Faculteit Scheikundige Technologie Bureau Arbo en Milieu Den Dolech 2, 5612 AZ Eindhoven Postbus 513, 5600 MB Eindhoven www.chem.tue.nl
Auteur
ing. J.A.M. Ronner projectleider Projectgroep gevaarlijke stoffen TU/e
Beleid gevaarlijke stoffen TU/e
Opdrachtgever
dr. L.N.I.H. Nelissen Voorzitter Projectgroep gevaarlijke stoffen TU/e Referentie
2009 / 777 M Datum
12 november 2009 Versie
8
Projectgroep gevaarlijke stoffen TU/e: dr. dr. drs. F. van der Heijden-van Lokven, arbeidshygiënist, AMVS ir. A.D. Souljé-Moraal, veiligheidskundige AMVS ing. D.C. Hornung-Couwenberg, arbo- en milieuadviseur Faculteit W/BMT ing. W. Verseijden, arbo- en milieuadviseur Faculteit TN ing. J.A.M. Ronner, arbo- en milieuadviseur Faculteit ST dr. dr. L.N.I.H. Nelissen, directeur bedrijfsvoering Faculteit ST
Inhoudsopgave Titel
Beleid gevaarlijke stoffen TU/e
1 1.1 1.2 1.2.1 1.2.2 1.2.3 1.2.4 1.3 1.4
Beleid m.b.t. gevaarlijke stoffen algemeen Definitie en toepassingsgebied Uitgangspunten Rechtvaardigingsprincipe Optimalisatie principe Grenswaarde principe Blootstellingsonderzoek Doelstellingen Organisatie en verantwoordelijkheid
3 3 3 4 4 4 5 5 5
2
Wettelijk kader
6
3 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.2.5 3.2.6 3.2.7 3.2.8 3.2.9 3.2.10 3.3
Beleidsinstrumenten Algemene randvoorwaarden Interne bedrijfsregels en procedures Organisatie Voorlichting en instructie Indeling risicoklasse gevaarlijke stoffen Inkoop, distributie en afvoer Opslag Gebruik Transport Rapportage en registratie Calamiteitenprocedures Controle van de doelstelling en prestaties Evaluatie beleid gevaarlijke stoffen
6 6 7 7 7 7 8 8 8 8 8 8 9 9
Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5: Bijlage 6: Bijlage 7:
Afkortingenlijst Indeling gevaarlijke stoffen Bronnen voor grenswaarden Uitgangspunten bij gebruik van grenswaarden Uitwerking van de beleidsuitgangspunten in de bedrijfsvoering Overzicht artikelen Arbowet en Arbobesluit Stroomschema veilige werkwijzen gevaarlijke stoffen TU/e
1
Beleid m.b.t. gevaarlijke stoffen algemeen
1.1
Definitie en toepassingsgebied
Het beleid gevaarlijke stoffen heeft betrekking op alle handelingen met zuivere chemische stoffen (zie bijlage 2 indeling gevaarlijke stoffen) in de verschillende fasen van de aanwezigheid van de gevaarlijke stoffen in het complex. Hierbij moet gedacht worden aan logistieke handelingen en de procesmatige toepassingen (zowel chemische als fysische): 1. inkoop 2. opslag 3. gebruik bij experimenten 4. afvoer van afvalstoffen met opslag 5. transport 6. voorlichting en onderricht 7. voorkomen ongewilde gebeurtenissen. Het beleid is niet van toepassing op biologische agentia en radioactieve stoffen. Voor het werken met radioactieve stoffen en biologische agentia is specifieke wetgeving van toepassing. Voor radioactieve stoffen is deze regelgeving vastgelegd in de TU/e- complexvergunning in het kader van de Kernenergiewet en voor biologische agentia is de regelgeving uitgewerkt in het Beleidsplan biologische agentia TU/e. Voor bijzondere risicogroepen (m.n. zwangeren) en voor stoffen in drukvaten en stoffen waarop aanvullende wettelijke regelgeving van toepassing is (o.a. CMR-stoffen, stoffen die vallen de Wet voorkoming misbruik chemicaliën, zeer toxische en zeer brandbare en/of explosieve stoffen) wordt aanvullend beleid geformuleerd. Het beleid is van toepassing op opslagruimten bij binnenkomst (Berging Bijzondere Chemicaliën, hierna BBC), distributiecentra voor de verdeling, laboratoria en/of werkplaatsen waar de experimenten worden uitgevoerd, apparatuur waarin de gevaarlijke stoffen worden bewerkt, ruimten waarin gevaarlijke stoffen worden opgeslagen en de routes die de chemicaliën afleggen tijdens transport. Het beleid gevaarlijke stoffen heeft betrekking op iedereen die beroepsmatig dan wel incidenteel binnen de gebouwen van de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) verblijft. Gevaarlijke stoffen zijn stoffen, die op de: 1. korte termijn gevaar opleveren voor hun omgeving of de gezondheid. Dit zijn doorgaans stoffen die binnen een (zeer) kort tijdsbestek een grote verandering teweeg kunnen brengen (bijvoorbeeld brandbare, explosieve en reactieve stoffen) 2. lange termijn de gezondheid kunnen schaden (bijvoorbeeld toxische, carcinogene en sensibiliserende (allergene) stoffen). Op de verpakking van gevaarlijke stoffen moet een etiket zijn aangebracht, waarop de naam van de stof is vermeld en een genormaliseerde gevaaraanduiding is aangebracht (conform Wm/GHS/ADR1).
