Economische Vooruitzichten Wereldeconomie
Juni 2012
Algemeen perspectief
Azië - Latijns-Amerika
Economische omgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
Japan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Focus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
China . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
• Europese crisisaanpak gefaald
• Het monetaire beleid sinds het begin van de crisis: deel van de oplossing of van het probleem?
• Sterk eerste kwartaal na desastreus 2011 • Groeivertraging scherper dan verwacht
Ontluikende markten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 • Voorzichtigheid geboden
Amerika
Focus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Verenigde Staten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
• China’s financiële omwenteling
Focus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Tabellen
• Consument zorgt voor solide groei • Huizenprijzen nog altijd in het dal
Groei - Inflatie - Rentes en Wisselkoersen . . . . . . 20
Europa EMU . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 • Groei en begrotingssaneringen: twee zijden van dezelfde medaille
Verenigd Koninkrijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 • Britse economie opnieuw in recessie
Focus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 • Franse economie op een kantelpunt
Centraal-Europa . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 • Centraal-Europa onder druk
Onze publicaties zijn online beschikbaar, via www.kbc.be/economischevooruitzichten/. U kunt ze ook gratis ontvangen per e-mail. Surf naar www.kbc.be/sb/e-nieuwsbrieven en registreer uw gegevens.
Verantwoordelijke uitgever: Johan Van Gompel, Havenlaan 2, B-1080 Brussel, (32) (0)2 429.59.54 (
[email protected]) Correspondentieadres & abonnementenbeheer: KBC Groep NV, Global Services, GCE, Havenlaan 2, 1080 Brussel, E-mail:
[email protected] Deze publicatie komt tot stand op de afdeling Economic Research van KBC Groep. Noch de mate waarin de voorgestelde scenario’s, risico’s en prognoses de marktverwachtingen weerspiegelen, noch de mate waarin zij in de realiteit zullen tot uiting komen, kunnen worden gewaarborgd. De prognoses zijn indicatief. De gegevens in deze publicatie zijn algemeen en louter informatief. Ze mogen niet worden beschouwd als beleggingsadvies conform de Wet van 6 april 1995 inzake secundaire markten, het statuut van en het toezicht op beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs. KBC kan niet aansprakelijk worden gesteld voor de juistheid of de volledigheid ervan. Alle historische koersen, statistieken en grafieken zijn actueel tot en met 22 mei 2012, tenzij anders vermeld. De 1 beschreven meningen en vooruitzichten zijn die zoals ze gelden op 23 mei 2012.
Economische Vooruitzichten
Algemeen perspectief
Economische omgeving
Europese crisisaanpak gefaald De Griekse begrotingschaos blijft de rest van de EMU achtervolgen. Sinds de “vrijwillige” schuldherschikking van maart 2012 is het leeuwendeel van de Griekse overheidsschuld in handen van andere Europese overheden, het steunfonds EFSF en het IMF. Vermits de verdere ontwikkeling van de Griekse schuld daardoor volledig onder de controle van Europese politici terechtkwam, gingen we ervan uit dat het besmettingsgevaar voor de rest van de EMU-economie was geweken. Dat was echter zonder het gebrek aan een gemeenschappelijke visie op de Europese politiek gerekend. Het fundamentele meningsverschil tussen de nieuwe Franse president Hollande en de Duitse kanselier Merkel over de invulling van het Fiscale Compact is hiervan het jongste voorbeeld. Meteen doorprikt dit de mythe dat de oorzaak van de acute schuldencrisis in de EMU te wijten is aan de ongebrijdelde obligatiemarkten. Wat de Griekse situatie betreft, zijn er na de nieuwe parlementsverkiezingen van 17 juni drie scenario’s. Indien de vorige coalitie, die het saneringsplan in ruil voor het tweede Europese hulppakket heeft goedgekeurd, opnieuw een meerderheid haalt, zal dit plan allicht onverkort worden uitgevoerd. Indien de Syrizapartij, die weliswaar pro-EMU is maar
het besparingsplan wil heronderhandelen, de nieuwe regering leidt, komen we tot een totale patstelling tussen Griekenland en de rest van de EMU. Ten slotte zou de (onwaarschijnlijke) overwinning van een anti-Europese coalitie, die een uitstap uit de EMU wil, allicht leiden tot een implosie van de Griekse economie, met moeilijk in te schatten gevolgen voor de rest van Europa. Volgens de recentste opiniepeilingen is het eerste scenario het waarschijnlijkste. Op korte termijn zou dat de status quo redden en alle betrokkenen toelaten nog eens enkele maanden aan te modderen. Op vrij korte termijn zal de discussie over de haalbaarheid van het saneringsplan echter opnieuw op de agenda verschijnen. Het is immers duidelijk dat Griekenland zijn overheidsschulden ook na de recente schuldherschikking nooit zelfstandig zal kunnen terugdringen tot een draagbaar deel van zijn bbp. Een eventuele Griekse EMU-uittreding is niet zozeer besmettelijk door zijn rechtstreekse effecten op de rest van de EMU, want die zijn na de schuldherschikking van maart nog maar marginaal. Veelmeer zou deze uittreding een gevaarlijk precedent scheppen, die de speculatie voedt over de vraag of grotere EMU-landen
EMU-crisis brengt Duitse tweejaarsrente naar 0%
zoals Spanje ook de EMU zouden verlaten. Dat zou leiden tot een “self-fulfilling prophecy”, gedreven door hogere risicoaversie, hogere overheidsrentes, verslechterende begrotingen, saneringen en minder groei, waardoor uiteindelijk de gevreesde insolvabiliteit een feit wordt. Deze neerwaartse spiraal zou uitgerekend starten op een ogenblik dat de Spaanse begroting worstelt met de steun aan banken die getroffen werden door de vastgoedcrisis, zoals de nieuwe kapitaalinjectie in Bankia van 19 miljard EUR.
De tijd dringt De tijd om de EMU-crisis bij de wortel aan te pakken loopt stilaan af. De onzekerheid en de vrees voor chaos zorgen ervoor dat investeringen worden uitgesteld en gezinnen hun spaarquote verhogen. Daarbovenop komen de begrotingssaneringen, die in deze zwakke fase van de Europese conjunctuurcyclus zichzelf fnuiken door de economische groei verder af te remmen. De voorbije maand werd de draagwijdte van deze besmetting zichtbaar. De Duitse Ifo-indicator daalde onverwacht fors en ook de voorlopende deelcomponent wees plots op een verder daling. De Duitse economie kan de EMU-perikelen en het krimpen van haar Zuid-Europese afzetmarkten
Ifo-indicator wijst op afkoeling Duitse conjunctuur
(overheidsrentes in basispunten)
(2005=100)
800
130
700
120
600 110
500
100
400 300
90
200 80
100 0 Jan-2011
Apr-11
Duitsland België
2
Jul-11
Okt-11 Spanje Italië
Jan-12
70 Mei-2005
Apr-12
Mei-07
Geaggregeerde index Inschatting huidig klimaat
Mei-09 Verwachtingen
Mei-11
Reële bbp-groei
2011
2012
2013
2,5
2,6
2,7
Noord-Amerika
1,8
2,2
2,1
Latijns-Amerika
4,5
3,7
4,2
2,4
0,9
1,8
EMU
1,6
-0,2
1,0
Centraal- en Oost-Europa
3,2
2,0
2,3
Amerika
Europa
6,0
6,0
6,5
-0,5
2,2
1,4
Azië excl. Japan
7,4
6,8
7,5
China
9,2
8,1
8,3
India
7,2
6,9
8,5
Azië Japan
Wereld
3,7
Olieprijs (Brent per vat in USD, einde jaar)
108
blijkbaar niet langer compenseren door haar uitvoer naar de VS en Opkomend Azië. Ook het feit dat de Duitse tweejaarse overheidsrente gedaald is tot welgeteld 4 basispunten illustreert de schrik van beleggers voor een mogelijk einde van de EMU.
Welke uitweg? De actuele EMU-crisis is in wezen geen schuldencrisis, maar wordt veroorzaakt door het feit dat in 1999 een mone-
taire unie werd gecreëerd zonder de daarbijhorende politieke en economische unie. Ofwel zijn de EMUpolitici nu bereid om, naar analogie van de invoering van de euro, een concreet tijdspad aan te kondigen om die tweede pijler stapsgewijs in te voeren, ofwel is het europroject gedoemd om te mislukken.
Indien die politieke wil er is, zijn er voldoende 3,4 3,9 mogelijkheden om de EMU ook op korte ter105 105 mijn te stabiliseren. Zo kan het voorstel van een Europees amortisatiefonds, onder meer voorgedragen door Duitse regeringsadviseurs, het vertrouwen op de financiële markten snel herstellen. Volgens dit voorstel hevelt ieder EMU-land het deel van zijn schuld boven 60% van het bbp over naar een fonds met een looptijd van 25 jaar, dat door alle EMUlanden gemeenschappelijk en hoofdelijk wordt gewaarborgd. Dat maakt een einde aan de vernietigend hoge financieringskost voor een aantal landen. Tegelijkertijd moet ieder land zijn deel
van dit fonds wel degelijk zelf afbetalen en een deel van zijn fiscale inkomsten daarvoor reserveren. Dat maakt het plan ook aanvaardbaar voor tegenstanders van een transferunie. Een bijkomende bouwsteen van een effectief crisisbeleid zou de directe kapitaalinjectie door het steunfonds EFSF in banken in nood zijn. Dat zou een belangrijke stap zijn naar een financiële unie en vermijden dat nationale begrotingen door dergelijke reddingsoperaties verder ontsporen. Ten slotte vereist een dergelijke financiële unie ook dat er eindelijk een Europese regelgever komt die een einde maakt aan de zogenoemde “regulatory arbitrage”.
