‘Dromen worden werkelijkheid’ Voorbereiding van een actieproject ouderenzorg
Iris De Coster Prof. dr. Anja Declercq Prof. dr. Chantal Van Audenhove
Leuven, maart 2008
Inhoudstafel 1
Inleiding
2
Belangrijke evoluties in de ouderenzorg
3
Belangrijke actoren in de ouderenzorg
4
Theoretische kader in verband met innovatieve tendensen
5 5.1 5.2 5.3
De visie van de actoren Schriftelijke bevraging Focusgroep Doordenknamiddag
6
Belangrijke projectlijnen
7
Besluit
Bijlagen 1 2 3 4 5 6
Lijst actoren Schriftelijke vragenlijst Antwoorden op de schriftelijke vragenlijst Powerpointpresentatie focusgroep Powerpointpresentatie doordenknamiddag Verslag doordenknamiddag
1
Inleiding
Het doel van Cera is om, in samenwerking met deskundigen en middenveldorganisaties, projecten te steunen die reëel bijdragen tot de verbetering van het maatschappelijke welzijn in ons land. Cera is binnen het domein Medisch-Sociaal actief rond de zorg-, begeleidings- en ondersteuningsconcepten in de ouderenzorg. Vanuit deze werkgroep Medisch-Sociaal is aan Lucas gevraagd om een overzicht op te stellen van de belangrijke actoren in de ouderenzorg: wie zijn ze en wat is hun idee over de noodzakelijke innovaties in de sector? De resultaten van het actie-onderzoek moeten Cera inspireren om keuzen te maken betreffende ondersteuning in de ouderenzorg. In dit rapport vindt u een neerslag van de opeenvolgende stappen in deze voorbereidende onderzoeksfase. De ideeën die op basis van een schriftelijke bevraging van contactpersonen uit de ouderenzorg naar voren kwamen, werden getoetst en verfijnd in een focusgroep en een doordenknamiddag.
2
Belangrijke evoluties in de zorg
We besteden een paragraaf aan de belangrijke evoluties in de zorg omdat deze een licht werpt op de maatstaven, visies, waarden die in de ouderenzorg in beweging zijn. Het gaat om een beschrijving van ‘de bodem’ waarin de projecten in verband met ouderenzorg terecht komen. De zorgvraag groeit en verandert Opvallend is de groei van de ouderenzorgsector. De ontgroening, vergrijzing en verzilvering zetten de mantelzorg onder druk en doen de noden aan ondersteuning toenemen. Ouderen willen vaak zo lang mogelijk een ‘normaal’ leven kunnen leiden in een vertrouwde omgeving. De aankomende generatie ouderen is mondiger. Dit hangt samen met de toegenomen scholingsgraad, de aanwezigheid van media, en met de evolutie van een paternalistisch zorgmodel naar een overlegmodel (oa. met wet op de patiëntenrechten). Ouderen uiten hun nood aan informatie. De ouderen stellen meer eisen ten aanzien van de kwaliteit van
leven, wonen en de zorg. Er wordt vaker gedacht vanuit een consumentenmodel, waarbij de aangereikte zorg niet zomaar aanvaard, maar kritisch beoordeeld wordt. De ouderen verlangen zorg die hen ondersteunt om lichamelijk en emotioneel welzijn, zelfbeschikking, sociale contacten ... te bereiken en te behouden. Zorg moet niet louter een antwoord bieden op beperkingen maar mee bouwen aan een goede kwaliteit van leven en van relaties. Ouderen willen zorg op maat. Ze willen zelf kunnen kiezen uit een totaalpakket van zorg en een divers aanbod van voorzieningen en diensten. Ze willen een beroep kunnen doen op tussenvormen tussen thuiszorg en residentiële zorg. De zorgsector staat voor de uitdaging om zich organisatorisch en inhoudelijk aan te passen aan de noden Bij vele zorgtrajecten van ouderen is een scala van professionals betrokken, of zelfs diverse organisaties. Er wordt gewerkt in een omgeving van continue schaarste van tijd en middelen. Er zijn lange wachtlijsten en er is een nijpend tekort aan opgeleid personeel om de zorg op te nemen voor ouderen. De grote werkdruk en de geringe mate van scholing van het personeel brengen met zich mee dat er vaak aanbodgestuurd in plaats van vraag- en functiegestuurde zorg verstrekt wordt. Vooral kwetsbare ouderen met complexe zorgvragen blijven hierdoor in gebreke. Op basis van het toenemend besef van de tekorten in de ouderenzorg, zien we nieuwe bewegingen en ontwikkelingen ontstaan in de ouderenzorg. Om er enkele te noemen: -het groeiend bewustzijn dat er nood is aan vermaatschappelijking van de zorg die opgebouwd wordt vanuit de oudere zelf en aangestuurd wordt door een ‘zorgcoach’; -de ontwikkeling van kleinschalig genormaliseerde wooninitiatieven voor dementerende personen als alternatieve woon-en zorgvorm; -het gebruik van de RAI (Resident Assessment Instrument) om medewerkers te helpen om holistisch te kijken naar de oudere en om de multidisciplinaire samenwerking gestroomlijnder te laten verlopen, ... . Samenvattend: De belangrijkste tendensen zijn: -een verplaatsing van de zorg: de verschuiving van een residentiële zorg naar zorg in kleinschaliger voorzieningen en zorg in de samenleving; -de organisatie van ‘zorg op maat’ in plaats van ‘aanbodgestuurde zorg’. Deze evoluties zijn fundamenteel en gaan gepaard met uitdagingen voor een aangepaste zorgcultuur en veranderingen in de attitudes en methodieken van de zorgverstrekkers in de ouderenzorg.
