de maasgouw_1.qxp
08-08-2006
15:45
Pagina 42
Een contract is (g)een contract Het praalgraf van Herman Frederik van den Bergh en Josina Walburgis in Maastricht
In de Sint-Servaaskerk in Maastricht bevindt zich het grafmonument van graaf Herman Frederik van den Bergh (1605?-1669) en zijn echtgenote Josina Walburgis, gravin van Löwenstein-Wertheim-Rochefort (1615-1683). Het oprichten van een eigen grafmonument is op zich niet uitzonderlijk en een passende daad voor een adellijke figuur. Het uitzonderlijke is dat Herman Frederik, zoals een contract met de beeldhouwer bepaalde, niet knielend maar liggend werd afgebeeld. Zijn wens werd niet gevolgd (afb. 1).
TT
W. Tiemes De manier van afbeelden van het echtpaar een weduwe die zich achter haar slapende maar overleden man opricht - is heel bijzonder. Voor zover mij bekend, zijn er naast Josina maar twee andere vrouwen die zich op deze wijze op een grafmonument hebben laten afbeelden: Maria van Reygersberg in Katwijk en Anna van Ewsum in Midwolde. Deze drie grafmonumenten werden kort na elkaar gemaakt in de tweede helft van de zeventiende eeuw. De monumenten van Maria van Reygersberg en van Anna van Ewsum werden gemaakt door Rombout Verhulst; het hier te bespreken grafmonument werd zeer waarschijnlijk vervaardigd door een Maastrichtse kunstenaar.
1. Grafmonument voor Graaf Herman Frederik van den Bergh en Josina Wallburgis, St. Servaaskerk te Maastricht. (Ansichtkaart St. Servaaskerk Maastricht)
Inleiding Herman Frederik van den Bergh en Josina Walburgis van Löwenstein-Wertheim-Rochefort waren leden van voorname hoogadellijke oude geslachten.1 De grootmoeder van Herman Frederik was Maria van Nassau (15391599), een zus van WiIlem de Zwijger. Zijn vader was Hendrik van den Bergh (15731638). Na het vertrek van Spinola naar Spanje in 1628 was deze Hendrik van den Bergh opperbevelhebber van de Spaanse legers in de Nederlanden en bekleedde hij daarmee de hoogste militaire rang in Spaanse dienst. In die hoedanigheid stond Hendrik tegenover zijn neef stadhouder Frederik Hendrik tijdens het beleg van ‘s-Hertogenbosch.2 Ook Herman Frederik werd militair. Hij trad in 1629 in dienst van de Spaanse koning als overstekolonel te Roermond.3 Mogelijk dat Herman Frederik in deze tijd Josina heeft ontmoet. In 1641 wisselde hij, net als zijn vader had gedaan, van dienst en ging over naar de Republiek. 42