Verantwoordelijkheid Bij al deze overwegingen moet Europa, met de EU als grootste economie van de wereld, ermee rekening houden dat het ook een verantwoordelijkheid heeft voor de wereldconjunctuur. Voorlopig zet het economische herstel in de VS en de zachte landing in China zich voort. Indien de EMU echter in chaos verzinkt, zal dit niet zonder gevolgen blijven voor de rest van de wereldeconomie. Dieter Guffens
[email protected] [email protected]
EUR lijdt onder escalerende EMU-crisis (USD per EUR)
1,36
Conjunctuurvrees drukt olieprijs ondanks zwakkere EUR (EUR per vat Brentolie)
100
1,34 90 1,32 1,3
80
1,28 70 1,26 1,24 Jan-2012
Feb-12
Mrt-12
Apr-12
Mei-12
60 Dec-2010
Mrt-11
Jun-11
Sep-11
Dec-11
Mrt-12
3
Economische Vooruitzichten
Algemeen perspectief
Focus Het monetaire beleid sinds het begin van de crisis: deel van de oplossing of van het probleem? Onverkend terrein De Grote Recessie van 2008-2009 was de zwaarste sinds de Tweede Wereldoorlog. Ze viel samen met een diepe crisis van het westerse banksysteem, die vooral werd veroorzaakt door het uiteenspatten van de zeepbel op de Amerikaanse vastgoedmarkt. Dit zorgde ervoor dat het economische herstel bijzonder moeizaam verloopt en ook vijf jaar na de eerste tekenen van de financiële crisis nog kwetsbaar is. In deze buitengewone economische omstandigheden zagen de belangrijkste centrale banken zich gedwongen tot buitengewone maatregelen. Die worden in geen enkel economisch handboek beschreven en zijn sindsdien het voorwerp van verhitte debatten tussen beleidmakers en academici.
Geld (vrijwel) gratis... Snel na de eerste tekenen van het begin van de financiële crisis in de VS startte de Fed in 2007 een reeks renteverlagingen die begin 2009 uitmondden in een beleidsrente tussen 0 en 25 basispunten. Met enige vertraging, maar uiteindelijk even vastberaden verlaagden de Bank of England (BoE) en de ECB vanaf het najaar van 2008 hun beleidsrentes om begin 2009 op een rente van 0,5% respectie-
velijk 1% te belanden. Vermits de Bank of Japan (BoJ) al sinds de tweede helft van de jaren 90 een quasi-nulrentebeleid voert, was dit nu het geval voor alle belangrijke centrale banken ter wereld.
... en de geldhoeveelheid als nieuw beleidsinstrument Vermits de renteverlagingen sinds 2007 niet het verhoopte stimulerende effect hadden op de conjunctuur, startte de Fed vanaf 2008 met maatregelen die de geldhoeveelheid (in de enge zin van het woord) fors deden toenemen (de zogenoemde kwantitatieve versoepelingen). Ook hierin werd de Fed snel gevolgd door de BoE en de ECB. Terwijl de Fed zich vooral richtte op de aankoop van obligaties op basis van hypotheekleningen en later ook op overheidsobligaties en zogenoemde “covered bonds”, concentreerde de BoE zich in haar Asset Purchase Programme op de aankoop van overheidsobligaties. De ECB verruimde de geldhoeveelheid vooral door een massale liquiditeitsinjectie in de banksector en beperkte officieel de aankoop van overheidsobligaties in het kader van haar Securities Market Programme tot gevallen waarin ze vond dat de markt niet naar behoren functioneerde.
Beleidsrente ontwikkelde economieën wereldwijd richting 0%
Deze verschillende aanpakken weerspiegelden de verschillende accenten die de centrale banken wilden leggen. Zo wilde de Fed vooral de vastgoedmarkt stabiliseren en de hypotheekrente voor de gemiddelde Amerikaan betaalbaar houden. De BoE was het om een algemene conjunctuurstimulering te doen: de obligatierente laag houden en het GBP laten verzwakken tegenover de munt van de belangrijkste handelspartners. De ECB ten slotte wilde de liquiditeitspositie van de aangeslagen Europese banken versterken en zo de kredietverlening aan de bedrijven, gezinnen en overheid op peil houden. Al deze aanpakken komen echter per saldo neer op een forse stijging van de (eng gedefinieerde) geldhoeveelheid. Vermits de BoJ al sinds de tweede helft van de jaren 90 kwantitatieve versoepelingen doorvoerde (eveneens sinds het ogenblik dat haar beleidsrente het nulpunt naderde), bevinden zich nu alle belangrijkste centrale banken ter wereld ook wat dit betreft op dezelfde golflengte.
Oplossing of probleem? Is deze nieuwe vorm van monetair beleid verantwoord in de huidige economische omgeving of legt ze integendeel de kiemen voor een nieuwe financiële ramp in de tweede helft van dit decennium?
Basisgeld kende een explosieve toename
(in %)
(M0, januari 1999 = 100)
16
600
14
500
12 400
10 8
300
6
200
4 100
2 0 1990
VS EMU
4
93
96
99
2002 Japan VK
05
08
0 1999
11
2001 VS EMU
03
05
07
09
11
Eerst stellen we vast dat de monetairebeleidsmakers, en op de eerste plaats Fed-voorzitter Bernanke, hun lessen uit de Grote Depressie van jaren 30 hebben geleerd. Dat destijds de beurscrash samen met de recessie kon uitgroeien tot een Grote Depressie, was in belangrijke mate te wijten aan de foute beleidsreactie. Zowel het begrotings- als het monenaire beleid werkten restrictief. Zo daalde bijvoorbeeld in 1932 de geldhoeveelheid in de VS met bijna 20%, wat de neerwaartse deflatoire spiraal fors versnelde. In 2010 was het bijna opnieuw zover. De jaarstijging van de Amerikaanse geldhoeveelheid naderde pijlsnel het nulpunt. Enkel de tweede ronde van kwantitatieve versoepelingen (de zogenoemde “QE2”) kon de deflatiedreiging een halt toeroepen. Het toenmalige monetaire systeem, dat aan het begin van de crisis nog op een goudstandaard berustte, is weliswaar niet helemaal te vergelijken met het huidige systeem van fiatgeld. De fundamentele reden voor de huidige deflatoire dreiging is echter dezelfde: door de zwakke groei van de kredietverlening vertaalt de huidige enorme groei van het zogenoemde “basisgeld” (cash en vooral reserves van banken bij hun centrale
bank) zich niet in een voldoende groei van de (ruime) geldhoeveelheid in de reële economie. Dit zal zo blijven zolang de banksector, vooral in Europa, een kwetsbare liquiditeits- en kapitaalpositie heeft. Bijgevolg zal de huidige extreem soepele beleidsmix noodzakelijk blijven tot de financiële gezondheid van de banksector is hersteld. Dit zal allicht een werk van lange adem zijn. Deze vaststellingen beantwoorden meteen ook een hevig bediscussieerde vraag. Zolang de kredietverlening en dus de geldhoeveelheid in de reële economie aan dit ondermaatse tempo blijven groeien, leidt het huidige soepele monetaire beleid niet tot een hogere inflatie. Wanneer de banksector echter weer financieel gezond wordt (en ooit zal dat gebeuren), versnelt ook de groei van de kredietverlening opnieuw en dus ook die van de ruime geldhoeveelheid. Dan komt het voor de centrale banken erop aan hun sterk stimulerend beleid op tijd te keren door voldoende basisgeld te vernietigen. Vermits het monetaire beleid echter met een ruime vertraging de reële economie beïnvloedt, zal dit allicht niet volledig lukken. Enkele jaren met hogere inflatie, maar geen hyperinflatie, zullen hiervan het gevolg zijn.
Geldmultiplicator naar een structureel lager peil?
Inflatiedoelstellingen De financiële markten weten natuurlijk ook dat dit probleem steeds belangrijker wordt naarmate de versoepelingsprogramma’s worden uitgebreid. Om toch beleidsruimte voor eventuele verdere versoepelingen te behouden zonder de langetermijninflatieverwachtingen fors te laten oplopen, heeft de Fed recent voor het eerst in haar geschiedenis een expliciete inflatiedoelstelling van 2% geformuleerd. Ze wil daarmee de financiële markten ervan overtuigen dat een eventuele latere inflatieopsprong slechts beperkt en tijdelijk zal zijn. Deze beleidswijziging door de Fed is niet zo triviaal als het misschien lijkt. Ze toont veeleer de ernst van de situatie aan. Volgens haar statuten heeft de Fed immers eigenlijk drie gelijkwaardige doelstellingen: zorgen voor groei, een matige langetermijnrente en prijsstabiliteit. Na deze beleidskeuze van de Fed, en de aankondiging van de BoJ dat ook zij voortaan een expliciete inflatiedoelstelling (van 1%) hanteert, zitten ook wat de keuze van de doelvariabele betreft alle belangrijke centrale banken van de wereld op één lijn. Dieter Guffens
[email protected]
Groei ruime geldhoeveelheid herstelt in de VS maar stagneert in de EMU
(ratio tussen M2 en basisgeld)
(jaarwijziging M2 in %)
12
14
10
12 10
8
8
6
6 4
4
2 0 1999
2 2001 VS EMU
03
05
07
09
0 2000
11
02
04
06
08
10
12
VS EMU
5
Economische Vooruitzichten
Amerika
Verenigde Staten
Consument zorgt voor solide groei De Amerikaanse economie is tijdens het eerste kwartaal van dit jaar met 2,2% toegenomen (kwartaal-op-kwartaal op jaarbasis). Dit cijfer is van dezelfde grootteorde als in geheel 2011, toen het reële bbp groeide met 2%. De belangrijkste groeicomponent was de private consumptie, die 2,0 procentpunten heeft bijgedragen tot de groei. De reële gezinsbestedingen zijn immers gestegen met 2,9%. Dat was een opsteker, maar we moeten wel een kanttekening plaatsen bij de drijvende kracht achter de gezinsbestedingen. De stijging van het reëel beschikbaar inkomen was (te) beperkt in het eerste kwartaal, waardoor Amerikaanse gezinnen hun uitgaven gedeeltelijk hebben gefinancierd door minder te sparen. Dat komt tot uiting in de recente ontwikkeling van de spaarquote, die sinds de stijging gedurende de Grote Recessie weer is gedaald tot onder 4% van het beschikbaar inkomen. De groeibijdrage van de investeringen bleef beperkt tot amper 0,2 procentpunt. Dat is fors minder dan in de voorbije kwartalen, wat vooral te wijten is aan de beperkte investeringen in de niet-residentiële sector. De investeringen in de residentiële sector waren in tegenstelling tot de voorgaande kwartalen dan weer wel sterker en droegen
0,4 procentpunt bij tot de groei. Deze relatief sterkere groei in de residentiële sector is gedeeltelijk te verklaren door de uitzonderlijk gunstige weersomstandigheden tijdens de wintermaanden, maar vooral door de toename van de finale verkopen. Anderzijds droegen de overheidsuitgaven door de forse besparingen in de defensiesector negatief bij tot de groei met 0,6 procentpunt. Wat de internationale handel betreft, hielden de in- en uitvoergroei mekaar in evenwicht, zodat de netto-uitvoer per saldo niet heeft bijgedragen tot de groei. Ten slotte droegen de voorraadwijzigingen positief bij tot de groei met 0,6 procentpunt.
