EEN GEANIMEERD BERGRITJE MET OM ELKE HOEK EEN NIEUWE BELEVENIS ! 9de rit : TIGNES – LA LECHERE (157 km) De rit naar La Léchère telt 3 cols waarvan vooral de Cormet de Roselend en de Col des Saisies tot de verbeelding spreken. Beide cols van 1ste categorie kwamen jarenlang niet meer in het rittenschema voor. In 2006 worden ze voor het eerst beklommen langs de zuidoostkant. Terug van weggeweest is ook het etappeplaatsje La Léchère. Het is geleden van 1983 dat in dit kuurplaatsje nog een etappe eindigde. De laatste hindernis van de dag, de Col de la Forclaz, is een eindje van de finish verwijderd en niet al te hoog, maar ze is daarom niet minder verraderlijk. De volledige etappe is uitgetekend in het departement van de Savoie, een gebied dat kan pronken met een grote variatie van landschappen en natuurrijkdom. Onderweg wordt een ruime lus getrokken door de regio’s van de Tarentaise en de Beaufortain waar de rivieren Isère en Arly diepe groeven hebben getrokken in het noordelijk alpenmassief. Op het eerste gezicht lijkt de etappe minder lastig dan de vorige omdat de cols niet zo lang en minder steil zijn. Bovendien ligt de aankomstreep niet op de top van een klim. Schijn zou wel eens kunnen bedriegen, want uiteindelijk moet toch ruim 41 kilometer bergop worden gereden of bijna een kwart van de totale afstand.
Ö E Een prachtig traject, maar flink bergop gaat het wel ! De etappe begint met een lange bijtrapafdaling naar het dal van de Tarentaise, de vallei die wordt gevormd door de Isère, de rivier die haar naam heeft gegeven aan het gelijknamige departement. Het traject oogt fantastisch, zeker als de spectaculair aangelegde bergweg zich hier en daar met een tunneltje dwars door de rotsen boort. Kortom een perfecte rit waarin je eerst goed kan roderen, je voorbereiden op die eerste lastigaard van de dag: de Cormet de Roselend. Deze ‘net geen tweeduizender’ is er eentje uit de goeie oude doos, een col die alles heeft om de klimmers in vervoering te brengen. Het is een col in een stuk, zonder verpozen recht naar boven. Met een gemiddelde stijgingsgraad van 5,8 % is het evenwel geen moordcol. In het profpeloton wordt hij nochtans omschreven als een ‘smeerlap’. Dat merk je meteen na de start in Bourg St. Maurice als de Cormet de Roselend zijn visitekaartje afgeeft: lang en onbetrouwbaar met vooral in het eerste deel enkele bruuske wisselende stijgingspercentages. De meest lastige passage situeert zich in het bos als de weg zich kilometerslang in zeer snel op elkaar volgende haarspeldbochten, met percentages die variëren tussen 5 à 11 %, omhoog slingert. Hoewel de Roselend in vergelijking met zijn grotere broer, de Col de l’Iseran, een stuk lager uitvalt, is het qua natuurpracht een van de hoogtepunten van deze fietstocht. Landschappelijk is het een weergaloze col met onderweg de mooiste brokjes natuurschoon. Enkele jaren geleden omschreef een gepassioneerd oud-deelnemer de Cormet de Roselend nog als ‘MOEDERS MOOISTE’ : ‘een berg die van natuur zo mooi is dat je nauwelijks voelt dat het bergop gaat’. Deze uitspraak, opgetekend uit de mond van iemand die in 1998 Alpe d’Huez opfietste zonder zijn stuur aan te raken, vraagt om bevestiging. Afspraak op de top! In het verleden werd de Roselend telkens beklommen langs de westzijde, vanuit Beaufort. De laatste maal dat de VDV-karavaan hier passeerde was in 1999. Rudy Verheyen (Oud-Turnhout) die dat jaar outstanding was, pakte er het maximum van de punten. Het Tourpeloton kwam hier vorig jaar nog langs. De Fransman Laurent Brochard, mee voorop in een select vluchtersgroepje, overschreed als eerste de top. Op
