Draaiboek Sociale Vaardigheden Training Een praktische handleiding voor het geven van de training
Gemaakt door: Marijke van Dijk In opdracht van : Careyn Middelharnis Juliana van Stolberglaan 19 3241 GL MIDDELHARNIS
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave............................................................................................................................. 2 Inleiding:...................................................................................................................................... 4 Goldstein methode:...................................................................................................................... 6 Basisprincipes: ............................................................................................................................. 6 Algemene regels voor de trainers: ................................................................................................ 7 Concretisering van de houding van de trainer: .............................................................................. 7 Groepsbijeenkomst 1, Kennismaken en een praatje beginnen ....................................................... 9 Lesopzet bijeenkomst 1: ............................................................................................................. 10 Groepsbijeenkomst 2, Luisteren.................................................................................................. 16 Lesopzet bijeenkomst 2: ............................................................................................................. 17 Groepsbijeenkomst 3, Iets vragen en bespreken ......................................................................... 21 Lesopzet bijeenkomst 3 .............................................................................................................. 22 Groepsbijeenkomst 4, Jezelf kennen en je gedrag begrijpen ........................................................ 28 Lesopzet bijeenkomst 4 .............................................................................................................. 29 Groepsbijeenkomst 5, Pesten en voor jezelf opkomen................................................................. 35 Lesopzet bijeenkomst 5: ............................................................................................................. 36 Groepsbijeenkomst 6, Nee zeggen .............................................................................................. 41 Lesopzet bijeenkomst 6 .............................................................................................................. 42 Groepsbijeenkomst 7, Boosheid en Teleurstelling uiten............................................................... 47 Lesopzet bijeenkomst 7: ............................................................................................................. 48 Groepsbijeenkomst 8, Laatste keer!............................................................................................ 53 Lesopzet bijeenkomst 8: ............................................................................................................. 54 Bijlage 1A................................................................................................................................... 58 Bijlage 2A................................................................................................................................... 59 Bijlage 2B ................................................................................................................................... 60 Bijlage 3A................................................................................................................................... 61 Bijlage 3B ................................................................................................................................... 62 Bijlage 3C ................................................................................................................................... 63 Bijlage 4A en B ........................................................................................................................... 64 Bijlage 4C ................................................................................................................................... 66 Bijlage 5A................................................................................................................................... 68 Bijlage 5B ................................................................................................................................... 69
2
Bijlage 6A................................................................................................................................... 70 Bijlage 6B ................................................................................................................................... 71 Bijlage 7A................................................................................................................................... 73 Bijlage 7B ................................................................................................................................... 74 Bijlage 8A................................................................................................................................... 75 Bijlage 8B ................................................................................................................................... 76 Bijlage 9A................................................................................................................................... 77
3
Inleiding:
Hoe is dit draaiboek tot stand gekomen? Aanleiding: In de samenwerking tussen het Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW) en het School Maatschappelijk Werk (SMW) kwam naar voren dat er vraag is naar een Sociale vaardigheden (SoVa) training voor kinderen van 11 á 12 jaar, die dus in groep 8 van de basisschool zitten. Aan deze vraag heeft Careyn voldaan door het opstarten, in samenwerking met de GGD Zuid Holland, van een SoVa training. Careyn Middelharnis verzorgt nu inmiddels al vele jaren deze Sociale Vaardigheden (SoVa) training voor kinderen die in groep 8 zitten. De training werd gegeven via de bekende Goldstein methode. Careyn merkte op dat de training verouderde en van daar uit kwam de vraag om de SoVa-training te herschrijven. Belangrijk doel hierbij is dat de training up to date gemaakt wordt en dat er tijdens de training meer tijd en aandacht besteed kan worden aan interactie en aan het ‘spelende leren’. Careyn heeft aan mij gevraagd om te onderzoeken welke elementen van de bestaande SoVa-training in het aanbod moet blijven bestaan, welke elementen kunnen vervallen en welke elementen gemist worden en toegevoegd moeten worden. Voordat ik ben begonnen met herschrijven heb ik de huidige training vergeleken met twee andere Sociale Vaardighedentrainingen. Namelijk die van Timon en die van Horizon. Tevens heb ik 8 trainers van Careyn en 5 kinderen die deze training gevolgd hebben, geïnterviewd. Naar aanleiding van deze uitkomsten en met gebruik van mijn eigen ervaring en creativiteit, is dit draaiboek uiteindelijk tot stand gekomen. Mocht u meer willen weten over de uitkomsten van het vergelijken van de trainingen en de interviews met de kinderen en de trainers, dan verwijs ik u naar het onderzoeksverslag, wat als bijlage toegevoegd is aan dit draaiboek. In deze herschreven training is, net als in de oude training, ook gebruik gemaakt van de Goldstein methode. Daarnaast zijn er aanvullingen gedaan vanuit de Sociale Vaardigheden Trainingen van Timon en van Horizon. Tevens heb ik gebruik gemaakt van mijn eigen ervaring en deskundigheid die ik heb opgedaan in het werken met kinderen en pubers, het veld- en literatuuronderzoek. Hiervoor verwijs ik naar de bronvermelding die u achterin dit draaiboek vindt. Er zijn verschillende andere SoVa trainingen in omloop. Ik wilde niet klakkeloos deze andere trainingen volgen en gebruiken omdat ik een eigen kijk en visie op de SoVa training heb en van daaruit ook voornamelijk wil handelen. Daarnaast heb ik wel handig gebruik gemaakt van bepaalde elementen die er al waren, het was immers niet de bedoeling het wiel op nieuw uit te vinden. In het volgende hoofdstuk zult u beknopte informatie vinden over de Goldstein methode, welke gebruikt is in de herschreven SoVa-training. Mocht u meer achtergrond informatie willen over de Goldstein methode dan verwijs ik u naar de trainingsmap van de Goldstein methode. Die is te bestellen via www.goldstein.nl.
4
Doelgroep en doelstellingen: Dit draaiboek is bedoeld voor de trainers van Careyn voor het geven van de Sociale Vaardigheden Training voor kinderen van 11 á 12 jaar oud. Doelstellingen: De doelen zijn opgesplitst in doelen voor de groep en doelen voor de trainer. Doelen voor de groep: Het belangrijke doel zal zijn dat er enthousiasme gekweekt wordt bij de kinderen voor de training. Het is van belang om ervoor te zorgen dat elk kind tot zijn recht komt. Doelen voor de trainer: Voor de trainer is het van belang om een indruk te krijgen van de groep. Belangrijke punten om op te letten zijn de verhoudingen tussen de kinderen onderling en hoe het elke kind vergaat met de sociale vaardigheden. Hoe maakt het kind contact? Luistert het kind goed? Let het kind tijdens de bijeenkomsten goed op? Etc. Dit draaiboek is bedoeld als leidraad. Uiteraard hebben de trainers alle vrijheid om bepaalde onderdelen achterwege te laten of juist eigen onderdelen toe te voegen.
Opzet van de training: De training is niet opgezet volgens een vaststaand stramien. Dat wil zeggen; elke bijeenkomst is qua opzet anders. Vanuit de trainers is aangegeven dat juist het vaststaande stramien er voor zorgt dat de training erg voorspelbaar wordt en daardoor ook saai. In dit draaiboek vindt u voor elke bijeenkomst eerst een voorblad met algemene informatie voor de bijeenkomst en vervolgens een lesopzet. In het voorblad kunt u vinden welke onderdelen tijdens die bijeenkomst naar voren komen en hoe veel tijd dit in beslag neemt. Daarnaast is er in het voorblad aandacht voor de leiderschapsstijl en welk thema die bijeenkomst centraal staat. In de lesopzet, die daarop volgt, wordt elk element stap voor stap uitgelegd. Tijdens de training wordt er gebruik gemaakt van videomateriaal. Er zijn bestaande videofragmenten die horen bij de Goldstein methode. Van deze videofragmenten wordt soms gebruik gemaakt. Uit mijn onderzoek is naar voren gekomen dat deze fragmenten zijn soms niet realistisch voor kinderen zijn en daarnaast ook verouderd. Daarom wordt er niet elke les gebruik van gemaakt. Daarnaast wordt er ook gebruik gemaakt van eigen videomateriaal. Dat wil zeggen dat kinderen zelf een sociale situatie uitspelen en dit ook filmen. Deze manier van leren heeft verschillende voordelen. Allereerst is uit onderzoek gebleken dat kinderen en trainers deze manier van werken prettig vinden. Ten tweede geeft het ook een hoger leerrendement omdat de situaties zélf uitgespeeld en nabesproken worden. Hierdoor ziet het kind zelf wat er goed gaat en wat er eventueel beter kan. Daarnaast zijn de situaties die uitgespeeld worden realistischer voor de kinderen. Een derde bijkomend voordeel is dat de trainers met de kinderen, door op deze manier met de video te werken, ook aandacht kunnen hebben voor de non-verbale reacties en de houding van het kind. Elke bijeenkomst wordt er ‘huiswerk’ mee gegeven. Hiervoor is een speciaal huiswerkboekje gemaakt. Dit boekje kunt u in het geheel, als bijlage bij dit draaiboek vinden. Daarnaast is het huiswerk ook opgenomen in de training zelf, in de bijlagen. Elke bijeenkomst wordt het nummer van de bijlage, waar men het huiswerk kan vinden, genoemd. Het is de bedoeling om hier een beloningssysteem aan te koppelen, zodat dit huiswerk ook écht wordt gedaan. Het beloningssysteem is verwerkt in bijlage nummer 9A en in het huiswerkboekje.
5
Goldstein methode: De Goldstein methode heeft als doel de tekorten van de cliënten in het contact met anderen op te heffen, waardoor zij zich uiteindelijk beter weten te handhaven in allerlei situaties. Het accent ligt in deze methode vooral op het concrete oefenen van de sociale vaardigheden. Er wordt uitgegaan van 2 theoretische principes. 1. Cognitief sociaal leermodel van Bandura. 2. Structured Learning Technique (Goldstein) Cognitief Sociaal leermodel van Bandura: Hier wordt uitgegaan van het volgende schema. Persoon
Gedrag
Omgeving
De persoon wordt beïnvloedt door en beïnvloed zijn omgeving en zijn gedrag. Met persoon wordt bedoeld; het geheel van eigenschappen, stijlen, denken en doen en andere persoonlijke kenmerken van iemand. Het gedrag is het waarneembare gedrag in verschillende situaties. De omgeving wil zeggen; allerlei situaties. In de sociale vaardigheden wordt geprobeerd om de jongeren ander gedrag, andere vaardigheden, aan te leren. Modeling neemt een grote plaats in. Modeling wil zeggen het leren via kijken. Bijvoorbeeld door middel van een video waarop te zien is hoe je een praatje kan maken, hoe dit goed en hoe dit fout gaat. Dit biedt een grote mate van veiligheid doordat kinderen kunnen kijken en niet zelf grote fouten hoeven te maken. Structured Learning Technique (Goldstein): Dit houdt in dat elke sociale vaardigheid is opgedeeld in verschillende leerstappen of aandachtspunten, waardoor de vaardigheid gemakkelijker te onthouden of gereproduceerd kan worden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het thema kennismaken met volwassenen: 1. Je loopt naar de ander toe 2. Je kijkt de ander aan 3. Je geeft de ander je rechterhand 4. Je zegt hoe je heet 5. Je luistert hoe de ander heet Basisprincipes: Daarnaast zijn er ook enkele basisprincipes. Deze springen in op de specifieke behoeften van de kinderen waarmee rekening gehouden moet worden: a. b. c. d. e.
Bieden van structuur Tonen van begrip voor allerlei emoties Gebruik van op de doelgroep toegesneden taal Nadruk op handelen in plaats van praten De trainer heeft een voorbeeldfunctie
6
f. Gebruik van positieve stimulering g. Aansluiten bij de belevingswereld van de kinderen Algemene regels voor de trainers: Om effectief te kunnen werken in de training is het belangrijk dat de deelnemers in een veilige situatie kunnen experimenteren met gedrag. De houding van de trainers zal van grote invloed zijn op de mate waarin deze veiligheid wordt ervaren. Zeker in het begin valt te verwachten dat de deelnemers terughoudend zullen zijn. De trainers dienen deze terughoudendheid te onderkennen en te accepteren. Deze acceptatie kunnen de trainers laten blijken door begrip te tonen voor deze terughoudendheid, rustig met kleine en eenvoudige opdrachten te beginnen en daarbij een stimulerende en bekrachtigende houding aan te nemen. Het aanleren van nieuwe vaardigheden betekent het aanleren van nieuw gedrag. Dit roept spanningen, onzekerheid en angst op. Mensen kunnen hierdoor blokkeren, de opdrachten niet meer uitvoeren of zelfs helemaal wegblijven. Positieve bekrachtiging van de deelnemers is hierom belangrijk. Concreet houdt dit in een sterke gerichtheid op en het benoemen van datgene wat een jongere goed doet. De trainers laten hun acceptatie tevens blijken door de deelnemers zo min mogelijk te confronteren met geconstateerde tekorten. Om de structuur te handhaven is een directieve houding gewenst. Er wordt van de trainers verwacht dat zij optreden met een zeker vanzelfsprekendheid, directieve en voortvarendheid. Directiviteit houdt in dat de trainers de intenties heeft tijdens de training om het heft in eigen hand te nemen en houden. Het bovenstaande zou bij sommige lezers de indruk kunnen wekken dat er weinig ruimte is voor de eigen inbreng van de deelnemers. Dit is zeker niet het geval. Eigen inbreng dient zonder meer te worden toegejuicht en gestimuleerd. De trainer dient echter wel na te gaan of de inbreng past bij het doel, dat op dat moment centraal staat. De mate waarin dit het geval is, bepaalt de hoeveelheid aandacht en tijd die de trainer eraan zal besteden. Concretisering van de houding van de trainer: 1. Duidelijk zijn. Dit houdt in dat je de informatie op zodanige wijze moet verschaffen dat deze aansluit bij en begrijpelijk is voor de doelgroep. Wees duidelijk, concreet en positief. 2. Introduceren van een vaardigheid. Het bespreken van doel, inhoud en het effect van de betreffende vaardigheid. 3. Werk zoveel mogelijk met video opnames. Dit kan zijn dat de kinderen zelf een vaardigheid filmen of dat er een stukje bestaande video over de vaardigheid wordt bekeken. 4. Betrek eerder geoefende vaardigheden bij elke les! 5. Laat iedere training volgens een vast patroon verlopen. 6. Gebruik rollenspellen en oefeningen die aansluiten bij de lefwereld van de deelnemers. 7. Geef een korte beschrijving van de vaardigheid op papier mee naar huis. (huiswerkmapje) 8. Geef thuisopdrachten mee om de vaardigheid in de praktijk mee te oefenen. (huiswerkmapje) 9. Maak voor iedere deelnemer een mapje waarin de groepsregels, aandachtspunten en thuisopdrachten kunnen worden opgeborgen. (huiswerkmapje) 10. Maak voor iedere ouder/verzorger een mapje waarin een korte beschrijving van de vaardigheid beschreven staat en wat daarbij belangrijk is. Daarin staat ook een opdrachtje voor de ouders. Bijvoorbeeld hun kind in 3 situaties een pluim geven. Hiervan maken ze ook een verslagje. In welke situatie de pluim werd gegeven, waarvoor en hoe het kind dit vond en hoe de ouder/verzorger dit vond.
