Doorwerken na AOW Doorwerken na AOW Vanaf volgend jaar wordt het voor AOW’ers makkelijker om door te werken op basis van een arbeidsovereenkomst, bij de eigen of bij een andere werkgever. Op dit moment zijn AOW’ers die willen doorwerken vaak aangewezen op werk via een uitzendbureau of als zzp’er. De Eerste Kamer heeft vandaag ingestemd met een wetsvoorstel hierover van minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens minister van der Steur van Veiligheid en Justitie en minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het wordt daarbij voor werkgevers aantrekkelijker om AOW’ers langer in dienst te houden, zodat langer gebruik kan worden gemaakt van hun kennis en ervaring. Zo wordt bijvoorbeeld de opzegtermijn van hun contract één maand en wordt de loondoorbetaling bij ziekte teruggebracht naar dertien weken in plaats van twee jaar, ook omdat AOW’ers geen recht hebben op WIA. Werkgevers vinden de loondoorbetaling bij ziekte nu vaak nog een belangrijke belemmering om gepensioneerden in dienst te houden of aan te nemen. In 2018 worden de nieuwe maatregelen geëvalueerd. Dan wordt bepaald of de loondoorbetaling bij ziekte tot zes weken wordt teruggebracht. Om verdringing van niet AOW-gerechtigden te voorkomen worden ook werkgevers in de publieke sector verplicht doorwerkende AOW’ers als eerste te ontslaan bij een reorganisatie. Die regel geldt al voor de private sector. Ook is een werkgever niet verplicht om in te gaan op een verzoek van een AOW’er om het aantal werkuren uit te breiden. Zo wordt voorkomen dat dit ten koste gaat van andere werknemers. Sinds 1 juli van dit jaar hebben AOW’ers als gevolg van de Wet Aanpak Schijnconstructies, net als andere werknemers, al recht op ten
minste het minimumloon. Dat recht hadden ze eerder nog niet. Als er een cao van toepassing is moet een AOW’er uiteraard hetzelfde cao-loon ontvangen als andere werknemers die hetzelfde werk doen. In de Wet werk en zekerheid is al geregeld dat een werkgever het contract bij het bereiken van de AOW-leeftijd zonder tussenkomst van UWV of rechter kan opzeggen. Ook hoeft er geen transitievergoeding betaald te worden. Wanneer een AOW’er daarna in vaste dienst wordt genomen gelden wel weer de gewone ontslagregels. Behalve dat er ook dan geen transitievergoeding betaald hoeft te worden bij ontslag. Bron: rijksoverheid.nl, 12 oktober 2015
Kosten contra expert Kosten contra expert Bij het invoeren van het huidige verzekeringsrecht heeft de wetgever bepaald dat de redelijke kosten voor het vaststellen van de schade voor rekening van de verzekeraar zijn. Verzekeraars stelden zich steeds op het standpunt dat zij de schade vaststellen en eventuele kosten van verzekerde betalen zolang en voor zover daarin voorzien is in de polisvoorwaarden. De rechter zegt nu dat verzekerde zijn eigen redelijke kosten (voor een contra-expert) mag maken op kosten van zijn verzekeraar. Hierbij is niet maatgevend wat de expert van de verzekeraar rekent.
