I N F O R M A T I E V O O R Z I E N I N G
Elektronische overheid is kansloos zonder centrale regie De ‘elektronische’ overheid is in opmars. De veelvoud aan beleidsrapporten, onderzoeken en lezingen dienaangaande bevestigt het feit dat de elektronische overheid, ook wel e-government1 genoemd, hoog op de politieke agenda staat. Nu het einde van het kabinet Balkenende in zicht komt, lijkt het zinvol na te gaan of de geformuleerde doelstellingen binnen handbereik zijn gekomen.
R.S.M. ZWETSLOOT
Productmanager bij de BNG. Daarnaast vice-voorzitter van Cascadis. Cascadis is de beroepsvereniging voor webmanagers en contentbeheerders bij de overheid) 3 2
E
én van de ambitieuze doelstellingen van het kabinet Balkenende was de dienstverlening aan burgers en bedrijven te verbeteren door toepassing van informatie- en communicatietechnologie (ICT), met in 2007 een digitale dienstverlening van 65% voor de gehele overheid. Het kabinet heeft gestreefd naar een toppositie van Nederland in Europa. Het programma Andere Overheid en de rijksbrede ICT-beleidsagenda zijn daarin leidend. In het bestek van dit artikel2 wordt voornamelijk gerefereerd aan hetgeen er recent in de media over e-government is geschreven en gezegd en hoe dit zich verhoudt tot de doelstellingen van de overheid. Om die reden is dit artikel gelardeerd met een aantal aansprekende voorbeelden.
De neutrale belangstellende voor egovernment en afnemer3 van digitale overheidsdiensten, zal het zijn opgevallen dat de media ‘tegenstrijdige’ berichten afgeeft over de voortgang van e-government in Nederland. Zeer recent zijn daar: • Gebrekkige regie/Overheid Innovatief 2006 num-mer 6. • Nederland doet het steeds beter in de EU/Overheid & ICT. • Gebruik elektronische overheidsdiensten valt tegen/Overheid Innovatief 2006 nummer 2. • Kadaster-on-line/Winner of the egovernment award 2005. • Overheid loopt Europees achter met ICT-diensten / CBS, 2006. • Nederland zesde in onderzoek e-readiness/The Economist, april 2006. Wat waren de speerpunten van het kabinet Balkenende op het gebied van de elektronische dienstverlening (zie nevenstaande tabel)? In dit artikel wordt getracht antwoord
te geven op een aantal vragen: in welk perspectief moet de norm van 65% worden gezien? Heeft dit kabinet de juiste speerpunten geformuleerd? Hoe scoort Nederland in internationaal verband met e-government? Hoe kan de financiering van de elektronische overheid worden vormgegeven? Tot slot volgen enkele aanbevelingen.
Perspectiefnorm van 65% De overheid zit in haar totaliteit op een percentage van ongeveer 55% digitale dienstverlening. Naar verwachting zal de 65% in 2007 gehaald worden. Maar wat zegt 65% digitale dienstverlening ons precies, wat kan de burger of onderneming daarmee in relatie tot zijn overheid? Om die 65% in het juiste perspectief te plaatsen, kijken we naar het vier-fasenmodel van het onderzoeksbureau Gartner waarin de ontwikkeling van een klasSpeerpunten kabinet Balkenende
1 Eenmalige invoer van gegevens door burgers en bedrijven. 2 Elektronisch systeem waarmee burgers en bedrijven zich eenduidig bekend kunnen maken bij de overheid. 3 Door gebruik te maken van open standaarden moet de overheid leveranciersonafhankelijk kunnen opereren. 4 In 2007 vindt 65% van de publieke dienstverlenging van Rijk, Provincies en Gemeenten plaats via het Internet. B & G
J U L I / A U G U S T U S
2 0 0 6
sieke overheidsinstantie naar een egovernment-instantie wordt beschreven. Allereerst wordt de informatie van een overheidsdienst digitaal beschikbaar gesteld. In de tweede fase is er sprake van interactie tussen burger en een overheidsinstantie, zij het slechts in de vorm van éénrichtingsverkeer. In de derde fase is een wederzijdse transactie mogelijk: de burger of onderneming kan een formulier downloaden, invullen en door middel van een digitale handtekening ondertekenen. Het ingevulde formulier wordt vervolgens elektronisch verstuurd en opgenomen in de workflow van de overheidsinstantie. De laatste en vierde fase van het model volgt automatisch uit de derde fase: de tweezijdige transacties leiden tot een transformatie van de overheidsinstanties tot een dienstverlenende organisatie waarbij de processen, werkwijzen en taken van de medewerkers fundamenteel veranderen omdat standaardprocessen in hoge mate zijn geautomatiseerd.