7
8
Groepsbijeenkomst 1, Kennismaken en een praatje beginnen
De eerste bijeenkomst van de Sociale Vaardigheden Training (SoVa). Deze bijeenkomst staat in het teken van kennismaken en een praatje maken. Leiderschapsstijl: Vanaf het eerste moment zorgen de trainers ervoor dat ze op een leuke manier de regie hebben. Het vertoont dus wel wat autoritaire trekjes, maar de kinderen krijgen daarnaast tijdens de spellen voldoende mogelijkheden om een eigen inbreng te hebben, dus dan is de leiderschapsstijl democratisch. Thema: ‘Kennismaken’. Tijdsindeling: Hieronder ziet u een schema met tijdsindeling over het verloop van de les. Daarna zal elk onderdeel van de les uitgebreider uitgelegd worden. Inleiding Stukje theorie Video Oefening met namen Pauze Oefening met leren kennismaken Staan als een boom Voor de volgende keer Afsluiting Totaal
15 minuten 8 minuten 7 minuten 10 minuten 10 minuten 10 minuten 15 minuten 5 minuten 10 minuten 90 minuten
9
Lesopzet bijeenkomst 1: Inleiding: 15 minuten Aandachtspunt voor de trainer: Omdat dit de eerste bijeenkomst is, is het raadzaam kort uitleg te geven over de training. Wat kunnen de kinderen verwachten? Wat verwachten de trainers van de kinderen? Daarnaast is het belangrijk om uit te leggen hoe een trainingsbijeenkomst eruit ziet. Daarnaast kun je de kinderen gelegenheid geven de kinderen vragen te stellen. Vooraf te gebeuren: De voorbereiding bestaat uit het in de kring zetten van de stoelen. Klaarleggen benodigdheden. Benodigdheden: - pen en (gekleurd) papier (25 vellen) - stiften (die van te voren getest zijn of ze het nog allemaal doen) Inleiding: Welkom bij deze eerste trainingsavond. We willen graag weten wie jullie zijn en elkaar bij de voornaam aanspreken is altijd beter dan: Hallo, jij daar… Jullie namen kunnen we waarschijnlijk niet in één keer onthouden dus daarom vragen we jullie om naambordjes te maken. Je mag zelf een kleur uitzoeken die je gaaf vind en maak er wat leuks van, teken er nog wat bij, dan alleen je naam. Jullie krijgen hier 10 minuten voor. Doel: Als eerste heeft het naambordje maken een praktisch doel. We willen weten wie er in de training zitten en wie ze zijn. Het lijkt ons een leuk begin van de eerste bijeenkomst. We verwachten dat dit motiverend werkt bij de kinderen, omdat ze hun creativiteit mogen gebruiken bij het maken van het naambordje. Aandachtspunt voor de trainer: Wellicht is er ondertussen wat tijd om rond te lopen en te kijken of iedereen mee doet en complimentjes te geven over de creativiteit.
Kennismaken met elkaar, stukje theorie en video: 20 minuten Vooraf te gebeuren: De stoelen staan nog in een kring Video klaarzetten De basisregels voor het kennismaken op een overheadprojector/ beamer/powerpoint presenteren. Benodigdheden: - Video Inleiding: “Nu willen we eerst wat vertellen over het thema van vandaag. Het gaat immers om ‘kennismaken’ met elkaar. Mensen krijgen bij de eerste kennismaken de eerste indruk van je. Maak je op een plezierige manier kennis, dan is die indruk positief. Dit geeft zelfvertrouwen.
10
Maak je geen of onduidelijk kennis, dan is de eerste indruk negatief. Je voelt je dan bijvoorbeeld onzeker. Als je iemand voor het eerst ontmoet zijn er regels over hoe je jezelf dan voorstelt aan de ander. Het zijn de volgende regels: Bij het kennismaken doe je het volgende: 1. Je loopt naar de ander toe niet wachten tot de ander naar jou toe komt, jij neemt het initiatief 2. Je kijkt de ander aan dit geeft een prettige indruk als je de ander aankijkt! 3. Je geeft de ander stevig je rechterhand Het geven van een stevige hand komt plezieriger over dan het geven van een slap handje! 4. Je zegt hoe je heet Door jouw naam kun je jezelf onderscheiden en zo maak je echt kennis en leer je elkaar ook kennen. 5. Je luistert hoe de ander heet Vraag of herhaal deze als je het niet verstaan hebt. Nu zullen we een stukje video laten zien, over hoe het wél moet en ook hoe het níét moet! Daarna kunnen jullie zelf gaan oefenen door met de andere kinderen kennis te maken, volgens de regels.
Oefening. Namen leren kennen: 10 minuten Benodigdheden: - Balletje - Open ruimte Uitleg: Laat de kinderen in een grote kring staan. De deelnemers gooien over met een balletje en noemen de naam van degene waar ze de bal heen gooien. De naambordjes mogen nog voor de kinderen staan. Doel: Op deze manier leren de deelnemers (en de trainers) via een spel ieders naam kennen.
Pauze: 10 minuten Benodigdheden: - bekers - frisdrank Pauze: De kinderen mogen lekker wat te drinken nemen en lekker even relaxen. Doel: Het onderbreken van de training, zodat de kinderen en de trainers kunnen ontspannen.
11
Oefening: Echt kennismaken met elkaar: 10 minuten Vooraf te gebeuren: Stoelen in een kring zetten Uitleg: De kinderen zitten in een kring op hun stoel. Iedereen zit op een feestje waar hij of zij niemand kent. De opdracht is bedoeld om te oefenen met jezelf voorstellen volgens bovenstaande regels en een praatje beginnen met iemand die je niet kent. Het eerste kind begint een praatje met zijn linker buurman of buurvrouw. Hij stelt zich voor en maakt een kort praatje. Als hij klaar is stelt de volgende in de rij zich voor aan zijn linker buurman of buurvrouw en maakt een praatje. Zo komt iedereen aan de beurt. Doel: De kinderen volgens de regels kennis te laten maken met elkaar. Het is goed als de trainers beginnen met het zich voorstellen. Hierdoor hoeft een kind zelf niet perse als eerste en dan is dit minder eng. Trainers kunnen ook voorbeelden noemen; vraag naar hobby’s, vraag naar waar hij/zij woont, waar je goed in bent, etc.
Staan als een boom: 15 minuten
(Kool, 2000)
Vooraf te gebeuren: De stoelen worden aan de kant gezet. Laat de kinderen hieraan meehelpen en doe dit nadat je de uitleg hebt gegeven. Dit om onrust te voorkomen tijdens de uitleg. Benodigdheden: Er zijn geen speciale spullen nodig, er moet echter wel voldoende ruimte zijn Uitleg: Kennismaken bestaat niet alleen uit een hand geven en je naam noemen. Er speelt veel meer een rol. Zo speelt je stemgeluid een rol, je lichaamshouding en ook je gezichtsuitdrukking. Als trainers kun je nu voordoen hoe je jezelf aan elkaar voorstelt, de regels volgt, maar ondertussen in een gedoken staat, chagrijnig kijkt en je heel zachtjes praat. Daarna kun je als trainers ook laten zien hoe het anders kan. Met een krachtige houding, vriendelijke glimlach en normaal stemgeluid. Als je stevig staat, kom je ook stevig over! Let erop dat: 1. Je goed de grond onder je voeten voelt. 2. Je voeten in dezelfde richting wijzen, tenen naar voren, je voeten iets uit elkaar en je linker voet iets naar voren staat. 3. Jezelf zwaar maakt, druk jezelf als het ware naar beneden 4. Haal diep adem. Nu gaan de kinderen dit oefenen en meemaken. Maak groepjes van drie kinderen. Het middelste kind gaat met het gezicht naar het midden staan met de armen in een hoek van 90 graden.
12
De andere twee kinderen gaan links en rechts van het middelste kinds staan met het gezicht naar het middelste kind. Zij gaan zo staan dat zij met beide handen het middelste kind iets naar boven kunnen tillen. Spreek af met het kind dat deze knikt als hij/zij zich zo sterkt als een boom voelt. Het middelste kind leeft zich in en de trainer helpt daarbij. “Je bent een reuze eik, héél groot. Je stam is dik, groot en sterk! Je wortels zitten diep in de grond.’ Als het kind knikt voel hij/zij zich zo sterk als een boom. De andere twee kinderen gaan het middelste kind nu proberen op te tillen. Vervolgens is het middelste kind nu geen boom, maar een ballon! De trainer helpt wederom ‘Je ben heel licht. Je bent een prachtige ballon! Je danst in de wind en je bent zo licht als een veertje!’ Al s kind knikt dan voelt hij/zij een ballon. De andere twee kinderen gaan het middelste kind nu proberen op te tillen. Om de beurt wisselen zodat alle kinderen aan de beurt komen. De trainer bespreekt dit na met het groepje. Wat viel op als ze zich zo sterk als een boom voelden? En toen ze zich zo licht als een ballon voelden? Lukt het optillen toen makkelijker of niet?
Voor de volgende keer: 7 minuten Vooraf te gebeuren: - Er moeten genoeg huiswerkmapjes klaar liggen Uitleg: Elke bijeenkomst krijg je een soort van huiswerkopdracht mee. Hierin staan verschillende opdrachten die je moet doen voor de volgende bijeenkomst. We zullen nu even kijken naar wat er voor de volgende keer moet gebeuren. (zie bijlage 1A) Bespreek kort wat de bedoeling is en vraag of er nog vragen zijn! Leg het beloningssysteem (bijlage 9A) uit. Daarnaast is het vanaf nu zo dat je elke bijeenkomst als je binnenkomt een smilie op het bord tekent. Wij zullen er voor zorgen dat er voorbeeld smilies op het bord hangen. Als je blij bent, teken je een blijde smilie. Als je verdrietig bent een verdrietige smilie. Zo kunnen we dan in één opslag zien hoe jij jezelf voelt op dat moment. We zullen dan vragen aan je of je er iets over wilt vertellen. Als je dat niet wilt, mag je dat gewoon zeggen, het moet niet!
Doel: De kinderen leren zo ook in hun eigen leven de sociale vaardigheden toepassen, wat zorgt voor een hoger leerrendement dan dat kinderen hier niet mee oefenen. V.w.b. de smilies kunnen de trainers in één opslag zien hoe een kind erbij zit.
13
Afsluiting: 8 minuten Vooraf te gebeuren: - Stoelen in een kring zetten Uitleg: Als afsluiting van de les zeggen de deelnemers wat ze positief vonden aan de rechter buurman of buurvrouw. Je gaat de kring rond totdat iedereen is geweest. Het kan helpend zijn om als trainer te beginnen omdat het voor de kinderen vooral de eerste les spannend kan zijn. Doel: De kinderen op een positieve manier de eerste bijeenkomst af te sluiten.
14
15
Groepsbijeenkomst 2, Luisteren
De tweede bijeenkomst van de SoVa-training. Deze les staat in het teken van luisteren. Leiderschapsstijl: Deze les zijn de trainers aan de ene kant wat meer aanwezig, maar aan de andere kant laten ze meer de kinderen met bijdragen komen en laten de trainers de kinderen zelf aan de slag gaan. Thema: ‘Luister je wel?’ Tijdsindeling: Hieronder ziet u een schema met tijdsindeling over het verloop van de les. Daarna zal elk onderdeel van de les uitgebreider uitgelegd worden. Inleiding en binnenkomst Stukje theorie Spel omtrent ‘luisteren’ Pauze Regels omtrent luisteren Stukje video Oefening De volgende keer Totaal
15 minuten 5 minuten 20 minuten 10 minuten 5 minuten 10 minuten 10 minuten 10 minuten 85 minuten
16
Lesopzet bijeenkomst 2: Inleiding en binnenkomst: 15 minuten Alle kinderen tekenen een smilie op het bord als ze binnen komen. Het is eventueel mogelijk het kind daarop te bevragen. Geef wel duidelijk aan naar het kind dat ze niet verplicht zijn om iets te vertellen over het waarom van hun stemming. Fijn dat jullie er (weer) zijn. Deze 2e bijeenkomst gaat het over luisteren. We zijn natuurlijk ook benieuwd hoe het met iedereen gaat. Daarom willen we eerst een rondje doen. We willen aan jullie allemaal, om de beurt, vragen hoe het met jullie gaat en of je al met andere kinderen en/of volwassen heb kennis gemaakt en hoe je dit vond. Vergeet niet de punten toe te kennen aan elk kind! Doel: Het doel is om de kinderen te laten vertellen wat ze met de theorie van de vorige keer hebben gedaan.
Stukje theorie: 5 minuten Uitleg: Luisteren is best moeilijk. Soms begrijp je niet helemaal wat de ander zegt of soms praat de ander onduidelijk. Als je goed kunt luisteren kun je veel moeilijkheden voorkomen. Door niet goed te luisteren krijg je namelijk snel misverstanden of ruzie. Mensen vertellen je niet alleen iets met woorden, maar ook bijvoorbeeld met gebaren, gezichtsuitdrukking of houding. Je houding is bij luisteren heel belangrijk. Aan de houding van iemand kun je zien of iemand echt luistert. Als je onderuit gezakt zit en de ander niet aankijkt, komt dat erg ongeïnteresseerd over. Als je rechtop zit en naar de ander toegedraaid en je kijkt iemand regelmatig aan, dan kom je geïnteresseerd over. Knik je ook nog af en toe dan toon je interesse en moedig je de ander aan verder te praten.