De Amerikaanse arbeidsmarkt nam in het eerste kwartaal van 2012 een vliegende start met een gemiddelde maandelijkse banencreatie van 232000 in de private sector. De banengroei in april 2012 was echter eerder aan de magere kant met slechts 130000 nieuwe banen. De werkloosheidsgraad daalde tot 8,1%, een procentpunt lager dan een jaar eerder. Deze daling is niet alleen toe te schrijven aan de solide banencreatie, maar vooral aan een afname van de participatiegraad. Vele werkloze
Producentenvertrouwen in kmo’s sterk verbeterd
(kwartaalgroeibijdragen op jaarbasis, in %)
(standaardafwijking van het LT-gemiddelde)
6
3
5
2
4
1
3
0
2
-1
1
-2
0 -1
-3
-2
-4
-3 3Kw 2009
2010
Private consumptie Overheidsconsumptie Investeringen
6
De nettobanencreatie is gelijk aan het verschil tussen het aantal aangeworven werknemers en het aantal afgevloeide werknemers. In de periode tussen 2003 en 2007 hebben private werkgevers gemiddeld 4,8 miljoen werknemers per maand aangeworven, terwijl het aantal afvloeiingen in diezelfde periode net iets lager was, wat resulteerde in een positieve nettocreatie van gemiddeld 110000 banen per maand. Tijdens de Grote Recessie lag het aantal afvloeiingen echter boven dat van de aanwervingen, wat per saldo leidde tot een reusachtig cumulatief verlies van bijna 9 miljoen banen. De actuele nettobanencreatie is dan weer eerder te danken aan het dalende aantal afvloeiingen, dan aan een opkomende aanwervingsgolf. Meer aanwervingen zullen dan ook nodig zijn om ook in de komende maanden de nettobanencreatie op peil te houden. Het eerste kwartaal van 2012 belooft op dat vlak alleszins beterschap met een aantal aanwervingen dat 5% hoger ligt dan in hetzelfde kwartaal van vorig jaar.
Banencreatie vooral te danken aan afname afvloeiingen
Matige groei in eerste kwartaal 2012
Amerikanen raakten ontmoedigd door het minder gunstige economische klimaat en zoeken daarom niet meer actief naar een nieuwe baan. De huidige participatiegraad van 63,6% bevindt zich op het laagste peil sinds begin de jaren 80.
2011 Netto-uitvoer Voorraden Reële bbp-groei
-5
2012
2003
05
Verwerkende nijverheid Dienstensector
07
09 Kmo’s
11
Vooruitzichten VS
2011
2012
2013
stensector anderzijds fors toenam. Dit verschil nam 1,7 2,1 2,1 Reële bbp-groei in 2012 opnieuw gevoe3,1 2,1 1,8 Inflatie lig af. Deze positieve ontwikkeling wordt ook +12m 22-05-2012 +3m +6m weerspiegeld in de ADP0,25 0,25 0,25 0,25 Beleidsrente banenrapporten. Daaruit blijkt dat de Amerikaanse 1,78 2,00 2,25 2,50 Tienjaarsrente kmo’s in 2012 het leeu1,28 1,25 1,23 1,20 USD per EUR wendeel van de banencreatie voor hun rekening hebben genomen. De meest recente vertrouwensindicatoren wijzen op een verder herstel van Per saldo gaan we ervan uit dat de de economie. Niettemin is de ontwikkeAmerikaanse arbeidsmarkt de komenling niet eenduidig positief. Zo was het de kwartalen gemiddeld zo’n 175000 producentenvertrouwen in de verwerbanen per maand zal creëren in de kende nijverheid in april 2012 opnieuw private sector. Dit aantal zal de werkgestegen onder impuls van zowat alle loosheidsgraad op korte termijn allicht belangrijke deelcomponenten, zoals de niet sterk doen dalen, vermits in een vooruitzichten voor de werkgelegeneerste fase de participatiegraad van de heid, de industriële productie en bestelberoepsbevolking weer zal toenemen. lingen. Het producentenvertrouwen in de dienstensector daalde daarentegen in april licht, maar schommelt nog altijd Budgettaire “klif” komt rond zijn langetermijngemiddelde. Het dichterbij producentenvertrouwen in de kleine en middelgrote ondernemingen heeft in Het overheidstekort bedroeg in maart het voorbije half jaar dan weer een ster2012 iets meer dan 8% van het bbp en ke opmars gekend. Dat is goed nieuws. de overheidsschuld heeft recent de kaap Het viel tijdens de Grote Recessie op dat van 100% van het bbp overschreden. de dispersie tussen het producentenverHet wordt uitkijken naar het einde van trouwen in de kmo’s enerzijds en dat dit jaar, wanneer volgens de huidige in de verwerkende nijverheid en dienwetgeving een hele reeks beleidsmaat-
6 5,5 5 4,5 4 3,5
03
05
Aanwervingen (in miljoen) Afvloeiingen (in miljoen)
07
09
Jens Van Steelandt
[email protected]
Overheidsschuld VS boven 100% van het bbp
Meer mensen worden aangeworven, maar nog eind verwijderd van pre-crisis niveau
3 2001
regelen zullen aflopen en een restrictief begrotingsbeleid zullen inluiden, waaronder de belastingverlagingen van voormalig president Bush, de algemene tijdelijke belastingverlaging op lonen en de extra werkloosheidsuitkeringen. Daarbij komen de automatische besparingen die bij ongewijzigde wetgeving in werking zullen treden vanaf begin 2013. Indien het Congres en de president de wetgeving niet aanpassen, zal de totale impact van alle besparingen en aflopende stimuleringsmaatregelen in 2013 ongeveer 540 miljard USD (3,2% van het bbp) bedragen. Dat zou een enorme rem zetten op de nog altijd kwetsbare Amerikaanse economische groei. Meer dan waarschijnlijk zal echter een aanzienlijk deel van de groeiondersteunende maatregelen worden verlengd. De mate waarin en over welke periode dat zal gebeuren zal afhangen van wie in november de parlements- en presidentsverkiezingen zal winnen.
4
110
2
100
0
90
-2
80
-4
70
-6
60
-8
50
-10
40
-12
11
1970
75
80
85
90
95
2000
05
10
30
Overheidssaldo (in % van het bbp, linkse schaal) Overheidsschuld (in % van het bbp, rechtse schaal)
7
Economische Vooruitzichten
Amerika
Focus Huizenprijzen nog altijd in het dal Aanmodderende huizenmarkt… De Grote Recessie heeft diepe wonden geslagen in de Amerikaanse economie, die vooral tot uiting komen in de zwaar getroffen huizenmarkt. Die likt nog steeds haar wonden, al zijn er recentelijk enkele lichtpunten. Zo is de huizenverkoop in 2011 licht gestegen, waarmee het ergste nu definitief achter de rug lijkt te zijn. Vooral de verkoop van bestaande woningen is sterk toegenomen, met 17% ten opzichte van zijn dieptepunt. Het aantal verkochte nieuwbouwwoningen staat daarentegen nog steeds op een erg laag peil (50% onder het precrisispeil), maar een verdere zware daling lijkt eerder onwaarschijnlijk. Een onvermijdelijk gevolg van de lage activiteit op de koopmarkt is een daling van de huizenprijzen. De belangrijkste huizenprijsindex, de S&P/Case-Shiller index voor de 20 grootste steden, bereikte begin 2012 een nieuw dieptepunt. De huizenprijzen liggen momenteel circa 33% onder hun hoogtepunt van 2006. Ze zijn nog steeds verder aan het dalen en een definitief keerpunt ligt niet in het verschiet.
ment van de Amerikaanse huizenmarkt. Sinds januari 2010 stegen de huurprijzen met meer dan 2%, terwijl de verkoopprijzen over dezelfde periode daalden met ongeveer 7%. De aantrekkelijkheid van huurwoningen heeft drie belangrijke oorzaken. Ten eerste werden veel huiseigenaars door de inbeslagnames van hun woningen verplicht zich te wenden tot de huurmarkt. Ten tweede zijn banken strenger geworden bij het verstrekken van hypothecaire krediet door bijvoorbeeld een hogere eigen inbreng te vragen. Daardoor komen veel jonge gezinnen niet in aanmerking voor een hypotheeklening. Op die manier worden ook zij verplicht te huren. Tot slot zijn de huidige huurders niet meteen geneigd een eigen woning te kopen. Als gevolg van de malaise op de arbeidsmarkt hebben veel gezinnen immers inkomensverlies geleden. De stijgende vraag naar huurwoningen heeft geleid tot een herleving van de bouwactiviteit van appartementen, daar het merendeel van de huurders in appartementen woont. De bouw van eengezinswoningen is daarentegen nog ver verwijderd van zijn pre-crisispeil, al is ook in deze sector een lichte beterschap te zien sinds begin 2012.
Positiever nieuws komt er uit het huurseg-
Huizenverkoop lijkt over dieptepunt heen
(januari 2010 = 100)
9000
104
8000
102
7000
100
6000
98
5000
96
4000
94
03
05
Bestaande woningen Nieuwbouwwoningen Existing Home Sales
07
09
Als reactie op de Grote Recessie en het uiteenspatten van de vastgoedzeepbel startte de Fed met haar kwantitatieve versoepeling. Dat gebeurde door de grootschalige opkoop van obligaties, waaronder overheidsobligaties, maar vooral obligaties die door hypoteken worden gewaarborgd (de zogenoemde “mortgage-backed securities” of “MBS’en”). Door dit programma werd de hypothecaire rente sterk verlaagd om zo nieuw leven te blazen in de stilgevallen hypotheekleningenmarkt. Tot nu toe heeft deze ingreep de vraag naar nieuwe hypotheekleningen echter niet sterk doen stijgen. De vraag naar een herfinanciering van hypotheekleningen neemt daarentegen wel sterk toe. Veel Amerikanen hebben intussen gebruik gemaakt van de lagere rente om hun lening te herfinancieren en zo hun maandelijkse afbetalingslast te verlagen. Dat werd mee mogelijk gemaakt door het overheidsprogramma HARP (“Home Affordable Refinance Program”), waarmee de overheid Amerikaanse gezinnen helpt om hun lening te herfinancieren. Een voorwaarde hiervoor is dat de gezinnen nog geen betalingsachterstand hebben opgelopen.
