n va st g om kin ek er to nw De e er am m gss um elin an ikk em t w Th on
Stedenband Groningen - San Carlos Jaargang 16 - nummer 2 - september 2013
Te koop: ‘moedersterfte’
Nicaragua Kanaal wordt werkelijkheid
Handelen uit solidariteit
4
8
13
Dynamische discussie ontwikkelingssamenwerking Ontwikkelingssamenwerking staat al langere tijd der discussie. Of misschien beter gezegd: ontwikkelingssamenwerking staat eigenlijk altijd wel ter discussie. Gaat het niet over ‘geld dat aan de strijkstok blijft hangen’ of over ‘ontwikkelingswerkers die vooral bezig zijn hun eigen baan te behouden ten koste van de lokale bevolking’, dan gaat het wel over directeuren van goede doelen die teveel verdienen of over de mislukte projecten, die er, in alle jaren dat Nederland zich met ontwikkelingssamenwerking bezig houdt, ook zeker zijn geweest. Door: Muriël Duindam Daar tegenover staat de groep die het werkveld op een positieve manier benadert en overtuigd is van de resultaten van het werk dat wordt verricht, al dan niet in klinkende munt. Ook het bedrijfsleven heeft dat opgepikt en richt zich steeds vaker en nadrukkelijker op Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO); zo ontstaan bloeiende samenwerkingen. Deze leiden lang niet altijd tot direct terugverdienen in financieel opzicht, maar dragen wel bij aan het welzijn van de werknemers of, bij het gebrek aan een betere omschrijving, het gevoel nuttig te kunnen zijn, omdat je kennis en kunde kunt delen. Goede voorbeelden daarvan zijn de projecten op gebied van wijkontwikkeling, het grondbedrijf en waterbeheer in San Carlos, die vanuit Groningen
zijn geëntameerd. De discussies die gevoerd worden, gaan niet alleen over kommer en kwel. In tijden waarin velen de broekriem moeten aanhalen, er veel bezuinigd moet worden en er nieuwe (politieke) invalshoeken zijn, laait de discussie over de zin (en onzin) rond ontwikke lingssamenwerking weer vol vuur op. Logisch natuurlijk en niet per definitie slecht. Regelmatig bekijken hoe de vlag erbij hangt, kritisch zaken tegen het licht houden en je handelen weer herijken, hoort bij de ontwikkeling van je werkveld.
>> Lees verder op pagina 3 >>
Projecten in San Carlos steunen? Dat kan! Giro 58095.
1
Van de redactie
>> Vervolg pagina 1 >>
De zomervakantie is ten einde en met frisse moed zijn we
Natuurlijk treft u in dit nummer ook beelden uit ons archief
weer aan de slag. Daar hoort natuurlijk ook weer een nieuwe
en is er weer een heerlijk recept uit Nicaragua dat u thuis
¡Enlace! bij.
kunt proberen.
Deze keer focussen we ons op het thema ontwikkelings
Tot slot heten we op deze plek onze nieuwe eindredacteur
samenwerking. Ons werkveld staat, in deze periode van
van harte welkom! Haar naam is Petra Raaijen. Zij heeft
crisis en bezuinigingen, landelijk en lokaal veel ter discussie.
enkele jaren in Nicaragua gewoond en gewerkt voor
Welke kant moeten we op? Heeft ontwikkelingssamen
verschillende stedenbanden vanuit Managua en wil zich
werking wel zin? En zo ja, hoe vul je dat dan in? Deze, en
de komende tijd op vrijwillige basis inzetten voor onze
nog vele andere, vragen houden ons en de schrijvers van
Stedenband. Daar zijn we erg blij mee!
deze uitgave, bezig. Eensluidende antwoorden kunnen we u
¡Bienvenida Petra!
echter niet geven, stof tot nadenken wel. Om die reden hebben we gekozen voor enkele opiniestuk ken. We hopen dat we u op deze manier kunnen prikkelen mee te denken over de toekomst van ontwikkelingssamen werking in Nederland en in het kader van de Stedenband.
Belangrijk is wel dat je daarbij continuïteit en effecten op lange termijn in het oog houdt. Ontwikkelingssamenwerking is namelijk vaak werk van lange adem. Snelle resultaten op korte termijn betekenen niet per definitie een duurzame of wenselijke ontwikkeling op lange termijn. In het Nederlandse beleid hebben we de afgelopen tijd ook regelmatig een verandering in aanpak kunnen bespeuren: de breuk tussen het oude ’Pronk-denken’ en de richting die nu door minister Ploumen wordt gekozen, lijkt niet groter te kunnen zijn. Het zorgde er zelfs voor dat voormalig minister Pronk zijn lidmaatschap van de PvdA opzegde. Er is in het huidige beleid meer focus op handel en economi sche ontwikkeling en de daar aan gekoppelde opbrengsten voor Nederland. Dat is terug te zien in bijvoorbeeld de sluiting van de Nederlandse Ambassade in Nicaragua (waar het Nederlandse ontwikkelingsbeleid overigens aantoonbaar positieve effecten heeft), en het juist openen van een nieuwe Ambassade in Panama. In laatstgenoemd land kan Nederland namelijk profijt hebben van de verbreding van het Panamakanaal. Het is jammer dat opbrengst in Panama leidt tot kapitaalvernietiging in Nicaragua en het is te betreuren dat beide Ambassades niet naast elkaar kunnen bestaan.