De Maasgouw 125 | 2006 | 2 |
de maasgouw_1.qxp
08-08-2006
15:45
Pagina 43
2. Stevensweert en Ohé en Laak huidige situatie.
De exacte geboortedatum van Herman Frederik is niet bekend. Zijn biografie begint met het verhaal dat hij en zijn zus Anna Maria (?-1652) buitenechtelijke kinderen waren van graaf Hendrik van den Bergh, een ‘galantuomo’4 en een nog steeds onbekende moeder, een ‘certaine demoiselle libre et non mariée’.5 Hendrik van den Bergh heeft de identiteit nooit bekend willen maken en dit is aanleiding geweest tot allerlei speculaties en insinuaties.6 Net als zijn geboorte is ook het huwelijk van Herman Frederik met geheimzinnigheid omgeven. Op 16 december 1632 trouwde 3. Anoniem, (Maria) Elisabeth van den Bergh (1613-1671), zij is de eerste legitieme dochter van graaf Hendrik van den Bergh. Dit is een opvallend portret vanwege het lange, loshangende haar. Markiezenhof Bergen op Zoom, 1628. (Foto: Iconografisch Bureau Den Haag, IB nr. 32533)
43
De Maasgouw 125 | 2006 | 2 |
hij zonder veel ceremonieel, alleen voor een pastoor en enige getuigen, met Josina. Zij was in 1615 in Rochefort in de Ardennen geboren en was op jeugdige leeftijd als kanonikes (stifstjuffer) ingetreden in de stift Thorn7, net als haar drie jaar jongere zus Dorothea Catharina (1618-1655). Hun tante Anna van der Marck was er abdis. Om de ouder wordende Anna van der Marck te ondersteunen kwam in 1629 de functie van co-adjunct vrij en vervolgens werd Josina, tegen de wil van de pauselijke nuntius die haar te jong vond, in maart 1631 tot abdis gekozen.8 Josina werd als vijftienjarige abdis, ‘hoewel sy daer toe geen sin en hadde’.9 Na haar clandestiene huwelijk keerde ze naar Thorn terug.10 Toen de zomer erop haar vader hoorde van haar huwelijk hield hij haar in een klooster in Rochefort vier jaar gevangen, totdat Josina ‘sy eyntlyck met behendicheyt haer vryheyt gerecupereert ende haer selven begeven heeft tot den heer Remonstrant haren getrouwden man’,11 aldus de verklaring van Herman Frederik, die zich intussen in vreemde landen bevonden had: in Engeland, Napels en Milaan.12 Graaf Herman Frederik kreeg in 1618 van zijn vader de heerlijkheid Stevensweert. Later werd Ohé en Laak aan zijn bezit toegevoegd, zodat hij eigenaar werd van het hele eiland in de Maas.13 Het paar bleef kinderloos en woonde of op hun kasteeltje te Berlicum, of in het door Herman Frederik eveneens in 1632 en volgende jaren voor Josina gebouwde kasteel Walburg te Ohé en Laak. Verder verbleef het paar ook geregeld in Maastricht en Aken. Helaas zijn er geen schilderijen van Herman Frederik of Josina bekend, ofschoon een aantal toonaangevende kunstenaars wel familie-
de maasgouw_1.qxp
08-08-2006
15:45
Pagina 44
4. Ducaat Herman Frederik (links). Op de keerzijde: Maria Moeder Gods, Herman Frederik Graaf van den Bergh. (Sangers en Simonis 1978, 310) 5.Daalder Herman Frederik (midden). Op de keerzijde: Heer van Stevensweert. (Van Heek 1987, 74) 6. Daalder Herman Frederik (rechts). Op de keerzijde: De Heer is de beschermer van mijn leven; voor wie zou ik vrezen? (Sangers en Simonis 1978, 312)
leden heeft vereeuwigd, zoals Anthonie van Dijck, die een portret van Hermans vader maakte. Wel is Herman Frederik op een aantal Stevensweertse munten afgebeeld.14 In 1663 stelde Herman Frederik zijn testament op en legde daarin vast dat hij begraven wilde worden in de plaats waar hij zou overlijden, onder een tombe die 4000 à 5000 gulden mocht kosten. In 1668 werd hij met behoud van tractement gepensioneerd. In januari van het daaropvolgende jaar sloot hij een contract met beeldsnijder Bouchier betreffende het uitvoeren van een grafmonument, maar Herman Frederik overleed reeds drie maanden later op 29 maart 1669.15
Deze tombe is waarschijnlijk niet de oorspronkelijke tombe, want in een beschrijving uit 173116 wordt gesproken over een grafschrift in het Nederlands dat luidde: D.O.M. / Den hoog welgeboren heere / heere Herman Frederick Grave totten Bergh / vryheer tot S. Stevensweert, Ohe Laeck, / Rutten, Nederhem, Peen etc. gestorven den 31 Meert / anno 1669 / Die hoog welgeboren vrouwe / Mevrouwe Josina Leeuwensteyn / Roschefort Wertheym etc. / gestorven den 23 December anno 1683’.