1
de slotklim naar Courchevel toonde de Spanjaard Alejandro Valverde zich iets sneller dan Lance Armstrong die de gele leiderstrui overnam van Jens Voigt. Andere Tourdoorkomsten op de Cormet de Roselend: 1979 (Henk Lubberding/Nl.), 1984 (Francis Castaing/Fra.), 1987 (Mathieu Hermans/Nl.), 1992 (Claudio Chiappucci/It.), 1995 (Alex Zülle/Zwi.), 1996 (Udo Böltz/Dui.), en 2002 (Mario Aerts/Bel.). Vergeleken met zijn dichtste buren als de Iseran, Saisies en Aravis heeft de Cormet de Roselend geen rijke Tourgeschiedenis. Toch speelde zich op de flanken van deze vrij jonge col (de route werd pas geopend in 1970), al enkele memorabele stukjes wielergeschiedenis af. Bij het grote wielerpubliek is de Roselend vooral bekend uit de Tour 1996. In een etappe die werd gereden in erbarmelijke weersomstandigheden moest in volle beklimming de Fransman Stéphane Heulot, de leider in het algemeen klassement, voet aan grond zetten. De pijn aan de rechterknie, waar hij al twee dagen over klaagde, was ondraaglijk. Gehuld in het geel en met de tranen in de ogen moest de renner van de Frans Ganploeg de strijd staken. Inmiddels was de Zwitser Alex Zülle aan een offensief begonnen dat het begin van het einde inluidde voor vijfvoudig Tourwinnaar Miquel Indurain. Dat de afzink van de Roselend niet geheel ongevaarlijk is, mocht de gebrilde Zwitser én halve Nederlander ervaren toen hij al meteen op het spekgladde wegdek onderuit ging, een voorbeeld waarin hij al vlug door een tiental andere renners werd gevolgd. Het meest beklijvende moment deed zich voor in het achtervolgend groepje als onze landgenoot Johan Bruyneel in volle afdaling met fiets en al over de reling verdween. Daarbij maakte hij een val van zeker tien meter. Dankzij enkele bomen die zijn val braken en een paar bereidwillige handen die hem uit de dieperik trokken, kon hij even later verder rijden. Dat het nooit meer goed komt tussen Johan Bruyneel en de afdaling van de Cormet de Roselend bleek vorig jaar in de 10de Touretappe van Grenoble naar Courchevel. In druk overleg met zijn renner Yaroslav Popovych (Oek.) knalde de huidige ploegleider van Discovery met zijn wagen in de achterbumper van Bjarne Riis, ploegmanager bij het team CSC.
$ CORMET DE ROSELEND (S 1968 m) x 1ste Categorie D startplaats : Bourg St. Maurice (km 30); S 815 m D top km 50, lengte 20 km D hoogteverschil : 1153 m D gem. stijging : 5,8 % D max. stijging : 11 % D beklommen in 1981, 1983, 1989, 1993 en 1999 Met zijn 1968 meter is de Cormet de Roselend geen reuzencol. Het is een technisch afwisselende maar zeer rustige route die de vallei van de Tarentaise met de vallei van de Doron verbindt. De col bestaat eigenlijk uit drie verdiepingen van elkaar gescheiden door een stukje vals plat. De openingskilometers zijn redelijk pittig. Vrijwel onmiddellijk gaat het met een stijging van circa 6 % bergop. De uiterst smalle weg kronkelt eerst met twee bochten door de Vallée des Chapieux. Terwijl de weg snel hoogte wint, heb je een fantastisch uitzicht op Séez, het dorpje aan de voet van de Col du Petit St. Bernard (S 2188 m) ligt, dat aan de overzijde van de vallei van de Isère ligt. Na een behoorlijk steil begin volgt een kilometertje aan 2,5 % waar het een beetje rustiger loopt. Ook de daaropvolgende kilometer blijft de stijging redelijk gelijkmatig, constant 3,5 %. Net voorbij