Handleiding accreditatie TU/e Brochure: OSC / 05.01
ir. P.C.M. Holen drs. H.M. Peters
Versie 1 december 2005
Onderwijs Service Centrum Technische Universiteit Eindhoven
Voorwoord Dit rapport is een handleiding voor het uitvoeren van een onderwijszelfevaluatie en de aanvraag van accreditatie. Het is bedoeld als informatiebron en als leidraad bij het plannen van activiteiten die leiden tot accreditatieaanvraag van opleidingen binnen de TU Eindhoven. Daarmee is het een aanvulling op het ‘handboek rapportage zelfevaluatie’ van de TUE, dat een structuur en praktische informatie geeft voor de rapportage van de zelfevaluatie. Het accreditatiestelsel en de wetgeving daarachter zijn nog in ontwikkeling. De onderwijsinstellingen en de overheid hebben afgesproken in de eerste ronde van accreditaties ervaringen op te doen met het nieuwe stelsel. Mogelijk worden daarna aspecten aangepast. Deze handleiding heeft betrekking op die eerste ronde van accreditatieaanvragen voor opleidingen: de periode 2002 – 2008. De handleiding is gebaseerd op de informatie die door de QANU, de NVAO en het Ministerie van OCW wordt verstrekt. Verder is gebruik gemaakt van landelijke publicaties over de consequenties van het stelsel voor de opleidingen en de eigen ervaringen die inmiddels binnen de TUE zijn opgedaan met het uitvoeren van een zelfevaluatie en accreditatieaanvraag voor bestaande en nieuwe opleidingen (bijvoorbeeld TEMA/TIW, Embedded Systems). Als laatste heeft de Intervisiegroep kwaliteitszorg & accreditatie van de TUE een belangrijke bijdrage geleverd aan de inhoud van dit rapport. Aan die intervisiegroep nemen facultaire medewerkers deel die belast zijn met de uitvoering en rapportage van de zelfevaluaties. Binnen deze groep worden ervaringen en instrumenten uitgewisseld over zelfevaluaties en accreditatie. Bruikbare tips zijn in deze handleiding opgenomen.
Handleiding accreditatie TU/e - Onderwijs Service Centrum 1 december 2005
1
Achtergrond accreditatie............................................................................................................1 1.1 1.2
Belangrijke kenmerken van het accreditatiestelsel ..................................................................1 Onderwijskwaliteit vanuit het accreditatiekader ......................................................................1 Planning en uitvoering zelfevaluatie ....................................................................................... 2
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 3
Planning zelfevaluatie............................................................................................................... 2 Accreditatie van de ‘oude’ ongedeelde opleidingen in afbouw ...............................................3 Voorbereiding zelfevaluatie: analyse.........................................................................................3 Tijdpad planning en uitvoering zelfevaluatie...........................................................................5 Het houden van een proefvisitatie ........................................................................................... 6 Rapportage van de zelfevaluatie ............................................................................................... 8
4
De Toets Nieuwe Opleiding ................................................................................................... 10
5
Bijdragen OSC aan het uitvoeren van zelfevaluaties voor het onderwijs ............................. 11
2
Bijlage 1 Achtergrondliteratuur Bijlage 2 Processtappen visitatie QANU en accreditatie NVAO Bijlage 3 Stroomschema Toets Nieuwe Opleiding – bron CROHO Bijlage 4 Overzicht accreditaties opleidingen TU/e
versie december 2005
1
Achtergrond accreditatie
De Wet op het Hoger Onderwijs (WHW) verleent sinds 1985 aan de instellingen van hoger onderwijs een zekere mate van autonomie onder voorwaarde dat er met een systeem van kwaliteitszorg wordt gewerkt. De afgelopen decennia werd dit uitgewerkt in het visitatiestelsel. Kern van het visitatiestelsel is dat de kwaliteit van het onderwijs wordt beoordeeld door een panel van onafhankelijke inhoudsdeskundigen (de zogenaamde peer review). Sinds 2002 is het accreditatiestelsel van kracht. De belangrijkste redenen voor de overgang van het visitatiestelsel naar accreditatie zijn: 1. Opleidingen laten zich op nationaal en internationaal niveau gemakkelijker vergelijken; 2. De kwaliteitsbeoordeling van een opleiding heeft consequenties voor de bekostiging.
1.1
Belangrijke kenmerken van het accreditatiestelsel
⇒ de opleiding is zelf verantwoordelijk voor de kwaliteitsborging van haar onderwijs en neemt daarvoor de nodige initiatieven (in tegenstelling tot het visitatiestelsel, waarin de VSNU het initiatief nam); ⇒ bekostiging, het recht om een wettelijk erkend diploma uit te reiken en studiefinanciering voor studenten is afhankelijk van accreditatie; ⇒ een opleiding moet voldoen aan het accreditatiekader van de NVAO: op 6 onderdelen moet een voldoende gescoord worden (in tegenstelling tot een totaalbeoordeling in het visitatiestelsel); ⇒ een kwaliteitszorgsysteem dient aantoonbaar en functioneel te zijn op grond van tevoren vastgelegde regels (de borging); ⇒ de kwaliteitsborging van een opleiding dient ingebed te zijn in een cyclisch systeem waarbij planning en beleid gekoppeld zijn aan kwaliteitsmeting en uitvoering van onderwijsactiviteiten. 1.2
Onderwijskwaliteit vanuit het accreditatiekader
Het landelijke accreditatiekader van de NVAO legt een dwingend kwaliteitskader op waarbij het oordeel over de onderwijskwaliteit van een opleiding afhangt van de volgende aspecten: • onderwijskwaliteit dient volgens de wet te voldoen aan basiskwaliteit; excellentie is niet van belang; • basiskwaliteit wordt gehaald als de opleiding voldoende scoort op zes onderwerpen: 1. opleidingsdoelstellingen; 2. het programma; 3. inzet van personeel en personeelsbeleid; 4. voorzieningen 5. interne kwaliteitszorg; 6. resultaten; • de behaalde kwaliteit van de opleiding wordt mede bepaald door de beleving van het beroepsveld, studenten en alumni; • de opleiding moet aantonen dat op onderwijskwaliteit gestuurd wordt in een structureel, formeel en cyclisch systeem (“de opleiding dient aan te tonen in control te zijn”1).