Sint-Servaaskerk te Maastricht
Op 4 januari 1669 sloot Herman Frederik een overeenkomst met de beeldsnijder Johan Bouchier aangaande het vervaardigen van een grafmonument.17 Blijkens dit contract wenste Herman Frederik een architectonische ombouw tussen de 24 en 25 voet hoog en tussen de 13 en 14 voet breed, vervaardigd van wit en zwart Italiaans marmer. Het monument moest twee putti bevatten, die de wapens van hem en zijn gemalin droegen, twee putti op iedere hoek ook elk met een voorgeschreven wapen van het echtpaar, en nogmaals twee putti die voor de sculptuur zouden liggen, op een doodshoofd. Op de tombe zouden twee knielende figuren worden geplaatst, de ene naar het leven van de heer en de andere naar het leven van zijn gemalin, die knielend ieder vier en een halve voet hoog moesten zijn en uitgerust met kleding zoals het echtpaar zou bepalen. Terzijde vóór de pilasters moesten twee andere figuren worden geplaatst van hetzelfde witte marmer, hoog zes en een halve voet, de ene voorstellende de Sterkte en de ander de Hoop, elk met hun attributen. De ornamenten en de figuren moesten uitgevoerd worden in het beste en klaarste witte Italiaanse marmer. De rest van de ombouw en de tombe, naar proportie omtrent vier voet diep, moesten van zwart Italiaans marmer zijn. Voor de uitvoering werd verwezen naar een aangehechte model(tekening). Bouchier verplichtte zich het grafmonument te plaatsen vóór Pasen 1670. Uitdrukkelijk werd nog bepaald dat Bouchier
Sinds het sluiten van de Dominicanenkerk in 1805 staat het grafmonument van Herman Frederik in de Sint-Servaaskerk te Maastricht. Het was oorspronkelijk gemaakt voor de kapel van de Onze-Lieve-Vrouw van de Heilige Rozenkrans links van het hoofdaltaar in de Dominicanenkerk. Op de tombe staat de volgende Latijnse tekst:
MAUSOLÆM PRÆNOBILIS Domini Hermani Frederici Comitis de Berch, s’Heerenberg in Cliviâ &. qui obiit die 29 Martii Anno 1669, et Prænobilis Dominæ Judocæ Walburgis Comitissæ de Leeuwenstein, Rochefort &.- prædicti viduæ, quæ obiit die 25 Xbris Anno 1683. Quisquis ades, qui morte cades, sta, respice sortem te, nosti certo, talia fata manent : Rex, Princeps, Judex, Dominus, servus, miser, æger Sis quicumque velis, pulvis et umbra sumus.
44
De Maasgouw 125 | 2006 | 2 |
Het contract tussen Herman Frederik van den Bergh en beeldsnijder Johan Bouchier
de maasgouw_1.qxp
08-08-2006
15:45
Pagina 45
allereerst de twee knielende figuren zou laten vervaardigen door een ervaren meester, naar het leven van Herman Frederik en zijn gemalin. Indien bij visitatie van bekwame meesters zou blijken dat er aan de goede proportie of de uitwerking iets mankeerde, dan zou Bouchier voor vervanging moeten zorgen. Herman Frederik beloofde de som van achttienhonderd rijksdaalders te betalen, te weten direct zeshonderd, en voorts van tijd tot tijd, al naar gelang Bouchier opschoot. Mocht Bouchier in gebreke blijven, dan zou zijn schoonvader en medeondertekenaar, Hendrik Hupkens, met zijn drie huizen in de stad Maastricht garant staan.18
Het grafmonument
7. Anoniem, Hendrik van den Bergh (15731638) en zijn soldaten, Katholisches Pfarramt, Wachtendonk, 1598. Op de achterzijde van dit paneel is een voorstelling van de Hemelvaart van Maria te zien. (Kutsch LojengaRietberg 2000, 44)
45