3
Belangrijke actoren in de ouderenzorg
Eerst bieden we een overzicht van belangrijke actoren in de ouderenzorg, en ook een beschrijving van hun voornaamste opdracht en actiepunten. Op de eerste plaats zijn dit de ouderen zelf. Het Vlaams Ouderen Overleg Komitee vzw-Vlaamse Ouderenraad is het overlegplatform van ouderenorganisaties dat fungeert als woordvoerder van alle ouderen in Vlaanderen. Het OOK werd door de overheid erkend als representatieve gesprekspartner. Eén van de belangrijke thema’s is de participatie van de ouderen in het beleid. De Vlaamse Ouderenraad bestaat vooral uit vertegenwoordigers van representatieve ouderenorganisaties en vier deskundigen. Daarnaast telt de Vlaamse Ouderenraad een aantal leden met raadgevende stem die komen uit organisaties die met of voor ouderen werken. Bovendien wordt de raad aangevuld met een vertegenwoordiger van de provinciale besturen en één van de lokale besturen. Familie en mantelzorgers vormen een onmisbare schakel in het maatschappelijk steunsysteem van ouderen. Sinds het decreet op de thuiszorg (1998) zijn vijf overkoepelende Verenigingen van gebruikers en mantelzorgers erkend en gesubsidieerd. Het gaat om: Steunpunt Thuiszorg, Ondersteuning in de Thuiszorg, Ziekenzorg van de Christelijke Mutualiteiten, Ons Zorgnetwerk en Werkgroep Thuisverzorgers. Deze verenigingen ondernemen continu verscheidene acties ten voordele van de mantelzorgers van ouderen (en andere groepen) zoals ondermeer: de verschillende mogelijkheden van de combinatie van arbeid en zorg, de discriminatie tussen de premies voor de thuiszorg en de premies voor de residentiële hulpverlening, thuiszorg bij allochtonen, het aanmoedigen van het invoeren of behouden van lokale mantelzorgpremies, de steeds grotere vraag naar opvang tegenover het te kleine aanbod van residentiële bedden, … De mate waarin familie en mantelzorgers ondersteund worden beïnvloedt sterk de kwaliteit van de zorg die de zorgbehoevende oudere ontvangt. Naast het informele netwerk is er een ruim formeel zorgnetwerk voor ouderen. Het formele netwerk is gekenmerkt door versnippering en verzuiling. De partners in de ouderenzorg hebben vooral naast elkaar een aanbod en werken beperkt samen. Er zijn: -de Ziekenhuizen:
G-diensten, Sp-diensten, geheugenklinieken, centrum zorgprogramma geriatrie
geriatrisch dagziekenhuis, voor ouderdomsaandoeningen,
-de voorzieningen van de (semi-)Residentiële Ouderenzorg: ROB’s, RVT’s, serviceflats, kleinschalig genormaliseerd wonen voor ouderen met dementie, centra voor kortverblijf, dagverzorgingscentra, dagcentra voor palliatieve zorg -en de Thuiszorgactoren, -samenwerkingsverbanden en –diensten: oa. de huisartsen (Domus Medica vzw) maar ook de SIT’s, SEL’s, GDT’s, LOGO’s, palliatieve netwerken, de diensten voor gezinszorg, de oppasdiensten, de poetshulp (Landelijke Thuiszorg, Familiehulp), de lokale en regionale Dienstencentra, de mutualiteiten. De meeste diensten en voorzieningen voor ouderen zijn daarnaast ook nog gebonden aan één van de koepels: -Verbond van Verzorgingsinstellingen (VVI) -Federatie Onafhankelijke Seniorenzorg (FOS) -Vereniging van de Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) -Federatie van rustoorden van België (Ferubel) Sommige voorzieningen groeperen zich om vanuit een gedeelde visie een sterke voortrekkersrol te kunnen opnemen in de zorg voor ouderen: -De groep Gasthuiszusters (Antwerpen) -Senior-Assist (Aalst en Brussel) -Provinciale Caritasgroeperingen Een specifieke vorm van zorg voor ouderen betreft palliatieve zorg, met de Federatie Palliatieve Zorg Vlaanderen als belangrijke aanspreekpartner. De Federatie definieert en ontwikkelt momenteel een maatschappelijk project dat erop gericht is de brede bevolking te sensibiliseren rond vroegtijdige zorgplanning. Daarnaast besteed de Federatie voortdurende aandacht aan opportuniteiten om palliatieve zorg in de media te brengen. In de ouderenzorg gaat bijzondere aandacht naar personen met dementie. De knowhow inzake dementie ligt in Vlaanderen bij: -de Expertisecentra Dementie Vlaanderen (ECD) De Expertisecentra Dementie leggen contacten met de binnen- en buitenlandse expertise en vormen zodoende een brug naar de gebruiker. Zij zetten zich in om op de hoogte te
zijn van nieuwe tendensen en innoverende projecten. In Vlaanderen zijn er negen Expertisecentra Dementie door de Vlaamse Overheid erkend en gesubsidieerd. Hieronder vindt u een greep uit hun acties: -Vorming ivm belevingsgericht werken en leefgroepwerking, opleiding referentiepersoon dementie, e-dementie -Sensibilisering en bekendmaking, teenager meets Alzheimer -Praatcafé dementie -Ontmoetingsgroep personen met beginnende dementie -Mantelhulp -Werkgroepen en projecten: Dementie en Politie, vroegdiagnostiek, muziek, technologie Werkgroep onderwijs en dementie -Organisatie van en medewerking aan studiedagen (bv. dementie en voeding, dementie en logopedie, dementie en cognitieve therapie) -De Vlaamse Alzheimerliga is een vereniging voor niet-professionelen (meestal familieleden) die in hun nabije omgeving geconfronteerd worden met personen met dementie. De Vlaamse Alzheimerliga organiseert praatcafé’s dementie, werkt aan de hand van familiewerkgroepen, stelt informatie ter beschikking enzovoort. -Daarnaast schuilt er ook heel wat expertise in verband met dementie bij de sleutelfiguren omtrent kleinschalige en genormaliseerde woonvormen voor personen met dementie. Hun pleidooi voor kwaliteit van leven, hun visie op wonen, en op het begeleiden van personen met dementie en hun familieleden drukt een belangrijke stempel op de organisatie, de invulling en de randvoorwaarden van ‘goede zorg’. De evoluties in de ouderenzorg worden ook mee bepaald door en vastgelegd in het ouderen(zorg)beleid. In het voorjaar van 2007 presenteerde Minister Inge Vervotte haar conceptnota ‘een nieuwe woon-welzijns- en zorgbeleid voor ouderen in Vlaanderen’. De conceptnota geeft een door de sector gedragen visie op een modern ouderenzorgbeleid weer. Door de politieke herschikkingen op het Vlaamse beleidsniveau is de toekomst van dit concept voorlopig nog onzeker. De nieuwe beleidsbrief van Steven Van Ackere voor 2008 werd in oktober 2007 ingediend bij het Vlaamse parlement en is sedert november in behandeling in de comissie ‘Welzijn, volksgezondheid en gezin’. Beleidsgefinancierde projecten zijn gebonden aan het huidige reglementair kader. Cera biedt een unieke ondersteuningskans voor projecten omdat hun positie hen toelaat projecten te ondersteunen die op innovatie en visie-ontwikkeling gericht zijn en die niet belemmerd worden door de bestaande (maar soms achterhaalde) regelgeving. Andere belangrijke actoren in de ouderensector zijn de verenigingen die de actieve ouderen mogelijkheden bieden tot activiteit en ontspanning.
