BEKENDE WAREGEMNAREN
Dichter Karel van de Woestijne (1878-1929) Tachtig jaar geleden, op 24 augustus 1929, overleed dichter, criticus, journalist en prozaschrijver Karel van de Woestijne aan de gevreesde ziekte tuberculose. De naam van de Woestijne is niet onbekend in Waregem. Aan de achterkant van het station, tussen de Boulezlaan en de Ter Elststraat, ligt de Vandewoestijnelaan. Vóór de straatnaamwijziging van 1 oktober 1990 heette die straat nog de K. Vandewoestijnelaan. Nu herinnert de straatnaam zowel aan Karel als aan zijn broer en kunstschilder Gustave. Simonne COUCKE
Karel van de Woestijne in Waregem in 1929
de Gavergids 2010/1
25
1878 – 1899: Gent Karel wordt geboren te Gent op 10 maart 1878; Hij is de oudste zoon uit een gezin van vier kinderen (Karel, Eduard, Gustave en Maurice). Vader Alexander van de Woestijne, koperslager, en zijn moeder Antigona Sielbo wonen in de Sint-Lievenstraat te Gent. Karel is amper twaalf jaar als zijn vader sterft en als oudste zoon neemt hij de verantwoordelijkheid voor het gezin over. Zijn moeder overlijdt 13 jaar later in 1903. Karel studeert in Gent aan het Atheneum en volgt enkele tijd lessen in de Germaanse filologie aan de Universiteit, maar de schoolse wijsheid staat de in zichzelf gekeerde en ziekelijke jonge man zo tegen dat hij de studie opgeeft en niet slaagt voor zijn eindexamen.
de broers Gustave, Eduard, Karel en Maurice van de Woestijne
1899 – 1906: Sint-Maartens-Latem Karel verlaat Gent en trekt zich terug in Sint-Martens-Latem aan de Leie en in deze nieuwe, rustige omgeving komt zijn literair talent tot merkwaardige rijpheid. Zijn broer Gustave vestigt zich in 1900 ook te Sint-Martens-Latem, waar hij andere kunstenaars die er reeds verblijven, vervoegt. Zo ontstaat daar de eerste groep van Latem met o.a. Albijn Van den Abeele, Valerius De Saedeleer, George Minne en Albert Servaes. Die eerste lichting kunstenaars geniet van de ongerepte, onbezoedelde natuur en Karel, talentrijk dichter, organiseert voorleesavonden en brengt leven in de brouwerij. In 1904 komt er een einde aan Karels periode als “jonkman” en aan zijn financiële en emotionele onzekerheid, wanneer hij in het huwelijk treedt met Mariette van Hende (18841968), dochter van een spiegelmaker, te Gent op 13 februari 1904. Hij blijft wel nog een tijdje wonen in Latem. Op 4 januari 1905 wordt in Sint-Amandsberg zijn zoon Paul geboren, wat gepaard gaat met gezondheidsproblemen van de jonge moeder. Voor de jonggehuwden komt de ziekte die het leven van Mariette van Hende na haar bevalling ernstig bedreigt als een donderslag bij heldere hemel.
de Gavergids 2010/1
26
Karel van de Woestijne en zijn echtgenote Mariette van Hende, ca. 1904
Voor Karel die niet alleen voor het leven van zijn vrouw vreest, maar ook zwaar lijdt onder de troebele relatie met zijn broers (die samen met hem de koperslagerij van de familie beheren) en zelf ook geregeld met psychosomatische en andere gezondheidsproblemen moet afrekenen, is de onvoorwaardelijke vriendschap van het echtpaar de Bom van erg groot belang om zich in die moeilijke periode staande te houden. Tevens koopt Eduard van de Woestijne zijn broers uit het familiebedrijf. Zo staat Karel er financieel beroerd voor.