De casus In deze zaak ging het over de kosten van de door verzekerde ingeschakelde contra-expert. De verzekeraar wilde niet de volledige kosten betalen en beriep zich op de verzekeringsvoorwaarden. De verzekeraar wilde niet meer betalen dan de kosten die hij aan zijn eigen expert betaalde. Tevens stelt de verzekeraar dat hij reeds aan zijn wettelijke plicht tot vergoeding van de redelijke kosten van schadevaststelling heeft voldaan door zijn eigen expert te sturen. Verzekerde bestrijdt dit omdat artikel 7:959 BW dwingend recht is. Artikel 7:959 BW. Artikel 7:959 BW bepaalt dat onder de door verzekeraar te vergoeden kosten ook wordt verstaan de redelijke kosten tot het vaststellen van de schade. Deze kosten worden zelfs boven de verzekerde som vergoed. Onderverzekering kan wel op deze kosten van toepassing zijn. In de praktijk stelt de verzekeraar de schade meestal vast door een expert in te schakelen. De verzekeraar betaalt de expert. Bij brandverzekeringen regelen de polisvoorwaarden dat verzekerde zijn eigen expert mag inschakelen. De verzekeraar vergoedt de kosten van deze contra-expert tot maximaal het bedrag wat hij voor zijn eigen expert betaalt. Het vonnis van de kantonrechter De kantonrechter gaat met verzekerde mee. Als het vaststellen van de schade door de verzekeraar voldoende is om aan de wettelijke plicht van de verzekeraar te voldoen, heeft de verzekerde geen mogelijkheden meer als hij het niet eens is met de expert van verzekeraar. De redelijkheid van de kosten moet daarom per geval worden bekeken. Vervolgens besluit de kantonrechter dat de kosten van de contra-expert in dit geval
redelijk zijn, ook al waren deze hoger dan de kosten die de verzekeraar vergoedde aan de door haar zelf ingeschakelde expert. Conclusie Er is (nog) geen alomvattende conclusie te trekken op basis van deze individuele uitspraak. In elk geval is deze rechter van mening dat de verzekerde zich moet kunnen verweren en hiervoor kosten mag maken. Het is goed mogelijk dat een andere (hogere) rechter de kosten van verzekerde niet redelijk vindt indien de contra-expert niet tot een andere schadevaststelling komt dan de expert van de verzekeraar al eerder gedaan heeft. Per saldo heeft een verzekerde meer mogelijkheden om zijn recht te krijgen wanneer de verzekeraar “moeilijk” doet. Verzekeraars kunnen niet volstaan met het sturen van een eigen expert. De verzekerde heeft in beginsel recht op een vergoeding voor de inzet van een eigen of contra-expert. Bron: www.wftnu.nl, 10 juni 2015
Uitkeringen stamrechtlijfrente komen na overlijden toe aan exechtgenote Uitkeringen stamrechtlijfrente komen na overlijden toe aan exechtgenote Het Kifid heeft op 12 november 2014 uitspraak gedaan in een
zaak die is aangespannen door de ex-echtgenote van een overleden verzekerde op een stamrechtlijfrente. Volgens de begunstiging zoals die op de polis stond, zou ze niet begunstigd zijn na overlijden. De ex-echtgenote vond dat ze wel recht had op een uitkering. In december 2000 wordt de ex-echtgenoot ontslagen. Hij krijgt een gouden handdruk en zet deze om in een uitgesteld stamrecht in de vorm van een lijfrente. De klant is op dat moment getrouwd. In 2009 gaat hij echter scheiden. In 2011 overlijdt de klant, zonder dat het stamrecht al is overgegaan tot het doen van periodieke uitkeringen. De verzekerde heeft op dat moment geen partner en heeft ook geen kinderen. De ex-echtgenote stelt dat zij recht heeft op periodieke uitkeringen uit het stamrecht, maar de verzekeraar vindt echter van niet. De begunstiging bij overlijden op de polis luidt. “… Echtgenoot of partner in de zin van artikel 11 lid 1e sub 1 van de wet op de loonbelasting. Kinderen tot 30 jaar in de zin van artikel 11 lid 1e sub 1 van de wet op de loonbelasting. Bij overlijden van de verzekerde en bij ontstentenis van de eerste en tweede bevoordeelde vervalt de bevoordeling aan de verzekeraar. “ Het artikel waarnaar verwezen wordt, bestaat niet meer. Tot en met 31 december 2000 luidde art. 11, lid 1e sub 1: “1° deze aanspraken voorzien in aan de werknemer of gewezen werknemer toekomende periodieke uitkeringen die niet later ingaan dan in het jaar waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt of in periodieke uitkeringen die bij zijn overlijden
ingaan en toekomen aan zijn echtgenoot of gewezen echtgenoot dan wel degene met wie hij duurzaam een gezamenlijke huishouding voert of heeft gevoerd en met wie geen bloed- of aanverwantschap in de rechte lijn bestaat, of aan zijn kinderen of pleegkinderen die de leeftijd van 30 jaar nog niet hebben bereikt; “ De verzekeraar stelt dat de ex-echtgenote nu eenmaal geen echtgenoot is en dus geen begunstigde. De ex-echtgenote stelt dat ook de ‘gewezen echtgenoot’ in het artikel staat, waardoor zij recht op een uitkering heeft. Ze stelt dat deze mogelijke begunstigden allemaal tegelijk vallen onder de eerste begunstiging. Met dit argument is de Geschillencommissie het niet eens, omdat er anders tegelijkertijd verschillende eerste begunstigden zouden zijn als de ex-echtgenoot hertrouwd zou zijn. En dat kan niet. De ex-echtgenote krijgt verschillende redenen:
toch
gelijk.
