Interview met Leo Steinhart en Henk Hilgeman
Vragen: 1. Op welk moment hebt angst uitgestaan, om bv. doodsgevaar of -risico, over gevangenschap of om naasten/dierbaren in gevaar of gevangenschap?
Henk 19: Leo 8 jaar: in Utrecht hadden mijn ouders een huis gehuurd; mijn ouders waren op verlof uit Indonesië. We rekenden op een familiescheiding, want mijn ouders zouden in 1940 voor 7 jaar weggaan en in 1947. Wij als kinderen moesten in een internaat. In Utrecht was op de Nieuwegracht een internaat voor zendingskinderen. Daar was alles al besproken voor 4 personen en alleen mijn jongste zus zou weer met mijn ouders mee teruggaan naar Indonesie en daar onderwijs van mijn ouders zelf krijgen. Als 8 jarige je ouders moeten uit zwaaien voor 7 jaar is een ramp! Er waren kinderen van zendelingen, die hun ouders in 1941 verwachtten en daar vielen in Indonesië de Japanners binnen en daardoor konden die ouders niet terug; die gezinnen waren kapot, voorgoed. Voor mij was het uitbreken van de oorlog een zegen. We vielen elkaar om de hals. Het bericht dat mijn ouders niet terug konden, op 10 mei 1940. Mijn ouders waren vol gemengde gevoelens. Mijn vader had terug gewild. Mijn vader had priesterlitanien van de koppensnellers, de Nias-sers (waaronder Bataks enz.), willen verder publiceren en dat is daar allemaal verbrand door de Japanners (tijdens de politionele acties is hij terug geweest). Henk: ik was in het ouderlijk huis in de Wolfertsbocht en ik zag de Duitsers uit de Waalhaven vandaan komen; de loopplanken werden uitgelegd en de Duitsers waren over de Rijn ‘undercover’ naar R’dam gevaren als ‘lading’ onder zeil op aken (lichters). Ik keek Duitsers met zijspan over het trottoir rijden, dreigend met ‘Ramen dicht, of ik schiet’. Meegenomen in het ruim van de vrachtschepen. ‘Rijnhaven’ was een zij-rivier van de Maas, die tot aan zee doorliep via R’dam. Dit was al voor mei 1940 voorbereid in het geheim. Controle over de Noordzee was een van hun doelen. Het vliegveld van R’dam-Zuid, Koolhove, daar maakten de Duitsers de vliegtuigen onklaar. De Hollandse bemanning daar was totaal overrompeld en verraden door deze actie. Toen begreep ik, dat het oorlog was. Mijn broer was 3 jaar ouder en was militair in dienst op de Grebbeberg. Hij is als krijgsgevangene naar Duitsland afgevoerd. Ik moest 3 jaar later als dienstplichtige naar Neurenberg, maar ben niet gegaan, ben ondergedoken in Ijsselmonde. Ik heb een loods gehuurd en ben een scheepjes gaan bouwen voor schippers, zoals roeiboten. Ik heb 2 1/2 jaar ondergedoken vlak onder de neus van de Duitsers. Ik was bang, dus ik bleef binnen de poorten van de bouwloods. Ik heb ook opdracht gehad een zeilboot te maken voor een Joodse mr. Fulmar. Zeegaand zeiljacht in een jaar tijd gemaakt. Ik heb hem wit geschilderd, hij heeft hem donkergrijs gemaakt en is ontkomen naar Engeland. Ik ben verraden op het laatst. Mijn vriend die mijn geld beheerde, weet dat hij goed is aangekomen. Hij is daar weer mr. in de rechten geworden.