Duitsland, China en Rusland goed in beeld te brengen is. Maar in het kader van de Nicaraguaanse contacten, zo blijkt in de discussie, is die opbrengst voor Groningen vaak minder makke lijk zichtbaar te maken. In Groot-Britannië, zo las ik in een artikel in, staat ontwikkelings samenwerking nauwelijks ter discussie, ook niet in tijden van bezuinigingen. Sterker nog: de Britse regering heeft het budget voor ontwikkelingssamenwerking alleen maar verhoogd. Zijn de Britten zoveel guller dan wij Nederlanders? Nee, daar lijkt het niet mee te maken te hebben. Men is daar echter veel verder en systematischer in het laten zien wat ontwikkelingssamenwerking de Britse maatschappij oplevert op korte en lange termijn. Daarnaast behoort het thema tot verplichte stof in het onderwijs curriculum. Ook in Nederland zijn er deskundigen op diverse terreinen die duidelijk kunnen maken wat ontwikkelingssamenwerking Neder land oplevert, maar hun, vaak zeer interessante, bijdragen aan het debat lijken vooralsnog alleen wortel te schieten bij de ‘incrowd’. De vraag voor de komende jaren is natuurlijk of de combinatie handel en ontwikkelingssamenwerking wel de resultaten zal op leveren die men daarvan verwacht. Er zijn zowel uiterst kritische als positieve geluiden te horen. De tijd zal het leren.
Analoog aan de landelijke discussies speelt ook bij ons in Groningen steeds meer de vraag ‘wat hebben wij eigenlijk aan de stedenbanden’? ‘Mondiaal burgerschap’ of het idee van ‘gelijkwaardige verdeling van kennis, kansen en welvaart’ lijken van steeds minder belang; we moeten zelf verdienen (in financiële of niet-financiële zin) aan de hulp of investeringen die wij bieden. Men vindt dat dit in de Groninger contacten met bijvoorbeeld
[email protected] grafisch ontwerper
www.helderenhelder.nl
2
3
Te koop: ‘moedersterfte’
Opinie
Met paard en wagen op weg om zorg te bieden in de buitengebieden. Het coschappentraject in San Carlos biedt studenten geneeskunde de mogelijkheid kennis te delen. Het is een manier om mondiaal burgerschap te ontwikkelen.
Is moedersterfte een product dat je kunt vermarkten? Workshop gynaecologie in San Carlos, 2011.
Door: Anne Breuer In het kader van dit themanummer zal ik in deze bijdrage reageren op het artikel ‘Makelaar op geitenwollen sokken’ in de ¡Enlace! van november 2011. Hierbij ging het over de discussie avond georganiseerd door de Stedenband met het thema toekomstvisie of ‘Hoe ziet de relatie tussen Groningen en San Carlos er anno 2016 uit?’ Interessant was, dat een groot deel van de discussie gevoerd werd over de terminologie, wat uitdagend geformuleerd werd door Sharon Smit. Zij stelde: ‘Weg met de Stedenband! De terminologieis niet meer van deze tijd. Het woord ‘Stedenband’ roept verkeerde associaties op, namelijk die van geitenwollen sokken en stoffigheid.’ Ook werd er gediscussieerd over termen als ‘moedersterfte’ en ‘solidariteit’. Vanwaar al die aandacht voor de terminologie? Een terminologie bestaat uit woorden (termen) die in specifieke contexten worden gebruikt. De Franse filosoof Michel Foucault
visie van het bedrijf moest zijn. De Stedenband zou geen visie nodig hebben maar ‘een product, waarmee zij de markt op kan.’ Met Foucaults vertooganalyse in het achterhoofd kan men observeren dat de vraag naar de visie hier van tafel geveegd werd, maar tegelijkertijd de Stedenband wel degelijk een visie opgedrongenkreeg. Namelijk de visie (het ‘discours’) van mark ten en producten, kortom, de economische ‘visie’ die middels economische terminologie werd geformuleerd. Hierbij werd de non-profit organisatie Stedenband zonder aarzelen vergeleken met de winstgevende organisatie Heineken. Niet verbazingwek kend, want het heersende discours in onze maatschappij is nu eenmaal het discours (men zou het ook ‘dogma’ kunnen noemen) van de economie. Geheel in het kader van dit discours werd gesteld dat de Stedenband zich ook maar als een bedrijf moet gedragen, ‘een bedrijf, dat aan MVO doet.’ De Stedenband moet dus producten verkopen, waarbij het product ’solidariteit’ uit is en het product ‘social investment’ in. Ook werd voorgesteld om
4
noemt terminologieën een ‘discours’ (vertoog). Een ‘discours’ manifesteert zich in de taal en kan verwijzen naar het stelsel van heersende opvattingen in een bepaalde maatschappij in een bepaalde periode. De analyse van de terminologie of, zoals Foucault het noemt ‘vertooganalyse’, kan inzicht geven over deze opvattingen, wereldbeelden of ideologieën. In de discussie werd duidelijk dat de terminologie voor de Stedenband in zoverre belangrijk schijnt te zijn dat zij verschillen de wereldbeelden oproept. De vraag voor de toekomstvisie is dan ook (onder andere): welk wereldbeeld wil de Stedenband oproepen? Van welk ‘discours’ wil de Stedenband deel uitmaken? En met welk doel? Visie Tijdens de discussieavond werd gesteld dat de Stedenband niet aan het publiek moet vragen wat de visie van de Stedenband moet zijn. Heineken vroeg immers ook niet aan Albert Heijn wat de