1.2
Uitgangspunten
In de arbocatalogus gevaarlijke stoffen van de VSNU is het minimum niveau gedefinieerd waaraan het beleid gevaarlijke stoffen van de bij de VSNU aangesloten universiteiten moet voldoen. Het beleid van de beheerseenheden van de TU/e met betrekking tot het gebruik en opslag van gevaarlijke stoffen is erop gericht om alle medewerkers, studenten, gasten en bezoekers zodanig te beschermen tegen gevaarlijke stoffen, dat een maximale veiligheid wordt gewaarborgd en dat geen schade wordt toegebracht aan de gezondheid van mensen en aan het milieu door het: voldoen aan wet- en regelgeving en arbobocatalogus; minimaliseren van de risico's m.b.t. het werken met gevaarlijke stoffen; (mogelijk) voorkomen van gebruik van toxische en carcinogene, mutagene en reprotoxische stoffen; 1
Zie bijlage 2:
Indeling gevaarlijke stoffen Technische Universiteit Eindhoven | Beleid m.b.t. gevaarlijke stoffen algemeen
3
(mogelijk) voorkomen van gebruik van stoffen die onder speciale regelgeving vallen (ATEX, CMR-stoffen, Wet Voorkoming Misbruik Chemicaliën Categorie-1 stoffen, stoffen die vallen onder het Verdrag Chemische Wapens en CBRN-stoffen, prioritaire stoffen in het kader van de Wet milieubeheer) toepassen van minder gevaar voor mens en milieu opleverende chemicaliën; Het beleid wordt uitgewerkt in procedures en werkinstructies. Een belangrijke uitwerking is de procedure gevaarlijke stoffen indeling risicoklasse waarbij gevaarlijke stoffen en processen ingedeeld worden in verschillende risicoklasse. . Het algemene beleid gevaarlijke stoffen is in 2009 geformuleerd en vastgesteld. Uitgangspunt is dat de zorg voor de arbeidsomstandigheden en het milieu een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van de TU/e als werkgever en van de medewerkers/studenten. Naast de stofeigenschappen is er aandacht voor procesomstandigheden (waaronder ook blootstellingsscenario‟s), organisatie en ruimtefactoren. Om het beleid toetsbaar te maken wordt er van uitgegaan dat voor aanvang van de experimenten een veiligheidsrapport/RI&E wordt opgesteld en dat de rapportage ter toetsing wordt aangeboden aan de (lokale) deskundigen. Goedkeuring van de experimenten is een lijnverantwoordelijkheid. (nadere uitwerking wordt gegeven in de nog te ontwikkelen procedure gevaarlijke stoffen risicoklasse-indeling) Het beleid gevaarlijke stoffen is gebaseerd op de volgende principes: 1. rechtvaardigingsprincipe 2. optimalisatie principe 3. grenswaarde principe 4. verplicht blootstellingsonderzoek, om de aard, mate en blootstellingsduur inzichtelijk te maken en om beheersmaatregelen te beoordelen.
1.2.1
Rechtvaardigingsprincipe
Het rechtvaardigingsprincipe voorziet in een motivatie als basis voor de keuze van het gebruik van een bepaalde gevaarlijke stof. Hoe gevaarlijker de stof, hoe zwaarder de motivatie. Bij stoffen die in een bepaalde gevarencategorie of risicoklasse vallen dient (verplicht) een nader onderzoek uitgevoerd te worden naar alternatieven die minder gevaarlijk of ongevaarlijk zijn. Indien men er niet aan ontkomt een bepaalde gevaarlijke stof toch te moeten gebruiken, dan dienen maatregelen getroffen te worden conform het optimalisatieprincipe zodanig dat maximale veiligheid gewaarborgd wordt en dat geen schade wordt toegebracht aan de gezondheid en milieu. Het rechtvaardigingsprincipe is gekoppeld aan een systeem van interne toestemming (risicoklasse-indeling voor gevaarlijke stoffen en processen).
1.2.2
Optimalisatie principe
Het optimalisatie principe geeft aan, dat gestreefd moet worden om zo ver als redelijk mogelijk is beneden de grenswaarde (zie 1.2.3) te blijven. Dit principe wordt ook wel het „ALARA‟-principe2 genoemd. De grenswaarden zijn afgeleid van nationale en internationale afspraken.