Spel ‘doorfluisteren’: 20 minuten Wat we nu willen gaan doen is een soort van spel. Ik ga zo iets in het oor fluisteren van een kind. Hij of zij fluistert dat door aan het kind dat naast hem zit. Zo gaat dit heel de kring rond. Op het einde fluistert het laatste kind het tegen de trainer en de trainer gaat dan hardop zeggen wat hij/zij denkt dat er in het begin tegen het eerste kind is gezegd. We gaan zo lang door dat iedereen is geweest en iedereen dan kan ervaren dat het moeilijk is om goed te luisteren.
17
Pauze: 10 minuten Benodigdheden: - bekers - frisdrank Pauze: De kinderen mogen lekker wat te drinken nemen en lekker even relaxen. Doel: Het onderbreken van de training, zodat de kinderen en de trainers kunnen ontspannen
De regels bij het luisteren: 5 minuten Uitleg: De vorige keer hebben we de regels bij het kennismaken al besproken. Nu gaan we kijken naar de regels die horen bij het ‘luisteren’ naar elkaar. We zullen na het uitleggen van die regels ook voordoen hoe het wel en niet moet als je luistert naar elkaar. Ook zullen we hier nog een stukje video over laten zien. Wat is er volgens jouw belangrijk met luisteren? De trainer vraagt zo elk kind wat hij/zij belangrijk vind als een ander naar hem/haar luistert. De trainer schrijft de kernwoorden op het whiteboard. Jullie hebben nu veel kenmerken opgenoemd die voor jullie belangrijk zijn. Al deze dingen horen ook bij luisteren. Ook bij het luisteren naar anderen zijn er regels. Dit zijn de regels die erbij horen: 1. Kijk de ander aan 2. Knik af en toe 3. Luister naar wat de ander zegt 4. Praat er niet door heen! 5. Vraag wat je niet snapt 6. Zeg wat je ervan vindt De trainers zullen een voorbeeld geven van hoe het wel en hoe het niet moet. Doel: Het eigen maken van de regels omtrent het luisteren bij de kinderen.
Video: 10 minuten Nu zullen we ook nog een stukje video laten zien, waarin deze regels ook naar voren komen en dat je dan kan zien wat wel en wat niet goed gaat. Doel: Het eigen maken van de regels omtrent het luisteren bij de kinderen.
18
Oefening: 10 minuten (Gubbels, 2003) Doel: Met deze opdracht oefenen de kinderen in het leren luisteren welke reacties van de anderen prettig overkomt en waarom. Uitleg: Een van de kinderen krijgt een kaartje met een zin. Hij lees deze zin voor. Drie andere kinderen krijgen een kaartje met verschillende reacties. Deze drie kinderen lezen ook deze zin voor. (Zie voor het kaartjes bijlage 2A) Zin 1: Een jongen zegt tegen zijn moeder: “Ik ben het zo zat om naar school te gaan!” Reactie 1: “Maar je weet dat je moet!” Reactie 2: “Niet zeuren. Iedereen gaat dus jij ook!” Reactie 3: “Je hebt er genoeg van om alle dagen naar school te gaan?” Zin 2: Een meisje tegen haar vader: “Ik haat de lessen, ik haat huiswerk en ik haat de leerlingen!” Reactie 1: “Je hebt vandaag zeker geen leuke dag gehad? Is er iets vervelends gebeurd?” Reactie 2: “Je zult nooit iets leren als je zo negatief doet.” Reactie 3: “Je wilt zeker spijbelen?” Zin 3: Een jongen tegen zijn vriend: “Ik ga van voetbal af want ik baal van de pesterijen van het team!” Reactie 1: “Doe niet kinderachtig!” Reactie 2: “Ik zou het nog een jaar proberen! Misschien stoppen ze wel met pesten!” Reactie 3: “Je vind het vervelend hé dat ze jou steeds pesten met je beugel en je rode haar?” Zin 4: Een moeder tegen haar dochter “Ik stoor mij enorm aan alle vuile was in jouw kamer en op de overloop!” Reactie 1: “Dan kom je daar toch gewoon niet!” Reactie 2: “Moet je eens op de kamer van mijn zus kijken. Daar is het pas een rotzooi!” Reactie 3: “Je vindt het niet leuk dat ik mijn was niet in de wasmand doe?”
Voor de volgende keer en afsluiting: 10 minuten Vooraf te gebeuren: - Huiswerkmapjes bij de hand hebben. Uitleg: Elke bijeenkomst krijg je een soort van huiswerkopdracht mee. Hierin staan verschillende opdrachten die je moet doen voor de volgende bijeenkomst. We zullen nu even kijken naar wat er voor de volgende keer moet gebeuren. (zie bijlage 2B) Bespreek kort wat de bedoeling is en vraag of er nog vragen zijn! Doel: De kinderen leren zo ook in hun eigen leven de sociale vaardigheden toepassen, wat zorgt voor een hoger leerrendement dan dat kinderen hier niet mee oefenen.
19
20
Groepsbijeenkomst 3, Iets vragen en bespreken
De derde bijeenkomst van de SoVa-training. Deze les staat in het teken van iets vragen en een gesprekje voeren. Leiderschapsstijl: Deze les zijn de trainers sturend aanwezig, maar aan de andere kant laten we meer de kinderen met bijdragen komen en laten de trainers de kinderen zelf aan de slag gaan. Thema: ‘Mag ik iets vragen? Wil je met mij een gesprekje voeren?’ Tijdsindeling: Hieronder ziet u een schema met tijdsindeling over het verloop van de les. Daarna zal elk onderdeel van de les uitgebreider uitgelegd worden. Inleiding en binnenkomst Oefening ‘iets vragen’ Stukje theorie en bespreken Pauze Stukje theorie Oefening Volgende keer en afsluiting Totaal
10 minuten 15 minuten 15 minuten 10 minuten 5 minuten 30 minuten 5 minuten 90 minuten
21
Lesopzet bijeenkomst 3: Inleiding en binnenkomst: 10 minuten Alle kinderen tekenen een smilie op het bord als ze binnen komen. Het is eventueel mogelijk het kind daarop te bevragen. Geef wel duidelijk aan naar het kind dat ze niet verplicht zijn om iets te vertellen over het waarom van hun stemming. Fijn dat jullie er (weer) zijn. Deze 3e bijeenkomst gaat over iets vragen en een gesprekje voeren. Maar natuurlijk zijn we benieuwd naar jullie huiswerkopdrachten. Wie van jullie heeft deze opdrachten gemaakt? Wie niet? Wat is de reden daarvan? Vergeet niet de punten toe te kennen aan elk kind! Geef de kinderen om de beurt een beurt zodat ze wat kunnen vertellen over de huiswerkopdracht en wat ze ervan vonden. Doel: Het doel is om de kinderen te laten vertellen wat ze met de theorie van de vorige keer hebben gedaan.
Oefening: 15 minuten Doel: De kinderen laten ervaren hoe bepaalde vragen overkomen op anderen. Uitleg: Vandaag gaan we onder andere leren hoe we het beste iets kunnen vragen aan iemand. We gaan dit eerst oefenen. Iets vragen kun je op verschillende manieren doen. Je kunt vragen of iemand je ergens bij wilt helpen. Je kunt vragen of iemand met je wil spelen of naar iemand zijn mening vragen. Deze oefening gaat over verschillende vragen. Wij, als trainers, gaan vragen aan jullie stellen. Jullie hoeven hier geen antwoord op te geven, maar jullie moeten wel aan jezelf vragen op dat moment; ‘Wat vind ik ervan hoe deze vraag gesteld wordt aan mij’! Nadat je de vragen aan de kinderen om de beurt hebt gesteld, bespreek je wat de kinderen ervan vonden. Welke vonden ze bedreigend? Bij welke vragen kregen ze het gevoel dat als ze ‘nee’ zouden zeggen, dat ze dan problemen zouden krijgen, etc. Vragen: (Deze staan ook in bijlage 3A) (Timon, 2008) Manier: Vraag: Agressief Ik moet jouw schrift nú hebben Slijmen Aan jouw beste vriendin leen jij je pen wel even uit hé!? Dreigen Als ik jouw huiswerk niet over mag schrijven, dan pak ik je straks wel!! Chantage Als ik jouw pen niet mag gebruiken, krijg ik straks strafwerk omdat ik hem weer vergeten ben en dat is dan jouw schuld! Slijmen Zeg, als ik jouw fiets mag lenen straks naar gym, dan krijg je morgen van mij een zak snoep! Onduidelijk Ik heb een lekke band Agressief Ik moet en ik zal je mobiel nu hebben!! Chantage De juf heeft gezegd dat we elkaar moeten helpen. Dus dan mag ik jouw huiswerk overschrijven! Onduidelijk Ik heb geen tijd gehad om die opdracht te maken Slijmen Zeg, wij zijn toch hele goede vrienden? Dan mag ik natuurlijk wel bij je spieken straks!
22
Stukje theorie: 15 minuten Uitleg: Als je iets van iemand wilt weten of hebben dan is het belangrijk dat je daar om vraagt. Door te vragen of je van iemand een pen mag gebruiken, geef je aan de ander aan ‘ik wil graag iets van je gebruiken’. Als je dat niet vraagt, kan de ander dat niet weten. Een ander kan natuurlijk niet aan jullie neus zien of je zijn pen wil gebruiken! Als je de vraag duidelijk stelt, krijg je meestal ook een duidelijk antwoord. Denk bijvoorbeeld aan de vraag “Wil je met mij spelen vanmiddag?” De ander kan daar duidelijk op reageren door bijvoorbeeld te zeggen “Nee, sorry, ik kan vanmiddag niet!” Als je de vraag onduidelijk stelt, krijg je vaak ook een onduidelijk antwoord. Bijvoorbeeld “Ik heb vanmiddag niemand om mee te spelen”. Bedoel je daar dan mee dat je graag met de ander wil spelen of zeg je die opmerking zomaar. Dan is het niet duidelijk wat de ander wilt of bedoelt. Ook bij het stellen van vragen zijn dus een aantal regels belangrijk. 1. Zeg dat je iets wilt vragen. 2. Stel je vraag duidelijk. 3. Luister goed naar het antwoord 4. Stel nog een vraag als je het niet snapt 5. Accepteer het antwoord van de ander, blijf vooral niet doorzeuren! De trainers zullen een voorbeeld geven van hoe het wel en hoe het niet moet. We willen nu één voor één aan jullie vragen of jullie zoiets wel eens hebben meegemaakt. Wie herkent zich erin dat hij soms onduidelijk iets vraagt of dat er iets onduidelijks gezegd wordt? Kan jij er wat over vertellen? Wie herkent dat nog meer? Wie heeft dat ook wel eens meegemaakt? Wat hebben jullie toen gedaan? Hoe vonden jullie het als er doorgezeurd werd als je ‘nee’ had gezegd bijvoorbeeld?
Pauze: 10 minuten Benodigdheden: - bekers - frisdrank Pauze: De kinderen mogen lekker wat te drinken nemen en lekker even relaxen. Doel: Het onderbreken van de training, zodat de kinderen en de trainers kunnen ontspannen
23
De regels die horen bij ‘een gesprekje voeren’: 5 minuten Uitleg: En óók horen er regels bij als je een gesprekje wilt voeren. Nadat de kinderen mogelijkheden hebben genoemd: Ik zal de regels nu stap voor stap vertellen: 1. Zeg dat je over iets wilt praten! 2. Vraag of de ander tijd heeft! 3. Vertel waar je het over wil hebben. 4. Zeg wat je er zelf van vindt en denkt. 5. Luister goed naar de ander als die reageert. 6. Reageer weer op het antwoord. De trainers kunnen ondertussen onderling voordoen hoe het wel en hoe het niet moet. Doel: Het eigen maken van de regels omtrent het ‘een gesprekje voeren’ bij de kinderen.
Oefening: 10 minuten Doel: De kinderen eigen maken met het op de video komen. Uitleg: Zo meteen gaan we een rollenspel doen. Én dit rollenspel gaan wij filmen. Dat is natuurlijk best wel eng, spannend, raar en grappig, maar iedereen komt aan de beurt en fouten maken mag! Het is immers om te oefenen! We gaan eerst wennen aan de camera. Ik ga jullie zo om de beurt filmen en dat mag je wat in de camera zeggen. Iets leuks, iets geks, iets liefs, of iets anders. Je mag dit zelf bedenken. Daarna kijken we de film terug en dan kan je even wennen aan je stem en jezelf op de film en dan mag je ook best lachen als je iets geks doet.
Oefening: 20 minuten (Timon, 2008) Bij dit rollenspel spelen wij de ouders of de docent. Wij delen zo kaartjes uit aan jullie allemaal. Op die kaartjes staan situaties die wij dus gaan naspelen. Die situatie speel je dus uit met één van ons. De rest van de groep moet goed op letten wat er gebeurt en wat er goed ging en wat minder goed ging. Dit schrijven jullie ook op. Als we allemaal aan de beurt zijn geweest, kijken we de video terug en bespreken we wat er goed ging en wat er wat minder ging. (zie voor de rollenspelen ook bijlage 3B). Het zijn hele korte situaties. Je hoeft het ook maar kort te doen. Je hoeft geen heel lang verhaal te gaan maken om bijvoorbeeld met je moeder te bespreken of je naar het zwembad mag. Als trainers is het heel belangrijk juist hier competentiegericht te werken. Geef het kind veel erkenning, waardering en complimenten. Kinderen kunnen dit eng en spannend vinden, biedt voor deze gevoelens ook ruimte en laat hen, zo nodig, deze gevoelens ook onder woorden brengen. Mocht er te weinig tijd zijn om het na te bespreken, kies er dan voor om het naar de volgende bijeenkomst te schuiven.
24
Rollenspel 1: Je wilt graag naar het zwembad. Bespreek dit met je moeder.
Rollenspel 2: Je hebt bijna iedere avond last van je buurjongen die tot 23:00 harde muziek draait. Je kan dan niet goed je huiswerk maken en slaapt ook niet zo lekker. Je gaat in gesprek met je buurjongen om te regelen dat dit stopt.
Rollenspel 3: Je hebt bij je buurjongen met de computerspelletjes gespeeld. Je vond het ontzettend leuk en wil graag vaker met hem spelen. Bespreek met je buurjongen dat je dit vaker wilt doen.