Een partner die we niet mogen vergeten want die een cruciale impact heeft op de beeldvorming van ouderen, is de media. We ronden dit overzicht af met een overzicht van de onderzoekslijn die Lucas uitgebouwd heeft in verband met ouderenzorg. De volgende projecten werden recent in samenwerking met partners uit de zorg uitgevoerd: Ouderen en dementie -Technologie in de thuiszorg: lokaliseren van personen met dementie met wegloopgedrag -Kleinschalig genormaliseerd wonen -Palliatieve zorg voor dementerende ouderen in rusthuizen en rust-en verzorgingstehuizen -De kwaliteit van het tehuis voor dementerende ouderen: ontwikkeling van een verkorte versie van de MEAP -De kwaliteit van de informele zorg voor dementerende bejaarden en schizofrene patiënten -Partners van verwarde of dementerende ouderen en hun ervaring van de kwaliteit van de relatie Andere Daarnaast ontwikkelde Lucas vormingsprogramma’s ivm de zorg voor allochtone ouderen en ivm de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen in de ouderenzorg. Lucas voert ook onderzoek uit en biedt vorming en begeleiding m.b.t. gebruik van het RAI/MDS-instrument. Momenteel loopt er een project omtrent onderhandelde zorg en het overleg over kritische beslissingen in de residentiële ouderenzorg. Het bovenstaande overzicht is niet exhaustief maar geeft aan welke partners er betrokken moesten worden in deze voorbereidende fase. In bijlage 1 vindt u een overzicht van de contactpersonen die werden aangeschreven en uitgenodigd om mee te werken.
4
Theoretisch kader in verband met innovatieve tendensen
Bij de bevraging van de actoren zijn we vertrokken van innovatieve tendensen die voor Vlaanderen actueel en relevant zijn. De onderzoekers zijn van mening dat de onderstaande tendensen een belangrijk vertrekpunt zijn bij het ontwerpen van innovatieve acties. 4.1 Cliëntgericht werken (dwz. vertrekken bij de vraag van de gebruiker en niet louter aanbodgestuurd cf. implementatie van het overlegmodel bij intake en
doorverwijzing). De dienst- en zorgverlening is in Vlaanderen veelal sterk aanbodgestuurd. De cliënt ontvangt die hulp die aanwezig is aan het loket of achter de voordeur van het centrum waar hij zich (meestal) toevallig aanmeldt. Een cliëntgerichte benadering impliceert dat een grondige analyse van de vraag en de zorgbehoefte van de cliënt plaatsvindt. Door de processen van intake en indicatiestelling op een meer vakkundige en methodische wijze te laten verlopen kan men bereiken dat voorzieningen werken vanuit een visie op getrapte zorg, waarbij het aanbod optimaal afgestemd wordt op de hulpvraag en op de reële zorgbehoefte. Hierdoor ontvangen hulpvragers de minst ingrijpende vorm van zorg die ze nodig hebben waardoor meer ingrijpende en meer gespecialiseerde vormen van dienstverlening en hulp beschikbaar blijven voor die doelgroepen die ze het meest nodig hebben. 4.2 Emancipatorisch werken (bv erover waken dat men in de eerste plaats de eigen kracht van het individu en zijn netwerk aanspreekt om uit de problemen te geraken ipv vrijwel automatisch professionele hulp aan te bieden en “over te nemen”) Dit kan o.a. gebeuren door op grotere schaal en meer systematisch psycho-educatie aan te bieden voorafgaand aan professionele hulp. Bij de keuze voor professionele behandelingsvormen kan men door gebruik te maken van decision aids de participatie van de gebruiker aan het keuzeproces bevorderen en optimaliseren (O’Connor & Stacey, 2005). Een overdreven medicalisering of professionalisering van gewone menselijke levensloopproblemen is een risico van de supergespecialiseerde en zeer toegankelijke zorg die we in Vlaanderen kennen. Het verdient aanbeveling om krachtig te ondersteunen dat mensen zeer veel voor zichzelf kunnen doen en dat dit ook buitengewoon waardevol kan zijn. Emancipatorisch werken impliceert benaderingen die empowerment van de gebruiker stimuleren. ‘Vroegtijdige zorgplanning’ is een mooi voorbeeld van hoe mensen ondersteund kunnen worden om zelf verantwoordelijkheid op te nemen voor hun leven. 