Be aanvraag voor een bedrijfsvergunning dient voor ieder bedrijfsstadium (2)
te worden ingediend bij de minister van Industrie en handel (3) evenals bij het CNEN (3). 28.
Deze aanvraag moet vergezeld gaan van de certificaten voor de hierboven
omschreven proeven (zie punten 24 t/m 26), alsmede van de bewijzen dat, gezien de kenmerken van de installatie, mag worden verwacht dat het desbetreffende bedrijfsstadium binnen bepaalde grenzen en condities veilig zal worden afgewerkt (3)« c) Advies van het CNEN 29«
Het CNEN bestudeert het door de aanvrager ingediende dossier, raadpleegt
de Technische commissie en doet vervolgens zijn advies toekomen aan de minister van Industrie en handel (4)« d) Definitief besluit 30.
De minister van Industrie en handel neemt een definitieve beslissing, in
de vorm van een besluit (5)» en dit met betrekking tot het specifieke bedrijfsstadium waarop de aanvraag betrekking had.
Indien het CNEN in zijn
(1) Zie art. 46 (l) t/m (3) van B»64. (2) Zie art. 51 (l) van B.64. (3) Zie art. 51 (2) van B«64. (4) Zie art. 51 (3) van B.64. (5) Zie art. 51 (4) van B.64 en art. 8 (l) van W.Ó2.
- 56
advies bijzondere voorschriften heeft geformuleerd, dient hiermee in genoemd besluit rekening te worden gehouden (l). 31•
Voor ieder later "bedrijfsstadium is een soortgelijk besluit noodzake-
lijk en de procedure, omschreven in de punten 24 t/m 30, moet derhalve worden herhaald. 2. Bijzondere procedures 32.
De bedrijfscondities voor installaties die respectievelijk zijn be-
stemd voor elektriciteitsproduktie, onderwijsdoeleinden, schepen, onderzoek— reactoren van 100 kW (th) of minder en voor de "overige installaties" vermeld in de punten 22 en 23, zijn neergelegd in de besluiten houdende vergunning voor de bouw hiervan.
(l) Zie art. 51 (4) van B.64.
N0SNV3 SH=fldyd b'J I
TlMitffii
—.
_
1
.
,—
1
i
1
r——'
1
1
:
1
:
1. . I ..
1 -1
1———I
1
I-—1
T~
►i
o o (0%
& 4 CD
CM (IK
O
(IK (Ö
M CO
I O
4 m FO 3
f^pplrcawV'
C MEM
fcCTÖf*
CWEN S T L C W C A . 1 G>tHMi£Sib^
1 ^ c f a X S e a * ^ KavH
tï°
TlKUKtG, ■
■
ITM-Y |
-
. .
.
.
.
;
i
!"■ 't
i
1
1 .
1
.1'
-f;-
.-
"
- 4- T
1
!
—:.
:
1.
. . ■ ' .
p*
3" -fi ^~
I::***l
rW»
—
!
: i : - i • ■' : :. 1 :
| ..j...|... i..-
-::
l'".
_!Uj >"*iw tt
1
- H - iliüi ■: i l . .. v i p
-1
pp -~ — :
'
!
■
; : ; ; l ; ■■
:
i^L.
-"T~:
„ . .
•si.
Mi .;.r:
; ■ : ! ■
.:ii i:: '. l
:::l.::. : 1' •--• — r
:.|,
~JT:
\£a ^ ^ ftM>"i
. ..;....
i ■
-•: i
i'
:• i •■•.
::i:
üji
::'::
üü : i : : üaSü# ;
Wft
**s
'{
2
::
;
'i
iI
# ^
-flH jiip
!Ü
:::: liü
|*?i'
Jlfetf::;!i:; ::•: ;:::
* t 'P lv
:::!
4
i4lil
fiF KI1
|
"T~"
:...[....
i\''
1 "
. i:.i. -;{-;• i ■■
""
IfiircHJ^
i'
ri-T—
r
'T) »1 O O
iukfc-i |
■
:
:
.
p:*i -
:
il
7
UI 00
H*»?
"i '
7;-
. .
-
:iü
CD»
3
' : ' ; ■ ' ■
:::;
:
:
■
:
:
T?ir
;;;;
I
Ttïï
O
3. o
I
i:i:
4414
t::!
ik i k
e-
.: 7-r-
iiijl::*:'::
■
:^^
'
t k r i ' A l W ^ P*.
ü: i
!!:; ÜÜiiüü.
s
i.i: ': 1 ::. 1
Ht
:«
Trrr
i
:rr:
:::: iiii
:::i H:: :H:
OOI
t
^ ;■
:::i
:::': HHi ö i
i
i' i
::n
i$
^f
::***i
....
■ I;..
f.-
«■7
. . . 1 . 1 . t—rf
=:;:
:
in:
'
::::
■n®?T i i j i i i : : •::
; ■• i
ïttTtWl—TF
-.—
;:::
J
at BWii ïii :;:» 1::
H-;
■
:i::
:* ukiS*
::::
iiï
•■■-}:-■■
r^>.)
:i:/4: Miijü*
AÜLiii iüi
i
...i . .
:
!;:JV; :4;:.
- -:::
;;::
::::
1
:....
..:.pg
u::
::::
—rr
:::: j . :
—1—
i .;:::
•
.._
t>
:ï: :
~;
ïïar ;
;;jj
:•:! :;:v
1
:
i ::.!:. : .. ....
■ j :
! " -" T
i!i:
j
. i
■: 1
.' 1
--;--
,£JIOJ2-^J
-vT—•■-; J— : —f--p--.
: !
...j.....
' i
...1 ..:
\ l \ y
SU
<**)=* ::..! .;: :;::;;:; ::;:!;:;; :::: ■ = :=|:U = •:::
•::n
! ■;
—1
i
:r::i : ::i ::■]
- : ■ : ■ : ■ .
■ii:
; :
j ■
;
tëtfl^T
i*ï:
i
i J
l
■
'
-ftff p-[p
:
....|....
...
■ ■ : . ! • ■ • :
i • ; ■ :j '• ■»■■
! .. . j . . .
'-'].'■.'■'.
'
i
—f-
I
:: j . . '
■ i f
;:: : . : i
:
ia
rr.: : : i :
::::
..
•.■i'.'.ïi.,■'■.!"-c
yroceAure' ( i )
:
S
5 i : •Hl
tftr
._.;.
i
i — ■ —
;L;;
:iu
-
;
i
i 'i ' -L'
■ " :
—.--
u:: ■•*•
r:: :n:
T;T:
:
. i .
^eMe^<»^
•:K;
;::;
Hfr
-
.
■
,.|:..
■::.
:^
in:
■
:
■'
■
u..
~9;f-
■
tWy - s t ^ evir ;...
" " 1:
. ■ .j:: .
S:\
i
:
4H"
--
—ij....
:
. i
1
;: - 1
■ r - r
: : . ! ■ :
jpv^oJlure' i
: " ' : ■ ( ■
. . '
#
i
L_
■ :
---
'■"■
i
--j-
;
;
....!... ...j...
""fr
i
:
F
--H-
■
—r- i fccjCWiMo)
,.|.;.4..
- !-
-f
\\orï-z.*\r?ov\
. :
.
i 1
>*-c'
_—"~- _A u
^|]
"t ili
Ü4.
cN
ÜÜ A
s 0»
••!; ïnti
tltt
22
;;;;;;:: ±rtfrtn
ntr
c
iiii-
;;•; :
;;; ACTDUS
m
i
»
.-
CfrfrRT g. i
j—JSy. -1 - l i f t l S ^ f t l t U H o ^ i - j | k
jtW- ' f l ^ ^ h o u
o£ e U c M c a M
!-.
(«jed p h , j H ^ f ^ i )
9
O
3 •o o CD
I O
03
SO
3
Ui CO
- 60 -
7. LUXEMBURG I. BRONNEN VAN WETGEVING 1.
De kaderwet waarin de grondslag wordt gelegd voor successievelijke wetten,
waarin met name de vergunningsprocedure voor de bouw en het bedrijf van kerninstallaties wordt neergelegd, is de wet van 25 maart 1963 inzake de bescherming van de bevolking tegen de uit ioniserende straling voortvloeiende gevaren (l). Artikel 2 van deze wet luidt met name : "Met het oog op de bescherming van de volksgezondheid zullen de produktie, de vervaardiging, de invoer, het vervoer, de verkoop, de inbezithouding of het gebruik voor in het algemeen alle doeleinden van apparatuur ®f stoffen die ioniserende straling kunnen uitzenden, evenals de lozing en de verwijdering van radioactieve stoffen onderworpen zijn aan voorwaarden die zullen worden vastgesteld bij openbare bestuursverordeningen. 2.
Overeenkomstig deze kaderwet, werd op 8 februari 1967 een Groothertogelijke
verordening aangenomen (2).
Deze verordening bevat in het bijzonder een inde-
ling van kerninstallaties in afnemende volgorde naar het aan de werkzaamheden inherente gevaar (zie punt 3) alsmede regels inzake de toekenning van vergunningen voor de bouw (zie punten 4 t/m 34) en het bedrijf (zie punten 35 t/m 40) voor iedere klasse installatie.
(1) "Loi du 25 mars 1963 concernant la protection de la population contre les dangers résultant des radiations ionisantes" (Journal Officiel van 10 april 1963, blz. 227). (2) "Reglement grand-ducal du 8 février 1967 portant sur l'exécution. de la loi du 25 mars 1963 concernant la protection de la population contre les dangers résultant des radiations ionisantes" (Journal Officiel van 8 maart 1967i blz. 142), hieronder afgekort "GHV 63".