in plaats van in het product ‘moedersterfte’ maar in het product ‘healthy ageing’ te ‘investeren’. In dit discours past ook de vraag: wat kunnen we in San Carlos halen? Om de Stedenband te legitimeren moeten wij immers ook profijt ervan hebben. Hierbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan expertise op het gebied van huiselijk geweld, ‘ook al verkoopt dat als product niet zo goed.’ Men zou zich kunnen afvragen of het zinvol is om met het oog op San Carlos in ‘het product healthy ageing’ te ‘investeren’ als de ge middelde leeftijd in Nicaragua 23,7 jaar is en minder dan 5% van de bevolking ouder wordt dan 65 jaar. Men zou zich ook kunnen afvragen of het ethisch gezien door de beugel kan om ‘moeder sterfte’ en ‘solidariteit’ als ‘producten’ te bestempelen of dat dit al aan een zekere perversiteit grenst. Verder zou men zich kunnen afvragen of het discours van de economie wel bij een organisatie als de Stedenband en bij de Sancarleense realiteit past. >> Lees verder op pagina 7 >>
5
>> Vervolg pagina 5 Te koop: ‘moedersterfte’ >> Gelijkwaardigheid Een ander belangrijk onderwerp was het begrip ‘gelijkwaardig heid’. Er werd bijvoorbeeld gezegd dat men al in de nabije toe komst samenwerking op gelijkwaardige basis zal zien ontstaan. Anderen waren hier minder optimistisch over. Het begrip werd hier in het vage gelaten. Wat wordt bedoeld met gelijkwaardigheid? Waarschijnlijk zal niemand onder ons eraan twijfelen dat alle mensen in ethische zin gelijkwaardig zijn, zoals het in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens in artikel 1 is vastgesteld. In economische zin echter geldt dit niet. San Carlos is economisch gezien niet gelijkwaardig aan Groningenen zal het – hoe wenselijk dan ook - ook in de nabije toekomst niet zijn. In de samenwerkingsprojecten tussen Groningen en San Carlos worden wij telkens met deze ongelijk waardigheid geconfronteerd en moeten we hiermee omgaan. Bijvoorbeeld als de Sancarleense burgemeester bij een bezoek aan Groningen vol ongeloof een roestvrij stalen hekje bewon dert dat de gemeente om een boom geplaatst heeft. Of als er tijdens werkbezoeken vluchten voor de Nicaraguaanse delegatie geboekt en betaald moeten worden. Of, of, of... Wij vergeten vaak het ongemakkelijke feit dat deze economische ongelijkheid tussen San Carlos en Groningen een weerspiegeling is van de asymmetrie van de globale wereldorde die zich in de loop van meer dan 500 jaar koloniale geschiedenis ontwikkeld heeft. Ook vergeten wij voor het gemak dat onze welvaart mede op deze ongelijkheid gebaseerd is. Conclusies Wat de discussieavond laat zien, is dat de Stedenband op zoek is naar een visie (een discours) binnen een door en door geëconomiseerde maatschappij. De vraag is, hoe een non-profit organisatie zich in een geëconomiseerde maatschappij kan ‘verkopen’. En zo staat een organisatie als de Stedenband ook constant meer of minder onder druk, om zich binnen deze context te legitimeren. Omgekeerd moet men ondertussen ook de vraag stellen (vooral met oog op de actuele en extreem destructieve economische crisis) of de economisering van alle maatschappelijke sectoren met het bijbehorende discours wel legitiem is. Of het legitiem is dat patiënten, studenten en asielzoekers als ‘klanten’ worden beschouwd. Of het legitiem is dat ziekenhuizen winstgevende organisaties zijn. Of het legitiem is dat hele maatschappelijke sectoren en hele staten aan deze ideologie kapot gaan en of het legitiem is dat de Stedenband het product ‘moedersterfte’ moet verkopen. Een conclusie van de discussie over de toekomstvisie van de Stedenband zou kunnen zijn dat de Stedenband niet zoveel kan met het discours van de economie. Maar ook het discours van de ‘geitenwollen sokken’ lijkt niet meer te passen, zoals door Sharon Smit terecht wordt gesteld. De term ‘geitenwollen sokken’ (ook al klinkt dit redelijk ‘duurzaam’) horen bij het ‘stoffige’ wereldbeeld van de jaren 70.
6
Een alternatief zou kunnen zijn het discours van ‘mondiaal burgerschap’, dat in een publicatie van de NCDO beschreven en uitgewerkt is te downloaden via http://www.ncdo.nl/artikel/ mondiaal-burgerschap. In deze publicatie wordt aan de hand van actuele wetenschappelijke literatuur het begrip ‘mondiaal burger schap’ verkend en aan een alternatieve visie gewerkt, een visie anders dan de economische, die aanknopingspunten biedt voor de mens in een geglobaliseerde wereld. Want, zoals Paul Scheffer het verwoord: ‘Er moet een verhaal komen dat de kleinburger en de wereldburger bij elkaar brengt.’ En als er één organisatie is die de link tussen de kleinburger en de wereldburger legt is dat wel de Stedenband. Juist op klein schalig gemeentelijk niveau is dit realiseerbaar. De Stedenband biedt de Groningse burgers de mogelijkheid tot participatie en het uitoefenen van mondiaal burgerschap. De mogelijkheid om direct geconfronteerd te worden met economische ongelijkheid en de tegenstrijdigheden en uitdagingen van een geglobaliseerde wereld. De mogelijkheid om daarmee actief en constructief om te gaan en oplossingen te zoeken in plaats van zich overgeven aan het fatalisme van het economie-discours. Wat kunnen we in San Carlos halen: mondiale burgers zijn. Kennis vergaren over de wereld en fit worden voor de mondiale problemen. Economie is uit. Mondiaal burgerschap is in! Anne Breuer is van oorsprong Duitse. Ze woont in Groningen en werkte bijna 2 jaar als bureaumedewerkster bij de Stedenband. Anne woonde in 1992 enkele maanden in Nicaragua, waar zij vrijwilligerswerk deed voor de mensenrechtenorganisatie SERPAJ. Anne is het best te beschrijven als duizendpoot: ze is schipper, ontwikkelt talencursussen en werkt nu onder andere voor Vluchtelingenwerk.