Hiervoor
zijn
– Bij aanvang van de verzekering is geen afwijkende begunstiging opgenomen. Deze zou daarom bij een ‘gewone’ verzekering moeten zijn: a. de verzekeringnemer, b. diens weduwe/weduwnaar/geregistreerd partner, c. diens kinderen en d. diens erfgenamen. De enige reden dat dit niet gedaan is, zijn de fiscale voorwaarden die golden voor stamrechten. – Met de omschrijving van de begunstiging is dus geen verzekeringstechnische afwijking beoogd. De verzekeraar zou eigenlijk ook de ex-echtgenoot hierin hebben moeten opnemen, omdat dit wel ook een fiscale mogelijkheid was. De beschrijving van de begunstigde is daarom te beperkt geformuleerd. – De verzekeraar is er bij het aangaan van de stamrechtlijfrente ook vanuit gegaan dat mevrouw de begunstigde zou zijn. Ook geeft de verzekeraar toe dat na de echtscheiding zonder meer een verzoek had kunnen worden
ingediend om de begunstiging te wijzigen, zodat zijn exechtgenote begunstigde was geworden. Dat verzoek zou zonder meer zijn geaccepteerd. – De ex-echtgenote was als enig erfgenaam benoemd. Door deze optelsom van argumenten, ligt het in de lijn der verwachting dat altijd bedoeld was dat de ex-echtgenote de uitkeringen zou genieten als haar ex zou overlijden. In redelijkheid en billijkheid mag de verzekeraar dan ook geen beroep doen op de volgens de letter niet kloppende begunstiging, die gewoon te beperkt was geformuleerd. De uitkeringen (met een totale contante waarde van bijna € 328.000) komen toe aan de ex-echtgenote. bron: www.wftnu.nl, 28-11-2014
Wegvallen fiscale bijtelling auto is ook schade Wegvallen fiscale bijtelling auto is ook schade Een leaseauto met een fiscale bijtelling van 0% gaat ongeval totaal verloren. Dit ongeval wordt veroorzaakt bestuurder van een ander motorrijtuig. De rechter mening dat de veroorzaker niet alleen de schade aan moet vergoeden maar ook de extra fiscale bijtelling aanschaf van een nieuwe auto verschuldigd is.
bij een door de is van de auto die bij
De casus Bij de berekening van de schadevergoeding van een schade door
een onrechtmatige daad mag alleen die schade worden meegenomen die het redelijk te verwachten gevolg van de onrechtmatige daad is. In dit geval claimt de benadeelde de extra kosten als gevolg van de hogere fiscale bijtelling bij lease van een nieuwe auto. Bij aankoop van de Mitsubishi Outlander in 2013 was er geen fiscale bijtelling voor privégebruik. Een jaar later gaat de auto door schuld van een derde totaal verloren en op dat moment geldt voor deze auto een fiscale bijstelling van 7%. Delta Lloyd, de verzekeraar van de veroorzaker van het ongeluk, stelt dat de WAM geen zuivere vermogensschade dekt. Daarnaast komt de schade voort uit veranderde fiscale wetgeving en is geen toe te rekenen gevolg van de aanrijding. De benadeelde stelt dat de fiscale bijtelling een direct gevolg van de aanrijding is. Beoordeling van de toerekening De
rechter
stelt
vast
dat
de
WAM
burgerrechtelijke
aansprakelijkheid dekt. Daarom moet het causaal verband beoordeeld worden. Zonder aanrijding was de fiscale bijtelling 0% gebleven. Hiermee is voldaan aan het conditio sine qua non vereiste (“voorwaarde zonder welke het gevolg niet zou ingetreden zijn”). Dan moet nog beoordeeld worden of de toerekening gerechtvaardigd is. De uitspraak Omdat hier sprake is van verwijtbaar handelen waarvan de gevolgen verzekerd zijn, is toerekening snel aan te nemen. Daarnaast is het voorzienbaar dat de overheid fiscale regelingen aanpast als zij succes blijken te hebben zoals hier het geval is. De schade kan worden toegerekend zolang de benadeelde blijft leasen onder het (5 jarige) contract. bron: www.wftnu.nl, 7 november 2014