61
I. VERGUNNINGSPROCEDURE A. BOUWVERGUNNING 3.
In de verordening van 8 februari 1967 worden vier klassen kerninstallaties
omschreven (l), waarvan er slechts voor drie (klasse I, II, en lil), een bouwvergunning vereist is (2). Geen enkele aategorie installaties behalve klasse 17 (3) is van een dergelijke vergunning vrijgesteld (4)«
Op instal-
laties die tot meer dan een klasse behoren zijn de bepalingen voor de hoogste klasse van toepassing (5)«
In het onderstaande (zie punten 4 t/m 34) wordt
de vergunningsprocedure beschreven voor de bouw van installaties van klasse I t/m III.
(1) Zie art. 2 (l) van GHV 67. (2) Zie art. 2 (2) van GHV 67. (3) Tot klasse IV behoren onderstaande installaties (zie art. 2 (l) van GHV 67) 1) installaties in de bedrijfsruimten waarvan zich radioactieve nucliden bevinden in zodanige hoeveelheden dat de totale activiteit overeenkomt met de X4-waarde van onderstaande tabel, met uitzondering van de vormen, hoeveelheden en activiteiten waardoor deze installaties tot de klassen I, II of III zouden behoren; 2) installaties in de normale bedrijfsruimten waarvan apparatuur aanwezig is die weliswaar in strikte zin geen röntgenstraling produceert doch deze ondergeschikt uitzendt (bijvoorbeeld televisietoestellen), met uitzondering van de apparatuur, waardoor deze installaties tot klasse II zouden behoren; 3) installaties in de bedrijfsruimte waarvan apparatuur aanwezig is met radioactieve stoffen in zodanige hoeveelheden dat de totale activiteit meer bedraagt dan de waarden vastgesteld sub 1 van deze klasse, mits : a) deze installaties zijn verzegeld, b) de dosis die kan worden ontvangen niet meer bedraagt dan 0,1 millirem per uur op ongeacht welk punt binnen een afstand van 0,1 m van het oppervlak van het apparaat; 4) de installaties in de bedrijfsruimten waarvan zich radioactieve stoffen bevinden in ongeacht welke hoeveelheden, mits de concentratie daarvan minder bedraagt dan 0,002 microcurie per gram, of minder dan 0,01 microcurie per gram voor natuurlijke radioactieve stoffen in vaste toestand.
62 -
KLASSE Radiotoxiciteit
A Zeer hoog
B Hoog
C Matig
D Laag
II
III
IV
°'^ wGi > X ^
x£ ^ lOO^Ci
lOOywCi^xf^O^Ci
X^ yy lmCi
lmCi^ X ? ^ l y t i C i
VCi>X4
X° y, IQmCi
10mCi> X ^ 1 0 / . G i
lO/JCi>XG
X^ ^ lOOmCi
100mCi> x5?\ 100yuCi
lOO^Ci^xJ
Voor bedrijven die radionucliden met een verschillende graad van radiotoxiciteit in bezit houden, bestaat er een formule ter bepaling van de desbetreffende klasse. (4) Van installaties van klasse IV 2., mits deze werken met een "top"-spanning van 5 KV of meer. en op ondergeschikte wijze röntgenstraling uitzenden met een zodanige intensitiet dat aan het oppervlak daarvan een dosis kan worden ontvangen van meer dan 0f5 millirem per uur alsmede van installaties van klasse IV 3., dient echter door de fabrikant of de importeur aangifte te worden gedaan bij de minister van Volksgezondheid, die zijn goedkeuring moet verlenen. (5) Zie art. 2 (7) van GHV 67. Zie art. 2 (2) sub par. 2 en 2 (6) sub par. 2 van GHV 67.
63
1. Vergunning voor installaties van klasse I (l) 4»
Tot klasse I behoren onderstaande installaties (2) :
1) installaties in de bedrijfsruimten waarvan zich een of meer kernreactoren bevinden; 2) installaties in de bedrijfsruimten waarvan zich bestraalde splijtstoffen bevinden; 3) installaties in de bedrijfsruimten waarvan splijtbare materialen aanwezig zijn, op zodanige wijze dat de helft van de minimale kritieke massa kan worden overschreden. 5.
Voor installaties van deze klasse vinden bepaalde onderdelen van de proce-
dure op regionaal niveau plaats (zie punten 6 t/m 9) en andere op nationaal niveau (zie punten 10 t/m 13). a) Regionaal niveau 6.
De vergunningsaanvraag dient door het hoofd van de installatie in
vijfvoud te worden gericht aan de burgemeester ("bourgmestre") van de gemeente waarin de installatie zal worden gevestigd (3), evenals aan de burgemeesters van gemeenten die zich op een afstand van minder dan 500 meter van de buitenste grenzen van de installatie bevinden (4)»
(1) Deze procedure is schematisch weergegeven in bijgaande tabel I. (2) Zie art. 2 (l) van GHV 63. (3) Zie art. 2 (3) subpar. 1 en 2 van GHV 63. (4) Zie ibidem.
64 -
7»
De betrokken burgemeesters laten vervolgens officiële bekendmakingen
aanplakken waarin de inhoud van de aanvraag wordt medegedeeld; deze ligt tegelijkertijd voor het publiek ter inzage in de betrokken gemeentehuizen (l), te zamen met de plannen voor de toekomstige installatie. 8.
Na een periode van twee weken na de publikatie, brengt een lid van het
desbetreffende college van burgemeester en wethouders ("colleges des bourgmes— tres et échevins") of een speciaal daartoe benoemde functionaris, de schriftelijke opmerkingen bijeen en houdt in de betrokken gemeente een enquête de commodo et incommodo, waarbij alle personen die zulks wensen worden gehoord. De resultaten van deze enquête worden vervolgens in een verslag vastgelegd. 9.
Inmiddels brengen de respectieve colleges van burgemeester en wethouders
advies uit over de aanvraag (3). 10.
b) Nationaal niveau Binnen 40 dagen na ontvangst van de vergunningsaanvraag, doen de betrokken
burgemeesters deze aanvraag, te zamen met de binnengekomen schriftelijke opmerkingen (zie punt 8 ) , het enquêteverslag (zie punt 8) en het advies van de colleges van burgemeester en wethouders (zie punt 9) toekomen aan de minister van Volksgezondheid (4).
(1) Zie art. 2 (3) subpar. 3 en 4 van GHV 63. (2) Zie art. 2 (3) subpar. 5 van GHV 63. (3) Zie art. 2 (3) subpar. 6 van GHV 63. (4) Zie ibidem.
65 -
11.
De minister van Volksgezondheid doet het dossier achtereenvolgens toekomen
aan verschillende personen of organisaties (l), die binnen zes maanden advies moeten uitbrengen (2). Het betreft hier onderstaande personen of organisaties : 1) alle betrokken ministers, en in het bijzonder : - de minister van Kernenergie, die eventueel de Commissie van de Europese Gemeenschappen moet raadplegen omtrent alle onderwerpen die onder artikel 37 van het Euratom-Verdrag vallen (3); - de minister van Arbeid; - de minister van Justitie; - de minister van Nationale economie; 2) de Nationale vereniging van artsen; 3) de directeur van Volksgezondheid die op zijn beurt de adviezen inwint van de inspecterend geneesheer van het desbetreffende district, de deskundige van stralingsbescherming van het departement Volksgezondheid en eventueel van nationale, buitenlandse of internationale deskundigen of organisaties.
(1) Zie art. 2 (3) subparagrafen 8 en 9 van GHV 63. (2) Zie art. 2 (3) subparagraaf 10 van GHV 63. (3) In artikel 37 (l) van het Euratom-Verdrag wordt bepaald : "iedere lid-staat is gebonden aan de Commissie (van de Europese Gemeenschappen) de algemene gegevens te verstrekken van elk plan voor de lozing van radioactieve afvalstoffen in welke vorm ook om vast te kunnen stellen of de uitvoering van dat plan een radioactieve besmetting van het water, de bodem of het luchtruim van een andere lid-staat ten gevolge zou kunnen hebben".
- 66
12.
Het "besluit de vergunning te verlenen of te weigeren heeft^de vorm van een
"besluit van de voltallige regering. Ieder afwijzend "besluit dient met redenen te zijn omkleed (l). 13.
Het "besluit wordt medegedeeld aan onderstaande personen (2) :
1) de aanvrager; 2) de "burgemeesters van de "betrokken gemeenten, voor publikaties; 3) de "betrokken ministers; 4) de directeur Volksgezondheid; 5) de directeur van Arbeids- en mijninspectie, dienst Inspectie.
2) Vergunning voor installaties van klasse II (3) 14.
Tot klasse II "behoren onderstaande installaties (4) :
1) installaties in de "bedrijfsruimten waarvan radioactieve nucliden aanwezig zijn in zodanige hoeveelheden dat de totale activiteit overeenkomt met de X2-waarde in "bovenstaande tabel (zie noot 3, "blz. 2) met uitzondering van de vormen en hoeveelheden waardoor deze installaties tot klasse I zouden "behoren; 2) installaties voor de vergaring, opwerking, verpakking of opslag van radioactieve afvalstoffen; 3) installaties in de normale bedrijfsruimten waarvan uitrusting aanwezig is die röntgenstraling produceert en kan werken met een topsparning van meer dan 200 KV; 4) installaties in de bedrijfsruimten waarvan deeltjesversnellers aanwezig zijn; 5) mobiele radioactieve apparatuur en produkten, ook indien zich in de bedrijfsruimte van deze installaties nucliden bevinden waardoor zij tot klasse III zouden behoren, indien-zij niet mobiel waren. (1) Zie art. 2 (3) subparagraaf 11 van GHV 63. (2) Zie art. 2 (3) subparagraaf 12 van GHV 63. (3) Deze procedure is schematisch weergegeven in bijgaande tabel II. (4) Zie art. 2 (l) van GHV 63.
