[voor 03.03.1898], Stijn Streuvels aan Karel van de Woestijne
1
Ik heffe ne keer mijn hoofd op om te weten of ge Gijlieden nog leeft ende gezond zijt ende om ook te weten hoe het staat met die zaag van dat "werk" ende omdat ik absoluut perforce 't overige van mijn handschrift wil terug hebben. Dat wordt een deerlijk dingen: als mij iets aantrek dan zou ik ten minste deugd aan mijn zaken doen... maar dat trouwt...1 of mooscht wat weet ik al en laat de zaken waaien. Voor mij pers. moet er niets verschijnen; maar overal waar ik mijn hoofd toone roepene ze van Werk – werk – werk? met groote ??'s. Verschillige abonnés zegden me dat ze hun Boek I gaan weigeren... anderen gaven me voor raad, daar 't moment om een pikante nieuwigheid uit te geven toch voorbij is — het cijferke 9 in 99 te veranderen en 't ding gereed te maken tegen 25 December aanstaande. Dan zou ik misschien mijn "Zomer" in plaats van "Lente" kunnen geven.2 — En als 't nu aan Buschmann ligt3 — (sedert 2 maanden zag ik geene proeven meer) — waarom dat alles uit zijn pooten niet gesnakt? — Hij zou het met mij zoo schoon niet hebben. Nu.... (eene Godspraak!) "Op U en Uwe Confraters4 weegt de schuld dat er van mij zes maanden lang niets voortgebracht is — (ik leef in mijn ding zoolang het de wereld niet in
...... 1
2
3 4
Hoewel niemand van de medewerkers aan het Werk-project (noch Karel van de Woestijne, noch Victor de Meyere of uitgever Buschmann) omstreeks deze tijd in het huwelijk trad, neemt Streuvels toch het woord 'trouwen' in de mond. Hij gebruikt het woord figuurlijk in de zin van 'knoeien' of 'onfatsoenlijk werk leveren'. Daarmee doelde hij op het herhaalde uitstellen van Werk, omdat de anderen ondanks hun eerdere belofte hun kopij niet op tijd klaar hadden. Werk liet inderdaad lang op zich wachten: de samenstelling van 'Boek I' vond plaats in de zomer van 1897 en de uitgave ervan was voor begin oktober voorzien, maar het zou nog tot eind juli 1899 duren voor de bundel uiteindelijk het licht zag. Streuvels moest daardoor noodgedwongen lange tijd toezien hoe zijn Lente onuitgegeven bleef, en daar kon hij niet goed mee om. Hij kreeg de drukproeven, waarop hij nog altijd wijzigingen aanbracht, slechts traag en bij beetjes in handen, en besloot daarom zijn manuscript terug te vragen. I.v.m. Werk, zie ook brief 6, noot 5. Lente is het gevoelige verhaal van Streuvels over een meisje Horieneke, dat op de drempel van volwassenheid stond. 'Pikant' was de novelle in haar weergave van een wereld vol desillusie. Lente verscheen in Werk (1898, p. 3-46) en werd ook opgenomen in Lenteleven (1899). Een deel ervan werd ook onder de naam Frank Lateur gepubliceerd onder de titels 'Lentenacht' en 'Achter de Eerste Communie' in De nieuwe tijd, 3 (1899, nr. 18 (2 maart), p. 137-139 en 1899, nr. 19 (9 maart), p. 145-147). Zie ook brief 6 (vooral noot 1, noot 4 en noot 7). Werk zou bij Buschmann verschijnen. Streuvels bedoelt Karel van de Woestijne, Victor de Meyere, Jules de Praetere en Paul Buschmann, die betrokken waren bij het project Werk. In tegenstelling tot Streuvels waren Van de Woestijne en De Meyere niet op tijd klaar met hun bijdrage. De situatie werd nog bemoeilijkt omdat een illustratie van De Praetere voor het titelblad werd afgekeurd (zie noot 8 (p. )). 1
[voor 03.03.1898], Stijn Streuvels aan Karel van de Woestijne
2
is)5 en ik verdoem den achtermiddag waarop ge mij van die domme onderneming gesproken hebt.6 — zendt me om de liefde Gods mijn ding terug en laat me voor altijd gerust." — Hier staak ik mijne verbolgenheid en pruttel u het overige op mijn gewoon gemoedelijk toontje in de ooren. — Al de adressen om de Minneplaat hebben niets opgebracht; we zullen 't maar uit het hoofd steken.7 Ik ben met de titelplaat van "Werk" in 't geheel niet tevreden;8 (ik zou met Jules eens een koutje willen slaan over "Boekversiering") 't bovenste is een , waarmede ik veel plezier gehad heb, en heb er 't volgende symbolisme in gevonden: de eerste boom is uw toeg. onderget. — de 2 is mijn lieve toehoorder9 en de 3 is Dichter De Meyere en wij loopen daar alle drie met dat plakaat op den buik "Werk" — De beek die ons komt bespoelen is onzen teekenaar: Jules — en de zwarte atmospheer die ons omgeeft is de sinistre Minne! 't Onderste deel is mager plagiaat — copij uit "de Vlamse "10 Nog eens: ik zou een praatje willen met Jules over ...... 5
6
7
8
9 10