Met het oprichten van een grafmonument wilde de opdrachtgever, vaak een man, zich een blijvende plaats verwerven. Tegelijkertijd hadden de nabestaanden een aandenken aan de overledene.19 De opdrachtverlener bepaalde en betaalde. De rol van de kunstenaar was passief, volgend en uitvoerend. Gezien de complexiteit en de omvang van het te vervaardigen grafmonument was het werken met een schaalmodel of tekening dan ook een gebruikelijke procedure. Het aan het contract toegevoegde model is evenwel niet bewaard gebleven. Herman Frederik van den Bergh stelde de hoogste eisen aan een grafmonument. In de meest uitgebreide vorm bestaat een grafmonument uit vier elementen: een architectonische ombouw, een vrij staande tombe, een inscriptie en een aantal heraldische elementen. In principe zijn alle vier elementen even belangrijk. De architectonische ombouw is conform de toen moderne stijl van de barok uitgevoerd: met de halfronde nis van vijf wit marmeren panelen, een cassetteplafond en twee halfzuilen met composietkapitelen die een driehoekig fronton dragen. Herman Frederiks moderne smaak blijkt ook uit het feit dat hij geen polychromie wilde, alleen wit en zwart. Alles moest uitgevoerd worden in het meest aansprekende materiaal: in marmer en dat ook nog in de beste en duurste kwaliteit: uit Italië. Op de top van het fronton is een groot gekroond wapenschild met de blazoenen van de beide families bevestigd. De twee putti ernaast dragen elk nog een schild met de beide familiewapens. Het belang van de afbeelding van de familiewapens blijkt uit het feit dat het contract ermee opent. De twee putti liggende op een doodshoofd ontbreken op het huidige monument. Links en rechts van de nis staan de twee allegorische vrouwenfiguren: links de Hoop met het anker en rechts de Sterkte met haar armen om een zuil. De Hoop is een van de drie goddelijke deugden en met de Sterkte, een De Maasgouw 125 | 2006 | 2 |
van de vier kardinale deugden, werd morele kracht bedoeld. Normaliter worden deze twee personificaties niet als paar samengevoegd.20 Met de toevoeging van een of meer personificaties gaven opdrachtgevers vaak een karaktereigenschap aan, die in de herinnering van het nageslacht diende voort te leven. Het meest opmerkelijke is wel het ontbreken van de knielende graffiguren. De knielende figuur, de priant, is van oorsprong Frans.21 De priant kwam tegemoet aan de nieuwe behoeften die voortkwamen uit familiezin en religieuze gevoelens. In de zestiende en zeventiende eeuw was hij vaak niet meer de enige graffiguur; zijn hele familie werd hem als gezelschap meegegeven. Een dergelijk monument was het eerste zichtbare beeld van het gezin, de voorloper van het familieportret dat lange tijd niets anders was dan een verzameling priants voor een religieus tafereel.22
de maasgouw_1.qxp
08-08-2006
15:45
Pagina 46
De wijziging in de uitvoering Het paar is, zoals gezegd, niet knielend maar liggend afgebeeld. Een soortgelijke afbeelding van een echtpaar waarbij de man vóór zijn echtgenote ligt en de laatste haar hoofd laat rusten op haar hand, is slechts op twee andere grafmonumenten te zien, in Katwijk en in Midwolde. Deze twee monumenten zijn vervaardigd door Rombout Verhulst, een van de belangrijkste beeldhouwers uit de Gouden Eeuw in de Republiek.23 Herman Frederik is net als de echtgenoot van Maria van Reygersberg als militair afgebeeld. Hij draagt zijn harnas, heeft zijn aanvoerderstaf in zijn hand, maar een helm ontbreekt. De afbeelding van Josina met weduwesluier en steunend met haar hand op een gevleugelde zandloper, lijkt een directe, spiegelbeeldige, navolging van de manier waarop Anna van Ewsum in Midwolde is afgebeeld. Als extra attribuut houdt Josina, als enige van de drie vrouwen, nog een zakdoekje in haar linkerhand. Wie heeft tot deze veranderingen van de oorspronkelijke opzet besloten? Het antwoord hangt mogelijk samen met het feit dat de opdrachtgever Herman Frederik reeds drie maanden na het opmaken van het contract op 31 maart 1669 overleed. Het lijkt onwaarschijnlijk dat iemand anders dan de echtgenote of eventuele kinderen zulk een ingrijpende