Directie Inwoners
Ingekomen stuk aan de raad D4 (PA 25 juni 2008)
Beleid & Realisatie Beleidsontwikkeling
Korte Nieuwstraat 6 6511 PP Nijmegen
Openbare besluitenlijst 18 december 2007 Aan de gemeenteraad van Nijmegen Collegevergadering no 47
Telefoon
(024) 329 90 00
Telefax
(024) 329 29 81
E-mail
[email protected]
Postadres
Aanwezig: Voorzitter Wethouders Gemeentesecretaris Communicatie 10 juni 2008 Verslag Datum
Onderwerp
Stedelijk Kompas
Postbus 9105 6500 HG Nijmegen
Th. de Graaf P. Depla, H. van Hooft sr., L. Scholten, H. Kunst, P. Lucassen, J. van der Meer P. Eringa Contactpersoon A. Kuil Ons kenmerk L110/08.0013731 Jennifer Hartogensis M. Sofovic Datum uw brief
Doorkiesnummer
3299838
Geachte leden van de Raad,
Aldus vastgesteld in de vergadering van: Door middel van deze brief willen wij u op de hoogte stellen van de procedure rond het Stedelijk Kompas Regio Nijmegen. Het Stedelijk Kompas vormt een richtinggevend kader voor toekomstige ontwikkelingen binnen de aanpak van dak- en thuisloosheid in de regio Nijmegen. Er wordt een beeld De geschetst de voorzitter,van de huidige situatie, De secretaris, knelpunten die wij signaleren en de acties die wij willen ondernemen om deze knelpunten op te lossen. Het Stedelijk kompas is van belang omdat het een nadere invulling geeft aan de koers die wij hebben uitgezet in het WMO beleidsplan voor de prestatievelden 7,8 en 9. Het Stedelijk Kompas is daarnaast van belang omdat het Ministerie van VWS aan ons heeft gevraagd een Stedelijk Kompas op te stellen. Zij wil de Stedelijk Kompassen gebruiken bij het opstellen van nieuwe verdeelmodel voor middelen voor Maatschappelijke Opvang. Omdat het Stedelijk Kompas een richtinggevend kader biedt vinden wij het belangrijk u als Raad te consulteren. Graag willen wij dit concept Stedelijk Kompas met u bespreken. Tegelijkertijd leggen wij het concept Stedelijk Kompas ook ter inspraak voor aan de belanghebbenden (instellingen/organisaties in de regio, zorgkantoor, woningcorporaties, regiogemeenten, cliëntorganisaties) en organiseren wij een bijeenkomst met de cliëntenraden. De inspraaktermijn voor de instellingen, zorgkantoor, cliëntenraden e.d. loopt tot en met 23 juli. De uitkomsten van de Raadsconsultatie en de inspraak zullen wij verwerken in een definitieve versie van het Stedelijk Kompas. Op 19 augustus zal het college dan een besluit nemen over de definitieve versie van het Stedelijk Kompas en dit aan uw Raad
www.nijmegen.nl
Brief aan Raad van Nijmegen SK definitief.doc
Gemeente Nijmegen Directie Inwoners Beleid & Realisatie Beleidsontwikkeling
Vervolgvel
1
ter vaststelling voorleggen. Wij denken dat met deze procedure het Stedelijk Kompas daadwerkelijk kan rekenen op draagvlak. Op basis hiervan kunnen wij met de diverse betrokken partijen de komende jaren constructief werken aan de uitvoering. Hoogachtend, college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester,
De Secretaris,
mr. Th.C. de Graaf
P. Eringa
www.nijmegen.nl
Brief aan Raad van Nijmegen SK definitief.doc
Stedelijk Kompas Regio Nijmegen Plan van aanpak maatschappelijke opvang Mei 2008
Inhoud Inhoud............................................................................................................................. 1 1. Inleiding ................................................................................................................. 2 1.1. Waarom een Stedelijk Kompas voor de regio Nijmegen? ......................................... 2 1.2. Opbouw Stedelijk Kompas .................................................................................. 3 2. Doelgroep Stedelijk Kompas...................................................................................... 4 2.1. Omvang doelgroep Stedelijk Kompas ................................................................... 4 3. Ambities en doelen .................................................................................................. 7 3.1. Ambities en doelen ............................................................................................ 7 3.2. Ambities en doelen in het Stedelijk Kompas .......................................................... 7 3.3. Overzicht.......................................................................................................... 7 4. Een beeld van de voorzieningen............................................................................... 10 4.1. Het huidige aanbod.......................................................................................... 10 4.2. Samenhang en regie ........................................................................................ 10 4.3. Verhouding Stad en regio ................................................................................. 11 5. Knelpunten: wat moet beter? .................................................................................. 13 5.1. Preventie, opvang en herstel ............................................................................. 13 5.2. Samenhang in de keten .................................................................................... 14 6. Wat gaan we doen ................................................................................................ 15 6.1. De keten ........................................................................................................ 15 6.2. Samenhang en regie ........................................................................................ 17 7. Financiën.............................................................................................................. 19 Bijlage 1: OGGZ Bouwstenen ........................................................................................... 22 Bijlage 2: Aanbod voorzieningen ....................................................................................... 23
1
1.
Inleiding
Maatschappelijke opvang is een belangrijk speerpunt van beleid voor Nijmegen. Het coalitieakkoord 'Bruggen bouwen aan de Waal' stelt dat Nijmegen solidair is met de zwakkeren in de samenleving en wij hen zo willen ondersteunen, dat zij zelfstandig kunnen functioneren en niet in een sociaal en maatschappelijk isolement terecht komen. Uitval moet hierbij zo veel mogelijk worden voorkomen. Waar het daklozen betreft, is het uitgangspunt dat niemand in Nijmegen op straat hoeft te slapen. Tegelijkertijd wordt de overlast veroorzaakt door deze groep, bestreden. Een goed voorbeeld van de wijze waarop Nijmegen de laatste jaren heeft geïnvesteerd in zorg en bestrijding van overlast, vormt de realisatie van het Multi Functioneel Centrum (MFC). Maar denk ook aan de versterking van het Meldpunt Bijzondere Zorg (MBZ). Beide zijn voorbeelden waarbij niet alleen het bieden van zorg en ondersteuning centraal staat, maar ook het voorkomen van uitval en verminderen van overlast. Getuige de overlastmetingen rond het MFC is dit ook succesvol. Er blijft echter altijd ruimte voor verbetering. Hiertoe hebben wij dit Stedelijk Kompas opgesteld. Dit is een plan van aanpak voor de maatschappelijke opvang in de regio Nijmegen tot en met 2014. Eerder hebben de vier grote gemeenten (G4) Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht een ‘Plan van aanpak maatschappelijke opvang’ ontwikkeld. Hierin zijn de afspraken vervat die de G4 hiertoe met het Rijk heeft gemaakt. De staatssecretaris heeft alle overige 39 centrumgemeenten, waaronder Nijmegen, gevraagd een extra impuls te geven aan haar opvangbeleid en ook een Stedelijk Kompas op te stellen. Het gaat daarbij om het creëren van een op elkaar aansluitende inzet door gemeenten, woningcorporaties en het zorgkantoor/zorgverzekeraar, bijvoorbeeld de onderdelen signalering en toeleiding, kortdurende zorg en opvang, schuldhulpverlening, het voorkomen van huisuitzettingen, het bieden van voldoende passende woonvoorzieningen, en het leveren van de benodigde zorgcapaciteit. Uitgangspunten van ons plan vormen de persoonsgerichte aanpak en een sluitende zorgketen. Dit is uitgewerkt in concrete doelen. Deze doelen sluiten aan op de doelstellingen zoals wij deze verwoord hebben in ons WMO beleidsplan voor de prestatievelden 7,8 en 9, zoals door de Raad in december 2006 vastgesteld. Het betreft de prestatievelden van de opvang, het verslavingsbeleid en de openbare geestelijke gezondheidszorg. Hoofdstuk 3 gaat hier nader op in. Waarom een Stedelijk Kompas voor de regio Nijmegen? 1.1. Wij hebben een vastgesteld WMO beleidsplan voor de prestatievelden 7,8 en 9. Daarnaast hebben wij samen met de regiogemeenten uit de subregio Nijmegen een visie ('Iedereen doet mee') opgesteld op het terrein van de maatschappelijke zorg. Voor de subregio Rivierenland geldt dat zij een in gezamenlijkheid opgesteld uitvoeringsprogramma hebben, dat geheel in lijn ligt met het WMO beleidsplan. Het WMO beleidsplan bepaalt de koers van de gemeente Nijmegen. Het onderhavige plan gaat dit werk niet overdoen. In het WMO beleidsplan zijn ambities geformuleerd die aansluiten bij de ambities van het Rijk. Dit Stedelijk Kompas moet nadrukkelijk worden gezien als een verbijzondering van het WMO beleidsplan, waarin tegelijkertijd enkele actuele ontwikkelingen zijn meegenomen. Nijmegen heeft als centrumgemeente voor de maatschappelijke opvang een regionale verantwoordelijkheid. De regio-indeling voor de maatschappelijke opvang is anders dan die van bijvoorbeeld de GGD-regio's. De regio Nijmegen voor de maatschappelijke opvang strekt zich uit van Millingen aan de Rijn tot Tiel 1 , in totaal betreft het 18 gemeenten. Daar waar wij in deze nota spreken over regio Nijmegen bedoelen wij de zorg voor de gehele regio: voor alle 18 gemeenten. Deze regio is verdeeld in twee subregio's die wij zullen aanduiden met de subregio Rivierenland en de subregio Nijmegen.
1
Beuningen, Buren, Culemborg, Druten, Geldermalsen, Gennep, Groesbeek, Heumen, Lingewaal, Millingen, Mook, NederBetuwe, Neerijnen, Nijmegen, Tiel, Ubbergen, West Maas en Waal, Wijchen
2
1.2. Opbouw Stedelijk Kompas Deze nota is opgebouwd conform het stappenplan 2 zoals dit door de VNG is opgesteld om de diverse Stedelijke Kompassen van de gemeenten goed vergelijkbaar te maken. In hoofdstuk 2 wordt aangegeven wat precies de doelgroep van het Stedelijk Kompas is. In hoofdstuk 3 worden de ambities en doelen voor de komende periode geformuleerd. In hoofdstuk 4 wordt het voorzieningenaanbod in onze regio kort geschetst. In het volgende hoofdstuk worden de knelpunten beschreven. Deze worden gepresenteerd aan de hand van actuele ontwikkelingen en de confrontatie tussen vraag en aanbod. In hoofdstuk 6 worden deze verder geoperationaliseerd in concrete activiteiten. Tenslotte zullen we in hoofdstuk 7 inzicht geven in de kosten die wij op dit moment maken en hoe deze verdeeld zijn over de verschillende onderdelen.
2
Stappenplan Stedelijk Kompas, VNG, december 2007
3
2.
Doelgroep Stedelijk Kompas
De reikwijdte van het WMO beleidsplan met betrekking tot de maatschappelijke zorg (prestatievelden 7, 8 en 9) is breder dan die van het Stedelijk Kompas. Het beleidsplan strekt zich uit over de gehele maatschappelijke zorg: de brede groep mensen in multi-probleem situaties inclusief de vrouwenopvang en de aanpak huiselijk geweld. Het Stedelijk Kompas beperkt zich in eerste instantie tot de doelgroep dak- en thuislozen. De doelgroepen van de vrouwenopvang en huiselijk geweld worden vooralsnog niet opgenomen in dit Stedelijk Kompas omdat het Rijk op dit moment werkt aan de ontwikkeling van een plan van aanpak verbetering vrouwenopvang waarin opgenomen richtlijnen voor gemeenten. Kern van de dak- en thuislozen opvang is het bieden van tijdelijk verblijf (korter dan een jaar) gekoppeld aan zorgverlening en psychosociale begeleiding. Het betreft laagdrempelige voorzieningen, dit wil zeggen dat er direct opvang en hulp wordt geboden zonder dat men hiervoor een AWBZ indicatietraject moet doorlopen. In het Stedelijk Kompas onderscheiden we vier doelgroepen: Feitelijk daklozen Deze groep betreft personen die niet beschikken over een eigen woonruimte. Zij zijn voor een slaapplek tenminste één nacht in de maand aangewezen op: buiten slapen (overnachten in de openlucht en in overdekte openbare ruimten zoals portieken, fietsenstallingen, stations, winkelcentra of een auto), binnen slapen in passantenverblijven van de maatschappelijke opvang (eendaagse noodopvang), of binnen slapen bij vrienden, kennissen of familie (zonder vooruitzichten op een slaapplek voor de daarop volgende nacht). Residentieel daklozen Dit betreft personen die als bewoner staan ingeschreven bij instellingen voor maatschappelijke opvang. Zwerfjongeren Zwerfjongeren zijn jongeren tot 25 jaar 3 met meervoudige problemen, die dakloos zijn of in opvang verblijven. Dreigend dak- en thuislozen Dreigend dak- en thuislozen zijn mensen die momenteel nog een eigen dak boven hun hoofd hebben, maar door de verschillende ernstige problemen op meerdere leefgebieden wel het gevaar lopen dakloos te worden. Dakloosheid gaat vrijwel altijd gepaard met ernstige meervoudige problematiek. Behalve van dakloosheid is vaak sprake van psychiatrische problematiek, schulden, verslavingsproblematiek en het ontbreken van een zinvolle dagbesteding. Werken aan verbetering van de leefsituatie en het maatschappelijk functioneren van de daklozen vraagt daarom om een meervoudige, samenhangende en sluitende aanpak. Dit komt ook tot uitdrukking in ons WMO beleidsplan in de doelen en ambities die wij daar hebben geformuleerd. 2.1. Omvang doelgroep Stedelijk Kompas In 2004 hebben wij een onderzoek gedaan naar de omvang van alléén de groep feitelijk dak- en thuislozen in de stad Nijmegen. De uitkomst was destijds dat de stad Nijmegen zo'n 190 feitelijk dak- en thuislozen kende. In het kader van dit Stedelijk Kompas is aan de afdeling Onderzoek & Statistiek van de gemeente Nijmegen gevraagd een nieuw onderzoek te doen, waarbij de hele regio Nijmegen betrokken is. Uit het onderzoek (zie bijlage) komt het volgende beeld naar voren. In de regio Nijmegen zijn ongeveer 800 dak- en thuislozen bekend bij de instellingen, waarvan 600 residentieel en 200 feitelijk. Een vergelijking met het eerdere onderzoek is niet mogelijk omdat wij ons toen hebben beperkt tot de stad Nijmegen. De totale groep dak- en thuislozen wordt door de instellingen geschat op ongeveer 1.100 personen. Dit aantal is exclusief het aantal zwerfjongeren, verslaafden en dreigend daklozen. Naast de 3 Hierbij gaan we uit van de definitie die in 2004 door partijen in het veld samen met het Ministerie van VWS is vastgesteld.