het dorpje Bonneval (S 1044 m) begint de Cormet de Roselend aan zijn tweede trap: een bijna kaarsrechte kilometer langs een schuimend bergbeekje. Hoewel de gestaag klimmende weg zulks niet laat veronderstellen, moet je met percentages tot 6,5 % direct terugschakelen. Dan volgt tussen kilometer 7 en 12 (zie grafiek!) een steiler en technisch gedeelte met een tiental kort op elkaar volgende haarspeldbochten. De nauwe route slingert er door een dicht bos waar je letterlijk en figuurlijk de nodige zuurstof opdoet voor de resterende kilometers. Het zwaartepunt ligt ongeveer halfweg als de hellingsgraad flirt met gemiddelden tot 8 %. In de soms vlijmscherpe bochten loopt het gedurende een paar tientallen meters zelfs op tot 11 %. Dit is een strook waar je voortdurend moet anticiperen – schakelen dus - voor het te laat is. Na het kruisen van een bergbeekje verliest het bos stilaan zijn bomen, maar de helling niet zijn procenten. Met enkele flinke lussen zigzagt de weg recht de berg op. Het is in deze zone dat de zogenaamde Bruyneelbocht ligt. Als opnieuw hetzelfde beekje van daarnet wordt overgestoken, zwakt het
2
stijgingspercentage stelselmatig af. Er volgt nu een kilometer waarin de hellingsgraad niet boven de 2,5 komt. Tijd om even te drinken. De weg komt nu op een hoogvlakte te liggen en loopt bijna horizontaal naar de afslag bij Les Chapieux (S 1550 m). Het laatste stuk naar de top, de zogenaamde derde trap – ongeveer 6,5 kilometer lang – is vrij overzichtelijk. De eerste twee kilometer hellen sterk - gemiddeld 7 % - maar zéér gelijkmatig, nadien een kilometer aan 6 %, om niet meer onder de 5 % te gaan tot boven. Dorpen zijn er onderweg niet meer. Slechts hier en daar ligt er een pluk van een handvol huizen of een eenzame berghut. Wat overblijft zijn glooiende bergweiden en een schitterend uitzicht op de grillige rotswanden van de ‘Aiguille des Glaciers’ (S 3816 m), de zuidelijkste piek van het Mont Blanc-massief. Naarmate de top dichterbij komt, wordt het landschap opener én schoner. Overal rondom zijn watervalletjes en alpenbloemen met op de achtergrond steile bergwanden bedekt met eeuwige sneeuw. De col heeft nog een lastig uitlopertje waar de wind een rol kan spelen. Wie nog genoeg kracht heeft, kan hier het verschil maken! Naar de top toe wordt het iets minder steil en dat is aangenamer dan omgekeerd. De aankomstzone is redelijk rechtlijnig. Op het hoogste punt aanbeland, ontvouwt zich een schitterend panorama op de rotskammen van de ‘Aiguille du Grand Fond’ (S 2920 m), de hoogste top van de Beaufortain. Over de top gaat het met veel bochtenwerk naar Beaufort, bekend om zijn gelijknamige streekkaas die nog niet zolang geleden – in 1968 – een ‘appellation controlée’ kreeg. De afdaling is als een Weense wals, speels en vloeiend. Terwijl de weg slingerend naar beneden voert, krijg je een steeds mooier uitzicht op het Lac de Roselend. Het panorama op het diepgroene wateroppervlak, dat helemaal ingesloten ligt tussen de bergen, is uniek. Een kerkje aan de rand van het meer herinnert aan het vroegere gehucht Roselend dat door de bouw van de stuwdam onder het wateroppervlak verdween. De weg kronkelt nu zo’n 2 kilometer nagenoeg vlak tot lichtjes bergop om wat verder de definitieve afdaling in te zetten. Via de schaduwrijke ‘Défilé d’Entreroches’, een smalle bosrijke kloof, gaat het via het toeristische stadje Beaufort (S 743 m), hoofdplaats van het district Beaufortain, naar de voet van de Col des Saisies.