- 67
15»
Voor de installaties van deze klasse, vinden bepaalde onderdelen van de
procedure plaats op regionaal niveau, (zie punten 16 t/m 19) en andere op nationaal niveau (zie punten 20 t/m 23).
a) Regionaal niveau 16.
De vergunningsaanvraag dient door het hoofd van de installatie in vijfvoud
te worden gericht aan de burgemeester ("bourgmestre") van de gemeente waarin de installatie zal worden gevestigd (l), evenals aan de burgemeesters van gemeenten die zich op minder dan 100 km van de buitenste grenzen van de installatie bevinden (2). 17.
De burgemeesters laten vervolgens officiële bekendmakingen aanplakken
waarin mededeling wordt gedaan van de inhoud van deze aanvraag, die voor het publiek ter inzage ligt bij de betrokken gemeentehuizen (3)» te zamen met de plannen voor de te bouwen installatie. 18.
Ha een periode van twee weken na de publikatie, brengt een lid van het
college van burgemeester en wethouders ("colleges des bourgmestre et échevins") of een speciaal daartoe benoemde functionaris, de schriftelijke opmerkingen bijeen en houdt een enquête de commodo et incommodo, waarbij alle personen die zulks wensen worden gehoord. De resultaten van deze enquête worden vervolgens neergelegd in een verslag (4).
(1) Zie art. 2 (4) subparagrafen 1 en 2 van GHV 63. (2) Zie ibidem. (3) Zie art. 2 (4) subparagrafen 3 en 4 van GHV 63. (4) Zie art. 2 (4) subparagraaf 5 van GHV 63.
- 68
19»
Inmiddels "brengen de respectieve colleges van burgemeester en wethouders
een advies uit over genoemde aanvraag (l).
b) Nationaal niveau 20.
Binnen veertig dagen na ontvangst van de vergunningsaanvraag, doen de
betrokken burgemeesters deze aanvraag, te zamen met de ontvangen schriftelijke opmerkingen (zie punt 18), het enquêteverslag (zie punt 13) en het advies van de betrokken colleges van burgemeester en wethouders (zie punt 19) toekomen aan de minister van Volksgezondheid (2). 21.
De minister van Volksgezondheid doet het dossier vervolgens achtereen-
volgens toekomen aan verschillende personen of organisaties (3)» die binnen dertig dagen (4) advies moeten uitbrengen. Het betreft hier onderstaande personen of organisaties : 1) alle betrokken ministers, in het bijzonder : - de minister van Kernenergie; - de minister van Arbeid; - de minister van Justitie; - de minister van Nationale economie; 2) de Nationale vereniging van artsen; 3) de directeur Volksgezondheid, die op
zijn beurt het advies inwint van de
geneesinspecteur van het betrokken district, de deskundige voor stralingsbescherming van het departement Volksgezondheid en eventueel van nationale, buitenlandse of internationale deskundigen of organisaties.
(1) Zie art. 2 (4) subparagraaf 6 van GHV 63. (2) Zie ibidem, (3) Zie art. 2 (4) subparagrafen 8 en 9. (4) Zie art. 2 (4) subparagraaf 10.
69
22.
Het "besluit tot verlening dan wel weigering van de vergunning wordt
genomen in de vorm van een gemeenschappelijk besluit van de minister van Volksgezondheid, de minister van Arbeid en de minister van Justitie. Ieder afwijkend besluit dient met redenen te zijn omkleed (l). 23»
Het besluit wordt vervolgens ter kennis gebracht van onderstaande per-
sonen (2) : 1) de aanvrager; 2) de burgemeesters van de betrokken gemeenten, voor publikatie; 3) de betrokken ministers; 4) de directeur Volksgezondheid 5) de directeur van de dienst Arbeids- en mijninspectie.
3) Vergunning voor installaties van klasse III (3) 24.
Tot klasse III behoren onderstaande installaties (4) :
1) installaties in de bedrijfsruimten waarvan radioactieve nucliden aanwezig zijn in zodanige hoeveelheden dat de totale activiteit overeenkomt met de X3-waarde van bovenstaande tabel (zie noot 3 blz. 2 in fine), met uitzondering van zodanige vormen, hoeveelheden en activiteiten waardoor deze installaties tot klasse I of klasse II zouden behoren; 2) installaties in de normale bedrijfsruimten waarvan apparatuur aanwezig is die röntgenstraling produceert en die kan werken bij een topspanning van 200 KV of minder.
(1) Zie art. 2 (4) subparagrafen 11 en 12 van GHV 63. (2) Zie art. 2 (4) subparagraaf 13 van GHV 63. (3) Deze procedure is schematisch weergegeven in bijgaande tabel II, (4) Zie art. 2 (l) van GHV 63.
70
2 5 . V o o r installaties van deze klasse vinden sommige onderdelen van de procedure uitsluitend plaats op regionaal niveau (zie punten 26 t/m 29)» en andere zowel op regionaal als nationaal niveau (zie punten 30 t/m 34)•
a) Regionaal niveau
26.
De vergunningsaanvraag dient voor het hoofd van de betrokken installatie
in vijfvoud te worden gericht aan de burgemeester ("bourgmestre") van de gemeente waarin de installatie zal worden gevestigd (l). 2 7 . D e burgemeester
laat vervolgensofficiële bekendmakingen
aanplakken
waarin de inhoud van deze aanvraag wordt medegedeeld, die tegelijkertijd ter inzage ligt "bij het gemeentehuis van de "betrokken gemeente, te zamen met de plannen voor de te "bouwen installatie. 28.
Na
een periode van twee weken na de publikatie, "brengt een lid van het
college van "burgemeester en wethouders ("college des "bourgmestre et échevins") een speciaal daartoe "benoemde functionaris, de schriftelijke opmerkingen "bijeen en houdt een enquête de commodo et incommodo waarbij alle personen die zulks wensen worden gehoord. De resultaten van deze enquête worden vervolgens neerge legd in een verslag (3).
(1) Zie art. 2 (5) subparagrafen 1 en 2 van GHV 63 . (2) Zie ididem «■ (3) Zie art. 2 (5) subparagraaf 3 van GHV 63 .
71
29»
Inmiddels brengt het betrokken college van "burgemeester en wethouders
advies uit over deze aanvraag (l).
b) Regionaal en nationaal niveau 30.
De betrokken burgemeester zendt vervolgens de aanvraag, te zamen met de
ontvangen schriftelijke opmerkingen (zie punt 28), het enquêteverslag (zie punt 28) en het advies van het college van burgemeester en wethouders (zie punt 29) "toe aan de geneesheer-inspecteur van het betrokken district en aan de directeur van de dienst Arbeids- en mijninspectie (2). 31.
Laatstgenoemde personen winnen vervolgens het advies in van de deskundige
voor stralingsbescherming van het departement Volksgezondheid en eventueel het advies van nationale en buitenlandse deskundigen (3)« 32.
Binnen dertig dagen na ontvangst van de documenten vermeld sub 30,
doen zowel de geneesheer-inspecteur van het betrokken district als de directeur van de dienst Arbeids- en mijninspectie hun advies toekomen aan de burgemeester van de betrokken gemeente (4)« 33.
Het besluit tot verlening dan wel weigering van de vergunning wordt genouen
door het college van burgemeester en wethouders ("college des bourgmestre et échevins") van de betrokken gemeente. Ieder afwijzend besluit dient met redenen te zijn omkleed (5)«
(1) Zie art. 2 (5) subparagraaf 3 van GiïV 63. (2) Zie ibidem. (3) Zie art. 2 (5) subparagraaf 5 van GHV 63. (4) Zie art. 2 (5) subparagraaf 6 van GHV 63. (5) Zie art. 2 (5) subparagrafen 7 en 8 van GHV 63.
- 72 -
34*
Het besluit wordt vervolgens ter kennis gebracht van onderstaande
personen (l) : 1) de minister van Justitie; 2) de minister van Volksgezondheid; 3) de aanvrager; 4) de geneesheer-inspecteur van het departement Volksgezondheid voor het betrokken gebied; 5) de directeur van de dienst Arbeids- en mijninspectie. B. BEDRIJFSVERGUNNING 35*
Een voor een installatie van een der bovengenoemde klassen verleende ver-
gunning geeft de aanvrager het recht tot bouw van deze installatie over te gaan overeenkomstig de daarin vermelde voorwaarden (2). Voor bepaalde van deze klassen geeft de vergunning de aanvrager echter niet het recht de installatie in bedrijf te stellen. 36.
Voor installaties van klasse I en klasse II (3) is dan ook een bedrijfs-
vergunning noodzakelijk. 37*
De voorzieningen inzake de bescherming en het bedrijf van installaties van
deze twee klassen zijn in feite onderworpen aan een procedure van goedkeuring door een door de bevoegde minister(s) aangewezen commissie of goedgekeurde organisatie (4).
(1) Zie art. 2 (5) subparagraaf 9 van GHV 63. (2) Zie art. 2 (9) subparagraaf 1 van GHV 63. (3) Zie ibidem. (4) Zie art. 2 (9) subparagraaf 2 van GHV 63.
73
38.
