Depressie bij jeugd: Ook een dip in het IQ ? Dorith Merkx
Samenvatting t.b.v. Karakter Nijmegen
[email protected]
Probleem Depressie bij kinderen gaat vaak samen met leerproblemen waarbij de depressie zowel oorzaak als gevolg van de leerproblemen kan zijn. Om de aard van het leerprobleem te begrijpen en te bepalen of/hoe dit plaats moet hebben binnen de behandeling, wordt bij het depressieve kind vaak een intelligentietest afgenomen. Het is echter niet duidelijk hoe ‘afwijkende’ resultaten geïnterpreteerd moeten worden omdat onbekend is of kinderen door de depressie slechter presteren op de intelligentietest. Er is geen wetenschappelijke literatuur dat hier antwoord op geeft. Heeft het zin om een intelligentietest af te nemen bij kinderen met een stemmingsstoornis?
Dit is algemene info. Meer specifiek?
Z.O.Z.
Doel Inzicht in de prestaties van depressieve kinderen van Karakter Nijmegen op een IQ-test. Methode Literatuurstudie en data-analyse van alle patiënten met een stemmingsstoornis van Karakter Nijmegen bij wie tussen 01-01-2003 en 31-12-2013 een WISC-III-NL is afgenomen.
Omschrijving studiegroep 6;0 tot en met 16;11 jaar 159 kinderen= 23,8 % van de totale groep Stemmingsstoornis volgens DSM-IV Kinderen met problemen op school Alle comorbiditeit geïncludeerd Kinderpsychiater/psycholoog indiceerde IQ-test
Tabel 1
Totale groep
6-12 jaar
13-16 jaar
Aantal
159
78
M leeftijd
12;6
9;11
Aantal jongens
89
Aantal meisjes M totaal IQ
Conclusie De depressieve kinderen van Karakter behalen in vergelijking tot de normale populatie in Nederland eenzelfde gemiddeld totaal intelligentieniveau, maar hebben vaak een disharmonisch intelligentieprofiel. Er is bij de studiegroep zeer vaak sprake van een significant groot verschil tussen de verbale en performale intelligentie, ten nadele van de performale intelligentie. Dit disharmonische intelligentieprofiel wijst op een verhoogde kans op neurocognitieve problemen met mogelijke leerproblemen tot gevolg. Het profiel uit zich bij jongens en meisjes op een andere manier. Jongens presteren beter dan meisjes. Als jongens zwak presteren op de performale intelligentie, is dit gerelateerd aan een tragere verwerkingssnelheid. Bij meisjes hangt de zwakke performale intelligentie samen met een zwakke perceptuele organisatie. De comorbiditeiten ADHD en autisme hebben het intelligentieniveau en het intelligentieprofiel van de studiegroep niet nadelig beïnvloed.
D. Slaats-Willemse
P. van Deurzen
Dysthyme stoornis
MDD
81
Stemming als primaire stoornis 116
83
64
14;11
12;7
12;1
13;2
56
33
59
43
38
70
22
48
57
40
26
99.11
101.63
96.68
98.22
98.16
100.02
Aanbevelingen Het heeft ook bij depressieve kinderen zin om een intelligentietest af te nemen als er schoolproblemen zijn. Als er naast gerapporteerde klachten op leergebied uit de intelligentietest aanwijzingen komen voor neurocognitieve problemen, moet daar aandacht aan besteed worden in de behandeling ondanks dat het oorzakelijke verband met de depressie niet bekend is. Bij de kinderen van Karakter bestaan de klachten lang en is de problematiek complex zodat het niet vanzelfsprekend is dat de leerproblemen verdwijnen met het opklaren van de depressie. Het is daarom zinvol om een passend behandelprotocol te ontwikkelen voor de ondersteuning van deze kinderen op school. Nameting van de intelligentie na de depressiebehandeling wordt aanbevolen voor het terugvalpreventieplan: het vergroot de kennis over de relatie tussen depressie en cognitie voor het betreffende individuele kind.
B. van Waterschoot, L. Ekkel
Info t.b.v. zorglijnen ASS en ADHD Nijmegen
Depressieve kinderen met ASS en/of ADHD Van de studiegroep heeft 57.2% meer dan één stoornis op As1. Er zijn kinderen met één stoornis maar ook met vijf stoornissen. De comorbiditeiten ADHD, Autisme Spectrum Stoornis (ASS) en angststoornissen komen het meest voor. Een leerstoornis komt bij 5 kinderen op As1 voor. De overige comorbiditeiten zijn zo divers van aard dat hiervan geen aparte groep kan worden gevormd. Tabel 2: Schalen en factoren van depressieve kinderen met en zonder ASS/ADHD
TIQ
Totale groep (159) 99.11
Kinderen zonder ASS en/of ADHD (52) 101.85
VIQ
102.44
104.46
PIQ
95.21
97.48
VBF
102.83
104.67
POF
95.64
98.29
VSF
97.03
98.69
Figuur 1: depressieve kinderen met ASS /ADHD in vergelijking tot de totale groep depressieve kinderen.