1906 – 1921: Woluwe Door bemiddeling van zijn vriend Emmanuel de Bom (Antwerps schrijver en bibliothecaris) wordt Karel in juni 1906 aangesteld als Brussels correspondent voor de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Dat hij voor de nieuwe baan naar de omgeving van de hoofdstad moest verhuizen en van zijn geliefde Sint-Martens-Latem afscheid moest nemen, ervaart hij als een vervelend maar een niet onoverkomelijk probleem. Zijn werk als journalist bij de N.R.C. is voor van de Woestijne tot aan zijn dood een belangrijke bron van inkomsten. Zelf spreekt hij van de “Boterhamse Courant”. Een vaste broodwinning was niet onbelangrijk voor een dichter die zijn leven lang kampte met geldgebrek. In 1911 wordt hij ambtenaar, verbonden aan het ministerie van Onderwijs. Na de Eerste Wereldoorlog hervat hij zijn werk aan het ministerie en werkt zich op tot kabinetssecretaris van minister Jules Destrée. Het gezin van de Woestijne breidt in 1919 uit met de geboorte van een dochtertje, Marie-Julie, meestal Lily genoemd. Een jaar later, op 31 augustus 1920 benoemt minister Destrée Karel van de Woestijne tot docent Nederlandse letteren aan de Gentse universiteit. Ook in 1920 mag Karel zich voor de eerste keer winnaar van de Staatsprijs noemen. Hij ontvangt hem voor zijn bundels Interludiën (1912) en Interludiën. Tweede bundel (1914). Het gaat om de driejaarlijkse Staatsprijs voor Nederlandse letterkunde voor de periode 1910-1914, die door de Eerste Wereldoorlog met vertraging werd uitgereikt. Er is nu alom officiële erkenning voor van de Woestijne.
de Gavergids 2010/1
27
1921 – 1925: Oostende In de lente van 1921 verwisselt de dichter zijn huis met tuin in Woluwe voor een piepklein appartementje in de mondaine badstad Oostende. Constant Permeke had het voor hen uitgezocht, dat schrijft Karel op 26 februari 1921 aan zijn broer Gustave. De van de Woestijnes komen er wonen omdat de dichter en zijn kinderen gevoelige luchtwegen hebben en de zeelucht hen goed zal doen. Daar de kersverse docent zijn cursussen geeft op woensdag en zaterdag, en vanaf 1922 alleen nog op woensdag, hoeft hij niet te vaak te pendelen tussen Gent en Oostende en is de grote afstand geen grote hinderpaal. Maar vanaf 1924 liggen de kaarten anders. Zoon Paul trekt naar vaders geboortestad om er klassieke filologie te volgen aan de universiteit. De van de Woestijnes kijken uit naar een huis in de omgeving van Gent. Eenvoudig is dat niet, want de huurprijzen van de woningen die ze leuk vinden, zijn meestal te hoog. Ze willen jaarlijks maar 3.500 à 4.000 frank aan huur besteden want Karels jaarwedde als docent bedraagt 17.500 frank. Gustave, zijn broer, is de redder in nood. Hij heeft vernomen dat zijn vriend René Van Herreweghe, een Gents architect en een belangrijk collectioneur van de Latemse school, een landhuisje in Zwijnaarde wil verkopen. Van de Woestijne heeft nog nooit een huis gekocht en hij is vreselijk bang om zich diep in de schulden te steken. De schatrijke en kinderloze peetoom van zijn vrouw, de brouwer-leerlooier Georges van Hende, brengt redding. Hij leent hen een bedrag van 53.000 frank en op 14 januari 1925 wordt de koop bij de Van Herreweghes beklonken met een fles champagne. Wanneer men in Oostende verneemt dat de grote dichter de stad zal verlaten, steken een aantal mensen de koppen bij elkaar. Op zaterdag 14 februari 1925 krijgt van de Woestijne een afscheidsbanket aangeboden. De burgemeester, de schepenen en een veertigtal vrienden en bekenden, waaronder James Ensor, Constand Permeke en Leon Spilliaert, doen die dag de dichter uitgeleide. Voor ze aan tafel gaan leest Karel voor uit zijn verzen en zingt Mariette liederen onder pianobegeleiding van de organist van de Sint-Petrus en Pauluskerk. De guitige Ensor spreekt de feestrede uit in het Frans: “Soyez heureux, van de Woestijne, votre nom ne périra point!”. Het Vlaams, nog gesproken door zijn grootmoeders, is Ensor immers niet machtig. Van de Woestijne, officieel tot ereburger benoemd, bedankt het gemeentebestuur en legt uit: “we zouden hier een jaartje blijven om de gezondheid van de kinderen, het is vier jaar geworden”. Ook vermeldt hij de aantrekkingskracht die de zee op hem uitoefent. Karel wordt bedolven onder ruikers bloemen en als herinnering aan zijn verblijf in de stad wordt overeengekomen dat een straat naar hem zou genoemd worden.