Streuvels had Lente (hoewel eigenlijk niet de definitieve versie) al zes maanden eerder, begin september 1897, afgerond. Het langdurige uitblijven van de publicatie ervan verhinderde hem blijkbaar om nieuw en ander werk te scheppen. Een andere uitspraak daarover deed hij in een brief van 1 maart 1898 aan Emmanuel de Bom. Daar luidde het: 'Zoolang er iets traineert op de persen, van mijn werk, leef ik daarin en kan niets nieuws opbouwen.' Eind 1897 had hij weliswaar nog 'In de vlage' geschreven. Van de Woestijne had met Streuvels over Werk gepraat toen hij hem in februari 1897 samen met De Praetere in Avelgem had opgezocht. In het prospectus van Werk (zie brief 6, noot 6) werd aangekondigd dat George Minne twee platen zou vervaardigen voor het eerste nummer. Uiteindelijk zou Minne echter geen aandeel hebben in het Werkproject. Van de Woestijne, De Meyere en Buschmann hadden het titelblad dat Jules de Praetere voor Werk had ontworpen van de hand gewezen, en Streuvels was het dus kennelijk met die afwijzing eens. Ook dat was een van de redenen waarom de publicatie van Werk zo lang uitbleef. De 'toehoorder' van deze brief, Karel van de Woestijne. De Vlaamsche School was aanvankelijk een halfmaandelijks, later een maandelijks tijdschrift dat van 1855 tot 1901 in Antwerpen werd uitgegeven. Ondanks zijn overwegend lokale Antwerpse karakter behoorde het een halve eeuw tot de toonaangevende kunstbladen van Vlaanderen. Na de dood van Désiré van Spilbeeck, die van 1863 tot 1887 het tijdschrift had geleid, nam Paul Buschmann de uitgave op zich. Hij werd daarvoor bijgestaan door Pol de Mont, die in 1897 ook (officieel) hoofdredacteur werd. Deze tweede reeks van het tijdschrift wordt gekenmerkt door een jeugdige vernieuwing, zowel in de grafische vormgeving als in de inhoud. Streuvels heeft zich altijd negatief over het tijdschrift uitgelaten. Zo schreef hij op 26 maart 1897 aan De Bom: 'Wat is me dat een rare winkel geworden, 't schijnt dat ze daar nen accoord gemaakt hebben met eenige Duitschers om alles te drukken wat die heeren hun geweerdigen te zenden; en wat hemel wat een "taal" Pol de Mont nu opneemt... en die nieuwe spelling! en die "liefhebberijtjes" van Claus Groth.... en daar tusschenin.... Gezelle! Knoopt dat aaneen!' 2
[voor 03.03.1898], Stijn Streuvels aan Karel van de Woestijne
3
Boekornamentasie! Gezelle bevallen zeer wel papier en letter alsook die M11 — Zoudt ge Boek II niet doen dienen om die anthologie?12 — Men gelast mij een abon. te nemen — weet nog niet aan wat adres — zonder verder orders mag het naar mijnent gezonden worden, zendt me iets te lezen van Uw werk. — Mijne beste groeten aan Jules en eene hand aan Mijn Karel van Uw Stijn Streuvels nu kruip ik weer diepe, diepe in Tolstoijs Krieg und Frieden!!!13
...... 11
12
13
Guido Gezelle was opgetogen over de papiersoort (handgeschept Hollands-Van Gelderpapier) en het lettertype van Werk. Wellicht wordt met die 'M' (die tweemaal omkaderd is in de brief) George Minne bedoeld, die behalve aan Werk II oorspronkelijk ook aan Werk I zou meewerken. Er waren ook plannen om Julius de Praetere los van het project Werk een anthologie van Gezelles gedichten te laten drukken, maar Streuvels raadt aan die te laten verschijnen als Werk II (zie ook noot 12 (p. )). 'Boek II': Werk II, dat gepland was om vier maanden na deel I te verschijnen. In een brief aan Lode Ontrop meldt Van de Woestijne dat Boek II 'geheel gewijd zou zijn aan de twee grootste kunstenaars van Vlaanderen: Guido Gezelle voor de inhoud en George Minne voor de illustraties'. Streuvels is Oorlog en vrede van Tolstoj in een Duitse uitgave aan het lezen, nadat De Bom het hem had aangeprezen. Het boek overtrof naar Streuvels' smaak alles wat hij tot dan toe had gelezen. Streuvels' schrijfwijze van de naam van de Russische auteur is in deze brief onduidelijk. Ofwel staat er 'ij', met een onduidelijke 'i', ofwel plaatste hij een trema op de 'j' zonder een 'i' te schrijven. Dat letterteken kon hier typografisch niet worden weergegeven. 3
[voor 03.03.1898], Stijn Streuvels aan Karel van de Woestijne
Titel: Zender: Ontvanger: Plaats: Datum: Type:
Fysieke bijzonderheden: Bewaarplaats: Collectie: Elektronische publicatie:
Editeur: Algemene leiding:
i
[voor 03.03.1898], Stijn Streuvels aan Karel van de Woestijne Stijn Streuvels Karel van de Woestijne 1898 Brief, geen omslag, Ongelijnd papier dat in de breedte doormidden is gevouwen. Alle vier de zijden zijn beschreven. Voor het laatste kwart van de brief, beginnend met de woorden 'en wij loopen daar alle drie' heeft Streuvels het vel een kwartslag (linksom) gedraaid. , 179 225 Letterenhuis, Antwerpen, België S935, nummer 127310/4 Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie / Centre for Scholarly Editing and Document Studies Gent , © Copyright, CTB Bert Van Raemdonck Stijn Vanclooster Prof. dr. Yves T'SjoenEm. prof. dr. Anne Marie Musschoot
i