deinhoud 4
IMAGO POLITIEKE PARTIJEN
"De marketing van de politiek is de beslissende factor in de verkiezingsstrijd geworden. De lijsttrekker is slechts een reclame-instrument. Een '/eading character' waar het hele produkt aan op wordt gehangen. Inderdaad, een Camel Man, die gelukkig wel iets zegt: namelijk die woorden die goed vallen. Communicatie-adviseur G.P. Hermans legt uit hoe politieke partijen zichzelf het beste kunnen verkopen.
I4
ILLEGALE ARBEID
Nederland kent een omvangrijke 'onderwater-economie'. Sinds kort doet de overheid verwoede pogingen om de illegale arbeid te bestrijden. "De problemen in de confectie en andere arbeidsintensieve sectoren zijn niet nieuw. Ze zijn zo oud als het kapitalisme zèlf " Een reportage van Hans Krikke overhet falend beleid van de overheid.
26
EMOTIE-TV
Dramaturg Marijn van der Jogt raakte in de ban van de tvprogramma's die volgens de cultureel-correcte elite zo platvloers op de gevoelens van de kijker inspelen. "De zoektocht naar pijnlijke plekken, naar wonden en littekens, wordt gedreven door het verlangen naar heling. Eigenlijk is dat een prachtig, bijna religieus streven."
40
INDUSTRIEPOLITIEK
"Ter linkerzijde heeft lange tijd de angst geheerst dat nadruk op industrie ten koste zou gaan van het milieu. Het sommetje 'industrie x extra aandacht =extra milieuvervuiling' is snel gemaakt, en roept schrikbeelden op van stinkende schoorstenen, geestdodend werk, hoog energieverbruik en van bergen onverwerkt afval", aldus Winfried Ruigrok en Rob van Tulder
HANDBOEK VOOR EEN NIEUWE POLITIEKE KLASSE In samenwerking met politiek-cultureel centrum DE BALIE biedt DE HELLING hierbij alle lezers gratis een aflevering van het tijdschrift DE MIDDENPAGINA aan. In de vorm van een verklarende woordenlijst verschijnen in twaalf pagina's alle gruwelijke en schitterende woorden ten tonele die het huidige politieke spraakgebruik zijn binnengeslopen.
35 OORLOGSVERWERKING "Je stompt af. Zo'n puur antisemitische brief van Rost van Tonningen- •ik beschouw alle
joden als ongedierte' - dat zie ik niet meer als bijzonder." Een interview met David Barnouw, stafmedewerker van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie en uitgever van het definitieve Anne Frankdagboek.
111'
1:,
I I
1111 COMMENTAAR
De politieke cultuur van verkiezingsprogramma's
9
Henk Krijnen
20
Burgers en hun niet altijd te waarborgen recht op veiligheid 'I
Hans Bunkers
GELD
30
tl1
I
De afwezigheid van democratisch toezicht op het bankwezen Leo van Eerden
RUBRIEKEN
25
Column
45
Column
Jantine Oldersma Karin Spaink
46
WB-berichten
ACHTERPAGINA Tom Schreuder
I
! 11
10 BURGERS EN POLITICI Politicoloog /do de Haan gaat na hoe de burger wordt opgevoerd in de recente verkiezingsprogramma's. "Eind jaren vijftig sprak men vooral over 'soberheid' en 'tevreden consumenten', in de eerste helft van de jaren zeventig voortdurend over 'participatie' en 'mentaliteitsverandering'. En nu dan over 'zelfstandige burgers' en 'burgerschap'."
COLOFON
De Helling, tijdschrift voor linkse politiek, is een onafhankelijk politiek magazine met belangstelling voor ontwikkelingen op het sociale en culturele vlak. Het wil een algemeen medium zijn voor linkse politieke meningsvorming en publieke debatten beïnvloeden. De Helling verschijnt viermaal per jaar. Losse nummers: f I 0, -, jaarabonnement: f39,50, gironummer: 2737994, Stichting Wetenschappelijk Bureau Groen Links (o.v.v. DE HELLING). Uitgever: Stichting Wetenschappelijk Bureau Groen Links. Redactie: Marianne van den Boomen, Els Diekerhof, Adriënne van Heteren, Henk Krijnen, Joost Lagendijk, jas van der Lans, Hans Schoen, Radi Suudi, Kees Vend rik. Hoofdredactie: Henk Krijnen. Vormgeving & zetwerk: Richard Pollé/ Ruparo, Amsterdam. Druk: Drukkerij Raddraaier. Abonnement: De abonnee verplicht zich het abonnementsgeld over te maken vóór het begin van het nieuwe kalenderjaar. Niet voor I januari opgezegde abonnementen worden automatisch voor één jaar verlengd. Redactiesecretariaat, administratie & correspondentie: DE HELLING, Postbus 700; I 000 AS Amsterdam (020) 6202212. Omslagfoto: Fran van der Hoeven I HH. ISSN 0922-0119
111 11 I
!