Villa l’Estran in De Panne, waar Karel van de Woestijne enkele vakanties aan zee doorbracht
de Gavergids 2010/1
28
1925 – 1929: Zwijnaarde Na het afscheidsbanket beginnen de van de Woestijnes ijverig in te pakken en vermoedelijk in de week van 15 maart 1925 verhuizen ze naar hun nieuw verblijf La Frondaie in Zwijnaarde. Het huis La Frondaie, genoemd naar ‘la frondaison’ ( het opkomen van de bladeren) beschrijft hij als “een klein huisje, gelegen in een grooten tuin”. Als zijn reumatiek het toelaat wandelt hij een keer per dag in zijn tuin. Het is een romantische tuin met egelantieren en rozen, zijn lievelingsbloemen. De tuin geeft uit op een vijver. Achter hun huis liggen ook nog een moestuin en een boomgaard met nog jonge appelbomen. Daarop kijkt de dichter uit als hij uit de grote ramen van zijn werkkamer naar buiten tuurt. De eerste jaren van zijn verblijf in Zwijnaarde houdt van de Woestijne een eigenzinnig maar strak werktempo aan. Soms werkt hij tot achttien uur per dag. Hij is docent, journalist, dichter en ieder uur college vergt vier uur voorbereiding. Als journalist legt hij zichzelf een ijzeren discipline op. Tot 1927 schrijft hij twee kronieken per week voor de Nieuw Rotterdamse Courant, af en toe over schrijvers en boeken, meestal over schilderkunst. In Zwijnaarde ontstaan ook heel wat belangrijke verzen, vaak religieus getinte poëzie. Karels godsdienstigheid uit zich ook in zijn religieuze praktijk. In zijn huis wordt dagelijks gebeden en als het weer het enigszins toelaat, loopt hij ’s ochtends vroeg naar de kapel van de Salesianen, op wandelafstand van La Frondaie, om er de mis bij te wonen en er ter communie te gaan. De familie van de Woestijne heeft zich nog maar enkele maanden gesetteld in Zwijnaarde als op 11 december 1925 de postbode een telegram bezorgd: Karel heeft de pas ingestelde Jaarlijkse Staatsprijs voor Nederlandse Letterkunde in de wacht gesleept, voor zijn bundel epische poëzie Zon in de rug uit 1924. De 10.000 frank van de Staat zijn meer dan welkom en hij hoopt dat “het sommetje cito geliquideerd of vloeibaar wordt gemaakt”.
’La Fondraie’, zoals het eruit zag in de jaren 1920
de Gavergids 2010/1
29
1928: Viering van zijn 50 jaar Er is nog meer feestgedruis op komst, want van de Woestijne wordt vijftig op 24 maart 1928. Vlaanderen en Nederland willen hem vieren. Een comité wordt opgericht met als voorzitters Maria Belpaire en Herman Teirlinck. Ook Edward Anseele, Felix Timmermans, Richard Minne, James Ensor, Constant Permeke en Frits van den Berghe treden toe. Op zaterdag 10 maart 1928 kopt De Standaard: “eindelijk is het zo ver, Karel van de Woestijne vijftig jaar”. Het wordt een drukke dag op La Frondaie: huldetelegrammen, bloemen en een schilderij van Frits van den Berghe. Het comité laat naar een tekening van Gustave een kopergravureafdruk maken, waarvan 60 genummerde en door Gustave ondertekende exemplaren beschikbaar worden gesteld tegen 200 frank per stuk. De dichter wordt er vreemd genoeg op afgebeeld als een verbitterde en door het leven getekende man.