Rollenspel 4: Volgende week dinsdag zijn je opa en oma 45 jaar getrouwd. Ga in gesprek met de leraar om vrij te vragen.
Rollenspel 5: Je gaat het weekend iets leuks doen met je vriendinnen. Bespreek met hun wat je wil gaan doen.
Rollenspel 6: Je bent op school gepest omdat je een beugel draagt. Vertel en bespreek dit met je moeder.
Rollenspel 7: Je buurman gaat altijd op zaterdagmorgen om 7uur al te gaan grasmaaien. Je wilt dan graag uitslapen. Ga in gesprek met de buurman om te regelen dat hij niet meer zo vroeg het gras gaat maaien.
Rollenspel 8: Je broer knijpt er regelmatig tussen uit als jullie samen de tafel moeten afruimen. Je vindt dit heel vervelend. Bespreek met je broer hoe het voor jou is om dit allemaal alleen te doen en maak een afspraak hoe jullie dit voortaan gaan doen.
25
Voor de volgende keer en afsluiting: 5 minuten Vooraf te gebeuren: - Huiswerkmapjes bij de hand hebben. Uitleg: Elke bijeenkomst krijg je een soort van huiswerkopdracht mee. Hierin staan verschillende opdrachten die je moet doen voor de volgende bijeenkomst. We zullen nu even kijken naar wat er voor de volgende keer moet gebeuren. (zie bijlage 3C en de huiswerkmapjes) Bespreek kort wat de bedoeling is en vraag of er nog vragen zijn! Doel: De kinderen leren zo ook in hun eigen leven de sociale vaardigheden toepassen, wat zorgt voor een hoger leerrendement dan dat kinderen hier niet mee oefenen.
26
27
Groepsbijeenkomst 4, Jezelf kennen en je gedrag begrijpen
Inleiding: De vierde bijeenkomst van de SoVa-training. Deze les staat in het teken jezelf kennen en je gedrag begrijpen. Leiderschapsstijl: Deze bijeenkomst geven de trainers de kinderen meer en meer de vrijheid om eigen inbrengen te hebben. De trainers blijven echter wel de leiding en structureren de bijeenkomst dan ook. Thema: ‘Ken jezelf!!’ Tijdsindeling: Hieronder ziet u een schema met tijdsindeling over het verloop van de les. Daarna zal elk onderdeel van de les uitgebreider uitgelegd worden. Inleiding en binnenkomst Theorie ‘jezelf kennen’ Oefening Pauze Theorie ‘je gedrag begrijpen’ Oefening Volgende keer en afsluiting Totaal
15 minuten 10 minuten 15 minuten 10 minuten 15 minuten 20 minuten 5 minuten 90 minuten
28
Lesopzet bijeenkomst 4: Inleiding en binnenkomst: 15 minuten Alle kinderen tekenen een smilie op het bord als ze binnen komen. Het is eventueel mogelijk het kind daarop te bevragen. Geef wel duidelijk aan naar het kind dat ze niet verplicht zijn om iets te vertellen over het waarom van hun stemming. Fijn dat jullie er (weer) zijn. Deze 4e bijeenkomst gaat over jezelf kennen en je gedrag begrijpen. Maar natuurlijk zijn we eerst benieuwd naar jullie huiswerkopdrachten. Wie van jullie heeft deze opdrachten gemaakt? Wie niet? Wat is de reden daarvan? Vergeet niet de punten toe te kennen aan elk kind! Geef de kinderen om de beurt een beurt zodat ze wat kunnen vertellen over de huiswerkopdracht en wat ze ervan vonden. Daarnaast is het ook van belang om stil te staan bij de ‘huiswerkopdracht’ van de ouders. Wat hebben de ouders opgeschreven. Wat vindt het kind hiervan? Doel: Het doel is om de kinderen te laten vertellen wat ze met de theorie van de vorige keer hebben gedaan.
Theorie ‘jezelf kennen’: 10 minuten Doel: De kinderen uitleg geven wat er verstaan wordt over jezelf kennen. Uitleg: Alle mensen zijn uniek. Dat betekent dat er maar één persoon op deze aarde rond loopt zoals jij! Je kunt bepaalde dingen goed, of juist minder goed. Je kan bijvoorbeeld goed spelling, terwijl je niet goed bent in rekenen. Veel heb je waarschijnlijk al over jezelf ontdekt en nieuwe dingen zul in je de loop van je leven wel leren. Daarnaast heb je ook een mening over wat je van jezelf vindt. Vind je jezelf leuk of niet leuk? Spontaan of niet? Dik of dun? Etc. Het beeld dat je van jezelf hebt noem je ‘je zelfbeeld’! Dit beeld heeft er mee te maken over hoe aanderen van en over jou denken en spreken. Als bijvoorbeeld je ouders veel tegen je zeggen dat je goed kunt leren en dat je slim bent, ga je op een gegeven moment ook geloven dat je slim bent. Het is handig om te weten wie je bent zodat je jezelf begrijpt en dicht bij jezelf kan blijven. Dit klinkt wat ingewikkeld maar hier wordt mee bedoeld dat je die dingen doet die jij wilt en die bij jou passen! Waar kun je nu op letten bij het jezelf kennen? - Goed luisteren naar je eigen gevoelens en gedachten over jezelf. Straks komen we hier op terug. Luister naar wat anderen over jou zeggen. Hierdoor krijg je een beeld van jezelf. Bijvoorbeeld als je vriendin zegt dat ze je een toffe meid vindt en dat jij zo goed kan luisteren is dit positief. Daarnaast kan het ook negatief zijn als bijvoorbeeld iemand tegen je zegt ‘jij luistert ook nooit!’ Over deze negatieve dingen komen we een volgende keer op terug. - Probeer eens iets nieuws te doen zodat je meer van jezelf ontdekt. Ga bijvoorbeeld toch eens een praatje maken met dat meisje dat op het plein langs de kant staat. Hierdoor leer je wat nieuws. Misschien denk je wel dat het een raar meisje is, maar als je haar spreekt valt het misschien wel mee?
29
-
-
Vergelijk jezelf niet met modellen en popsterren. Jij bent uniek en mooi! Ieder mens heeft iets moois. Soms gebeurt het dat je dit niet ziet, dat je onzeker bent! Bedenk dan wel dat de modellen vaak ‘gepimpt’ zijn op de computer. Een foto kunnen ze zo bewerken dat iemand heel slank wordt, heel bruin en knap en dat elk puistje weggewerkt wordt. Dit is géén reëel beeld! Bedenk voor jezelf waarvan jij vindt dat je goed in bent. Bijvoorbeeld; ik ben goed in een praatje maken. Of ik ben goed in voetballen en aardig zijn.
Oefening: 15 minuten Vooraf te gebeuren: Kwaliteitenspel doorkijken en de moeilijke ‘kwaliteiten’ eruit halen. Zorg er wel voor dat je 4 kaarten per persoon overhoudt. Aandachtspunten voor de trainer: Laat de kinderen de kwaliteiten die zij gekregen hebben opschrijven in hun huiswerkmapje bij de bijeenkomst van week 4. Doel: Kwaliteiten (complimenten) geven aan en tussen de kinderen onderling. Uitleg: Iedere kind pakt om de beurt een kaart van het kwaliteitenspel. Het kind denkt na welke kwaliteit bij welk kind past. Het kind mag maximaal 4 kaarten per persoon geven! (Zo krijgt elk kind 4 kaarten!) De deelnemer die de kaart ontvangt mag om verheldering vragen maar géén mening geven of ze deze kwaliteit herkent. Het spel gaat door tot de kaarten op zijn. Als de kaarten op zijn bespreek je de kwaliteiten met elkaar. Herkent het kind de kwaliteiten die hij/zij gehad heeft? Heeft iemand dit wel eens eerder tegen hem/haar gezegd?
Pauze: 10 minuten Benodigdheden: - bekers - frisdrank Pauze: De kinderen mogen lekker wat te drinken nemen en lekker even relaxen. Doel: Het onderbreken van de training, zodat de kinderen en de trainers kunnen ontspannen
30
Theorie: ‘je gedrag begrijpen’: 15 minuten Doel: De kinderen kennis laten maken met de 5 G’s en leren hoe de gebeurtenis en hun gedachten over deze gebeurtenis hun gedrag bepalen. Uitleg: Soms voel je jezelf bang, boos, verdrietig of blij. Deze gevoelens komen niet zomaar. Meestal gaat hier iets aan vooraf. Bijvoorbeeld dat je een cadeau hebt gehad, dan voel je jezelf blij! Het kan ook zo zijn dat iemand iets lelijks tegen je heeft gezegd, bijvoorbeeld ‘jij bent dik’. Dan voel je jezelf misschien wel boos of verdrietig. Een gevoel komt dus meestal doordat er iets is gebeurt, waar jij iets over denkt! Iedereen kan verschillend denken over een bepaalde gebeurtenis. De een wordt misschien boos als er iets lelijks wordt gezegd, terwijl iemand anders juist bang of verdrietig wordt. Als je dus een bepaald gevoel hebt is het belangrijk om na te denken hoe het komt dat je jezelf zo voelt. Hier is een schema voor. Ze noemen dit wel de 5 G’s. Er gebeurt iets; Gebeurtenis Je denk iets: Gedachte Je voelt iets: Gevoel Je doet iets: Gedrag Dat heeft gevolgen: Gevolg (Timon, 2008)
1) Gebeurtenis (wat gebeurt er?)
5) Gevolg (wat is het effect?)
4) Gedrag (wat doe je?)
2) Gedachte (wat denk je?)
3) Gevoel (wat voel je?)
Bij de 4e G, Gedrag dus, heb je meestal drie soorten gedrag! Je gedrag komt voort uit de gebeurtenis. Meestal reageer je op één van de volgende drie manieren op een gebeurtenis: We nemen als voorbeeld; pesten. Als iemand je pest kun je op drie manieren reageren. 1. Aanpakken of zeggen wat je ervan vindt. (je zegt duidelijk wat je wilt zonder ruzie te maken. Kinderen onderhalen bijvoorbeeld door samen af te spreken wat ze beiden leuk vinden. Deze kinderen kunnen goed samenwerken en problemen oplossen. Zo is het makkelijker om vrienden te maken). 2. Knokken of agressief reageren (schelden, schoppen of slaan. De meeste kinderen vinden dit niet leuk, zijn bang van je. Vrienden maken is dan moeilijk) 3. Wegkruipen of niet zeggen wat je ervan vindt. (je doet niets, je laat niet merken wat je voelt of wilt, je loopt weg of vlucht voor je problemen. Andere kinderen kunnen niet zien of je boos of bang bent. Hierdoor lijk je het pesten niet erg te vinden. De andere kinderen gaan door met plagen) 31
Oefening: 20 minuten Doel: De kinderen spelenderwijs na laten denken en oefenen met het 5 G model. Uitleg: De kinderen zitten in een kring op de grond. De trainers geven hun om de beurt een kaartje waar een opdracht op staat. De bedoeling is dat het kind de opdracht voorleest en benoemt dan stap voor stap elke G. De trainer kan hier bij helpen door te vragen wat de gebeurtenis is, wat hij voelt, etc. Bijvoorbeeld: “Je zus met wie je vaak ruzie hebt, vraag je mee naar een concert. Ze heeft een kaartje over omdat een vriendin van haar onverwachts niet kan!” Gebeurtenis: Gevoel: Gedachte: Gedrag: Gevolg:
Ik word uitgenodigd voor een concert. Het voelt niet leuk om op de tweede plaats te komen. Als die vriendin niet ziek was geworden had ik niet mee gemogen. Ik kom op de tweede plaats. Ik reageer niet heel enthousiast. Mijn zus denkt ‘wil ik haar een keer mee vragen, doet ze gelijk zo chago. Nou graag of niet hoor!’
De opdrachtkaartjes staan tevens in bijlage 4C. Deze kunnen uitgeprint en geplastificeerd worden. Opdracht 1: Je krijgt op Valentijnsdag een kaartje van een jongen/meisje waarvan je dit helemaal niet had verwacht.
Opdracht 2: Je komt thuis van school en je moeder zit op je te wachten met wat drinken en een koekje. Ze vraagt hoe jouw dag is geweest op school.
Opdracht 3: Je wilt op je fiets springen en naar de sportclub gaan. Je ontdekt dat allebei je banden leeg zijn. Ze zijn lek gestoken.
Opdracht 4: Je ouders hebben een vakantie geboekt voor het hele gezin naar Griekenland voor volgend jaar zomer.
Opdracht 5: Je hebt heel erg je best gedaan met leren voor een repetitie van biologie. Je hebt ondanks dit een 4 gehaald.
32
Opdracht 6: Je gaat iedere woensdag voetballen, wat je erg graag doet. Er wordt ’s morgens gebeld dat het niet door kan gaan omdat het veld veel te nat is.
Opdracht 7: Je bent te laat op gestaan en moet nu haasten om op tijd op school te komen. Als je op een rotonde rijdt geeft een automobilist je voorrang, terwijl eigenlijk jij had moeten stoppen. Je komt nu precies op tijd op school.
Voor de volgende keer en afsluiting: 5 minuten Vooraf te gebeuren: - Huiswerkmapjes bij de hand hebben. Uitleg: Elke bijeenkomst krijg je een soort van huiswerkopdracht mee. Hierin staan verschillende opdrachten die je moet doen voor de volgende bijeenkomst. We zullen nu even kijken naar wat er voor de volgende keer moet gebeuren. (zie bijlage 4A, 4B en de huiswerkmapjes) Bespreek kort wat de bedoeling is en vraag of er nog vragen zijn! Doel: De kinderen leren zo ook in hun eigen leven de sociale vaardigheden toepassen, wat zorgt voor een hoger leerrendement dan dat kinderen hier niet mee oefenen.