4
groep daklozen zijn er 90 tot 150 zwerfjongeren in de leeftijd van 18-25 jaar. Uit een onderzoek uit 2007 van de afdeling Onderzoek & Statistiek van de gemeente Nijmegen naar het aantal en de problematiek bij dak- en thuisloze jongeren jonger dan 18 jaar 4 , komt naar voren dat er ongeveer 40-73 zwerfjongeren jonger dan 18 jaar in deze regio zijn. Tenslotte wordt een groep van 200 verslaafden genoemd die niet dak- of thuisloos is. In totaal wordt deze groep op 300 personen geschat. De groep dreigend dak- en thuislozen, of verkommerden en verloederden, is erg lastig in beeld te krijgen. Het betreft immers mensen die voor een groot deel nog zelfstandig wonen. Schattingen over deze doelgroep lopen dan ook uiteen. In de regio Nijmegen zijn ongeveer 400 personen bekend (exclusief dak- en thuislozen). Volgens de landelijke norm behoort 0,7% van de bevolking tot de groep verkommerden en verloederden. Voor de regio Nijmegen zijn dat naar schatting ruim 3.500 personen. Tabel 1: Overzicht aantal dak- en thuislozen Dak en thuislozen regio Nijmegen Dak- en thuislozen -waarvan Residentieel dak – en thuisloos -waarvan Feitelijk dak- en thuisloos Zwerfjongeren (18 tot 25 jaar) Zwerfjongeren ( jonger dan 18) Verslaafden Dreigend dak- en thuislozen / verkommerden en verloederden
Aantal 800 - 1100 600 150 - 200 90 - 150 40 - 73 200 - 300 400 - 3500
Om bovenstaande in perspectief te zetten geven wij in tabel 2 een overzicht van het aantal daken thuislozen in de regio Nijmegen in vergelijking met andere Nederlandse regio's. Wat opvalt is dat in de regio Nijmegen de verhouding tussen residentieel daklozen en feitelijk daklozen anders ligt dan in de andere regio’s. Voor Nijmegen geldt dat er meer residentieel daken thuislozen zijn, dan dat er feitelijk dak- en thuislozen zijn. In de andere regio’s m.u.v. Flevoland is de verhouding tussen het percentage feitelijk en residentieel daklozen net andersom. Tenslotte valt op het grote verschil in aantal verkommerden en verloederden. Dit heeft te maken met verschillende methodiek van onderzoek/inschatten. Voor Nijmegen geldt dat de landelijke norm van 0,7% van de bevolking is gebruikt 5 . Vergelijken tussen de regio's op basis van deze gegevens, en daaruit conclusies trekken over de mate van succes van beleid is ons inziens niet mogelijk. Wij zullen wel het onderzoek naar aard en omvang van de doelgroep dak- en thuislozen een structureel karakter (eens in de twee jaar) geven om de (kwantitatieve) ontwikkeling in onze regio bij te kunnen houden.
4
Gemeente Nijmegen, Afdeling O&S, "18 minners (z)onder dak", 2007
5
Uit: Verkommerden en verloederden, Research voor beleid, 2002
5
Tabel 2: Overzicht dak- en thuislozen in Nederlandse regio's 6 Feitelijk % Residentieel % Verkommerden daklozen inw. daklozen inw. en verloederden met eigen huisvesting Nijmegen 150-200 0,04 600 0,12 3500* 500.000 Amsterdam 3000 0,29 1000 0,09 2000 1.045.000 Rotterdam 2300 0,29 600 0,07 4100 791.000 Utrecht 850 0,10 400 0,05 3150 830.000 Den Haag 1500 0,20 500 0,07 2400 738.000 Zwolle 225 0,04 150 0,03 375 519.000 Flevoland 366 0,10 650 0,17 1927 375.000 Arnhem 420 0,10 180 0,04 2800 402.000
6
% inw.
totaal
% inw.
0,70
4300
0,86
0,19
6000
0,57
0,52
7000
0,88
0,38
4400
0,53
0,32
4400
0,59
0,07
750
0,14
0,51
2943
0,78
0,70
3400
0,84
Cijfers uit het Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang en stedelijk Kompassen van die steden
6
3.
Ambities en doelen
Wij hebben in het WMO beleidsplan ambities en doelen geformuleerd ten aanzien van de problematiek van dak- en thuislozen. Hieronder worden de doelen uit ons WMO beleidsplan nog eens kort op een rij gezet. 3.1. Ambities en doelen Kort geformuleerd zijn de doelen die wij in het WMO-plan stellen: • Het terugdringen van dakloosheid. • Het bieden van beter aansluitende zorg. • Het terugdringen van de overlast veroorzaakt door dak- en thuislozen. Wij willen deze doelen bereiken door meer samenhang tussen het bestaande, gevarieerde aanbod te brengen. De in-, door- en uitstroom van, tussen en uit instellingen moet verbeterd worden. Voor de instroom is het van belang dat problemen van (dreigende) dakloosheid snel worden gesignaleerd en dat daarna ook snel wordt ingegrepen en adequate hulp geboden wordt. Daadwerkelijke dakloosheid kan dan voorkomen worden. Voor de doorstroom is het van belang dat tijdens de eerste opvang de cliënten zorg en hulp krijgen aangeboden. Daarna stromen zij door naar een voorziening die bij hen past en kunnen zij mogelijk op termijn weer zelfstandig wonen. Hiertoe is een gedifferentieerd aanbod van zorg en hulp nodig, toegesneden op de wensen en mogelijkheden van de cliënt (individueel trajectplan). 3.2. Ambities en doelen in het Stedelijk Kompas Bovengenoemde visie en doelstellingen uit het WMO beleidsplan passen prima bij het ambitieniveau van het Stedelijk Kompas. Uitgangspunt bij het Plan van aanpak van de G4 vormt de persoonsgerichte aanpak en de sluitende keten. Ook in Nijmegen zetten we daarop in. Bij de G4 ligt de nadruk op de doelgroep dak- en thuislozen (feitelijk en residentieel). In Nijmegen leggen wij naast deze doelgroep, al langere tijd nadruk op de doelgroep zwerfjongeren. Het spreekt voor zich dat wij ook voor hen streven naar individuele en op maat gesneden trajecten. Concreet hebben we de genoemde WMO doelstellingen als volgt vertaald in ambities voor het Stedelijk Kompas: • Het terugdringen van dakloosheid. Ambitie Stedelijk Kompas: iedereen onder dak en in traject (wonen, werken/leren, zorg) • Het bieden van beter aansluitende zorg. Ambitie Stedelijk Kompas: dakloosheid door uitval uit (zorg) instellingen en door huisuitzettingen komt vrijwel niet meer voor. • Het terugdringen van de overlast veroorzaakt door dak- en thuislozen. Ambitie Stedelijk Kompas: terugdringen overlast veroorzaakt door doelgroep tot maximaal 85% van niveau 2007. Om onze doelstellingen te kunnen bereiken of te kunnen beoordelen of ons beleid effectief is, zullen we met verschillende partijen moeten komen tot afspraken over het gestructureerd aanleveren van de vereiste gegevens en is een zorgmonitor noodzakelijk. Gegevens over overlast kunnen we halen uit de structureel uitgevoerde integrale veiligheidsmonitor. Aanvullend kunnen we gebruik maken van de metingen rond het MFC. Bij de start van het MFC is afgesproken dat we regelmatig zouden meten hoe de overlast wordt ervaren. Na een eerste nulmeting, zijn we na een één-meting, een tussenmeting en een meting specifiek gericht op ondernemers, inmiddels toe aan de twee-meting. Uit de metingen van het MFC zoals deze tot op heden zijn gehouden blijkt een afname van de overlast. Zeer binnenkort zullen de resultaten van de twee-meting van het MFC gepresenteerd worden. 3.3. Overzicht Voordat we in het volgende hoofdstuk ingaan op het aanbod van voorzieningen van de maatschappelijke opvang in regio Nijmegen, noemen we eerst twee hulpmiddelen die helpen om de problematiek te duiden.
7
De keten van preventie, opvang en herstel De eerste is de keten van preventie, opvang en herstel. De voorzieningen en activiteiten op het terrein van de maatschappelijke opvang zijn in te delen in één van deze drie onderdelen of functies. Deze sluiten elkaar overigens niet volledig uit. Bijvoorbeeld budgetbeheer kan ingedeeld worden onder ‘herstel’; een laatste stap om financiën op orde te krijgen voor een cliënt het leven weer zelfstandig tegemoet treedt. Maar het kan ook ingedeeld worden onder preventie. Een cliënt wordt geleerd zijn geld te beheren, zodat hij geen schulden (meer) opbouwt, met het risico van dakloosheid. Het is ook niet zo dat de onderdelen een chronologische volgorde veronderstellen: het is niet nodig om alle stappen in de volgorde preventie, opvang en herstel te doorlopen. Iemand kan terugvallen of stappen overslaan. Waar het om gaat is dat er sprake is van een sluitende keten, uitval zo veel mogelijk voorkomen wordt en dat de opvang ook daadwerkelijk een vangnet is en mensen het perspectief wordt geboden om uit dit vangnet weer de weg omhoog te vinden. Wij zullen in het vervolg van dit kompas aan de hand van deze keten het huidige aanbod schetsen, de knelpunten duiden en aangeven welke maatregelen wij willen nemen om de keten sluitend te maken.
Zelfstandig wonen
Wonen in risicosituaties
Multiproblemsituaties Lokale aanpak
Wonen met ambulante begeleiding
Wonen met Nazorg & Waakvlam
Zelfstandig wonen
Tweedekansbeleid
P
O
H Begeleid wonen Beschermd kleinschalig wonen
Multiproblemsituaties Regionale aanpak
Ernstige crisissituatie
Wonen op en rond de straat
Intramuraal wonen
Figuur 1: De keten van preventie, opvang en herstel 7
De woonladder Een andere veelgebruikte manier om keten te duiden, maar dan meer vanuit het woonperspectief is de zogenaamde woonladder. Dit is een theoretisch raamwerk om de verschillende vormen van wonen te beschrijven. De verschillende woon-fasen van buiten slapen tot zelfstandig wonen, staan hierin beschreven. Ook de woonladder veronderstelt geen chronologische volgorde. Sommige mensen zullen de bovenste trede van zelfstandig wonen nooit bereiken. Ook kunnen treden overgeslagen worden. De woonladder is vooral een handig hulpmiddel om de verschillende fasen in herstel in termen van woonvormen te kunnen duiden.
7
Uit: regiovisie ‘Iedereen doet mee’
8
Figuur 2: De woonladder 8
Wij hebben deze woonladder gebruikt in het onderzoek naar de woonbehoefte van bijzondere doelgroepen dat door de afdeling Onderzoek & Statistiek van de gemeente in 2007 is uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn meegenomen in de analyse van knelpunten.
8
Huisvesting kwetsbare groepen Nijmegen – Gemeente Nijmegen – Onderzoek & Statistiek 2007
9
4.
Een beeld van de voorzieningen
Nijmegen is al geruime tijd bezig met het terugdringen van dakloosheid en de overlast die hiermee gepaard gaat. Er is al veel gerealiseerd. Diverse grote en kleine organisaties zijn betrokken bij het verlenen van zorg en hulp aan (dreigend) dak- en thuislozen. Voorbeelden zijn het ontwikkelen van de veelplegeraanpak, het vergroten van het Meldpunt Bijzondere Zorg, de oprichting van het Multi Functioneel Centrum, de kwalitatieve verbetering van de opvang voor zwerfjongeren en het project stedelijke voorziening budgetbeheer voor dak- en thuislozen dat structureel is geworden. In dit hoofdstuk schetsen we een beeld van de voorzieningen in de regio Nijmegen. Dit wordt gedaan aan de hand van de in hoofdstuk 3 beschreven keten van preventie, opvang en herstel. In het volgende hoofdstuk worden de knelpunten in deze keten aangegeven. 4.1. Het huidige aanbod Het totale aanbod aan zorg in de regio Nijmegen is divers. We kunnen gerust stellen dat op elke onderdeel van de keten van preventie, opvang en herstel een aanbod bestaat. In bijlage 2 bij dit Stedelijk Kompas is het aanbod aan voorzieningen voor de verschillende doelgroepen schematisch weergegeven. Preventie De afgelopen jaren heeft de regio Nijmegen zich sterk gericht op preventie. Er zijn verschillende activiteiten en voorzieningen die dakloosheid proberen te voorkomen. Denk hierbij aan de inzet van bemoeizorg en het Meldpunt Bijzondere Zorg, de Zorgtafel voor zwerfjongeren, aan de preventieactiviteiten verslavingzorg, de inzet van wijkteams en de lokale zorgnetwerken, schuldhulpverlening/budgetbeheer, ambulante woonbegeleiding maar ook aan het beleid begeleide herkansing. Naast deze preventie activiteiten en voorzieningen zijn er vanuit andere programma's gefinancierde activiteiten te noemen die eveneens een belangrijke preventieve bijdrage leveren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het maatschappelijk werk, de schuldhulpverlening, het ambulant jongerenwerk, maar ook aan projecten zoals het Antillianenproject. Opvang Er zijn diverse voorzieningen die een eerste opvang bieden voor mensen die dakloos zijn geworden. Binnen de opvangvoorzieningen is een onderscheid te maken naar voorzieningen voor verslaafden en voorzieningen voor niet verslaafden. Wij noemen bijvoorbeeld voorzieningen als de crisisopvang, de NuNN, de dagopvang het Kasteel, de nachtopvang bij de Hulsen en d e jongerenopvang SaM. Voor verslaafden hebben wij het MFC met de dag- en nachtopvang, gebruiksruimtes en methadonverstrekking. Het streven is om mensen binnen de opvang zo veel als mogelijk te stabiliseren, dagritme op te laten doen en dagbesteding te bieden en hun problemen te inventariseren. De bedoeling is dat zij vanuit de opvang zo snel als mogelijk vervolgstappen zetten richting maatschappelijk herstel en waar mogelijk (begeleid)zelfstandig wonen. Herstel De opvang is nadrukkelijk bedoeld als vangnet en niet als structurele woonvoorziening. Zoals uit figuur 1 in hoofdstuk 3 blijkt is het doel om mensen zo zelfstandig mogelijk te laten participeren in de samenleving en ze vormen van duurzaam wonen aan te bieden, met als hoogste doel zelfstandig wonen. Dit laatste zal, gelet op de problematiek, echter vaak niet haalbaar zijn. Des te groter is het belang dat men verschillende stappen kan zetten op de woonladder. De regio Nijmegen kent een aantal voorzieningen op het terrein van begeleid en beschermd wonen, zowel voor verslaafden als niet verslaafden. De diversiteit binnen de doelgroep van de maatschappelijk opvang vraagt echter om een grotere mate van differentiatie binnen deze voorzieningen. Daarnaast blijkt uit het onderzoek naar de woonbehoeften van bijzondere doelgroepen dat er een tweetal treden op de woonladder in het geheel wordt gemist. Hoofdstuk 6 gaat hier nader op in. 4.2. Samenhang en regie Zoals uit de aanbodsinventarisatie blijkt (bijlage 2), is er sprake van een divers aanbod van voorzieningen en activiteiten in de keten van preventie, opvang en herstel. Er is een groot aantal partijen betrokken die verschillende financiers kennen (Rijk: AWBZ, gemeenten: WMO, Provincie:
10
Welzijn/Jeugd, Woningbouwcorporaties en Zorgverzekeraar). In het WMO beleidsplan hebben wij aangegeven, dat we in eerste instantie niet méér opvangvoorzieningen willen realiseren. De nadruk ligt vooral op de samenhang en samenwerking tussen de verschillende voorzieningen in de keten. Daarnaast hebben wij in het WMO beleidsplan aangegeven dat wij meer aandacht willen besteden aan preventie. Inmiddels zijn we twee jaar verder en is op beide terreinen vooruitgang geboekt. Samenhang In de samenhang op keten- en beleidsniveau zijn belangrijke stappen gezet. De gemeente Nijmegen biedt door middel van gestructureerd overleg een platform, waar de verschillende partijen elkaar kunnen ontmoeten, informatie delen, zaken afstemmen en elkaar aanspreken op verantwoordelijkheden. Dit heeft als gevolg dat men elkaar steeds beter weet te vinden, getuige ook het toenemende aantal multidisciplinaire initiatieven en de meer structureel wordende samenwerking. Ook op tactisch en uitvoeringsniveau zien wij dat de samenhang in de keten, de integrale aanpak rond een cliënt steeds meer vorm krijgt. De ketenaanpak vanuit het vangnetteam dak- en thuislozen waarin verschillende zorgpartners participeren, maar ook de aanpak veelplegers vormen hier een goed voorbeeld van. We hebben het dan niet alleen over de samenhang binnen de zorgketen, maar ook in de samenhang en samenwerking tussen de zorgketen en de veiligheidsketen. Regie We zullen een aantal belangrijke stappen moeten zetten om nog beter de regie op zowel persoonsniveau als beleidsniveau te kunnen voeren. De Centrale Voordeur voor Maatschappelijke Opvang en de Zorgmonitor vormen hiertoe een belangrijke voorwaarde. Deze twee voorzieningen zijn ook in het WMO beleidsplan benoemd. Doel van de Centrale Voordeur is te komen tot een betere afstemming van het aanbod op de vraag en een passender en effectiever aanbod te kunnen doen voor de cliënt. Daarnaast wordt hiermee beoogt meer grip te krijgen op de instroom en daarmee een snellere door- en uitstroom mogelijk te maken. IrisZorg ontwikkelt momenteel een Centrale Voordeur voor haar eigen voorzieningen. Hierbij zoekt IrisZorg de samenwerking met het RIBW, om de Centrale Voordeur ook af te stemmen op het interne registratiesysteem van de RIBW. De Zorgmonitor is een belangrijk hulpmiddel voor de Centrale Voordeur. Het is een elektronisch registratiesysteem, waar verschillende partijen gegevens over hun cliënten kunnen registreren en op kunnen vragen. Op deze manier kunnen individuele cliënten gevolgd worden en wordt ook duidelijker welke diensten instellingen leveren en hoe effectief dat is. De techniek voor de Zorgmonitor is inmiddels ontwikkeld. De pilot voor implementatie van deze monitor bij IrisZorg en de RIBW is gestart. De verdere uitrol van de zorgmonitor wordt verwacht vanaf 2009. De Centrale Voordeur en de Zorgmonitor zijn noodzakelijk om de persoonsgerichte aanpak te kunnen realiseren en monitoren. De regie op uitvoerend niveau hebben we bij het Meldpunt Bijzondere Zorg neergelegd. Hiertoe hebben wij het Meldpunt versterkt. Ditzelfde geldt voor de wijkteams in bepaalde wijken. Verhouding Stad en regio 4.3. Vrijwel alle voorzieningen in de regio Nijmegen hebben een regionale functie: zij zijn toegankelijk voor alle dak- en thuislozen uit de gehele regio. Veel van de voorzieningen zijn geconcentreerd in de stad Nijmegen. Sinds een aantal jaren zijn wij met de subregio Rivierenland overeengekomen dat zij, binnen de kaders zoals wij deze geven, zelf afstemming zoeken tussen vraag en aanbod in de regio. Dat heeft geleid tot een Uitvoeringsprogramma OGGZ/MO Rivierenland 2005-2007 en (in voorbereiding) een Uitvoeringsprogramma 2008-2011. De subregio Rivierenland heeft verder haar eigen vangnetstructuur met een Meldpunt Bijzondere Zorg en de bijbehorende bemoeizorgstructuur (het OGGz-Interventieteam), een eigen preventieprogramma, een dagopvang en in voorbereiding ook een 24-uurs opvangvoorziening (Sociaal Pension en Tussenvoorziening Wonen). De voorzieningen worden gefinancierd door centrumgemeente Nijmegen en door de regiogemeenten zelf. Momenteel zijn de voorzieningen voor opvang voornamelijk in de steden Nijmegen en Tiel geconcentreerd. Wij vinden het van belang om de laagdrempelige eerste opvang juist hier te realiseren, omdat de doelgroep zich met name hier bevindt. Voor wat betreft de uitstroom richting woonvoorzieningen waar men langere tijd kan verblijven willen we, meer nog dan nu het geval is, ook
11
naar de regiogemeenten kijken. In Rivierenland zijn zo in het kader van de huisvesting van kwetsbare groepen afspraken gemaakt met de gezamenlijke woningcorporaties (de subregionale woonladder).