1.2.3
Grenswaarde principe
Het grenswaarde principe fungeert tenslotte als vangnet. Concentraties van gevaarlijke stoffen boven de grenswaarde worden beschouwd als onaanvaardbare risico voor de werksituatie. Voor gezondheidskundige grenswaarden wordt in het nieuwe stelsel onderscheid gemaakt tussen private grenswaarden die door werkgevers en werknemers zelf vastgesteld worden en publieke (wettelijke) grenswaarden die door de overheid vastgesteld worden.
2
ALARA is een acroniem voor „As Low As Reasonable Achievable‟ Technische Universiteit Eindhoven | Beleid m.b.t. gevaarlijke stoffen algemeen
4
Definitie grenswaarde (Arbowet): a)
de limiet van de concentratie of van het tijdgewogen gemiddelde van de concentratie voor een gevaarlijke stof in de individuele ademhalingszone van een werknemer gedurende een gespecificeerde referentieperiode; b) de limiet van de concentratie in het passende biologische medium van een gevaarlijke stof, de metabolieten daarvan of een indicator van het effect van de betreffende stof gedurende een gespecificeerde referentieperiode. Deze definitie geldt niet voor stoffen met een verondersteld drempelloos effect zoals bepaalde genotoxische stoffen, carcinogenen en sensibiliserende (allergene) stoffen. Soorten grenswaarden: Private grenswaarden Werkgevers en werknemers zijn zelf verantwoordelijk voor het veilig omgaan met stoffen op de werkplek. Daaronder valt ook het vaststellen van private gezondheidskundige waarden en veilige werkwijzen zodat dat geen schade aan de gezondheid van werknemers optreedt, direct of op langere termijn bij de werknemer zelf noch voor zijn of haar nageslacht. Om te voldoen aan de private grenswaarden zijn er twee opties: 1. gezondheidskundige grenswaarde afleiden; 2. veilige werkwijze beschrijven die blootstelling voorkomt of aantoonbaar laag genoeg houdt. Publieke grenswaarden De private grenswaarden worden door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (MinSZW) aangevuld met publieke, dat wil zeggen wettelijke grenswaarden (zie de nieuwe Arbeidsomstandighedenregeling). Het MinSZW stelt publieke grenswaarden vast voor stoffen waarvoor de EU een grenswaarde vereist. Hierbij worden als criteria „stoffen zonder eigenaar‟ en „stoffen met grote kans op gezondheidsschade (hoog-risico stoffen)‟ gehanteerd, dan wel stoffen waarvoor de overheid vindt dat er een publieke grenswaarde moet worden vastgesteld. In de Arbocatalogus gevaarlijke stoffen van de VSNU is beschreven hoe de universiteiten willen omgaan met grenswaarden.
1.2.4
Blootstellingsonderzoek
Bij het werken met gevaarlijke stoffen moeten aard, mate en duur van de blootstellingen inzichtelijk worden gemaakt om de daaraan gerelateerde risico‟s voor de werknemers in kaart te brengen en hier zonodig maatregelen op te kunnen nemen. Voor de aanpak van de blootstellingsbeoordeling wordt in de Arbowet verwezen naar de methode in de NEN-EN 689 “Werkplekatmosfeer. Leidraad voor de beoordeling van de blootstelling bij inademing van chemische stoffen is de vergelijking met de grenswaarden en de meetstrategie”. Achterliggende gedachte bij deze norm is: als een goed onderbouwde, kwalitatieve inschatting van het blootstellingsrisico mogelijk is -op basis van “professional judgement”- kunnen kostbare metingen wellicht achterwege blijven of kan al direct tot maatregelen besloten worden.
1.3
Doelstellingen
Blootstelling aan gevaren t.a.v. de veiligheid en gezondheid van de medewerkers, studenten en derden dient in eerste instantie te worden voorkómen. Dit impliceert dat er een verbod geldt voor experimenten waarbij gevaarlijke stoffen gebruikt worden of ontstaan, zonder dat er voor het proces toestemming is verleend en adequate maatregelen zijn getroffen in overeenstemming met de geformuleerde uitgangspunten. Een minimum vereiste is dat de medewerkers, studenten en derden voldoende deskundig zijn en dat ze adequaat geïnformeerd zijn over de risico‟s van de werkzaamheden en hoe te handelen bij een ongeval of calamiteit.
1.4
Organisatie en verantwoordelijkheid
Nadere uitwerking is gegeven in de „arbo en milieuorganisatie‟ van de TU/e. Verantwoordelijkheid voor de implementatie, controle en uitvoering van het beleid is belegd bij het College van Bestuur van de TU/e. Deze heeft de verantwoordelijkheid bij mandaat belegd bij de besturen van de faculteiten en Diensthoofden van de beheerseenheden van de TU/e. De besturen van faculteiten en de Diensthoofden van de beheerseenheden van de TU/e stellen de verschillende projectgroepen samen.
Technische Universiteit Eindhoven | Beleid m.b.t. gevaarlijke stoffen algemeen
5
2
Wettelijk kader
In bijlage 6 is een totaal overzicht gegeven van alle wettelijke bepalingen vanuit de Arbowet en het Arbobesluit. In de Arbocatalogus gevaarlijke stoffen van de VSNU zijn de brancheafspraken op het gebied van gevaarlijke stoffen vastgelegd.