Op voorstel van voormalig minister Pechtold startten tien tot vijftien overheidsinstanties dit jaar een proef met de zogenoemde Persoonlijke Internet Pagina (PIP). Dit is een persoonlijke pagina met alle overheidsgegevens van de burger. Het doel is om de verspreide persoonlijke informatie op één centrale plaats beschikbaar te hebben. De verwachting is dat hierdoor de administratieve lasten voor burgers en bedrijven worden verminderd. Burgers kunnen via de PIP in contact komen met de overheid en op ieder willekeurig tijdstip hun gegevens inzien of wijzigen. Daarnaast kan de overheid de burgers erop wijzen wanneer bijvoorbeeld hun paspoort of rijbewijs bijna is verlopen of de status aangegeven van een (bouw)aanvraag of uitkering. Bron: Persbericht ministerraad 31-03-2006.
Kijken we kritisch naar de tabel op bladzijde 32 dan weten ingewijden dat een aantal speerpunten, zoals eenmalige invoer, DigiD en 65%-dienstverlening alleen is te realiseren via koppelingen met backoffice-systemen of door middel van webservices met derden.4 Overheidsinstanties die de toepassing van internet-technologie onvoldoende strategisch hebben ingebed – bij gemeenten is een voorzichtige schatting van 70% niet onrealistisch – komen niet verder dan fase 1 en 2 van het vierfasenmodel. Net als in het bedrijfsleven, zijn veel overheden gestart met de front-office, oftewel de website. In tegenstelling tot overheden heeft het bedrijfsleven echter de noodzakelijke groei naar een volgende fase sneller opgepakt en is begonnen met het herontwerpen van bedrijfsprocessen, ook wel ‘business proces redesign’ genoemd. Hier ontwaart men de verschillen tussen overheid en bedrijfsleven in optima forma. Om winst te maken en klanten te behouden, moet een bedrijf aan productontwikkeling doen; het bepalen van de core business. Overheden hebben deze afhankelijkheid niet, omdat de burger in de meeste gevallen zijn overheid niet kan kiezen. In die zin zijn burger en overheid tot elkaar veroordeeld. 3 3
B & G
J U L I / A U G U S T U S
2 0 0 6
Zo zien we bijvoorbeeld dat financiële instellingen met internettechnologie succesvolle businessmodellen hebben ontwikkeld. Willen overheden deze modellen overnemen dan moeten ze de ‘vraaggerichte klant’ als uitgangspositie nemen en investeringen doen om fase 3 en in een later stadium fase 4 te kunnen inrichten. Dit vereist een behoorlijke organisatie- en cultuuromslag dwars door de organisatie heen. In dit verband wordt weleens de term ‘verkokering’ gebruikt.