Relatieve ontwikkeling van huizen- en huurprijzen
(in ‘000, op jaarbasis)
3000 2001
…verplicht overheid alle registers open te trekken
92 Jan-2010
11
Mei-10
Sep-10
Jan-11
Mei-11
Sep-11
Huurprijsindex Huizenprijsindex
New Home Sales
8
Rent of primary residence index S&P Case -Shiller 20 cities price index
Jan-12
Voor gezinnen die wel al een betalingsachterstand hebben opgelopen, lanceeerde de overheid een ander programma, met name HAMP (“Home Affordable Modification Program”). Hierbij worden gezinnen geholpen door onder meer de modaliteiten van hun leningsovereenkomst aan te passen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door de duurtijd van de lening te verlengen of door de verschuldigde rentevoet te verlagen. Zowel HARP als HAMP werden recent nog uitgebreid, zodat meer gezinnen in aanmerking komen. Het meest recente programma is het “REO Rental Program”. Grosso modo komt het erop neer dat de door genationaliseerde hypotheekreuzen (Fannie Mae en Freddie Mac) in beslag genomen huizen in bulk worden verkocht aan private investeerders die ze vervolgens verhuren. De verkopen via dit programma zullen in tegenstelling tot de verkoop van gewone in beslag genomen woningen echter niet gebeuren via de vrije markt. Het grotere aanbod van huurwoningen zal de toegenomen vraag opvangen. Tegelijk komen er op die manier minder vacante woningen op de koopmarkt en wordt zo het overaanbod in dit segment ingedijkt.
“Schaduwvoorraad” weegt op huizenprijzen Waarderingsmaatstaven zoals de prijshuur-ratio en de betaalbaarheidsindex (“Affordability Index”) suggereren dat de Amerikaanse huizenmarkt fors ondergewaardeerd is. Dat is echter grotendeels het gevolg van de huidige historisch lage rente, die toelaat zeer goedkoop te lenen. Ondanks de extreem lage rente en het hele arsenaal van genomen beleidsmaatregelen, zullen de huizenprijzen naar alle waarschijnlijkheid gedurende de volgende drie jaren niet stijgen. De reden hiervoor is het overaanbod van huizen die te koop staan. Momenteel worden ongeveer 2,1 miljoen eengezinswoningen te koop aangeboden, wat ongeveer hetzelfde aantal is als vóór de vastgoedboom. Dat is op zich een verteerbare hoeveelheid, die echter geen rekening houdt met de zogenoemde schaduwvoorraad. Die bestaat ten eerste uit woningen waarvan de inbeslagname reeds is opgestart en ten tweede uit woningen waarvan de huiseigenaar betalingsachterstand heeft opgelopen. Vóór de crisis op de huizenmarkt werd ongeveer 6% van alle uitstaande hypotheekleningen geclassificeerd als potentieel verlieslatend. Vandaag is dat opgelo-
Shaduwvoorraad Amerikaanse huizenmarkt
pen tot 12%. Op een totaal van ongeveer 50 miljoen hypotheekleningen zijn dat 6 miljoen “problematische” hypotheekleningen. Om terug te keren naar het pre-crisispeil, zullen bijgevolg 3 miljoen huizen moeten “verdwijnen” uit de schaduwvoorraad. Naar schatting zullen de overheidsprogramma’s hiervan 1,3 miljoen huizen voor hun rekening kunnen nemen, door ten eerste de schuldenlast van gezinnen te verlagen waardoor ze niet langer in gebreke zijn, en door ten tweede in beslag genomen woningen in bulk te verkopen via het REO Rental Program. De resterende 1,7 miljoen woningen zullen op de vrije markt terecht komen. De ratio van voorraad en verkopen geeft een goede indicatie over de toekomstige ontwikkeling van de huizenprijzen (zie grafiek rechtsonder). Deze staat vandaag op een relatief gunstig niveau, maar maakt zoals al vermeld abstractie van de schaduwvoorraad. Het is net die toekomstige instroom op de markt vanuit de schaduwvoorraad die zal zorgen voor een blijvend overaanbod. Dat zal de komende jaren een prijsstijging in het koopsegment van de Amerikaanse vastgoedmarkt in de weg staan. Jens Van Steelandt
[email protected]
Blijvend overaanbod drukt huizenprijzen
(in % van totaal aantal uitstaande hypotheekleningen)
16
14
25 20
12 12
15
10
10 5
8
0
8 6
-5 -10
4
4
-15
2 0 2001
03
05
07
> 30 dagen achterstallige betalingen > 60 dagen achterstallige betalingen > 90 dagen achterstallige betalingen
09
11
Inbeslagname al gestart
0 1988 91 94 97 2000 03 06 09 Ratio voorraad (1) versus verkopen (2) (linkse schaal) Huizenprijzenindex (jaarwijziging in %, rechtse schaal)
-20 12
-25
(1) Eengezinswoningen die te koop worden aangeboden (2) Verkocht aantal eengezinswoningen op maandbasis
9
Economische Vooruitzichten
Europa
EMU
Groei en begrotingssaneringen: twee zijden van dezelfde medaille 2011 2012 2013 Vooruitzichten EMU de. Ook België, Oostenrijk en Finland tekenden nog 1,6 -0,2 1,0 een mooie exportgeleide Reële bbp-groei 2,7 2,5 1,9 groei op, maar daar houdt Inflatie het goede nieuws op. De +12m 22-05-2012 +3m +6m Franse groei kwam tot 1,00 0,75 0,75 0,75 stilstand (zie focus op blz. Beleidsrente 12), en de economieën van Tienjaarsrente Duitsland 1,46 1,75 2,00 2,25 Zuid-Europa zitten nu in een stevige recessie. Dit kan nauwelijks een verrassing zijn, aanzingen in Frankrijk en Griekenland duigezien deze landen de zwaarste sanedelijk aan dat saneren zonder oog voor ringsmaatregelen hebben genomen (zie economische groei geen maatschappegrafiek rechtsonder). Door het vooruitlijk draagvlak meer heeft. Enkel door zicht op hogere belastingen en minder meer aandacht te hebben voor groei en overheidsuitgaven gingen gezinnen meer bijvoorbeeld een ‘Marshall-plan’ voor sparen in plaats van consumeren en stelZuid-Europa te ontwerpen, kan deze den bedrijven investeringen uit en schrapcrisis worden bedwongen. Dit betekent ten ze banen. Het gevolg is een vicieuze dat er dringend verder werk moet worcirkel, waardoor werkloosheidsuitgaven den gemaakt van de verdere politieke, stijgen en overheidsinkomsten dalen en budgettaire, financiële en economische nieuwe saneringen noodzakelijk worden. integratie van de eurozone. De ECB kan Het beleid moet bijgevolg het geweer van eventueel nog een beetje tijd kopen, schouder veranderen om een depressie in maar uiteindelijk rust de verpletterende Zuid-Europa en uiteindelijk ook in de rest verantwoordelijkheid om het europrovan de eurozone te vermijden. ject te redden op de schouders van de Europese beleidsmakers.
De politieke en economische gebeurtenissen in de eurozone volgen elkaar in sneltreinvaart op. De dreigende recessie kon grotendeels worden afgewend dankzij de tussenkomst van de ECB. Door haar onbeperkte driejaarsleningen aan de Europese banksector (LTRO’s) kon ze een dreigende kredietschaarste maar net een halt toe roepen (zie grafiek linksonder). Bovendien slaagde ze erin om voor korte tijd het ondernemersvertrouwen en de rust op de obligatiemarkten te doen terugkeren. Het opnieuw opflakkeren van de Spaanse vastgoed- en bankencrisis en de politieke chaos in Griekenland zorgden ervoor dat de eurocrisis in alle hevigheid oplaaide. De huidige beleidsstrategie - het vertrouwen herstellen door de overheidsfinanciën te saneren – ligt zwaar onder vuur.
Verrassend sterk eerste kwartaal dankzij Duitse exportmotor Na een negatief groeicijfer in het vierde kwartaal van 2011 stabiliseerde de economie van de eurozone. Dat was vooral te danken aan de Duitse economie, die in het eerste kwartaal aan een geannualiseerd tempo van 2,1% groeide. De vraag naar Duitse exportgoederen kwam hierbij vooral vanuit China en de VS, wat de afnemende vraag vanuit de eurozone compenseer-
Nieuwe crisisstrategie dringt zich op
De eenzijdige besparingsaanpak van de crisis kan haar doel economisch niet bereiken. Bovendien toonden de verkie-
Dreigende kredietschaarste net afgewend door ECB interventie
Zware overheidssaneringen: vechten tegen de bierkaai?
(ECB leningen in miljard, Kredietstandaarden: positief is verstrakking, negatief is versoepeling)
(structureel begrotingstekort, in % van het bbp)
0
1200000
80
-1
70 1000000
60
-2 -3
50
800000
-4
40
-5 600000
30
-6
20
-7
400000
10 0
-8 -9
200000
-10
-10 -20 2005
06
07
08
09
10
11
Kredietstandaarden EMU banken (linkse schaal) ECB leningen aan bankten ((LT)RO) (rechtse schaal)
10
Siegfried Top
[email protected]
ECB leningen aan
12
d
lan
s uit
0
D
lië
Ita
l
ga
P
tu or
U
EM
d
lan
er
d Ne
ë
lgi
Be
rijk
nk
Fra
Gr
Saneringsingrepen 2012 (verbetering t.o.v. 2011) Verwacht structureel begrotingstekort 2012
nd
nla
e iek
je
an
Sp
d
lan
Ier
Economische Vooruitzichten
Europa
Verenigd Koninkrijk
Britse economie opnieuw in recessie Na een jaar van gematigde groei (0,7% jaargemiddelde groei in 2011) is het VK is de afgelopen twee kwartalen opnieuw in een recessie beland (zie grafiek linksonder). De negatieve groei was vooral te wijten aan een daling van de industriële productie en de zwakke bouwsector. Ook de dominante dienstensector kende maar een zeer beperkte groei. De financiële dienstenverlening (de ‘City’) boerde zelfs achteruit. De stimulerende beleidsmaatregelen van de Bank of England zorgen voorlopig dus niet voor het gewenste effect, onder meer door de zwakke vraag vanuit de eurozone.