Figuur 2: Invloed ASS / ADHD bij depressieve meisjes en jongens
Veel van de kinderen uit de studiegroep hebben een comorbide stoornis, waarvan bij ADHD en een autisme spectrum stoornis (ASS) bekend is dat deze stoornissen samengaan met neurocognitieve problemen. Dit komt vervolgens vaak tot uitdrukking in disharmonische intelligentieprofielen. ADHD en ASS kunnen het typische profiel en de lagere scores zoals gevonden in deze studiegroep van de depressieve kinderen echter niet verklaren. Zeer opvallend is de groep kinderen met autisme: zij volgen precies het intelligentieprofiel van de totale stemmingsgroep, maar hun totale intelligentieniveau ligt significant hoger. Dit profiel én de hoogte van de gemiddelde scores komen niet overeen met eerdere studies naar intelligentie en autisme. Als in de literatuur specifiek gezocht wordt naar een verklaring, blijkt volgens Kanne (2011) en Magnuson & Constanino (2011) dat jeugdigen met autisme én een hoog intelligentieniveau, méér kans hebben op het ontwikkelen van een depressie. De onderliggende theorie is dat deze jongeren meer zelfbewust zijn, meer besef hebben van hun sociale problemen en meer geïnteresseerd zijn in sociale contacten dan autistische jongeren met een lage intelligentie. Hun betere besef leidt tot gevoelens van gemis en depressie. Kinderen met autisme en een lagere intelligentie kunnen óók een depressie ontwikkelen, maar deze uit zich zowel gedragsmatig als in cognitie anders. In deze studie blijken kinderen met autisme dus overwegend slimmer te zijn dan de andere kinderen uit de studiegroep zonder autisme. Een verklaring is mogelijk ook dat al bij aanmelding de kinderen met autisme en een vermoede lagere intelligentie worden verwezen naar de polikliniek LVB van Karakter in Oosterbeek. Magnuson, K.M. & Constantino, J.N. (2011). Characterization of depression in children with Autism Spectrum Disorders. Journal of developmental and behavioral pediatrics, 32(4), 332-340. Kanne, S.M., Gerber, A.J., Quirmbach, A.M., Sparow, S.S., Cicchetti, D.V. & Saulnier, C. A. (2011). The role of adaptive behavior in Autism Spectrum Disorders: Implications for functional outcome. Journal of Autism and developmental Disorders, 41, 10071018.
2
Meisjes versus jongens
Info t.b.v. zorglijn SAOS Nijmegen
Meisjes en jongens verschillen in dit onderzoek in hun intelligentieprofiel. In eerdere studies naar de prestaties van kinderen met een stemmingsstoornis op de WISC-III-NL, wordt dit onderscheid niet besproken. In studies die zijn gedaan naar het executieve functioneren van depressieve kinderen zijn wél verschillen tussen jongens en meisjes beschreven, waarbij de depressieve meisjes over het algemeen meer problemen laten zien dan de jongens. De jongens volgen grotendeels het beeld zoals dat in eerdere onderzoeken naar intelligentie en depressie is aangetoond: zij presteren als groep niet wezenlijk afwijkend op de intelligentietest maar er is wel enige traagheid zichtbaar. De meisjes in deze studie behalen wél een significant lager totaal intelligentieniveau in vergelijking met de normale populatie. Niet het tempo van informatieverwerken, maar de organisatie van informatie blijkt voor hen het lastigst te zijn. Er zijn duidelijke aanwijzingen voor neurocognitieve problemen bij vooral pubermeisjes met een depressie in engere zin.
4
Figuur1: Schaal- en factorscores van de verschillende typen stemmingsstoornissen behaald door de jongens.
Leeftijd De kindergroep presteert in het algemeen beter dan de pubergroep en presteert zelfs significant beter op de verbale capaciteiten dan de pubergroep. Dit kan niet door het geslacht verklaard worden. Wel is ook in de kindergroep al een grote hoeveelheid disharmonische intelligentieprofielen (VIQ > PIQ). In de kindergroep is er minder onderscheid tussen de jongens en de meisjes. De groep pubermeisjes presteert in dit onderzoek het meest laag en disharmonisch. Aanbeveling In de internationale literatuur wordt meerdere keren vermeld dat depressieve kinderen géén afwijkende scores laten zien op een intelligentietest, ook niet in het intelligentieprofiel. Dit kan samenhangen met de kleine onderzoeksgroepen van andere studies. Ook kan dit samenhangen met het feit dat de populatie uit deze studiegroep een afspiegeling is van een klinische populatie terwijl in andere studies kinderen vaak geselecteerd zijn om deel te nemen aan een studie. Een laatste en belangrijke reden voor verschil tussen deze en andere studies, is een bias in deze onderzoeksgroep: niet ieder aangemeld kind met stemmingsklachten krijgt bij Karakter een intelligentieonderzoek. Slechts een kwart wordt hiervoor aangemeld op basis van indicaties. Het is dus waarschijnlijk dat de kinderen uit deze studiegroep méér neurocognitieve klachten hebben dan de kinderen van Karakter die níet voor psychologisch onderzoek worden aangemeld. Het is belangrijk om de indicatiecriteria voor psychologisch onderzoek bij depressie goed vast te leggen zodat de juiste kinderen voor een intelligentie onderzoek aangemeld worden. Indien het leren en functioneren op school behandeld wordt, moet dit goed geïntegreerd worden binnen de depressie-behandelingen. Gezien de complexiteit van de doelgroep en de problematiek wordt daarom geadviseerd de behandeling binnen de gespecialiseerde GZZ uit te voeren.