33
34
Groepsbijeenkomst 5, Pesten en voor jezelf opkomen
De vijfde bijeenkomst van de SoVa-training. Deze les staat in het teken van gepest worden en voor jezelf opkomen. Leiderschapsstijl: Deze bijeenkomst houden de trainers weer de regie maar staan wel open voor de inbreng van de kinderen. Het is wel van belang dat de trainers ruimte geven voor de emoties die het onderwerp pesten met zich mee brengt! Thema: ‘Pesten! Kom je op voor jezelf?’ Tijdsindeling: Hieronder ziet u een schema met tijdsindeling over het verloop van de les. Daarna zal elk onderdeel van de les uitgebreider uitgelegd worden. Inleiding en binnenkomst Theorie Oefening Pauze Onderbreking Spelenderwijs theorie Volgende keer en afsluiting Totaal
15 minuten 15 minuten 20 minuten 10 minuten 10 minuten 10 minuten 5 minuten 90 minuten
35
Lesopzet bijeenkomst 5: Inleiding en binnenkomst: 15 minuten Alle kinderen tekenen een smilie op het bord als ze binnen komen. Het is eventueel mogelijk het kind daarop te bevragen. Geef wel duidelijk aan naar het kind dat ze niet verplicht zijn om iets te vertellen over het waarom van hun stemming. Fijn dat jullie er (weer) zijn. Deze 5e bijeenkomst gaat over pesten. Maar natuurlijk zijn we eerst benieuwd naar jullie huiswerkopdrachten. Wie van jullie heeft deze opdrachten gemaakt? Wie niet? Wat is de reden daarvan? Vergeet niet de punten toe te kennen aan elk kind! Geef de kinderen om de beurt een beurt zodat ze wat kunnen vertellen over de huiswerkopdracht en wat ze ervan vonden. Daarnaast is het ook van belang om stil te staan bij de ‘huiswerkopdracht’ van de ouders. Wat hebben de ouders opgeschreven. Wat vindt het kind hiervan? Als een kind een moeilijke situatie verteld waar hij/zij mee te maken had, is het een idee om dit als een rollenspel uit te spelen en eventueel op te nemen met video. Belangrijk hierbij is dat je het kind zelf ander gedrag laat verzinnen, bijvoorbeeld hoe hij reageert op de situatie. Met verhelderende vragen kun je proberen het kind zelf inzicht te geven in de situatie. Doel: Het doel is om de kinderen te laten vertellen wat ze met de theorie van de vorige keer hebben gedaan.
Interactieve theorie ‘pesten’: 15 minuten Doel: De kinderen uitleg geven wat pesten is en hier over in gesprek gaan. Uitleg: (Wenda Verkerk, 2005) ‘Kinderen pesten elkaar vak. Bij pesten is het ene kind altijd sterker dan het andere. De ene heeft dus meer kracht, een grotere mond of… De ene is dus altijd de winnaar, de andere altijd de verliezer. Pesten is niet leuk voor degene die gepest wordt. Pesten kan op allerlei manieren. Wie van jullie weet er voorbeelden van pesten? Duwen, trekken, slaan, boekentassen verstoppen, broodtrommel in de vuilnisbak gooien, kwetsende dingen zeggen, spullen kapot maken, enzovoorts! Iedereen heeft wel eens pesten van dichtbij mee gemaakt. Dit kan zijn dat een klasgenootje gepest werd, of jij zelf misschien wel. Wie wil hier wat over vertellen? En wat heb je toen gedaan? Vond jij het goed? Zei je niets? Heb je de pester op gejut? Of heb je het slachtoffer geholpen en heb je van het pesten wat gezegd tegen de pester? Het is dus helemaal niet leuk om gepest te worden, dat zijn we wel met elkaar eens. Het is moeilijk om het pesten zelf te stoppen. Vaak durft een gepest kind niets tegen zijn vader of moeder of meester of juffrouw te zeggen, omdat ze bang zijn om dan nog meer gepest te worden. Het kan voorkomen dat je geen zin hebt om naar school te gaan, je voelt je ziek, hebt buikpijn, je bent bang, boos of verdrietig en weet soms niet zo goed hoe dit komt. Wie van jullie heeft wel eens een ander kind gepest of geplaagd? Hoe vond hij dat?
36
Aandachtspunt voor de trainer: Dit is een gewetensvolle vraag. Het kan zijn dat niemand hier antwoord op geeft, omdat hij/zij zelf wel weet dat dit niet goed is. Deze vraag kan echter wel tot bewustwording leiden van de pesters! Pestkoppen zijn geen speciale kinderen. Ze zijn net zoals alle anderen. Soms weten ze niet waar ze mee bezig zijn. Misschien willen ze wel aandacht, dit willen (en krijgen ze vaak ook) door de baas te spelen. Het begon misschien wel met een goede grap, waar heel de klas om moest lachen. Als er om je gelachen wordt, is dat vaak ook prettig. Of misschien is hij/zij zelf ook gepest en wil hij het daarom terug doen. Of misschien wil hij wel waardering krijgen? Of is hij boos ergens om en durft of kan hij dit niet zo goed zeggen? Eén ding is zeker; Pestkoppen beseffen niet dat het gepeste kind zich er verdrietig en erg ongelukkig door gaat voelen. Máár niemand heeft het recht om jou te pesten!! Niemand!!! Als je gepest wordt is dat nóóit je eigen schuld, ook al denk je dit misschien wel eens. Maar je doet misschien wel iets wat pestkoppen aantrekt. Als je bijvoorbeeld op pesten reageert door te huilen, verdrietig of bang weg te lopen of juist heel kwaad te worden. Dit vinden sommige pestkoppen juist leuk en ‘lollig’. Dit kun je veranderen, maar de pestkop is verantwoordelijk voor wat hij doet. Hij moet gewoon stoppen. In het begin is het negeren van de pestkop een sterk wapen. Als dit niet lukt, vraag dan gerust hulp aan de meester of juffrouw of je ouders. Misschien ben jij niet gepest en heb je ook nooit echt iemand anders gepest. Maar misschien heb jij zelf wel meegelopen met een pester. Bij pesten heeft vaak één iemand de leiding en lopen de andere mee. Soms doen kinderen mee omdat ze bang zijn anders zelf gepest te worden. Als de meelopers niet mee doen, staat de pester alleen. Als de pester alleen staat en ziet dat er niemand meedoet, dan gaat de lol in pesten redelijk snel over. Maak de kinderen die pesten of die meedoen heel duidelijk dat het erg is en dat je het niet grappig vindt! Als iedereen steeds zegt: “Hou op, dit is niet grappig.” Of “ Als je zo graag de baas speelt organiseer dan leuke dingen”. Door dit te zeggen ga je als het ware naast het gepeste kind staan en steun je hem/haar.
Oefening: 20 minuten Vooraf te gebeuren: De stoelen en tafels aan de kant zodat er een open ruimte is. Camera’s klaar leggen Doel: De kinderen leren om niet mee te doen met pesten en voor het slachtoffer op te komen. Uitleg: Zo gaan we een pest situatie naspelen. Jullie gaan dan in groepjes van 4 uit elkaar. Jullie krijgen twee situaties voorgelegd die jullie moeten naspelen. Jullie gaan die situatie uit spelen. Er is één trainer aanwezig tijdens het oefenen en deze neemt ook de situatie op de camera op. Probeer als trainer de creativiteit aan te boren bij de kinderen. Laat ze er zelf invulling aan geven hoe ze willen dat het gaat. Probeer geen antwoorden voor te kauwen voor de kinderen. Laat ze zelf bedenken hoe ze op zullen komen voor het slachtoffer en hoe ze mee kunnen pesten. Aandachtspunt voor de trainer: Hou als trainer ook eventuele emoties in de gaten bij de kinderen. Het onderwerp ‘pesten’ kan veel losmaken!! 37
De situaties zijn ook te vinden in bijlage 5A.
Situatie 1: Twee vriendinnen/vrienden lopen samen door de stad. Ze zien een klasgenoot een klasgenootje pesten. De pestkop trekt aan de kleding van het slachtoffer en scheld haar uit. De twee vriendinnen/vrienden gaan mee pesten met de pestkop.
Situatie 2: Twee vriendinnen/vrienden lopen samen door de stad. Ze zien een klasgenoot een klasgenootje pesten. De pestkop trekt aan de kleding van het slachtoffer en scheld haar uit. De twee vriendinnen/vrienden nemen het voor het slachtoffer op.
Na het uitspelen bekijk je de video terug. Hoe heeft elk groepje er vorm aan gegeven? Wat ging er goed? En wat kon er iets beter? Probeer niet te langdradig en te uitvoerig hier bij stil te staan. Hou het kort en krachtig.
Pauze: 10 minuten Benodigdheden: - bekers - frisdrank Pauze: De kinderen mogen lekker wat te drinken nemen en lekker even relaxen. Doel: Het onderbreken van de training, zodat de kinderen en de trainers kunnen ontspannen
Onderbreking: 10 minuten Doel: Toetsen of de kinderen nog weten hoe het met kennismaken en een praatje maken ook al weer ging Uitleg: Na de pauze komt er een nieuw persoon binnen. Denk bijvoorbeeld aan iemand die de kinderen niet kennen maar wel in het kantoor werkt. Als zij binnenkomt stel je haar voor aan de groep. Daarna kijk je of één van de kinderen zichzelf gaat voorstellen. Als dit gebeurt geef dan vooral veel complimenten. Gebeurt dit niet, vraag dan of ze zichzelf willen voorstellen. Let ook op of ze haar goed aankijken, een stevige hand geven en hoe ze staan. Als iemand er heel ‘slapjes’ bij staat en een slappe hand geeft, kun je daar op terug komen bij het volgende stukje over ‘weerbaarheid’. Eventueel kun je nog teruggrijpen op de oefening ’s taan als een boom’ van bijeenkomst 1.
38
Oefening en theorie: ‘voor jezelf opkomen’: 15 minuten Doel: De kinderen spelenderwijs voor zichzelf laten en leren opkomen. Uitleg: Laat een stukje PowerPoint zien over ‘opkomen voor jezelf’. Deze staat ook op de CDROM. Dia 1 t/m 10 gaat over ‘opkomen voor jezelf’! (Smeenk, 2008) Hoe kun je nou het beste tegen iemand zeggen dat je er last van hebt? - Zeg duidelijk wat je niet prettig vindt aan wat de ander zegt of doet. Als je niets van zegt weet de ander misschien wel niet eens dat je er last van hebt. Blijf vooral rustig ademhalen!! - Als de ander door blijft gaan zeg je nog een keer wat je ervan vindt. Op deze manier maak je duidelijk dat je het echt niet leuk vindt! - Zeur niet te lang door, ga niet in discussie maar loop rustig weg! Soms is het beter om rustig weg te lopen!
Voor de volgende keer en afsluiting: 5 minuten Vooraf te gebeuren: - Huiswerkmapjes bij de hand hebben. Uitleg: Elke bijeenkomst krijg je een soort van huiswerkopdracht mee. Hierin staan verschillende opdrachten die je moet doen voor de volgende bijeenkomst. We zullen nu even kijken naar wat er voor de volgende keer moet gebeuren. (zie bijlage 5A en de huiswerkmapjes) Bespreek kort wat de bedoeling is en vraag of er nog vragen zijn! Doel: De kinderen leren zo ook in hun eigen leven de sociale vaardigheden toepassen, wat zorgt voor een hoger leerrendement dan dat kinderen hier niet mee oefenen.
39
40
Groepsbijeenkomst 6, Nee zeggen
De zesde bijeenkomst van de SoVa-training. Deze les staat in het teken van ‘nee’ zeggen. Leiderschapsstijl: Deze bijeenkomst zijn de trainers actief aanwezig. ‘Nee’ zeggen kan een heel moeilijk thema zijn bij kinderen. Geef ook, als trainer, de ruimte voor emoties en deze gevoelens. Thema: ‘Neeeeeee!!’ Tijdsindeling: Hieronder ziet u een schema met tijdsindeling over het verloop van de les. Daarna zal elk onderdeel van de les uitgebreider uitgelegd worden. Inleiding en binnenkomst Theorie Video ‘nee zeggen’ Oefening Oefening Pauze Oefening Volgende keer en afsluiting Totaal
10 minuten 15 minuten 10 minuten 5 minuten 5 minuten 10 minuten 30 minuten 5 minuten 90 minuten
41
Lesopzet bijeenkomst 6: Inleiding en binnenkomst: 10 minuten Alle kinderen tekenen een smilie op het bord als ze binnen komen. Het is eventueel mogelijk het kind daarop te bevragen. Geef wel duidelijk aan naar het kind dat ze niet verplicht zijn om iets te vertellen over het waarom van hun stemming. Fijn dat jullie er (weer) zijn. Deze 6e bijeenkomst gaat over ‘nee zeggen’. Maar natuurlijk zijn we eerst benieuwd naar jullie huiswerkopdracht. De tekening. Wie van jullie heeft hem mooi gekleurd? Of geverfd? Vergeet niet punten toe te kennen aan elk kind! Omdat de vorige bijeenkomst over een best heftig onderwerp, pesten, ging willen we hier even op terug komen. Wie van jullie heeft de afgelopen week nog met pesten te maken gehad? Ben je misschien zelf gepest? Werd er iemand anders gepest en wat heb je gedaan? Vond je het moeilijk om er wat van te zeggen? Doel: Het doel is om de kinderen te laten vertellen wat ze van de vorige bijeenkomst opgestoken hebben en of het lukt om dit te integreren.
Stukje theorie: 10 minuten Doel: Kinderen uitleg geven hoe je het beste ‘nee’ kunt zeggen. Uitleg: (Kool, 2000) Vandaag houden we ons bezig met de grens tussen jou en een ander. Op het moment dat jij iets niet prettig vindt of je niet meer goed voelt bij wat er gebeurt tussen jou en de ander. Wie van jullie vindt het wel eens moeilijk om ‘nee’ te zeggen? Wat vond je er het moeilijkste aan? Als iemand iets doet wat voor jou niet goed voelt, of wat niet je niet prettig vindt, dan kun je dat duidelijk laten weten. Je kunt jouw grenzen aangeven door bijvoorbeeld ‘nee’ of ‘ho’ of ‘stop’ te zeggen. Dat is niet altijd even gemakkelijk. Bij je vriendjes of vriendinnetjes niet, omdat je dan misschien bang bent dat ze je niet meer aardig vinden. Bij grote mensen ben je soms bang voor straf of ook omdat ze je dan misschien niet meer aardig vinden. Toch is het belangrijk om als het nodig is, je grens aan te geven. Oók bij mensen die je heel goed kent en van wie je houdt! Dat gaan we vandaag met elkaar oefenen.! Waar kun je op letten: • Luister naar de ander • Stel een vraag als je iets niet goed begrijpt • Zeg rustig en duidelijk nee • Vertel waarom je nee zegt • Als de ander blijft aandringen, zeg dan nog eens duidelijk ‘nee’. Laat een stukje PowerPoint zien over ‘opkomen voor jezelf’. Deze staat ook op de CDROM. Dia 11 t/m 16 gaat over ‘mijn lijf is van mij’! (Smeenk, 2008)
42
Stukje video: 10 minuten Vooraf te gebeuren: Video klaar zetten op ongeveer 35 minuten. Doel: De kinderen krijgen voorbeelden te zien hoe je wel en hoe je niet ‘nee’ moet zeggen.