1
Citaat Karl Dittrich tijdens de openingstoespraak van het landelijke NVAO congres april 2005
1
versie december 2005
2 2.1
Planning en uitvoering zelfevaluatie Planning zelfevaluatie
Het toekennen van accreditatie wordt gebaseerd op het oordeel van een visitatiecommissie over de kwaliteit van de opleiding. De visitatiecommissie maakt een beoordelingsrapport op basis van de zelfevaluatie van de opleiding. De zelfevaluatie neemt daarmee dus de meest cruciale positie in bij het traject tot het verkrijgen van accreditatie. Het plannen van de zelfevaluatie hangt samen met de datum waarop hernieuwde accreditatie wordt aangevraagd en het moment waarop de visitatie wordt uitgevoerd. Het merendeel van de BSc en MSc opleidingen aan de TU/e zijn van rechtswege tot en met 31-122007 geaccrediteerd (uitgezonderd Technische Bedrijfskunde, Innovation Management en Operations Management & Logistics, Elektrotechniek en TULO). Om na die periode geaccrediteerd te zijn moet uiterlijk 31-12-2006 een aanvraag voor verlenging van de accreditatie bij de NVAO zijn ingediend. Een accreditatieaanvraag wordt ingediend met een beoordelingsrapport van een zogenaamde Visiterende & Beoordelende Instantie (VBI). In VSNUverband is afgesproken dat voor de eerste accreditatieronde de QANU als VBI optreedt voor de universiteiten. De QANU is de verzelfstandigde afdeling kwaliteitszorg van de VSNU. Door de QANU als VBI in te huren vertonen de visitaties een zo groot mogelijke overeenkomst met de oorspronkelijke VSNU-visitaties in het visitatiestelsel. Dit betekent dat voor de universiteit een aantal belangrijke uitgangspunten behouden blijven: een beoordeling door peers en op de wensen van de universiteit toegespitste verbetersuggesties. Bij het plannen van de visitatiedata wordt zoveel mogelijk het ‘oude’ rooster van het visitatiestelsel gevolgd, waarbij een opleiding 1 maal in de zes jaar beoordeeld wordt. In overleg met het Ministerie van OCW en de NVAO is het mogelijk dat voor enkele clusters uitstel wordt gerealiseerd. Een coördinerende rol hierin wordt gespeeld door het K&A-overleg van de QANU, waarin het OSC vertegenwoordigd is (Riek Peters). Schematisch ziet de globale planning van zelfevaluatie en accreditatieaanvraag voor het merendeel van de opleidingen er als volgt uit:
• • •
Start uitvoering zelfevaluatie door de opleiding Visitatie van de opleiding door de QANU Aanvraag accreditatie bij de NVAO door de instelling
Minimaal 1 jaar vóór de visitatie Voor medio 2006
Vóór 31-12-2006
•
Accreditatiebesluit van de NVAO
3-6 maanden na indienen aanvraag
•
Periode hernieuwde accreditatie
1-01-2008 t/m 31-122013
2
versie december 2005
2.2
Accreditatie van de ‘oude’ ongedeelde opleidingen in afbouw
Door de overgang van de vijfjarige opleidingen naar de bachelor-masterstructuur heeft de staatssecretaris van OCW een aanvullende beleidsregel vastgesteld voor ongedeelde opleidingen in afbouw (vijfjarige opleidingen waar geen nieuwe studenten meer instromen na 2002). Dit geldt voor alle ongedeelde TUE-opleidingen. De consequenties daarvan zijn de volgende: - er hoeft geen (hernieuwde) accreditatie meer te worden aangevraagd als de accreditatie in het kader van de overgangsregeling verloopt. - wel mag de opleiding nog in stand worden gehouden voor een bepaalde periode zodat bekostiging, titulatuur, studiefinanciering e.d. door kunnen gaan. - het CvB heeft vastgesteld dat die periode loopt tot 1 september 2009. Studenten van de ongedeelde opleiding in afbouw dienen dus uiterlijk dan te zijn afgestudeerd. - dit betekent echter ook dat studenten in de periode tussen afloop van accreditatie en 1 september 2009 formeel een diploma ontvangen van een niet-geaccrediteerde opleiding. Studenten dienen hier goed van op de hoogte te zijn, of studenten kunnen worden overgeschreven van de ongedeelde opleiding naar het masterprogramma. 2.3
Voorbereiding zelfevaluatie: analyse 1.
Bepalen te accrediteren eenheid Allereerst dient te worden vastgesteld welke opleidingen binnen de faculteit geaccrediteerd moeten gaan worden. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat in het CROHO nog een opleiding (bachelor of master) geregistreerd staat die feitelijk niet wordt gegeven of dat een opleiding niet meer wordt verzorgd wanneer de accreditatie afloopt. Dit maakt nogal uit in de planning van te besteden tijd aan de zelfevaluatie. Overigens hoeven ongedeelde opleidingen in afbouw niet opnieuw geaccrediteerd te worden. Let er dan echter wel op dat er geen instroom van nieuwe studenten meer plaatsvindt op een moment waarbij niet kan worden gegarandeerd dat zij de opleiding afronden binnen de termijn waarop accreditatie verloopt. In dat geval zal mogelijk naar zeer kostbare oplossingen gezocht moeten worden. Bij het accrediteren van meerdere opleidingen uit één faculteit kan ervoor gekozen worden opleidingsoverstijgende informatie (bijvoorbeeld hoofdstuk 2 Totstandkoming zelfevaluatie, hoofdstuk 4.3 Personeelsbeleid, hoofdstuk 4.4 Voorzieningen en hoofdstuk 4.5 Kwaliteitszorg, verschillende bijlagen) in een algemeen deel te beschrijven. Dit voorkomt dubbel werk en ontlast de visitatiecommissie bij het voorbereidende werk.
2. Inrichten informatiedossier Ter voorbereiding kan alvast een start worden gemaakt met het samenstellen van het informatiedossier dat dient ter onderbouwing van de zelfevaluatie. Hierin horen een aantal wettelijk verplichte documenten, een aantal TUE-brede informatiebronnen, een aantal standaarddocumenten en verdere documenten die ter onderbouwing beschikbaar moeten zijn. Op basis van een dergelijke inventarisatie kunnen oude versies van documenten worden opgeschoond en documenten die nog niet beschikbaar zijn maar wel noodzakelijk, worden ontwikkeld. Wettelijk verplichte documenten: - OER en “regels en richtlijnen” per opleiding of onderscheiden cohort. Modellen voor de TU/e zijn beschikbaar via http://w3.tue.nl/nl/diensten/osc/onderwijsbeleid/bama_bestanden/ ; - Instellingsplan; actueel is het Instellingsplan 2004 – 2007; - Bestuurs- en beheersreglement faculteit. Overige brondocumenten: - Visitatierapport vorige onderwijsvisitatie;
3
versie december 2005
-
-
Onderzoeksvisitatie of internationale visitatie; Actuele opleidingsinformatie over het lopende collegejaar (bijv. studiebegeleiding, administratie, opbouw studieprogramma, faciliteiten) toegankelijk voor studenten in een opleidingsgids of op internet; Rapportages van gehouden vakevaluaties, alumni-enquêtes,; Faculteitsreglement; Facultair kwaliteitshandboek of beschrijving van procedures van onderdelen van facultaire kwaliteitszorg; KUO tabellen omgewerkt naar QANU-kader (verkrijgbaar via STU); Statistisch jaarboek studenten (STU). Download: http://w3.tue.nl/fileadmin/stu/Feiten_en_cijfers/SJS2004.pdf; Verantwoordingsdocumenten voor substantiële onderwijsvernieuwingactiviteiten in de afgelopen 5 jaar; Notulen of gespreksnotities met Raad van Advies, examencommissie, opleidingscommissie.