3
Info t.b.v. Denkkracht
Interpretatie WISC-III bij depressief kind Bij de interpretatie van het intelligentieonderzoek in de klinische praktijk is het goed te weten dat een significant lagere performale intelligentie dan verbale intelligentie veel voorkomt bij kinderen met een depressie (VIQ > PIQ). Men moet vooral bij meisjes en pubers alert zijn op onderliggende neurocognitieve problemen. Bij het interpreteren van het intelligentieonderzoek van een depressief kind van Karakter wordt aanbevolen om na te gaan of er sprake is van het beschreven intelligentieprofiel (VIQ > PIQ). Daarover kan de volgende interpretatie in het rapport van het intelligentieonderzoek beschreven worden: Het disharmonisch intelligentieprofiel VIQ> PIQ geeft kans op overschatting van de mogelijkheden van het kind omdat het kind in het verbale contact sterker is dan het daadwerkelijk in het handelen kan realiseren. Dat betekent dat het depressieve kind snel overvraagd wordt in zijn capaciteiten. Vervolgens is het belangrijk om in het rapport te verklaren waarom de performale intelligentie significant laag is. Bij kinderen die voldoen aan het profiel VIQ > PIQ en zwak presteren op de perceptuele organisatie kan geïnterpreteerd worden: dit zijn kinderen die wel (verbaal) kunnen redeneren en leerstof begrijpen maar dit niet goed tot uitdrukking kunnen brengen in georganiseerd handelen. Bij kinderen met het profiel VB > PIQ die vooral op de verwerkingssnelheid uitvallen, kan uitgelegd worden dat zij de leerstof begrijpen, (verbaal) kunnen redeneren en ook georganiseerd kunnen handelen maar moeite hebben met het tempo en/of werkgeheugen bij het leren. Deze aanbevelingen voor interpretaties van het intelligentieonderzoek moeten gezien worden als een leidraad waarbij de geldigheid altijd per casus beoordeeld moet worden. Als er twijfel is over de juiste betekenis van de lage performale score, kan neuropsychologisch onderzoek naar de functies (werk)geheugen, aandacht, inzicht en overzicht en/of executieve functies meer helderheid geven. Vooralsnog kan ervan worden uitgegaan dat de aanwijzingen vanuit een intelligentietest in combinatie met schoolgegevens, meestal voldoende zijn om de nodige aanpassingen in het leren op school te bepalen. Neuropsychologisch onderzoek moet alleen worden ingezet als er vermoedens zijn van een complexer leerprobleem of als er onvoldoende helderheid is over het cognitief beeld om de behandeling vorm te geven. Betrokkenen zal moeten worden uitgelegd dat de causaliteit tussen de prestatie op de intelligentietest en de depressie onduidelijk is. Hen kan worden uitgelegd dat het bovenstaande intelligentieprofiel veel gezien wordt bij depressie en een signaal vormt om oog te hebben voor het schoolse leren van het kind. Subtestniveau Interpreteren op subtestniveau moet met veel terughoudendheid gebeuren. Vooralsnog zijn de volgende gegevens vooral bedoeld als inzicht in de studiegroep en niet goed te gebruiken in individuele gevallen. Sterkste subtests VIQ jongens en meisjes Begrijpen Overeenkomsten
Zwakste subtests PIQ jongens Subsitutie Figuurleggen
Zwakste subtests PIQ meisjes Plaatjes ordenen Figuurleggen
Literatuur Dickerson Mayes, S., Cakhoun, S.L. (2004). Similarities and Differences in Wechsler Intelligence Scale for Children-Third Edition (WISC-III-NL) Profiles: Support for Subtest Analysis in Clinical Referrals. The Clinical Neuropsychologist. 18: 559-572. Kirsch, V., Pritzel, M., Goldbeck, L. (2007). Eine Untersuchung zur Spezifität kognitiver Leistungen depressiver Kinder und Jugendlicher im HAWIK-III. Zeitschrift für Klinische Psychologie und Psychotherapie, 36 (2), 105–111.
4