Oefening: 5 minuten Vooraf te gebeuren: Stoelen in een kring zetten. Doel: De kinderen vertrouwd maken met het woordje ‘nee’. Uitleg: Om de beurt stellen we aan iemand uit de kring een gekke vraag; wil je jouw schoenen uitdoen? Ga je voor ons een ijsje halen? Blijf je hier straks slapen? Je mag zelf iets bedenken. Als je even niets weet, kun je jouw buurman of buurvrouw om hulp vragen. Op de vraag die aan je gesteld wordt, antwoord je ‘nee’! Aan elk kind wordt 3 vragen gesteld.
Oefening: 5 minuten Doel: De kinderen vertrouwd maken met het ‘nee’ zeggen. Bij deze oefening wordt extra gelet op de houding! (Kool, 2000) Uitleg: Dit is een hele interactieve oefening. De kinderen gaan in een kring staan. De kinderen houden de armen gebogen, vuisten voor de borst en de ellebogen op dezelfde hoogte zijwaarts. Ook de houding van de boom is hierbij belangrijk. Maak jezelf dik, span je spieren aan, zet je benen iets uit elkaar. Als je uitademt stoot het kind de ellebogen naar achteren, net alsof je iets van je schouders af gooit. Op dat moment roep je ook zo hard mogelijk ‘nee’! De kinderen mogen die drie keer om de beurt doen. Doe als trainer ook mee!
Pauze: 10 minuten Benodigdheden: - bekers - frisdrank Pauze: De kinderen mogen lekker wat te drinken nemen en lekker even relaxen. Doel: Het onderbreken van de training, zodat de kinderen en de trainers kunnen ontspannen
43
Oefening: ‘nee zeggen: 30 minuten Vooraf te gebeuren: Camera’s klaar leggen. Doel: De kinderen spelenderwijs ‘nee’ leren zeggen. Uitleg: Op de kaartjes (zie hieronder en bijlage 6A) staan verschillende situaties beschreven. Eén kind trekt een kaartje en speelt in een rollenspel de situatie uit, waarbij hij oefent met ‘nee’ zeggen. De trainers wijzen zijn tegenspelers aan. Als er dus drie extra personen nodig zijn, wijst de trainer 3 kinderen aan. De rest van de groep let goed op wat ze vinden dat goed gaat en wat ze vinden dat beter kan. Als iedereen een situatie heeft uitgespeeld, bespreek je het na. Wat ging er goed? Waar is het kind tevreden over? Wat vond hij moeilijk? Ook de groep kan vertellen wat zij vonden dat goed ging en wat iets beter kon. Daarna spelen ze het rollenspel weer met de tips vanuit de groep. De trainers kunnen het rollenspel zelf filmen of één iemand kiezen uit de groep die dat doet.
Je moet nog veel doen thuis. Tafel afruimen, afwassen en ook nog al je huiswerk maken. Je beste vriendin kom vragen of je haar wilt helpen ergens mee. Kies je dan voor jezelf of voor je vriendin?
Je hebt net de allernieuwste en mooiste MP3speler gekocht. Een klasgenoot die bekend staat dat hij anderen pest, vraagt aan jou of hij die mag lenen van je. Hij zegt er nog bij ‘als dat niet mag, dan ga ik jouw pesten’. Hoe los je dit op, want eigenlijk wil je jouw MP3 niet uitlenen!?
Je zou al met je buurmeisje gaan spelen als je andere vriendin belt of je mee gaat naar de film. Wat doe je?
Twee jongens willen naast jou zitten op de tribune bij de voetbal. Er is maar plaats voor één jongen. Hoe los je dit op?
44
Voor de volgende keer en afsluiting: 5 minuten Vooraf te gebeuren: - Huiswerkmapjes bij de hand hebben. Uitleg: Elke bijeenkomst krijg je een soort van huiswerkopdracht mee. Hierin staan verschillende opdrachten die je moet doen voor de volgende bijeenkomst. We zullen nu even kijken naar wat er voor de volgende keer moet gebeuren. (zie bijlage 6B en de huiswerkmapjes) Bespreek kort wat de bedoeling is en vraag of er nog vragen zijn! Doel: De kinderen leren zo ook in hun eigen leven de sociale vaardigheden toepassen, wat zorgt voor een hoger leerrendement dan dat kinderen hier niet mee oefenen.
45
46
Groepsbijeenkomst 7, Boosheid en Teleurstelling uiten.
De zevende bijeenkomst van de SoVa-training. Deze les staat in het teken van kritiek geven, boosheid en teleurstelling uiten. Leiderschapsstijl: Deze bijeenkomst zijn de trainers wat meer op de achtergrond aanwezig. De trainers dienen zoveel mogelijk de kinderen zelf de oefeningen te laten doen. De trainers proberen zoveel mogelijk de kinderen uit te dagen hun emoties (boosheid of teleurstelling) onder woorden te brengen. Thema: Kritiek geven en boosheid en Teleurstelling uiten. Tijdsindeling: Hieronder ziet u een schema met tijdsindeling over het verloop van de les. Daarna zal elk onderdeel van de les uitgebreider uitgelegd worden. Inleiding en binnenkomst Theorie Video ‘kritiek geven en krijgen’ Oefening Pauze Theorie ‘boosheid en teleurstelling’ Stukje video ‘boosheid en teleurstelling’ Oefening Volgende keer en afsluiting Totaal:
10 minuten 10 minuten 10 minuten 20 minuten 10 minuten 5 minuten 10 minuten 10 minuten 5 minuten 90 minuten
47
Lesopzet bijeenkomst 7: Inleiding en binnenkomst: 10 minuten Alle kinderen tekenen een smilie op het bord als ze binnen komen. Het is eventueel mogelijk het kind daarop te bevragen. Geef wel duidelijk aan naar het kind dat ze niet verplicht zijn om iets te vertellen over het waarom van hun stemming. Fijn dat jullie er (weer) zijn. Deze 7e bijeenkomst gaat over ‘kritiek geven en het uiten van boosheid of teleurstelling’. Maar natuurlijk zijn we eerst benieuwd naar jullie huiswerkopdracht. Wie van jullie heeft het huiswerk gemaakt? Wie niet en hoe komt dit? Vergeet niet de punten toe te kennen! Doel: Het doel is om de kinderen te laten vertellen wat ze van de vorige bijeenkomst opgestoken hebben en of het lukt om dit te integreren. Daarnaast is het ook belangrijk om het huiswerk te bespreken om zo de kinderen hiervoor te motiveren.
Stukje theorie: 10 minuten Doel: Kinderen uitleg geven hoe je het beste kritiek kunt geven. Uitleg: Het is normaal om af en toe kritiek te krijgen. Van kritiek kun je veel leren. Je leert hoe jouw gedrag bij anderen kan over komen. Belangrijk is wel dat je naar kritiek kunt luisteren. Soms is het moeilijk om kritiek te krijgen. Dan voel je jezelf misschien wat aangevallen of boos worden. Ook kunnen mensen dichtklappen als ze kritiek krijgen en kunnen ze niet echt goed luisteren als ze kritiek krijgen. Als je kritiek krijgt is het heel belangrijk om te beseffen dat de kritiek niet gaat over jouw als persoon, maar over iets wat je doet of zegt. Het wil niet zeggen dat degene die je kritiek geeft jouw niet mag, maar dat iets van jou hem of haar irriteert. Als iemand kritiek geeft wil dit niet automatisch zeggen dat dit ook waar is. Daarom is luisteren zo belangrijk. Luister goed en bedenk zelf of je het ermee eens bent of niet! Ook jij zelf kunt jezelf soms irriteren of ergeren aan gedrag van een andere. Om te voorkomen dat deze gevoelens blijven en zich opstapelen is het belangrijk om op tijd en op een goede manier kritiek te geven. Kritiek geven kan soms moeilijk zijn omdat je bang bent dat je de ander zult kwetsen of dat je ruzie krijgt. Maar als je op een goede manier kritiek geeft, als je ook duidelijk laat merken dat het om bepaald gedrag van iemand gaat (en dus niet de persoon zelf!!) kun je misschien problemen voorkomen. Wat kan helpen bij het geven van kritiek is dat je kritiek niet geeft om iemand een vervelend gevoel te geven, maar juist om de andere te helpen zijn gedrag te veranderen. Wie van jullie heeft wel eens kritiek gekregen? Waar ging dat over? Vond je dat fijn of niet? Hoe kwam dat?
48
Waar kun je nu op letten bij kritiek geven? 1. Zeg dat je iets wil zeggen. (Zo maak je tijd voor wat je wilt gaan zeggen) 2. Zeg rustig wat je wilt zeggen. (Het is lastig om rustig te zeggen op welk gedrag je kritiek hebt, maar probeer toch rustig te blijven. Probeer ook zo duidelijk mogelijk te zijn!) 3. Vraag en luister goed wat de ander er van vindt! (Zo geef je de ander gelegenheid te reageren. Luister hier goed naar.) 4. Zeg waar je het mee eens bent en waarmee niet. 5. Vraag wat de ander hier eventueel aan gaat doen. En waar kun je nu op letten bij het kritiek krijgen? 1. Luister goed naar wat de ander zegt en blijf rustig. (Om rustig te blijven is het belangrijk te bedenken dat de kritiek over je gedrag gaat en niet over heel jouw zelf als persoon!) 2. Vraag om verduidelijking als je iets niet begrijpt. (Dit is erg moeilijk. Bij het krijgen van kritiek heb je vaak de neiging direct te reageren en te vertellen waarom je iets gedaan hebt. Het is erg belangrijk toch door te vragen als je iets niet begrijpt, zodat je goed weet waar de kritiek over gaat. Luisteren is dus heel belangrijk!) 3. Zeg waar je het mee eens bent en waarmee niet. (Kritiek kan heel terecht zijn. Als je zegt waar je het mee eens bent, kun je het gevoel hebben dat je ‘af’ gaat. Dit is niet zo hoor! Soms kan kritiek ook onterecht zijn. Ook dit mag je zeggen. Doe dit wel op een rustige en duidelijke manier. Dit voorkomt ruzie!) 4. Zeg wat je eraan gaat doen. (Je kunt eventueel afspraken maken hoe je dit gedrag gaat veranderen). Wat een regels zijn dit in één keer hé? Gelukkig kun je ze ook vinden in je huiswerkboekje. Als je dat zo af en toe doorleest dan weet je weer hoe het moet. Ook oefenen helpt heel goed. Als je veel oefent gaat het op een gegeven moment beter en beter en op den duur zelf vanzelf!
Stukje video: 10 minuten Vooraf te gebeuren: Video klaar zetten op ongeveer 1:01 minuten. De trainers laten één situatie zien over kritiek krijgen. Op 1:11 staat de situatie over kritiek geven. Doel: De kinderen krijgen voorbeelden te zien hoe je wel en hoe je beter niet kritiek kunt geven en ontvangen.
Oefening: 20 minuten: Vooraf te gebeuren: Stoelen in een kring zetten. Camera klaarleggen. Uitleg: De kinderen krijgen allemaal de opdracht om kritiek te geven aan hun linker buurman of buurvrouw. Dit mag gaan over het gedrag van de buurman/buurvrouw. Dus niet over de persoon zelf!
49
De trainers moeten de kinderen hierin op weg helpen en sturen. Het is een vrije opdracht, de kinderen kunnen hier zelf vorm aan geven en dus zelf kritiek verzinnen. De trainers filmen de kinderen als zij kritiek geven en krijgen. Aan het einde wordt de film bekeken en kort nabesproken. Doel: De kinderen leren kritiek te geven en om te gaan met kritiek.
Pauze: 10 minuten Benodigdheden: - bekers - frisdrank Pauze: De kinderen mogen lekker wat te drinken nemen en lekker even relaxen. Doel: Het onderbreken van de training, zodat de kinderen en de trainers kunnen ontspannen
Stukje theorie: 5 minuten Doel: De kinderen leren hoe je het best je boosheid en teleurstelling kunt uiten. Uitleg: Soms kan het zijn dat je als je kritiek krijgt, je boos wordt of heel erg teleurgesteld bent. We willen jullie wat handvaten geven hoe je nu het beste om kan gaan met deze boosheid of teleurstelling. - Benoem je boosheid. Zeg gerust ‘Hier wordt ik boos van’ Of ‘ik vind het heel erg jammer’. - Probeer rustig te blijven en vertel waarom je boos of teleurgesteld bent. - Let op de reactie van de ander. Hoe reageert de ander? Wordt hij/zij ook boos of juist niet? - Probeer er samen iets aan te doen.
Stukje video: 10 minuten Vooraf te gebeuren: Videoband klaar zetten op 1:14. Hier volgen twee voorbeelden van boosheid en teleurstelling uiten. Doel: De kinderen krijgen voorbeelden te zien hoe wel en niet boosheid en teleurstelling kan uiten.
Oefening: 10 minuten Vooraf te gebeuren: Stoelen aan de kant zetten. Doel: De kinderen spelenderwijs leren hun teleurstelling en boosheid te uiten.
50
Uitleg: De kinderen krijgen een opdracht uitgedeeld. (zie hieronder en in bijlage 7A). Deze opdracht moeten ze geheim houden voor de andere kinderen. Er zijn blauwe en rode kaartjes. De kinderen lopen door elkaar heen door het lokaal. Als de trainers ‘Stop’ zeggen, zoeken de kinderen een maatje op die het dichts bij hen staat. Zij voeren dan de opdracht uit die op het kaartje staat. Degene met een blauw kaartje mogen eerst hun opdracht uitvoeren en daarna de kinderen met de rode kaartjes. Geef ze 2 minuten per keer. Als de kinderen hun opdracht voltooid hebben, ruilen ze hun kaartje met hun maatje. Ze krijgen nu dus de opdracht van de ander. Opdrachten: (ook te vinden in bijlage 7A) Zeg “Ik ben boos omdat je elke keer tegen me aan loopt!”
Zeg: “Ik ben boos omdat je geen gedag tegen me zegt!”
Zeg: “Ik ben boos omdat je niet naar me luistert!”