Tijdelijke verbetering in zicht De komende kwartalen verwachten we een lichte verbetering van het conjunctuurplaatje. De maandelijkse bevraging van aankoopdirecteuren wijst erop dat het aantal nieuwe orders in het tweede kwartaal opnieuw wat is toegenomen en de verwachtingen omtrent de groei van de werkgelegenheid staan op hun hoogste niveau in 4 jaar. De arbeidsmarkt lijkt na enkele sombere jaren dus opnieuw een teken van leven te geven. De werkloosheidsgraad daalde lichtjes tot 8,2%, maar dit is wel vooral te danken aan een stijging van het aantal tijdelijke contracten. Bovendien worden deze
2011 2012 2013 Vooruitzichten VK nieuwe banen hoofdzakelijk ingenomen door 0,7 0,4 1,0 ‘kortstondige’ werk- Reële bbp-groei 4,5 2,9 2,0 lozen, terwijl de meer Inflatie structurele werkloosheid +12m 22-05-2012 +3m +6m aan de hoge kant blijft. 0,50 0,50 0,50 0,50 We verwachten dat de Beleidsrente Olympische Spelen deze Tienjaarsrente 1,86 2,10 2,30 2,55 zomer de positieve dyna- GBP per EUR 0,81 0,82 0,83 0,84 miek op de arbeidsmarkt 1,58 1,52 1,48 1,43 USD per GBP verder zullen versterken, en dat dit zich eveneens zal vertalen in een stevige toename van en voor 2012 verwachten we een stijde private consumptie en investeringen ging van 3%. Een verdere versoepeling in de dienstensector. We sluiten niet van het monetaire beleid kan weliswaar uit dat er daarna een lichte terugval zal nog extra groeistimulansen geven, maar komen, zodat de reële bbp-groei in 2012 kan nog bijkomende opwaartse druk slechts circa 0,6% zal bedragen. uitoefenen op het prijspeil. Door de verstrakkende taal van de Bank of England en de ‘vlucht naar kwaliteit’ vanuit de Het dilemma van de Bank of eurozone zagen we bovendien de afgeEngland lopen maanden een stevige appreciatie van het Britse pond ten opzichte van de Dit lage groeicijfer stelt de centrale bank euro. Dat kan de broze Britse conjuncvoor een moeilijke keuze. Enerzijds is tuur zware schade berokkenen. Daarom het haar bedoeling de economie zo veel achten we de kans op een (beperkmogelijk zuurstof te geven, onder meer te) verdere kwantitatieve versoepeling door haar programma om overheidsobliopnieuw wat groter. Hierdoor zal het gaties op te kopen en zo de rente laag pond geleidelijk opnieuw verzwakken. te houden (de kwantitatieve versoepeling). Anderzijds baart de nog altijd vrij hoge inflatie haar zo mogelijk nog meer zorgen. Het algemene prijspeil steeg in Siegfried Top 2011 met 4,5% (zie grafiek rechtsonder),
[email protected]
Inflatiedruk neemt verder af
Groeimotor VK geraakt maar niet opgestart (kwartaalgroeibijdragen op jaarbasis in %)
8
6
6
5
4
4
2
3
0
2
-2
1
-4
0
-6
-1
-8
(in %)
2009
10
Private consumptie Overheidsconsumptie Investeringen
onsumptie voer
11
-2 2001
12
Netto-uitvoer Voorraden Reële bbp-groei
Overheidsconsumptie Voorraden
03
05
07
09
11
Totale inflatie (HICP) Kerninflatie Jaarwijziging kleinhandelsprijsindex (RPI)
Investeringen Reële bbp-groei
11
Economische Vooruitzichten
Europa
Focus Franse economie op een kantelpunt Er waait een nieuwe wind door Frankrijk. De presidentsverkiezingen werden gewonnen door de socialistische kandidaat, François Hollande, die het haalde met zijn boodschap dat Frankrijk een nieuw sociaaleconomisch pad moet bewandelen. De uitdagingen die Hollande wachten zijn echter niet van de minste. De Franse groei was het voorbije decennium structureel aan de lage kant en herstelt niet fors genoeg om de hoge werkloosheid (10% van de beroepsbevolking) af te bouwen. De Franse concurrentiekracht boerde sterk achteruit, met als gevolg dat Franse bedrijven marktaandeel verliezen en het handelstekort sterk oploopt. De Franse overheidsfinanciën zitten in zwaar weer, met een hoog overheidstekort, een overheidsschuld die de 90% van het bbp nadert en de AAArating die verloren is gegaan. Bovendien kampt ook de financiële sector door de eurocrisis met zware problemen.
Einde van het Franse groeimodel? Frankrijk kende de afgelopen tien jaar slechts een gematigde reële bbp-groei op van 1,2% per jaar. Die werd vooral gedragen door de binnenlandse vraag, en meer bepaald door de particuliere consumptie (zie grafiek linksonder). De
Franse gezinnen profiteerden mee van het goede conjuncturele klimaat tussen 2002 en 2007, en zagen hun reëel inkomen (lonen gecorrigeerd voor inflatie) in deze periode stevig toenemen (+1,3% per jaar t.o.v. 0,3% gemiddeld in de EMU), ondanks de relatief hoge werkloosheid (gemiddeld 9%). Dit ging ook gepaard met een sterke toename van de kredietverstrekking aan de Franse gezinnen, waardoor hun schuldgraad met zo’n 21 procentpunten bbp steeg (zie grafiek rechtsonder), terwijl die in Duitsland met 11 procentpunten daalde. Tegelijk bleef de investeringsgroei in Frankrijk ruim onder het EMU-gemiddelde. De nettouitvoer, de basis van het Duitse groeimodel, was over deze periode heen zelfs licht negatief, aangezien door de sterke consumptievraag de Franse import sterker toenam dan de export. Die laatste periode trager dan die van Duitsland (zie grafiek linksonder). Het Franse groeimodel heeft het voordeel dat bij een economische recessie, zoals in 20082009, de sterkere binnenlandse vraag het wegvallen van de buitenlandse vraag deels kan compenseren. Het nadeel is echter dat bij een wereldwijde herleving het herstel ook veel trager verloopt. Het probleem waarmee de Franse economie nu wordt geconfronteerd, is dat door de striktere begrotingspolitiek – onder
Franse groeimodel gericht op private consumptie, Duitse model gericht op export
druk van onder meer Duitsland – een aantal stimuleringsmaatregelen moeten worden afgebouwd, terwijl de eurocrisis nog volop woedt. Het verlies aan vertrouwen bij bedrijven en gezinnen dreigt zo voor een negatieve spiraal van zwakke groei, hogere schuldenlasten en bijkomende overheidssaneringen te zorgen. Een overgang naar een nieuw groeimodel, zoals dat van Duitsland, lijkt een bijzonder moeilijke zoniet onmogelijke opdracht te worden.
Op zoek naar de verloren concurrentiekracht Frankrijk werd begin dit jaar door de Europese Commissie op de vingers getikt naar aanleiding van haar nieuwe macro-economische beleidsrapport. Die stelde daarin dat bedrijven in Frankrijk niet meer concurrentieel zijn ten opzichte van bijvoorbeeld de Duitse, en de laatste vijf jaar maar liefst 20% van hun wereldwijd marktaandeel hebben verloren. De verklaring hiervoor ligt zowel bij prijsgebonden als andere factoren. Zoals eerder beschreven, zijn de Franse loonkosten vrij sterk gestegen, terwijl de stijging van de productiviteit maar matig toenam. Hierdoor nam de loonkost per eenheid product in Frankrijk een stuk sneller toe dan in Duitsland, dat de laat-
Wijziging schuldgraad van de gezinnen licht boven EMU-gemiddelde
(1991 = 100)
(2001-2012, in procentpunten bbp)
80
350
70 300
60 50
250
40 30
200
20 10
150
0 -10
100
-20
50 1991
94
97
Franse export Franse consumptie
12
nd
sla
2000
03
06
Duitse export Duitse consumptie
it Du
09
ë
lgi
Be
U
EM
rijk
nk
Fra
lië
Ita
l
ga
rtu
Po
je
an
Sp
N
nd
rla
e ed
Gr
nd
nla
e iek
d
lan
Ier
loonkosten (dus ook Duitse loonstijgingen), maar ook met een verdieping van de interne markt en een degelijk innovatiebeleid. Dit kan gepaard gaan met steun vanuit de Europese instellingen, bijvoorbeeld met zogenoemde ‘projectobligaties’ en leningen van de Europese Investeringsbank specifiek voor kmo’s.
ste tien jaar een beleid van loonmatiging heeft gevoerd (zie grafiek linksonder). Dit verlies aan concurrentiekracht vertaalde zich in de negatief geworden handels- en lopenderekeningbalans (zie grafiek rechtsonder). Hoewel we dit deels kunnen verklaren door de stijging van de importprijzen van ruwe brandstoffen, moeten we de verklaring vooral zoeken bij het uiteengroeien van het Franse en het Duitse groeimodel.
Uitstel, maar geen afstel van de overheidssaneringen
Een herstel van concurrentiekracht kan er in de “Duitse” visie enkel komen door een zogenoemde “interne devaluatie” door te voeren: door de lonen en prijzen te verlagen kunnen bedrijven wereldwijd opnieuw “meespelen”. De koers die de Franse president Hollande wil varen gaat echter de andere richting uit. Het verlagen van het minimumloon is voor hem niet aan de orde, omdat dit de koopkracht te zeer zou ondermijnen. De vraag is echter of het wel wenselijk of zelfs mogelijk is dat Frankrijk het “Duitse” groeimodel overneemt. Niet elke economie kan een uitvoergeleid groeimodel hebben, vermits het handelsoverschot van de ene per definitie het handelstekort van de andere is. Daarom gaan we allicht beter naar een “Europees model”, met een sterkere binnenlandse vraag, meer convergentie qua
De ruimte om de economie via het begrotingsbeleid te stimuleren is relatief beperkt. Het begrotingstekort blijft nog steeds aan de hoge kant (5,2% van het bbp) en moet volgens het stabiliteitsprogramma eind 2013 naar 3% en tegen 2017 naar een begrotingsevenwicht worden gebracht. Veel van deze besparingen werden al door oud-president Sarkozy vastgelegd en door de verdere integratie van het begrotingsbeleid, onder meer via het “Fiscal Compact”, is het speelveld van Hollande vrij klein. De overheidsschuld zal dit jaar de kaap van de 90% van het bbp ronden, wat volgens een studie van Reinhart en Rogoff (2010) het kritisch niveau is vanaf wanneer de groei wordt geschaad door de schuldenberg. Van een aantal besparingen en nieuwe belastingen kunnen de scherpe kantjes worden afgeveild.