3
Beleidsinstrumenten
3.1 Algemene randvoorwaarden Door het structureel doorlopen van de Deming-cyclus (Plan-Do-Check-Act) wordt het Beleid Gevaarlijke Stoffen jaarlijks getoetst op volledigheid, betrouwbaarheid en actualiteit. Volgens het Arbeidsomstandighedenbesluit is de wettelijk voorgeschreven volgorde van maatregelen voor de aanpak van de risico‟s (Arbeidshygiënische strategie, zie tabel hieronder) van een brongerichte aanpak naar persoonlijke beschermingsmiddelen. De volgende handelwijze is een uitwerking van de brongerichte aanpak: - Arbo- en milieuvoorlichting als onderdeel van het introductieprogramma voor nieuwe medewerkers en studenten. - Periodiek herhalen van toolbox-meetings op het gebied van chemische veiligheid. Voor aanvang van het onderzoek of een reeks experimenten worden op initiatief van de projectleider3 in overleg met de beheerder gevaarlijke stoffen en de arbo- en milieufunctionaris de arbo- en milieuaspecten van de te gebruiken chemicaliën en de reactieproducten beoordeeld. Hiertoe wordt een risico-analyse opgesteld. ; De wettelijk voorgeschreven beheersmaatregelen die genomen moeten worden, zijn hier onder in de -wettelijk verplichte-, volgorde van aanpak4 aangegeven: Arbeidshygiënische Strategie 1. Bestrijding van de bron
Principe Rechtvaardiging
Maatregel
2.
Bestrijding aan de bron
Optimalisatie
minder gevaarlijke stoffen, kleinere hoeveelheid gevaarlijke stoffen door toepassing batchproces
3.
Afscherming van de bron
Optimalisatie
goede verpakking, afsluitbare veiligheidskasten, koelen en/of vriezen toepassen gesloten systeem
4.
Afscherming van de omgeving
Optimalisatie
toepassen van speciale zuurkast of glove-box, in een daarvoor specifiek aangewezen en op minimaal klasse II- niveau ingericht laboratorium met drukaanpassing ventilatie met verbod op recirculatie toepassen van afscherming rond de bron
5.
Afscherming van de mens
Optimalisatie
gescheiden opslag en werkplaats toepassen van kleine ruimte en specifiek daarvoor aangewezen apparatuur voor extreem gevaarlijke experimenten zo min mogelijk personen die blootgesteld kunnen worden
6.
Persoonlijke beschermingsmiddelen (pbm)
Optimalisatie
89/656/EEG klasse II en klass III' pbm's, zoals gelaatscherm, adembescherming, handschoenen, etc .
7.
Repressieve maatregelen
Schade beperken
treffen van voorzorgsmaatregelen voor incidenten, zoals blusdeken, brandblussers, spillbox, absorptiemateriaal, overvaten, antireagens, BHV, douchen, oogdouches inlichten van BHV
initieel verbod, toestemming na interne toetsing voorkomen van blootstelling aan gevaarlijke stoffen/processen (verplichting tot het zoeken naar minder/niet schadelijke alternatieven)
De niveaus 1 t/m 3 dienen een zodanige bescherming te bieden dat blootstelling doeltreffend beheerst wordt.
3 4
onderzoeker, practicumleider, afstudeercoach, etc. arbeidshygiënische strategie (wettelijke verplichte volgorde van aanpak) Technische Universiteit Eindhoven | Wettelijk kader
6
Opmerking: het uiteindelijk doel is dat het resultaat van de maatregelen op alle niveau’s de blootstelling doeltreffend beheerst. Risicobeheersing op niveau 6 met persoonlijke beschermingsmiddelen (pbm's) komt pas aan de orde als blijkt dat het toepassen van de maatregelen op niveaus 1 t/m 5 geen afdoende bescherming bieden. Indien pbm's worden voorgeschreven, dan geldt hiervoor de verplichting om deze te dragen. Toezicht op het dragen van de pbm‟s moet geborgd zijn binnen de organisatie. De relevante artikelen uit de Arbowet met betrekking tot gebruik van gevaarlijke stoffen zijn bij de uitwerking van het beleid opgenomen in de interne bedrijfsregels. (zie bijlage 5, Uitwerking beleidsuitgangspunten in de bedrijfsvoering).
3.2 Interne bedrijfsregels en procedures Het beleid gevaarlijke stoffen TU/e is een uitwerking van het beleidsvoornemen van de TU/e om te komen tot een structurele zorgsysteem op het gebied van de arbeidsomstandigheden en het milieu. Om dit beleidsvoornemen vorm te geven worden op TU/e-niveau met betrekking tot de aanschaf, opslag, distributie, gebruik en afvoer van gevaarlijke stoffen een aantal -beleidsnotities en -procedures opgesteld: 1. Organisatie (beleid) 2. Voorlichting en instructie (beleid) 3. Indeling risicoklasse (procedure) 4. Beleid en procedure bijzondere risicogroepen (zwangerschap en arbeid) 5. Voor stoffen waarvoor bijzondere regelgeving van toepassing is wordt in aanvulling op het algemene beleid gevaarlijke stoffen apart beleid geformuleerd 6. Inkoop, distributie en afvoer (beleid en procedure) 7. Opslag ( procedure) 8. Gebruik (procedure) 9. Transport (procedure) 10. Rapportage en registratie (procedure) 11. Controle en toetsing (beleid en procedure) 12. Calamiteiten (procedure).