Zeg: “Ik ben boos omdat je bij mij gespiekt hebt!”
Zeg: “Ik ben teleurgesteld omdat je over mij geroddeld hebt!”
Zeg: “Ik ben teleurgesteld omdat je mijn MP3speler kapot hebt gemaakt!”
Zeg: “Ik ben teleurgesteld omdat je toch niet met wilt spelen, terwijl we wel afgesproken hadden!’
Zeg: “Ik ben teleurgesteld omdat je niet op mij gewacht hebt na school!”
Voor de volgende keer en afsluiting: 5 minuten Vooraf te gebeuren: - Huiswerkmapjes bij de hand hebben. Uitleg: Elke bijeenkomst krijg je een soort van huiswerkopdracht mee. Hierin staan verschillende opdrachten die je moet doen voor de volgende bijeenkomst. We zullen nu even kijken naar wat er voor de volgende keer moet gebeuren. (zie bijlage 7B en de huiswerkmapjes) Bespreek kort wat de bedoeling is en vraag of er nog vragen zijn! Doel: De kinderen leren zo ook in hun eigen leven de sociale vaardigheden toepassen, wat zorgt voor een hoger leerrendement dan dat kinderen hier niet mee oefenen.
51
52
Groepsbijeenkomst 8, Laatste keer!
De achtste en laatste bijeenkomst van de SoVa-training. Deze les is er niet één speciaal thema. We zullen afscheid nemen van elkaar en spelenderwijs alle vaardigheden herhalen. Leiderschapsstijl: Deze bijeenkomst zijn de trainers gezellig en leuk aanwezig. Het is de laatste bijeenkomst dus dit mag ook gevierd worden! Loop tijdens de spelletjes heen en weer of doe als trainer mee met de spelletjes! Thema: Laatste keer, afscheid nemen en herhaling! Tijdsindeling: Hieronder ziet u een schema met tijdsindeling over het verloop van de les. Daarna zal elk onderdeel van de les uitgebreider uitgelegd worden. Inleiding en binnenkomst Spelletje ‘Coole Kikker’! Pauze Complimenten! Certificaat uitdelen Evaluatieformulier invullen Afscheid nemen Totaal:
5 minuten 30 minuten 10 minuten 20 minuten 10 minuten 10 minuten 5 minuten 90 minuten
53
Lesopzet bijeenkomst 8: Inleiding en binnenkomst: 5 minuten Alle kinderen tekenen een smilie op het bord als ze binnen komen. Het is eventueel mogelijk het kind daarop te bevragen. Geef wel duidelijk aan naar het kind dat ze niet verplicht zijn om iets te vertellen over het waarom van hun stemming. Fijn dat jullie er (weer) zijn. Deze laatste bijeenkomst hebben we niet speciaal één thema. We gaan vandaag afscheid van elkaar nemen en ook nog op een leuke manier de lessen herhalen. Maar natuurlijk zijn we eerst benieuwd naar jullie huiswerkopdracht. Wie van jullie heeft het huiswerk gemaakt? Wie niet en hoe komt dit? Vergeet niet de punten toe te kennen! Doel: Het doel is om de kinderen te laten vertellen wat ze van de vorige bijeenkomst opgestoken hebben en of het lukt om dit te integreren. Daarnaast is het ook belangrijk om het huiswerk te bespreken om zo de kinderen hiervoor te motiveren.
Kwartet ‘De Coole kikker’: 30 minuten Vooraf te gebeuren: 2 kwartetspellen ‘de Coole Kikker’ klaar leggen. Doel: De kinderen op een leuke manier de Sociale Vaardigheden te laten herhalen. Uitleg: De groep wordt opgedeeld in twee groepjes. Elke trainer gaat met een groepje mee. De trainer schudt de kwartetkaarten en geeft elk kind 4 kaarten. De kaarten die over zijn, worden in het midden van de groep gelegd. Één kind mag beginnen en vraagt aan iemand anders uit de groep welke kaart hij wil hebben. Als de ander de kaart niet heeft, mag het kind een kaart van de pot pakken. Als de ander de kaart wel heeft, moet hij deze afstaan. Het kind mag nu nog een keer. Het is de bedoeling dat het kind die aan de beurt is hij/zij heel de zin voor leest. Een voorbeeld hiervan is ‘Mag ik van jou Bert, van de Coole Kikker, als ze je pesten kun je woest worden, maar dat vinden ze juist leuk’? enzovoorts. De trainers blijven bij de groep en kunnen zelf ook mee doen! Bevraag zo af en toe de kinderen ook op de thema’s die naar voren komen. Degene met de meeste kwartetten heeft gewonnen!
54
Pauze: 10 minuten Benodigdheden: - bekers - frisdrank - GEBAK!! Pauze: De kinderen mogen lekker wat te drinken nemen en lekker even relaxen. Omdat het de laatste bijeenkomst is, vieren we dit met gebak! De ouders mogen ook komen! Doel: Het onderbreken van de training, zodat de kinderen en de trainers kunnen ontspannen
Complimenten: 20 minuten Vooraf te gebeuren: Verschillende vellen dik gekleurd A4 papier klaar leggen! Stoelen in een kring zetten. Doel: De kinderen op een fijne en leuke manier afscheid laten nemen! Uitleg: Ieder kind krijgt een gekleurd A4 papier, waar hij zijn naam op zet bovenaan. Het papier wordt doorgegeven aan degene die links van hem zit. Die schrijft een compliment of iets positiefs op voor het kind van wie het papier is. De vellen papier worden doorgegeven, totdat het kind zijn eigen papier weer heeft. Ook de trainers schrijven complimenten op! De kinderen vertellen/presenteren daarna welke complimenten hij/zij gehad heeft. Dit kan spannend zijn voor het kind omdat de ouders er ook bij zijn! Aandachtspunten voor de trainers: De trainers kunnen de kinderen eventueel helpen met het formuleren van de complimenten. Ook de trainers schrijven complimenten op! Help de kinderen ook bij het presenteren indien mogelijk. Stimuleer het kind zo duidelijk mogelijk te praten en ook rechtop en als een boom te gaan staan!
Uitreiken certificaten: 10 minuten Vooraf te gebeuren: Certificaten per kind maken. (Zie bijlage 8A) En deze uitprinten en plastificeren! Doel: De kinderen hebben erg hun best gedaan tijdens deze training. Een beloning op deze manier op zijn plaats! De kinderen krijgen de beloning voor het aantal punten wat ze hebben! Uitleg: De kinderen worden om de beurt naar voren geroepen en mogen dan op de stoel gaan staan (als ze dit willen). De trainer houd een kort praatje over wat goed ging en welke groei de trainers bij
55
hem/haar hebben gezien. Daarnaast deelt de trainer de kleine cadeautjes uit i.v.m. het beloningssysteem. Elk kind krijgt te horen hoeveel punten hij/zij heeft. Aandachtspunten voor de trainer: Wees vooral positief bij het praatje over het kind, zodat hij/zij positief hierop terug kijkt!
Evaluatieformulier invullen: 10 minuten Doel: Peilen wat de kinderen van de training vonden. Uitleg: De kinderen vullen samen met de ouders het evaluatieformulier in. Deze vind je in bijlage 8B. Stimuleer ze zo eerlijk mogelijk dit formulier in te vullen. Aandachtspunten voor de trainers: Betrek ouders hier goed in. Ouders hebben meestal een goed zicht op de kinderen en met hun ouders erbij durven de kinderen waarschijnlijk eerlijker te zijn dan zonder.
Afscheid: 5 minuten Doel: De kinderen op een goede manier afscheid te laten nemen. Uitleg: De trainers en de kinderen geven elkaar een hand en nemen op die manier afscheid.
56
Bijlagen
57
Bijlage 1A
‘Kennismaken en een praatje maken’ Huiswerkopdracht: Stel je de komende week twee keer aan iemand voor. Als het kan aan een nieuw iemand, als dat niet kan, mag je het oefenen met een bekend iemand. Gebruik hierbij de regels voor het kennismaken die in je huiswerkboekje zitten. Als je jezelf hebt voorgesteld beantwoord je de volgende vragen: Situatie 1
Situatie 2
Waar was je?
Met wie heb je kennisgemaakt?
Wat vond je goed gaan?
Wat had je anders willen doen?
Vraag aan je ouders wat zij doen als zij naast een onbekende zitten op bijvoorbeeld een verjaardag. Schrijf hieronder het antwoord van je ouders op.
58
Bijlage 2A
Deze pagina in kleur uitprinten. Daarna plastificeren en vervolgens kaartjes uitknippen.
Een jongen zegt tegen zijn moeder: “Ik ben het zo zat om naar school te gaan!”
Reactie 1: “Maar je weet dat je moet!”
Reactie 2: “Niet zeuren. Iedereen gaat dus jij ook!”
Reactie 3: “Je hebt er genoeg van om alle dagen naar school te gaan?”
Een meisje tegen haar vader: “Ik haat de lessen, ik haat huiswerk en ik haat de leerlingen!”
Reactie 1: “Je hebt vandaag zeker geen leuke dag gehad? Is er iets vervelends gebeurd?”
Reactie 2: “Je zult nooit iets leren als je zo negatief doet.”
3: “Je wilt zeker spijbelen?”
Een jongen tegen zijn vriend: “Ik ga van voetbal af want ik baal van de pesterijen van het team!”
Reactie 1: “Doe niet kinderachtig!”
Reactie 2: “Ik zou het nog een jaar proberen! Misschien stoppen ze wel met pesten!”
Reactie 3: “Je vind het vervelend hé dat ze jou steeds pesten met je beugel en je rode haar?”
Een moeder tegen haar dochter “Ik stoor mij enorm aan alle vuile was in jouw kamer en op de overloop!”
Reactie 1: “Dan kom je daar toch gewoon niet!”
Reactie 2: “Moet je eens op de kamer van mijn zus kijken. Daar is het pas een rotzooi!”
Reactie 3: “Je vindt het niet leuk dat ik mijn was niet in de wasmand doe?”
59
Bijlage 2B
Thuiswerkopdracht week 2: Ga deze week twee gesprekjes aan met je ouder(s). Je moet als luisteraar goed laten merken dat je luistert door bijvoorbeeld de ander aan te kijken, of door vragen te stellen. Na het gesprekje laat je aan je ouder zien dat je goed hebt geluisterd door na te vertellen wat hij of zij verteld heft. Beantwoordt daarna onderstaande vragen.
Gesprek 1
Gesprek 2
Met wie voerde je een gesprek?
Hoe liet je merken dat je luisterde?
Waar was je tevreden over?
Wat had je anders willen doen?
Wat vond je ouder van de manier waarop je luisterde? Merkte hij/zij dat je luisterde?
60
Bijlage 3A
Behorend bij les 3. Manier: Agressief Slijmen Dreigen Chantage Slijmen Onduidelijk Agressief Chantage Onduidelijk Slijmen
Vraag: Ik moet jouw schrift nú hebben! Aan jouw beste vriendin leen jij je pen wel even uit hé!? Als ik jouw huiswerk niet over mag schrijven, dan pak ik je straks wel!! Als ik jouw pen niet mag gebruiken, krijg ik straks strafwerk omdat ik hem weer vergeten ben en dat is dan jouw schuld! Zeg, als ik jouw fiets mag lenen straks naar gym, dan krijg je morgen van mij een zak snoep! Ik heb een lekke band. Ik moet en ik zal je mobiel nu hebben!! De juf heeft gezegd dat we elkaar moeten helpen. Dus dan mag ik jouw huiswerk overschrijven! Ik heb geen tijd gehad om die opdracht te maken. Zeg, wij zijn toch hele goede vrienden? Dan mag ik natuurlijk wel bij je spieken straks!
61
Bijlage 3B
Behorend bij les 3. Uitprinten in kleur, plastificeren en uitknippen. Rollenspel 1: Je wilt graag naar het zwembad. Bespreek dit met je moeder.
Rollenspel 2: Je hebt bijna iedere avond last van je buurjongen die tot 23:00 harde muziek draait. Je kan dan niet goed je huiswerk maken en slaapt ook niet zo lekker. Je gaat in gesprek met je buurjongen om te regelen dat dit stopt.
Rollenspel 3: Je hebt bij je buurjongen met de computerspelletjes gespeeld. Je vond het ontzettend leuk en wil graag vaker met hem spelen. Bespreek met je buurjongen dat je dit vaker wilt doen.
Rollenspel 4: Volgende week dinsdag zijn je opa en oma 45 jaar getrouwd. Ga in gesprek met de leraar om vrij te vragen.
Rollenspel 5: Je gaat het weekend iets leuks doen met je vriendinnen. Bespreek met hun wat je wil gaan doen.
Rollenspel 6: Je bent op school gepest omdat je een beugel draagt. Vertel en bespreek dit met je moeder.
Rollenspel 7: Je buurman gaat altijd op zaterdagmorgen om 7uur al te gaan grasmaaien. Je wilt dan graag uitslapen. Ga in gesprek met de buurman om te regelen dat hij niet meer zo vroeg het gras gaat maaien.
Rollenspel 8: Je broer knijpt er regelmatig tussen uit als jullie samen de tafel moeten afruimen. Je vindt dit heel vervelend. Bespreek met je broer hoe het voor jou is om dit allemaal alleen te doen en maak een afspraak hoe jullie dit voortaan gaan doen.
62
Bijlage 3C
Thuiswerkopdracht week 3: Deze week moet je twee dingen met je ouders bespreken. Je mag zelf kiezen waar je het over gaat hebben. Het is natuurlijk wel belangrijk dat je het via de regels doet, zoals je die geleerd hebt en die ook te vinden zijn in je huiswerkmapje. Als je de gesprekjes hebt gehad, beantwoord je de vragen die hieronder staan. Gesprekje 1 Gesprekje 2 Waar heb je over gesproken?
Wat vond je goed gaan?
Wat zou je de volgende keer anders doen?
Heb je de regels gebruikt?
Opdracht voor de ouders: Let deze week op hoe uw zoon of dochter iets met u bespreekt en beantwoord dan onderstaande vragen. Gesprekje 1
Gesprekje 2
Hoe heeft uw kind het aangepakt om iets te bespreken?
Wat vond u goed gaan?
Wat vond u minder goed gaan?