1,1
,i I I[! I !
H.etcor orate 1ma• e van partiJen
De tijden veranderen, ook in de politiek. Vroeger stond de boodschap nog ècht centraal. Daarom was het schrijven van een verkiezingsprogramma een voorrecht voor de ftne reur van de partij. Nu is dat laatste tegenwoordig nog zo, maar het verschil is dat het niet meer de boodschap is die nog langer kiezers trekt. Het is de verpakking die de stemmen moet genereren. En dus gebeurt nu ook in dit landje precies hetzelfde wat al veertig jaar aan de gang is in de Verenigde Staten: het 'marketen' van de politiek. De consument, vroeger kiezer genaamd, heeft niet alleen een ruime keuze uit de politiek, hij kan zich zelfs de luxe permitteren om niet te gaan stemmen. En àls mensen tegenwoordig stemmen, dan doen ze dat als consument. Net als een produkt kies je dat merk waar je 'beter' van wordt. Of watje 'sympathiek' vindt. Of wat 'in' is. Maar waarom zou je nog politiek kiezen? De noodzaak van het stemmen is een beetje zoek. Natuurlijk, het hoort bij de democratie, maar met steeds lager wordende opkomstpercentages doemt de vraag op: wie z'n schuld is dat? De politiek? De kiezer? Of beiden?
Het is zover: de kiezer (m/v) mag uit z,n winterslaap
ontwaken. Want in 1994 wordt deze herontdekte vriend van de politieke partijen maar liefst drie keer opgeroepen de gang naar de stembus te maken. Tweede Kamer, gemeenteraad en het
Europees Parlement zijn de alibi,s voor een weldra losbarstende nationale passie: het grote verleidingspel om de kiezer. Vandaar dat momenteel in rokerige politieke achterkamertjes tal van zeer deskundige mensen zich beraden over de twee, hooguit drie trefwoorden waarmee het hele verkiezingsprogramma is samen te vatten.
DANSI DANSI Hoe het ook zij, de politieke partijen schijnen het antwoord op de schuldvraag al te weten: de kiezer, hij is de schuldige. Die luistert niet, 'dus' net als bij slechtlopende limonade gaat de communicatie-trucendoos open om extra verkoop van het produkt te bewerkstelligen. Met nog mooiere posters; 'nu gratis button'; 'nu met gratis 4
de Helling- jaargang 6 - nummer 4 -winter 199311994
De politiek moet roos'; 'tijdelijk gratis goed gesprek met lijsttrekker'; 'gratis partner in de strijd tegen de afbraak'. Het produkt, de politiek, gaat zich weer extra goed aan 'het volk' presenteren, in de hoop dat daarmee de vraag positief beïnvloed wordt. De politiek zet haar beste beentje voor, of in 'communicatiejargon': zij probeert te kapitaliseren op hetcorporate image, op het beeld dat anderen van jouw onderneming en jouw produkten hebben. De performance telt. Hoe sta je op het schap? Naast welk produkt wil je absoluut nietgezien worden? Met welke producent ga je een joint promotion aan? Of vergroot je de 'distributie' van het produkt door je op meest onverwachte plekken te vertonen? Maar ja, hoe maak je een dansi dansi zonder dat een complete minderheidsgroep acute ademnood krijgt? Hoe houd je je schoenen heel bij de aftrap? Of voor de back benchers, hoe hou je je voeten warm achter het kraampje? De marketing van de politiek is de beslissende factor in de verkiezingsstrijd geworden. Vandaar dat (idealiter) de campagneleiders in die tijd de belangrijkste mensen van de partijen zijn. Zij, en niet de lijsttrekker, dienen de 'marketing-strategie' te bepalen, zo luidt het credo. De lijsttrekker is slechts een reclame-instrument. Een /eoding character waar het hele produkt aan op wordt gehangen. Inderdaad, een Camel Man, die gelukkig wel iets zegt: namelijk die woorden die goed vallen. Dus variaties op 'Nu gratis, spaar de hele serie, tijdelijk met knuffelbeer'. Ronald Reagan is het beste bewijs dat politiek niets anders is dan het kunnen verkopen van veelbelovende lucht. Wie niet mediageniek is, kan het verder vergeten. Een verstandige partijleider spreekt niet voor z'n beurt. Hij of zij dient het partijbelang het beste door precies te doen wat hem of haar verteld wordt. Campagneteams bestaan tegenwoordig dan ook uit hooggekwalificeerde communicatiedeskundigen. Zij koesteren het corporate image, of als het een beetje tegenzit: passen het aan. Gelukkig bestaat de vaderlandse communicatie-industrie uit een bonte stoet van geleerden, omhooggevallen HEAO-ers, gewiekste zakenlieden en moeilijk te hanteren creatievelingen. Ook wel 'de reclamewereld' genoemd. ledereen verdient daar volgens hardnekkige geruchten minimaal een ton en een turbo, en de belangrijkste bezigheid is het verplaatsen van lucht. Communicatiedeskundigen zijn er in velerlei uitvoering. De theoretici, de doctorandussen massacommunicatie, zitten bij elke politieke partij. Doorgaans zeer goed onderlegde lieden die met imponerende schema's en matrixen trefzeker de vinger op de zere plek weten te leggen. Net als bisschop6