Opdat er vergunning kan worden gegeven tot het starten of in "bedrijf nemen
van de installatie dient het verslag van de ter zake bevoegde commissie of organisatie op alle punten gunstig te zijn; de vergunning voor start of inbedrijfstelling (l) dient formeel te zijn 39•
gegeven.
Doch, afgezien hiervan, dient het hoofd van de installatie alvorens tot
start of "bedrijf wordt overgegaan, de minister van Volksgezondheid ten minste twee weken tevoren per aangetekend schrijven in kennis te stellen van de voorgenomen datum van de start of iribedrijfstelling terwijl de reeds vermelde . verzekeringspolis moet worden overgelegd als "bewijs van financiële zekerheidsstelling (2). 40.
De minister van Volksgezondheid moet deze documenten vervolgens doen toe-
komen aan de overige "betrokken ministers (3).
(1) Zie art. 2 (9) subparagraaf 3 van GHV 63. (2) Zie art. 2 (9) subparagraaf 4 van GHV 63. (3) Zie art. 2 (9) Ibidem.
TKN e L iiii
-tzy.
i=l
:m
i
1 i iül
w **r*f*:*< ♦fc:
i-iü
U^Ül-'
Üii
Iiii tü r'üfc^ rlTt
*tw
ÏJP
P 13? i :::f iiii iüi
mi
1I
iüi Üii
K::
:!::
üü
.::::
lil
;:Ï:
iiii
iiii
H:;
M
■;X
iiif
iii: iiii ::::!::::
ü
IHJi Hii
& O
B
:::; -
;:;! iiii
::;[
iï>> liT* H \ l ' » j
iiii iüi
::::
üii
iüi iiii
:
:1 :
::J:
iiii
irki 1:11
iiii iiii
iiii
&
Ift
iiü
::i:
iiii
iiii
iii:
Üü
iiü üii
::Ü
fW
i:::
:-:n
:L::
üii iiii
iüi
iiii
iii:
•Pi Sü :::: 2:1
::::
nü
t*::
■ ■ ■ k •: -
w.üü
iiii
iii:
iiii iii;
"1 iiü
iii:
■
iiii
tft
— AfyA'carl-
pë üii , Mau'rfci upto of lift «ö*»"
...:i..::
3'
OW><*l
iii:
iȕ-
3Ë32B» Ie V e
::::t::::
Miiinffl!
PobuUKon
M
1
o i *-
i
0
ï/ptrb
Vk * )
&
1
iiiitfgj ::::
-prf
&
* ! ^ , ^C^'Mii-ii
......... tttt
CO»C«OK
R e<
,
~i
g ef
iii:
: : : : t : : : : . : : : : : « T M n u TTT:
lü? !*
:;;; t r n
::::
'jiiiKin t*4
M w § «w
Üf*i
iiii
:I:I ::t:
iiii
^
iiii n::
.:: ii
iiii
ü:i
iiii ifil
3
iii!
iüi :n:
ÜÜi
4=i
™
n
:;::
t-*
:'■'■'■
ÜÜ
o
iiii
Tilt
I
I
Hii
iii:
iiii
;;i|
:;::
;Ü; ÜÜ
o
iiii v
Hit :::!
•li! iiii iüi :::! :::l
u
*
riii
iiii
üü
::::
r:::
:-,'
iiii iiii
iiii
ÜÜ ÜÜ
;;:;
iiii
iiii ^ü
:::i
iiii
'il ::;: ÜlilillI ii H iüi Üü üü üiiüü iüi
::::
iiii
iiii
iiii
:!::
ÜÜ iiii
::~ ;;;;
C^hKTt-
i i i i ^ - i ff;
iiü r.y.
üü iiii
fj4f
ÜÜÜ:::
!
I.
UU
Iiii iüijiiii
a u rU 0 V\ 2.01 k 0 » » : Cl a s i
iiii
«1 Tlïï ÜÜ
f
::::
**
i:::
iiii in! iiii iiii Üii iiii
;::: iiii Üii :::: iüi üü üii 1 iiii iür iiii iiii : iiii' iif iiiiiiiii
t
:::,
üjfii
:•:; iiü ::;; Jflft ftwfl< # iiiiiiiii ;;;; iüi ;::: ÜÜ!;:;;
o
iiii
i
** \
^ * T O C 2,0 LU r e
L U X EWBOV/RGi
\ e^ v t
1'
Bsi
tsjiJW6,
O CO M
f
LÜKEW&OVARGt
TtNMtK
m ■0 '55
lllljilllilllfl
H .i::fi
j
in-ipi l « ü *
rui
TTTTTHT
' t e ; •*;;;;;;:;
-H :::' !:!: ;;::
:::
1
T;-:
:::; ::
TlÜM
;; ;;;;
;;;;; lill: :;:::;;;"
n?
:::l
!:
UliV:
■
•
;
;
:: :i:i ; : : ; ; HH : :i :::: :::: v!ü: :. : ü :
;: ;;;; ;;;; :: :::: :::: :: :::: :il:
:::: ::" :: :::: -::- ::
ij
jij^i^tól «\-ll
?|jT?
li
;
-~ ~;
irTi
x'nHx,
: :::: :::i :: i lill HH iÏÏÏIi •1III1 lill ;;:•:: ': ::::
:::: :~: 111111:1 ;;;;;;;:
::l-|Trv'
^
':":■
;;;; lill :::: ::" : lill 1 lill;
7
~
lill II 1 lill : ; ; i : ; :;;;; :::! :': i :;::
lil
:;:: 1 ril :::: :::: :::: r::: :::: :: lil! II :::: :;;:: llfi t!r: :::: nl: ;;:: ::lill;
lill II :: :::: lill
llü
f ü::
::::. 3
::5
\0»|
:::: -:::
-ê-ffr
\
tV
r.::
::n ::
mi
lill II
"Hr
e|
Kl a
::::
: -..:: : ::::
:::: ;:; .::: ?::i : :::' ::ü
;;;; ;::
ih: : i : ;;
•;i'; i:::
...J..;;
;J:: ::::
\0
::: ■ : : ;
W ov 1
BC,
c4-
TH:
;;;:
;;;:
::::
:)::
:;;: Ü::
;;;; ;;^: V:V:
\-
cl
: : : i ; :ü: ;:::
:::: :;::
H;; Ü;;
=S^^ffi
touv»cVl(s) 0,f
:i : J
::;:
:;;;
::::':::: ::
&
;... : -:: : ::::
:üi
FrWT
CD M
:;;;
r-.r. ::~
r?rr*t++
:R
4
.: :!:;
__L-
:
O
;;:; ~: :: : i
H-
ca
H;;
:::r ::
O
4
s.
' .'
: ' : ' : ' ■
::?:
*:
g Mü:■
PopuUhov»
V
:::: :.
fSf-
:: :::: nu
; ; ; ;
:•;=•;•:;
wij MM
-faii U i !
1 «^<' f!r
; ■ ; ;
: ! : ■ : : : :
ri iiii
i ■■'.:
___j___
::::. r
'.::': :::•" :~: ;:;; 1=1
;::;; .;: :::: :. :::: :: .—: n.;:
:ir:
:
;;;:; ;;;; :. ;;;;;; -:;;;;; ;:;.:;;L ;;;:;; 1:1: II :;;;;; ;;;: •;
:::: :Uil IIIli-ll -in-: lill
f
*tifs!
:::: cv.
i ::::
6^ nppucftrtV-
-:;;;
m\\ : ::::
r rüïWT lüi
8 ro
::f:
;; Ü ; ;
::;::; ;:;;;;
ÏÏÜÏÜ ~««w
;;
ilijil
:r::
iïi #»*iw~ -ïiiiiü;
%
nu i :-: ::::
;;;;:;;;:; ~ ;;:; ;;;; ;: ~: ;;:: ::;: :';;;;:;;:;;; :: :::: :::: :::: :::i :• : :::: :::: ;; ;:;: ;;;; :::: :;:: :: ;;:;;:;:: :::: ~" ;;:: :::: :::! :::: :: ':'::' ::!: : :::: :::: -liii ;;;; :;:;;::;;;;; •;;;; ;:;-r::r ;;:::;;;: : :::: :::: : :::: :::: üüli ::::<.::
8ï
■ • ; :
::|.:::
~~; ;;•; ;:;: ; - ; ;;;;;:;;;;; :::: : : i : :: :• :;;: .-n; ::::::.: ::
rsr.
: :::: : ;; ;; ; ^
:: ::r* :r::
lill
HÜ
:;;;:;;;
:;;; ::.-;
;;;:i;;;;
:j:i ;;;; Ü^Hi; -:;:•; -3
:in : : l -
::::■ :::: 1
;;•:: :; !•;;
lill l ; iCpi?«wi ; ll
iüi*
:H:
:; H:: ::;• ::-:;;;;
TTTHHH
CM ^ T J,
TL %
:
i~
H ;:::;:;;
;;;;;
C\OJ :x
:
llililll-
:::::::: r.
li:: :
k
lli-
i:::
TT?T
$1ili
a«**- k<>Vl'z.O^ K ov
»t
G
Ok ;:::
::-7r^ ■S^ÜJT
^-_
ïlü^i^üi;:: :: ::':: :::::::: ¥[*■ d*
Ui r e .
'Pv^ot-e-*
^.