Karel van de Woestijne in 1928, litho door broer Gustave
Om te bekomen van alle drukte en zich voor te bereiden op de officiële viering van 6 mei, trekt de familie tijdens de paasvakantie van 1928 naar De Panne aan zee. “Het moet: mijn vrouw is ziek, mijn zoon overwerkt en overspannen, terwijl ikzelf wel wat rust zal kunnen verdragen”. De officiële viering vindt plaats op zondag 6 mei 1928 in Brussel. Honderdtwintig mensen schuiven mee aan de rijkelijke feestdis. Het is een bont gezelschap van Vlamingen en Nederlanders, schrijvers, schilders, academici en politici: Camille Huysmans, Gustave Van de Woestyne, August Vermeylen, Henry van de Velde, Marnix Gijsen, … Herman Teirlinck geeft aan het einde van zijn feestrede de gevierde een portret gemaakt door zijn broer Gustave.
de Gavergids 2010/1
30
De talrijke blijken van vriendschap en genegenheid doen Karel deugd. Wanneer hij zelf opstaat, krijgt hij een staande ovatie. Hij dankt alle aanwezigen, ook zijn uitgevers die zoveel geduld hebben met zijn werk, dat eigenlijk niet zo best verkoopt. De officiële benoeming van van de Woestijne tot gewoon hoogleraar, op 19 januari 1929 gepubliceerd in het Staatsblad, en de daaraan gekoppelde verhoging van zijn jaarwedde van 56.000 naar 60.000 frank (ongeveer 30.000 euro) wordt in La Frondaie op gejuich onthaald. In mei van datzelfde jaar wordt Karel zelfs tot decaan verkozen maar zijn gezondheidstoestand belet hem om de leiding van zijn faculteit op zich te nemen.
Zoon Paul van de Woestijne 1928 wordt nog opgefleurd door een paar andere mooie momenten. In de zomer studeert Paul van de Woestijne af aan de faculteit klassieke filologie van de Gentse universiteit, met maxima cum lauda. Hij krijgt bovendien de kans om een jaar te gaan studeren aan de Ecole normale supérieure in de Franse hoofdstad. Op 18 juli 1928 promoveert hij tot doctor in de klassieke filologie. Vader van de Woestijne is trots op zijn zoon. 1929 kondigt zich aanvankelijk gunstig aan. Zijn zoon, op dat ogenblijk studerend aan de Hogere Parijse Normaalschool, verlooft zich “met een meisje dat ons heel erg in de smaak valt”. “Je suis très heureux de vous annoncer les fiançailles de Paul avec Adrienne De Zutter” meldt de dichter aan zijn broer Gustave. De familie De Zutter is eigenaar van de jutefabriek S.A. de Waereghem, in Waregem beter bekend als den Transvael, en is al van voor de oorlog een enthousiaste verzamelaar van het werk van Gustave van de Woestijne. Het is via hem dat Karel en zijn gezin de familie De Zutter hebben leren kennen. “Ge kunt u niet voorstellen hoe goed Paul het getroffen heeft: zijn Adry is een goed, verstandig, zeer gevoelig, zeer gecultiveerd meisje, buitengewoon muziekaal. En ze is daarenboven rijk genoeg om over hun ouden dag niet te moeten dubben.” Dat de familie De Zutter er warmpjes bij zit, is meer dan een prettige bijkomstigheid. Van de Woestijne, die zijn leven lang heeft moeten bedelen, beseft beter dan wie ook dat geld gemoedsrust betekent. Na zijn huwelijk te Waregem op 5 november 1929 (enkele maanden na de dood van zijn vader Karel) verlaat Paul zijn ouderlijk huis in Zwijnaarde en komt met Adrienne wonen in het Rozenhuis in Waregem, palend aan haar geboortehuis ’t Goed ter Elst. Gustave, de oom van Paul, had het Rozenhuis, in de huidige Ter Elststraat, verlaten toen hij directeur werd aan de Academie voor Schone Kunst te Mechelen.