12
5.
Knelpunten: wat moet beter?
Sinds het WMO beleidsplan uit 2006 is er, zoals uit het vorige hoofdstuk blijkt, het nodige gebeurd. Niet alle speerpunten uit het WMO beleidsplan zijn al gerealiseerd. Daarnaast zien wij mogelijkheden tot verdere aanvulling van dit WMO beleidsplan, met name daar waar het de differentiatie in woonvoorzieningen betreft. Hieronder wordt per onderdeel van de keten aangegeven waar de knelpunten zitten. 5.1.
Preventie, opvang en herstel
Preventie Uit het geschetste aanbod in hoofdstuk 4 blijkt dat we de afgelopen jaren in de regio Nijmegen stevig hebben ingezet op preventie. De Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) middelen die in 2007 zijn overgekomen vanuit de AWBZ, hebben wij aangewend om de preventie en signalering en bemoeizorgstructuur te versterken. Dit hebben we gedaan door middel van de GGz crisisdienst, de versterking van het Meldpunt Bijzondere Zorg en meer voorlichting aan professionals te geven zodat zij de juiste hulp aanbieden. Dit willen wij graag voortzetten. Tegelijkertijd zien wij dat een goed werkende vroegsignalering en bemoeizorgstructuur vereist dat de noodzakelijke (vervolg)hulp snel beschikbaar is. Veel van de mensen om wie het gaat, zijn zorgmijders. Zij zijn moeilijk te motiveren om hulp en zorg te accepteren. Wachtlijsten zijn hier funest voor. In de praktijk ligt hier een knelpunt. Voorzieningen en diensten zoals woonbegeleiding en budgetbeheer zijn niet altijd op korte termijn beschikbaar. De diensten voorzien in een behoefte en zitten vol, er is een gebrek aan menskracht om meer te leveren. Een ander aandachtspunt binnen de keten van preventie vormt het voorkomen van huisuitzettingen. Naast alle al bestaande activiteiten in het kader van preventie huisuitzetting (vroegsignalering, bemoeizorg, schuldhulpverlening) is in 2007 het traject begeleide herkansing gestart. Dit houdt in dat mensen die ondanks preventie activiteiten toch worden uitgezet de mogelijkheid hebben een nieuwe woning te krijgen. Daaraan zijn wel voorwaarden verbonden, zoals het accepteren van hulp en het stoppen van de overlast. Wij willen dit ook voor de komende jaren continueren. Opvang In de regio Nijmegen is er geen sprake van een stijging van het aantal feitelijk daklozen. Wel zien we dat de problematiek steeds complexer wordt en dat er steeds meer jongeren in een instabiele woonsituatie zitten. De instroom in de voorzieningen van de maatschappelijke opvang lijkt onder controle. Er is sprake van een stabiele bezetting en een goede uitstroom. Wel ligt er druk op de nachtopvang en de crisisopvang. Een eerste knelpunt is dat de nachtopvang voor niet-verslaafde dak- en thuislozen (IrisZorg) steeds meer bezocht wordt door zwerfjongeren. Wij willen de groep jongeren gescheiden houden van de oudere groep dak- en thuislozen, omdat hen hiermee meer toegespitste hulpverlening geboden kan worden en daarmee meer perspectief. Daarnaast krijgen we signalen dat er een groep tienermoeders is waarbij sprake van een instabiele woonsituatie en complexe problematiek. Een tweede knelpunt is dat de crisisopvang steeds vaker te maken krijgt met zeer complexe probleemsituaties, ook bij gezinnen. De doorstroom van met name gezinnen uit de crisisopvang stokt, omdat er onvoldoende woningen en passende begeleiding beschikbaar is. Een derde knelpunt is de dag- en nachtopvang voor verslaafde dak- en thuislozen (Multi Functioneel Centrum). De bezetting voor zowel de nachtopvang als de dagopvang is redelijk stabiel, maar blijft op dit moment achter bij de capaciteit. Tegelijkertijd ontstaat er een ’vaste kern’ binnen het Multi Functioneel Centrum, ondanks dat er afspraken zijn gemaakt, dat men maximaal drie maanden in het Multi Functioneel Centrum mag verblijven. Er is sprake van langdurig verblijf in dag- en nachtopvangvoorzieningen, een situatie die wij onwenselijk vinden. De praktijk is echter weerbarstig, de doorstroming stokt omdat er geen, of in onvoldoende mate, passende woonvoorziening beschikbaar zijn. Het is zaak om deze groep meer perspectief te bieden, en meer structurele woonvoorzieningen te realiseren.
13
Herstel In onze regio kennen we over het algemeen een goede doorstroom binnen de opvangvoorzieningen. In opvangvoorzieningen kan men tijdelijk verblijven en stabiliseren, om daarna vervolgstappen te kunnen zetten. Zoals hierboven reeds opgemerkt zien we dat ondanks de goede doorstroom er ook groepen zijn die op dit moment nog onvoldoende perspectief kan worden geboden. Uit het onderzoek ‘Huisvesting kwetsbare groepen Nijmegen’ (2007) blijkt dat er aan de ‘bovenkant’ van de woonladder te weinig specifieke woonvoorzieningen gericht op jongeren beschikbaar zijn. Het gaat dan om jongeren die leven in een instabiele thuissituatie, of zwerven, maar ook om jongeren met een Licht Verstandelijke Handicap (LVG) gecombineerd met GGZ problematiek. Wanneer zij uitvallen uit instellingen, glijden zij heel snel verder af. Voor beide groepen jongeren geldt dat woonvoorzieningen met begeleiding in onvoldoende mate aanwezig zijn. Aan de onderkant van de woonladder (terreinbewoning en wonen met toezicht) zien wij ook een knelpunt. Er is een zeer diverse groep van ernstig overlastgevende, sociaal onaangepaste personen, voor wie geen passende woonvoorzieningen beschikbaar zijn. Momenteel verblijven deze mensen op straat, in de cel, in het Multi Functioneel Centrum of elders. Verder is er in de maatschappelijke opvang een groep die langere tijd in de opvang verblijft (IrisZorg), maar moeilijk doorstroomt naar een structurele woonvoorziening. Dat zij niet doorstroomt, ligt aan het feit dat er geen passende uitstroomvoorziening beschikbaar is. Het betreft overigens geen homogene groep. De realisatie van één sociaal pension voor verslaafde dak- en thuislozen, zoals ons dat in 2003 voor ogen stond, biedt dan ook geen oplossing. Nu we deze groep beter in beeld hebben, constateren we dat duurzame uitstroom van deze groep vraagt om verschillende soorten woonvoorzieningen met verschillende vormen van begeleiding. Tenslotte hebben we binnen de aanpak nazorg voor ex-gedetineerden tot nu toe de aandacht gericht op de groep volwassen (ex)veelplegers. We hebben nog geen beleid geformuleerd voor de groep ex-gedetineerden als geheel, en geen beleid dat specifiek is voor de nazorg van de groep jeugdige veelplegers. Een laatste knelpunt is dat de weerstand tegen voorzieningen voor dak- en thuislozen groeit. Het wordt steeds moeilijker om nieuwe voorzieningen te realiseren, de weerstand van omwonenden is groot. Samenhang in de keten 5.2. Wat betreft de samenwerking tussen de gemeente en de verschillende partijen zijn de afgelopen tijd belangrijke stappen gezet (zie 4.2). Het overleg met de regisseurs op het terrein van de maatschappelijke opvang (Gemeente, Zorgkantoor, Zorgverzekeraar en Provincie), het regieoverleg, heeft inmiddels ook een structureel karakter. Wel ontbreekt nog een belangrijke partner in de vorm van de woningcorporaties. De woningcorporaties nemen wel deel aan het bestuurlijk overleg. Op termijn moeten de verschillende overlegstructuren geëvalueerd worden. Belangrijke onderdelen van de persoonsgerichte aanpak zijn de Centrale Voordeur voor Maatschappelijke Opvang en de Zorgmonitor (zie 4.2). IrisZorg ontwikkelt momenteel een Centrale Voordeur voor haar eigen voorzieningen. Wij moeten beoordelen hoe wij dit initiatief willen gebruiken bij onze eigen wens van één Centrale Voordeur voor Maatschappelijke Opvang voor alle opvangvoorzieningen en hoe wij daarin de relatie richting het Meldpunt Bijzondere Zorg en het Meldpunt in de subregio Rivierenland vorm willen geven. De Zorgmonitor is inmiddels ontwikkeld. Momenteel loopt er een pilot in de gemeenten Nijmegen en Arnhem om de monitor te implementeren.
14
6.
Wat gaan we doen
Allereerst willen wij nog eens benadrukken dat wij de koers zoals uitgezet in het WMO beleidsplan willen vasthouden. Gelet op de knelpunten uit hoofdstuk 4, is dit Stedelijk Kompas feitelijk een verdere verfijning van ons WMO beleidsplan. We zijn ons meer bewust van de schakels in de keten en de mate waarin deze in elkaar grijpen. Doel van het Stedelijk Kompas is een oplossing te vinden voor deze knelpunten in de zorg voor dak- en thuislozen en een verdere impuls te geven aan de kwaliteit van de opvang van deze groep. Hieronder zullen wij aangeven welke concrete activiteiten wij de komende periode tot en met 2014 willen ondernemen om de doelen van het Stedelijk Kompas te behalen. Wij willen dit zo concreet mogelijk doen en noemen hierbij ook aantallen. Deze aantallen zijn gebaseerd op voorlopige inschattingen, gebaseerd op ervaringsgegevens en de doelgroep zoals deze zich nu in de instellingen bevindt. Bij het verder concretiseren van de plannen, zullen de aantallen nader onderbouwd moeten worden. 6.1.
De keten
Preventie Door de toenemende bemoeizorgactiviteiten neemt de druk op voorzieningen toe. Vooral de beschikbaarheid van budgetbeheer en woonbegeleiding zijn hierin knelpunten. Om deze knelpunten op te lossen breiden wij de stedelijk voorziening budgetbeheer voor dak- en thuislozen verder uit. Ook de capaciteit voor ambulante woonbegeleiding wordt vergroot. Om mogelijke dakloosheid als gevolg van huisuitzetting te voorkomen, is in 2007 het beleid begeleide herkansing gestart. Hierbij wordt aan gezinnen die een huisuitzetting hebben gehad woonbegeleiding geboden, zodat zij een ‘tweede kans’ krijgen. Met de corporaties hebben we afspraken gemaakt om dit beleid in 2008 te continueren, waarbij wij vooralsnog uitgaan van 20 trajecten per jaar. Wij willen deze aanpak ook implementeren in de regiogemeenten. Het afgelopen jaar hebben we de (bemoeizorg)structuur in de regio Nijmegen op sterkte gebracht met meer menskracht. Deze zorgt voor een zo vroeg mogelijke signalering en toeleiding van zorgmijdende personen naar zorg. Voorbeelden hiervan zijn versterking van het Meldpunt Bijzondere Zorg (MBZ), de wijkteams en versterking van het straathoekwerk. De komende jaren willen wij deze structuur handhaven en de wijkteams verder uitbreiden naar meer wijken: Oud West, Hatert en de GSO wijken. Deze punten samenvattend ziet dit er als volgt uit: Tabel 3: Preventieactiviteiten Wat? Uitbreiding budgetbeheer Woonbegeleiding Beleid begeleide herkansing, 20 trajecten per jaar Overdragen beleid begeleide herkansing naar regiogemeenten Uitbreiding wijkteams, Oud West, Hatert, GSO Wijken
Voor wie? Dak- en thuislozen met (grote) financiële problemen Dak- en thuislozen met (grote) financiële problemen Mensen die uit huis zijn gezet of gezet dreigen te worden
Wanneer? 2008 e.v.
2008 e.v.
Gemeenten, instellingen, woningcorporaties
Mensen die uit huis zijn gezet of gezet dreigen te worden
2009 e.v.
Gemeenten, instellingen, woningcorporaties
Dreigend dak- en thuislozen. Multi-probleem huishoudens
2009 e.v.