■ • : : ! : : : :
;l:;i;
:
:
iiii
O
:;:: lill
:::i
;;;i
CD
::::
™
nül'm z i.iii:::;
-
&
■
O
::;:j
ü ::::| JISiM ^TirJS • ::t
.1
> V(
•-' '-'
'■-
1
CD
ai
T\MiH<* ÜÜÜ
in
r:::
W
- - - ^fïfcii jiü A ' : i ü ' ihiljf pro* ' ^ üfM:-. ÜÜIÜÜ $ *;: -üüJW
f
LUX^NIÊOU^G»
*
;; ÜÜ =;::
m
Üir WP *:!::•'
^ d c t i A vAv^e.
i ; i iiü' i :
üü
:iV
'f
£Xi*.l~Uori
<
f 1i üü
^
BBM^
üü •1:1
:.> :
"Üfsü '.:"
;
ü;
iiü üii üii
ii::
iüi Ü
Ü:l
ïl ►vüi üi* /::
üü
::'.:" :.:
Ijlf iüi üü 11 iiiiiiü
:
:
üii
■
üü üü
i
I
«ïï-iHi
o
:::r
ifir
iüi
^H 'cvr i ü
ÜÜ
iiii
m ft
iüi iiü üii
iüi
iü-i
TÜ!
iiii iüi
O
iüi iH-i
üü
üü i üü
ÜÜ
iiii üii: iHi
:i::
iiü ii
>i CD M
üü
iüi
-üii
liif
ÜÜ
■iüi
::t:
iiiiiiü iiiiiiü :::::::::
:
iüi
Üii
üii
'-■■.
.::]
::::
t:;:
| | : ii üüüüi
- - -•-
K*J
:#Y?:
;:;;
| l | üii
j
u
: ; . ! ; ■ : ;
1 ■:■
.
i-
-jri
:
:c
EüP*
::::
üü :
üü
iiii
"v-
iiü' ÜK
iüi
Ï 5 1 li üüiüü iiii'üü iür :
^ftfimiL.
.-:..
iiii
Ü ;:Ü ÜÜ Üü
ÜÜ
:
jü.i
iüi
üü
iü? ?*
":: ; ii
_ ■
+;::
:::;
•!*:
-
>
iüi
■f iii; ÜÜ
i i iiü iiii iüi ; ü iiii iiü
HL
•:.
üii
::rr
Q.\
iüi
" : iiü
ii
*
:
. :::: ^ M
™"
OM
:::t
üii-
üü
tfd
lah
ÜÜ
üü
-iüi
üiü
üü
ft
ülfiiü üii r::r
iüi
iiii iüi iüi
üi!
i*ü
Üü
ÜÜ iüj
iiü
ÜÜ
iiii
ÜÜ
üü
ÜÜ
iüi iiü iüi
3
üü- ; Ü ; i i ü ::1:
üü
fiü
p
üii
iiii
Iiii iiii :::: iiii'üü iiii iiü üii Ü Üii WÏÏÜ iiii üüüüi iüÜÜÜ :::: ::" iiii ÜÜ Üü üüjüü ::;: iiiijüü iiii iiii ::::j::H üü iiü iiiiii iiü ü HMIH iiü :::} HÜ ïiü üii iiiiiiü ÜÜ üüjüü üüjüü ii iiü iüi iüüüü üüjüü M ;;;; üü üülÜ:: iiiijüü iüüüü üüjüü üüjiiji üüiüi -üii Üii iiü üüjüü Üii iiüü jüijüü ;;::!;:;i V::-.*H i _rrr 1: T:Üifiiii illlïftlT iüi ÜÜ iiü üiiiiiü üiiiiiü üiiiiiü iiiiiiü ÜiiÜiü iiiijÜÜ :::.[:::. ÜÜ ::::!:::: Ü ü i ü ;:: ;:;; iiiijüü iiiijüü üüjüü : r4 üü Üii üüjüü iiiiiiü iüijiiü üüjüü üüjüü frff iiii üii iüfi: üii iüi üüjüü ;;ü-üü üji üüiüüiiüüüü :::: : iiüHiii iiiiiiü iiiiiiü ;;;:!;;;; iiü iiü iiiiiiü iiiiiiü jüijiii i:u :":■ iii.üÜ üü iüilüü iÜilüii üü|i iiii iüi üüjüü iiiiiiü üiiiiiü üüjüü ;;^:;:ri ijü üiiiiiü üf Üü üüiüü üiijiüi | : 5:::n: Üüjüü üü iiii üiiiiiü üüjüü üiiiiiü :; ÜÜÜÜ:
üii
li
IS
llï
n Ijlii
11 Il Üiüi üiüüü lil üüjiüj
htUïMi'
•lü£&**~i
üiipü;
üiÜÜii
lil
üüiüü»üiüiü
tounuV of
ftfuWWo*
Pv •«_
(D
lil11
ttn-
üüjüü
ft
<
y
y\
<\1
üiiiiiü iiii :::: iiiijÜÜ üüjüü üüjüü iiiijüü ii iiii üiiil ÜjiriÜi iiiiiiü: üüüüijüü üiijiüi üüjüü iüipiü üüjüü iriti WcJKwpdk EVf>w+s ■uw
uv
u\ t * '«A \o/e4
iiii
O
iiiijüü üüiüüjüüjüü ::::t::tt
üü üiiiiiü üüjüüjüüiüü üüiüi:
SI
-**
km f
■> .-.
;
'■"
H
- 77
8 . NEDERLAND
I. BRONNEN VAN WETGEVING 1.
De kaderwet waarin de grondslag wordt gelegd voor successievelijke
"besluiten, waarin met name de vergunningsprocedure voor de "bouw en het "bedrijf van kerinstallaties wordt geregeld, is de wet van 21 februari 1963, "houdende regelen met "betrekking tot de vrijmaking van kernenergie en de aanwending van radioactieve stoffen en ioniserende stralen uitzendende toestellen (kernenergiewet)" (l). Artikel 15 ("b) luidt met name : "Zonder een vergunning die gemeenschappelijk wordt verleend door de ministers van Economische zaken en Sociale zaken en Volksgezondheid, is het niet toegestaan
b) een inrichting waarin
kernenergie kan worden vrijgemaakt, splijtstoffen kunnen worden vervaardigd, bewerkt of verwerkt, dan wel splijtstoffen worden opgeslagen, op te richten, in werking te brengen, in werking te houden of te wijzigen." 2.
Overeenkomstig deze kaderwet werden er diverse besluiten uitgevaardigd,
met name een besluit dat uitvoerige regels bevatte inzake de vergunningsprocedures voor de bouw en het bedrijf van kerninstallaties : het "Besluit van 4 september 1969 tot uitvoering van de artikelen 16, 17, 19 (l) en 21 van de kernenergiewet (Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen)" (2).
(1) Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden (= Stb. 1963, No. 82). Deze wet wordt hierna afgekort tot"W«63". (2) Stb. 1969» No. 403. Dit besluit wordt hierna aangeduid met de afkorting "B.6911.
78
II. VERGUNNINGSPROCEDURE (l) 3.
In beginsel is voor zowel de bouw als het bedrijf van iedere kern-
installatie een vergunning vereist (2). 4.
Vrijgesteld van de vergunningsprocedure zijn met name de installaties
vermeld sub 1 die niet zijn bestemd of worden gebruikt voor het voorhanden hebben van andere materialen dan onbestraalde splijtstoffen, mits deze alleen natuurlijk of verarmd uranium of natuurlijk thorium bevatten in hoeveelheden van ten hoogste 100 gram van elk dezer elementen en geen plutonium bevatten (3). 5.
De vergunningsprocedures voor bouw (zie punten 6 tot en met 21) en
bedrijf (zie punt 22) zijn praktisch identiek, behalve op het punt van de openbare behandeling (zie punt 22) (4). A. BOUWVERGUNNING 6.
De vergunningsprocedure neemt een aanvang op nationaal niveau (zie pun-
ten 7 en 8), wordt voortgezet op regionaal niveau (zie punten 9 "tot en met 17) en beëindigd op nationaal niveau (zie punten 18 tot en met 21). a) Nationaal niveau (ie etappe) 7.
De vergunningsaanvraag dient door betrokkene te worden gericht aan de
minister van Economische zaken met een afschrift aan de minister van Sociale zaken en de minister van Volksgezond en milieuhygiëne (5). De in de aanvraag vervatte gegevens verschillen naar gelang van het installatietype waarvoor vergunning wordt gevraagd (6). Indien het verschillende typen installaties
(1) Deze procedure is schematisch weergegeven in bijlage, (2) Zie art. 15 en 21 van B.69. (3) Zie art. 44 van B.69. (4) Deze procedures zijn ietwat vereenvoudigd voor installaties voor de vervaardiging, verwerking of bewerking van onbestraalde splijtstoffen welke geen plutonium of verrijkt uranium bevatten. (5) Zie art. 3 (l) van B.69. (6) Voor installaties die kernenergie vrijmaken, zie art. 6 van B.69; voor installaties waarin splijtstoffen met plutonium of verrijkt uranium of bestraalde splijtstoffen worden vervaardigd, verwerk of bewerkt, zie art. 7 van B.69; voor installaties voor de opslag van splijtstoffen zoals boven omschreven, zie art. 8 van B.69; voor installaties waarin onbestraalde splijtstoffen die geen plutonium of verrijkt uranium bevatten worden vervaardigd, verwerkt of bewerkt, zie art. 9 van B*69; voor installaties voor de opslag van dergelijke onbestraalde splijtstoffen, zie art. 10 van B.69.
79
"betreft, die echter een eenheid vormen en in eikaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen, kan worden volstaan met één aanvraag met alle ter zake dienende gegevens voor elk type inrichting (l). 8.