63
Bijlage 4A en B
Thuiswerkopdracht week 4: Deze week moet je onderstaand schema invullen voor jezelf. Mijn naam is: Mijn naam betekent: Mijn ogen zijn: Mijn haar heeft de kleur: Mijn favoriete kleding is: Ik droom ervan om:
Op vakantie doe ik het liefst:
Ik word boos als:
Ik word verdrietig als:
Ik word blij van:
Ik ben bang voor:
Als ik wil laten merken dat ik blij met iemand ben dan:
Opdracht voor de ouders: Als ik vind dat mijn kind iets goeds heeft gedaan, doe of zeg ik: Als ik wil laten merken aan mijn kind dat ik hem/haar lief vind, doe of zeg ik: Mijn kind vind het leuk/fijn als ik met hem/haar stoei: Dit merk ik door: Mijn kind vind het leuk/fijn als ik met hem/haar knuffel: Dit merk ik door: 64
Mijn kind kan goed:
Mijn kind heeft moeite met:
Wat vind ik heel fijn van mijn kind:
Je gedrag begrijpen: Vul deze oefening in de komende week. Je kunt verschillende situaties hiervoor gebruiken. Het kan iets op school zijn, of thuis of ergens anders. Als je het moeilijk vind, mag je hulp vragen aan bijvoorbeeld je vader, moeder, juffrouw of meester! Dag 1
Dag 2
Gebeurtenis (wat gebeurde er?)
Gedachte (wat dacht je?)
Gevoel (wat voelde je?)
Gedrag (wat deed je?)
Gevolg (welk effect had dit?)
65
Bijlage 4C
Behorend bij les 4. Uitprinten in kleur, plastificeren en uitknippen. Opdracht 1: Je krijgt op Valentijnsdag een kaartje van een jongen/meisje waarvan je dit helemaal niet had verwacht.
Opdracht 2: Je komt thuis van school en je moeder zit op je te wachten met wat drinken en een koekje. Ze vraagt hoe jouw dag is geweest op school.
Opdracht 3: Je wilt op je fiets springen en naar de sportclub gaan. Je ontdekt dat allebei je banden leeg zijn. Ze zijn lek gestoken.
Opdracht 4: Je ouders hebben een vakantie geboekt voor het hele gezin naar Griekenland voor volgend jaar zomer.
Opdracht 5: Je hebt heel erg je best gedaan met leren voor een repetitie van biologie. Je hebt ondanks dit een 4 gehaald.
Opdracht 6: Je gaat iedere woensdag voetballen, wat je erg graag doet. Er wordt ’s morgens gebeld dat het niet door kan gaan omdat het veld veel te nat is.
Opdracht 7: Je bent te laat op gestaan en moet nu haasten om op tijd op school te komen. Als je op een rotonde rijdt geeft een automobilist je voorrang, terwijl eigenlijk jij had moeten stoppen. Je komt nu precies op tijd op school.
66
Opdracht 8: Je hebt een nieuwe broek gekocht en hebt die aan naar school. Je hebt al van 6 kinderen gehoord dat ze hem ontzettend cool en gaaf vinden.
67
Bijlage 5A
Behorend bij bijeenkomst 5. Uitprinten in kleur, plastificeren en uitknippen.
Situatie 1: Twee vriendinnen/vrienden lopen samen door de stad. Ze zien een klasgenoot een klasgenootje pesten. De pestkop trekt aan de kleding van het slachtoffer en scheld haar uit. De twee vriendinnen/vrienden gaan mee pesten met de pestkop.
Situatie 2: Twee vriendinnen/vrienden lopen samen door de stad. Ze zien een klasgenoot een klasgenootje pesten. De pestkop trekt aan de kleding van het slachtoffer en scheld haar uit. De twee vriendinnen/vrienden nemen het voor het slachtoffer op.
68
Bijlage 5B
Thuiswerkopdracht 5: Deze les hebben we geen echte huiswerkopdracht. Het huiswerk bestaat deze keer uit een kleurplaat kleuren. Deze mag ook geverfd of beplakt worden. De volgende bijeenkomst lever je de kleurplaat in.
69
Bijlage 6A
Behorend bij bijeenkomst 6. Uitprinten in kleur, plastificeren en uitknippen.
Je moet nog veel doen thuis. Tafel afruimen, afwassen en ook nog al je huiswerk maken. Je beste vriendin kom vragen of je haar wilt helpen ergens mee. Kies je dan voor jezelf of voor je vriendin?
Je hebt net de allernieuwste en mooiste MP3speler gekocht. Een klasgenoot die bekend staat dat hij anderen pest, vraagt aan jou of hij die mag lenen van je. Hij zegt er nog bij ‘als dat niet mag, dan ga ik jouw pesten’. Hoe los je dit op, want eigenlijk wil je jouw MP3 niet uitlenen!?
Je zou al met je buurmeisje gaan spelen als je andere vriendin belt of je mee gaat naar de film. Wat doe je?
Twee jongens willen naast jou zitten op de tribune bij de voetbal. Er is maar plaats voor één jongen. Hoe los je dit op?
70
Bijlage 6B
Thuiswerkopdracht 6: Test: Kun jij goed NEE zeggen? Beantwoord de volgende vragen. 1. Een vriend/vriendin vraagt of je vanavond met een heel stel mee gaat naar de film. Jij moet morgen een werkstuk inleveren en dat is nog niet af.. A: Je blijft thuis. "Jammer, maar het werkstuk moet morgen klaar zijn. En ik wil het wel netjes afwerken". B: "Ik ga mee!" Alleen maar omdat je niks wilt missen. En je durft ook niet te zeggen dat je niet kan. C: Je twijfelt en zegt: "Ja, leuk!". Heel de middag ben je bezig met het werkstuk. Het resultaat is niet echt bijzonder, maar je kunt wel mee naar de film. 2. Iemand vraagt of je een stuk chocola wil. Maar over vijf minuten moet je naar de tandarts. Wat zeg je? A: "Mmmmmm, mag ik nog een stukje?" Jammer voor de tandarts dan... B: “Nee, ik moet zo naar de tandarts" zeg je chagrijnig. C: "Ja lekkerrrrr, maar dan bewaar ik het voor later", bedenk je je. 3. Je bent op bezoek bij je nieuwe vriendje/vriendinnetje. Zijn bekakte moeder verwacht dat je blijft eten, terwijl jouw moeder speciaal voor jou lasagne heeft gemaakt. A: Je blijft bij je vriendje/vriendinnetje eten. Je weet niet hoe je er onderuit moet komen. B: Nee hoor, je denkt er niet aan. Niets boven de lasagne van jou moeder. "De volgende keer!" C: Je wordt rood en stamelt dat je eigenlijk naar huis moet. 4. Een populaire klasgenoot wil je huiswerk overschrijven. En dat is niet de eerste keer. Jij hebt er uren op gezeten. Wat zeg je? A: "Dit is de laatste keer. De volgende keer schrijf ik het van jou over!" B: Je zegt er niks van en denkt: "GRrrrrrrrrrrOM" C Je zegt: "Ik vind het niet eerlijk" maar laat het uiteindelijk wel toe. 5. Je bent heel erg blij met je nieuwe trui. Als je beste vriend(in) hem ziet zegt ze: "Oh, vind je het erg als ik hem ook koop?" A: Natuurlijk niet, beste vriend(inn)en delen toch alles? B: Je legt hem/haar uit dat je dat eigenlijk niet zo leuk vind... C Je zegt dat je het niet erg vindt, maar ondertussen baaaal je ervan.
71
Scoreoverzicht: Tel nu jouw score op. Als je bij vraag 1 het hokje A hebt aangekruist, heb je dus 1 punt, heb je bij vraag 2 C aangekruist, dan heb je dus 2 punten, enz. Vraag: 1 2 3 4 5
A 1 punt 3 punten 3 punten 1 punt 2 punten
B 3 punten 1 punt 1 punt 3 punten 1 punt
C 2 punten 2 punten 2 punten 2 punten 3 punten
De uitslag: Alle punten bij elkaar opgeteld? Lees dan snel de uitslag. 5-7 punten Jij zegt een ander precies waar het op staat. "Nee!" roep je als iemand je vraagt huiswerk over te schrijven. Jij hebt geen moeite met 'Nee zeggen' en luistert dus goed naar jezelf. Soms zou je wel iets willen, maar weet je dat het niet verstandig is! Waarschijnlijk ben je erg gedisciplineerd.... 8-11 punten De ene keer vindt je het niet moeilijk, de andere keer wel. Het ligt er maar aan wie iets aan je vraagt. Het is soms erg vervelend om 'nee te zeggen'. Toch hoef je je daar niet voor te schamen. Zonder jouw hulp lukt het een ander ook wel. Moet je een feestje afzeggen? Niet getreurd, het volgende feestje komt eraan... 12-15 punten Jij mag best wat meer voor jezelf opkomen! Vaak doe je dingen die je eigenlijk liever niet doet. Afspreken met een vriend(inn)en je als je heel veel huiswerk hebt bijvoorbeeld. Ben je soms bang dat je iets mist? Of dat de ander jou minder aardig vindt? Dat is onzin!! Voortaan moet je twee keer nadenken voordat je antwoord geeft. Denk eerst eens wat jij wilt en wat nodig is.
72
Bijlage 7A
Behorend bij bijeenkomst 7. Uitprinten in kleur, uitknippen en plastificeren. Zeg “Ik ben boos omdat je elke keer tegen me aan loopt!”
Zeg: “Ik ben boos omdat je geen gedag tegen me zegt!”
Zeg: “Ik ben boos omdat je niet naar me luistert!”
Zeg: “Ik ben boos omdat je bij mij gespiekt hebt!”
Zeg: “Ik ben teleurgesteld omdat je over mij geroddeld hebt!”
Zeg: “Ik ben teleurgesteld omdat je mijn MP3speler kapot hebt gemaakt!”
Zeg: “Ik ben teleurgesteld omdat je toch niet met wilt spelen, terwijl we wel afgesproken hadden!’
Zeg: “Ik ben teleurgesteld omdat je niet op mij gewacht hebt na school!”
73
Bijlage 7B
Thuiswerkopdracht week 7: Maak deze week de onderstaande opdrachten. Als je niet vaak kritiek krijgt vraag dan gerust je ouders of vrienden om kritiek, zodat je deze opdracht kan maken en kan leren om gaan met kritiek! Kritiek krijgen: Wat was de kritiek en van wie kreeg je die kritiek? Luisterde je goed en bleef je rustig? Heb je het gevraagd als je het niet snapte? Heb je gezegd waar je het mee eens was en waarmee niet? Wat vond je van de kritiek? Vond je het terecht of onterecht? Kritiek geven: Wat was je kritiek en aan wie heb je die kritiek gegeven? Waar heb je op gelet bij het geven van kritiek? Waar ben je tevreden over?
Wat zou je de volgende keer anders doen? Hoe reageerde de ander? Was hij boos, blij, teleurgesteld of…. Bespreek met je ouders wat zij doen als zij kritiek geven of krijgen? Doen jullie het hetzelfde of doen jullie ook dingen anders? Zo ja wat doe je hetzelfde of anders?
74
Bijlage 8A
Certificaat voor de kinderen. Hierop kunt u de gegevens intypen en vervolgens uitprinten in kleur en plastificeren. U kunt dit certificaat ook vinden op de bijgeleverde CD-ROM, onder de naam ‘certificaat’. U dient deze te gebruiken voor de certificaten (zodat niet bijlage 8A boven het certificaat staat van de kinderen). Het certificaat wat hieronder staat is enkel hier geplaatst voor het overzicht.
Certificaat omdat jij de SoVa-training hebt gevolgd! Dit certificaat is van:
Naam: (type hier enkele complimenten)
Handtekening trainers
Handtekening
Datum
Datum
75
Bijlage 8B
Evaluatieformulier. Deze moeten de kinderen de laatste les invullen, samen met hun ouders. U kunt dit evaluatieformulier ook vinden op de bijgeleverde CD-ROM, onder de naam ‘evaluatieformulier’. U dient deze te gebruiken voor het uitdelen van de evaluatieformulieren (zodat niet ‘bijlage 8B er boven komt te staan bij de kinderen). Het formulier wat hieronder staat is enkel hier geplaatst voor het overzicht.
Tijdens deze training heb ik het meest geleerd van de volgende onderwerpen, schrijf er ook bij wát je er van geleerd hebt:
Ik vond de volgende dingen heel saai in de training:
Ik vond de volgende dingen heel leuk in de training:
Ik vond de groep tijdens de training: (bijvoorbeeld; soms druk, heel gezellig, enzovoorts)
Vond het leuk om veel te oefenen met de vaardigheden? En wat vond je dan het leukst? Vond je het werken met de video en de rollenspellen?
76
Bijlage 9A
Het beloningssysteem. Als een kind elke bijeenkomst zijn/haar huiswerk heeft gemaakt, krijgt hij/zij één punt. Het is van belang dat de trainers ook kijken of het huiswerk serieus is gemaakt. Het kind krijgt geen punt als er alleen ja en nee is ingevuld. Het is aan de trainers zelf om te beoordelen of het kind een punt heeft verdiend of niet. Er kunnen in totaal 25 punten verdiend worden. Voor de huiswerkopdrachten van bijeenkomst 1, 2, 3, 4, 6, 7 en 8 kan het kind 1 punt per bijeenkomst krijgen. (7 punten maximaal) Voor bijeenkomst 5 kan het kind 2 punten krijgen. (2 punten maximaal) Voor de motivatie en het gezellig en goed mee doen elke bijeenkomst kan het kind 2 punten per bijeenkomst krijgen. (16 punten maximaal). Tijdens bijeenkomst 5 is het leuk om een tussenstand op te noemen. Bedenk als trainers de beloning voor de kinderen en benoem deze ook naar de kinderen! Deze beloning krijgen ze de laatste bijeenkomst. Als het kind aan het eind van training 25 punten heeft krijg hij/zij; ………….. Als het kind aan het eind van de training tussen de 20 en 25 punten heeft krijgt hij/zij;………….. Als het kind tussen de 16 en 19 punten heeft krijgt hij/zij;…………. Als het kind minder punten heeft dan 16 krijgt hij/zij;………….. Schema om voor elk kind het aantal punten bij te houden.
Naam:
Aantal punten voor het goed meedoen:
Aantal punten voor het huiswerk:
Bijeenkomst 1 Bijeenkomst 2 Bijeenkomst 3 Bijeenkomst 4 Bijeenkomst 5 Bijeenkomst 6 Bijeenkomst 7 Bijeenkomst 8 Totaal:
Punten!!!
77