Ö E Terug van weggeweest, de Col des Saisies De tweede beklimming van de dag leidt naar de top van de Col des Saisies die de valleien van de Doron en de Arly verbindt. De col is opgebouwd uit twee gelijkaardig stijgende delen die van elkaar zijn gescheiden door een plateautje, een zeldzaam recuperatiepunt. De Saisies is niet superlastig, wel 15 kilometer lang, dus toch best niet onderschatten. De zwaarste brokken worden opgespaard voor de tweede helft van de klim, voorbij de afslag naar Hauteluce en de Col du Joly, waar het gemiddeld stijgingspercentage opklimt naar 6,6 %. Met de Cormet de Roselend in de benen wordt dit zeker een lastig potenbrekertje.
$ COL DES SAISIES (S 1633 m) x 1ste Categorie D startplaats : kruispunt D 925/D 218B (km 73); S 700 m D top km 88, lengte 15 km D hoogteverschil : 933 m D gem. stijging : 6,4 % D max. stijging : 10 % D beklommen in 1981, 1983, 1987, 1989 en 1999 De Col des Saisies ligt in het verlengde van de Cormet de Roselend en de Col des Aravis, zijn twee dichtste buren. In het verleden werden deze cols van minder dan 2000 meter vaak in dezelfde etappe na elkaar beklommen. De klim naar het plateau van Les Saisies werd vooral in de jaren ’80 in het rittenschema opgenomen, telkens vanuit Flumet, de gemakkelijkere zijde. Bij de laatste passage kwamen respectievelijk Johnny Dams (de gebrilde Antwerpenaar met de paardenstaart, die qua uiterlijk sterke gelijkenissen vertoonde met ex-Tourwinnaar Laurent Fignon) in 1989 en Rudy Verheyen (het klimwonder uit OudTurnhout) in 1999 als eerste over de top. Richttijden zijn er niet want de Col des Saisies werd toen telkens beklommen vanuit Flumet, de noordflank. Dit jaar loopt de klim langs de zuidelijke opgang, de moeilijkste zijde dus, omdat je 933 meter overbrugt, tegen een gemiddeld stijgingspercentage van 6,4 %. Net zoals in de Tour de France is de Col des Saisies ingedeeld in de eerste categorie. Het is dus zeker geen colletje van tweede garnituur.
3
Bij het opdraaien van de col is het meteen vrij steil. De eerste kilometer rijst omhoog met 6,5 procent. De klim wordt ingeleid door een aantal snel op elkaar volgende haarspeldkronkels. Hier kies je best voor een gelijknamige tred, een goed ritme dus. Wat geen probleem mag zijn want het zijn ruime bochten die je goed kan aansnijden. Door de breedte van de weg is de stijgingsgraad moeilijk in te schatten. Maar steil is het wel en dat blijft zo tot boven, een kort stukje even voorbij halfweg uitgezonderd. Het fraaie uitzicht op de vallei van de Doron laat je toch genieten. Af en toe krijg je op een iets rechtere strook een relatief stukje recuperatie. Dit is echter van korte duur want na een eerste venijnig opwippertje, met een korte piek tot 9 %, blijft de Col des Saisies in een gelijkmatig ritme zo’n 5 kilometer omhoog lopen. Tot de weg bij de afslag naar het wintersportplaatsje Hauteluce (S 1195 m), ongeveer halfweg de klim, op een klein plateautje uitkomt, direct gevolgd door een stukje verwaarloosbaar bergaf. De