7
Handelen uit solidariteit
Opinie
Moet de focus van ontwikkelingssamenwerking op handel of op solidariteit liggen? Onze minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Ploumen heeft recent aangekondigd een koers te gaan varen die meer accent legt op de eerste. Dit valt samen met een alsmaar kleiner wordend budget voor ontwikkelingssamenwerking. Op deze ‘koersverandering’ volgde veel kritiek; te weinig solidariteit en teveel eigenbelang. Mijn vraag is of dit wel zo is en of we hier niet de verkeerde discussie voeren. Ontwikkelingssamenwerking, motivatie of doel belangrijk? een land als bijvoorbeeld Noorwegen, die geen koloniale ge schiedenis heeft, ook volop mee aan ontwikkelingssamenwerking. Mogelijk kan het schuldgevoel natuurlijk ook voortkomen uit een sterk besef van de scheve verhoudingen in deze wereld. De praktische uitwerking van ontwikkelingssamenwerking op basis van schuldgevoel heeft, vermoed ik, amper verschillen met die op basis van solidariteit.
De Stedenband ondersteunt vrouwen in de buitengebieden in het ontwikkelen van een bedrijfje door het uitgeven van microkredieten.
Door: Willem de Vries We beginnen met de vraag waarom we iets als ontwikkelings samenwerking hebben. Het antwoord op deze vraag ligt aan de basis van veel controverses die spelen met betrekking tot de eigenlijke invulling ervan. Toch, als we ernaar gevraagd, worden is het antwoord voor velen onder ons niet direct helder. Op zoek gaande naar dit antwoord moet er onderscheid gemaakt worden tussen de motivatie voor ontwikkelingssamenwerking en het doel dat men erbij heeft. Bij veel menselijke activiteiten zijn motivatie en doel sterk gekoppeld, maar bij het thema van ontwikkelings samenwerking lijken deze soms door elkaar heen te lopen of geen verband te houden. Een deel van de samenleving is het er bijna altijd wél over eens dat het hebben van ontwikkelingssamen werking iets ‘goeds’ is en dat we er daarom ook aan moeten doen. Wat hier dan precies goed aan is en wat ons doel erbij is, lijkt soms moeilijker te duiden. De motivatie tot ontwikkelingssamenwerking is vaak solidariteit zegt men. Sommigen zeggen zelfs dat het solidariteit zou móeten zijn. Andere mogelijke drijfveren zijn eigenbelang of het afkopen van schulden. Dit laatste zou dan kunnen voortkomen uit schuldgevoelens voor eeuwenlange koloniale bezettingen en de misdragingen van de westerse landen in deze tijden. Toch doet
8
Misschien dat het vastleggen van de motivatie ook niet zo heel belangrijk is, zolang we het maar met elkaar eens zijn over het doel dat we ermee nastreven. Misschien wel het belangrijkste doel dat we erbij nastreven is het eerlijker verdelen van de welvaart wereldwijd. Met welvaart wordt niet alleen op geld gedoeld, maar legt men ook nadruk op leefomstandigheden (voorzieningen, vrijheden, rechten enz.).
In San Carlos worden er in economische zin ook stappen gezet. Zo opende men een winkel die mensen met een wat hoger inkomen bedient. Een paar teenslippers kost er vijf dollar.
Eerst economie of eerst voorzieningen? Stel dat we het eens zijn over het doel; we willen de welvaart in ontwikkelingslanden verhogen, op een duurzame en blijvende manier. Hoe gaan we dit dan aanpakken? De insteek van veel ontwikkelingswerk is om de leefomstandigheden te verbeteren; veelal het type leefomstandigheden waarvan wij denken dat het ‘hun’ eerste behoefte op dat moment wel zal zijn. Begrijp me niet verkeerd, de verbetering van leefomstandigheden is een nobele zaak en zal in een aantal gevallen zelfs onontbeerlijk zijn, maar het blijkt vaak verlammend en corrumperend te werken voor landen (op de lange termijn). Verzwakte of slechte
Eigen maatschappij Het feit dat de landen bij een zelf-vormgegeven ontwikkeling ook beter kunnen ‘regelen’ hoe ze hun maatschappij willen inrichten is veel waard. Is het daadwerkelijk zo dat ons systeem van onderwijs, onze instituties, onze materiële welvaart en onze rechten en plichten overal toegepast kunnen (en dienen te!) worden? Verschillende culturen in verschillende omstandigheden zullen hun maatschappijen op andere manieren willen inrichten dan wij op dit plekje van de aardbol.
De oprichting van een grondbedrijf in San Carlos draagt bij aan gezonde gemeentefinanciën. De gemeente verkoopt bouwrijpe kavels en kan met de winst nieuwe gronden aankopen.