Ook de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) heeft de Edienstverlening met haar klanten hoog in het vaandel staan. De relaties van de bank hebben een persoonlijke account met een bijbehorend authenticatiemiddel (smartcard) dat hen toegang geeft tot klantspecifieke informatie. Naast het kunnen verrichten van betalingen en het raadplegen van financiële informatie, is sinds kort ook de cashmanagementfunctie operationeel. In de loop van 2006 zal nog meer interactie met de klant mogelijk worden met de lancering van de
Juiste speerpunten geformuleerd? De drie speerpunten van de elektronische overheid zijn de invoering van basisregistraties, burgerservicenummer en DigiD. Ook hier geldt dat deze speerpunten – hoewel uitermate belangrijk voor verdere groei – processen zijn die grotendeels plaatsvinden in de backoffice en derhalve buiten het gezichtsveld van de afnemer afspelen?! Ligt het niet voor de hand dat een burger of bedrijf van zijn overheid mag verlangen dat diezelfde overheid haar processen op orde heeft! Ergo, het succes van de elektronische overheid heeft twee kanten: 1 Overheden kunnen door een juiste inzet van ICT een enorme efficiency- en kwaliteitsslag maken. 2 Actieve contactmomenten van burgers met overheden zijn meestal beperkt tot de gemeente en de Belastingdienst en vinden gemiddeld ≤ 1x per jaar plaats. Vriend en vijand zijn het erover eens dat werkprocessen zijn afgestemd op ‘vraaggerichte initiatieven’, waarbij de afnemer het proces stuurt. Dan is het opvallend om te moeten constateren dat diezelfde afnemer nauwelijks wordt betrokken bij het meedenken en meeontwerpen over de vorm en de ontwikkeling van de ‘elektronische overheid’ als continu proces. (Zie ook onderzoeken en conclusies van het onderzoeksbureau Dialogic in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties over wensen en verwachtingen van burgers over de elektronische overheid). De vraag of dit kabinet de juiste speerpunten heeft benoemd, kan dus feitelijk alleen worden beantwoord door de afnemers van de elektronische overheid structureel te consulteren, bij voorkeur jaarlijks. We weten dat afnemers teleurgesteld zijn in de mate 3 4
nieuwe webportaal, genaamd ‘Mijn BNG’.
Onder leiding van de burgemeester van Almere, Annemarie Jorritsma, en onder de vlag van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) gaat een stuurgroep zich bezighouden met het aanjagen, coördineren en prioriteren van activiteiten op het gebied van de gemeentelijke dienstverlening. De stuurgroep richt concrete werkmaatschappijen in met concrete opdrachten. Denk aan het ontwikkelen van groeiscenario´s om te komen tot een overheidsbreed loket bij de gemeenten en de ontwikkeling van producten en diensten die gemeenten de invoering van een centraal telefoonnummer ondersteunen. De stuurgroep bestaat uit burgemeesters, wethouders en gemeentesecretarissen. Bron: VNG-Net, maart 2006.
Gemeenten zijn betrokken bij producten van de afdeling Burgerzaken, het theater, het zwembad en de sportverenigingen. Dit zijn producten waarvan het verkoopproces uitstekend via het internet geregeld kan worden. In samenwerking met Ogone heeft de BNG een internetkassa ontwikkeld voor haar relaties. Hiermee kan een gemeente betaalde dienstverlening aan haar klanten aanbieden. Hierdoor wordt het bijvoorbeeld voor burgers mogelijk om een uittreksel GBA via het internet aan te vragen en vooraf te betalen met de digitale kassa.
B & G
J U L I / A U G U S T U S
2 0 0 6
waarin diensten volledig online en via het internet kunnen worden afgehandeld. Om dit goed te inventariseren zou het eerder genoemde macro-onderzoek van Dialogic als (nul)meting kunnen fungeren. Een afgeleide van dit onderzoek kan met de juiste kengetallen geografisch of lokaal5 worden toegepast bij afzonderlijke overheden waarbij het landelijke macro-onderzoek en het lokale micro-onderzoek elkaar kunnen aanvullen. De geaggregeerde informatie kan vervolgens op het ELO-dashbord van de overheid worden gepresenteerd. Daar kom ik in mijn aanbevelingen op terug.