Gemeenten, instellingen, woningcorporaties
2009 e.v.
Wie betrokken? Gemeente, instellingen, bureau schuldhulpverlening Gemeenten, instellingen
Opvang Een eerste knelpunt betreft de druk binnen de nachtopvang. Steeds meer jongeren melden zich bij de nachtopvang voor niet-verslaafden (IrisZorg en RIBW). Wij willen deze druk ervan af halen, door het circuit van de volwassen dakloze en de zwerfjongeren te scheiden en aparte nachtopvang, in eerst instantie 5 plaatsen, bij een andere afdeling van IrisZorg, Sancta Maria, te realise-
15
ren. Dit om beter toegespitste hulp en perspectief te kunnen bieden aan de jongeren. Tegelijkertijd verminderen we hiermee de druk op de nachtopvang bij IrisZorg. Wat de opvang van zwerfjongeren betreft, zijn willen wij de bestaande opvang voor zwerfjongeren uit breiden van 20 naar 24 plaatsen, waar jongeren kunnen worden opgevangen en hun problemen geïnventariseerd worden. Aanpalend hieraan willen wij voor de doorstroom een voorziening voor begeleid wonen voor jongeren realiseren met in eerste instantie 24 plaatsen. De jongeren worden hier verder begeleid in het leren zelfstandig wonen en volgen een opleiding. Zo kunnen zij teruggeleid worden naar een normaal bestaan. Een tweede punt betreft de doorstroom in de crisisopvang. De doorstroom willen wij bevorderen door binnen de crisisopvang meer te differentiëren. Hierbij denken wij in eerste instantie aan een gescheiden voorziening voor gezinnen. Een laatste knelpunt betreft, zoals gezegd in hoofdstuk 4, een onderbezetting in het Multi Functioneel Centrum. Ook is er een ‘vaste kern’ in deze voorziening voor kortdurende opvang ontstaan, die in een voorziening voor langdurend verblijf beter tot haar recht zou komen. Samen met IrisZorg hebben wij een toekomstplan voor het MFC opgesteld. Het nieuwe MFC kent drie onderdelen. In een gedeelte van het MFC worden de huidige dag- en nachtopvang voor verslaafden op een kleinschaliger niveau gehandhaafd, met 25 tot 30 plaatsen. In een ander gedeelte wordt ruimte gecreëerd voor maximaal 8 bewoners die zouden kunnen doorstromen naar een voorziening voor begeleid wonen, maar waarvoor de stap naar begeleid wonen nog te groot is. In deze ruimten kunnen zij basale woonvaardigheden opdoen. In een derde gedeelte wordt een aparte, afgesloten ruimte gecreëerd voor maximaal 8 zwaar verslaafde straatprostituees. Omdat de huidige omgeving tussen de mannelijke verslaafde cliënten voor hen niet veilig is, kunnen zij in een aparte ruimte tot rust komen en hebben zij meer kans om af te kicken en door te stromen naar een andere woonvorm. Het MFC is een voorziening die niet alleen gedragen wordt door gemeentelijke financiering maar voor een groot deel ook door AWBZ financiering. Op dit moment wordt door IrisZorg gewerkt aan een nadere financiële uitwerking van bovenstaand plan. Tabel 4: Opvangactiviteiten Wat? Nachtopvang voor jongeren Ontwikkelingen Sancta Maria Differentiëren aanbod crisisopvang Toekomstplan MFC
Voor wie? Zwerfjongeren, 5 plaatsen Zwerfjongeren, van 20 naar 24 plaatsen opvang Mensen die crisisopvang nodig hebben Verslaafde dak- en thuislozen, max. 8 plaatsen Verslaafde prostituees, max. 8 plaatsen
Wanneer? 2008 e.v.
Wie betrokken? Gemeente, IrisZorg
2010 e.v.
Gemeente, Zorgkantoor, IrisZorg, ROC Gemeente, instellingen, woningcorporaties Gemeente, IrisZorg, Zorgkantoor Gemeente, IrisZorg, Zorgkantoor
2009 e.v. 2008 e.v. 2008 e.v.
Herstel De opvang is bedoeld als tijdelijke voorziening. We zoeken naar het maximaal haalbare perspectief voor de mensen die in de opvang zitten met als einddoel zelfstandig wonen. Zoals gezegd hebben we te maken met een 'vaste kern' binnen de opvangvoorzieningen die niet kan doorstromen, omdat er geen passende woonvoorziening beschikbaar is. Ook bij de zwerfjongeren zien wij dat er onvoldoende aanbod is van een passende woonvoorziening. De komende periode willen wij zorgen voor meer differentie in het aanbod aan begeleide woonvoorzieningen en zorgen voor aanvullingen in de treden op de woonladder. Het exact benodigde aanbod is erg lastig in beeld te brengen. Vertrekpunt vormt voor ons daarom de behoefte die wij nu signaleren, op basis van de huidige populatie in de opvang of bekend bij de instellingen. We denken in eerste instantie aan vormen begeleid wonen/wonen met toezicht voor verslaafde daklozen. Dit kunnen zowel individuele als groepswoonvoorzieningen zijn, allen met intensieve begeleiding.Over het begeleid wonen voor zwerfjongeren hebben we reeds gehad bij de ontwikkeling Sancta Maria, bij het onderdeel opvang. We denken hierbij in eerste instantie aan 24 plaatsen. Vanuit het project dak- en thuisloze jongeren kwam naar voren dat er behoefte bestaat aan ongeveer 10 plaatsen begeleid wonen voor tienermoeders. Verder denken wij in het kader van het terugdringen van het aantal zwerfjongeren ook aan voorzieningen voor licht verstandelijk ge-
16
handicapte jongeren met een psychiatrische achtergrond, zoals deze nu bijvoorbeeld op de Groesbeekse Dwarsweg is gerealiseerd. Voor een groep ernstig overlastgevende en sociaal onaangepaste personen aan de ‘onderkant’ van de woonladder is eveneens geen passende voorziening. Voor hen willen wij zogenaamde ‘skaeve huse’ realiseren, wij gaan uit van 3 lokaties met 5 plaatsen elk. Dit zijn zelfstandige woonruimten met begeleiding en toezicht. We zoeken op dit moment naar geschikte locaties hiervoor en onderzoeken welke vorm van woonbegeleiding nodig is. Tenslotte willen we de aanpak (ex)veelplegers continueren. Wel willen we binnen de aanpak veelplegers, afhankelijk van de financiering door het Rijk, meer nazorg bieden aan jeugdige veelplegers en verder inzetten op de nazorg van ex-gedetineerden in het algemeen. Tabel 5: Herstelactiviteiten Wat? Differentiatie in voorzieningen begeleid wonen
'Skaeve Huse' Continueren aanpak veelplegers Uitbreiding aanpak veelplegers
Voor wie? Verslaafde daklozen Zwerfjongeren, 24 plaatsen begeleid wonen, werken en leren Tienermoeders, 10 plaatsen LVG jongeren met psychiatrische problematiek, 3 x 10 plaatsen Extreem overlastgevende groep verslaafden,2 x 18 plaatsen (domusachtige voorziening) Extreme overlastgevers/ zorgmijders 3 x 5 plaatsen Nazorgtrajecten, Ex-gedetineerden, jeugdige veelplegers
Wanneer? 2008 e.v. 2010 e.v.
Wie betrokken? Gemeenten, Instellingen, woningcorporaties, Zorgkantoor
2010 e.v. 2010 e.v. 2009 e.v.
2009 e.v.
Gemeenten, corporaties, Zorgkantoor
2009 e.v.
Gemeenten, instellingen, woningcorporaties Gemeenten en instellingen
2009 e.v.
De oplossingsrichting die wij hierboven geven, ligt voornamelijk in meer verschillende woonvoorzieningen. Zoals wij in hoofdstuk 5 al aangaven, groeit de weerstand tegen de realisatie van dit soort voorzieningen. Wij hebben oog voor de zorgen van omwonenden, maar tegelijkertijd vinden wij dat wij solidair moeten zijn met kwetsbare groepen en zij ook een plek moeten krijgen. Als uitgangspunt nemen wij het bestemmingsplan bij de realisatie van deze voorzieningen. Een ander uitgangspunt is de beperking van de overlast voor de omwonenden. Een laatste uitgangspunt is spreiding van woonvoorzieningen over de gehele regio. In de verdere concretisering van de plannen, zal het college aan alle drie de uitgangspunten vorm geven. Wij willen met de verschillende instellingen convenanten sluiten waarin wij bovengenoemde uitgangspunten vorm geven. 6.2. Samenhang en regie Samenwerking tussen de verschillende partners in de zorgketen is absoluut noodzakelijk om voorzieningen te realiseren, maar ook om uitval uit deze voorzieningen te voorkomen. Wij willen ook de ketens van zorg en van veiligheid beter op elkaar aan laten sluiten. Dit kan bijvoorbeeld in een zogenaamd Veiligheidshuis gerealiseerd worden. In dit Veiligheidshuis komen de ketens van zorg en justitie bijeen om probleemgevallen bespreken en een aanpak te formuleren. Om de persoonsgerichte aanpak goed vorm te kunnen geven hebben we ook een Centrale Voordeur voor Maatschappelijke Opvang en een Zorgmonitor nodig. Tenslotte zullen wij de samenwerking met de diverse financiers beter verankeren door het uitwerken van een concreet afsprakenkader en meerjarenplan.
17
Tabel 6: Samenhang en persoonsgerichte aanpak Wat? Centrale voordeur
Voor wie? Alle dak- en thuislozen
Wanneer? 2009 e.v.
Zorgmonitor
In eerste instantie de dak- en thuislozen, maar uitbreiding naar brede OGGZ doelgroep Dak- en thuislozen, overlastgevers
2008 e.v.
Versterking aansluiting keten zorg en veiligheid/justitie door samenwerking in een Veiligheidshuis Afspraken regisseurs MO vastleggen (Gemeente, Zorgkantoor, Provincie)
Doelgroep Stedelijk Kompas
Wie betrokken? Gemeenten, Meldpunt, Instellingen Gemeenten, Meldpunt en instellingen
2009 e.v.
Gemeenten, justitie, politie, zorginstellingen
2008 e.v.
Gemeente, Zorgkantoor, provincie
18
7.
Financiën
Het Stedelijk Kompas beoogt een impuls te geven aan het terugdringen van dak- en thuisloosheid en de hiermee gepaard gaande overlast. Wij hebben hiertoe verschillende activiteiten genoemd die wij willen ondernemen. Vanzelfsprekend heeft dit ook financiële consequenties. Het ministerie wil dat wij een begroting indienen op basis van de OGGZ bouwstenen. De OGGZ bouwstenen kennen echter geen eenduidige definitie. Verschillende activiteiten en voorzieningen zijn daarom op verschillende wijze in te delen. Daarnaast omvatten de OGGZ bouwstenen een aantal componenten op het terrein van de AWBZ. Op dit moment kunnen wij niet de vereiste gegevens krijgen om aan te geven hoeveel AWBZ middelen worden ingezet in de regio Nijmegen ten behoeve van de doelgroep van het Stedelijk Kompas. Vandaar dat wij hier volstaan met aangeven hoe veel middelen wij in onze begroting hebben opgenomen en een globale, percentuele verdeling van deze middelen over de OGGZ bouwstenen. 7.1. Middelen uit maatschappelijke opvang In de begroting 2008 is op het programma voor de maatschappelijke opvang in totaal een bedrag van € 10.396.189 opgenomen aan lasten. Dit is inclusief de vrouwenopvang. De vrouwenopvang behoort echter niet tot dit Stedelijk Kompas. Indien we de lasten voor de vrouwenopvang aftrekken van het totaal aan lasten voor het programma resteert een bedrag van meer dan € 9.500.000 dat wij uitgeven aan de maatschappelijke opvang. Daarnaast leveren ook de regiogemeenten bijdrages. Voor een klein deel zijn deze opgenomen in onze begroting, voor het overige deel betreft het bijdragen die zij in het kader van bijvoorbeeld de WCPV (bijdrage aan Meldpunt Bijzondere Zorg) en hun lokaal (preventie)beleid doen. Daarnaast leveren ook de woningcorporaties een bijdrage aan bijvoorbeeld de signalering en preventie en de financiële hulp. De AWBZ bijdrage hebben wij zoals gezegd niet in beeld kunnen brengen. Onderstaand een globaal beeld over hoe de middelen uit onze begroting voor wat betreft het onderdeel maatschappelijke opvang verdeeld zijn over de verschillende bouwstenen. Tabel 7: Aandeel huidige uitgaven (begroting 2008) per OGGZ bouwsteen Bouwsteen 1. Signalering en preventie 2. Integrale toegang 3. Maatschappelijke Opvang 4. Medische basiszorg
Aandeel 15% 15% 49% 0%
5. Curatieve GGZ/VZ 6. Beschermd wonen/langdurig verblijf
0% 2%
7. Begeleid (zelfstandig) wonen 8. Bemoeizorg GGZ/VZ 9. Financiële hulp 10. Dagbesteding 11. Sociaal netwerk 12. Veiligheid Totaal
6% 6% 2% 2% 0% 3% 100%
Middelen MO € 1.425.000 € 1.425.000 € 4.655.000 AWBZ/WCPV/ZVW gefinancierd AWBZ/ZVW gefinancierd € 190.000 (Wordt afgebouwd , AWBZ financiering) € 570.000 € 570.000 € 190.000 € 190.000 Onderdeel van trajecten € 285.000 € 9.500.000
* De AWBZ component is op dit moment niet aan te geven omdat het Zorgkantoor deze voorzieningen niet apart op deze wijze administreert.
De tabel geeft een inzicht in de omvang van voorzieningen zoals wij deze op dit moment kennen. Wij zien hierin terug dat het grootste deel van de middelen, bijna 50%, wordt besteed aan voorzieningen voor opvang. Daarnaast zien we dat een groot deel wordt geïnvesteerd in signalering en preventie en bemoeizorg (bouwstenen 1,2 en 8). De overheveling van de OGGZ middelen vanuit de AWBZ naar de WMO in 2007 heeft hieraan een belangrijke bijdrage geleverd. Willen wij het voorzieningenniveau zoals wij dit nu kennen handhaven, dan zullen we bovenstaande middelen ook voor de toekomst nodig hebben.