3.2.1 Organisatie Nadere uitwerking wordt gegeven in de “arbo- en milieuorganisatie TU/e” en in de “arbo- en milieuorganisatie” van de verschillende beheerseenheden van de TU/e
3.2.2 Voorlichting en instructie Nadere uitwerking wordt gegeven in de beleidsnotitie arbo- en milieu voorlichting TU/e en in de beleidsnotities arboen milieuvoorlichting van de verschillende beheerseenheden van de TU/e.
3.2.3 Indeling risicoklasse gevaarlijke stoffen Als interne bedrijfsregel is opgenomen de indeling van de risicoklasse van een experiment (zie bijlage 7: stroomschema veilige werkwijzen gevaarlijke stoffen TU/e). Factoren die bepalend zijn voor de risicoklasse-indeling zijn: 1. Stofeigenschappen; 2. Procesomstandigheden; 3. Resultaten blootstellingsonderzoek. In eerste instantie wordt het experiment op basis van stofeigenschappen geclassificeerd. De uiteindelijke indeling van de risicoklasse van het experiment wordt bepaald aan de hand van andere risicobepalende factoren zoals: gebruikshoeveelheden, proces omstandigheden, aard van de reactie, al dan niet werken onder atmosferische omstandigheden, temperatuur, mate van afscherming, wijze van blootstelling, blootstellingsroute, blootstellingstijd, technische voorzieningen, herhalingsfrequentie van de blootstelling, wijze van opname, en ventilatie.
Technische Universiteit Eindhoven | Wettelijk kader
7
Als er geen of onvoldoende stofgegevens bekend zijn om een stof te classificeren dan wordt het experiment automatisch in de hoogste risicoklasse ingedeeld. Dit geldt ook voor stoffen die onder speciale regelgeving vallen. Op basis van de bovenstaande factoren kunnen de experimenten onderverdeeld worden in vier niveaus: Klasse I = laag risico Klasse II = midden risico Klasse III = hoog risico Klasse IV = zeer hoog risico Nadere uitwerking van weegfactoren / kentallen en parameters wordt gegeven in de procedure gevaarlijke stoffenindeling risicoklasse (i.o.)
3.2.4 Inkoop, distributie en afvoer Om de hoeveelheid gevaarlijke stof in het complex te minimaliseren wordt een volgende handelswijze gehanteerd: Voorafgaand aan het plaatsen van de bestelling is door de beheerder gevaarlijke stoffen een afweging gemaakt van mogelijke risico's, problemen en kosten bij ongewild vrijkomen, emissie en afvoer. Zo nodig worden stoffen en/of hulpmiddelen besteld om bij ongewilde gebeurtenissen de risico's van het vrijkomen van de stof te elimineren en de betreffende gevaarlijke stof op te ruimen en op veilige en verantwoorde wijze af te voeren. bij de aanschaf van de gevaarlijke stof bestelt de gebruiker een zodanige hoeveelheid dat na beëindigen van het onderzoek, resp. de werkzaamheden er sprake is van een minimaal af te voeren resthoeveelheid. De inkoop, distributie en afvoer van gevaarlijke stoffen wordt nader omschreven in de TU/e- procedure Gevaarlijke stoffen - inkoop, distributie en afvoer.
3.2.5 Opslag De opslag van gevaarlijke stoffen is nader omschreven in de TU/e-procedure Gevaarlijke stoffen - opslag gevaarlijke stoffen ( conform de Wet milieubeheer en de PGS15 richtlijn).
3.2.6 Gebruik Het gebruik van gevaarlijke stoffen wordt beperkt, indien er sprake is van stoffen die onder speciale regelgeving vallen (ATEX, CMR-stoffen, Wet Voorkoming Misbruik Chemicaliën Categorie-1 stoffen, stoffen die vallen onder het Verdrag Chemische Wapens en CBRN-stoffen, prioritaire stoffen in het kader van de Wet milieubeheer). Ook ten aanzien van zwangerschap en arbeid zijn intern regels vastgesteld. Zie hiervoor resp. TU/e-procedure Gevaarlijke stoffen - werken met kankerverwekkende stoffen en processen (i.o.) en TU/e-procedure Gevaarlijke stoffen- zwangerschap en arbeid.
3.2.7 Transport Het transport van gevaarlijke stoffen is beschreven in de TU/e-procedure Transport gevaarlijke stoffen conform de Wet milieubeheer en ADR.