Score Nederland internationaal Volgens recent onderzoek van het CBS staat Nederland met Luxemburg en Griekenland in Europees verband onderaan de e-government ladder. Op Europees niveau zijn er elf landen die in fase drie en vier – het hoogst haalbare niveau – acteren. De Nederlandse overheid blijft achter op het gebied van hoogwaardige vormen van elektronische dienstverlening. Daarentegen kent het vooraanstaande tijdschrift The Economist Nederland een zesde plaats toe in de ranglijst over de kwaliteit van de ICT-infrastructuur?! Wie het weet, mag het zeggen, een feit is dat het internetgebruik, de e-readiness en de internettoegang in Nederland tot de allerhoogste ter wereld behoren. Bovendien heeft 55% van de huishoudens toegang tot het internet via ADSL, dus breedbandige toepassingen zoals streaming media zijn geen belemmering meer. Technisch en infrastructureel zijn we dus tot veel meer in staat dan we nu laten zien. Maar dat is slechts de etalage en de burger weet dat. De initiatieven van onze oosterburen met Bundonline 2005 en Deutschland-Online werpen hun vruchten af. De Duitse overheid ziet e-government als een belangrijk middel om de internationale concurrentiepositie zeker te stellen en de economische ontwikkeling te versnellen. Dit resulteert in een 2e plaats achter Denemarken.6 Uit onderzoek van de EU komt vooral de goede aanwezigheid van Duitse overheidsorganen op internet naar voren. In dit onderzoek zijn 28 Europese landen met elkaar vergeleken op het gebied van het inzetten van internet door overheidsinstanties. Daarin neemt 3 5
Een aantal gemeenten probeert gezamenlijk een ontwikkel- en implementatiebedrijf onder de naam GovUnited op te zetten. Het zogeheten servicemodel moet gemeenten ontlasten bij vraagstukken die zij op ICT-gebied tegenkomen. De gemeente neemt bij GovUnited een dienst af die zij als gemeente aan burgers, bedrijven of medewerkers kan leveren: bijvoorbeeld een online aanvraag voor een rolstoel of een online betaling. Voor de authenticatie wordt DigiD gebruikt. Hiermee voorkomen gemeenten dure en complexe trajecten. Uiteindelijk moeten de schaalvoordelen besparingen voor gemeenten gaan opleveren. (Vergelijkbare initiatieven als GovUnited zijn D!mpact en ELO-Grunn)
Nederland een 9e (voorheen 3e) plaats in. Duitsland legt sterk de nadruk op het ontwikkelen van basiscomponenten om de interoperabiliteit van verschillende toepassingen te waarborgen. Het betreft een platform voor betalingsverkeer, een formulier-managementsysteem, instrumenten voor gegevensbescherming en een webportaal. Door e-government-initiatieven op alle niveau’s te coördineren, moet Deutschland-Online leiden tot een volledig geïntegreerd en homogeen egovernment-landschap in Duitsland in 2010.
Financiering elektronische overheid Het waarmaken van de ambities op het terrein van de elektronische overheid kost geld. Door de VIAG is becijferd dat hiermee alleen al voor gemeenten een bedrag van ongeveer 2 miljard euro is gemoeid. Voor de wat grotere gemeenten gaat het al gauw om investeringen van tientallen miljoenen euro’s. Gegeven de beperkte financiële middelen van gemeenten zullen deze investeringen afgezet moeten worden tegen andere noodzakelijke investeringen. Daarbij wreekt zich het feit, dat het voor investeringen in egovernment niet altijd eenvoudig is om een businesscase op te stellen die binnen een tijdbestek van enkele jaren een positieve uitkomst toont. Het bieden van e-dienstverlening aan burgers betekent namelijk lang niet altijd dat de traditionele dienstverlening daarmee kan verdwijnen. Er zal een duale periode blijven waarin beide vormen naast elkaar moeten blijven bestaan.