19
Om de ambities uit dit Stedelijk Kompas waar te kunnen maken, de gewenste extra inzet te kunnen plegen, zijn aanvullende middelen noodzakelijk. Het Ministerie gaat uit van een financiering van 1/3 deel gemeente en 2/3 deel Rijk (AWBZ). Daarnaast vraagt het Ministerie dat daar waar sprake is van overheveling van een voorzieningen met gemeentelijke financiering naar de AWBZ, wij deze middelen weer in willen zetten voor de maatschappelijke opvang. De AWBZ is volop in ontwikkeling. Dit heeft ook consequenties voor ons gemeentelijk beleid en daarmee de begroting voor de maatschappelijke opvang. Na de eerdere overheveling van de taken op het terrein van de openbare geestelijke gezondheidszorg in 2007 zal vanaf 2009 de functie ondersteunende begeleiding (voor een deel) worden overgeheveld naar de WMO. Het betreft activiteiten gericht op de bevordering van de zelfredzaamheid. Denk hierbij aan opstellen van een dag- en weekplanning, meegaan naar instanties, ondersteuning bij de administratie e.d. Deze overheveling heeft consequenties voor met name de doelgroep van dit Stedelijk Kompas. Op dit moment is nog niet exact duidelijk wat de omvang zal zijn voor de regio Nijmegen (in financiën die hiermee gemoeid zijn en in aantallen cliënten dat van deze AWBZ functie gebruik maakt). Een eerste schatting is dat het een bedrag van ongeveer 1,5 miljoen betreft (IrisZorg en Ribw). Samen met het Zorgkantoor en de betrokken instellingen zullen wij dit verder in beeld moeten brengen. De insteek is dat wij de middelen die wij vanuit deze overheveling in 2009 beschikbaar krijgen voor de doelgroep van dit Stedelijk Kompas, ook daadwerkelijk voor deze doelgroep en dus binnen het programma maatschappelijke opvang blijven inzetten. De inzet voor de ondersteunende begeleiding door de instellingen voor maatschappelijke opvang willen wij indien mogelijk integreren in de budgetcontracten vanaf 2009. Een meerjarenraming is zeer lastig te maken. Hiervoor zijn diverse redenen aan te voeren. Prognoses voor de huisvestingsvraag zijn moeilijk te maken, de effecten van preventie en de ketenzorg zijn nog lastig te voorspellen, er zijn kostenstijgingen in de loop van de jaren te verwachten, de instroom is niet of nauwelijk te voorspellen er is sprake van een financieringssystematiek die nog volop in beweging is, m.n. de AWBZ. Daarnaast hebben wij zoals eerder opgemerkt op dit moment geen (volledig) zicht op de verhouding AWBZ middelen / WMO middelen. We zullen daarom aannames moeten doen. Op basis van de inzet van de huidige middelen, het aantal daklozen dat wij nu bereiken, de activiteiten die wij in dit Kompas hebben benoemd en het aantal dak- en thuislozen dat wij willen bereiken hebben wij een globale raming gemaakt van de inzet van benodigde middelen voor de komende jaren. De groep dak- en thuislozen die wij nu op bereiken is 800 personen groot. Schatting is dat er ongeveer 1100 dak- en thuislozen zijn. Voor de zwerfjongeren geldt dat wij er ongeveer 90 bereiken, terwijl de schatting is dat het er ongeveer 150 zijn. Het verschil tussen het aantal bereikt dak- en thuislzoen en de totale doelgroep dak- en thuislzoen komt hiermee op 360. Dit staat gelijk aan 40% van het totaal dat wij nu met onze voorzieningen bereiken. Deze 40% hebben wij toegepast op het bedrag dat wij, vanuit het programma MO, op dit moment investeren in de doelgroep. Omdat niet iedereen direct bereikt kan en zal worden en niet alle voorzieningen die nodig zijn direct gerealiseerd worden hebben we de genoemde stijging van 40% verdeeld over de jaren 2008 tot en met 2014. Daarnaast verwachten wij, dat extra inzet noodzakelijk zal zijn op signalering/preventie en bemoeizorg om de groep daadwerkelijk toe te kunnen leiden. Wij hebben hiertoe 50% van het bedrag opgenomen onder signalering en preventie opgenomen (50% van 1,4 miljoen) in de meerjarenraming. Meerjarenraming benodigde middelen (exclusief AWBZ) (bedragen x 1.000) 2008 2009 2010 2011 Huidig beleid (incl. 3% index) 9.500 9.800 10.000 10.400 Nieuw beleid, ondersteu1.500 1.545 1.590 nende begeleiding (incl. 3%index) Nieuw beleid, Stedelijk 670 1.135 2.450 3.295 Kompas Totaal 10.170 12.435 13.995 15.290
2012
2013
2014
10.700 1.640
11.000 1.690
11.300 1.740
4.170
5.080
6.050
16.510
17.770
19.090
20
Het mag duidelijk zijn dat zonder het beschikbaar stellen van aanvullende middelen door het Rijk (AWBZ en doeluitkering MO/VZ) de ambities uit dit Stedelijk Kompas niet gerealiseerd kunnen worden. De komende periode zullen wij met de diverse partijen werken aan de uitwerking van dit Stedelijk Kompas, zowel inhoudelijk als financieel. Deze voorstellen zullen aan het College dan wel de Raad ter besluitvorming voor worden gelegd. Daar waar aanvullende gemeentelijke financiering noodzakelijk is zullen wij deze via de begrotingscyclus aanvragen.
21
Bijlage 1: OGGZ Bouwstenen
OGGZ Bouwstenen (uit: ‘Kwetsbaar in de Grote Stad’, G4, 2005) 1
Signalering en geïndiceerde preventie a Meldpunt/lokaal zorgnetwerk/signaleringsteam b Veldwerk c Laagdrempelige inloopvoorziening d Vroege interventie 2 Integrale toegang en screening a Inschatten zorgbehoefte en treffen van de noodzakelijke maatregelen b Integrale diagnostiek c Toeleiden naar opvang en (bemoei)zorg 3 Maatschappelijke opvang a Nachtopvang, passantenopvang, ziekenboegbedden, crisisbedden b 24-uurs opvang, meerzorgbedden c Ondersteunende begeleiding d Activerende begeleiding e. Verpleging en verzorging 4 Medische basiszorg a Huisarts b GGD (infectieziektebestrijding/vangnet/gezondheidsbevordering) 5 Curatieve GGz/Vz a Medisch psychiatrische diagnostiek b Acute psychiatrie c Behandeling (ambulant/klinisch) 6 Beschermd wonen/Langdurig verblijf a Beschermd wonen b Verblijf dubbele diagnose patiënten c Verblijf psychiatrie/verslavingszorg 7 Begeleid (zelfstandig) wonen a Aanbod woningen b Ambulante woonbegeleiding individueel c Groepswonen d Extra intensieve woonbegeleiding individueel 8 Integrale bemoeizorg GGz/Vz a Standaard bemoeizorg en trajectbewaking b Intensieve bemoeizorg (bijvoorbeeld conform ACT methode) 9 Financiële hulp a Stabiel inkomen/uitkering b Verantwoord omgaan met geld c Schuldhulpverlening (inkomensbeheer) 10 Dagbesteding a Werk b Opleiding/cursus c Re-integratietraject/vrijwilligerswerk/werkprojecten d Dagactiviteiten 11 Sociaal netwerk a Herstel relatie ouders, familie, buren en vrienden b Uitbreiden van het sociaal netwerk (buiten de doelgroep) c Opbouwen professioneel netwerk (huisarts/tandarts/etc.) 12 Veiligheid a Extra veilige plekken maatschappelijke opvang en GGz/Vz-verblijf b Signaleringsfunctie politie c Inrichting stelselmatige daders d Inbewaringstelling/rechterlijke machtiging
22
Bijlage 2: Aanbod voorzieningen
Doelgroep 1 Dreigend daklozen Verkommering & Verloedering Waaronder ook de zorgmijdende (chronisch) verslaafden waarbij dakloosheid dreigt
Voorzieningen Verslavingspreventie (o.a programma’s monitoring) Straathoekwerk verslavingszorg kwetsbare jongeren Vroegsignalering verslavingen Vroegtijdig signaleren problemen overlast Tiel en Nijmegen Vraaggestuurde hulp aan jongeren met meervoudige problemen
2 Feitelijk daklozen Waaronder ook de feitelijk dakloze chronisch verslaafden Waaronder ook de recent daklozen (crisissituaties)
Aanbieder Iriszorg/ Preventie en monitoring
Capaciteit preventie totaal: 2620 uur per jaar
Iriszorg/ Jongerenteam
2563 uur per jaar in centrum
Iriszorg/ Polikliniek
-
Woningbouwcorporaties en RIBW Woningbouwcorporaties en MEE Patch
n.v.t. In 2007 13 nieuwe basiscontacten en 22 nieuwe trajectcontacten, 4 basiscontacten lopend en 12 trajectcontacten lopend Onderdeel andere voorzieningen
Ambulante begeleiding verslaafden Trajecten tweede- kansbeleid Trajecten veelplegers
Iriszorg/ Polikliniek
Focusproject Tulaproject Opvang en begeleiding ex-gedetineerde jongeren
Iriszorg Iriszorg Stichting Moria
20 uur per project 40 trajecten
Meldpunt Bijzondere Zorg Nijmegen (werkt voor alle doelgroepen stedelijk kompas) Meldpunt Regio Rivierenland (werkt voor alle doelgroepen stedeijk kompas) Vangnetteam zorgmijdende daklozen (inclusief casemanagement) OGGZ Interventieteam Rivierenland
GGD Nijmegen
360 casussen
GGD Rivierenland
100 casussen
Iriszorg/ De Grift GGz Nijmegen
2673 uur per jaar
Ambulante hulp
Iriszorg, woningbouw- Ongeveer 20 trajecten per jaar corporaties Iriszorg / Meldpunt / Begeleid wonen (7-8 trajecten), anderen budgetbeheer (9 trajecten), opvang in woonvoorziening (1), casemanagement
GGD, IrisZorg, De Gelderse Roos, MEE, RIBW, Bureau Jeugdzorg, Patch, STMR GGZ/MEE/Iriszorg RIBW
RIBW < 5 trajecten, Iriszorg onderdeel andere voorz., GGZ behandelingscontacten psychiater
Crisisopvang
Iriszorg/ COBW
54 plaatsen
Dagopvang verslaafde daklozen Nachtopvang verslaafde daklozen
Iriszorg/ MFC
70 plaatsen
Iriszorg/ MFC
40 plaatsen
Alcoholopvang
Iriszorg/ MFC
10 plaatsen
Gebruiksruimten
Iriszorg/ MFC
-
Avondopvang verslaafde Iriszorg/ De Cirkel prostituees
1460 uur per jaar
23
Doelgroep
3 Residentieel daklozen Waaronder ook de chronisch verslaafden in de verschillende woonvormen en ‘herstelfase’
Voorzieningen Nachtopvang daklozen niet verslaafd Nachtopvang daklozen
Aanbieder Iriszorg/ De Hulsen
Capaciteit 10 plaatsen
Stichting Zelfbeheeractiviteiten Dak- en Thuislozen (NUNN)
35 plaatsen
Dagopvang daklozen niet verslaafd Kortdurende opvang Dagopvang Tiel (regio; Tiel) 24-uursopvang Tiel (in oprichting; regio; Tiel) 24-uursopvang psychosociaal kortdurend (regio; Nederasselt) crisisopvang; eerste opvang, kortdurend (regio; Afferden) Opdoen werkervaring Activiteiten daklozen
Iriszorg/ Het Kasteel
20 plaatsen
Iriszorg/ De Hulsen IrisZorg
61 plaatsen 20 plaatsen
RIBW
8 plaatsen (16 plaatsen, mits gereed)
Stichting Tweede Huis
30 personen
Het Nieuwe Huis
12 plaatsen
Stichting Dagloon Stichting Zelfbeheeractiviteiten Dak- en Thuislozen (NUNN) Dagopvang Tiel (IrisZorg) MFC Nijmegen (IrisZorg) Iriszorg/ De Grift
Onderdeel van andere voorzieningen
Iriszorg/ De Hulsen
5 plaatsen (de Berk)
Iriszorg/ De Hulsen
10 plaatsen (de Eik)
Iriszorg/ Pompekliniek GGZ
10 plaatsen (de Flet) 4 plaatsen
Iriszorg/ COBW Iriszorg/de Hulsen Iriszorg/ Het Kasteel
17 plaatsen 39 plaatsen 8 plaatsen
Ambulante begeleiding verslaafden Beschermd wonen niet verslaafden Beschermd wonen niet verslaafden Beschermd wonen Langdurig wonen ernstige overlastgevers Begeleid wonen Renvooi Langdurige zorg Beschermd wonen niet verslaafden Begeleid wonen
4 Zwerfjongeren
Stichting Zelfbeheeractiviteiten Dak- en Thuislozen (NUNN) Begeleid wonen senioren Stichting Zelfbeheeracti(Bloemenheuvel Weurt) viteiten Dak- en Thuislozen (NUNN) Begeleid wonen Macon- Iriszorg/ RIBW do Stichting Dagloon Opdoen werkervaring Werkplaats de Hulsen Straathoekwerk zwerfIriszorg/ De Grift jongeren Zorgtafel zwerfjongeren NIM/ R75 (inclusief outreachend GGz, Iriszorg/ De Grift, werken en casemanaIriszorg/Sancta Maria, gement) RIBW, MEE Ambulante begeleiding R75 jongeren zorgtafel Ambulante begeleiding Iriszorg/GGZ//MEE verslaving/ psychiatrisch/ beperking Woonzorg jongeren Iriszorg/ Sancta Maria Begeleid wonen zwerfRIBW/ Driestroom jongeren (jongens) Standvast Groesbeekse Dwarsweg Begeleid wonen Iriszorg/ COBW zwerfjongeren Rebound (individueel ook tiener-
12 plaatsen 10 plaatsen (8 RIBW, 2 Driestroom)
8 trajecten
1077 uur per jaar aanmeldingen 2007 11 lopende trajecten 2008 15
Onderdeel van 120 trajecten voor multiprobleemjongeren -
nu nog 20 plaatsen 13 plaatsen 8 plaatsen max.3 tienermoeders 5 andere plaatsen
24
Doelgroep
Voorzieningen moeders) Begeleid wonen zwerfjongeren (groepswoningen)
Aanbieder
Capaciteit
Iriszorg/ COBW
12 plaatsen (gemeentelijk)
25
Doelgroepen Stedelijk Kompas Inventarisatie regio Nijmegen en Rivierenland
Onderzoek en Statistiek: Kenniscentrum Gemeente Nijmegen maart 2008
Inhoudsopgave 1
Totaalbeeld regio Nijmegen en Rivierenland
3
2
Inleiding
5
2.1 Achtergrond en vraagstelling 2.2 Afbakening doelgroep 2.3 Onderzoeksaanpak
5 5 6
3
Doelgroepen Stedelijk Kompas in Nijmegen en Rivierenland
8
3.1 3.2 3.3 3.4
Dak- en thuislozen Zwerfjongeren Verslaafden Zelfstandig wonende verkommerden en/of verloederden
8 9 9 9
Bijlage 1
11
Doelgroepen Stedelijk Kompas Totaalbeeld regio Nijmegen en Rivierenland
1
Totaalbeeld regio Nijmegen en Rivierenland Het beeld dat de opvangorganisaties schetsen van de doelgroepen van het Stedelijk Kompas is nogal gevarieerd. Over de leefsituatie van de groepen is men over het geheel genomen niet zo positief. Daarentegen maakt men ook kenbaar dat er bij enkele personen goede resultaten zijn bereikt. De verschillende groepen hebben vaak een meervoudige problematiek. Het eenduidig typeren van een bepaalde groep is bijna niet mogelijk. Bij dak-en thuislozen gaat het bijvoorbeeld niet alleen om de woonsituatie maar kan het tegelijk ook gaan om een drank- of drugsprobleem, een financieel probleem, psycho-sociale problemen, psychiatrische verschijnselen, verwaarlozing, etc. Binnen de afzonderlijke groepen zijn er bovendien verschillen wat de ernst van de situatie betreft en kan als gevolg hiervan de zorgduur van de cliënt sterk variëren. Er is een kern die langdurig en waarschijnlijk voor de rest van zijn leven zorg en begeleiding nodig heeft. Daarnaast is er een grotere groep die jaarlijks de “leeggekomen plaatsen” opvult, maar door adequate begeleiding (diagnose, zorgprogramma’s, verwijzingen, aanbieden van structuur, materiële ondersteuning) op termijn weer op het goede spoor gezet wordt. In Nijmegen en Rivierenland zijn er ruim 800 dak- en thuislozen die hulp krijgen en naar schatting ongeveer 1100 die potentieel tot deze doelgroep behoren 1 . Van de ruim 800 daklozen die hulp krijgen zijn er volgens de organisaties ongeveer 150 tot 200 feitelijk dakloos en zijn de overigen residentieel dakloos. Van de groep van 800 daklozen is volgens de opvangorganisaties naar schatting 40% verslaafd, heeft 40% een dubbele diagnose en heeft 20% een psychiatrische stoornis. Het aantal zwerfjongeren tussen 18-25 jaar dat min of meer bekend is bij de opvangorganisaties is ongeveer 90, maar wellicht bedraagt het werkelijke aantal naar schatting ruim 150. De groep verslaafden die hulp krijgt vanwege een problematische situatie bedraagt bijna 200. In werkelijkheid gaat het volgens schattingen om ongeveer 300 personen Nijmegen en Rivierenland. De groep verkommerden en verloederden die bekend is bij de opvangorganisaties bestaat uit bijna 400 personen. Het gaat hier om personen die weliswaar zelfstandig wonen, maar vanwege verschillende problemen in een situatie van dak- of thuisloosheid dreigen te geraken. Uitgaande van de landelijke norm van 0,7% van de bevolking in het zorggebied bedraagt het aantal personen dat waarschijnlijk in werkelijkheid tot deze groep gerekend kan worden in de regio Nijmegen / Rivierenland ruim 3.500. 1
De bepaling van de omvang van de verschillende doelgroepen van het Stedelijk Kompas is gedaan op basis van gegevens bij opvangorganisaties over eigen cliënten. Indien deze informatie niet voorhanden was, is gevraagd een inschatting te maken van de omvang hiervan. Tevens is geïnformeerd naar de mate van eventuele overlap van cliënten met andere organisaties. Op basis hiervan is een berekening gemaakt van eigen cliënten bij de verschillende organisaties die naderhand per doelgroep zijn opgeteld. De schatting van de werkelijke of potentiële omvang van de doelgroep is gedaan op basis een een schattingspercentage over het bereik per doelgroep. De informatie bij de organisaties is verstrekt door medewerkers met veel ervaringskennis over de doelgroepen van het Stedelijk Kompas. De schatting van de groep verkommerden en verloederden is gedaan op basis van een landelijke norm (0,7% van de bevolking in het zorggebied).