concurreren met de
Love Letters van Linda, de pretletters van Duyvis en de koeieletters van het billboard pen, die vandaag de dag ook echt wel een mening hebben over de vraag of je het op zondagochtend niet één maar twee keer kunt doen, gaan dit soort intellectuelen zich nimmer te buiten aan de praktijk. Dat wordt overgelaten aan 'de bureauwere/d'. Zoals vier jaar terug, toen het bekende reclamebureau Saatchi & Saatchi de PvdA als prestigeklant verwierf. Jammer voor de socialisten, maar wat in Engeland wellukte met de Conservatieve Partij ('Labour doesn't work') leed om nimmer onthulde redenen schipbreuk in Nederland. Bureaus zijn fantastische instellingen die voor alles een oplossing weten. Al hangt er aan een dergelijk bureau wel een prijskaartje. De uitgebreide lunches, het legioen van ondefinieerbare 'lease-pakken', het ondeugende bezoek aan een bubbelbad met inhoud, al die dingen moeten tenslotte betaald worden. Dus komt op een bepaald moment de factuur binnen: 'Voor u op de hei gezeten, fase I, herpositionering, vijftigduizend gulden, exclusief BTW.'
IDEALE SCHOONZOON Minder drastisch zijn de pr-bureaus. Doorgaans het type 'ideale schoonzoon/dochter'. Beleefd, vriendelijk, voorkomend en in het bezit van een lease-auto, en een enorme kring aan invloedrijke kennissen, staan zij de laatste maanden de politici bij. Hun aanwezigheid zie je overigens direct. Plotseling blijkt het scheerapparaat weer in ere te zijn hersteld. Worden nietsvermoedende peuters van de stoep geraapt voor een electorale knuffel, en wordt zelfs de partner van de lijsttrekker 'gerestyled' door haar te bombarderen tot succesvol penseel-autodidacte met een scherp oog voor de natuur. Is dit nu allemaal nodig? Vermoedelijk wel. De politiek moet concurreren met de Love Letters van Linda, de pretletters van Duyvis en de koeieletters van het billboard. Presentatie telt. Is vaak beslissend. Sterker nog: nu zelfs reumatische slechtzienden het zappen volledig onder de knie hebben, zal de politiek keihard moeten knokken om aandacht. Dat is geen sinecure, want het produkt politiek is zeker aan 'restyling' toe.
de Helling- jaargang 6- nummer 4- winter 199311994
Een paar voorbeelden. Politieke partijen zijn net V&D's. Ze hebben alles! Maar wat blijkt? De collectieve oplossingen spreken steeds minder mensen aan. Mensen maken tegenwoordig individuele keuzes, en gaan liever naar de leuke speciaalzaken. Ze willen zèlf kunnen kiezen. Word ik lid van Groenlinks of donateur van Greenpeace? De Groene V&D versus de Groene Lifestyle. Een ander probleem is dat de politiek een soort geheimzinnige sekte lijkt die 't doorgaans uitsluitend met zichzelf doet. De kleurrijke figuren zijn, dankzij de terreur van de profielschets, net als elders in de maatschappij verdwenen. De lastposten en de originele denkers hebben plaats moeten maken voor lieden die het politieke middenstandsdiploma gehaald hebben: de studie politicologie. Allemaal theoretici, terwijl de maatschappij langzamerhand snakt naar èchte mensen. (Neem de beschrijvingen van de kandidatenlijsten. Die mensen behoren toch stuk voor stuk tot de intieme vrienden van Onze Lieve Heer. Stuk voor stuk kanjers, die nog nooit een blunder hebben begaan.) En tenslotte kampt de politiek met het probleem dat ze verworden is tot een Low Interest Product. Vroeger kon je nog scoren met een mening. Immers, de jaren zeventig zijn het best te typeren als de jaren van 'de macht'. Om die te herverdelen ging je in de politiek. Maar het tij keerde. De aandacht voor politiek ebde weg. De