Verdere nuttige documenten - Strategieschets 2002 – 2006: internationaal concurreren en samenwerken, juni 2002; - Vastgestelde onderwijsvisie TU/e; - Internationale benchmarks; - “criteria voor academische bachelor en master curricula”, 2005. 3. Inventariseren van zwakke plekken en prioriteren van verbeteracties op korte termijn Om een zelfevaluatie effectief voor te bereiden is het belangrijk van tevoren een knelpuntenanalyse te maken waarbij alles in kaart wordt gebracht dat van invloed kan zijn op de accreditatie. Tevens is het van belang onderwerpen te identificeren die voor accreditatie extra kwetsbaar zijn en dus extra aandacht nodig hebben in de zelfevaluatie, zoals het beschrijven van een kwaliteitszorgsysteem, onderbouwing van ingrijpende onderwijsvernieuwingen, visie en implementatie van personeelsbeleid e.d. Hierbij kan van tevoren een zelfdiagnoseinstrument, een quick scan, of op zijn minst het accreditatiekader van de NVAO gebruikt worden als check list waarbij een doorsnee van vertegenwoordigers van de opleiding het kader langsloopt. Daarnaast kan op eenvoudige wijze worden nagegaan welke voorgenomen verbeteracties uit de vorige visitatie een vervolg hebben gekregen en waar mogelijk nog een inhaalslag gemaakt moet worden. Dit zal zeker op de agenda staan van het visitatiepanel; de opleiding moet hier in de voorbereiding dus al rekening mee houden. Door de voorgenomen verbeteracties te evalueren kan tijdig een lijst van herstelmaatregelen worden opgesteld en geprioriteerd. Deze kunnen vervolgens worden uitgezet bij verschillende medewerkers in een plan van aanpak, zodat voordat het visitatiepanel op bezoek komt de belangrijkste voornemens van de vorige visitatie gerealiseerd zijn. Tips bij het voorbereiden van een zelfevaluatie - Om een concrete start te maken met het schrijven van de zelfevaluatie is het van belang eerst goed in kaart te brengen wat er moet gebeuren. Start daarom met een analyse om te bepalen welke activiteiten prioriteit hebben en waarmee een plan van aanpak (wat moet er gebeuren, wie wordt verantwoordelijk voor welk onderdeel, in welk tijdsbestek) opgesteld kan worden. - Voor het vergroten van draagvlak en om te vermijden dat een definitieve versie van de zelfevaluatierapportage fundamenteel veranderd moet worden: identificeer belangrijke sleutelfiguren van de opleiding (formele functies maar zeker ook informele, zoals hoogleraren die een ‘bloedgroep’ vertegenwoordigen, studentenvertegenwoordiging, mensen die gevoelig zijn voor kwaliteitszorg) en plan ze functioneel in het zelfevaluatieproces in.
4
versie december 2005
2.4
Tijdpad planning en uitvoering zelfevaluatie
Rekening houdend met alle activiteiten die moeten worden uitgevoerd bij het uitvoeren van een zelfstudie en het schrijven en aanbieden van de rapportage van de zelfevaluatie kan globaal een tijdspad worden uitgezet over de periode van een jaar. Wanneer meer tijd nodig lijkt, dan is het verstandig een ruimere planning te hanteren om voldoende draagvlak te creëren. Dat kan het geval zijn wanneer de zelfevaluatie samenvalt met een onderwijsvernieuwingsproces of wanneer een aantal voor het accreditatiekader nog ontbrekende onderdelen van de onderwijsorganisatie moeten worden ontwikkeld en in praktijk gebracht, zoals verantwoordelijkheden examencommissie, ontwikkelen toets- en examineringsbeleid, opzetten en uitvoeren van een ondersteunend personeelsbeleid e.d. Een globaal tijdspad kan er als volgt uitzien (T-X is de periode tot aan de inleverdatum van de zelfevaluatierapportage aan de QANU): Activiteit uitvoering zelfevaluatie Knelpuntenanalyse c.q. nulmeting aan de hand van het QANU-visitatieprotocol Uitzetten verbeteracties: concreet, meetbaar resultaat, tijdgebonden, duidelijk belegd. Overleg met de QANU over rapportage zelfevaluatie en voorbereiding visitatie Overleg/ informeren interne gremia: decaan, faculteitsbestuur, medewerkers Eerste concept gereed. Monitoren uitvoeren verbeteracties. Bespreking/vaststellen 1e concept door opleidingsdirecteur en faculteitsbestuur 1e inspraakronde faculteit Tweede concept gereed Bespreken/vaststellen 2e concept door opleidingsdirecteur en faculteitsbestuur 2e inspraakronde faculteit Lezen en advies door OSC Redigering eindversie, evt. vertalen Vaststelling eindversie visitatierapport Afronding organisatie visitatiebezoek, programma, beschikbare medewerkers etc. Rapport naar de drukker Goedkeuring door CvB; indienen bij QANU door CvB Uitvoeren van proefvisitatie Uitvoering visitatie door QANU 1.
2
Tijdsplanning T-16 T-10 T-9 T-7 T-6 T-4 T-4 T-3 T-3 T i.o.m. QANU Idem.