(reëel effectieve wisselkoers o.b.v. loonkost per eenheid product, 1999=100, hoger = appreciatie) 125
(in % van het bbp)
8
120
6
115
4
110
2
105
0
100
-2
95
-4
90
-6
85
-8
Duitsland Spanje
97
2000
03
06 Frankrijk Italië
Siegfried Top
[email protected]
Verslechtering lopende rekening Frankrijk, Italië en Spanje in schril contrast met Duitse overschot
Forse loongroei en matige productiviteitswinsten zorgen voor verslechterde concurrentiepositie
80 1994
Hollande beloofde bijvoorbeeld om de pensioenhervorming van 2010 te matigen, zodat arbeiders met 41 jaar actieve dienst toch op hun 60ste op vervroegd pensioen kunnen in plaats van op 62-jarige leeftijd. Belastingsverhogingen zullen schuiven naar (grote) vermogens, “fiscale niches” en financiële instellingen, en belastingen op arbeid zullen wat verlicht worden. Wellicht wordt de onder Sarkozy gestemde btw-verhoging van oktober 2012 (van 19,6% naar 21,2%) teruggedraaid. Toch zullen nog nieuwe besparingsmaatregelen moeten worden aangekondigd en zijn begrotingstegenvallers mogelijk, als gevolg van de wankele conjunctuur en de crisis waarmee de eurozone in het algemeen en de bankensector in het bijzonder geconfronteerd blijft. Hieruit blijkt dat de oorzaak voor de Franse economische problemen dus enkel vanuit Europees perspectief kan worden gevat. Ze dienen bijgevolg via de weg van verdere Europese integratie te worden opgelost.
-10 1991
09
94
Duitsland Spanje
97
2000
03
06
09
Frankrijk Italië
Duitsland Spanje
13
Economische Vooruitzichten
Europa
Centraal-Europa
Centraal-Europa onder druk De Centraal-Europese economieën kenden een barslecht eerste kwartaal van 2012. De Tsjechische economie kromp volgens een eerste raming met bijna 4% op jaarbasis en zonk zo verder weg in een recessie. De Hongaarse kromp zelfs met meer dan 5% op jaarbasis. In beide landen was de binnenlandse vraag, naast een aantal eenmalige factoren, opnieuw zwak. De gezinsbestedingen blijven onder druk staan door de zwakke arbeidsmarkt en het lage consumentenvertrouwen, terwijl de zwakke groei van de overheidsconsumptie weegt op de groei door de fiscale consolidatie. Bovendien blijven ook de investeringen ondermaats door de zwakke economische vooruitzichten, een onderbenutting van de bestaande capaciteit en de strakke kredietvoorwaarden die banken hanteren. Ook de uitvoer, die het voorbije jaar bijna de enige groeimotor was in de regio, moest gas terugnemen. Per saldo kenden enkel de Poolse economie, die gesteund wordt door een solide binnenlandse vraag, en in mindere mate de Slowaakse, in het eerste kwartaal van 2012 nog een positieve groei van het reële bbp. Voorlopende indicatoren wijzen erop dat ook in de nabije toekomst deze ontwikkeling zich voortzet. Het dalende ondernemersvertrouwen wijst op een verdere vertraging van de industriële activiteit.
Daarnaast verwachten we weinig beterschap bij de gezinsbestedingen door de voortdurende schuldenafbouw, de stagnerende arbeidsmarkt en de afkalvende kredietverlening aan gezinnen. Ook hebben de regionale economieën net als de andere in Europa te lijden onder een strikt begrotingsbeleid, waardoor de overheidsconsumptie en –investeringen afnemen en de gezinnen opnieuw worden getroffen door btw-verhogingen in Hongarije en Tsjechië. Bovendien zal ook de uitvoermotor blijven sputteren door de zwakke groei in de eurozone. Ten slotte zal Polen geconfronteerd worden met het aflopen van de werken voor het EK 2012, waardoor de groei niet meer dezelfde hoge toppen zal scheren als in het recente verleden. Naarmate de eurocrisis opnieuw opflakkerde deelden ook de Centraal-Europese munten in de klappen. Samen met de btw-verhogingen in Tsjechië en Hongarije zorgde dit ervoor dat de inflatie opliep tot boven de doelstellingen van de centrale banken. Toch zal dit de centrale bank in Tsjechië en Hongarije er niet toe aanzetten om hun monetaire beleid te verstrakken. Integendeel, ze zullen dat beleid nog versoepelen om de zwakke groei te ondersteunen. De Poolse centrale bank daarentegen verraste door
Industriële activiteit koelt af
90
20
95
10
100
0
105
-10
110
-20
115
Tsjechië Hongarije
14
09
10 Polen Slowakije
11
Christophe Wuyts christophe
[email protected]
(per EUR, hoger is zwakker, januari 2011 = 100)
30
08
In april kwam er eindelijk witte rook vanuit de Europese Commissie om de onderhandelingen met Hongarije aan te vatten over het nieuwe financiële hulppakket. De aanpassingen die werden aangekondigd door de Hongaarse regering over de centrale bankwet werden als voldoende bevonden. Toch waarschuwt de Commissie dat de onderhandelingen pas afgerond kunnen worden wanneer de aangekondigde maatregelen ook zijn geïmplementeerd. Bovendien kan ook het IMF nog voorwaarden stellen. De onderhandelingen zullen allicht aanslepen tot na de zomer.
Centraal-Europese munten onder druk
(jaarwijziging in %, 3-maands voortschrijdend gemiddelde)
-30 2007
in mei haar beleidsrente te verhogen. De belangrijkste reden hiervoor was de aanhoudend hogere inflatie dan de doelstelling van de centrale bank, de hoge inflatieverwachtingen en de zwakke munt. Toch zal het allicht bij deze ene renteverhoging blijven. De economische groei zal in de komende maanden vertragen, terwijl ook de inflatie allicht opnieuw zal afkoelen. Bovendien blijft, zoals al vermeld, de kredietgroei aan de Poolse gezinnen vrij zwak. Verdere renteverhogingen zouden dan ook een te negatieve impact hebben op de groei.
120 Jan-2011
12
CZK HUF
Apr-11
Jul-11
Okt-11
PLN
Jan-12
Apr-12
Economische Vooruitzichten
Azië - Latijns-Amerika
Japan
Sterk eerste kwartaal na desastreus 2011 Sterke binnenlandse vraag ondersteunt de groei
2011 2012 2013 Vooruitzichten Japan nam. Opvallend is ook de sterke positieve bijdrage -0,5 2,2 1,4 van de overheidsuitga- Reële bbp-groei -0,3 0,1 0,1 ven en de gerealiseerde Inflatie reconstructiewerken die +12m 22-05-2012 +3m +6m de overheid liet uitvoeren. Ook de netto-uitvoer Beleidsrente 0,10 0,10 0,10 0,10 droeg positief bij tot de Tienjaarsrente 0,86 0,90 0,95 1,00 groei ondanks de aan- JPY per USD 79,71 79,50 79,00 78,50 houdende sterkte van de 101,69 99,38 97,17 94,20 JPY per EUR JPY. Daarnaast viel ook de sterke groeibijdrage van de voorraadopbouw op, die echter in met in totaal 15 biljoen JPY. Ook werd de komende kwartalen geen duurzame de resterende looptijd van de overheidsbijdrage aan de groei zal leveren. Per obligaties die onder dit programma valsaldo verwachten we dat het Japanse len verlengd van twee tot drie jaar. Toch reële bbp in 2012 met 2,2% zal groeien. heeft de JPY zijn verstevigende trend ten opzichte van de USD ondertussen hervat. Het is dan ook waarschijnlijk dat de Centrale bank bindt de strijd BoJ het aankoopprogramma in de nabije aan met deflatie toekomst verder verruimd en het balanstotaal van de BoJ verder toeneemt. Wat De toenemende politieke druk om de de bestrijding van de deflatie betreft, is appreciatie van de JPY een halt toe de BoJ ondertussen wel al in haar opzet te roepen en komaf te maken met de geslaagd. De inflatie is toegenomen tot hardnekkige deflatie, noopte de centrale 0,5%. De kerninflatie (exclusief voeding bank ertoe van koers te veranderen. Op en energie) is voorlopig wel nog altijd 14 februari maakte de Bank of Japan negatief. (BoJ) bekend dat ze vanaf nu een expliciete inflatiedoelstelling van 1% hanteert. Meteen deprecieerde de JPY licht ten opzichte van de USD. Sindsdien verruimde de BoJ haar aankoopprogramma Dieter Franceus van overheidsobligaties reeds tweemaal
[email protected]
In 2011 kromp de Japanse economie met 0,5%. Dat was voornamelijk te wijten aan de tsunami, de daaropvolgende kernramp in maart 2011 en de resulterende stroomonderbrekingen waarmee de Japanse industrie vervolgens te kampen kreeg. Ook de overstromingen die Thailand teisterden tijdens de zomermaanden van 2011 en zo de Japanse toeleveringsketens verstoorden droegen bij tot de forse krimp. Ondertussen is de economie aan de beterhand. Het consumentenvertrouwen bevindt zich opnieuw op het hoogste peil sinds februari 2011 en met een werkloosheidspercentage van 4,5% kunnen we op de Japanse arbeidsmarkt over een nagenoeg volledige werkgelegenheid spreken. De industriële productie en de capaciteitsbezettingsgraad hebben zich hersteld en voorlopende indicatoren wijzen op een verbetering van het ondernemerssentiment. In het eerste kwartaal van 2012 bedroeg de reële bbp-groei 4,1% kwartaal-opkwartaal en op jaarbasis. De grootste bijdrage kwam van de private consumptie die met 4,4% op jaarbasis toe-
Herstel gedragen door binnenlandse vraag
Deflatie neemt af
(kwartaalgroeibijdragen op jaarbasis, in %)
15
3
140
10
2
120
5
100
1
80
0 0
60
-5 -1
-10
-2
-15 -20 2008
40
09
Private consumptie Overheidsconsumptie Investeringen
te consumptie o-uitvoer
10
11
-3 2004
12
Netto-uitvoer Voorraden Reële bbp-groei
Overheidsconsumptie Voorraden
20 06
08
10
12
0
Totale inflatie (in %, linkse schaal) Inflatie exclusief voeding en energie (in %, linkse schaal) JPY per USD (rechtse schaal)
Investeringen Reële bbp-groei
15
Economische Vooruitzichten
Azië - Latijns-Amerika
China
Groeivertraging scherper dan verwacht Aanpassing economisch groeimodel verloopt moeizaam Hoewel de Chinese economische groei al een tijdje aan het afkoelen is, lijkt de groeivertraging toch sterker dan verwacht. Zo daalde de groei van de industriële productie in april tot 9,3% jaar-op-jaar terwijl dit in maart nog 11,9% was. Ook de jaargroei van de uitvoer daalde in april scherp tot 4,9% ten opzichte van 8,9% in de maand voordien. Aangezien de invoer slechts met 0,3% steeg, groeide het handelsoverschot bijgevolg opnieuw. De lage groei van de uitvoer is voornamelijk te wijten aan de sterke terugval van de uitvoer naar Europa, dat nog altijd de belangrijkste handelspartner van China is. De cijfers zijn dus eerder een weerspiegeling van de problemen van de Europese economieën dan van Chinese zwakte. De teleurstellende invoercijfers zijn echter een grotere reden tot bezorgdheid. Voorlopig lijken de Chinese beleidsmakers er niet in te slagen het groeimodel te veranderen van een uitvoergeleide groei naar een groei die gedreven wordt door de binnenlandse vraag.