beslissing tegen de uitdrukkelijke wil van de overledene konden nemen. Het paar was kinderloos, zodat in dit geval bijna alleen de weduwe de opdrachtgeefster geweest kan zijn. Ook ten aanzien van de monumenten in Katwijk en Midwolde waren de weduwen de opdrachtgeefsters. De vraag die gesteld moet worden is of Josina een van deze twee monumenten met eigen ogen heeft gezien? Er bestaat een familiaire band tussen haar en Katwijk.24 Haar tante Anna van der Marck, die haar voorgangster was in Thorn, was gelieerd aan het huis van Wassenaer, waartoe Maria van Reigersbergh, als vrouwe van Katwijk behoorde. Uit het contract tussen Anna van Ewsum en Rombout Verhulst blijkt dat hij dit monument in Den Haag heeft gemaakt.25 Gezien het belang van Den Haag als bestuursstad - sinds 1641 was Herman Frederik in Staatse dienst - en gezien de directe navolging van belangrijke details als de weduwesluier en de zandloper, is het zeer wel mogelijk dat Josina het monument van Anna van Ewsum in Den Haag gezien heeft. Een tweede mogelijkheid is dat Josina bekend was met bepaalde gravures en prenten. Albrecht Dürer (1471-1528) heeft twee beroemde prenten gemaakt met de titel Melancholica, waarop een figuur is afgebeeld, die
8. Rombout Verhulst, praalgraf van Maria van Reygersberg en Willem van Lyere, N.H. Kerk te Katwijk, 1660-1663, detail (boven). (Foto: auteur) 9. Rombout Verhulst, praalgraf van Anna van Ewsum en Carel Hieronymus van In- en Kniphuizen, N.H. Kerk Midwolde, 1664-1669, met links later toegevoegd het standbeeld van Anna’s tweede echtgenoot Georg Wilhelm van In- en Kniphuizen gemaakt door Bartholomeus Eggers, voor 1692, detail (onder). (Foto: auteur)
46
De Maasgouw 125 | 2006 | 2 |
de maasgouw_1.qxp
08-08-2006
15:45
Pagina 47
10, 11. Anna van Ewsum (boven) en Josina LöwensteinWetheim-Rochefort (onder), details. (Foto’s: auteur)
met het hoofd op de hand leunt. Een andere relevante afbeelding is die van de H. Hieronymus, die ook vaak in deze houding is afgebeeld en verwijst naar het verrichten van studie of naar melancholie.26 Naast de leeuw, zijn vaste attribuut, wordt Hieronymus vaak afgebeeld met een zandloper en/of een doodshoofd, tekenen van de vergankelijkheid van het aardse. Ook kan het zijn dat de beeldhouwer, Bouchier, de iconografie kende en haar erop attent gemaakt heeft. De Joannes Bouchier uit het contract met Herman Frederik is dezelfde die als ‘Boumr. steenhouwer Jan de Bossier’ betaald werd voor werkzaamheden verricht aan het stadhuis van Maastricht, dat in diezelfde tijd gebouwd en ingericht werd. Hij was getrouwd met Catharina Hupkens, dochter van Hendrik, en woonde in een huis op de Munt. Bossier heeft in 1686 zijn testament gemaakt.27 Hij kreeg acht rijksdaalders uitbetaald (raadsvergadering van 27 november 1668) voor ‘het reghten van de schouw’ in de prinsenkamer en zes jaar later, in 1684, werd Bossier betaald voor het maken van de marmeren schouw in de burgemeesterskamer en het maken van een houten engel voor het stadhuis.28 Zoals bekend is de architect van het Maastrichtse stadhuis Pieter Post, die voordat hij aan het stadhuis begon, door Maria van Reygersberg uit Katwijk was benaderd om voor haar in Katwijk een buitenhuis te ontwerpen, dat overigens niet is uitgevoerd. Zij is ook de opdrachtgeefster van het grafmonument in Katwijk aan Rombout Verhulst, dat korte tijd later werd gemaakt. Pieter Post en Rombout Verhulst kenden elkaar toen ook al, 47
De Maasgouw 125 | 2006 | 2 |