Interview met Leo Steinhart en Henk Hilgeman
Henk: mijn angstmoment: ik had in mijn loods een slaapplaats gemaakt. Elke avond keek ik vanuit die loods (zijarm van de Maas, doodlopende zijarm) en in die haven lagen kruitschepen (bron van explosiegevaar). Een Nederlandse jager vloog naar beneden en schoot op die schepen om het kruit voor het Duitse afweergeschut onklaar te maken. Toen kneep ik hem enorm. Het was achteraf onnodig. Want Poolse krijgsgevangenen werden ingezet voor de Duitsers om dat afweergeschut te bedienen, maar die mikten niet (sabotage). Mijn angst was toen die schepen in brand stonden. Een arts die wist, dat ik daar ondergedoken zat, gebood mij: zet mij over. Hij moest daar EHBO geven en ik moest mee om hem te helpen. Toen zag ik doden, verbrande mensen. Dat blijft je altijd. Die gil van die vrouw die op de trap zat, totaal kapot geschoten was door granaten. De schipper beneden leefde nog, onder in het ruim. Ik moest via de knie van die vrouw afdalen in het ruim om met de dokter die schipper te redden. Ook ik had de vraag, waarom niet ik was doodgeschoten, waarom zij wel en ik niet?? Leo: de rest van de oorlog in Utrecht doorgebracht. Er waren razzia’s voor zowel Joden als arbeidskrachten: ieder tussen 18-45 werd uit huis gesleurd. De ondergrondse waarschuwde van tevoren voor die soort razzia’s. We hadden een mooi huis met houten panelen en we hadden achter die panelen mensen verstopt, die anders opgepakt zouden worden. De Duitsers stonden voor de deur. Mijn moeder was van origine Duitse en zei: ik weet daar wel wat op. Wij zaten in de voorkamer te bibberen van angst. Mijn moeder sprak hem in Hoogduits: ‘wat doet u hier, u hebt hier niets te maken!’ Einwandfreies Deutsch, zonder accenten en zonder fouten: hoogduits. Geen plat nederlands, maar in Hoogduits, de taal van zijn moeder en daardoor was de militair (jong ventje) totaal verbouwereerd... hij mompelde ‘Verzeihung’, pakte zijn geweer en ging naar de buren. Boven was mijn zus al bezig om tegen het plafond te tikken met een stok. ‘Ik denk dat God me dat ingegeven heeft’ om zo agressief dat jonge Duitse soldaatje toe te spreken, sprak zijn moeder. Henk: ik las in de winter (in de loods in IJsselmonde) veel in de Bijbel (het was koud, ik was gelovig opgevoed en daar heb ik veel gemediteerd. Ik heb een propellor gebruikt om een accu aan te slingeren zodat ik langer licht had om bij te lezen. Het was koud om daar te slapen. Ik ben wel eens wakker geworden dat de sneeuw om mijn deken heen lag (de dakpannen waren poreus).
2. Hebt u aan een bepaalde psalm of bijbelgedeelte iets gehad? Welk? Henk: ik heb in die nacht van de kruitschepen die getorpedeerd werden, een plank genomen en daarin ‘U bent het ,die trouw houdt tot in eeuwigheid‘ gegraveerd met een brander en daarvan een kapstok van gemaakt. Die kapstok is tien jaar mee geweest naar Indië, Indonesië, en daarna toen ik terug kwam in Afferde, t.o. Tiel aan de Waal. Daarna in Hilversum, daarna in Sint Michielsgestel en die hangt nu nog in de kamer. Altijd is die tekst met me mee gegaan. Het werd mijn trouwtekst zelfs nog. Uit de priesterzegen een zegenbede. Ik heb ook mijn eigen meubels gemaakt.
Interview met Leo Steinhart en Henk Hilgeman
Leo: ik ben eens beschoten geweest in een trein. In de zomer konden wij naar een familie in Moerdijk, Lage Zwaluwe, om bij te eten en te helpen bij de oogst. Via de Moerdijkbrug gingen we terug. Er kwam een Mustang (vliegtuig) heel laag over, iedereen was in doodsangst. Dat vliegtuig gaf een teken aan de machinist: stoppen en de mensen uit laten stappen! Hij wilde die locomotief uitschakelen maar niemand doden. Een heel zenuwachtige machinist kwam de coupe’s binnen en riep ‘Er uit, eruit we worden beschoten!’. De locomotief werd daarna inderdaad kapot geschoten en het vliegtuig verdween met klapperende vleugels terug in de lucht. Ik was 11 of zo en ik lag daar op mijn buik in het veld. Hoe moest ik naar huis? Er was geen telefoon. Ik was met twee zussen. Wat nu?! Ik geloof, dat ik gezegd heb: ‘Wie maar den goede God laat zorgen en op Hem hoopt in bangst gevaar’. Liedboeklied Uiteindelijk, uren lang gelegen, gewacht. En toen kwam er een andere locomotief, ding gekoppeld en zo terug gesleept. Daarna kwam de spoorwegstaking en kon je helemaal nergens meer naar toe. De Moerdijkbrug was het oefenproject voor jonge piloten. Die werd zwaar bewaakt door de Duitsers. Die brug was strategisch heel belangrijk voor ieder. Die probeerden piloten altijd te bombarderen, maar omdat die brug zo klein was en zo zwaar bewaakt, is hij ongeschonden door de oorlog gekomen. De angst van dit moment (hier werd geschoten) benaderde dat moment van thuis, waar Duitsers razzia kwamen houden.