4.3 Laagdrempelig werken (doelgroepen die moeilijk bereikbaar zijn toegang geven tot de zorg cf. naar een waaier aan voorzieningen met diversiteit aan visies). Voor de moeilijkste populaties, is de drempel van de meest toegankelijke hulpverlenings- en dienstverleningsvormen vaak nog te hoog. Zij vereisen een aparte aanpak die vaak ook hoge en andere eisen stelt aan de hulpverleners. 4.4 Outreachend werken (zorgwekkende zorgmijders blijven vasthouden).Vele vormen van hulpverlening bieden niet de houvast die sommige doelgroepen nodig hebben. Ook op dit vlak zijn er innovaties wenselijk en nodig die hun weg moeten vinden naar de praktijk, maar ook naar vorming en opleiding van groepen van professionals. Het is immers niet vanzelfsprekend om door de jaren heen als een “goede hulpverlener” te blijven functioneren bij de meest “hopeloze” en uitzichtloze hulpvragers en zorgsituaties. Hiervoor zijn er specifieke methodieken, maar vooral ook bijzondere persoonlijke
attitudes en specifieke vormen van teamwerk nodig. Op dit vlak is er reeds heel wat knowhow aanwezig in de praktijk, maar systematische methodische ondersteuning is dringend nodig op vele plaatsen. 4.5 Getrapte zorg aanbieden (Dit houdt in dat men de minst ingrijpende behandeling die toch effectief is als eerste aanbiedt alvorens tot meer ingrijpende behandelings- en zorgvormen over te gaan). Hiertoe heeft men nood aan een goed overzicht waarin het volledige zorg- en dienstverleningsaanbod duidelijker gedefinieerd wordt voor alle verwijzers en doelgroepen. Een dergelijk overzicht ontbreekt in vele gevallen, evenals de consensus over wie men op welk moment welk type van zorg kan aanbieden op welke criteria. Recente studies in het domein van de zorg voor personen met depressie (De Coster e.a., 2005, Van Meerbeeck ea, 2005 Van Audenhove, Everaert, Scheerder & De Coster, 2006) tonen aan dat getrapte zorg wel degelijk een acceptabel kader is in de eerste lijn en in de GGZ in Vlaanderen. Een vertaling naar de ouderenzorg behoort tot de mogelijkheden. 4.6 Preventief werken (integratie van preventie in behandeling of sterk uitgebouwde nazorg bij doelgroepen waarbij risico op herval aanwezig is). In de zorg- en dienstverlening is het curatieve en het preventieve sterk gescheiden. Hierdoor worden vele kansen gemist om ziekte, onwelbevinden en ontevredenheid en herval te voorkomen. 4.7 Gecoördineerd werken (transdisciplinaire teamwerking, netwerken en samenwerking professioneel-informeel). Vele multidisciplinaire “teams” werken als een groep van individuele hulpverleners die dezelfde cliënten zien en hierover al dan niet vergaderen om informatie uit te wisselen. Samenwerken tussen professionals die in verschillende sectoren actief zijn met dezelfde cliënten vanuit een verschillende visie en organisatorisch kader, is – eufemistisch uitgedrukt – niet vanzelfsprekend. De mantelzorger als partner in de zorg voor personen met blijvende of langdurige beperkingen in de samenleving, is een reële wens van velen maar in de praktijk blijft dit een zeer moeilijk punt. 4.8 Inclusief werken (bevorderen van participatie aan de samenleving en uitsluiting tegengaan). Sociale uitsluiting, discriminatie en stigmatisering zijn fenomenen die in sommige regio’s bepaalde groepen van mensen in de samenleving sterk treffen. De doelstelling is om deze negatieve processen doelgericht tegen te gaan.
