Dinsdag 26 november 2013 Al geruime tijd was er, wat mij betreft, enige onduidelijkheid over de juiste benaming van de naast De Wiershoeck gelegen tuinen. Ik wist niet beter dan dat het de Schoolwerktuin was. Maar op Beijumnieuws wordt al langere tijd gesproken over Schooltuin. Je zou daardoor kunnen denken dat er niet meer wordt gewerkt op de tuinen. Gelukkig hangt er een nieuw bord bij de ingang en daarop las ik “Kinderwerktuin”. Het was droog, af en toe liet de zon zich zien en er was weinig wind. Schijnbaar een ideale dag om te vliegen. Maar zo eind november met een middagtemperatuur van ongeveer 8 graden vliegt er niet veel. En toch zie je regelmatig groepjes dansende muggen, dat zijn wintermuggen. Maar verder zag ik op deze relatief mooie dag geen vliegende insecten en slechts af en toe ontdekte ik er eentje die zich in het zonnetje zat te koesteren. Ik had niet anders verwacht, maar wel gehoopt op iets meer activiteit.
Op de hedera tegen de zuidmuur van de boerderij zag ik een kleine wintervlinder. Het is een onopvallende kleine spanner. De vleugels van het mannetje zijn ongeveer 12 mm lang. De vrouwtjes zijn vleugelloos en hebben alleen de voor de vrouwtjes zo kenmerkende halfontwikkelde vleugelstompjes.
De mannetjes vliegen normaal pas uit na de eerste nachtvorsten vanaf oktober tot en met december. Ze vliegen hoofdzakelijk in de avondschemering bij vochtig en nevelig weer en bij een temperatuur net boven 0°C. De vrouwtjes bevinden zich op takken en boomstammen en kruipen daar wat rond, tot de mannetjes ze opzoeken en bevruchten. De mannetjes nemen de vrouwtjes tijdens de paring soms mee in de vlucht. De kleine wintervlinder komt voor in tuinen, parken, loofbossen, boomgaarden en andere bosrijke gebieden. De vlinder overwintert als ei. De rupsen kunnen in sommige jaren, door hun grote aantallen, schade veroorzaken aan vruchtbomen. De kleine wintervlinder is één van de vlinders die verantwoordelijk is voor de "rupsenpiek" in het voorjaar. Deze rupsenpiek zorgt ervoor dat vogels als de koolmees en de bonte vliegenvanger dan aan extra veel voeding kunnen komen.
De laatste appel in de boom.
Op een stuk boomstam zag ik een groepje zwammen (vermoedelijk korstzwammen) en deze kleine paddenstoelen. Ik denk dat het de gewone zwavelkop is. De kleur van deze paddenstoel is zwavelgeel met oranjebruin centrum en vaak met bleekgele tot donkerbruine vlies stukjes aan de rand. De plaatjes die aan de onderkant van de hoed zitten zijn geelgroenig en bij het ouder worden donkerbruin. De tot 10 cm lange en nauwelijks 1 cm brede steel van de paddenstoel is zwavelgeel met een zwakke ringzone en aan de voet oranjebruin. De hoed heeft een doorsnede van 2-‐6 cm. De sporen zijn purperbruin van kleur.
Knoppen van een wilg.
Gelet op het geblokte achterlijf is dit zeer waarschijnlijk een dambordvlieg. Tot deze familie behoren ruim 70 soorten. De “gewone” dambordvlieg (ook grauwe vleesvlieg genoemd) heeft, naast een borststuk met lengte strepen en een achterlijf met een geblokt vlekkenpatroon, een breed borststuk en ook de uiteinden van de poten zijn breed. De ogen zijn groot, rond en opvallend rood gekleurd. De ogen van deze vlieg zijn niet opvallend rood gekleurd en zo te zien zijn de uiteinden van de poten beslist niet breed. Het zal waarschijnlijk dus niet de “gewone” dambordvlieg zijn.
Oorwormen zijn kastanjebruin en hebben een slank afgeplat lichaam met een tangvormig aanhangsel aan het achterlijf. Het geslacht kan worden bepaald aan de vorm van de tang. De tang dient voor het beetpakken van kleine insecten (o.a. bladluizen). De oorwormen zijn ongeveer 1, tot 2 cm lang en met name in de nacht actief. Overdag schuilen ze onder stenen, bloembakken en andere plaatsen waar vochtig en rottend materiaal aanwezig is. Deze oorworm liet zich gewillig fotograferen zonder ook maar met de ogen te knipperen. Ik weet niet of levende oorwormen met hun ogen kunnen
knipperen, maar dode oorwormen zeker niet. Deze oorworm bewoog zelfs niet toen ik haar voorzichtig aanraakte. Vrouwtjes hebben (meestal) kleine, rechte “cerci” (de tang), bij de mannetjes zijn de cerci vaak vergroot en gebogen. Oorwormen zijn voornamelijk aaseters en rovers. Ze voeden zich met dood plantenmateriaal, kleinere insecten, larven en slakken. In de land-‐ en tuinbouwindustrie worden oorwormen steeds vaker gebruikt voor de bestrijding van bladluizen, mijten, rupsen en andere kleine schadelijke insecten. Hier vervullen zij een uitermate nuttige functie.
Nog steeds zitten er knoppen in de rozen, maar waarschijnlijk zullen die niet meer tot bloei komen. Deze roos had meer geluk, maar het is duidelijk: “schoonheid is tijdelijk”. Is de roos gewoon uitgebloeid of is de nachtvorst verantwoordelijk voor het verval?
Op de boerenkool kruipt (en vreet) nog steeds een aantal rupsen van het groot koolwitje. Ik telde er niet meer zoveel als twee weken geleden, maar ik zag er nog minimaal twaalf. Ze zitten gezellig samen op een paar struiken en ze zijn gemakkelijk te vinden. De meeste andere struiken zien er mooi uit, maar deze “bewoonde” struiken vallen op door sterk aangevreten bladeren.
Op een heg zag ik de wants links. Ik dacht dat het een groene stinkwants in winterkleed was, maar toen ik hem thuis op de computer bekeek leek me dat niet juist. En dat was dan wel weer een juiste veronderstelling, want het is een snuitkeverwants. Rechts ter vergelijking een verkleurde groene stinkwants.
Wantsen hebben naast de algemene kenmerken van insecten een steeksnuit (rostrum) waarmee planten of prooien worden leeggezogen. De monddelen zijn geëvolueerd tot een steeksnuit die aan de voorkant van de kop ontspringt en die (meestal) omgeklapt mee wordt gedragen, onder de buik, tussen de poten. Vaak is die snuit meer dan half zo lang als het hele lichaam. De steeksnuit kan naar voren worden bewogen.
In de winter houden de meeste insecten zich gedeisd. Maar zoals altijd in de natuur zijn er uitzonderingen, zo heb je wintervlinders en wintermuggen die dan juist wel actief zijn. Zo ontvluchten ze namelijk het grootste deel van mogelijke parasieten en jagers. En voor hen is de winter ondanks de nadelen, evolutionair toch een voordelige overlevingsstrategie geworden. Wintermuggen kun je vooral op milde winterdagen, zelfs bij vorst in wolken zien vliegen boven een markant punt, zoals een groot lichtgekleurd voorwerp, de was aan de lijn of een plek sneeuw in de tuin. Wintermuggen zijn totaal onschuldige insecten. Steken kunnen ze niet. De larven leven in het strooisel en eten rottend plantaardig materiaal. Wintermuggen zijn 6-‐7 mm lang en lijken op kleine langpootmuggen. Groetjes, Luit