Schade als zonnepanelen
gevolg
van
Schade als gevolg van zonnepanelen Geschillencommissie Financiële Dienstverlening. De adviseur dient het extra risico uit groene voorzieningen mee te nemen bij de risico analyse en vervolgens de klant te informeren over de risico’s en de mogelijke verzekeringen. Risico analyse Welke risico’s loopt een klant die zonnepanelen op zijn dak plaatst? Vaak worden de panelen later aangebracht op bestaande locaties. Ze worden vastgezet, op het dak of aan de muur van het gebouw. Voorbeelden van risico’s die het pand waaraan of waarop de panelen worden bevestigd zijn: Dat de oorspronkelijke constructie niet geschikt is voor de extra belasting; Dat er schade ontstaat doordat bijvoorbeeld windstromen zich anders gaan gedragen dan bij de oorspronkelijke constructie werd verwacht of berekend; Dat er condensatie optreedt die na verloop van tijd tot waterschade leidt. Verhaalsmogelijkheden Als de risico’s voor de klant in kaart zijn gebracht, is de logische vervolgvraag wie voor de eventuele schade aansprakelijk is en of de schade door een verzekering gedekt wordt. De bij de aanleg van de installatie betrokken bedrijven kunnen
aansprakelijk zijn voor de schade als het ontwerp of de uitvoering ondeugdelijk blijken. Maar deze aansprakelijkheid is gelimiteerd in de tijd. De dekking onder een CARverzekering is gelimiteerd tot de bouw- en eventueel onderhoudstermijn. De aansprakelijkheid van de aannemer voor verborgen gebreken verjaart na 2 of 5 jaar. Daarnaast gaan bouw- en installatiebedrijven regelmatig failliet en is er geen mogelijkheid meer tot verhaal. Verzekeringsdekking Als verhaal beperkt of onmogelijk is, is er behoefte aan een verzekeringsdekking voor de klant. De klassieke (extra) uitgebreide opstalverzekering kent geen rubriek schade door geplaatste zonnepanelen en biedt geen dekking. Mogelijk kan een beroep worden gedaan op een alle van buiten aankomende onheilen dekking. Ook hier is een probleem. De verzekeraar dekt alleen gebeurtenis.
schade
door
een
plotselinge
onvoorziene
Schade als gevolg van geplaatste zonnepanelen zal vaak het gevolg zijn van langzaam inwerkende invloeden. Een dak zakt steeds een beetje verder in. Het water blijft steeds meer staan op het dak. Constructies worden geleidelijk verzwakt. Dan geeft de verzekering geen dekking. Groot zakelijke markt In de groot zakelijke markt zijn inmiddels clausules beschikbaar die een dekking bieden als aanvulling op de uitgebreide verzekering. In de bijlage is een voorbeeld van een clausule opgenomen. In deze clausule stellen verzekeraars eisen aan het onderzoek voorafgaand aan plaatsing van de panelen en eisen elke 10 jaar een nieuwe inspectie. Het is een begin van dekking. De ideale clausule zou als volgt moeten luiden: “Deze verzekering dekt mede de schade toegebracht door op of aan het
gebouw aangebrachte zonnepanelen ongeacht of de oorzaak geleidelijke inwerking is.” Als er geen (adequate) dekking voor het risico kan worden geboden, dan is het in elk geval zaak het risico in de risicoanalyse te beschrijven, zodat verzekerde zich van het risico bewust is. Een verzekerde die zich bewust is van de risico’s zal extra zorgvuldig zijn bij het kiezen van het systeem en de wijze van uitvoering. Bron: www.wftnu.nl, 27 mei 2014