3.2.8 Rapportage en registratie De rapportage en registratie van gevaarlijke stoffen wordt binnen de universiteit geregeld door: TU/e-procedure Veiligheidsrapport/RI&E experimentele opstellingen TU/e, vergunning duurproef, toepassen registratiesysteem gevaarlijke stoffen, ongevallenregistratie en ontwikkelen van arbo en milieu-inspectielijsten.
3.2.9 Calamiteitenprocedures De calamiteitenprocedures voor gevaarlijke stoffen zijn beschreven in de verschillende bedrijfsnoodplannen voor de TU/e-gebouwen.
Technische Universiteit Eindhoven | Wettelijk kader
8
3.2.10 Controle van de doelstelling en prestaties Het gevoerde beleid zal geborgd worden door: jaarlijkse rapportage in het arbo- en milieujaarverslag van de universiteit of de doelstelling, zoals geformuleerd in paragraaf 1.3 is gehaald; het meten van en het rapporteren in het arbo- en milieujaarverslag TU/e van de prestaties op het gebied van de gevaarlijke stoffen; het (laten) uitvoeren van interne en externe audits. De prestaties kunnen worden gemeten door: het steekproefsgewijs controleren van registers (ongevallen- en incidentenregistratie, veiligheidsrapporten en registratiegegevens van gevaarlijke stoffen); het doorlichten van rapportages over de verschillende arbo- en milieuaspecten, m.n. de veiligheidsrapportages; de beleidsvoornemens van de organisatie, c.q. de bedrijfsvoering te toetsen door middel van interne en externe audits.
3.3 Evaluatie beleid gevaarlijke stoffen Evaluatie van het Beleid Gevaarlijke Stoffen TU/e door de Universiteitsraad en de projectgroep Gevaarlijke Stoffen TU/e gebeurt 1 jaar na vaststelling van het Beleid Gevaarlijke Stoffen TU/e door het College van Bestuur. Procesbewaking van de activiteiten is belegd bij de Arbo en Milieu Service Organisatie van de TU/e.
Technische Universiteit Eindhoven | Wettelijk kader
9
Bijlage 1: Afkorting ADR Arbo ATEX BBC BHV CBNRstoffen CMR COSHH CW EN EU GHS NEN PBM PGS RI&E TU/e MinSZW VSNU Wm Wvmc
lijst gebruikte afkortingen. Betekenis Accord Européen relatif au transport international des marchandises Dangereuses par Route Arbeidsomstandigheden Atmosphere Explosive Berging Bijzondere Chemicaliën BedrijfsHulpVerlening Chemische Biologische Nucleaire Radioactieve stoffen Carcinogeen, Mutageen, Reprotoxisch Control Of Substances Hazardous to Health Chemische Wapens Europese Norm Europese Unie Globally Harmonized System NEderlands Normalisatie Persoonlijke Bescherming Middelen Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen Risico-Inventarisatie en –Evaluatie Technische Universiteit Eindhoven Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten Wet milieubeheer Wet voorkoming misbruik chemicaliën
Technische Universiteit Eindhoven | Wettelijk kader
10
Bijlage 2:
Indeling gevaarlijke stoffen
Technische Universiteit Eindhoven | Wettelijk kader
11
Bijlage 3:
Bronnen voor grenswaarden (Bron: arbocatalogus gevaarlijke stoffen VSNU)
MAC waardenlijst 2006 Grenswaarden zijn af te leiden uit de publieke actuele wettelijke grenswaarden en de lijst van wettelijke grenswaarden 2006 (vervallen MAC-waarden). De werkgeverskoepels adviseren dat voor de duur dat een bedrijf nog geen bedrijfsgrenswaarde heeft vastgesteld en de SER-leidraad nog niet beschikbaar is, gebruik gemaakt wordt hetzij van de grenswaarden die in de Veiligheidsinformatiebladen (VIB's) worden gegeven, hetzij van de MAC-waarden zoals die op 31 december 2006 van kracht waren. Veiligheidsinformatiebladen, Chemiekaartenboek en Sdu uitgave grenswaarden De producenten verstrekken aan hun afnemers informatie over de gevaarsaspecten5 van hun chemische producten en stoffen middels het Veiligheidsinformatieblad (VIB) (chemwatch: http://tuenl.chemwatch.net/ ). Soms verstrekken producenten, vooral de grote chemische bedrijven, ook informatie over een te hanteren grenswaarde bij blootstelling aan de desbetreffende stof:een producentengrenswaarde. REACH zal na