Alle vergunningsaanvragen dienen door genoemde ministers te worden gepu-
bliceerd in de Staatscourant en in een of meer nieuwsbladen (2). b) Regionaal niveau 9.
De aanvraag wordt door de bovengenoemde ministers eveneens ter kennis
gebracht van Gedeputeerde Staten van de provincie waarin de plaats van vestiging van de betrokken inrichting is gelegen - of in hoofdzaak is gelegen (3) evenals van Gedeputeerde Staten van andere provincies, indien de bedoelde plaats van vestiging zich op een afstand van minder dan 10 km van hun grenzen bevindt (4). 10.
De aanvraag wordt vervolgens onverwijld door Gedeputeerde Staten van
de provincie waarin de inrichting — of het voornaamste gedeelte daarvan — zal worden gevestigd ter kennis gebracht van niet alleen het bestuur der betrokken gemeente (5) doch tevens van de besturen van die gemeenten van deze provincie wier grenzen minder dan 10 km van de plaats van vestiging verwijderd zijn (6). Dit wordt eveneens gedaan door Gedeputeerde Staten van (een) andere provincie(s), indien de grenzen van de betrokken gemeente(n) minder dan 10 km van de plaats van vestiging der inrichting verwijderd zijn (7). 11.
Bovendien moeten alle Gedeputeerde Staten, die kennisgeving hebben ont-
vangen van de aanvraag (zie punt 9) hiervan onmiddellijk mededeling doen aan de organen die in de betrokken provincie belast zijn met het kwalitatieve beheer van de oppervlaktewateren die - geheel of gedeeltelijk - binnen 10 km van de plaats van vestiging (8) zijn gelegen en dienen zij de bevoegde ministers tevens mededeling te doen (zie punt 7) van de namen der gemeenten die van de aanvraag in kennis zijn gesteld alsmede van de datum van deze kennisgeving (9). (1) Zie art. 3 (3) van B.69. (2) Zie art. 17 (l) van W.63. (3) Zie art. 15 (l) van B.69. (4) Zie art. 15 (2) van B.69. (5) Zie art. 16 (l) van B.69. (6) Zie ibidem. (7) Zie art. 16 (2) van B.69. (8) Zie art. 16 (3) van B.69. (9) Zie art. 16 (4) van B.69.
- 80 -
12.
Binnen veertien dagen na ontvangst van de aanvraag dient het betrokken
gemeentebestuur over te gaan tot een openbare kennisgeving — waarvan onverwijld mededeling wordt gedaan aan de bevoegde ministers (zie punt 7) (l)t — aanplakking op de plaats waar de inrichting zal worden gevestigd — hetzij geheel of gedeeltelijk in de betrokken gemeente — en er zorg voor te dragen dat aan alle eigenaren en gebruikers van de aan het terrein grenzende percelen schriftelijk kennis wordt gegeven (2). 13.
De aanvraag zelf (3) — alsmede, voor de gemeenten waarin de gehele
inrichting (of het belangrijkste gedeelte daarvan) wordt gevestigd, een afschrift van het met de aanvraag ingediende en door de minister van Economische zaken, de minister van Sociale zaken en de minister van Volksgezondheid en milieuhygiëne (4) overgelegde veiligheidsrapport - worden dan voor het publiek ter inzage gelegd in iedere betrokken gemeente. 14»
Hetzij mondelinge hetzij schriftelijke bezwaren worden gemaakt tijdens
een openbare behandeling in de gemeente waar de inrichting zal worden gevestigd (zie punt 12) door een speciaal daartoe door bovengenoemde ministers benoemde commissie (5)1 en zulks ten minste een maand doch niet meer dan twee maanden na de openbare bekendmakingen (6). 15»
Afschriften van alle bezwaren en van het verslag van de vergadering
van de commissie dienen door de commissie te worden toegezonden aan bovengenoemde drie ministers en aan het bestuur van de gemeente waar de openbare behandeling heeft plaatsgevonden (7).
(1) Zie art. 17 (4) van B.69. (2) Zie art. 17 (l) van B.69. (3) Zie art. 17 (2) van B.69. (4) Zie art. 18 van B.69. (5) Zie art. 19 (l) en (4) van B.69. Deze commissie bestaat uit een lid van Gedeputeerde Staten van de provincie, de inspecteur van Volksgezondheid die in het desbetreffende district belast is met het toezicht op de milieuhygiëne, het districtshoofd van de Arbeidsinspectie en een vertegenwoordiger van het Rijksinstituut voor de zuivering van afvalwater (zie art. 19 (2) van B.69). (6) Zie art. 19 (5) van B.69. Deze bezwaren mogen geen andere onderwerpen betreffen dan gevaar, schade of hinder, tenzij zij uitgaan van de gemeentebesturen of Gedeputeerde Staten (ingevolge artikel 17 (3) van B.69). (7) Zie art. 19 (7) van B.69.
- 81 -
16.
Genoemde commissie dient vervolgens een afschrift van het "betrokken
verslag en van alle ontvangen bezwaren aan de aanvrager toe te zenden (l). 17»
Daarop kan de aanvrager de ministers zijn schriftelijke opmerkingen
doen toekomen en kan hij toelichten op welke wijze hij bereid is aan de geformuleerde bezwaren tegemoet te komen (2). c) Nationaal niveau 18.
De beslissing over de aanvraag wordt gemeenschappelijk genomen in de
vorm van een beschikking van de ministers van Economische zaken, Sociale zaken en Volksgezondheid en milieuhygiëne, in overeenstemming met andere ministers wie het mede aangaat (3). 19»
Deze beschikking dient per aangetekende brief aan de aanvrager te
worden toegezonden en indien de vergunning wordt geweigerd met vermelding van de gronden waarop zij steunt (4)« 20.
Binnen een week nadat de beschikking is verzonden, moeten alle in-
dieners van bezwaren (5) en Gedeputeerde Staten van de provincie waar de openbare behandeling heeft plaatsgevonden (6), van de beschikking in kennis worden gesteld en, indien de vergunning is verleend, van hetgeen ten aanzien van de bezwaren is overwogen. Binnen dezelfde termijn moeten ook de betrokken gemeenten (7) van hun beslissing in kennis worden gesteld (8). 21.
Degene die door de beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen
kan in beroep gaan tegen genoemde beschikking (9)« Indien de vergunning is verleend, kan in het bijzonder in beroep worden gegaan indien nadere eisen zijn gesteld. Dit beroep wordt beslecht door de Kroon, de Raad van State, afdeling voor de Geschillen van bestuur, gehoord.
(1) Zie art. 30 (l) van B.69. (2) Zie art. 30 (2) van B.69. (3) Zie art. 18 (l) van W,63. (4) Zie art. 18 (2) van W.63. (5) Zie art. 30 (3) van B.69. (6) Zie art. 30 (4) van B.69. (7) Zie punten 9 en 10. (8) Zie art. 30 (5) van B.69. (9) Zie art. 50 e.v. van W.63.
- 82
B. BEDRIJFSVERGUNNING 22.
Deze procedure is precies hetzelfde als die voor de bouwvergunning
(zie punten 6 tot en met 2l), evenwel met twee uitzonderingen. Enerzijds "behoeven de sub 7 genoemde gegevens niet te worden overgelegd aan de bevoegde ministers en anderzijds "behoeft de openbare behandeling (zie punten 12 e.v.) alleen plaats te vinden indien door wijzigingen in de inrichting tijdens de "bouw het risico voor het publiek groter is geworden dan op het tijdstip van de aanvraag voor de bouwvergunning was voorzien (l).
(l) Zie art. 20 van B.69.
T^NÊ^
VJtTHeR^W^-S'
- Tröce Jar
^w*ex
o^ cA.u^dWz.ah'ott
s I
u
vloHfHri*
B O
s. 4
(D
co
9 CD
ca
a> co CD
•o O O CD»
! (D
O
t^\«.ftC
npPWCAwW
;f?
mi
IA\M4C\'j>»\ 6mcf ld
-econome
MWfrfcs of B*
4 Hca
PVAV>\ ( O
5-
CJ»6e.lrn«J ^ e
1 0 WC* l
l
e. v e.'
\|aK*n\ \ t v e \ {%*^
sYo^at)
FO 3
03 00
84
9. VERENIGD KONINKRIJK I. BRONNEN VAN WETGEVING 1.
De belangrijkste wet met betrekking tot de vergunningsprocedure voor
de bouw en het bedrijf van kerninstallaties is de wet op kerninstallaties (Nuclear Installations Act) van 1965 (l); successievelijk gewijzigd bij de wetten van 1969 en 1971 (2) en de voorschriften (Regulations) van 1974 (3). II. VERGUNNINGSPROCEDURE 2.
De vergunningsprocedure is vereist voor onderstaande klassen van
installaties (4) : a) alle kernreactoren (met uitzondering van reactoren die zijn opgenomen in een middel van vervoer - voertuig, vaartuig, vliegtuig); b) installaties die zijn ontworpen of aangepast voor enig proces dat verband houdt met de fabricage van splijtstofelementen ten behoeve van de produktie van kernenergie op basis van : a. verrijkt uranium, b. plutonium, c. legeringen, chemische verbindingen, mengsels of combinaties met verrijkt uranium, d. legeringen, chemische verbindingen, mengsels of combinaties met plutonium, c) installaties die zijn ontworpen of aangepast voor enig proces (dat niet uitsluitend plaatsvindt voor doeleinden van chemische tests of isotopenbeproeving of metallografisch onderzoek) dat verband houdt met de produktie
(1) In het onderstaande afgekort tot "W.65" (2) Nuclear Installations Act 1969 en Atomic Energy Authority Act 1971 (3) De Nuclear Installations Act 1965 enz. (aanvullingen en wijzigingen) Voorschriften 1974 — krachtens deze voorschriften die zijn uitgevaardigd in het kader van de wet op arbeidshygiëne en -veiligheid van 1974 werd de bevoegdheid tot het verlenen van vergunningen daadwerkelijk van de staatssecretaris voor Energie en de staatssecretaris voor Schotland overgeheveld naar de autoriteit voor gezondheid en veiligheid. (4) Zie W.65, sub 1 (l) voor punt (a), en Nuclear Installations Regulations 1971 (Statutory Instrument 197l/38l), Regulation 3, voor de punten (b) tot en met (i).