Samenstellen schrijversgroep Vanuit het oogpunt van efficiëntie is het raadzaam om het schrijven van de zelfevaluatierapportage te verdelen onder verschillende medewerkers. Belangrijk is dat er 1 eindredacteur wordt aangewezen die het totaalbeeld en de voortgang van ontwikkelde teksten bewaakt. De verschillende hoofdstukken van de zelfevaluatie kunnen het beste verdeeld worden onder een kleine groep mensen met verschillende expertise op het gebied van de opleiding als geheel en interne samenhang (opleidingsdirecteur), personeel (medewerker DPO en/of onderwijsinstituut), kwaliteitszorg (medewerker kwaliteitszorg, secretaris examencommissie), rendementen (medewerker onderwijsinstituut of onderwijsadministratie). Aan de hand van de QANU-handreiking “Beknopte instructie voor het schrijven van zelfevaluatierapport basiskwaliteit”2 kan een overzicht worden gemaakt van de benodigde hoofdstukken en tabellen en kan dit worden uitbesteed. Bijlage 2 geeft dit in een overzicht
Beschikbaar via www.qanu.nl
5
versie december 2005
weer. Hiermee kan achter elk onderdeel worden aangegeven wie de informatie aanlevert voor het concept van de zelfstudie. Onderdelen die nog niet belegd zijn kunnen worden uitbesteed. 2. Draagvlak en communicatie Een belangrijk uitgangspunt bij de beoordeling door het visitatiepanel is het verifiëren van de analyses die door de opleiding zijn gemaakt en de feitelijke onderbouwing daarvan in de zelfevaluatie. Daarnaast beoordeelt het panel de basiskwaliteit van de opleiding(en) aan de hand van het algemene beoordelingskader en het domeinspecifieke referentiekader. Hiertoe zal het panel gesprekken voeren met vertegenwoordigers van diverse bij de opleiding(en) betrokken groeperingen, waaronder het management, de staf, de ondersteunende diensten, de studenten, afgestudeerden en afnemend veld. Vooral vanwege de verificatiedoelstelling van een visitatiepanel is het zeer belangrijk ruim van tevoren aandacht te besteden aan het betrekken van deze doelgroepen (inclusief studenten en afnemend beroepenveld!) bij de uitvoering van de zelfevaluatie en de rapportage daarvan. Gebruikelijk is om een 1e en 2e concept van de rapportage voor commentaar en aanvullende informatie uit te zetten in een inspraakronde, tijdens de uitvoer van de visitatie verschillende subwerkgroepen te benoemen die verantwoordelijk worden gemaakt voor een onderdeel van de zelfevaluatie en de faculteit goed te informeren over (1) het nieuwe stelsel en consequenties voor de opleiding, (2) de planning van de zelfevaluatie, (3) betrokkenen en verantwoordelijkheden in het zelfevaluatieproces. Tevens kunnen onderdelen van de verplichte sterkte-zwakte analyse aan de orde komen tijdens een onderwijsdag of bijvoorbeeld een concept van bijgestelde eindtermen in een werkgroep met een doorsnede van de opleiding besproken worden. Het verdient in elk geval aanbeveling het aspect draagvlak en communicatie expliciet in de planning van de zelfevaluatie op te nemen. 3. Handboek rapportage zelfevaluatie TUE Voor het schrijven van de rapportage van de zelfevaluatie dient een opleiding gebruik te maken van het bovengenoemde QANU document “Beknopte instructie voor het schrijven van zelfevaluatierapport basiskwaliteit”. Het OSC heeft de beknopte instructie omgezet in een ‘leeg zelfevaluatierapport’. Dit document bevat alle eisen en formats zoals door het QANU-kader gevraagd, inclusief voor de TUE relevante faculteitsoverstijgende informatie en aandachtspunten voor het verder invullen van de rapportage. Dit document is beschikbaar via de website van het OSC onder het kopje “accreditatie”: http://w3.tue.nl/nl/diensten/osc/accreditatie/.
2.5
Het houden van een proefvisitatie
Er zijn goede ervaringen met het houden van een proefvisitatie als onderdeel van het zelfevaluatieproces. Op deze manier kan op een efficiënte manier belangrijke informatie nog boven water komen en de opleiding worden voorbereid op het echte werk wanneer het visitatiepanel van de QANU de opleiding komt beoordelen. Er zijn drie logische momenten om een proefvisitatie te organiseren. Dit hangt af van het primaire doel dat een opleiding daarmee wil bereiken. De belangrijkste redenen om een proefvisitatie te organiseren zijn: 1. aanvullen van nog ontbrekende informatie in de rapportage van de zelfevaluatie; 2. identificeren en prioriteren van nodige reparatieacties voordat visitatie plaatsvindt; 3. informeren van medewerkers, studenten en vertegenwoordigers uit het beroepsveld over de uitvoering van de zelfevaluatie en uitkomsten van de sterkte-zwakte analyse; 4. trainen van medewerkers en studenten in hun rol tijdens de echte visitatie;
6
versie december 2005
5. de formele wettelijke en professionele rollen en informatie weer scherp op het netvlies krijgen zodat alle betrokkenen weer even op de formele interne rolverdeling worden gewezen en duidelijk is welke vraag door welke functie/functionaris beantwoord dient te worden; 6. vergroten draagvlak binnen de faculteit voor onderwijskwaliteit; 7. integreren van onderwijsvisitatie in lopende cycli van kwaliteitszorg, zoals trimesterenquêtes, interne jaarrapportages over onderwijskwaliteit, bedrijfsvoeringscyclus. Met name de eerste 3 redenen pleiten voor het houden van een zelfevaluatie voordat de definitieve versie van een zelfevaluatierapport wordt vastgesteld. Dit kan wenselijk zijn in situaties waarin een indicatie van zwaarte en/of prioritering gewenst is bij het vermoeden van omvangrijkere reparatieacties (bijvoorbeeld bij het ontbreken van een formeel kwaliteitszorgsysteem of het ontbreken van onderlinge werkverdeling en verantwoordelijkheden rond onderwijsorganisatie en uitvoering) of wanneer informatie ten behoeve van de zelfevaluatie moeizaam boven water komt. De laatste middelste 3 redenen (3, 4 en 5) pleiten - gezien de retentie van informatie - voor het uitvoeren van een proefvisitatie binnen een maand voordat de echte visitatie wordt uitgevoerd. De laatste twee redenen pleiten voor het houden van een mid term review, een review 3 jaar na het uitvoeren van een zelfevaluatie om voorgenomen verbeteracties zoals bijvoorbeeld ook vastgelegd in een ‘evaluatie bestuurlijke hantering’ te monitoren en bij te kunnen sturen. De mogelijke momenten voor het uitvoeren van een interne proefvisitatie zitten grafisch in de volgende fases van de 6-jarige verantwoordingscyclus:
Concept zelfevaluatierapport Interne proefvisitatie
Opleveren zelfstudierapport (jaar 0) Interne proefvisitatie Externe visitatie QANU Aanvraag accreditatie (jaar 1)
Start schrijven zelfstudierapport (jaar 5)
Uitvoeren mid term review (jaar 3)
7
versie december 2005
3
Rapportage van de zelfevaluatie
Een zelfstudie beschrijft op kritisch analytische wijze het curriculum en de onderwijsorganisatie van een opleiding. Een zelfstudie dient overzichtelijk en informerend te zijn, een analyse te geven en een degelijke kritische reflectie te bevatten. Dit laatste gebeurt in een sterktezwakteanalyse, die voor de visitatiecommissie het vertrekpunt is. Er dient in de zelfstudie een balans gevonden te worden tussen het kritisch reflecteren op de opleiding en het benadrukken van alle zwakke punten. Tegelijkertijd moet ervoor worden gewaakt dat een visitatiecommissie géén te negatief beeld voorgeschoteld krijgt. Daarom is het aan te bevelen om ook materiaal aan te dragen waarin de sterke punten van een opleiding worden belicht en tot hun recht komen. Een reële valkuil is dat de rapportage van de zelfevaluatie vanuit het eigen perspectief wordt ingevuld. Het panel is echter niet geïnteresseerd in allerlei details maar zal als buitenstaander vanuit het visitatieprotocol naar de zelfevaluatierapportage kijken. Het panel is gericht op het geven van een adequaat oordeel ten opzichte van het accreditatiekader. De NVAO beoordeelt later weer de werkwijze van de visitatiecommissie voordat accreditatie wordt toegekend. Omdat de NVAO een eigen afweging moet kunnen maken moeten in de rapportage van de visitatiecommissie alle oordelen worden onderbouwd met bewijsmateriaal. Het panel heeft dit bewijsmateriaal en argumentatie nodig om de oordelen te kunnen onderbouwen. Om deze reden is het belangrijk relevante aspecten van een goede onderbouwing en bewijsmateriaal (bijvoorbeeld in de vorm van formeel vastgestelde documenten) te voorzien. Zeker bij vernieuwingen in het onderwijs is dat van groot belang (denk aan implementatie van OGOonderwijs, vraaggestuurd onderwijs e.d.). Een onderwijsconcept of programmering waarvan de waarde voor de opleiding vaststaat, kan een volslagen nieuw fenomeen zijn voor een externe beoordelaar. Daarmee is de vernieuwing voor een buitenstaander op zijn minst verdacht en dient goed onderzocht te worden op kwaliteitsborging. Een zelfstudie moet nog steeds vanuit een historisch perspectief zijn geschreven. Maar in tegenstelling tot de situatie in het oude visitatiestelsel wordt niet verwacht dat de gehele periode van de afgelopen 5 jaar uitvoerig wordt beschreven en verantwoord. De zelfstudie is ook een verantwoording van de kwaliteit van de huidige opleiding en procedures en processen behorend bij de opleiding. Daartoe kan in beperkte mate een korte historische inleiding hoe het huidige curriculum tot stand is gekomen worden gegeven. Belangrijk is dat in ieder geval duidelijk wordt aangegeven wat is gedaan met de aanbevelingen van de vorige visitatie. Verder moet het geheel van inhoud, personeel, processen en procedures vertrouwen wekken dat wijzigingen gericht op verbetering geen nadelige gevolgen voor de kwaliteit van de opleiding zullen hebben. Sleutelwoord hierbij is dan ook ‘aantoonbaarheid’. Geef aan wat aantoonbaar is geregeld c.q. beschreven en hoe. Indien zaken informeel of ad hoc geregeld zijn, dan moeten deze zaken zo snel mogelijk worden geformaliseerd en/of gedocumenteerd. Op het moment dat er geen formele en daarmee verifieerbare wijze van borging is, dient er op zijn minst een set van operationele activiteiten en afspraken functioneel te zijn. In feite kan ieder onderwerp en facet via dezelfde systematiek geschreven worden. Dit voorkomt dat zo min mogelijk niet-relevante informatie wordt meegenomen en de informatie op dezelfde wijze gepresenteerd wordt, waardoor de rapportage toegankelijker is voor de visitatiecommissie. Een goede manier om dat te doen is ieder onderwerp te benaderen vanuit de volgende aspecten: • stand van zaken/relevante ontwikkelingen • sterkte-zwakteanalyse • verbeteractiviteiten/beleid • bewijs- en verwijsmateriaal • inbreng stakeholders
8
versie december 2005
Tips bij het schrijven van de zelfevaluatierapportage - Stel in eerste instantie een kleine schrijversgroep aan met 1 eindverantwoordelijke redacteur; - schrijf de rapportage van de zelfevaluatie vanuit het perspectief van een buitenstaander en het protocol; vermijdt details die niet worden gevraagd; - maak een sterktezwakteanalyse en voeg die per hoofdstuk toe; - geef aan wat aantoonbaar is en hoe. Vermeldt bronnen. Zeker belangrijk bij wijzigingen in programma of gebruik van nieuwe onderwijsconcepten! - als iets informeel geregeld is, geef aan hoe en geef een voornemen tot formalisering of borging aan. Vermeldt bronnen; - geef aan welke verbeteringen naar aanleiding van de vorige visitatie zijn uitgevoerd en wat met de aanbevelingen van de vorige visitatiecommissie is gebeurd; - bij een internationale visitatie (zelfevaluatie in het Engels): schrijf alle informatie in het Nederlands op en laat de definitieve rapportage in het Engels vertalen. De ervaring leert dat dit de meest efficiënte manier is voor het tot stand komen van een Engelstalige zelfevaluatie. Plan wel voldoende tijd in voor het vertalen van de rapportage; - redacteuren ervaren vaak dat het moeizaam is feedback te krijgen op conceptversies van de rapportage. Om dit te verbeteren is een tip het laatste concept te presenteren als de definitieve tekst waardoor de ‘sense of urgency’ groter gevoeld wordt; - ter voorbereiding van een proefvisitatie: een lijstje rondsturen met voorbeeldvragen aan alle deelnemers en uitleg van hoe de dag gaat verlopen zodat ze een beeld krijgen van wat er verwacht wordt; - bij het houden van een proefvisitatie: maak van de expertise en de gelegenheid gebruik om iedere sessie goed na te bespreken en feedback te geven, niet alleen op inhoud maar ook op houding en lichaamstaal.