5
De visie van de actoren
De visie van de sleutelfiguren over prioritaire acties voor ouderen werden in kaart gebracht op basis van een schriftelijke bevraging, een focusgroep en een doordenknamiddag. 5.1 Schriftelijke bevraging In bijlage 2 vindt u de schriftelijke vragenlijst die we gebruikten om de ideeën van de contactfiguren uit de ouderenzorg omtrent hun visie op goede ouderenzorg te vernemen. De vragenlijst sluit aan bij de bovenstaande indeling. Veertien contactpersonen uit de ouderenzorg stuurden de vragenlijst ingevuld terug. In bijlage 3 vindt u de antwoorden op deze vragenlijst. 5.2 Focusgroep De antwoorden werden samengevat (bijlage 4) en ter toetsing voorgelegd aan in een focusgroep. Er namen drie personen deel aan de focusgroep. De focusgroep stelde de resultaten van de schriftelijke bevraging vast en gaf er kritische bedenkingen en aanvullingen op. De belangrijkste ideeën die uit de focusgroep naar voren kwamen waren: -De samenwerking tussen de diverse partners in de ouderenzorg is een knelpunt. In de toekomst wil men bruggen bouwen tussen de residentiële zorg en de thuiszorg. Men gelooft in de kracht van kleinschalige, concrete projecten omtrent naadloze zorg die de bestaande structuren en wetgeving kritisch belichten. Verder benadrukken de aanwezigen dat men vooral moet zoeken naar kwalitatief goede partnerschips. De SEL-coördinatoren worden momenteel gesubsidieerd op basis van het aantal dossiers. Men pleit hier voor de toevoeging van kwaliteitsparameters. -De ouderenzorg heeft nood aan goede basiswerkers die de oudere vanuit een persoonsgerichte visie benaderen en bereid zijn om ‘een hand vast te houden, te luisteren, er te zijn als persoon voor de oudere als persoon’. Om dit te realiseren is het zowel belangrijk om de zorgverleners in opleiding krachtig te vormen vanuit een holistische, competentiegerichte en empowerende visie, als om de basiswerkers in de praktijk ondersteuning te bieden, vooral in de vorm van teamoverleg en intervisie. -Hoe kunnen we mensen (zowel de ouderen zelf, hun familie, zorgverstrekkers, de media, het beleid) anders leren kijken naar ouderen? Welke aspecten van de ouderdom worden momenteel nog onderbelicht? Hoe kunnen we het vaak nog stigmatiserende, beperkte en beperkende beeld van de oudere omvormen tot een waardig, intens en genuanceerd beeld? Waarschijnlijk heeft veel te maken met de controle die we willen houden over ons leven. Ouder worden vraagt ‘loslaten’. Dit is verbonden met verlies, maar ouder worden vraagt
ook creativiteit, overlevingskracht, moed, wijsheid om andere doelen te stellen, om geïntegreerd te blijven, om zich aan te passen aan steeds veranderende situaties en personen die mee begeleiden. De idee van ‘een raad van wijzen’ rijst hierbij. Het zou de moeite lonen om een forum te creëren, waarin ervaren en verstandige ouderen zetelen die een genuanceerde en afgewogen mening geven over bepaalde moeilijke maatschappelijke thema’s. De titel van het boek ‘tussen autonomie en geborgenheid’ gaf reeds jaren geleden aan vanuit welke visie zorg geboden zou moeten worden. Dit thema blijft actueel. -Mensen, niet enkel ouderen moeten gestimuleerd worden om vroegtijdig zelf hun leven in handen te nemen (‘advanced care planning’). De onzekerheid over de ouderdom (wie zal er later voor mij zorgen?) boezemt mensen angst in. Een vroegtijdige planning vraagt wel dat er voldoende kwalitatief goede keuzemogelijkheden zijn voor mensen. Het is belangrijk om nieuwe zorgvormen (allerlei overgangsvormen tussen wonen en zorg) een kans te geven en hiervoor aandacht af te dwingen bij het beleid. -Tijdens de focusgroep wordt een vraagteken geplaatst bij de rol van de huisarts als ouderencoach. Men is van oordeel dat de huisarts een cruciale partner is in het steunsysteem van ouderen, maar benadrukt dat zijn ‘takenkorf’ niet overladen mag worden en dat de samenwerking met een psycholoog, een maatschappelijk werker of ergotherapeut aan te bevelen is. 5.3 Doordenknamiddag Het doel van de doordenknamiddag was tweevoudig: -Het doordenken op de aangebrachte noden en ideeën voor de toekomst om te komen tot een gemeenschappelijke deler of rode draden en veranderpistes. -Het betrekken van de belangrijke vertegenwoordigers in de ouderenzorg die tot dan toe nog niet beluisterd waren. Nadat Heidi Loos Cera de visie en objectieven van Cera toegelicht had, presenteerde Lucas een samenvatting van de bevindingen (bijlage 5) en werden de deelnemers uitgenodigd om hun voornaamste bekommernissen en voorstellen ter verandering van de ouderensector naar voren te brengen. Het verslag van dit rondetafel overleg vindt u in bijlage 6.