invoering producenten en importeurs onder meer verplichten informatie over gezondheidsschadelijke effecten van blootstelling aan stoffen ter beschikking te stellen. In het Chemiekaartenboek (http://chemiekaarten.sdu.nl/chkonline/ ) staan van veel HPV stoffen (High Production Volume) de wettelijke grenswaarde of de indicatieve grenswaarde genoemd. De indicatieve waarde is onder andere afkomstig uit internationale lijsten (zie buitenlandse grenwaarden). De Sdu heeft een uitgave met lijsten van de officiële grenswaarden uit Nederland, Belgie, Duitsland, van de Europese Unie en de
ACGIH met de interventiewaarden gevaarlijke stoffen bij rampen. Buitenlandse grenswaarden Overige bronlijsten voor blootstellingsgrenswaarden zijn de Europese grenswaarden van de SCOEL, de Duitse grenswaarden (TRGS 900), de Belgische grenswaarden, de Zweedse lijst, de Engelse lijst en de lijst van de Amerikaanse ACGIH. Aan de hand van deze lijsten ziet men welke normen voor blootstelling elders worden aangehouden. Ze kunnen een hulpmiddel zijn bij het bepalen van private grenswaarden binnen een bedrijf (zie www.ser.nl). DOHS base DOHSBase is sinds 1992 de Nederlandse Standaard voor Grenswaarden en Meetmethodes. Het is het meest complete overzicht van Nederlandse en Buitenlandse grenswaarden in één bundel. Deze grenswaarden zijn daarnaast gekoppeld aan de (inter)nationale voorgeschreven meetmethodes. Het programma is uitgebreid met "kickoff" grenswaarden voor stoffen zonder MAC en met de "Vergelijk" modus waarmee de gevaarsaspecten, de blootstellingspotentie en de risicopotentie van maximaal 30 stoffen onderling zijn te vergelijken. Stoffenmanager De Stoffenmanager is een online instrument, dat ondersteuning biedt bij het opstellen van een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) en het van plan van aanpak voor gevaarlijke stoffen. Het instrument kent risicoscores toe aan handelingen met producten en reikt oplossingen aan om deze te beheersen; eerst bronmaatregelen, vervolgens verspreidingbeperkende en tot slot blootstellingbeperkende maatregelen. Met behulp van de Stoffenmanager kunnen ook werkplekinstructiekaarten worden gemaakt zodat werknemers beschikken over informatie die op de werkvloer van belang is.
5
Met behulp van COSHH-essentials is het mogelijk om de verschillende gevaarsaspecten van een stof te visualiseren: http://www.coshh-essentials.org.uk Technische Universiteit Eindhoven | Wettelijk kader
12
Leidraad veilig werken met chemische stoffen SER Als handreiking naar (MKB-)ondernemingen en brancheverenigingen hebben werkgevers en werknemers in de Sociaal Economische Raad (SER) een Leidraad voor het veilig en gezond werken met chemische stoffen ontwikkeld. De Leidraad sluit aan op het Arbobesluit. De Leidraad is te gebruiken als wegwijzer naar: - een veilige grenswaarde voor een specifieke stof - methoden om zelf een veilige grenswaarde af te leiden - mogelijkheden om de grenswaarde bedrijfsspecifiek te maken - veilige werkwijzen voor een specifieke handeling of branche - methoden om veilige werkwijzen af te leiden http://www.veiligwerkenmetchemischestoffen.nl/default.aspx SER Databank Grenswaarden Stoffen op de Werkplek (GSW) Op deze website is (via de stofnaam of het CAS-nummer) per stof opzoeken wat de huidige wettelijke grenswaarde is. Op de webpagina‟s van de afzonderlijke stoffen zijn links opgenomen die betrekking hebben op: - de gezondheidskundige onderbouwing van een grenswaarde; - het advies aan MinSZW van de Subcommissie Grenswaarden Stoffen op de Werkplek (GSW) (voorheen: Subcommissie MAC-waarden); - de informatie die in specifieke gevallen is verstrekt voor een haalbaarheidstoets; - de publicatie van de (nieuwe) grenswaarde door MinSZW. - een link met een overzicht van grenswaarden die in de EU-landen en een aantal andere landen worden gehanteerd. De databank vermeldt ook de grenswaarden die tot 1 januari 2007 nog als wettelijke of bestuurlijke grenswaarde werden gehanteerd maar bij de invoering van het nieuwe stelsel op 1 januari 2007 zijn vervallen. Deze waarden kunnen, mits sprake is van gezondheidskundige waarden, dienen als basis voor de vaststelling van een bedrijfsgrenswaarde.