2011 2012 2013 Vooruitzichten China Op het nationaal partijcongres van begin maart 9,2 8,1 8,3 maakten de beleidsma- Reële bbp-groei kers van deze heroriën- Inflatie 5,4 3,6 3,9 tering van de economi+12m 22-05-2012 +3m +6m sche groei een absolute beleidsprioriteit. In dit Beleidsrente 6,56 6,56 6,56 6,56 kader verlaagde de over- Tienjaarsrente 3,40 3,55 3,60 3,60 heid voor het eerst in 6,32 6,32 6,31 6,20 RMB per USD 8 jaar de groeidoelstelling van 8% naar 7,5%. Hiermee gaf ze het signaal dat ze bereid den reeds driemaal verlaagd. Aangezien is om in ruil voor een evenwichtigere de inflatie ondertussen teruggedrongen samenstelling van de groei een wat lager is tot 3,4% jaar-op-jaar heeft de centrale groeitempo te aanvaarden. Het is echter bank de nodige ruimte om verder te onwaarschijnlijk dat de Chinese overversoepelen. Zoals al vermeld, zal ook heid in een jaar van overdracht van de de Chinese overheid, gealarmeerd door politieke leiding de groei scherp zal laten de recente matige activiteitsindicatoren, terugvallen. We verwachten dan ook met behulp van budgettaire stimuli een dat de economischebeleidsmakers na de steentje bijdragen. Aangezien het echter recente zwakkere data zowel budgettair enige tijde duurt voordat beleidswijzials monetair de conjunctuurlanding zulgingen hun volledige effect op de reële len proberen te verzachten. economie hebben, verwachten we dat de groei pas in de tweede helft van 2012 opnieuw zal aantrekken. Ook een herCentrale bank versoepelt stel van de uitvoer zal hiertoe bijdragen. reserveverplichtingen Voor 2012 verwachten we bijgevolg een reële bbp-groei van 8,1%. De groeivertraging vertaalt zich ondertussen ook in een dalende groei van de kredietverstrekking. In een poging deze trend te keren heeft de centrale bank sinds het einde 2011 de door banken Dieter Franceus verplicht aan te houden
[email protected]
Teleurstellende groei van de invoer zorgt voor handelsbalansoverschot
Dalende inflatie creëert ruimte voor monetaire versoepeling
100
50
80
40
19 18
20
40
4
10
20
0
0
17 16
2
-10
-20
15
-20
-40
0
14
-30
-60 Jan-2009
Jul-09
Jan-10
Jul-10
Jan-11
Uitvoer (jaarwijziging in %, linkse schaal) Invoer (jaarwijziging in %, linkse schaal) Handelsbalans (miljard USD, rechtse schaal)
16
20
6
30
60
8
Jul-11
Jan-12
-2 Jan-2009
-40
Jul-09
Jan-10
Jul-10
Jan-11
Jul-11
Jan-12
13
Inflatie (in %, linkse schaal) Beleidsrente (in %, linkse schaal) Reserveverplichtingen (in %, rechtse schaal)
Inflatie (jaarwijgiging in %, linkse schaal)
Economische Vooruitzichten
Azië - Latijns-Amerika
Ontluikende markten
Voorzichtigheid geboden Kleine Aziatische open economieën leiden de dans Hoewel in de twee economische reuzen in de regio, China en India, een groeimatiging bezig is, kende opkomend Azië als geheel in het eerste kwartaal van 2012 een stevige groei. Deze werd voornamelijk gedragen door de kleinere open economieën zoals Zuid-Korea, Taiwan en Singapore. Door het herstel van de regionale productieketens na de overstromingen in Thailand, nam de industriële productie in Azië exclusief China en India met 32% toe. In het vierde kwartaal van 2011 was die nog met 9% gekrompen. Recente activiteitsindicatoren suggereren echter dat voorzichtigheid op zijn plaats is. Hoewel de binnenlandse vraag in de Aziatische economieën de groei blijft ondersteunen, stellen de recente uitvoerdata teleur. Zeker op korte termijn betekent dit een rem op de groei van de economische activiteit. Bovendien lijkt de groeivertraging waarmee India en China kampen langduriger te zijn dan verwacht. In India viel de groei van de industriële productie zelfs terug tot 3,5% jaar-op-jaar. Hoewel voorlopende indicatoren aangeven dat
er beterschap in zicht is voor de zwakke uitvoersector, blijven het hoge begrotingstekort en de hoge schuldgraad zorgen baren. Bovendien is het tekort op de lopende rekening nog steeds aanzienlijk, wat de economie gevoelig maakt voor externe schokken. Om de groei te ondersteunen, verlaagde de Indiase centrale bank onverwachts haar beleidsrente met 50 basispunten tot 8%. Aangezien het inflatiepercentage ondertussen is opgelopen tot 9,5% is de monetairebeleidsruimte echter minimaal.
economieën afhankelijk van de binnenlandse vraag om de economische groei op een aanvaardbaar peil te houden. Een uitzondering is Mexico. De Mexicaanse economische groei, die fors vertraagde aan het einde van 2011, profiteert nu van een verbeterde groeidynamiek in de Verenigde Staten en heeft het herstel ingezet. De Braziliaanse economie blijft het wel lastig hebben. De dure Braziliaanse BRL snijdt de uitvoergeleide industrie de adem af. De centrale bank heeft alle registers opengetrokken en verlaagde haar beleidsrente met in totaal 300 basispunten op één jaar tijd tot een historisch laagtepunt van 9%. Ook voerde de overheid opnieuw kapitaalcontroles in om de instroom van kapitaal, en de daardoor veroorzaakte opwaartse druk op de BRL te beperken. Hoewel de BRL ondertussen opnieuw licht gedeprecieerd is ten opzichte van de USD blijven recente activiteitsindicatoren nog altijd teleurstellend. Bovendien zal de inflatie in 2012 als gevolg van het soepele monetaire beleid boven de 5% blijven.
In tegenstelling tot de centrale bank van India neemt het monetaire beleid in Zuid-Korea, Thailand en Indonesië een eerder afwachtende houding aan. De nadruk ligt in die landen meer op het onder controle houden van de inflatie. De inflatieverwachtingen blijven echter stevig verankerd op een hoog peil. We verwachten dan ook dat de inflatie in de tweede helft van 2012 in deze landen opnieuw oploopt wanneer de groei aantrekt.
Braziliaanse industrie blijft sputteren In het licht van de wereldwijde groeivertraging zijn ook de Latijns-Amerikaanse
Sterk Aziatisch herstel in eerste kwartaal
Dieter Franceus
[email protected]
Braziliaanse uitvoerafhankelijke industrie blijft sputteren
(jaarwijziging industriële productie, in %)
35
80
25
60
3
40
15
2,5
20 5 0 -5 -15
-40
-25 2006
2
-20
07
08
09
Ontluikend Azië Ontluikend Azië exclusief China en India
10
11
-60
2004
06
08
10
12
1,5
Uitvoer (jaarwijziging in %, linkse schaal) Industriële productie (jaarwijziging in %, linkse schaal) BRL per USD (rechtse schaal)
17
Economische Vooruitzichten
China’s financiële omwenteling
Focus Hegemonie van de Amerikaanse dollar wankelt In juli 1944 ondertekenden 44 landen in Bretton Woods een akkoord dat de Amerikaanse dollar (USD) op een voetstuk tilde als internationale transactie- en reservemunt. Sindsdien is de dominante rol van de USD altijd omstreden geweest. Reeds in de jaren 60 sprak toenmalig Frans minister van Financiën Valéry Giscard d’Estaing van een exorbitant privilege. Bijna zeven decennia na de Bretton Woods-akkoorden is de USD nog steeds de dominante munt. De afgelopen jaren klonk de roep om een hervorming van het internationaal monetair systeem echter steeds luider. De recente grootschalige geldcreatie door de Federal Reserve (Fed) dreigt de reële waarde van de in USD aangehouden deviezenreserves van centrale banken wereldwijd aan te tasten. Meer en meer landen wensen hun internationale reserves te diversifiëren en zo hun afhankelijkheid van het uiterst soepele beleid van de Fed te verminderen. Zo besloten vertegenwoordigers van de centrale banken van China, Japan en Zuid-Korea op een recente bijeenkomst om de overschotten van hun lopende rekeningen meer in elkaars overheidsobligaties te beleggen.
deviezenreserves van de centrale bank zijn voor een aanzienlijk deel belegd in USD. Bij een eventuele depreciatie van de USD ziet de centrale bank de waarde van haar internationale reserves eroderen en lijden de Chinezen welvaartsverlies. Bovendien staat de internationale opwaardering van de renminbi (RMB) als transactie- en reservemunt hoog op de agenda van de Chinese beleidsmakers. Zo besloten bijvoorbeeld China en Japan in december 2011 voortaan hun bilaterale handel af te rekenen in RMB in plaats van in USD. Ook ondertekenden de BRICS-landen (Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika) in maart twee handelsakkoorden om hun onderlinge handel in de toekomst in de eigen nationale munt te voeren. Hoewel de Chinese overheid nog altijd een geleidelijke ontwikkeling nastreeft, lijkt het hervormingsproces niettemin de voorbije maanden aan snelheid te winnen.
bron van politieke controverse waarbij de Verenigde Staten China verwijten zijn munt niet snel genoeg te laten appreciëren ten opzichte van de USD, en zich zo een “oneerlijk” handelsvoordeel te verschaffen. Nochtans nam de RMB sinds 2005 in nominale termen met 31% toe ten opzichte van de USD. De reële appreciatie was zelfs nog sterker door het hoger gemiddeld inflatiepercentage in China. Toch bouwde de centrale bank door haar actief interventiebeleid het afgelopen decennium internationale reserves ter waarde van 3,3 biljoen dollar op. De Chinese overheid heeft de geleidelijke appreciatie van de RMB recent echter vertraagd. De RMB apprecieerde de voorbije zes maanden slechts met 0,4% ten opzichte van de USD en de accumulatie van de deviezenreserves nam sterk af. Deze twee gegevens wijzen erop dat de RMB stilaan in de buurt komt van een marktconforme waardering.
