Dino en het ei
Bibliografie: Demyttenaere, B. (2004). Dino en het ei. Antwerpen: Standaard. Thema: niet alles is steeds wat het lijkt, illusies Korte inhoud: Elke nacht staat er een groot wit ei tussen de sterren. Volgens mama is het een lucht-ei. Maar misschien is het een eet-ei of een waak-ei? Dino wil zijn droom-ei van dichtbij zien. Zijn vrienden Frisko en Ponto gaan met hem mee. Op de top van de berg wacht hen een mooie verrassing.
Duur activiteit: 30 minuten Lesdoelen: De kleuters: kunnen een prent linken aan een tekst; kunnen het verhaal navertellen.
Materiaal: Boek “Dino en het ei” dat helemaal dichtgeplakt is Strookjes bij elke prent met daarop de bijhorende tekst (op elk strookje staat er een nummer) Alle prenten van het verhaal
Instap (10’) Leg in het midden van de kring het boek dat dichtgeplakt is, de strookjes met de teksten en de prenten. Laat de kleuters vertellen wat ze allemaal zien. Vertel dat je helemaal in de war bent door al de materialen die in de kring liggen en dat je niet meer weet wat je moet doen. Als de kleuters niet weten wat er moet gebeuren, breng het dan zelf aan: “We moeten zelf het boek gaan samenstellen met de prenten en de teksten die we hebben. Het boek is dichtgeplakt, dus kunnen we het niet controleren.” Vertel aan de kleuters dat er op elk strookje een nummer staat, dus dat we de tekst wel al in de juiste volgorde kunnen lezen. Op de prenten staan er geen nummers, maar de leerkracht heeft een idee! Leg uit dat elke kleuter een prent zal krijgen. De leerkracht leest het strookje voor en ondertussen moet elke kleuter kijken of zijn/haar prent bij die tekst hoort. Wanneer de kleuter denkt dat zijn/haar prent erbij hoort, stopt hij/zij zijn/haar vinger in de lucht en kijkt iedereen of het klopt. Zeg ook duidelijk aan de kleuters dat ze hun prent voor zich moeten leggen. De leerkracht mag tijdens het verhaal geen enkel geluid van een blaadje horen.
Midden (15’) De leerkracht leest strookje per strookje voor. Nadat de leerkracht een strookje heeft voorgelezen, toont er een kleuter zijn/haar bijhorende prent. Tijdens het verhaal stopt de leerkracht ook enkele keren om de kleuters iets te laten vertellen of om iets te vragen bv. “Denkt er iemand dat het geen waak-ei is, maar een ander soort ei? Welk ei dan?”. De leerkracht geeft de kleuters de tijd om naar de prenten te kijken. Na het verhaal stelt de leerkracht 3 inhoudelijke vragen. Zo herhaal en structureer je de inhoud van het verhaal voor de kleuters: Hoe heet de dino? Welke dieren hielpen de dino om het ei te vinden? Welke soorten eieren kwamen er aan bod in het verhaal? Na de inhoudelijke vragen stelt de leerkracht 3 belevingsvragen. Zo peil je onbewust naar de essentie en de beleving van de kleuters: Had je ook al eens dat je een idee had over iets, maar het was niet wat je dacht. Wat was dat dan precies? Hoe voelde je je dan? Heb je al eens gehad dat je vrienden je vrijwillig wilden helpen? Voor wat was dat dan? Vind je dat fijn als je geholpen wordt? Of doe je het liever alleen?
Slot (5’) De leerkracht heeft samen met de kleuters het boek samengesteld door de prenten en de strookjes met de teksten. De kleuters zijn tijdens het verhaal zelf sterk bezig geweest met de prenten. Daarom is het belangrijk om de kleuters het verhaal nog eens te laten navertellen. Zorg ervoor dat alle belangrijke aspecten (welke soorten eieren, welke dieren hielpen mee, wat gebeurde er op het einde) verteld worden. Als de kleuters die zelf niet aanbrengen, stel dan vragen waardoor ze die aspecten wel aanbrengen.
‘Kijk, mama! Daar is mijn ei weer!’ ‘Welk ei?’ Dino wijst naar een grote witte bol tussen de Sterren. ‘Mijn droom-ei’, fluistert Dino. ‘Als ik in mijn nest lig, kijk ik ernaar. Soms kan ik het helemaal zien. Soms zie ik maar een stukje. Maar ik droom er altijd van.’
1 ‘Kijk, mama!
‘Jouw droom-ei? lacht mama. Daar is mijn ei weer!’ ‘Volgens mij is het gewoon een lucht-ei. ‘Welk ei?’ Het lucht-ei van een vliegende dino.’ Dino wijst naar een grote witte bol tussen de ‘Weet Sterren.je het zeker?’ vraagt Dino. Mama zucht diep. ‘Mijn droom-ei’, fluistert Dino. ‘nee,ik jongen. Heellig,zeker ik niet. ‘Als in mijn nest kijk ikben ernaar. Ik hebkan hetikalhet druk genoeg met mijn eigen eieren.’ Soms helemaal zien. Soms zie ik ik maar ‘Dat weet weleen stukje. Maar er altijd Maar ikikdroom wil weten watvan.’ erin zit’, roept Dino uit. ‘Ik wil mijn droom-ei van dichtbij zien.’ ‘Ga maar’, zegt mama. ‘Als je maar etenstijd terugbent.’