85 -
a) van legeringen, chemische verbindingen, mengsels of combinaties met verrijkt uranium, op basis van : i) verrijkt uranium, ii) legeringen, chemische verbindingen, mengsels of combinaties met verrijkt uranium, b) de produktie van legeringen, chemische verbindingen, mengsels of combinaties met plutonium, op basis van : i) plutonium, ii) legeringen, chemische verbindingen, mengsels of combinaties met plutonium, c) de produktie van verrijkt uranium, op basis van legeringen, chemische verbindingen, mengsels of combinaties met verrijkt uranium; d) de produktie van plutonium, op basis van legeringen, chemische verbindingen, mengsels of combinaties met plutonium; d) installaties die zijn ontworpen of aangepast om a) verrijkt uranium, b) legeringen, chemische verbindingen, mengsels of combinaties met verrijkt uranium, c) plutonium, d) legeringen, chemische verbindingen, mengsels of combinaties met plutonium, op te nemen in enig apparaat dat deel moet uitmaken van een nucleaire opstelling of bestemd is om te worden bestraald in een kernreactor die niet uitsluitend ontworpen is voor de meting van de neutronenflux; e) installaties met een nucleaire opstelling, die zijn ontworpen of aangepast voor. de produktie van neutronen en die a) verrijkt uranium, b) legeringen, chemische verbindingen, mengsels of combinaties met verrijkt uranium, c) plutonium, d) legeringen, chemische verbindingen, mengsels of combinaties met plutonium bevatten en waarin een beheerste kettingreactie in stand kan worden gehouden met een aanvullende neutronenbron;
86 -
f) installaties die zijn ontworpen of aangepast voor de opwerking van bestraalde splijtstoffen, met uitzondering van opwerking die uitsluitend plaatsvindt met het oog op chemische tests, isotopenbeproeving of metallografisch onderzoek "bij deze splijtstoffen; g) installaties die zijn ontworpen of aangepast voor de opslag van a) splijtstofelementen, zoals bedoeld in paragraaf (l) van voorschrift 3 (zie punt 2 (b)), b) bestraalde splijtstoffen, c) losse hoeveelheden van ongeacht welke andere radioactieve stof geproduceerd of bestraald bij de produktie of het gebruik van splijtstoffen, met uitzondering van opslag in verband met vervoer en in het geval van bestraalde splijtstof, met uitzondering van opslag in verband met een van de uitzonderingsgevallen bedoeld in paragraaf (5) van voorschrift 3 (zie punt 2 (f)); h) installaties die zijn ontworpen of aangepast voor a) enige bewerking van bestraalde stoffen waarbij plutonium of uranium wordt gewonnen; b) enige bewerking van al dan niet verrijkt uranium, ten einde het gehalte in de isotoop 235 te verhogen; i) installaties die zijn ontworpen of aangepast voor enig proces dat verband houdt met de produktie op basis van kernmaterialen — welke niet tot de uitzonderingen behoren — van isotopen, bereid voor gebruik voor industriële, chemische, agrarische, medische of wetenschappelijke doeleinden. 3.
"Ratione personae" is deze vergunningsprocedure is niet van toepassing
op de UKAEA (l) of op de regeringsdepartementen, ofschoon de wettelijke aansprakelijkheid van deze instanties hetzelfde is als die van de houders van vergunningen (2). Bovendien kan de staatssecretaris van Energie en Schotland (1) De "United Kingdom Atomic Energy Authority" is een openbare rechtspersoon, waarvan de voornaamste taken, in de ruimste zin, bestaan in de produktie, het gebruik van atoomenergie en iedere andere beschikking daarover, alsmede het verrichten van onderzoek over daarmee samenhangende onderwerpen; de vervaardiging, de produktie, de verwerving, de behandeling, de opslag, het vervoer van radioactieve stoffen en ongeacht welke artikelen die eventueel vereist zijn voor de produktie of het gebruik van atoomenergie en iedere andere beschikking daarover (zie art. 2 (2) van de Atomic Energy Authority Act, 1954). (2) Zie 8 en 9 van W.65.
87 -
iedere installatie die anderszins een vergunning behoeft (zie punt 2) vrijstelling verlenen van deze procedure, mits hij er zich van heeft vergewist dat het hier geen kerninstallatie betreft in de zin van de internationale overeenkomsten inzake wettelijke aansprakelijkheid op nucleair gebied, waarbij het VK partij is (in casu het Verdrag van Parijs) (l). 4.
In het algemeen kan worden gezegd dat zowel de bouw— als de bedrijfsver-
gunning worden verleend op grond van de vestigingsplaats en niet van de installatie zelf (2). In het bijzonder geldt dat er één vergunning — een zogenaamde vergunning voor een nucleaire vestigingsplaats ("nuclear site licence") — kan worden verleend voor twee of meer installaties die in eikaars nabijheid zijn gelegen (3). Aan deze vergunning kunnen eventueel voorwaarden zijn verbonden inzake veiligheid, met name inzake"het ontwerp, de vestigingsplaats, de bouw, de installatie, het bedrijf, de wijziging en het onderhoud van enige centrale of andere installatie die zich op de plaats van vestiging bevindt of daar zal worden opgericht "(4)• In het onderstaande zal de procedure voor de verlening van deze nuclear site licence worden omschreven. Deze vergunning omvat met name voorwaarden met betrekking tot de bouw van de betrokken installaties (zie punten 5 tot en met 16) waaraan op een later tijdstip bijzondere voorwaarden worden toegevoegd die van toepassing zijn op het bedrijf van deze installaties (zie punten 17 en 18). A. BOUWVERGUNNING 5.
De aanvraag voor een nuclear site licence dient te worden gericht aan de
vergunningverlenende autoriteit (zie punten 8 tot en met 16) doch de aanvragers plegen voordien in de praktijk in het algemeen informeel overleg met de inspectie voor kerninstallaties (zie punten 6 en 7)» 1. Raadpleging van de inspectie voor kerninstallaties 6.
De aanvragers van een nuclear site licence - en dit moeten rechtspersonen
zijn — (5) raadplegen derhalve gewoonlijk de inspectie voor Kerninstallaties (6) over de gegevens die voor de officiële indiening van de vergunningsaanvraag worden vereist en over de uitvoerige procedures die moeten worden gevolgd. Deze gegevens (1) Nuclear Installations Regulations 1971, Regulation 4 (SI 197l/38l) (2) Zie sub 1 (l) van W.65. (3) Ibidem, sub 3 (2) (4) Ibidem, sub 4 (l) (b) (5) Ibidem, sub 3 (l) (6) Juridisch gezien is de inspectie voor Kerninstallaties geen openbaar lichaam, doch een afdeling van de dienst voor Volksgezondheid »n veiligheid (Health and Safety Executive (de vergunningverlenende autoriteit).
- 88 -
en procedures variëren naar type en omvang van de voorgestelde installatie. Er dienen echter voldoende gegevens te worden overgelegd opdat de inspectie kan "beoordelen of de voorgestelde installatie veilig is en of het terrein zich voor de vestiging leent. Voor energiereactoren zijn de aanvragers met name gehouden om details over te leggen inzake de fundamentele veiligheids"beginselen waarop het ontwerp is gebaseerd en aan te geven hoe deze "beginselen in de installatie zullen worden verwerkt. 7«
Indien de "beoordeling van voorgestelde vestigingsplaats en installatie
gunstig "blijkt, dan wordt de aanvrager ervan in kennis gesteld dat er vanuit veiligheidsoogpunt geen bezwaren zijn tegen de verlening van een bouwvergunning voor de installatie, waarna een officiële aanvraag kan worden ingediend bij de bevoegde autoriteit. 2. Besluit van de bevoegde autoriteit 8.
Voor het Verenigd Koninkrijk, met uitzondering van Noord-Ierland, is de
bevoegde autoriteit, die de aanvraag in ontvangst neemt, de dienst voor Volksgezondheid en veiligheid. Voor Noord-Ierland is dit het departement van Handel voor Noord—Ierland. 9»
De bevoegde autoriteit kan, indien zij dit nodig acht, een aanvrager
van een vergunning opdragen hiervan mededeling te doen aan plaatselijke autoriteiten, waterschappen, plaatselijke visserijcommissies, wettelijk erkende waterleidingsbedrijven en dergelijke lichamen. Alle protesten van de zijde van deze lichamen moeten door de autoriteit in overweging worden genomen; deze protesten moeten bij de autoriteit worden ingediend binnen drie maanden nadat de betrokken lichamen deze kennisgeving hebben ontvangen (l). 10.