2. Op welk moment hebt u bevrijding of redding uit dat (doods)gevaar of uit gevangenschap ervaren? (zo niet: hoe hebt u ‘de bevrijding in ofwel 1944 voor onder de rivieren ofwel 1945 boven de rivieren ervaren?). Leo: Ik ben gered door de Engelse piloot (Mustang) in feite, die dat waarschuwingssignaal gaf! Maar pas later viel dat kwartje en vond het toen alleen spannend. Voor mij als jongen was er alleen de sensatie, de spanning. Je denkt niet door, dat komt pas later. Bij de bevrijding op 5 mei 1945 zat ik in Pekela, want we hadden niets meer te eten. De hongerwinter heb ik daar doorgebracht. Ik ben in Oude Pekela. Er werd daar in februari 1945 al bij bevrijding in Onstwedde zwaar geschoten. Toen hield het op en alle Duitsers kwamen lopend, met gescheurde kleren, bebloed en die werden door het dorp gejaagd. In februari was ik al bevrijd, maar men in Utrecht was de bevrijding nog niet. Mijn oudste broer en mijn ouders waren nog in Utrecht. Mijn oudste broer haalde met een handkar aardappels en bieten uit Eefde, helemaal in Zutphen en dan weer terug naar Utrecht. Maar we wisten niets, hoe het met hen was en of ze al bevrijd waren, want er was geen verbinding (meer). In februari hoorden we wel, dat het gauw afgelopen was, maar het duurde voor hen tot mei. Ik had angst om mijn ouders in die maanden. Ik heb ze toen een half jaar niet gezien. Mijn vader was predikant in Utrecht en hij preekte wel overal, als invaller. Hij kwam preken in Pekela, in 1943 en toen kon hij nog met de trein, daarna kon dat niet meer. Mensen boden hem toen plaats voor 4 personen, mocht het gezin in moeilijkheden komen. Ik heb pas later, na de oorlog en de bevrijding, die bevrijding ervaren en om die realiteit te kunnen begrijpen.
Interview met Leo Steinhart en Henk Hilgeman
Henk: Ik ben ingelicht dat er kruit in de R’damse haven lag, dus ook zo door een tip gered. Na de kruitschepen toen ik aan doodsgevaar ontsnapte, ben ik verraden door (vroegere) vrienden die met de NSB sympathiseerde. Ik moest van alles achterlaten in de loods om te vluchten. Gereedschap en veel kwijtgeraakt. Als je later opzoekt, waar de plek was waar je de oorlog doorbracht. Op de plek van de loods staan de peilers van de Brienenoordbrug. Mijn meisje, mijn vriendin, had me nl. op tijd gewaarschuwd, dat ze achter hem aan zaten. Ik heb een andere werkplaats opgezocht en daar ben ik verder tot aan de bevrijding ondergedoken gebleven en ook daar heb ik aan schepen meegebouwd. Na de bevrijding ben ik aan mijn eerste werkplaats op een jacht- en scheepswerf, mijn werk weer opgepakt. Daar ben ik mijn opleiding vanaf het begin genoten, van de kleine tot de grote scheepsbouw. Dat verraad-moment was ‘op de valreep’. Op de valreep zal je nog vallen en opgepakt worden. Mijn vlucht naar die andere werkplaats/loods was ‘mijn moment van bevrijding’.
3. op welk moment hebt u een vertrouwens-knak of -breuk ervaren? Dus een besef dat u God of mensen niet (meer) kon vertrouwen? Hebt u ook iets opgelopen of over gehouden, dat u een ‘trauma’ zou willen noemen? Dat niet bagatelliseren..