6
Belangrijke projectlijnen
De doordenknamiddag vormde het slotstuk van de voorbereidende fase en maakt de verbinding met de volgende stap waar Cera keuzen maakt en knopen doorhakt voor de realisatie van één of meerdere actie)projecten. Op basis van de bevraging van de ouderensector komen de volgende rode draden of accenten naar voren:
De groep van ouderen is heterogeen. De sleutelfiguren vinden het relevant om zich met de Cera-actie te richten op de groep van de (meest) kwetsbare ouderen. Personen met dementie horen hier zeker thuis. Actieve senioren hebben meer mogelijkheden om zelf hun stem te laten horen. Men streeft er naar dat ouderen zolang mogelijk in hun eigen vertrouwde omgeving kunnen blijven wonen en leven. Dit veronderstelt dat er een maatschappelijk steunsysteem gecreëerd wordt voor de oudere. In een maatschappelijk steunsysteem vertrekt de zorg bij de vragen en noden van de oudere. Het ‘aanbieden van zorg’ wordt dan ‘het ingaan op de vraag naar zorg’. De dienstverlening moet zo dicht mogelijk aansluiten bij de persoon in zijn gezin: alleen de zorg die nodig is, op de juiste plaats en op het juiste moment. Dit veronderstelt samenwerking tussen de verschillende betrokken diensten én tussen de diensten en het informele netwerk. -De schotten tussen de residentiële zorg en de thuiszorg moeten worden opgeruimd en er moeten dwarsverbindingen en partnerships komen tussen beide. Ook de thuiszorgdiensten onderling kunnen beter samenwerken. Een eerste stap is dat de verschillende diensten samen rond de tafel gaan zitten om elkaar te leren kennen. Dit vormt een randvoorwaarde voor het realiseren van continuïteit in de zorg, van holistische zorg, voor een positieve beeldvorming omtrent ouderenzorg ... -Daarnaast zou er ook werk gemaakt moeten worden van een ‘interface’ tussen sociale zorg en gezondheidszorg. Dit wordt bemoeilijkt door de institutionele contouren binnen België en de verdeling van bevoegdheden, maar een Cera-actieproject is daar niet aan gebonden en kan vernieuwende actievoorstellen uittekenen. Het is een uitdaging om de belemmerende regels in kaart te brengen en te signaleren, en tegelijkertijd de praktijk proaktief uit te bouwen op basis van een sterke zorgvisie die de kwaliteit van leven centraal stelt. -Sector-, koepel en dienstverantwoordelijken dienen samengebracht te worden voor overleg over de samenwerkingsmogelijkheden en –voorwaarden voor de realisatie van een ‘functionele zorgbenadering’ (waarbij de oudere een beroep kan doen op die specifieke functies of ondersteuning die hij nodig heeft in plaats van op een vast zorgpakket). Het uitgangspunt voor dit overleg is openheid om samen met in plaats van naast elkaar zorg te verstrekken met als gemeenschappelijk doel het welzijn van de oudere. Zolang de verantwoordelijken zich beschermend in plaats van innoverend
opstellen, is er geen kritische reflectie mogelijk over ontbrekende en overlappende zorgvormen. -De aanwezigheid van verbindende figuren, omtinckers of trajectbegeleiders wordt belangrijk geacht, zeker in een veranderend zorgveld waar ouderen moeilijk zicht krijgen op de beschikbare en best passende zorg. -Om de zorg kwalitatief te verbeteren is het noodzakelijk om de basiswerkers te vormen en blijvend te ondersteunen in het persoonsgericht denken en overleggen (in tegenstelling tot aanbodgestuurd werken).