Elektriciteitsbedrijven zijn vrijgesteld van de verplichting dergelijke
mededelingen te doen, omdat zij, krachtens de bestaande wetgeving op de levering van elektriciteit (2), verplicht zijn de zich in de nabijheid bevindende landeigenaren, plaatselijke instanties en plaatselijke planningsautoriteit in kennis te stellen van de geplande installatie, voordat zij de goedkeuring van de staatssecretaris kunnen verkrijgen voor de bouw (of uitbreiding) van een al dan niet nucleaire elektriciteitscentrale. Betrokkenen worden in de gelegenheid gesteld (1) Zie sub 3 (3) van W.65. (2) Zie sub 3 (4) van W.65 en Electric Lighting Act 1909, sub 2, zoals gewijzigd, Electricity Act 1957 sub 33 en sub 34 en Electricity (Publication of Applications) Regulations 1957 (SI 1957/2227).
89
"bezwaarschriften in te dienen. Indien de plaatselijke planningsautoriteit bezwaren inbrengt, moet er een openbare enquête worden gehouden (l). 11.
De bevoegde autoriteit (zie punt 8) besluit vervolgens, op grond van
de binnengekomen protesten of de vergunning al dan niet moet worden verleend en op welke voorwaarden (2). Dit kan evenwel eerst drie maanden na de laatste bekendmaking geschieden (3). 12.
In de meeste gevallen wordt de vergunning uitsluitend toegekend voor de
bouw van de installatie. De controle op de bouw berust bij de inspectie voor Kerninstallaties door middel van de aan de vergunning verbonden voorwaarden. 13.
Met de bouw van de installatie mag niet worden begonnen totdat de be
voegde autoriteit naar ■'haar oordeel voldoende gegevens bezit over het ontwerp en de specificaties van de installatie alsmede in het bezit is van voorstellen voor ondersteunend ontwikkelingswerk en proeven van de zijde van de vergunning houder. Een dergelijke bepaling is opgenomen in de aan de vergunning verbonden voorwaarden. In de praktijk is het natuurlijk gebruikelijk dat veel van de gedetailleerde ontwerpwerkzaamheden eerst plaatsvinden nadat de vergunning is . afgegeven en met de constructie is begonnen. Bovendien wordt de vergunning houder verzocht een bouwprogramma over te leggen, waarin de tijdstippen zijn vermeld waarop de verschillende ontwerp— en ontwikkelingsprogramma's voor de installatie moeten zijn voltooid, volgens het tijdschema van dit programma. Dit stelt de inspectie in staat eisen te formuleren met betrekking tot de ge gevens en de tijdstippen waarop aan deze eisen moet zijn voldaan met het oog op de beoordeling. Gegevens omtrent de resterende delen van de installatie en de noodzakelijke ontwikkelingsprogramma's worden dan in een volgend stadium verstrekt. 14.
T enslotte moet er enkele maanden voordat met de lading van de splijtstof
wordt begonnen, een definitief veiligheidsrapport worden overgelegd. In dit rapport worden de gegevens van vroegere rapporten samengevat en zo nodig up^to—date gebracht; het omvat theoretische analyses van storingen op grond van een optimale raming van de parameters van de installatie. Het rapport bevat tevens een schets van de te gebruiken bedrijfstechnieken en bevat een omschrij ving van de administratieve regelingen voor de centrale. (1) In het kader van de Nuclear Installations Act is er geen procedure voor openbare enquêtes voorzien. (2) Zie sub 4 (l) van W.65. (3) Zie sub 3 (3) van W.65.
- 90 -
15.
Het "bovenstaande is hoofdzakelijk van toepassing op de officiële over-
legging van gegevens waarom de vergunninghouder wordt verzocht; maar meer informele betrekkingen met de vergunninghouder zijn in de praktijk nuttig gebleken voor de deskundigen van de inspectie die met de beoordeling zijn belast, omdat de gegevens omtrent de installatie zo voortdurend beschikbaar komen en vraagstukken in verband met het ontwerp kunnen worden beoordeeld zodra zij zich voordoen. 16.
De bevoegde autoriteit kan op ieder tijdstip de voorwaarden van de
vergunning wijzigen, uitbreiden of intrekken (l). In deze voorwaarden kan bijvoorbeeld zijn bepaald dat de vergunninghouder steeds de goedkeuring van de bevoegde autoriteit moet verkrijgen voor specifieke stadia van de constructie. Deze autoriteit kan de vergunning zelf ook op ieder tijdstip intrekken (2). B. BEDRIJFSVERGUNNING 17.
Voor het bedrijf van een installatie wordt geen nieuwe vergunning afgegeven,
doch er dienen bij de bevoegde autoriteit veiligheidsbeoordelingen te worden ingediend van het gedetailleerde ontwerp en de geplande bedrijfsprocedures. Op basis van deze documenten zal de autoriteit met name de voorwaarden inzake de bouw van deze installatie, zoals verbonden aan de site licence (zie punt 4) vervangen door meer uitvoerige voorwaarden met betrekking tot het bedrijf van de
installatie, bijvoorbeeld de te volgen laadschema's en programma's, de te
respecteren bedrijfslimieten, de opslag van splijtstoffen, de dienstverlening in noodgevallen enz. De aan de vergunning verbonden voorwaarden worden in feite precies afgestemd op de bijzondere omstandigheden van 18.
elk geval.
In het algemeen wordt de vergunninghouder tevens verzocht een veiligheids—
commissie te benoemen die alle veiligheidsaspecten van het bedrijf van de installatie moet bestuderen.
(1) Zie sub 4 (2) en (3) van W.65. (2) Zie sub 5 (l) van W.65.
VERKOOPKANTOREN De door de Commissie van de Europese Gemeenschappen gepubliceerde documenten zijn verkrijgbaar bij het Bureau voor Officiële Publikaties op de hierna vermelde adressen en tegen de op de laatste bladzijde van de omslag vermelde prijs. Bij bestelling gelieve men de juiste gegevens en de titel van het document op te geven.
BELGIQUE— BELGIË
GRAND-DUCHE DE LUXEMBOURG
Moniteur beige — Belgisc h Staatsblad Rue de Louvain, 4 0 - 4 2 — Leuvenseweg 40-42 1000 Bruxelles — 1000 Brussel. — Tél. 512 00 26 CCP 000-2005502-27 — Postrekening 000-2005502-27 Sous-dépót — Agentsc hap : Librairie européenne — Europese Boekhandel Rue de la Loi, 244 — Wetstraat 244 1049 Bruxelles — 1049 Brussel
Office des publications offic iefles des Communautés européennes Boite postale 1003 — Luxembourg Tél. 49 00 81 — C C P 191 -90 Compte courant bancaire: BIL 8 - 1 0 9 / 6 0 0 3 / 3 0 0
NEDERLAND Staatsdrukkerij- en -uitgeverijbedrijf Christoffel Plantijnstraat, 's-Gravenhage Tel. (070) 81 45 11 — Postgiro 42 53 00
DANMARK J.H. Sc hultz — Boghandel Montergade 19 1116 Kabenhavn K — Tel. 1 4 1 1 95
UNITED KINGDOM H.M. Stationery Offic e P.O. Box 569
DEUTSCHLAND (BR)
London S.E. 1 9 N H — Tel. 01-928 6977, ext. 365
Verlag Bundesanzeiger 5 Köln 1 - Breite Straße Postfach 108 006 — Tel. (0221) 21 03 48 (Fernschreiber: Anzeiger Bonn 08 882 595) Postscheckkonto 834 00 Köln
UNITED STATES OF AMERIC A Europeen Community Information Servic e 2100 M Street, N.W. — Suite 707 Washington, D.C . 20 037 — Tel. 296 51 31
FRANCE Service de vente en Franc e des public ations des Communautés européennes — Journal offic iel 26, rue Desaix — 75 732 Paris - C edex 15 Tél. (1) 578 61 39 — C C P Paris 23-96
SCHWEIZ — SUISSE — SVIZZERA Librairie Payot 6, rue Grenus — 1211 Genèva CCP 12-236 Genève — Tél. 31 89 50
IRELAND Stationery Offic e — The Controller Beggar's Bush — Dublin 4 Tel. 76 54 01
SVERIGE Librairie CE. Fritze 2, Fredsgatan — Stockholm 16 Post Giro 193 — Bank Giro 7 3 / 4 0 1 5
ITALIA Libreria dello Stato Piazza G. Verdi 10
ESPANA
00198 Roma — Tel. (6) 85 08 CCP 1/2640 Agenzie : 00187 Roma
■ Via del Tritone 61 / A e 61/B
00187 Roma
- Via XX Settembre (Palazzo Ministero delle finanze)
20121 Milano
- Galleria Vittorio Emanuele 3 • Via C hiaia 5 ■ Via C avour 46/R Via XII Ottobre172
80121 50129 16121 40125
Napoli Firenze Genova Bologna
■ Strada Maggiore 2 3 / A
Libreria Mundi-Prensa Castelló 37 — Madrid 1 Tel. 275 46 55
ANDERE LANDEN Office des publications offic ielles des Communautés européennes Boite postale 1003 — Luxembourg Tél. 49 00 81 — C C P 191 - 9 0 Compte courant bancaire BIL 8 - 1 0 9 / 6 0 0 3 / 3 0 0
Alle door de Commissie van de Europese Gemeenschappen gepubliceerde wetenschappelijke en technische rapporten worden aangekondigd in het maandblad „euro-abstracts". Abonnementen (1 jaar: 1 025,— Bfr), of gratis proefnummers zijn verkrijgbaar b i j :
PRIJS : FB 250,—
DKR 39,30
DM 16,90
FF 30,—
LH. 4550,—
F L 17,30
BUREAU VOOR OFFICIËLE PUBLIKATIES DER EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Boite postale 1003 — Luxemburg 6759
£ 3,10
$ 7,20