Het Rozenhuis vandaag
de Gavergids 2010/1
31
Een jaar nadien wordt Paul bij koninklijk besluit van 13 december 1930 benoemd als docent aan de Gentse universiteit, opnieuw een van de Woestijne dus. Tijdens de vijf jaar dat het gezin in Waregem woont, worden hun twee kinderen geboren: Karel jr. op 27 augustus 1930 en Paul jr. op 4 mei 1933. Na 5 jaar houden ze het hier voor bekeken. Op 2 oktober 1934 ruilen ze Waregem voor Ukkel. Paul, een zeer bekwaam docent, overlijdt te Elsene op 10 december 1963, slechts 58 jaar oud. Zijn vrouw, Adrienne, overleeft hem nog 26 jaar. Ze overlijdt in Lasne, bij LouvainLa- Neuve, op 9 mei 1989, 84 jaar oud.
Ziekte en begrafenis van Karel van de Woestijne Met de gezondheid van vader Karel gaat het de volgende dagen in 1929 snel bergaf. In februari meent hij aan allerlei winterkwalen te lijden. Hij laat zich nog vermurwen om een weekend te gaan logeren bij Pauls toekomstige schoonouders, op het landgoed ter Elst in Waregem, maar hij gaat op zondagochtend niet mee naar de mis.
Pauls schoonouders Charles De Zutter & Marguerite Taelman
In de paasvakantie neemt van de Woestijne afscheid van zijn geliefde zee. Het is zijn laatste vakantie. De tering oefent haar sloopwerk steeds grondiger uit en in april en mei geraakt de professor nog maar met moeite in zijn lokaal aan de universiteit waar hij op 22 mei zijn laatste college geeft. De dichter is aangetast door de gevreesde ziekte tuberculose. Hij blijkt ook te lijden aan een hartkwaal en zijn long is al zwaar beschadigd. Aan Streuvels schrijft hij: “Ik durf geen hoop meer te koesteren”. Een paar dagen later vraagt hij naar het kleine zwarte kruisje dat in de handen van zijn moeder lag, toen ze in 1903 stierf. Hij laat het niet meer los en op zaterdag 24 augustus sterft hij om 9 uur in de ochtend. Het droevige nieuws verspreidt zich razendsnel over Vlaanderen en Nederland. Al op zaterdag en zondag regent het rouwtelegrammen van vrienden en bekenden. Zelfs kroonprins Leopold laat aan mevrouw van de Woestijne weten dat hij innig deelt in haar rouw. De kranten laten hun lezers weten dat de begrafenis zal plaatsvinden in de kerk van het dorp Zwijnaarde, op woensdag 28 augustus om half elf.