3
Doelgroepen Stedelijk Kompas Inventarisatie regio Nijmegen en Rivierenland
Het zorgnetwerk is zowel in Nijmegen als Rivierenland de laatste jaren steeds beter op elkaar afgestemd, en de indruk bestaat dat hierdoor betere resultaten worden bereikt met betrekking tot de hulpverlening aan cliënten. Iedere partner in het samenwerkingsverband neemt zijn eigen verantwoordelijkheid serieus, waardoor het net rondom een cliënt beter gesloten is. Hierdoor ontstaan voor de cliënt minder “ontsnappingsmogelijkheden” en kan effectiever gewerkt worden aan de oplossing van problemen. Betrokkenen in het zorgnetwerk maken kenbaar dat zij steeds meer de vruchten plukken van de goede samenwerking. Op dit moment is men bezig met het opzetten van een centrale registratie van cliënten in de maatschappelijke opvang. Deze centrale registratie brengt niet alleen de omvang van de doelgroepen van het Stedelijk Kompas beter in beeld, maar draagt ook bij aan beter inzicht in de verschillende problemen van deze groepen, waardoor de hulpverlening effectiever kan plaatsvinden.
4
Doelgroepen Stedelijk Kompas Inleiding
2
Inleiding
2.1
Achtergrond en vraagstelling Achtergrond Het rijk wil samen met de G4 en 39 centrumgemeenten de aanpak voor dak- en thuislozen intensiveren. Hiervoor is door het rijk in samenwerking met de G4 het Stappenplan Stedelijk Kompas opgesteld. Het plan richt zich op een betere opvang en zorg voor daklozen. De 43 regio’s krijgen middelen van het rijk om te werken aan het Stedelijk Kompas. Voorafgaande hieraan zal de zorgbehoefte van de doelgroep aangetoond moeten worden. Hierbij gaat het niet alleen om aantallen binnen de doelgroep daklozen, maar ook om het meten van de zorg- en woonbehoefte van cliënten. Voordat met het Stedelijk Kompas wordt gestart, wil de gemeente Nijmegen als centrumgemeente zicht hebben op de omvang en aard van de problematiek in de regio. DIW (afd. Beleid & Realisatie) heeft de afdeling Onderzoek en Statistiek gevraagd om begin 2008 een inventariserend onderzoek hiernaar te doen. Doel van het onderzoek is om via inventarisatie van omvang en aard van de problematiek informatie te leveren voor de bepaling van de doorlooptijd van het Stedelijk Kompas. Vraagstelling Het onderzoek moet een schatting opleveren van de omvang van de doelgroep van het Stedelijk Kompas in de regio Nijmegen/Rivierenland waarbij ook een inschatting gemaakt moet worden van de zorg- en woonbehoefte (aard problematiek). Gezien deze opdracht zijn de volgende vraagstellingen voor het onderzoek geformuleerd: • • • •
2.2
Wat is naar schatting de omvang van de doelgroep van het Stedelijk Kompas in de regio Nijmegen/Rivierenland? In welke mate veroorzaakt deze doelgroep overlast? Hoe kan de zorg- en woonbehoefte van de doelgroep van het Stedelijk Kompas worden getypeerd? Welke ontwikkelingen kunnen verwacht worden ten aanzien van de doelgroep van het Stedelijk kompas?
Afbakening doelgroep We sluiten zoveel mogelijk aan bij de landelijke definitie van de doelgroep voor het Stedelijk Kompas: • Dak- en thuislozen (feitelijk en residentieel daklozen) • Zwerfjongeren (18-25 jaar) • Verslaafden die zorg of begeleiding krijgen • Personen die zelfstandig wonen, maar vanwege een ernstige multiprobleemsituatie in een situatie van dakloosheid dreigen te geraken. De doelgroep van de vrouwenopvang en Aanpak Huiselijk Geweld wordt niet tot de doelgroep van het onderzoek gerekend.
5
Doelgroepen Stedelijk Kompas Inventarisatie regio Nijmegen en Rivierenland
Nijmegen is in het kader van de maatschappelijke opvang als centrumgemeente verantwoordelijk voor een groot gebied. Globaal kunnen de regio Nijmegen (aangevuld met Gennep) en de regio Rivierenland (met uitzondering van Maasdriel en Zaltbommel) tot het verzorgingsgebied van centrumgemeente Nijmegen gerekend worden . Het betreft een gebied met ongeveer 500.000 inwoners. Om een goed beeld te krijgen dient dan ook regio Rivierenland meegenomen te worden bij de inventarisatie van de doelgroep.
2.3
Onderzoeksaanpak Verzameling gegevens De gegevens van de doelgroep van het Stedelijk Kompas zijn zowel per email als per telefoon opgevraagd bij diverse organisaties voor maatschappelijke opvang in Nijmegen/Rivierenland. Vooraf zijn ze via een brief gevraagd zo veel mogelijk mee te werken aan de inventarisatie. In deze brief is ook aangegeven dat het in hun eigen belang is dat er een zo goed mogelijk beeld komt van de doelgroep van het Stedelijk Kompas. Voor het onderzoek zijn de volgende organisaties aangeschreven: • • • • • • • • •
IrisZorg Nijmegen (hieronder vallen o.a. MFC, De Hulsen, Het Kasteel en SAM) Meldpunt Bijzondere Zorg GGD regio Nijmegen RIBW (o.a. NUNN) Stichting Dagloon R’75 (onderdeel van de NIM voor de groep 18-25 jaar) Stichting Het Kruispunt IrisZorg Rivierenkand RIBW Rivierenland Meldpunt Bijzondere Zorg van de GGD Rivierenland.
Vanwege privacy-overwegingen wilden de organisties geen persoonlijke gegevens verstrekken. Een aantal organisaties houdt bovendien geen registratie bij. Daarnaast waren enkele organisaties niet in staat de gewenste informatie te geven. Bij deze organisaties is volstaan met indrukken die zij hebben van hun doelgroep. Schatting doelgroepen Omdat de organisaties geen persoonlijke gegevens wilden verstrekken over hun cliënten, is hen gevraagd het aantal cliënten op te geven met een bepaalde problematiek dat bij hen hulp of begeleiding krijgt (bemoeizorg). Indien zij hierover geen gegevens bijhouden is gevraagd een schatting te geven van hun doelgroep(en). Hierbij is tevens gevraagd een schatting te geven van de eventuele overlap van cliënten (in %) met andere organisaties. Dit is gedaan om dubbeltellingen zo veel mogelijk uit te sluiten (het komt namelijk voor dat cliënten zich bij meer dan een organisatie melden). Op basis van deze overlap is een berekening gemaakt van eigen cliënten van de afzonderlijke organisaties en zijn deze later per doelgroep opgeteld. Naast degenen die hulp of begeleiding krijgen zijn er nog personen die tot de doelgroep behoren, maar geen zorg of hulp krijgen (zorgmijders). De schatting van de werkelijke omvang van de doelgroepen van het Stedelijk Kompas is gedaan op basis van een schattingspercentage van de organisaties over het bereik van hun doelgroep(en). Deze
6
Doelgroepen Stedelijk Kompas Inleiding
informatie is gegeven door medewerkers bij de organisaties met veel of de meeste ervaringskennis over de doelgroepen. Vanwege allerlei oorzaken zijn de gegevens dus niet optimaal om een zeer betrouwbare schatting te maken van de verschillende doelgroepen. Toch is op basis van inschattingen van ervaringsdeskundigen bij de organisaties een redelijk goede indruk verkregen van deze doelgroepen. Indrukken problematiek via mailronde Aan de organisaties voor maatschappelijke opvang zijn per email enkele vragen gesteld om een indruk te krijgen van de problematiek van hun cliënten. De bedoeling hiervan is geweest een beeld te krijgen van de zorg- en woonbehoeften van de doelgroepen, de eventuele overlast die zij veroorzaken en de ontwikkelingen die ten aanzien van deze groepen verwacht worden. Cliënten in de maatschappelijke opvang hebben vaak een meervoudige problematiek waardoor zij soms moeilijk zijn onder te brengen in een van de doelgroepen van het Stedelijk Kompas.
7
Doelgroepen Stedelijk Kompas Inventarisatie regio Nijmegen en Rivierenland
3
Doelgroepen Stedelijk Kompas in Nijmegen en Rivierenland In dit hoofdstuk wordt per doelgroep van het Stedelijk Kompas eerst een schatting gegeven van het aantal personen dat hulp of begeleiding krijgt. Naast het bereik wordt ook een schatting gegeven van het aantal personen dat eigenlijk tot de doelgroep van het Stedelijk Kompas behoort, maar geen beroep doet op hulp of begeleiding (zorgmijders). Per doelgroep wordt ook een korte beschrijving gegeven van de problematiek, de eventuele overlast die de groep veroorzaakt en de verwachte ontwikkeling ten aanzien van de zorg (tijdelijke, langdurige of lifetime zorg). De doelgroepen van het Stedelijk Kompas hebben vaak een gecombineerde problematiek. Hierdoor zijn ze niet altijd duidelijk van elkaar te onderscheiden. De informatie over de doelgroepen uit Nijmegen en Rivierenland is samengevoegd.
3.1
Dak- en thuislozen In regio Nijmegen / Rivierenland krijgen ruim 800 dak- en thuislozen hulp van een organisatie voor maatschappellijke opvang. Het werkelijke aantal dak-en thuislozen in de regio Nijmegen / Rivierenland wordt geschat op ongeveer 1100. Van de ruim 800 dak- en thuislozen zijn ongeveer 150 tot 200 feitelijk dakloos en zijn de overigen residentieel dakloos. Veel dak- en thuislozen hebben een meervoudige problematiek. Ze zijn niet alleen dakof thuisloos, maar hebben vaak ook een drugs-, alcohol-, schuld-, psychiatrisch of psycho-sociaal probleem. Verwaarlozing (stank, ongedierte) komt ook veel voor. Van de dak- en thuislozen die hulp krijgen (ruim 800) is naar schatting 40% verslaafd, heeft 40% een dubbele diagnose en heeft 20% een psychiatrische stoornis. De overlast die door dak- en thuislozen wordt veroorzaakt is volgens de opvangorganisaties vrij divers. Sommige dak- en thuislozen veroorzaken weinig of geen overlast. Indien zij overlast veroorzaken betreft het overlast in de openbare ruimte en crimineel gedrag. Bij overlast in de openbare ruimte moet gedacht worden aan openbaar drankmisbruik, onaangepast gedrag op straat of bedelen. Bij crimineel gedrag gaat het bijvoorbeeld om dealen, het plegen van kleine misdrijven (auto- of woninginbraak) of het regelmatig plegen hiervan (veelplegers). In de directe omgeving van de opvangvoorziening komt de overlast volgens de organisaties minder voor dan daarbuiten. Enkele organisaties voor maatschappelijke opvang hebben de indruk dat de overlast over het algemeen afneemt sinds er meer wordt samengewerkt tussen verschillende organisaties (bijvoorbeeld het Vangnetteam van MBZ, IrisZorg en GGZ). Maar volgens deze organisaties is dat meer een gevoelskwestie dan dat zij dit baseren op feitelijke cijfers of metingen. Een deel van de dak- en thuislozen wordt tijdelijk geholpen en vindt later op eigen kracht of via anderen zijn weg in de maatschappij. Maar een fors deel (gesproken wordt van circa 60%) zal volgens de inschatting van organisaties voor maatschappelijke opvang langdurige of lifetime-zorg nodig hebben.
8
Doelgroepen Stedelijk Kompas Doelgroepen Stedelijk Kompas in Nijmegen en Rivierenland
3.2
Zwerfjongeren De groep zwerfjongeren tussen 18-25 jaar die hulp of begeleiding krijgt bij een voorziening voor maatschappelijke opvang in Nijmegen en Rivierenland bestaat uit ongeveer 90 jongeren. Naar schatting bedraagt het werkelijke aantal zwerfjongeren in de regio Nijmegen / Rivierenland tussen 18-25 jaar in dit gebied ruim 150. De problemen van zwerfjongeren zijn evenals die van dak- en thuislozen volgens de organisaties vaak meervoudig van aard. Het gaat niet alleen om situaties van thuisloosheid of om jongeren met een licht verstandelijke handicap, maar ook om jongeren met psychiatrische, schuld- of verslavingsproblemen. Veel zwerfjongeren zijn in aanraking geweest met de politie vanwege hun gedrag en de overlast die zij veroorzaakt hebben. Maar opvangorganisaties zijn over het algemeen van mening dat zwerfjongeren onder adequate begeleiding op de goede weg geholpen kunnen worden. Volgens de opvangorganisaties zal maar een beperkt aantal zwerfjongeren lifetime-zorg nodig hebben. Indien zij hun verslavingsprobleem overwinnen zal de overgrote meerderheid zich op den duur zelf kunnen redden.
3.3
Verslaafden Het aantal verslaafden dat hulp of begeleiding krijgt van een van de organisaties voor maatschappelijke opvang in Nijmegen en Rivierenland bedraagt bijna 200. De totale groep verslaafden die in een problematische situatie verkeert in de regio Nijmegen / Rivierenland wordt geschat op ongeveer 300 personen. Verslaafden (alcohol- of drugsverslaafden) hebben meestal een financieel probleem. Maar ook hebben ze volgens de organisaties voor maatschappelijke opvang psychosociale of psychiatrische problemen. Verder komen eenzaamheid en zwakbegaafdheid ook voor onder deze groep. Door het middelengebruik komt lichamelijke of geestelijke aftakeling onder deze groep veelvuldig voor. Veel verslaafden die hulp krijgen zijn met de politie in aanraking gekomen vanwege hun gedrag (grote aantallen kleine misdrijven, geweldsproblemen, overlast). Vaak vindt de overlast niet plaats in de directe omgeving van de hulporganisaties, maar op locaties die verder weg liggen. De mening over de zorgduur van verslaafden varieert sterk van organisatie tot organisatie. Afhankelijk van de ernst van de situatie kan de zorg zeer langdurig of lifetime zijn. Bijna iedere organisatie is van mening dat er een kern is onder de groep verslaafden die blijvende zorg nodig heeft. Deze varieert in Nijmegen en Rivierenland van 50 tot 70 personen.