9
leefomstandigheden kan men zien als een symptoom van een niet-functionerendeeconomie. Je kunt je afvragen of het puur en alleen bestrijden van de symptomen niet averechts werkt, aangezien de patiënt zelf het probleem minder ziet (het doet geen pijn meer). Uit de praktijk blijkt dat een beter lopende economie doorgaans vanzelf betere leefomstandigheden creëert. Tevens toont het ontwikkelingspatroon van landen aan dat ze sneller naar een hoge welvaart ontwikkelen als er eerst focus wordt gelegd op het ontwikkelen van een functionerende economie. Het is ook goed om ons te realiseren dat een rijker wordende burger overheden ook dwingt om beter met hen om te gaan en meer naar ze te luisteren. De overheden zullen immers steeds afhankelijker worden voor hun budget van de belasting betalende burgers. Burgers zelf hebben bij een hoger inkomen op hun beurt ook meer reden om een goed functionerende regering af te dwingen. Gelijke spelers In een toekomstige wereld waarin ontwikkelingslanden kunnen meepraten met de westerse landen op hetzelfde niveau vereist in ieder geval dat ze niet meer afhankelijk zijn van hulp. Ontwikkelingssamenwerking die afhankelijkheid in de hand werkt en weinig perspectief biedt op verzelfstandiging van mensen, gebieden, bedrijven of landen hebben geen duurzame toekomst. Hier moet bij gezegd worden dat deze hulp doorgaans wel een positieve impact heeft, wat de keuze tot afschaffing bijna onmogelijk maakt. Vooral als het hulp is die elementaire voorzieningen biedt aan de bevolking. Het is bijvoorbeeld haast onmenselijk om te besluiten een vaccinatieprogramma te stoppen,puur en alleen om de reden dat er geen aanstalten wordt gemaakt door het desbetreffende land om het zelf uit te gaan voeren. Toch kan dit niet voor eeuwig doorgaan. Al deze ‘barmhartige’ hulp in één keer stopt omdat het de zelfstandigheid niet bevordert, is ook zeker niet hetgeen wat ik voorsta. Wel zouden we als westerse wereld meer oog moeten hebben voor het zelfstandigheidsaspect. Complete regeringen van ontwikkelingslanden zijn vrijwel geheel afhankelijk van geld uit de westerse wereld. In veel landen ontvangen de bewoners de meeste eerste levensbehoeften uit de hand van westerlingen. Het is van immens belang dat ontwikkelende landen een (eigen) werkende economie ontwikkelen en een betrouwbaar en effectief overheidsapparaat. Eigen initiatief en eigen wil om er iets van te maken is daarbij onmisbaar. Het zelfrespect dat ontstaat bij het zelf opzetten van initiatieven is een voorwaarde voor een zelfstandigen zichzelf respecterend land. We moeten mensen en landen ervan overtuigen dat ze daadwerkelijk in staat zijn om zelf een maatschappij naar eigen inzicht op te bouwen. Handelen Solidariteit tonen hoeft niet persé door iets te geven; ontwikke lingslanden zijn meer geholpen met eerlijke handel zonder ondersteuning of bescherming van eigen boeren door westerse
10
landen, dan met afhankelijk makende hulp van buitenaf. Dit type privileges uit handen geven kan soms meer pijn veroorzaken bij de rijke landen (meer solidariteit?) dan het geven van directe steun. Ontwikkelingslanden zijn meer geholpen door ‘hordes’ uit de weg te nemen in plaats van dat we ze over een paard heen proberen te tillen. Een paar voorbeelden van hordes die we uit de weg kunnen nemen als westerse wereld:
uyMuy in Nicaragua. Met het land heeft zijn familie altijd een M band gehouden; ze komen er nog geregeld. Door deze achtergrond is Willem op een natuurlijke wijze geïnteresseerd geraakt in het fenomeen ontwikkelingswerk en –hulp. Hij is erg betrokken bij de discussies die op dat gebied spelen verdiept zich waar hij kan.
Akkoord EU en Midden-Amerika Op 1 augustus is het eerste deel van een akkoord tussen de Europese Unie en Midden-Amerika in werking getreden in drie van de zes landen, Honduras, Nicaragua en Panama. Het akkoord over politieke dialoog, samenwerking en handel werd in juni vorig jaar ondertekend. De handel is nu als eerste aan de beurt gekomen. Dat houdt in dat zo’n 90 procent van de Middenamerikaanse producten zonder douanetarief in de Europese landen binnen kan komen. Omgekeerd geldt hetzelfde voor ruim 60 procent van de Europese producten. De Europese markt telt zo’n 500 miljoen consumenten, Midden-Amerika ongeveer 50 miljoen van wie de helft in armoede leeft. Nicaragua hoopt op een grotere verkoop van producten die al een voorkeursbehandeling hadden, zoals sigaren, honing, koffie, schoenen, houten meubels en hangmatten; maar hoopt ook op de export zonder douanetarieven van onder andere garnalen, rum, kaas, rund- en varkensvlees. Bron: Nicalog van Johan Biemans, 2 augustus 2013
• Veel ontwikkelingslanden produceren voornamelijk nog land bouwproducten (naast mineralen). Voor landbouwproducten gelden vaak importtarieven in de VS en Europa, die een winstgevende afzet bemoeilijken. Andersom kunnen deze landen geen importtarieven hanteren op de producten die wij produceren omdat ze hier doorgaans geen eigen industrie voor hebben. • Veel ontwikkelingslanden zuchten onder grote leningen die ze ooit tegen woekerrentes hebben afgesloten bij rijkere landen, iets wat triest genoeg vaak een groot deel van hun budget opvreet. • Politieke beïnvloeding van landen en steun aan coups en rebellengroeperingen. Soms ten goede van het volk, maar net zo vaak desastreus en tegen de wil in van het desbetreffende volk. • Verslechterende milieu omstandigheden, zowel door de klimaatverandering als wel door vervuilingen en het dumpen van afval. Handel drijven met ontwikkelingslanden zal niet alleen inhouden dat we er iets aan verdienen, het zal misschien ook betekenen dat we een aantal beschermende maatregelen die we bijvoorbeeld ooit voor onze eigen boeren hebben ingevoerd zullen moeten afschaffen. Dat betekent: op eerlijke voet met elkaar handelen. Dit zal pijn doen en geen enkel land zal het willen doen zonder dat zijn (rijke) buren meedoen, aangezien het anders zijn geopolitiekepositie verzwakt. Duidelijk is dat hier voor een groot deel dus ook een gezamenlijke verantwoordelijkheid ligt bij de rijkere landen. Er zal veel praten en masseren vereist worden. Ondertussen kunnen we als klein landje nog het meest doen door ons grote handelspotentiaal in te zetten ten faveure van ontwikkelende landen. Handel op oneerlijke basis afdwingen is geen s olidariteit. Het rechttrekken van deze basis om vervolgens handel te drijven met deze landen is wel solidariteit. Handel drijven zal zeker bijdragen aan de opbouw van welvaart in ontwikkelingslanden. Waarschijnlijk meer dan vormen van directe hulp. We kunnen hier als rijke landen veel betekenen door het speelveld gelijk te maken. Laten we de minister hierin steunen en bijsturen waar nodig. Willem de Vries bracht, als zoon van twee ouders die actief waren op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, de eerste 13 jaar van zijn leven door in Zambia, Nicaragua en Bhutan. Zijn leven speelde zich af in kleine dorpjes waar hij vooral vriendschappen onderhield met de lokale bevolking. Hij woonde vier jaar in
Stedenband en social media De Stedenband is al geruime tijd te vinden op social media. Neem eens een kijkje, volg ons, ‘like’ ons en draag bij aan de discussies! Twitter: @GrunnSanCarlos LinkedIn-groep: Stedenband Groningen – San Carlos Like us on Facebook: facebook.com/GrunnSanCarlos
Let op: er is ook een tweede account op Facebook te vinden, een ‘vriendenaccount’. Deze wordt niet door ons bijgehouden vanwege het feit dat wij geen toegang meer hebben tot deze pagina. De enige actuele pagina is dus bovengenoemde pagina, waarop je ons allen kunt ‘liken’.