vreugde is echter van korte duur. Na een zoveelste kronkel loopt de weg weer bijzonder stekelig omhoog. Van dan af, het is dan nog 6 kilometer tot de top, krijg je de allerzwaarste stroken te verwerken. De col schakelt met een gemiddelde van 8 % nu duidelijk naar een hogere versnelling. Een paar fameuze knikjes van 11 % dwingen je ‘en danseuse’, recht op de trappers en blijven geven dus! Als de zon hier weerkaatst tegen de bergflanken is het hier een bakoven. Een watervalletje wat verderop zorgt voor een welgekomen verfrissing. Je begint nu aan het mooiste deel van de klim. Tussen prachtig bebloemde alpenweiden blijft de weg nu behoorlijk maar geleidelijk stijgen, slingerend met flink wat bochtenwerk van links naar rechts. Hoog op de terrasvormige heuvels verschijnen nu de eerste typische Savoyaardse huisjes en chalets, waarvan de balkons zijn versierd met felgekleurde bloembakken. Helemaal boven kom je op een langgerekt plateau waar de wind nogal eens durft tegen te zitten. De aankomstlijn is getrokken net voor het binnenrijden van het skistation van Les Saisies (S 1633 m). De Col des Saisies behoort zeker niet tot het kransje van de legendarische Tourcols, maar toch prijken op het erelijstje enkele opmerkelijke namen die er de bergprijs wegkaapten, waaronder twee Belgen en een Nederlander. Het winnaarslijstje ziet er als volgt uit: 1979: Henk Lubberding (Ned.), 1984: Pedro Delgado (Spa.), 1987: Omar Hernandez (Col.), 1992: Claudio Chiappucci (Ita.), 1994: Peter De Clercq (Bel.), 1995: Federico Munoz (Col.), 2000: Marco Pantani (Ita.) en 2002: Mario Aerts (Bel.) (°). Vlak voorbij het overschrijden van de finishlijn op de Col des Saisies rij je het gelijknamige skioord binnen dat zich uitstrekt op een langwerpig plateau in de schaduw van de Mont Blanc. Het skigebied, met voornamelijk blauwe en rode pistes, groeide door de jaren heen uit tot een populair vakantieoord. Nieuw sedert vorig jaar is het domein ‘Espace Diamant’, dat Les Saisies en Notre Dame de Bellecombe, in de valleien van de Beaufortain en Val d’Arly, met elkaar verbindt. Samen zijn ze goed voor 140 kilometer pistes die worden bediend door 72 liftinstallaties. Les Saisies verwierf vooral bekendheid in 1992 toen het gastheer was voor de onderdelen langlauf en biatlon tijdens de Olympische Winterspelen van Albertville. De afdaling gebeurt in twee trapjes. Iets voor halfweg, als de weg met een flauwe bocht over het riviertje ‘Nant Rouge’ draait, volgt er even een kort knikje bergop. De verdere daling leidt naar het dorpje Flumet (S 920 m), het begin van een wondermooi tochtje door de Gorges d’Arly, een prachtige kloof die wordt geflankeerd door hoge steile rotswanden. Allerlei tunneltjes, galerijen en watervalletjes maken het plaatje compleet. Even voor het binnenrijden van het industriestadje Ugine ligt de voet van de Col de la Forclaz, de laatste hindernis van de dag. Het is een eerder onbekend colletje dat voor zover bekend in de Ronde van Frankrijk nooit werd beklommen.