Dit is uiteraard kostbaar, waardoor de terugverdientijd van de investering lang wordt. Om de terugverdientijd te verkorten kan het zinvol zijn dat de Rijksoverheid subsidies beschikbaar stelt. Daarmee zal e-government sneller en breder vorm krijgen. De kredietwaardigheid van gemeenten is dermate goed, dat het aantrekken van financiering voor investeringen in de elektronische overheid, zolang er een sluitende begroting is, geen problemen zal opleveren. Uiteraard geldt ook hier dat een goed financieringsplan geld bespaart. Leasing van hard- en software kan daarbij duidelijke voordelen opleveren. Gemlease, een initiatief van VNG en BNG, is nu bijna 10 jaar actief in de leasemarkt en heeft inmiddels honderden gemeenten voorzien van passende leasecontracten voor hun ICT-investeringen.
Aanbevelingen Nederlandse overheid 1 Gedeelde verantwoordelijkheid De regierol van de overheid op het gebied van e-government staat onder druk. Enerzijds heeft dit te maken met de pluriformiteit van overheidsorganisaties met ieder hun eigen problemen en verbindingen naar eindgebruikers en anderzijds met organisaties die veelal autonoom kunnen beslissen over beleid en investeringsuitgaven. Tel daarbij op dat niemand kan voorspellen hoe het ‘internet’ als informatie- en communicatiemedium zich bijvoorbeeld over een jaar manifesteert en het is duidelijk dat de centrale overheid als regisseur geen gemakkelijke rol heeft. Toch is een visie voor de B & G
J U L I / A U G U S T U S
2 0 0 6
korte- en middellange termijn onontbeerlijk. Daarom zou de overheid er verstandig aan doen om structureel te ‘partneren’ met (beroeps)verenigingen zoals de VIAG en Cascadis die werkzaam zijn in het speelveld van e-government. Op die manier breng je beleidsmakers en uitvoerders samen en dat levert per definitie een breed draagvlak op. ➪ De overheid moet meer investeren in partnerships. Niet door weer een commissie in het leven te roepen maar door gebruik te maken van virtuele communities met een duidelijk afsprakenkader. 2 Goed voorbeeld doet volgen In Nederland zijn het sinds jaar en dag steeds dezelfde organisaties die voorop lopen op het gebied van de elektronische dienstverlening. Deze zogenaamde ‘koplopers’ passen zaken als vraaggerichte dienstverlening en klantgericht werken, draagvlak binnen de organisatie, inrichten van de mid- en backoffice, enzovoort toe in de praktijk. De vraag is wat deze procesmatige werkwijze voor die organisaties oplevert in termen van efficiency- en productiviteitswinst en op welke wijze een vergelijkbare overheidsorganisatie daar z’n vruchten van kan plukken. ➪ Breng in kaart wat de winst kan zijn voor een organisatie waar de digitale dienstverlening nog in de kinderschoenen staat. Toon het profijt aan van een beter presterende elektronische (lokale) overheid en neem niet de wettelijke verplichting als uitgangspunt van het overheidshandelen. De overheid zou het plan kunnen oppakken om een ‘ELO-dashbord’ in te richten waarbij allerlei statistische en geaggregeerde gegevens van de elektronische overheid zijn samengebracht in één webportal: meten is weten en zien is geloven.