9
versie december 2005
4
De Toets Nieuwe Opleiding
Een nog niet bestaande opleiding dient geaccrediteerd te worden om de wettelijke rechten van bekostiging, diplomering en ondersteunende studiefinanciering voor studenten te kunnen verkrijgen. Het uitgangspunt voor een nieuwe opleiding is dat deze, op het moment dat om accreditatie gevraagd wordt bij de NVAO, niet is opgenomen in het CROHO. Echter, de aanvraag van een nieuwe opleiding die grotendeels overeenstemt met een opleiding waaraan eerder al accreditatie is onthouden zal door de NVAO zonder verdere toetsing worden afgewezen. Als vuistregel wordt gehanteerd dat ten minste 40% van het curriculum op enigerlei wijze afwijkt van reeds bestaande CROHO-geregistreerde opleidingen. Anders dan bij de aanvraag voor hernieuwde accreditatie wordt voor de aanvraag van accreditatie van een nieuwe opleiding geen zelfevaluatie georganiseerd. Er kan immers nog niet teruggekeken worden op het onderwijs en behaalde resultaten. Voor een nieuwe opleiding hoeft een instelling geen VBI in te schakelen. Een accreditatieaanvraag inclusief onderbouwend rapport (het informatiedossier) wordt bij de NVAO ingediend. De NVAO is verantwoordelijk voor het beoordelen van de rapportage en voert een instellingsbezoek met een onafhankelijk panel uit om de informatie uit de rapportage te verifiëren op onder andere de voorzieningen en condities voor continuïteit. Daarom verloopt het organiseren van een informatiedossier voor een nieuwe opleiding en het voorbereiden van de faculteit op de externe beoordeling in grote lijnen op een zelfde wijze als dat voor bestaande opleidingen en kan van bovenstaande tips en handreikingen gebruik gemaakt worden. Na de beoordeling van de NVAO voert het Ministerie van OCW een macrodoelmatigheidstoets uit. Hierbij dient bij het schrijven van het informatiedossier ook rekening gehouden te worden. Het kader voor de macrodoelmatigheidstoets3 is te vinden op de site van het Ministerie van OCW www.minocw.nl. Het rapport dat door de instelling meegestuurd wordt dient te voldoen aan het ‘kader Toets Nieuwe Opleidingen’ van de NVAO. Deze is beschikbaar via www.nvao.net. Dit kader is in grote lijnen overlappend met dat voor bestaande opleidingen, maar aangepast naar de nieuwe situatie. Een deel van de informatie uit zelfevaluaties van bestaande opleidingen kan hiervoor worden gebruikt, zoals een profielbeschrijving van de instelling. Verder wordt er informatie opgenomen over het profiel van de nieuwe opleiding, een financieel overzicht en een beschrijving van het benodigde personeel. Een verschil met het kader voor bestaande opleidingen is dat het onderwerp ‘resultaten’ vervangen is door het geven van een beschrijving van de garantie op continuïteit van de opleiding. Bijlage 2 geeft de processtappen bij de formele aanvraag van een nieuwe opleiding weer in een stroomschema. Bron: IB-Groep, Uitleg bij stroomschema Nieuwe Opleiding, 13 april 2004. Beschikbaar via www.ib-groep.nl. Vanwege de afspraken die binnen 3TU-verband zijn gemaakt en consequenties voor het te ontwikkelen informatiedossier dient in een vroeg stadium overleg plaats te vinden met het CvB en het OSC (contactpersoon Drs. Dirk-Jan Mulders) voordat met de planning van een nieuwe opleiding wordt gestart.
3
Beleidsnotitie macrodoelmatigheid hoger onderwijs, Ministerie van OCW
10
versie december 2005
5
Bijdragen OSC aan het uitvoeren van zelfevaluaties voor het onderwijs
•
Planning/uitvoering zelfevaluatie en landelijke afstemming: het Onderwijs Service Centrum onderhoudt de contacten met het landelijke netwerk van de QANU en de VSNU en is vanuit die rol goed op de hoogte van landelijke ontwikkelingen. Intern ondersteunt het OSC de faculteiten bij de contacten met de QANU en NVAO, bij de voorbereiding, planning en uitvoering van zelfevaluaties.
•
Start zelfevaluatie: inventarisatie sterke en zwakke punten. Om in korte tijd een sterktezwakte analyse van de opleiding uit te voeren volgens de NVAO-richtlijnen is via het OSC de mogelijkheid een quick scan uit te voeren waarmee in een dagdeel de grootste knelpunten kunnen worden opgespoord.
•
Informatie mbt uitvoeren zelfevaluatie en aanvraag accreditatie: op de website van het OSC worden actuele relevante documenten van de NVAO, QANU, ministerie van OCW en interne documenten bijgehouden als informatiebron voor de opleidingen. Het OSC is ook trekker van de intervisiegroep Kwaliteitszorg & Accreditatie. Hierin wisselen faculteiten verdere ervaringen en informatie uit. Dit platform wordt ondersteund door een publieke outlook-folder waarin de leden van de intervisiegroep documenten, voorbeelden en discussies uitwisselen. Opleidingsoverstijgende informatie en –ervaringen worden gebundeld in notities of documenten voor de opleidingen, zoals deze handleiding.
•
Rapportage, redactie zelfevaluatierapport en advisering in het zelfevaluatietraject: indien gewenst kan het OSC ondersteunen bij het schrijven van de onderwijszelfevaluatie en tijdens het traject van zelfevaluatie adviseren hoe om te gaan met geconstateerde lacunes of verbetervoornemens. Lopende zaken waar het OSC bij betrokken is als vak- en alumni-enquêtes, onderwijsvernieuwingstrajecten, docentenprofessionalisering en samenwerking in 3TUverband kunnen effectief worden afgestemd op de zelfevaluatie.
•
Aanvraag accreditatie bestaande en nieuwe opleidingen: het OSC verzorgt de interne afstemming bij het uitvoeren van zelfevaluaties en de aanvraag van accreditatie voor bestaande en nieuwe opleidingen binnen de TUE. Indien nodig worden via landelijke platforms de planning en accreditatietermijnen ook afgestemd binnen 3TUverband, met de QANU en met de NVAO. Verder leest het OSC de definitieve conceptversie van een zelfevaluatierapport om de tekst te toetsen aan het formele kader van de QANU (met name borging) en suggesties te doen om de eindtekst te verbeteren.
•
Organiseren en deelnemen aan proefvisitatie: het OSC kan de opleiding adviseren over de wenselijkheid en timing voor het houden van een interne proefvisitatie en helpen met het organiseren en uitvoeren daarvan. Een conceptprogramma en tips bij de voorbereiding zijn op het OSC aanwezig. Verder kan het OSC een medewerker als externe beoordelaar laten meedraaien in het proefvisitatiepanel of bemiddelen bij de inzet van externe panelleden. Hiertoe worden ook uitwisselingsmogelijkheden binnen 3TU-verband verkend.