bijvoorbeeld uit de tijd in Den Haag waar beiden voor Amalia van Solms, de weduwe van stadhouder Frederik Hendrik, gewerkt hebben aan Huis Ten Bosch. Voor Bouchier was deze opdracht van de graaf Van den Bergh waarschijnlijk zijn belangrijkste tot dan toe. Voor zover bekend29 sloot Bouchier in 1661 een overeenkomst met de heer Cabeljauw voor het vervaardigen van twee leeuwen, rustend op bollen op een piëdestal met krullen en een sater, te maken voor het bestaande epitaaf van de overleden echtgenote van heer Cabeljauw in de Sint-Janskerk in Maastricht. In 1663 kreeg Bossier van Frederick van Ailfelt de opdracht tot het maken van een marmeren schouw die in Amsterdam geplaatst zou moeten worden. Wie heeft het grafmonument uitgevoerd? Juist de naam van de maker van de knielende beelden op de tombe wordt opengelaten in het contract. Er staat: ‘[...] doch is voorall well expresselijck geconditionneert ende ondersproken datten gemeldten tweeden comparant [Bossier] allereerst zal doen wercken ende gereet maken de twee bovengenoemde knielende figuren door eenen experten ende ervaeren meester [...]’. Het feit dat met deze beelden begonnen werd, zal nodig zijn geweest voor de maatvoering van de rest van het monument. Opmerkelijk is het wel dat de naam niet genoemd werd. Wanneer meer dan één kunstenaar aan een opdracht werkte, zoals blijkt uit het contract dat Cabeljauw in Maastricht in 1659 sloot met de twee makers van het epitaaf voor zijn echtgenote, werden beiden met naam genoemd.30 Verder werd in het contract tussen Herman Frederik en Bouchier nog opgenomen, dat wanneer na de visitatie van een bekwame meester deze van mening is, dat er aan de goede proportie of sieraad iets mankeerde, Bouchier gehouden was de figuur (of figuren) terug te nemen en ervoor te zorgen dat andere betere en wel gelijkende figuren daarvoor in de plaats kwamen. Bovendien werd er nog een soort eindinspectie afgesproken door een ervaren meester. Op deze manier legde Herman Frederik van den Bergh Bouchier heel wat restricties op. In bovengenoemde contracten tussen Bouchier en Cabeljauw of Aiffelt of ook in het nog overgeleverde contract tussen Rombout Verhulst en Anna van Ewsum is zeker geen sprake van een (eind)inspectie, laat staan van een eventuele terugname. Uit een vergelijking van de plooival van de gewaden en de gezichten van de twee personificaties met het gezicht van Josina mag worden afgeleid dat de maker van de twee personificaties ook de maker is van de twee ligbeelden. De weergave van de neus, mond en onderkin van de drie vrouwenbeelden is bijna
de maasgouw_1.qxp
08-08-2006
15:45
Pagina 48
12, 13, 14. De Hoop (boven), Josina Walburgis (midden), De Sterkte (onder). Foto’s: auteur.
identiek. Het gezicht is gebaseerd op het geïdealiseerde type van de twee personificaties die naast haar staan. De maker had moeite met de juiste proporties en de ongebruikelijke houding van de lichamen, vooral met het verkort weergeven van het bovenlichaam van de vrouwenfiguur. Herman Frederik ligt compact en strak op zijn matras gebeeldhouwd zonder de vele ondersnijdingen en detailleringen, die we in werk van een beeldhouwer als Verhulst terugzien. Bouchier heeft blijkbaar nog niet de benodigde ervaring, zoals mogelijk blijkt uit de vele clausules die hem in het contract worden opgelegd. Misschien is daarom ook gekozen voor een verandering van materiaal: wit albast in plaats van het moeilijker te bewerken marmer.31 Albast was en is ook minder duur dan marmer. Na het overlijden van haar echtgenoot heeft Josina nogal wat financiële tegenvallers moeten incasseren. In 1677 had zij te Walburg haar testament gemaakt. In haar laatste levensjaar voegde Josina hieraan nog drie codicillen toe. De legaten werden sterk verminderd ‘à raison que nos biens et rentes sont fort diminuées par guerres,malheurs et proces’.32 De laatste tien jaar van haar leven bracht Josina de winter door in het Jezuïetenklooster in 48