Problemen met de financiering maken de voortgang van de elektronische overheid onzeker. Binnenlandse Zaken tracht bij Financiën 33 miljoen euro los te krijgen voor ondersteuning van gemeenten en provincies. Met name gemeenten moeten worden geholpen bij de invoering van basisregistraties, BurgerServiceNummer en DigiD, de drie speerpunten in de ‘uitvoeringsagenda ELO’ (elektronische overheid). “Vanaf 1 januari 2006 willen we de eerste iTeams inzetten,” schreef het ICTU-programma Stroomlijning Basisgegevens in november in zijn nieuwsbrief. De bijstand zou komen vanuit een apart overheidsbreed project, EGEM-I. Maar van de benodigde 55 miljoen (waarmee ook provincies moeten worden ondersteund) heeft BZK er maar 22 kunnen vinden, onder meer in de budgetten voor de reguliere programma’s EGEM en e-Provincies. iTeams zijn een antwoord van de Regiegroep Overheid en ICT op de ontoereikende staat van de gemeentelijke informatievoorziening. Vorig jaar hebben twee onderzoeken laten zien dat de klacht dat Den Haag veel projecten zonder coördinatie over gemeenten uitstort terecht is. Bovendien bleek dat de gemeenten zelf onvoldoende zijn toegerust voor een rol als e-gemeente. Bron: Digitaal Bestuur, 7 april 2006.
3 Trek je eigen plan In 2005 is het project ‘Voorhoedegemeenten’ gestart. Circa tien gemeenten van verschillende grootte fungeren als testgemeenten voor onderzoeken en pilots op het gebied van elektronische dienstverlening. Coördinatie van het project is in handen van Egem. De term voorhoedegemeenten suggereert dat er ook achterhoedegemeenten bestaan. En dat klopt. De beroepsvereniging Cascadis schat dat een percentage van 65 tot 75% van gemeenten nog aan het begin staat van het vier-fasenmodel. De metafoor kopgroep en peloton doet hier opgeld. De vraag is of 3 6
B & G
J U L I / A U G U S T U S
2 0 0 6
de aanjagende werking van de kopgroep voldoende is om het peloton in beweging te krijgen. Het is aan te bevelen dat overheidsorganisaties jaarlijks een geactualiseerd mission statement schrijven7 waarin zij de verwachtingen rond de digitale dienstverlening voor hun organisatie schetsen en in welk tempo (oriëntatiepunt) dit vorm dient te krijgen. Hierdoor waarborg je een continu en afgestemd beleid rond internetstrategie. Overigens zal dan wel de kennis bij het lokale bestuur voor internet en ICT in ’t algemeen moeten toenemen om de e-ontwikkelingen te kunnen blijven volgen!
‘Men moet bewust zijn om te kiezen en men moet kiezen om bewust te zijn.’ Jean-Paul Sartre
Conclusies De informatiehuishouding van de overheid komt met het Programma Stroomlijning Basisgegevens in een stroomversnelling. Effectuering van dit programma als exponent van de Andere Overheid maakt de overheid slagvaardiger en transparanter. Maar hoe breng je ruim 1500 overheden met eigen bevoegdheden en een diversiteit aan gezagsverhoudingen op één lijn? Dat is noodzakelijk omdat voor het realiseren van een stelsel van basisregistraties overheden uiteindelijk via wetgeving verplicht worden om gebruik te maken van deze basisregistraties, ook in hun eigen belang! Dat vereist sturing en bovenal een strakke regie van de overheid. De ambities en de initiatieven van dit kabinet op het gebied van de elektronische overheid zijn niet verkeerd. Ze zijn alleen niet direct zichtbaar voor de afnemer omdat backoffice-inspanningen pas op langere termijn inzichtelijk worden. Wel kunnen er kanttekeningen worden geplaatst bij de manier waarop dit kabinet de doelstellingen – onder meer een toppositie van Nederland in Europa – probeert te vertalen naar realistische en haalbare projecten. Bij de aanbevelingen staan enkele suggesties. Wat opvalt in veel artikelen over de elektronische overheid is het gegeven, dat de ‘burger’ als afnemer van de elektronische overheid zo weinig centraal staat.8 Uit onderzoek bij gemeenten blijkt dat de communicatie via de verschillende kanalen (telefoon, infoba3 7
Om inzichtelijk te maken wat burgers van de Andere Overheid mogen verwachten, heeft
[email protected], in samenspraak met burgers, de BurgerServiceCode ontwikkeld. Dit is een gedragscode met kwaliteitsnormen voor de nieuwe digitale relatie tussen burger en overheid. Elke norm is tweezijdig geformuleerd: als een recht van de burger met een daarbij behorende plicht van de overheid. Voorbeelden zijn: keuzevrijheid contactkanaal, gemakkelijke dienstverlening, digitale betrouwbaarheid, verantwoordelijk beheer, etcetera.