11
versie december 2005
Bijlage 1 Achtergrondliteratuur
Brussee, Wilco, Ger Broer, Wienke Blomen (2005). Handboek accreditatie : het stelsel van kwaliteitszorg in het Nederlands hoger onderwijs. Elsevier Overheid, Den Haag. Commissie accreditatie hoger onderwijs (2001). Prikkelen, presteren, profileren. Eindrapport. Ministerie van OCW, Zoetermeer. Damme, Dirk van, Theo Douma, Peter Kwikkers (2003). Accreditatie in het Hoger Onderwijs. Achtergrond en praktijk in Nederland en Vlaanderen. SDU, Den Haag. Dittrich, Karl (2005). Accreditatie: de toekomst. Toespraak Karl Dittrich, voorzitter NVAO, op het Nederlands Accreditatiecongres 2005, WTC Rotterdam, 20 april 2005. (beschikbaar via www.nvao.net) Douma, Theo (2004). Accreditatie; een (zelf)diagnose. Beschouwing over de werking van het stelsel. SDU, Den Haag. NVAO (2005). Jaarverslag 2004. NVAO, Den Haag. (beschikbaar via www.nvao.net) Onderwijsinspectie (2005). Accreditatie: introductie. Inleiding midterm review accreditatiestelsel. Inspectierapport 2005-10. Inspectie van het onderwijs, Utrecht. Onderwijsinspectie (2005). Accreditatie: de kosten in kaart. Inspectierapport 2005-20. Inspectie van het onderwijs, Utrecht.
versie december 2005
Bijlage 2 Processtappen visitatie QANU en accreditatie NVAO Processtappen 1.
2.
Bepalen tijdspad uitvoeren zelfevaluatie en uitvoeren externe beoordeling door de QANU - De QANU houdt een planning van de visitatiedata voor de landelijke clusters bij. De planning wordt regelmatig in een landelijk overleg besproken (ivm mogelijke wijzigingen). Het OSC neemt namens de TUE deel aan dit QANUoverleg. - Een contactpersoon van de opleiding benadert het OSC voor landelijke planning clusters visitatie en naam secretaris visitatiecommissie van de QANU. - Op basis van de voorlopige datum visitatie stelt de opleiding een tijdspad met activiteiten op tbv de uitvoering van de zelfevaluatie. Contact opnemen met beoogde secretaris van de visitatiecommissie • Een contactpersoon van de opleiding benadert de secretaris van de visitatiecommissie (via de QANU) voor afspraken over: - Te accrediteren opleidingen - Vaststellen datum indienen zelfevaluatierapport - Vaststellen datum uitvoering visitatie - Het doen van suggesties voor samenstelling visitatiecommissie - Aanpak formulering domeinspecifiek referentiekader - Wijze van rapporteren door de commissie • Op basis hiervan stelt de QANU een offerte op die naar de instelling (CvB) wordt gestuurd ter bevestiging. Voordat het CvB een offerte ter bevestiging retourneert wordt de offerte voor advies neergelegd bij het OSC.
Tijdspad Bij de start van de uitvoering van zelfevaluatie; ruim een jaar voordat visitatie plaats moet vinden (= plm. 2,5 jaar voordat accreditatie vervalt)
Bij de start van de zelfevaluatie
3.
Uitvoeren zelfevaluatie en schrijven rapportage • De opleiding stelt een schrijfcommissie samen die volgens het plan van aanpak (stap 1) uitvoering geeft aan de uitvoering van de zelfevaluatie en het schrijven en redigeren van de rapportage. Referentie: Beknopte instructies voor het schrijven van een zelfevaluatierapport basiskwaliteit, QANU • Tussentijds worden 2 of meerdere inspraakrondes en/of informatiebijeenkomsten georganiseerd om informatie en commentaar uit de betrokken gremia te mobiliseren voor de rapportage.
4.
Opstellen programma visitatiebezoek • De opleiding stelt een programma op voor het visitatiebezoek en stemt deze intern en met andere opleidingen binnen het te beoordelen cluster af. Referentie: QANU–kader, hoofdstuk C.2.4.1
Zodra de visitatiedatum bekend is
5.
Meelezen concept zelfevaluatie • De opleiding maakt tijdens de uitvoering van de zelfevaluatie
Volgens afspraak
Een jaar voordat de visitatie gepland staat
versie december 2005
Processtappen
•
Tijdspad een afspraak met de contactpersoon kwaliteitszorg van het OSC (Drs. R. Peters) over datum en reactietermijn voor het meelezen van de conceptzelfevaluatie. Voordat de tekst drukklaar wordt gemaakt wordt deze voorgelegd aan het OSC ter commentaar en toetsing op het voldoen aan het formele kader van de QANU.
6.
Vaststellen definitieve tekst zelfevaluatie en drukken rapporten • De opleiding plant tijdens het uitvoeren van de zelfevaluatie het drukken van de definitieve rapportages in. • Het faculteitsbestuur stelt de definitieve versie van de zelfevaluatierapportage vast in en levert de definitieve tekst aan bij de drukker.
7.
Indienen zelfevaluatie voor de visitatie • De opleiding levert 10 hard copy exemplaren èn een digitale versie op CD ROM aan bij de QANU op de afgesproken datum. Dit verloopt via de secretaris van de visitatiecommissie van de QANU. De regel is dat dit uiterlijk 6 weken dient te gebeuren voor de eerste voorbereidende bijeenkomst van de visitatiecommissie
8.
Uitvoeren visitatie door de QANU en rapportage • Volgens het afgesproken tijdschema voert de QANU de visitaties uit bij de opleidingen binnen het betrokken cluster. • De bevindingen van het visitatiepanel worden voor commentaar op feitelijke onjuistheden naar de opleiding gestuurd. De opleiding krijgt meestal 2 weken om te reageren op de conceptbeoordeling van de QANU. • Na vaststelling definitieve versie wordt de eindbeoordeling van de QANU aan het CvB gestuurd met een kopie aan de opleiding.
9.
10.
Aanvraag accreditatie bij de NVAO • Het CvB dient een accreditatieaanvraag in bij de NVAO. Bij de aanvraag worden per post 5 exemplaren van het beoordelingsrapport van de QANU meegestuurd en tevens elektronisch aangeleverd. Referentie: Handreiking aanvraag accreditatie Nederland, NVAO NB indien het beoordelingsrapport van de QANU nog niet beschikbaar is mag deze later worden aangeleverd (echter niet later dan na 6 maanden). Dit dient in nauw overleg te gebeuren met de QANU. Beslissing NVAO en nazorg • Binnen drie maanden nadat het informatiedossier tbv accreditatieaanvraag compleet is zal de NVAO met een accreditatiebesluit komen en het CvB informeren. Het CvB informeert de opleiding en het OSC over het NVAO-besluit. • Bij toekenning van accreditatie dient de betreffende opleiding door de instelling binnen 6 maanden aangemeld te worden in het CROHO, omdat anders de geldigheid van accreditatie vervalt. Dit wordt door STU georganiseerd; de
Uiterlijk een maand voor versturen rapporten aan de QANU Op de afgesproken datum
Binnen 2 weken
Uiterlijk 1 jaar voordat accreditatie vervalt
Uiterlijk 3 maanden na aanvraag Uiterlijk 6 maanden na toekenning
versie december 2005
Processtappen •
Tijdspad opleiding moet een opdracht tot registratie geven aan STU. Bij afwijzing van accreditatie volgt een instroomstop waarbij de opleiding 1 jaar de tijd krijgt orde op zaken te stellen, opnieuw een visitatie uit te voeren en accreditatie aan te vragen.