7
Besluit
Het is duidelijk dat de groep ouderen erg heterogeen is en dat het antwoord vanuit de ouderensector ook aan deze heterogeniteit zal moeten tegemoetkomen. Cera kan niet alles steunen. Dus moet er gekeken worden naar gemeenschappelijke delers die kosteneffectief zijn en een reële verbetering kunnen betekenen voor de ouderenzorg. De gemeenschappelijke delers die naar voren komen (vraaggestuurd werken, samenwerking, coördinatie, ...) vinden aansluiting bij de sleutelaspecten voor de evaluatie van zorg-en dienstverlening in de samenleving. Thornicroft en Tansella (2003) beschreven 9 sleutelaspecten waar de zorg – en dienstverlening aan getoetst kan worden, namelijk: 1. autonomie: De cliënt (hier: de oudere) moet de mogelijkheid hebben om zelf onafhankelijk te beslissen en keuzes te maken ondanks de aanwezigheid van problemen, klachten en beperkingen. 2. continuïteit: De voorzieningen beschikken over de kundigheid om op korte termijn de interventies binnen en tussen de teams op elkaar af te stemmen (cross-sectionele continuïteit) en om contacten op langere termijn ononderbroken te stroomlijnen (longitudinale continuïteit). 3. effectiviteit: De behandelingen en voorzieningen met bewezen voordelen kunnen worden toegepast in de dagelijkse praktijk. 4. toegankelijkheid: Cliënten kunnen de zorg ontvangen waar en wanneer dit nodig is. 5. omvattendheid: Horizontale veelomvattendheid (bereiken van alle doelgroepen) betekent dat de zorg verstrekt wordt over het hele continuüm van de ernst van de problematiek en van de brede waaier van cliëntenkenmerken, verticale veelomvattendheid (aanbieden van alle basiszorg die de doelgroep nodig heeft) kan worden gedefinieerd als het beschikbaar stellen van alle basiscomponenten van zorg en preventie en het gebruik ervan door prioritaire risicogroepen.
6. rechtvaardigheid: De middelen zijn eerlijk verdeeld en zowel de visie achter het bepalen van de prioritaire noden als de methodes die gebruikt worden om middelen toe te wijzen, zijn geëxpliciteerd. 7. verantwoording: De vragen van de cliënten, hun familie en het bredere publiek worden beantwoord. Zij hebben immers allemaal rechtmatige verwachtingen ten aanzien van de wijze waarop de voorziening haar verantwoordelijkheden dient op te nemen. 8. coördinatie: De voorziening werkt met een coherent behandelingsplan voor iedere individuele cliënt. Elk plan bevat duidelijke doelen waaraan de noodzakelijke en effectieve interventies worden gekoppeld. Er is een plan voor zowel de crosssectionele (coördinatie binnen een afgelijnde zorgperiode) als longitudinale coördinatie (de coördinatie over een langere behandelingsperiode). 9. efficiëntie: Men streeft naar een minimale input om een bepaalde uitkomst te behalen of een maximale uitkomst voor een bepaald niveau van input. In de voorbereidende fase hebben we de bovenstaande denkoefening proberen maken. Op welke punten scoort de ouderenzorg in Vlaanderen goed en wat zijn punten ter verbetering? De klemtoon komt te liggen op: -de organisatie van de zorg over de grenzen van sectoren heen. -de ondersteuning om praktijkwerkers zich een persoonsgerichte zorgvisie eigen te laten maken Cera kan hier ondersteuning bieden. Heel concreet stellen we voor om een open projectoproep uit te schrijven voor organisaties die zich herkennen in één van de volgende centrale thema’s: - De ontwikkeling van een maatschappelijk steunsysteem voor ouderen met dementie - Adl-zorg op maat in de thuissituatie: welke diensten moeten samenwerken opdat ouderen met functiebeperkingen zich kunnen handhaven in de thuissituatie? Wat zijn creatieve oplossingen om -los van de bestaande wetgeving- tegemoet te komen aan de noden? -De omturning van de basisattitude van medewerkers naar een meer competentie- en persoonsgerichte attitude (via personeelsbeleid, vorming, uitwisselingsprojecten...) - De continue ondersteuning van een competentie- en persoonsgerichte basisattitude bij de medewerkers (via overlegstructuren, aanduiden van persoonlijke begeleiders, voorbeeldleidersfiguur ...) Relevante selectiecriteria voor de oproep lijken ons: -Reeds bestaande ‘goede praktijk’ (visie + uitwerking) -Bereidheid tot regionale samenwerking met andere partners -Te verwachten resultaten op middel-lange termijn (3 tot 5 jaar)
-Bereidheid te werken volgens stappenplan: Beschrijving van de huidige ‘goede praktijk‘ – hoe pakt men het aan? – met wie? – waar loopt men nog tegenaan ? Explicitering van deze praktijk via levendig materiaal – filmfragmenten – getuigenissen, ... Ontwikkeling van een draaiboek voor het multipliceren – reflectie over de kritische succesfactoren _______________________________________________________________________