1
2
Onderweg komt Dino zijn vriend tegen. ‘Dag Frisko’, juicht hij. ‘Ik ben op weg naar mijn droom-ei.’ Frisko kijkt omhoog. Met grote ogen staart hij naar de lichtbol tussen de sterren. ‘Dat is een eet-ei!’ smakt hij. ‘ Toevallig ben ik dol op eet-eieren. Kruip maar op mijn rug. Ik ga met je mee.’
3
Dino en Frisko zeggen geen woord tegen elkaar. Maar hun hoofd zit vol vragen. No even volhouden, denkt Frisko. Het is de moeite waard! Zo’n groot eet-ei heb ik nog nooit gezien. Zal ik het koken of bakken? Waar haal ik een supergrote pan vandaag? Misschien prik ik er best gewoon een gaatje in. Dan slurp ik het ei uit met een rietje. Heerlijk! Dino help zijn vriend duwen. Hij denkt aan droom-ei. Vol bewondering kijkt hij naar de verlichte bol.
4
‘Zo laat nog op stap?’ lacht Ponto. ‘Het is al lang donker.’ ‘Wij zijn op weg naar mijn droom-ei’, legt Dino uit. ‘Eet-ei’, verbetert Frisko. ‘Droom-ei? Eet-ei?’ herhaalt Ponto. ‘Ik zie alleen maar rotsen.’ Frisko wijst naar de witte bol aan de hemel. ‘Dat ei’, hijgt hij. Ponto knijpt zijn ogen tot spleetjes. ‘Dat is geen droom-ei’, zegt hij zacht. ‘En ook geen eet-ei. Dat is het grote waak-ei. Het ei dat ’s nachts over alle dino’s waakt.’
5
‘Hoe weet jij dat?’ vraagt Dino. ‘Van mij opa’, zegt Ponto trots. ‘En die weet het van zijn opa. Mijn opa weet alles.’ Ik weet alleen dat we er bijna zijn’, lacht Frisko. ‘Mijn maag kort. Gelukkige is het eet-ei groot genoeg voor ons drieën.
6
‘Eindelijk!’ juicht Dino. ‘Daar is mijn droom-ei!’ Frisko wrijft over zijn buik. ‘Fantastisch! Mijn eet-ei is groter dan ik dacht. Dat krijg ik nooit alleen op.’ Ponto kijkt vol bewondering naar de bol. ‘Het grote waak-ei’, mompelt hij. ‘ Ik word er helemaal stil van.’
7
‘Ik ben eerst!’ roept Dino. Heel voorzichtig wrijft hij over het ei. Het ei beweegt. ‘Kijk uit!’ gilt Frisko. ‘Je maakt het eet-ei stuk!’ ‘ Een wonder’, fluistert Ponto. ‘ Het waak-ei leeft!’ In het ei komt een barst. De barst wordt groter en groter. En groter, En dan…
8
…barst het ei open. ‘Een verrassing!’ roept Dino. ‘Er zit een verrassing in droom-ei!’ Twee ogen kijken hem nieuwsgierig aan. ‘Hoe heet jij? ‘ ‘Dino, En jij?’ ‘Luna.’ ‘Luna’, zucht dino. ‘Dat is een mooie naam.’ ‘Ja’, lacht Luna. ‘ Dat vind ik ook.’
9
‘Luna’, mompelt Ponto. ‘Het kind van het waak-ei heet Luna. Dat moet ik aan mijn opa vertellen.’ ‘Ik heb honger’, zegt Luna. ‘Jij wel’, moppert Frisko. ‘Maar ik krijgt vandaag geen hap meer door mijn keel. Mijn eet-ei is een fop-ei.’ ‘Kom bij ons eten’, stelt Dino voor. ‘Kan dat?’ vraagt Luna. ‘Natuurlijk’, zegt Dino. ‘Mama houdt van verrassingen.’
10
Dino en Luna huppelen vrolijk door de nacht. Ze springen over rotsen. Ze zwemmen in de rivier. Ze praten aan één stuk door. Samen gaat de tijd veel sneller. ‘Jij ben een leuke meid’, zegt Dino. ‘Jij ook’, lacht Luna. ‘Ik ben geen meid. Ik ben een jongen.’ ‘Ook goed’, giechelt Luna. ‘Dan ben je dus een leuke jongen.’
11
‘Mijn droom-ei is uitgekomen’, zegt Dino trots. ‘Jullie zijn net op tijd’, lacht mama. ‘De pap is nog lekker warm.’ Dino en Luna drinken hun fles in één keer leeg. Daarna kruipen ze dicht tegen elkaar aan. Dino wijst naar de lucht. ‘Kijk’, zegt hij. ‘Daar is jouw ei.’ Luna glimlacht tevreden. ‘Mijn huis-ei’, zegt ze zacht. ‘Maar ik vind jouw huis veel gezelliger.’
12