3.4
Zelfstandig wonende verkommerden en/of verloederden Het aantal personen dat zelfstandig woont, maar vanwege verschillende problemen een beroep doet op opvangorganisaties voor hulp én in een situatie van dakloosheid dreigen te geraken bedraagt in regio Nijmegen / Rivierenland bijna 400. Uitgaande van de landelijke norm van 0,7% van de bevolking in het zorggebied zijn er waarschijnlijk ruim 3.500 personen tot deze groep van verkommerden en verloederden behoren (in bijlage 1 is de bevolking van de regio Nijmegen / Rivierenland per januari 2008 te zien).
9
Doelgroepen Stedelijk Kompas Inventarisatie regio Nijmegen en Rivierenland
Bij velen in deze groep gaat het om gebrek aan zingeving of daginvulling, eenzaamheid en financiële problemen. In toenemende mate gaat het hier om gezinnen (bijv. woninguitzetting, problematische uitkeringssituaties). In nogal wat situaties betreft het mensen die slechte contacten hebben met de offiële hulpverlening of voor wie geen reguliere opvang bestaat en de zorg mijden. Soms gaat het ook om personen zonder maatschappelijke identiteit. Bijvoorbeeld geen paspoort hebben, geen (post)adres hebben of taalproblemen ondervinden. In tegenstelling tot de andere doelgroepen van het Stedelijk Kompas is er bij de groep verkommerden en verloederden in principe geen sprake van overlast. Vanwege sociale of financiële problemen wordt het voor deze groep steeds moeilijker om zelfstandig deel te nemen aan de maatschappij. Door de materiële teloorgang, de geestelijke aftakeling en het sombere maatschappelijke perspectief dreigt een deel van hen in een situatie van dakloosheid terecht te komen zonder dat men (vooralsnog) vervalt in crimineel gedrag. De problematiek van de groep verkommerden en verloederderden is zeer gevarieerd en complex. Maar duidelijk is wel dat het ook hier vaak gaat om problemen op meer dan een leefgebied die in ernst kunnen variëren. Sommigen hebben meer behoefte aan materiële ondesteuning, anderen meer aan geestelijke ondersteuning. Volgens de opvangorganisaties kan een groot deel van deze groep door adequate begeleiding geholpen worden om zelfstandig weer zijn weg te vinden. Maar nu al bestaat er volgens opvangorganisaties een groep (naar verhouding niet zo groot) die zich in een neerwaartse spiraal bevindt en weinig zelfredzaam is. Voor deze laatste groep kan langdurige of blijvende hulp nodig zijn.
10
Doelgroepen Stedelijk Kompas Doelgroepen Stedelijk Kompas in Nijmegen en Rivierenland
Bijlage 1:
Bevolking regio Nijmegen / Rivierenland januari 2008
Gemeente Beuningen Buren Culemborg Druten Geldermalsen Gennep Groesbeek Heumen Lingewaal Millingen aan de Rijn Mook en Middelaar Neder-Betuwe Neerijnen Nijmegen Tiel Ubbergen West Maas en Waal Wijchen
Periode 2008 januari 2008 januari 2008 januari 2008 januari 2008 januari 2008 januari 2008 januari 2008 januari 2008 januari 2008 januari 2008 januari 2008 januari 2008 januari 2008 januari 2008 januari 2008 januari 2008 januari 2008 januari
Bevolking 25334 25717 27293 18075 26290 16882 18985 16644 10919 5880 8087 22431 11846 161286 41153 9328 18325 39702
Totaal
2008 januari
504177
Bron:
CBS januari 2008; Gemeente Nijmegen, Stadsgetallen 2008
11
Huisvesting kwetsbare groepen Nijmegen Over woonladder en 'skaeve huse'
Onderzoek en Statistiek december 2007
Inhoudsopgave 1
Inleiding
3
2
Resultaten interviews huisvesting kwetsbare groepen
4
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Achtergrond IrisZorg, GGz, RIBW, WBB en de Woonladder Ervaringen doorstroming woonladder Gaten in het aanbod voor kwetsbare groepen Behoefte ‘skaeve huse’
4 5 5 7 8
3
‘Skaeve huse’, de onderste trede van de woningmarkt
3.1 SEV-experiment 3.2 Ervaringen elders 3.3 Initiatief ‘Anders Wonen’ in Arnhem
10 10 10 13
Huisvesting kwetsbare groepen
1
Inleiding Dit rapport is bedoeld als bouwsteen voor nadere besprekingen over de huisvesting van kwetsbare groepen in Nijmegen. Het bestaat uit 2 onderdelen: A. Resultaten interviews De hoofdlijnen uit interviews met kernpartners IrisZorg, GGz, RIBW en WBB zijn aangegeven. Hierin kwamen aan de orde: - Ervaringen met- en visie op de doorstroming van (ex-)psychiatrische patiënten, verslaafden, ex-delinquenten, dak- en thuislozen, overlastgevers en zorgmijders op de zogenaamde woonladder. - Gaten in het aanbod voor kwetsbare doelgroepen in de regio Nijmegen - Inschatting behoeften ‘Skaeve huse’ in regio Nijmegen: omvang, ruimtelijke spreiding, combineren van deelgroepen, eindstation? B. Verkenning ‘skaeve huse’ O&S heeft een mogelijke invulling van de onderste trede van de woningmarkt enigszins verkend, waarbij een experiment van de SEV onder de noemer “skeave Huse” nader is bekenen, en waarbij ervaringen in afzonderlijke Nederlandse gemeenten in beeld zijn gebracht. Ook is een relevant Arnhems initiatief kort beschreven.
3
Huisvesting kwetsbare groepen
2
Resultaten interviews huisvesting kwetsbare groepen
2.1
Achtergrond De gemeente Nijmegen houdt zich beleidmatig bezig met maatschappelijke opvang en het (laten) aanbieden van de fysieke woonvormen voor kwetsbare personen 1 . De gemeente-afdeling Onderzoek & Statistiek bracht eind 2007 Nijmeegse ervaringen met en visie op de doorstroming van deze groep op de zogenaamde woonladder in beeld. Ook werd ingegaan op gaten in het woon-aanbod voor kwetsbare doelgroepen in de regio Nijmegen, en werd een inschatting gemaakt van de behoefte aan ‘skaeve huse’. Met name beleidsmakers hadden behoefte aan meer inzicht en regie. De focus lag daarbij meer op ontbrekende woonvormen dan op kwantitatieve studies naar omvang en behoefte. Dit hoofdstuk geeft de hoofdlijnen uit interviews met kernpartners IrisZorg (Martin Kraan), GGz (Cheraar Baars), RIBW (Clementien te Brake) en WBB (Jacques Steegemans). Daarmee is naar verwachting een groot deel van het aanbod van woonruimte voor kwetsbare personen in en om Nijmegen gedekt. Gespreksthema’s: de zogenaamde woonladder, vanuit het perspectief van de 4 instellingen; ervaringen met de doorstroming van kwetsbare personen qua wonen; gaten in het woonaanbod voor de genoemde groepen; behoefte ‘Skaeve Hüse’ in Nijmegen; De woonladder is een theoretisch concept om de woningmarkt te beschrijven v.w.b. het niet zelfstandig wonen. Het aanbod aan verschillende woonvormen wordt ingedeeld in treden, waarbij er wordt ingezet op “stijgen op de ladder”richting zelfstandig wonen.
Figuur 1: De woonladder 1
mensen die niet zelfstandig kunnen wonen, m.n. (ex-)psychiatrische patiënten, verslaafden, ex-delinquenten (waaronder veelplegers), dak- en thuislozen, overlastgevers en zorgmijders. Groepen als asielzoekers en generaal-pardonners, waar wettelijke verplichten voor gelden, zijn niet in dit onderzoek betrokken.
4
Huisvesting kwetsbare groepen
De geïnterviewden hebben vanuit de praktijk zicht op wat er qua huisvesting gebeurt met kwetsbare personen in Nijmegen, op waar de doorstroom eventueel stokt en aan welke woonvormen er mogelijk behoefte is. Speciale aandacht is er daarbij voor de onderste trede van de woonladder , namelijk de zogenaamde ‘skaeve hüse’. Daarop wordt in hoofdstuk 2 nader ingegaan.
2.2
IrisZorg, GGz, RIBW, WBB en de Woonladder Duidelijk is geworden dat de woonladder door de 4 instellingen grotendeels wordt aangeboden in Nijmegen, met uitzondering van de tredes ‘terreinbewoning’ in wooncontainers en ‘kamers met kansen’. Wel is er met “SAM” in Nijmegen (een minimaal) aanbod in de geest van deze laatste trede, en zijn er andere initiatieven bekend voor jongeren, o.a. vanuit de YMCA (Kinderdorp NBOost). Figuur 2: IrisZorg, GGz, RIBW, WBB en de Woonladder in Nijmegen Trede woonladder
Wonen (definitie)
Hulp (definitie)
Zelfstandig wonen Kamers met kansen
Begeleid wonen
2.3
Huurcontract met termijnstelling voor leerwerktraject
Ambulante begeleiding + toeleiding naar diploma of baan
Huurcontract met voorwaarde van woonbegeleiding
Ambulante woonbegeleiding gericht op aanleren van zelfstandig wonen
Wonen met toezicht
Kamerhuur met pensionovereenkomst, dus via hulpinstelling
24-uurs toezicht en begeleiding bij dagelijks leven
Terreinbewoning
Containerwoningen of ‘Skaeve Hüse’ buiten woonwijken
Terreinbeheer gericht op voorkomen van overlast en onveilige situaties
Aanbod 4 instellingen Nijmegen Dagbesteding-nazorg (Iriszorg, RIBW) Niet exact aangeboden. Raakvlakken: *SAM (jongeren: wonen, werken, leren) *ambulante begeleiding (GGz, RIBW, IrisZorg) *leerwerktrajecten GGz/ROC 30-50 WBB-plaatsingen p/j, ‘begeleide herkans’ Zelfstandig begeleid wonen (GGz, RIBW, IrisZorg) Diverse beschermende woonvormen met variërende zorg/toezicht (GGz, RIBW, IrisZorg) Niet aangeboden. Raakvlakken: *nacht/dagopvang IrisZorg
Ervaringen doorstroming woonladder De ervaring van de geïnterviewden is dat slechts voor specifieke groepen doorstroming op de woonladder realistisch is. Daarbij gaat het bij alle instanties om personen waarbij de achterliggende probleemsituatie duurzaam is verbeterd. Bij GGz gaat het bijvoorbeeld om afkickers of gecontroleerde gebruikers waarvan het psychiatrisch toestandsbeeld is gestabiliseerd. Bij de toewijzing van WBB-woningen gaat het om cliënten waarvan de behandelende instelling vindt dat ze toe zijn aan
5
Huisvesting kwetsbare groepen
zelfstandig wonen onder begeleiding. RIBW biedt als het ware een eindsituatie aan middels beschermd of begeleid wonen, waarbij er van wordt uitgegaan dat de cliënt niet meer verhuist. Doorstroming komt hier het meest voor bij jongeren (woonontwikkeling). RIBW-cliënten gedragen zich ook vaak als reguliere woonconsumenten: zij ambiëren binnen het RIBW-aanbod vaak andere woonruimte. Andersom geredeneerd zijn er binnen de instellingen ook personen waarvan het vast staat dat zij niet hogerop komen. Dat zijn bijvoorbeeld mensen met ernstige psychiatrische problemen, zwakbegaafden en personen met meervoudige problematieken. Opvallend is dat er ook sprake is van een bovenregionale instroom naar onze stad. Bijvoorbeeld IrisZorg (Arcuris) krijgt 25% van de aanmeldingen van buiten de regio. Tegelijkertijd vertrekken er ook cliënten uit onze regio. Van de straat (laagste treden woonladder) Door de inzet van het vangnetteam dak en thuislozen (Iriszorg en GGz i.s.m. MFC) is volgens de instellingen de afgelopen vijf jaar is het straatbeeld qua zwerfers aanzienlijk verbeterd: meer van hen vonden de weg naar opvang en zorg. Een gezamenlijk succes. Naar inschatting van IrisZorg leven in Nijmegen op dit moment circa 10 tot 15 personen echt op straat. De groep is gekend, zij verkeren als het ware onder het MFCniveau. Een belangrijke rol spelen volgens de geïnterviewden de nacht- en dagopvang van IrisZorg. Ook is er via het Meldpunt Bijzondere Zorg veel instroom naar de instellingen, hiermee is ook een voorrangsbeleid afgesproken. Tussenliggende treden woonladder Er is sprake van enige doorstroming naar bovenliggende treden. Het beeld komt daarbij naar voren van een relatief beperkte doorstroom tussen de instellingen. Er is vooral sprake van interne doorstroming, dat wil zeggen verhuizingen binnen de instellingen zelf. Dit meestal vanwege verbeteringen in de persoonlijke situatie van de cliënt. Een duidelijke stroom is er van de GGz naar RIBW. De RIBW biedt voor de doelgroep met psychiatrische en/of psychosociale problemen in feite een eindsituatie halverwege de woonladder. Bij doorstroming van IrisZorg naar de RIBW gaat het vooral om psychiatrische patiënten met verslaving. Aandachtspunt daarbij is dat functioneren in een groep voor deze mensen moeilijk is. Naar zelfstandig wonen (bovenste treden woonladder) In Nijmegen is het WBB-traject volgens de instellingen een succesvol instrument voor de laatste stap naar zelfstandig wonen. Het gaat om zo’n 30 tot 50 plaatsingen van kwetsbare personen per jaar (exclusief asiel, AMA’s etc). Succesfactoren zijn: de relatief simpele opzet van bijzondere bemiddeling gestelde voorwaarden qua (woon)begeleiding, overdracht van huurcontract pas na een jaar en nazorg door de betrokken instelling de ontstane vertrouwensrelatie tussen instellingen, corporaties en WBB. Over de WBB-capaciteit bestaan verschillende percepties, waarbij de geïnterviewden vanuit de instellingen aangeven tegen grenzen aan te lopen van 10 plaatsingen per jaar per instelling. Het WBB meldt zelf geen belemmeringen qua instroom. GGz maakt alleen op indirecte wijze (via RIBW) gebruik van de WBB vanwege de huurvoorwaarden (aanvankelijk op naam instelling).