Ö E ‘Smal en steil’ ! $ COL DE LA FORCLAZ (S 870m) D startplaats : kruispunt N 212/D71 (km 116); S 420 m D top km 122, lengte 5,8 km D hoogteverschil : 450 m D gem. stijging : 7,8 % D max. stijging : 9,5 % D beklommen in : 1984, 1993 en 2002
4
De Col de la Forclaz (de Z wordt niet uitgesproken) is een bescheiden alpencolletje, amper 870 meter hoog zodat hij niet boven de boomgrens geraakt. Het is een kort maar snedig klimmetje, bijna 6 kilometer lang, gemiddeld 7,8 % en maximale pieken tot 9,5 %. De ‘echte’ klimmers zullen hierdoor niet worden verontrust. Daarvoor is de Forclaz net iets te kort en niet lastig genoeg. Beneden in de vallei het bruggetje over, eventjes links/rechts en het loopt met een gemiddelde van 6,9 % al direct stevig omhoog. De ketting kan dus direct op het binnenblad worden gelegd, en dat tot boven! De eerste kilometers zijn vrij zwaar. Je komt uit de lichtdalende vallei waar met de grote plaat werd gereden. De overgang naar die kleine versnelling snijdt als het ware de benen af. Het wegdek is bijzonder smal waardoor twee wagens elkaar nauwelijks kunnen kruisen. Eigenlijk is het struise ‘route forestière’ die zich met veel draaien en keren een weg zoekt. Kilometers lang gaat het door een donker bos. De vogeltjes zorgen er meestal voor een wonderlijk concert. Je vergeet er zowaar je zere benen bij. Een paar honderden meters voor de top wordt de col ‘vriendelijker’, de stijging wordt nu plots véél gematigder. (°) De Col des Saisies was de eerste van drie cols waar Mario Aerts in 2002, in de 17de etappe van Aime naar Cluses, als eerste bovenkwam.
Net als de klim voert de afdaling over een schitterend klein weggetje door een dichtbeboste omgeving. Af en toe is er een gat in het bladerendek waar de zon doorheen priemt. De afdaling van de Col de la Forclaz komt uit in de vallei van de Doron (dezelfde van daarstraks in de buurt van Beaufort!) die recht naar Albertville voert, de plaats die de Olympische Winterspelen van 1992 organiseerde. De finale is uitgetekend in de vlakke vallei van ‘La Tarentaise’, waar de Isère stroomt, zodat je goed gerecupereerd en vlot eindigt.
Ö E LA LECHERE-LES-BAINS Het aankomstplaatsje La Léchère-les-Bains ligt aan de voet van de Col de la Madeleine in de directe omgeving van het bekende stadje Moûtiers dat de toegangspoort vormt naar Les Trois Vallées, een van de grootste skigebieden van de wereld. Zoals de naam doet vermoeden is het een kuuroord, het kleinste in Frankrijk. Het is een van de vele plaatsjes in de Savoie dat alom bekend is omwille van de ideale kwaliteit van de lucht. La Léchère werd reeds in de oudheid bezocht om zijn bronnen ter behandeling van artrose en reumatische klachten. Het water wordt ook aangewend ter bevordering van de bloedcirculatie. Wie op de vooravond van de slotetappe met ‘dikke’ benen zit, is hier aan het juiste adres. Andere bekende thermale badplaatsen in de buurt zijn Salines-les-Thermes en Brides-les-Bains. In 1992 stond in Brides-les-Bains het Olympische dorp waar duizenden atleten verbleven. De kuurhotels in deze centra bieden verschillende soorten gezondheidsbaden, massages en therapieën op natuurlijke basis aan. Verwennerij genoeg dus voor een ontspannende vakantie. VERBLIJF: ‘Hôtel Rive Droite’, gelegen in La Léchère is een vrij nieuw en functioneel vakantiecomplex dat werd gebouwd ter gelegenheid van de Olympische Winterspelen in 1992. Het bevat alle voorzieningen voor een aangenaam verblijf. Op een van de terrassen kan onder een blakende zon, maar met een koel drankje in de hand, nog wat worden nagekaart. Na een verkwikkende douche of deugddoende massagebeurt kan worden genoten van een gastronomische maaltijd. Wellicht zullen de meesten na afloop op tijd naar bed gaan. Morgen wacht immers de koninginnenrit. En zoals enkele jaren geleden door een deelnemer passend werd verwoord: ‘ het leven tijdens Herentals – Alpe d’Huez draait om eten, slapen en fietsen’ én elk moment dat het lichaam rust kan gegund worden moet daarvoor benut worden. Ex-Tourwinnaar Lucien Van Impe verwoordde het als volgt: ‘de koers win je in bed’!
5