De Maasgouw 125 | 2006 | 2 |
Maastricht en de zomers op Walburg.33 In haar testament bepaalde ze dat zij ‘s avonds, zonder lijkstatie naast haar man begraven wilde worden in de Dominicanenkerk te Maastricht. Zij overleed op kerstdag 1683 en werd overeenkomstig haar wens bij haar man begraven. Veranderingen ten opzichte van het oorspronkelijke plan hoeven geen afbreuk te doen aan de kwaliteit van een monument. De architectonische ombouw en de afbeelding van de familiewapens zijn in dit geval conform de eisen in het contract. Het was voor Herman Frederik van belang dat alles uitgevoerd werd zoals het fatsoen het ‘requireert’. Het monument moest passend zijn voor een man van zijn standing en passend voor een plaats in de kerk dicht bij het hoofdaltaar. Het monument moest het passende decorum vormen en de juiste piëteit uitstralen. De correcte weergave van de kleding van Herman Frederik als militair in vol ornaat afgebeeld, is ongetwijfeld belangrijker geweest dan de juiste weergave van de gezichten. Een niet onbelangrijk gegeven is het feit dat het echtpaar geen kinderen had. Na hun dood zou hun dynastie uitsterven. In de door mannen gedomineerde maatschappij is het minstens zo interessant dat de drie vrouwen, Maria van Reygersbergh en Anna van Ewsum zeker en Josina waarschijnlijk, opdrachtgeefsters van een grafmonument waren. Door de manier van uitbeelden zijn zij bescheiden maar toch heel nadrukkelijk aanwezig op het monument, veel meer dan op een monument waarop zij knielend zouden zijn afgebeeld. Josina eert daarmee niet alleen haar man, maar ook zichzelf. Een persoonlijke noot is bovendien nog het zakdoekje dat Josina in haar linkerhand houdt. Zij is de enige van de drie vrouwen die een dergelijk doekje vasthoudt. 1
2 3 4 5
6
Noten
Speciale dank aan de heer Frans Roebroeks, archivaris bij het Regionaal Historisch Centrum in Limburg (Maastricht). Biografische gegevens ontleend aan A.P. van Schilfgaarde, Het huis Bergh (Maastricht 1950) 262-264. W. Sangers en A.M. Simonis, Er ligt een eiland in de Maas: geschiedenis van Stevensweert en Ohé en Laak (Arnhem 19782) 84. J.J.M.H. Verzijl, ‘Limburgsche monumenten’, in: De Nedermaas 13 (1935) 134. Van Schilfgaarde, 236. Van Schilfgaarde, 262 en 92. Ze werden in 1611 officieel erkend door de aartshertogen Albrecht en Isabella. Afschrift 1611 van de legitimatiebrief van de aartshertogen inv.nr. 892, Archief Huis Bergh. De vermeende trouw en ontrouw (zowel politiek als privé) van zowel zijn grootvader Willem en vooral van zijn vader Hendrik is een veel besproken onderwerp in de geschiedenis geweest. De felheid wanneer er gesproken wordt over het verraad van de Van den Berghs is opvallend temeer omdat er ook andere voorbeelden van ‘het verruilen van dienstheer’ zijn geweest die nauwelijks de aandacht hebben getrokken. In 1648 heeft Herman Frederik nog een gedrukt pamflet uitgegeven ter verdediging van de eer van hemzelf en van zijn
de maasgouw_1.qxp
08-08-2006
7 8 9 10
11 12 13
14
15 16 17 18
19 20 21 22 23
24
25 26 27
49
15:45
Pagina 49
vader. Zie: Van Schilfgaarde, 262. De meest grove insinuatie is dat zijn tante Anna, een zus van zijn vader, de moeder van Herman Frederik is. Zie: Sangers en Simonis, 76. U. Küppers-Braun, Frauen des hohen Adels im kaiserlich-freiweltlichen Damenstift Essen (1605-1803) (Münster 1997) 389. Küppers-Braun, 138. J. Habets en A. Flament, De archieven van het Kapittel der Hoogadellijke Rijksabdij Thorn, deel II charters en andere bescheiden (Den Haag 1899) 716. Dat Josina daarom iets werd verweten is niet bekend. Ook haar zus Dorothea Cath., in 1626 in Thorn ingetreden, trouwde in 1641. Zie: Küppers-Braun, 103 en 389. Habets en Flament, 716. Sangers en Simonis, 80. Sangers en Simonis, 77. Herman Frederik, universeel erfgenaam van zijn tantes Anna en Charlotte, zussen van zijn vader, verwierf in 1630 behalve een aantal heerlijkheden, nog het landgoed Annadael dat zijn vader voor hen had laten bouwen en schuldvorderingen ter waarde van 78.000.