6
Huisvesting kwetsbare groepen
2.4
Gaten in het aanbod voor kwetsbare groepen Bij de geïnterviewden bestaat het gevoel dat het aanbod voor kwetsbare groepen in Nijmegen behoorlijk dekkend is. Het beeld is ook ontstaan dat de instellingen hun aanbod momenteel verbreden, en zich richten op nieuwe doelgroepen. Bijvoorbeeld RIBW dat aanbod creëert voor dak- en thuislozen, zwerfjongeren, verslaafden en de zgn. dubbele diagnosegroep. De volgende hiaten zijn desalniettemin benoemd aan de bovenkant van de woonladder: een nieuwe voorziening ten behoeve van de fase net voor zelfstandig wonen. Een variant op de WBB-woningen. IrisZorg neemt hiertoe initiatief voor nieuwe woonvorm ‘begeleid wonen’ in een wat groter pand (bv. 10 plaatsen). (IrisZorg) Het aantal WBB-woningen is te beperkt (IrisZorg) Een aparte opgave is de terugkeer in de samenleving van veelplegers, die na detentie momenteel opnieuw een plaats in de woningmarkt behoeven. Dit kan gaan om 20-40 personen op jaarbasis. Gemeente regelt nazorg: afspraken met het Rijk. Hiaten in de tussenliggende tredes: Voorzieningen voor mensen die acuut op straat zijn gezet. Daarvoor zijn nu eigenlijk alleen Zorghotel De Vlinder en twee plaatsen bij het RIBW beschikbaar. (GGz) Cliënten met een dubbele diagnose problematiek vallen mogelijk tussen wal en schip. Kunnen zij terecht bij RIBW, bij verstandelijke gehandicaptenzorg? (RIBW) Er bestaat een wachtlijst beschermd wonen RIBW (verblijfsindicaties). Vanuit de GGz gaat al om zo'n 20 tot 30 personen. Met name verruiming van het aanbod door nieuwbouw moet interne doorstroming opwekken. Er is ook veel vraag naar zelfstandig begeleid wonen, deze volgt de maatschappelijke individualisering.(RIBW, GGz) Tekort aan kleinschalige woonvoorzieningen, bijvoorbeeld in het buitengebied. Dit vanwege de wens tot maatwerk in de woon-zorgbehoefte. Overigens kan plaatsing in kleine, verspreide voorzieningen onevenredig veel tijd kosten. (GGz) Hiaten aan de onderkant woonladder: Een wat grotere, laagdrempelige voorziening voor tijdelijk verblijf. Geen toelatingscriteria (bijvoorbeeld rond gecontroleerd gebruiken): deze vormen een belemmering voor instroom of doorstroom. (GGz) Skaeve huse als onderste trede woonladder. (IrisZorg, RIBW, GGz) Overigens zijn de bovenstaande opsommingen enerzijds behoorlijk overlappend, en anderszijds ook niet uitputtend.
7
Huisvesting kwetsbare groepen
2.5
Behoefte ‘skaeve huse’ 2 Aan het souterrain van de woningvoorraad in Nederland, zoals de onderkant van de woningvoorraad ook wel genoemd wordt, lijkt een nieuwe woonvorm toegevoegd te zijn: het skaeve hus. Deze vorm is overgewaaid vanuit Denemarken. De woonvorm is bedoeld voor mensen die overlast veroorzaken en noch in een instelling, noch in een zelfstandig huis in een woonwijk kunnen wonen. Dit kunnen verslaafden zijn, psychiatrische patiënten, daklozen of een combinatie van de genoemden. De ‘skaeve huse’ kunnen omgebouwde containers zijn. Robuust en sober. Er is (minimale) begeleiding of toezicht aanwezig. Algemeen De 4 instellingen zien zeker een behoefte in Nijmegen, de (geïnterviewde namens de) WBB is als enige wat terughoudend. Het aanbieden van dergelijke voorzieningen is ook conform een recent advies van de Nijmeegse ‘Projectgroep ernstige overlastgevende personen’. Het zou volgens de geïnterviewden goed zijn woonunits te ontwikkelen als gezamenlijk project van meerdere Nijmeegse instellingen: meer input, meer vulling, meer expertise, meer invalshoeken, meer draagvlak. Benoemde doelgroepen (deze zijn deels overlappend): Uitstroom IrisZorg ‘aan de onderkant’. 10 tot 15 hardnekkige buitenslapers, onaangepast, vaak verslaafd, onder MFC niveau. Uitvallers 24-uurs-opvang en/of begeleid wonen IrisZorg Anti-socialen/ernstige overlastgevers vanuit het vangnetteam dak en thuislozen: enkele tientallen personen. Uitvallers experiment ‘begeleide herkans’. Wooncontainers overigens niet inzetten ten behoeve van de eerste herkans, daarvoor reguliere woningen. Excentrieke mensen, zware gebruikers, niet te handhaven in een groep, nonconformisten. Overlastgevende huishoudens (alcohol, drugs, criminaliteit), al dan niet met ambulante begeleiding. Door corporaties uitgezette huishoudens (schrijnende gevallen), tijdelijk voor 1 á 2 jaar. Aandachtspunt: houdt de verschillende deelgroepen (ruimtelijk) uit elkaar. Locatie Een perifere locatie heeft als (theoretisch) voordeel dat de maatschappelijke onrust vermindert, omdat je mensen wegtrekt uit bepaalde woongebieden. Een perifere ligging sluit aan bij de wens tot afzondering bij de doelgroep.
2 Gedurende de vier interviews is deze woonvorm besproken vanuit de volgende omschrijving: “de woonvorm is bedoeld voor mensen die overlast veroorzaken en noch in een instelling, noch in een zelfstandig huis in een woonwijk kunnen wonen. Dit kunnen verslaafden zijn, psychiatrische patiënten, daklozen of een combinatie van de genoemden. De ‘skaeve huse’ kunnen omgebouwde containers zijn. Robuust en sober. Er is minimale begeleiding of toezicht aanwezig”.
8
Huisvesting kwetsbare groepen
Benoemde voordelen Sluit aan op een strategie van “weinig aandacht en bemoeienis” die voor bepaalde groepen wenselijk is. Biedt (wenselijke) kleinschaligheid, in tegenstelling tot grootschalig aanbod zoals de nachtopvang of MFC. Helpt de levenskwaliteit van een bijzondere groep te verbeteren. basis voor een mogelijke volgende stap van behandeling of verbetering. Benoemde risico’s Permanente bewoning, zonder doorstroming, waarbij een soort vrijstaat ontstaat. Kan qua omvang steeds groter worden. Een perifere locatie geeft geen garantie dat er geen overlast ontstaat (zwerfgedrag, toch uitstraling naar omgeving). Concentratie van een bepaalde groep, terwijl wellicht verspreiding over de stad beter is. Escalaties zonder toezicht. Waar liggen de verantwoordelijkheden? Bijvoorbeeld als iemand komt te overlijden? Mogelijk aanzuigende werking naar andere (ongewenste) personen, mogelijk groepsbewoning van éénpersoons units.
9
Huisvesting kwetsbare groepen
3
‘Skaeve huse’, de onderste trede van de woningmarkt Onderzoek en Statistiek heeft een snelle inventarisatie gemaakt van initiatieven op het gebied van “Skeave Huse”. Een volledig verslag daarvan is te vinden in het werkdocument “Skaeve huse, hostels en ander onderdak” 3 . In dit hoofdstuk worden de belangrijkste uitkomsten uit het werkdocument samengevat: • experiment van de SEV “Skeave Huse” • daarna gaan we in op ervaringen in afzonderlijke Nederlandse gemeenten.
3.1
SEV-experiment SInds eind 2005 voert het SEV het experiment “skeave huse” uit. Kenmerken van de woonconcepten die tot het project behoren zijn: • woonruimtes zijn bestemd voor alleenstaande personen die niet plaatsbaar zijn in woonbuurten of in de reguliere maatschappelijke opvang vanwege sterk overlastgevend gedrag • kleinschalige locaties buiten woongebieden, maar binnen stedelijke agglomeratie • individuele, volwaardige eenpersoons woonunits • basaal terreinbeheer gerich om veiligheid, hygiene en voorkomen van criminaliteit • geen verplichte woonbegeleiding, wel aanbod van begeleiding en behandeling • in principe gericht op doorstroming (opklimmen van woonladder) hoewel in praktijk bewoners vele jaren kunnen blijven steken. Zomer 2007 deden 6 gemeenten mee aan dit experiment (Amsterdam, Arnhem, Tilburg, Leeuwarden, Leiden, Bergen op Zoom). In Amsterdam zijn als eerste ook wooncontainers geplaatst (juni 2007), de overige steden zitten nog in de voorbereidingsfase. Aansluiten bij dit experiment is nog mogelijk. Door deelnemers geformuleerde meerwaarde van deelnemen aan het experiment ligt vooral op het gebied van uitwisselen van ervaringen en begeleiding door de SEV. Het SEV organiseert bijeenkomsten om de voortgang te bespreken. Daarnaast zal de SEV onder de eerste vier projecten een evaluatieonderzoek uitvoeren bij bewoners en omwonenden.
3.2
Ervaringen elders In de zomer 2007 is een digitaal en telefonisch rondje gemaakt langs Nederlandse gemeenten, over hun ervaringen met het realiseren van deze woonvorm. Daarbij is informatie gekregen van gemeenten die meedoen aan het SEV-experiment (Amsterdam, Arnhem, Bergen op Zoom), van de twee steden in Nederland die al (veel) langer met dit concept werken (Kampen en Maastricht) en van de gemeente Amersfoort, die op eigen kracht aan de realisatie van “woonunits” werkt. Deze informatie is hieronder thema-gewijs weergegeven. Stadium Het onderwerp speelt in veel gemeenten. Meestal zijn er echter nog geen concrete projecten. Het oudste bestaande project in Nederland is dat in Kampen, dat in de jaren 3
bevat per gemeente beschrijvingen van projecten en namen en contactgegevens van betrokken personen
10
Huisvesting kwetsbare groepen
’90 vrij low-profile, zonder diepe beleidsmatige overwegingen, als oplossing voor een concreet probleem is opgezet. Ook in Maastricht staan al enkele jaren woon-units. Van de gemeenten die op dit moment aan beleidsontwikkeling en -realisatie werken heeft alleen Amsterdam al woningen geplaats.
Figuur 3: Containerwoningen Amsterdam Omvang In de bestaande projecten staan meestal 4 of 5 woningen bij elkaar. Eenmaal wordt er in de plannen gesproken over 10 woningen. Als er iets over de omvang van projecten gezegd wordt is dat dat het kleinschalig moet zijn, wat voor bewoners en omwonenden het beste zou werken en het minste overlast geven. Locatie Locaties vinden voor “skaeve huse” is lastig. Het idee wordt over het algemeen sympatiek gevonden maar niemand wil het in zijn eigen (woon)omgeving. De keuze valt meestal op braakliggend, afgelegen terrein, vaak terreinen die in afwachting van verdere ontwikkeling enige jaren “over” zijn. Anderzijds mogen de terreinen ook weer niet te ver van de bewoonde wereld zijn. Vanuit de projectbewoners gezien is een plek aan de rand van de wijk ideaal: toch mogelijkheid tot voorzieningen en contact, terwijl de kans overlast te bezorgen beperkt is. Het project in Kampen staat nu weliswaar aan de rand van een wijk, maar deze wijk is pas gebouwd nadat het project er al stond. De bewoners van deze nieuwe woningen geven aan beperkte last van het project te hebben De inschatting is dat het op dit moment niet meer zou lukken het project op deze locatie te realiseren. Buurt Buurtbewoners verzetten zich vaak tegen het realiseren van skaeve huse. Daarom is bij alle initiatieven de insteek de buurt steeds veel en vroeg te betrekken bij het realiseren van een project, in de hoop daar draagvlak mee te kweken. Ook zijn er in enige steden excursies naar Kampen georganiseerd om buurtbewoners te laten zien hoe zo’n complex in praktijk overkomt/functioneert.
11
Huisvesting kwetsbare groepen
Financien Over het algemeen zijn meerdere partijen betrokken bij het financieren van de skaeve huse: • woningcorporaties • zorginstellingen (MO, RIBW, organisatie dak- en thuislozen) • gemeente • AWBZ • GGD, Verslavingszorg • Leger des Heils. Toezicht Twee insteken zijn mogelijk: een keuze voor basaal toezicht gericht op veiligheid, hygiene en criminaliteit of een vorm van begeleiding die naast het houden van toezicht ook ambities op het gebied van sociale rehabilisering heeft. Helemaal zonder (dagelijks) toezicht werkt het niet. In Kampen is de eerste jaren zonder begeleiding gewerkt, is toen toch ingevoerd (beperkt). Ook Maastricht heeft na de begin periode het toezicht versterk. In eerste instantie lagen de huizen (die gerund worden door het Leger des Heils) helemaal apart. Na problemen zijn de huizen naast de nachtopvang van het Leger des Heils geplaatst. Nu is het toezicht er juist sterk: 1 bewaker overdag, 2 ’s nachts, eenmaal per dag ontvangt iedere bewoner bezoek van een begeleider Doorstroming Doorstroming, het opklimmen van de woonladder, is bij alle initatieven officieel het doel. In praktijk gebeurt dit echter niet. In Kampen, met de langste ervaring, is er alleen vertrek van bewoners geweest door overlijden en detentie. Er zijn overigens wel bewoners die zich naar verwachting ook in een reguliere woningen zouden kunnen handhaven, maar die geven er zelf de voorkeur aan in het project te blijven. Ook betrokkenen in andere projecten geven aan dat de woonvorm de eindhalte kan zijn voor de gebruiker. Over het algemeen vindt men wel dat doorstroming mogelijk moet zijn en dat begeleiding daartoe aangeboden moet worden. Het project in Amersfoort lijkt het meest of doorstroming gericht: doorstroming is daar een voorwaarde, bewoners moeten accoord gaan met budgetbeheer en resocialisatie voordat zij in het project mogen wonen. Voorziening tijdelijk of permanent De meeste projecten hebben/krijgen een tijdelijke status, worden meestal voor 5 jaar gerealiseerd. De reden hiervoor is een praktische: zo’n project is het makkelijkst te realiseren op overgebleven gebieden waarvoor in de verdere toekomst wel plannen zijn. Het is dan makkelijk een tijdelijke toestemming (WRO) te krijgen, de geldt voor een termijn van maximaal 5 jaar. In Bergen op Zoom is wel een permanent project in voorbereiding. Doelgroep De doelgroep verschilt van gemeente tot gemeente. Soms wordt die niet specifiek benoemd, soms (ex-)psychiatrische patienten, soms zeer onaangepaste huurders, soms verslaafden.
12
Huisvesting kwetsbare groepen
Er lijken twee insteken te zijn: de skaeve huse zijn al een stapje omhoog, voor een voorheen zwervende bewoner, of de skaeve huse zijn de laatste stap omlaag van huishoudens die in een gewone huurwoningen zoveel overlast veroorzaakten dat ze daar weg moeten. Dit heeft ook relatie met de huishoudensvorm. Bij het “stapje omhoog” gaat het bijna altijd om alleenstaanden. Bij de laatste stap omlaag kunnen ook gezinnen zijn. Amersfoort lijkt ook deze doelgroep in gedachten te hebben. Overigens stelt het SEV dat deze woonvorm aan de rand van de maatschappij niet geschikt is voor gezinnen met kinderen. Hoeveel van dit soort woningen zijn nodig? Het SEV schat dat er per 10.000 inwoners 2-4 extreme overlastgevers zijn. Trek je dit door voor Nijmegen (160.000 inwoners) dan kom je op zo’n 40-50 mensen. In Amersfoort (140.000) ziet men 10-15 probleemhuishoudens. In Kampen (ongeveer 50.000 inwoners) zijn de 4 wooncontainers niet altijd allemaal bewoond. Succesfactoren De ervaringen tot nu toe zijn nog maar beperkt. Toch worden er al een paar succesfactoren naar voren gebracht: • doe het onopvallend • overleg open en eerlijk met buurtbewoners, maar kies liefst een plek waar (nu nog) niet veel mensen wonen • goede en snelle samenwerking tussen de verschillende partijen.
3.3
Initiatief ‘Anders Wonen’ in Arnhem Tenslotte nog enige informatie over het project ‘Anders Wonen’ in Arnhem: Anders Wonen is een speciale woonvorm voor speciale Arnhemmers met psychiatrische problemen. Het zijn hele eenvoudige verplaatsbare woonunits op een ‘eigen’ terreintje. In totaal komen er vijf van zulke woonunits, voor vijf volwassenen (meest mannen en meestal al op leeftijd). De beoogde locatie is een doodlopende weg tussen de Batavierenweg en het Olympusplein. Anders Wonen is een project van de RIBW, Volkshuisvesting en de gemeente Arnhem. De bewoners worden begeleid door de RIBW. Er wordt goed toegezien op het functioneren van de voorziening en de invloed op de omgeving. Met de omgeving worden duidelijke afspraken gemaakt. Voor de komst van de woningen is een vrijstelling van het bestemmingsplan nodig. De woningen staan maximaal vijf jaar op deze plek.
13