11
Uit het archief
Nicaragua Kanaal wordt werkelijkheid
De straten in de stadskern van San Carlos door de jaren heen. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Fotograaf onbekend. De foto dateert van circa 1986. Fotograaf onbekend. De foto is gemaakt rond 1988. Lies Bouwmeester, 1992. Derk de Vries, 2003. Javier Berrios, 2005. Frank Ochomogo, 2007. Ben ter Beek, 2009. 4
Het Meer van Nicaragua gezien vanaf Solentiname.
1
5
De president van Nicaragua, Daniel Ortega, tekende op vrijdag 14 juni de raamovereenkomst voor de aanleg van het ‘Canal Interoceánico’ met de Chinese Wang Jing, directeur van het bedrijf HK Nicaragua Canal Development Investment Company (HKND Group). Dit megaproject, waar tien jaar voor wordt uitgetrokken, zou ongeveer 40 miljard dollar kosten. Dat is vier keer het BBP (Bruto Binnenlands Product) van Nicaragua. Wang Jing en zijn bedrijf krijgen met het contract het alleenrecht van de exploitatie van het project voor ten minste 50 jaar, mogelijk te verlengen met nog eens 50 jaar. Door: Jolien Slecht
2
3
12
6
7
Bron: www.carlosvilcheznavamuel.com
Het idee voor de aanleg van een doorgang tussen de Grote Oceaan en de Caribische Zee ontstond al in de 19e eeuw, na de bevrijding van Nicaragua van de Spaanse heerschappij. Er is veel onderzoek gedaan en overheden en bedrijven uit verschillende landen hebben geprobeerd een dergelijk project tot stand te laten komen. Tegelijkertijd kreeg in 1894 een Frans bedrijf de rechten voor het aanleggen van een dergelijk kanaal in Panama. De VS slaagde niet in hun pogingen om met Nicaragua tot een akkoord te komen over de exploitatie van het kanaal door Nicaragua, waardoor Panama ineens de enige optie was. Nadat bekend werd dat het Franse bedrijf dat in Panama bezig was, fraude pleegde en er sprake was van corruptie en wanbeheer, nam Amerika het project over en werd het Panamakanaal voltooid in 1914. Een droom die werkelijkheid wordt Maar nu dan eindelijk, lijkt de lang gekoesterde droom van de Nicaraguanen werkelijkheid te worden. Door de aanleg van het kanaal, dat een korte doorgang biedt van west naar oost, kan Nicaragua de concurrentie aangaan met Panama en verliest het Panamakanaal, dat bezig is met een expansie, hier zijn mono poliepositie. Het kanaal, en alles wat daar omheen gerealiseerd wordt, zoals spoorwegen, luchthavens en een wegennetwerk,
moet een nieuw internationaal logistiek en transportcentrum worden, het grootste van Centraal-Amerika.
Mogelijke routes voor het toekomstige kanaal Er zijn 6 mogelijke routes voor het toekomstige kanaal (zie kaart hierboven). Allen kruisen het Meer van Nicaragua. Route 1: vanaf het meer landinwaarts bij Río Oyate via Río Mico en Río Escondido en eindigt bij Cayman Rock. Route 2: deels dezelfde route als 1, maar gaat via een andere tak van de Río Rama naar de Río Escondido. Route 3: vanaf Río Oyate langs Río Rama, Río Escondido en Bahía de Bluefields en mondt uit in het zuiden van Isla de Venado. Route 4: vanaf het meer landinwaarts bij Río Tule en eindigt in Punta Gorda. Route 5: vanaf het meer via Río San Juan, tot het noorden van Boca de Sábalos naar Río Tule en eindigt in Punta Gorda. Route 6: langs Río San Juan en eindigt in San Juan del Norte. HKND heeft onlangs een Belgisch en een Australisch bedrijf de opdracht gegeven haalbaar heidsstudies voor de diverse routes uit te gaan voeren.
13
Het kanaal kruist het Meer van Nicaragua. Het wordt 27,6 meterdiep en circa 286 kilometer lang, drie keer zo lang als het Panamakanaal. Het project moet kansen in de strijd tegen de armoede van Nicaragua bieden. Volgens de Nicaraguaanse Secretaris van Openbare Orde, Paul Oquist, zal het BBP binnen drie jaar met 15 procent kunnen groeien en zal het land zich op korte termijn tot één van de snelst groeiende economieën ter we reld ontwikkelen. Ook zal de werkgelegenheid meer dan verdub belen. Bijna 72 procent van de bevolking gelooft dan ook dat de komst van het kanaal het land welvaart zal brengen.