Tijdperk van voorspelbare RMB-appreciatie loopt ten einde
Bovendien is ook het extern surplus van China geslonken. In 2007 bedroeg het overschot op de lopende rekening nog 10,1% van het bbp. Ondertussen kromp het tot 2,8% van het bbp in 2011. Uiteraard is de daling van het overschot deels te verklaren door een cyclische component. De huidige globale malaise in de westerse economieën (vooral in
Een eerste belangrijke voorwaarde om tot een verdere “internationalisatie” van de RMB te komen is een flexibeler wisselkoersregime. De koers van de RMB ten opzichte van de USD is al jaren een
Het is niet verwonderlijk dat China als grootste crediteurland hierbij een leidende rol op zich neemt. De gigantische
Overschot op de lopende rekening krimpt
Tijdperk van voorspelbare RMB appreciatie loopt ten einde
(saldo lopende rekening, in % van het bbp)
12
6,85
10
6,75
8
6,65
6
6,55
4
6,45
2 0
0 -0,5 -1 -1,5 -2 -2,5 -3
6,35
1999 2000 01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
-3,5
6,25 Jul-2009
11
18
0,5
Jan-10
Jul-10
Jan-11
Jul-11
Jan-12
RMB per USD (linkse schaal) RMB per USD (zesmaandswijziging in %, rechtse schaal)
-4
Europa) weegt tijdelijk op de Chinese uitvoer, terwijl de binnenlandse vraag in China vrij stevig blijft. Toch lijkt het erop dat er een fundamentele wijziging aan de gang is en dat de RMB niet langer significant ondergewaardeerd is. Recent verklaarde ook de Chinese president Hu Jintao dat de RMB haar evenwichtswaarde benadert. Het tijdperk van voorspelbare nominale appreciatie loopt daarmee ten einde. We verwachten in de toekomst meer volatiliteit, zowel in opwaartse als in neerwaartse zin. In deze context past ook de recente beslissing van de Chinese monetaire autoriteiten om de dagelijkse afwijkingsmarge ten opzichte van de officiële spilkoers waarbinnen de RMB mag fluctueren te verruimen van 0,5% tot 1%. Dat onderstreept nog eens de doelstelling van de Chinese overheid om de wisselkoers van de RMB in grotere mate door de vrije markt te laten bepalen.
Opening van de kapitaalrekening en liberalisering van de rentevoeten Met betrekking tot de liberalisering van transacties op de kapitaalrekening legt de Chinese overheid meer voorzichtigheid aan de dag. De overheid deinst er immers voor terug haar controle op kapitaalstromen van en naar het buitenland
te verliezen. Toch zijn er de afgelopen maanden ook op dit vlak belangrijke stappen genomen. Steeds meer buitenlandse ondernemingen krijgen toegang tot de binnenlandse financiële markt. Ook is er bijvoorbeeld in de Chinese stad Wenzhou een pilootproject gestart dat bedrijven toestaat in het buitenland te investeren. Toch gaat de Chinese overheid hierbij niet overhaast te werk. Het liberaliseren van transacties op de kapitaalrekening plaatst immers druk op de binnenlandse rentevoeten en de banksector. Tot op heden wordt de depositorente nog steeds vastgelegd door de centrale bank. Deze bedraagt nu 3,5%. De voorbije jaren lag het gemiddelde inflatiepercentage echter hoger waardoor spaarders geconfronteerd werden met een negatieve reële rente. Met de liberalisering van transacties op de kapitaalrekening komen er interessante alternatieven vrij voor Chinese spaarders. Banken zullen deze deposito’s enkel kunnen behouden indien ze een hogere depositorente aanbieden. Dit hoger reële inkomen voor spaarders zal de private consumptie positief beïnvloeden. De hogere financieringskost voor banken zal op zijn beurt doorgerekend worden aan bedrijven en consumenten die lenen, waardoor de investeringsgroei zal dalen. Hoewel dit
Accumulatie van internationale reserves neemt af
De afgelopen maanden is het tempo waarmee China financiële hervormingen doorvoert duidelijk versneld. Met de gewijzigde wisselkoerspolitiek loopt het tijdperk van voorspelbare nominale appreciatie van de RMB ten einde. De wisselkoers zal meer overgelaten worden aan de vrije marktkrachten waardoor periodes van depreciatie niet meer uit te sluiten zijn. De volgende maanden en jaren zullen er verdere stappen genomen worden met betrekking tot het liberaliseren van transacties op de kapitaalrekening. Parallel hiermee moeten de binnenlandse rentevoeten geliberaliseerd worden. Ook zal er werk gemaakt worden van een verdere “internationalisatie van de RMB”. Op termijn zal de Chinese munt zich opwerpen als een geduchte concurrent voor de USD als internationale transactie- en reservemunt. Dieter Franceus
[email protected]
10
3,3
8
3,1
6
2,9
Wat brengt de toekomst?
Lage reële depositorente
(in biljoen USD)
2,7
4
2,5
2
2,3
0
2,1
-2
1,9
-4
1,7 2009
past in de bredere beleidsagenda van China om de groei te heroriënteren van investeringen naar private consumptie blijft is er voorzichtigheid geboden. Dit vereist immers een grondige hervorming van de binnenlandse banksector.
10
11
-6 2005
12
06
07
08
09
10
11
12
Depositorente (in %) Inflatie (in %) Reële depositorente (in %)
19
Economische Vooruitzichten
Reële bbp-groei 2012
VS EMU België Duitsland VK Zweden Noorwegen Zwitserland Slowakije Polen Tsjechië Hongarije Roemenië Bulgarije Rusland Turkije Japan China Australië NIeuw-Zeeland Canada
2,1 -0,2 0,3 0,9 0,4 0,3 1,8 0,5 1,5 3,4 0,0 -0,8 1,3 0,7 3,7 3,2 2,2 8,1 3,0 2,7 2,2
2013
2,1 1,0 1,4 1,8 1,0 2,1 2,2 1,4 2,2 3,1 1,3 1,0 2,7 2,3 4,0 4,1 1,4 8,3 2,8 2,7 2,4
Tabellen
Inflatie 2012
2,1 2,5 2,9 2,3 2,9 1,1 1,4 -0,2 3,1 3,5 3,4 5,4 3,0 2,7 5,1 9,1 0,1 3,6 3,0 3,0 1,7
Beleidsrentes
2013
1,8 1,9 1,8 1,8 2,0 1,5 1,7 0,8 2,3 2,6 3,0 4,5 3,5 2,9 5,1 6,1 0,1 3,9 2,6 2,8 2,0
22-05-2012
VS EMU VK Zweden Noorwegen Zwitserland Polen Tsjechië Hongarije Roemenië Rusland Turkije Japan China Australië Nieuw-Zeeland Canada
0,25 1,00 0,50 1,50 1,50 0,13 4,75 0,75 7,00 5,25 8,00 5,75 0,10 6,56 3,75 2,50 1,00
+3m
+6m
0,25 0,75 0,50 1,25 1,25 0,13 4,75 0,50 7,00 5,25 8,00 5,75 0,10 6,56 3,75 2,50 1,00
0,25 0,75 0,50 1,25 1,25 0,13 4,75 0,50 7,00 5,25 8,00 6,00 0,10 6,56 3,75 2,75 1,00
Wisselkoersen 22-05-2012
20
+3m
+6m
1,28
1,25
1,23
1,20
GBP per EUR SEK per EUR NOK per EUR CHF per EUR PLN per EUR CZK per EUR HUF per EUR RON per EUR BGN per EUR RUB per EUR TRY per EUR JPY per EUR RMB per USD USD per AUD USD per NZD CAD per USD
0,81 9,09 7,57 1,20 4,33 25,26 297,08 4,45 1,96 39,79 2,33 101,69 6,32 0,99 0,76 1,02
0,82 9,00 7,60 1,20 4,20 25,00 290,00 4,40 1,96 39,00 2,31 99,38 6,32 0,99 0,76 0,99
0,83 9,00 7,70 1,20 4,15 25,00 285,00 4,35 1,96 38,60 2,30 97,17 6,31 0,98 0,75 0,98
0,84 9,00 7,70 1,20 4,10 24,50 280,00 4,30 1,96 38,25 2,28 94,20 6,20 0,96 0,74 0,97
0,25 0,75 0,50 1,25 1,25 0,13 4,75 0,50 6,75 5,25 8,00 6,25 0,10 6,56 3,75 3,00 1,00
Tienjaarsrentes
+12m
USD per EUR
+12m
22-05-2012
VS Duitsland België VK Zweden Noorwegen Zwitserland Slowakije Polen Tsjechië Hongarije Bulgarije Rusland Turkije Japan China Australië Nieuw-Zeeland Canada
1,78 1,46 3,26 1,86 1,51 2,38 0,68 3,64 5,43 3,34 8,47 8,68 9,12 0,86 3,40 3,21 3,55 1,88
+3m
+6m
2,00 1,75 3,45 2,10 1,70 2,40 0,70 3,70 5,50 3,40 8,25 8,55 9,25 0,90 3,55 3,30 3,60 2,30
2,25 2,00 3,50 2,30 2,00 2,50 0,80 3,80 5,50 3,50 8,00 8,45 9,40 0,95 3,60 3,35 3,80 2,60
+12m
2,50 2,25 3,50 2,55 2,30 2,75 0,90 3,90 5,30 3,60 7,75 8,40 9,70 1,00 3,60 3,40 4,00 2,95