Technische Universiteit Eindhoven | Wettelijk kader
13
Bijlage 4:
Uitgangspunten bij gebruik van grenswaarden (Bron: Arbocatalogus gevaarlijke stoffen VSNU)
In 1.2.3 is omschreven hoe grenswaarden gebruikt kunnen worden. Een aantal aandachtspunten zijn van belang : 1. Bij de universiteiten gaat het bij het gebruik van gevaarlijke stoffen in het bijzonder de Chemische stoffen veelal om een groot aantal verschillende stoffen waarmee in kleine hoeveelheden wordt gewerkt. 2. Het werken betreft veelal kortdurende handelingen, vaak in (semi) gesloten systemen of omkaste en afgezogen werkplekken (zuurkasten, omkastingen, puntafzuiging etc.). 3. De werkzaamheden worden verricht in daartoe specifiek ingerichte ruimten zoals laboratoria en werkplaatsen, waarbij ventilatievoorzieningen (ruimteventilatie en lokale ventilatie) belangrijke blootstellingsreducerende voorzieningen zijn. 4. Uit de literatuur blijkt dat er zeer sterke aanwijzingen zijn dat overschrijding van de grenswaarden tgv. het werken met oplosmiddelen in bv. laboratoria niet of nauwelijks plaatsvindt, gezien de kleinschalige toepassingen die leiden tot relatief lage blootstellingen. Het logische gevolg is dat blootstellingsmetingen lang niet altijd zinvol zijn. 5. Bij kortdurende blootstellingen en calamiteiten heeft het gebruik van 8 uurs grenswaarden weinig nut. Eventueel is het gebruik van 15 minuten waarden, Ceiling of interventiewaarden te overwegen bij ongevallenen en calamiteiten. 6. Er worden tussenprodukten en nieuwe stoffen gemaakt, waarvan lang niet altijd de toxicologische gegevens en dus ook geen grenswaarden bekend (kunnen) zijn. 7. Onderzoek vindt plaats aan het front van de nieuwe ontwikkelingen, bijvoorbeeld de nano-technologie. 8. Uitgangspunt voor best practices is het toepassen ALARA en/of de Arbeidshygiënische strategie alsmede de strategie van 'veilige werkwijzen'.
Technische Universiteit Eindhoven | Wettelijk kader
14
Bijlage 5. Uitwerking van de beleidsuitgangspunten in de bedrijfsvoering. 5.1
Rechtvaardigingsprincipe. Bij experimenten met gevaarlijke stoffen zal de gebruiker vooraf na moeten gaan: 1. wat is het risico en de risicoklasse van de uitgangsstof én de tussen- en eindproducten? 2. welke invloed hebben de procesomstandigheden op de bovengenoemde risico's (temp. druk en oplosmiddel e.d.) 3. hoe groot is de verspreidingskans bij een ongewilde gebeurtenis? 4. hoe groot is de mogelijke schade en het letsel bij een ongewilde gebeurtenis? 5. zijn er andere, minder gevaarlijke stoffen en experimenten mogelijk? 6. is schaalverkleining geboden uit het oogpunt van risicobeheersing? 5.2
Optimalisatie-principe
Om een (kritisch) experiment te kunnen toestaan moeten alle ins en outs worden nagegaan met toepassing van het optimalisatie-principe. De risicoschatting is daarbij niet beperkt tot de afdeling die het experiment uitvoert, maar strekt zich uit tot alle personen die verantwoordelijk zijn voor de aanschaf, het interne transport en de opslag én de afvoer van eind-, bij- en tussenproducten Voor arbo en milieuzorg in breder verband en is een goed samenspel nodig tussen verschillende afdelingen.
5.2
Grenswaarde principe
Concentraties van gevaarlijke stoffen boven de grenswaarde worden beschouwd als onaanvaardbare risico‟s voor de werksituatie.
Technische Universiteit Eindhoven | Wettelijk kader
15
Bijlage 6:
Artikelen Arbowet en Arbobesluit m.b.t. gevaarlijke stoffen
Arbowet Artikel 3: Artikel 5: Artikel 8:
Arbobeleid Inventarisatie en evaluatie van risico's Voorlichting en onderricht
Arbobesluit Artikel 4.1: Artikel 4.1a: Artikel 4.1b: Artikel 4.1c: Artikel 4.2: Artikel 4.2a: Artikel 4.3: Artikel 4.4: Artikel 4.5: Artikel 4.6: Artikel 4.7: Artikel 4.10a: Artikel 4.10b: Artikel 4.10c: Artikel 4.10d:
Definities Toepasselijkheid Zorgplicht van de werkgever Beperken van blootstelling; algemene preventieve maatregelen Nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie, beoordelen Nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie, aanvullende registratie Grenswaarden Arbeidshygiënische strategie Ventilatie Voorkomen van ongewilde gebeurtenissen Maatregelen bij ongewilde gebeurtenissen Onderzoek Onderzoek en biologische grenswaarden Dossiers en registratie Voorlichting en onderricht
Technische Universiteit Eindhoven | Wettelijk kader
16
Bijlage 7:
Stroomschema veilige werkwijzen gevaarlijke stoffen TU/e Gevaarlijke stoffen
Bepaling type gevaarlijke stof
Biologisch agens
Chemisch agens
Ioniserend agens
Bepaling Risicoklasse Klasse 3 en 4
Neem contact op met de Biologische Veiligheidsfunctionaris TU/e
Klasse 0,1 en 2 Neem contact op met de Stralingbeschermingsdienst TU/e
Bepaling risicoverhogende factoren Klasse 4 Bepaling blootstellingsscore Klasse 3
Blootstellingsscore laag, middel of hoog Blootstelling reducerende maatregelen nemen of experiment niet vergunnen
Blootstellingsscore erg laag
Opstellen Veiligheidsrapport (RI&E-opstellingen)
Experiment niet vergund
Start experiment na goedkeuring. Documenten opslaan
Technische Universiteit Eindhoven | Wettelijk kader
17