- gulden. Zie ook Van Schilfgaarde, 242. De geschiedenis van de munt inclusief valsemunterij van Stevensweert wordt uitvoerig beschreven door Dr. F.B.M. Tangelder in hoofdstuk V van Sangers en Simonis, 277-317. Van Schilfgaarde, 263. Volgens een beschrijving van Adam van Broeckhuysen uit 1731 zoals geciteerd in Verzijl 1935, 132. Gemeentearchief Maastricht (= GAM), inv.nr. 1393 C, notaris Johannes Roumans. Zoals blijkt uit zijn testament uit 1686, was Bouchier getrouwd met Catharina Hupkens, dochter van Hendrick Hupkens en woonde in een huis op de Munt in Maastricht, dat eigendom was van Hendrik en dat werd genoemd in het contract met Herman Frederik van den Bergh. Portf. 1718. Minuten notaris H.Mich, Schaepen Maastricht 1685-1686. Algemene informatie ontleend aan N. Llewelllyn, Funeral Monuments in post-Reformation England (Cambridge 2000) specifiek hier 43. J. van Laarhoven, De beeldtaal van de christelijke kunst: geschiedenis van de iconografie (Nijmegen 1992) 158. E. Panofsky, Tomb Scuplture, Four lectures on its changing aspects from ancient Egypt to Bernini (New York 1992) 83. Ph. Ariès, Het uur van onze dood, duizend jaar sterven, begraven, rouwen en gedenken (Amsterdam 1987) 268-269. De ontstaansgeschiedenis van deze bijzondere iconografie is het onderwerp van mijn doctoraalscriptie ‘Weduwes en praalgraven, een onderzoek naar drie vrouwen uit de Gouden Eeuw als opdrachtgeefster en als model’, waarop dit artikel is gebaseerd en waarover ik later nog een artikel hoop te publiceren. Frits Scholten, hoofdconservator van het Rijksmuseum Amsterdam heeft zich ook met deze grafmonumenten beziggehouden en hierover gepubliceerd. Volgens Belonje zijn Anna van der Marck en Josina van der Marck haar voorgangster op Thorn, zussen en dochters van Graaf Jan tot Lumme en Margaretha van Wassenaer. J. Belonje, Genealogische en heraldische gedenkwaardigheden in en uit de kerken der provincie Limburg (Maastricht 1961) 294. Dit heb ik bevestigd gevonden in het geval van Josina in: S. van Leeuwen en W. van Gouthoven, Batavia Illustrata ofte Oud Batavien (’s-Gravenhage 1685) 1150/1. H.B. Vos, De Nienoord: huis en historie (Groningen, z.j. [1977]) 27-30. R. Giorgi en M. Salverda, Heiligen (Gent-Amsterdam 2004) 158-161. Zoals gepubliceerd door J.J.M.H. Verzijl (red.), in: ‘De Maastrichtse beeldhouwer Joannes Bossier’, De Limburgse leeuw 3 (1954) 140, staat in het testament van Bouchier dat hij getrouwd was met Catharina Hupkens, dochter van Hendrick Hupkens. Zij woonden in een huis op de Munt, in 1669 eigendom van Hendrick Hupkens. Bouchier maakte onder de naam Joannes Bossier, in maart 1686 ‘ziek te bed liggende maar zijn verstand, memorie en vijf zinnen wel
De Maasgouw 125 | 2006 | 2 |
28 29 30 31 32 33
machtig wezende en gebruikende’, zijn testament op en trof daarbij maatregelen voor de zorg van zijn zoon Hendrik die zijn vijf zinnen niet machtig was. Portef. 1718. Minuten notaris H. Mich, Schaepen Maastricht 1685-1686. M.G.M.A. van Heyst, ‘Nogmaals Joannes Bossier’, in: J.J.M.H. Verzijl (red.), De Limburgse leeuw 4 (1955) 23. GAM, Brabants Hooggerecht 10.9.1661 en 20.6.1663. Met dank aan Jan Hanssen (Baarlo) die mij deze gegevens welwillend ter beschikking stelde. GAM, Brabants Hooggerecht, 10.3.1659, inv.nr. 1317. Met dank aan de heer Jan H. Hanssen, Baarlo. Verzijl 1935, 132. Sangers en Simonis, 262. Sangers en Simonis, 80.