Als er wordt gekozen voor een route over de San Juan, zal dat enorme impact hebben op de omgeving.
De keerzijde Echter, de meningen over de aanleg van het kanaal zijn verdeeld. Verschillende partijen vinden dat het besluit van Ortega te snel (binnen een week) genomen is, en niet goed overwogen. Er be staat onduidelijkheid over Wang Jing die nergens bekend staat als grote investeerder maar slechts als advocaat. Ook lijkt zijn bedrijf geen geld te hebben voor investeringen. Volgens een clausule zou Nicaragua slechts recht hebben op een deel van de winst dat het kanaal gaat genereren. Wang heeft het alleenrecht op beslissingen betreffende het ontwerp, ontwikkeling, financiering en constructie.Daarnaast is de kans aanwezig dat het Chinese bedrijf met werknemers uit China gaat werken en het project dus geen werkgelegenheid biedt voor de Nicaraguanen. Een ecologische ramp Milieuactivisten hebben verkondigd dat de komst van het Kanaal een ecologische ramp betekent. Het brengt het drinkwater in gevaar en vernietigt verschillende ecosystemen. Ook is nog on duidelijk waar het kanaal precies moet worden aangelegd. Als dit via de regio Río San Juan is, zoals twee scenario’s aangeven, be
14
Negen beroepsschriften tegen Kanaal Toen president Ortega in juni zonder openbare aanbesteding de Chinese multimiljonair Wang Jing de aanleg van het Grote Kanaal in de schoot wierp, kreeg hij een koekje van eigen deeg. Al zo vaak riep Ortega tegen critici van zijn beleid dat ze ‘hun vaderland verkochten’. Nu kreeg de man hetzelfde op zijn bordje: vendepatria. Wang kreeg voor vijftig jaar de beschikking over een groot gebied van Nicaragua waar het Kanaal doorheen zou lopen van de Atlantische naar de Stille Oceaan. Hij zou geen enkele verantwoordelijkheid hoeven te dragen voor onder andere schade aan grondbezitters en milieu. Dat was overigens niet het enige bezwaar tegen het plan. Er werden grote vraagtekens gezet bij het gebruik van het enorme zoetwatermeer Cocibolca voor de aanleg van het Kanaal. Belangrijk kritiekpunt was uiteraard ook het feit dat de zaak in een week beklonken werd in het parlement waarin de partij van Ortega zijn wetsontwerp zonder slag of stoot aannam. De bevolking werd niet geraadpleegd, ook niet degenen die langs de mogelijke routes wonen. Nu hebben negen organisaties bij de Hoge Raad beroep aangetekend tegen de wet op het Kanaal (Wet 840). Ze vinden dat de concessie die Ortega aan Wang heeft gegeven ‘een aanval is op de staat Nicaragua, op het milieu, op de soevereiniteit en op de juridische structuur van het land’. Een van de beroepsschriften stelt dat de kanaalwet in strijd is met 41 artikelen van de Grondwet. De Hoge Raad is net zoals de Kiesraad en de Rekenkamer onafhankelijk, maar ze worden alle drie beheerst door aanhangers van Ortega. Toch hopen de tegenstanders dat de Hoge Raad de beroepsschriften serieus neemt. Ze verklaarden in Conficencial: “Als de raad niet op waardige wijze reageert, dan blijven we als Nicas over zonder vaderland”. Bron: Nicalog, Johan Biemans, 7 augustus 2013
aanleg kan grote gevolgen hebben voor deze bevolkingsgroepen, omdat zij speciale rechten hebben als het gaat om grondeigen dom. Het lijkt er op dat de Nicaraguaanse overheid de nationale en internationale wetten die deze groepen beschermen negeert. Voor welke route ook gekozen wordt, allen zullen drastische gevolgen hebben. ‘Kanalen-koorts’ in Centraal-Amerika Er lijkt intussen een heuse kanalen-koorts uit te breken in Cen traal-Amerika. Niet alleen in Nicaragua zijn er plannen voor een interoceanische route. In Guatemala is men bezig met de promo tie van een ‘droog kanaal’ dat de Grote Oceaan en Caribische Zee met elkaar moet verbinden. Tijdens een bezoek van een Chinese delegatie heeft Mexico een plan gepresenteerd voor het bouwen van een spoor- en autoweg van de ene kant van het land naar de andere. De Hondurese regering heeft aangekondigd dat het Chinese Harbour Engeneering Company Ltd. geïnteresseerd is in het aanleggen van een spoorweg van de west- naar de zuidkust van het land.
Het Meer van Nicaragua El Lago de Nicaragua ofwel Cocibolca is met 8264 km² het op één na grootste meer in Latijns-Amerika (Titicacameer in de Andes tussen Peru en Bolivia is het grootst). Het zoetwatermeer wordt ook wel de ‘zoete zee’ genoemd. Dit omdat het meer verschillende kenmerken van een zee vertoont. Vanaf de oever kan bijvoorbeeld de andere kant van het meer niet gezien worden. In het Meer leeft de stierhaai, de enige haai die in zoet water kan bestaan. Het meer staat in verbinding met de grote rivier San Juan die uitmondt in de Caribische Zee.
¡Enlace! digitaal ontvangen? U kunt de ¡Enlace! en andere uitgaven van de Stedenband, zoals het Jaarverslag, ook digitaal ontvangen. Wat moet u daar voor doen? Stuur een mail met daarin uw naam en adres, zoals
die in ons bestand bekend zijn (zie adres op de envelop) en het mailadres waarop u de digitale versies wenst te ontvangen naar
[email protected]. Dan krijgt u in het vervolg al onze informatie en
ublicaties digitaal toegezonden en hoeft p u niets te missen!