1 jaar reparatietijd
versie december 2005
Stroomschema processtappen visitatie QANU en accreditatieaanvraag NVAO Opleiding Tijdens uitvoer zelfevaluatie
Afspraken met secretaris visitatiecommissie QANU
QANU
Offerte QANU
CvB TU/e
Na consult OSC Afstemming: - Opleidingsdirecteur - Faculteitsbestuur - CvB - landelijk cluster van opleidingen - secretaris QANU
Opleiding Voorstel programma visitatie
QANU Opstellen conceptprogramma visitatiebezoek
Opdracht CvB aan QANU voor visitatie
Opleiding Reactie conceptprogramma OSC
Opleiding Afspraak OSC meelezen conceptrapport
Opleiding
Zorgt voor drukken eindrapporten
1 jaar voor vervallen accreditatie: 5 hard copy visitatierapportages en elektronische aanvraag via internet
CvB CvB vraagt accreditatie aan bij de NVAO
NVAO Neemt accreditatiebesluit
Binnen 6 maanden na besluit:
Instelling Positief accreditatiebesluit
Registreert opleiding in CROHO
Concept zelfevaluatierapport
Leest conceptrapport en geeft advies op inhoud en aansluiting bij accreditatiekader
i.o.m. QANU; 1,5 jaar voor vervallen accreditatie: Opleiding levert 10 hard copy en 1 digitale versie aan bij QANU
Visitatiepanel voert visitatie uit
Visitatierapport wordt aan CvB e/o opleiding gestuurd
Bijlage 3 Stroomschema Toets Nieuwe Opleiding – bron CROHO
Bijlage 4 Overzicht accreditaties opleidingen TU/e Datum overzicht: 1 november 2005 Toelichting: wettelijke termijnen accreditatie. Opleidingen dienen hier de planning en uitvoering van de zelfevaluatie, visitatie en accreditatieaanvraag op aan te passen. Varianten: voltijd (vt), deeltijd (dt), duaal (du) waarbij geldt dat iedere variant als aparte opleiding geaccrediteerd dient te worden. Accreditatieaanvragen nieuwe opleidingen zijn buiten beschouwing gelaten. NB De datum voor opleveren zelfstudie is in principe formeel vastgesteld maar kan nog schuiven in overleg tussen de landelijke clusters van opleidingen met de QANU of door uitbreiding van de accreditatietermijn door OCW. Naam opleiding Biomedische technologie Bouwkunde Elektrotechniek∗ Industrial design Installatietechnologie Scheikundige technologie Techniek en maatschappij/ TIW Technische Bedrijfskunde* Technische informatica Technische natuurkunde Technische wiskunde Werktuigbouwkunde Applied Physics Architecture, Building and Planning Biomedical Engineering Building Services Business Information Systems Chemical Engineering Computer Science and Engineering Electrical Engineering and Information Technology* Human-technology Interaction Industrial and Applied Mathematics ∗
Niveau BSc BSc BSc BSc BSc BSc BSc BSc BSc BSc BSc BSc MSc MSc MSc MSc MSc MSc MSc MSc MSc MSc
Variant Geaccr. tot Aanvraag accr. Opleveren zelfevaluatie vt, dt 31-12-2007 31-12-2006 1 januari 2006 vt, dt 31-12-2007 31-12-2006 1 oktober 2005 vt, dt 31-12-2007 31-12-2006 1 november 2004 vt 31-12-2007 31-12-2006 1 november 2006 vt, dt 31-12-2007 31-12-2006 1 oktober 2005 vt, dt 31-12-2007 31-12-2006 1 maart 2006 vt, dt 31-12-2007 31-12-2006 1 juni 2004 vt, dt 29-05-2011 29-05-2010 1 maart 2004 vt, dt 31-12-2007 31-12-2006 1 maart 2006 vt, dt 31-12-2007 31-12-2006 1 juni 2006 vt, dt 31-12-2007 31-12-2006 1 mei 2006 vt, dt 31-12-2007 31-12-2006 1 maart 2006 vt, dt 31-12-2007 31-12-2006 1 juni 2006 vt, dt 31-12-2007 31-12-2006 1 oktober 2005 vt, dt 31-12-2007 31-12-2006 1 januari 2006 vt, dt, du 31-12-2007 31-12-2006 1 oktober 2005 vt, dt 31-12-2007 31-12-2006 1 maart 2006 vt, dt, du 31-12-2007 31-12-2006 1 maart 2006 vt, dt 31-12-2007 31-12-2006 1 maart 2006 vt, dt 31-12-2007 31-12-2006 1 november 2004 vt, dt 31-12-2007 31-12-2006 1 juni 2004 vt, dt 31-12-2007 31-12-2006 1 mei 2006
Heeft een additionele beoordeling gehad. Vermoedelijke accreditatie tot in 2011.
∗
Industrial Design Mechanical Engineering Medical Engineering Technology and Policy Innovation Management∗ Operations management & Logistics*
MSc MSc MSc MSc MSc MSc
vt vt, dt vt vt, dt vt, dt vt, dt
TUILO: Chemistry Education Mathematics Education Physics Education Natuurkunde Scheikunde Wiskunde
Niveau MSc MSc MSc
Variant vt, dt vt, dt vt, dt vt, dt vt, dt vt, dt
Heeft een additionele beoordeling gehad. Vermoedelijke accreditatie tot in 2011.
31-12-2007 31-12-2007 31-12-2007 31-12-2007 29-05-2011 29-05-2011
31-12-2006 31-12-2006 31-12-2006 31-12-2006 29-05-2010 29-05-2010
Geaccr. tot Aanvraag accr. 31-12-2007 31-12-2006 31-12-2007 31-12-2006 31-12-2007 31-12-2006 31-12-2009 31-12-2009 31-12-2009
1 november 2006 1 maart 2006 1 januari 2006 1 juni 2004 1 maart 2004 1 maart 2004