Henk Hilgeman: hoewel het vrienden waren, die me verrieden, heeft me niet geknakt. Ik was zo vol vertrouwen, dat ik een beschermengel om me heen had. Dat heb ik laatst geschilderd, hoe ik zelfs als oude man voor dood ben binnengebracht in een hospice, een jaar geleden. Ik heb nooit getwijfeld aan God. Die vrienden die me verrieden heb ik nooit meer gezien, uit mijn beeld geraakt. Ik denk, dat God die wel gestraft heeft. Leo: gefeliciteerd, ik zou dat niet kunnen om dat straffen en die wraak aan God over te laten. In mijn buitenlandervaring, ik was in Senegal voor de Shell werkzaam en daar heb ik een executie voorkomen. Hij zou verdronken worden. ‘Los!’ riep Leo, ‘dit mag niet’. Godsvertrouwen is het misschien wel of een opdracht, dat je daar in het buitenland hebt. Tegen de adat, de gewoonte van duizenden jaren oud, die daar geldt.. hij bouwde op God. Leo nam die man mee en leverde hem in een ziekenhuis af. Ik heb hem van de dood gered, hij was gedrogeerd om hem te verdrinken en ik kon dat niet laten gaan.. Leo had geen vertrouwensproblemen, ook niet naar zijn ouders: hij wist niet anders dan dat zijn ouders zouden gaan in Indonesië en dat je als broers en zussen de een na de ander intern elders moesten. Leo heeft het zijn ouders wel in die zin verwoord, dat het een zware wissel is, als je als zendeling een gezin sticht en daaraan je gezin opoffert. Dus de prioriteit lag bij hun werk, hun roeping en het gezin kwam daarom op nr. 2. Er waren faciliteiten, zoals het internaat en dat was een zorg en in Utrecht woonde een tante van ons, maar je was anders zonder ouders. Voor een jong kind is dat een onbegrijpelijke situatie. Ze deden hun plicht. Mijn vader is dus na 1948 in opdracht van de zending terug gegaan, met een kruiser, om te kijken of er nog puin te ruimen was.
Interview met Leo Steinhart en Henk Hilgeman
Hij sprak de lokale taal, Nias. Evangelisch-Lutherse zending met de opleiding in Oegstgeest. Via Luthers gastlid van de Hervormde kerk van Sint Michielsgestel geworden. Het circeltje is weer rond, sinds de Lutherse kerk in de PKN is meegegaan.
4. op welk moment hebt echt getoast of gefeest over de bevrijding, ofwel uw eigen bevrijding of van een dierbare naaste ofwel de bevrijding van uw woongebied? En hoe? Henk: nee nooit. Leo: nee, bij die razzia heb ik mijn moeder nooit zo horen schelden. Ik was ‘flabbergasted’. Toen ze terug kwam, vroegen we haar: ‘wat heb je toch allemaal gezegd daar?’. ‘Ik heb die man gewoon overbluft, ik wist niet wat ik zei, het werd me ingegeven’. We hadden familie in Duitsland en Duitse familie wist, dat we niets te eten hadden en die zorgden, dat er een vol bewapende jeep met Duitsers bij hen voor de deur stopte en namens ‘Schwester Hedwig’ een pakket bezorgde met allemaal worst/voedingswaren. Buren kwamen met smoezen kijken, gluren en Leo’s moeder deelde maar uit.
5. hebt u ooit God iets beloofd, een gelofte gedaan in de trant van: ‘als ik of als we vrij komen, dan beloof ik U, dat...’ Henk: de oorlogstijd is voor mij een gezegende tijd geweest, dat ik zo beschermd ben geweest. Daardoor door deze ervaringen is het een mooie tijd geweest voor mij. Na de oorlog ging ik met mijn moeder naar mijn grootvader, die geen kerklid was maar wel gelovig. Reizende predikanten die gewoon de boerderijen afgingen en die had mijn grootvader als kind meegemaakt en zo was mijn grootvader gelovig geworden. Ik kreeg een boek mee van grootvader, John Bunyan ‘De christenreis naar de eeuwigheid’. Dat boek heb ik stukgelezen in de oorlog.
Leo: ik doe mee aan de staatsloterij. Meestal niets. Maar als ik wat verdien, een goed bedrag, geef ik een vijfde aan de kerk. Als je ziet, hoe je financiële toestand van de kerk is, is het abominabel. Ik heb een heel goed pensioen, geen klagen. Ik wil zo helpen. Ik had wat inzicht in de financiële situatie van de kerk... ai, als je zo moet bestaan. Weer minder opgehaald bij de Kerkbalans. Hij zou wel tucht willen om mensen op de financiën aan te spreken. Maar dit staat los van de oorlog.