¡Enlace! in een nieuw jasje Vanaf deze uitgave is de ¡Enlace! een beet je vernieuwd: het blad wordt nu gedrukt op witter papier mèt FSC-keurmerk en in het binnenwerk treft u meer full colour pagina’s aan dan voorheen.
tekent dit misschien de ondergang van deze toeristische regio in opkomst. Het kanaal zal ook gevolgen hebben voor het Meer van Nicaragua waarvan de huidige diepte verdubbeld moet worden om schepen met 400.000 ton lading doorgang te bieden. De Costaricaanse overheid heeft zijn twijfels over het project uitgesproken. Costa Rica grenst ten zuiden aan de grote rivier San Juan. Ook wanneer de route niet langs deze rivier loopt, zal door de veranderingen in het Meer van Nicaragua de rivier ook aangetast worden.
In tijden van bezuinigingen, die ook onze organisatie rechtstreeks treffen, zult u mogelijk denken: is dat nu nodig zo’n ‘glossy magazine’ voor een organisatie als de Stedenband? Uiteraard hebben wij daar ook bij stil gestaan, mede omdat we in het verleden kritische reacties hebben ontvangen op onze overstap enige jaren geleden naar een uitgave met full colour pagina’s. Daarom willen we u kort toe lichten waarom die keuze is gemaakt.
Inheemse bevolking wil opheldering De inheemse bevolking die aan de Oostkust woont, wil geïnformeerd worden over waar het kanaal gaat komen. De
Sinds de Stedenband is overgestapt naar een bulletin met een full colour cover en een full colour middenblad, krijgen
we veel positieve reacties op de uitgave. Organisaties, bedrijven en particulieren zijn enthousiast over de professionele uitstraling van het blad en dat maakt ons aantrekkelijk. Voor een organisatie die afhankelijk is van betrokkenheid en inzet van burgers, maatschappelijke organisaties en, in steeds grotere mate, bedrijven, is dat van belang. De ¡Enlace! wordt door de gemeente Groningen aan ons gefaciliteerd. Dat betekent dat wij de uitgave niet van ons lopende werkbudget hoeven te betalen. De uitgave van het blad gaat dus niet ten koste van projecten in San Carlos. De gemeente heeft een ‘bulkcontract’ met een drukkerij voor al haar drukwerk. Sinds begin dit jaar is er een contract gesloten met een nieuwe drukkerij, die de Europese aanbesteding heeft gewon
nen. Zij maken gebruik van grotere drukplaten. Dat betekent dat je voor hetzelfde geld vier A4 full colour pagina’s kunt drukkenop één drukplaat, in plaats van de twee pagina’s in de oude situatie. Ervan uitgaande dat wij steeds de kaft en het middenblad als full colour hadden, kunnen nu de achterzijden van die bladen ook full colour gedrukt worden; deze worden namelijk op dezelfde drukplaat gedrukt. Gezien de kleurrijke foto’s die wij van Nicaragua en San Carlos hebben en de mogelijkheden die ons nu, voor dezelfde prijs, geboden worden, leek het ons de moeite waard om daar ten volle gebruik te maken. We hopen dat u de ¡Enlace! met nog meer plezier zult lezen!
15
Recept: Atole de Maiz
Door: Muriël Duindam
In Nicaragua wordt maïs voor vele doeleinden gebruikt. Toen ik in 1999 voor het eerst in San Carlos kwam, werden we uit genodigd door één van de vrouwen die betrokken was bij ons voedingsproject. We werden welkom onthaald en kregen diverse drankjes en koekjes aangeboden; allemaal verschillend, allemaal zelf gemaakt en allemaal met als basisingrediënt maïs. Tijdens ons werkbezoek afgelopen november, nam Ineke de Groot, onze vertegenwoordigster in San Carlos, onze delegatie mee naar een ‘wegrestaurant’ op de weg van Managua naar San Carlos. Zo’n beetje alles wat je daar kon nuttigen was gemaakt van maïs: tortillas en vele drankjes in verschillende smaken. Alles van de kolf werd gebruikt: de bladeren (om in te koken), de korrels (voor de tortillas en dranken) en de lege kolven (veevoer).
- een mespuntje zout - een stukje pijpkaneel - kaneelpoeder Bereidingswijze Kook de maïskorrels 30 minuten in water. Maal de korrels heel fijn en zeef ze door een zeefdoek met behulp van het water. Goed uitpersen! Voeg de melk, de suiker, het zout en de pijpkaneel toe en zet het op het vuur onder voortdurend roeren totdat het dik wordt. Serveer de drank in kommetjes, bestrooid met kaneel poeder.
Met onderstaand recept kunt u zelf uw eigen Nicaraguaanse maïsdrank maken. Benodigdheden voor 4 personen - ½ pond maïskorrels - 2 kopjes water - 2 kopjes melk - 1 kopje suiker
¡Enlace! is een uitgave van Stedenband Groningen-San Carlos Postbus 268, 9700 AG Groningen Bezoekadres Europaweg 8 T 050 3676169 F 050 3676161 E
[email protected]
16
I www.groningensancarlos.nl Twitter @GrunnSanCarlos Linkedin-goep Stedenband Groningen-San Carlos Like us on Facebook! facebook.com/GrunnSanCarlos Rekeningnummer 58095
Hoofdredactie Muriël Duindam Einddredactie Petra Raaijen Opmaak Caro Helder Ontwerp Maaike de Laat Oplage 800 stuks Bijdragen Johan Biemans, Anne Breuer, Muriël Duindam,
Jolien Slecht, Willem de Vries Fotografie Ben ter Beek, Javier Berrios, Lies Bouwmeester, Muriël Duindam, S usan Dulfer, Nienke Groenhagen, Ineke de Groot, Rui Guerreiro, Frank Ochomogo, Meta Romijn, Sharon Smit, Derk de Vries