de Gavergids 2010/1
32
Die dag komen massa’s mensen met de trein, tram of auto naar Zwijnaarde. De koetsier van de lijkwagen toomt twee gitzwarte paarden in en de indrukwekkende stoet zet zich traag in beweging. Achter de lijkwagen lopen met gebogen hoofd Paul van de Woestijne, en zijn ooms Gustave en Maurice. De aan lager wal geraakte broer Eduard blijft afwezig. Tegen half elf loopt de dorpskerk van Zwijnaarde helemaal vol. De kist wordt naar voren gedragen op een middenpad dat, naar middeleeuws gebruik, met stro bedekt is, uit respect voor een eminente persoonlijkheid. Nog nooit zijn zoveel schilders en schrijvers op één plek samen gezien: Cyriel Buysse, Stijn Steuvels, Herman Teirlinck, August Vermeylen (speciaal teruggekomen uit Genève), Ernest Claes, Willem Putman, Wies Moens, Valerius de Saedeleer, Frits van de Berghe, Gust en Léon de Smet en veel anderen. Op uitdrukkelijk verzoek van van de Woestijne worden er geen toespraken gehouden. Na het In Paradisum gaat de stoet naar de Campo Santo begraafplaats in Sint-Amandsberg. Karel van de Woestijne wordt bijgezet in het familiegraf bij zijn vader Alexander en zijn moeder Antigone Sielbo. Later zal ook zijn broer, de beroemde kunstschilder Gustave, in 1947 er worden begraven. Op het prachtige kerkhof liggen trouwens veel eminente Vlamingen begraven, zo als Karel Lodewijk Ledeganck, Jan Frans Willems en Rosalie Loveling.
het grafmonument van Karel van de Woestijne op de Campo Santo begraafplaats
La Frondaie Na het overlijden van Karel van de Woestijne in 1929 verhuisde zijn weduwe met de kinderen en kreeg La Frondaie nieuwe eigenaars. Dit “kleine huisje” waar Karel de laatste vier gelukkige jaren van zijn leven sleet, samen met zijn vrouw Mariette, zijn zoon Paul en zijn dochtertje Lily is ondertussen een beetje verbouwd. De prachtige tuin met de vijver die aan het huis een aparte charme gaf, is nu verkaveld, zodat het geheel nog maar weinig lijkt op het domein de Gavergids 2010/1
33
waarop de van de Woestijnes eind 1924 verliefd werden. Er is niets aan de villa dat er nog op wijst dat hier ooit de grote Vlaamse dichter werkte en woonde. Vandaar het voorstel van het Herdenkingscomité Karel van de Woestijne om in Zwijnaarde een gedenkteken op te richten aan La Frondaie en een boekje uit te geven over de Zwijnaardse jaren van van de Woestijne. Het boekje beschrijft het leven van de schrijver tussen 1925 en 1929, en bevat ook talrijke brieven uit die periode. Die jaren waren een bloeiperiode voor de schrijver. Het werk uit die jaren vormt een kroon op zijn oeuvre: “hij blikte terug en zag dat het goed was”. Het gedenkteken is een kopie van het bronzen borstbeeld van 1935, vervaardigd door beeldhouwer Jozef Cantré (1890-1957). Het origineel stond in het Gentse Koning Albertpark en werd onthuld op 25 september 1954, ter gelegenheid van de vijfentwintigste verjaardag van het overlijden van de dichter, maar in 1989 het verdween spoorloos. De bronzen replica van de bekende “kop” staat nu aan het huis in de Leebeekstraat 10 in Zwijnaarde.
het verdwenen borstbeeld van Karel van de Woestijne
Karel was één van onze belangrijkste Vlaamse dichters. Zijn gedichten zijn gekenmerkt door een hoge vormelijke perfectie. Zijn meest gekende bundels zijn Wiekslag om de kim en De boer die sterft. Tot de Zwijnaardse jaren behoren de bekende versregels: Ik ben de hazel-noot. Een bleeke, weeke made bewoont mijn kamer, en die blind is, en die knaagt … Bronnen
Historische stadswandeling Waregem, 2003. S. J. Bauwens, Zuid en Noord, 1951. 25ste jaarboek van de geschied- en heemkundige kring ‘de Gaverstreke’, 1997. Kerk en Leven, 21 oktober 2009. A.M. Musschoot et. al., Karel van de Woestijne in Zwijnaarde. 1925-1929, Gent, 2009, 136 p. Het boek is te verkrijgen bij Arthur De Decker, Leebeekstraat 9, 9000 Gent,
[email protected]. speciale dank aan de auteurs van het boek Karel van de Woestijne in Zwijnaarde
de Gavergids 2010/1
34