lie, internet en post) niet goed op elkaar zijn afgestemd. De burger kiest zelf zijn contactkanaal en het blijkt dat de telefoon nog steeds het belangrijkste communicatiemiddel is voor de burger in zijn contact met de overheid. De verwachting is dat het fysieke loket, zij het in afgeslankte vorm, zal blijven bestaan. Alleen al om die reden is multichanneling een belangrijk onderdeel van de internetstrategie. Tot slot. Het is niet zo simpel om de kwaliteit van de elektronische overheid uit te drukken in een rapportcijfer wanneer zelfs de overheid, ondanks vele goede inspanningen, kritisch is over haar eigen functioneren. Ook burgers uiten kritiek en stellen hoge(re) eisen aan elektronische overheidsdienstverlening als gevolg van ervaringen in de retailsector en de 24-uurseconomie. Met de hakken over de sloot is misschien wel de beste kwalificatie om aan te geven waar we nu staan. Kortom, er zijn argumenten genoeg om de kwaliteit van de digitale overheid te verbeteren en de enige echte conclusie die we kunnen trekken is dat de transformatie van een hiërarchische overheid naar een digitale overheid onomkeerbaar is. Net als bij onze oosterburen heeft Nederland het jaar 2010 benoemd als het ijkpunt voor een volledig geïntegreerd en homogeen e-government landschap. Dus aan het einde van deze raadsperiode moet de overheid zelf de balans opmaken.
Noten 1 Het begrip e-government behelst het beleid van de overheid waarbij burgers en ondernemingen via het internet kunnen communiceren en interacteren met de overheid. De overheid zorgt voor toegankelijke informatie via het internet. E-government is een fundamenteel nieuwe, geïntegreerde en voortdurend aangepaste manier van dienstverlening waarbij maximaal gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden van de nieuwe Informatieen Communicatie Technologie (ICT). 2 Een extract van dit artikel is opgenomen in Gemeentefinanciënbericht 2006 dat is uitgegeven door de VNG en BNG. 3 Met afnemer wordt hier bedoeld de burger en de onderneming als eindgebruiker. 4 Met webservices werken applicaties binnen en buiten een organisatie samen (=gegevensuitwisseling) zonder de noodzaak tot de aanleg van eigen netwerken en de aanschaf van extra hardware en software. Voordelen zijn kostenreductie en koppelingen van frontoffice- en backofficeprocessen. 5 Bij gemeenten de indeling naar inwonertal volgens het CBS. 6 Recente studie een van de Europese Commissie in het kader van eEurope 2005. 7 Het onderzoeksbureau SGBO van de VNG heeft geconstateerd dat in de nieuwe collegeprogramma’s nauwelijks iets is terug te vinden over ICTontwikkelingen in het kader van de Andere Overheid. 8 Van Aanbod naar Vraag, Tijd voor een Perspectiefwisseling/Universiteit Twente: (Prof.dr. J.A.G.M. van Dijk), cop. 2006.
Bronnen Voortgangsrapportage elektronische overheid: mei 2005 E-Government in Nederland/Centraal Bureau voor de Statistiek, 2006. Communicatiedienstverlening van Nederlandse gemeenten/In opdracht van Newtel Essence, 2006. Burgers aan bod: elektronische overheidsdienstverlening in het perspectief van de vraagzijde/Dialogic, 2004. De digitale economie 2005/CBS, 2006. Stroomlijning basisgegevens: een onomkeerbaar proces/Themanummer Nieuwsbrief Bestuursmiddelen, 10e jaargang nummer 11 (december 2005).
B & G
J U L I / A U G U S T U S
2 0 0 6