jaren tachtig stonden in het teken van 'de energie'. ledereen werd opeens weer heel actief, in het persoonlijk leven wel te verstaan. Het joggen raakte in, en sinds enige tijd kun je in Nederland dan ook geen bos meer betreden zonder dat vanachter elke boom het trimmers-gehijg je tegemoet treedt. En nu, de jaren negentig? Niemand weet 't. Vermoedelijk zijn het de jaren van 'het gevoel'. Van het 'je thuis voelen' (Nederland voor de Nederlanders), van het 'je veilig voelen' (Pak de criminaliteit aan), 'je lekker voelen' (Niet alles is nog rationeel te verklaren). Hoe het ook zij, het lijkt om gevoelens te gaan. En de politiek verwordt tot een soort mental dressing. Vergelijk het met de modale boekenplank vol ongelezen ECI-Ciub-aanbiedingen. Zo'n boekenplankje oogt intellectueel en suggereert een enorme belezenheid. Het bezorgt je een heerlijk maar overigens wel gejat mentaal gevoel. Mental dressing, geestelijke modekleding. ledereen is gevoelig voor ideeën. En bepaalde standpunten zijn zelfs zó aantrekkelijk dat je persoonlijkheid er wel bij vaart. De bekendste vorm van mental dressing is D66. Je voelt je daar lekker bij. Dat mag je tegenwoordig ook gerust zeggen. D66
I'
staat op winst in de polls, dus stajij op winst. Want jij kiest een winnaar. Maar ook het CDA is mental dressing. En zelfs de PvdA ('oude formule') was tot voor kort een 'dressing' voor iedereen die een sociaal gevoel wenste te suggereren. Terug naar de campagneleiders, die zich momenteel suf peinzen over de vraag hoe hun lijsttrekkers zo voordelig mogelijk aan den volke te tonen. Hiervoor bestaan geen regels, maar je doet er als partij verstandig an om met je campagne niet teveel aan je bestaande corporate image te willen veranderen. Het beeld dat anderen van je hebben, ligt behoorlijk vast. Politiek is, zoals gezegd, een produkt. En hoelang duurt het niet eer je anders over Biotex, Dixan, Lux en Fa gaat denken? Jaren. Politieke partijen moeten daarom kapitaliseren op hun bestaande imago. De strijd wordt in de campagne op de winkelvloer gevoerd, en de verwachtingen van de consument mogen niet teleurgesteld worden. Zo doet D66 er verstandig aan om gewoon Marlboro te blijven. De door het leven getekende cowboy, Hans van Mierlo, doet het perfect. En zijn waarheden als koeien blijven telkens heel verrassend om aan te horen. De 'frontiergedachte', het verleggen van grenzen, is en blijft een prachtig verlangen zolang je 't maar niet in de praktijk hoeft te brengen. Het CDA is een partij waar je qua uithoudingsvermogen groot en groot respect voor moet hebben. Het is een soort Douwe Egberts Rood merk. Net zoals DE ongemerkt het pak koffie aanpast, kiest het CDA voortdurend een voorman die het goed doet in het tijdsgewricht. Nu is het Brinkman, die heel slim- compleet met een fraai geïllustreerde hagiografie - aan de goede vaderlander wordt gepresenteerd. Stem je CDA, dan stem je Hollands. Die partij voelt al honderd jaar feilloos aan wat de doorsnee-Nederlander wil. Zekerheid, degelijkheid, geen rare fratsen, en vooral zuinige oppassendheid. Dat kan van de VVD momenteel niet gezegd worden. Die partij begint zich als een soort Reader's Digest te ontwikkelen. Sterker nog, de lijsttrekker Frits Bolkestein praat zelfs als eendirect marketing-brief, compleet met onderstrepingen, vetregels en uitroeptekens. Luister maar naar z'n intonaties. Nu is Reader's Digest een heel intelligent bedrijf, dat precies weet hoe je met een bepaalde doelgroep moet praten. En Frits Bolkestein is een intelligente man, en verder houdt in die partij iedereen z'n harses om de partijbaronnen niet tegen zich in het harnas te jagen. Kijk je naar 'klein-rechts', naar SGP, GPV en RPF, dan vertonen deze partijen stuk voor stuk een opvallende gelijkenis met Reform-
produkten. De een zweert bij Dr. Kneipp, de ander bij Dr. Vogel en de meest wereldse kiest voor Dr. Oetker. De strijd in het schap gaan ze eigenlijk niet aan; ze hebben een zeer trouwe groep consumenten aan zich weten te binden. Het enige wat je soms ziet, is een verschuiving van Dr. Vogel naar Dr. Oetker, omdat die produkten blijkbaar wat vrouwvriendelijker zijn.
COCA-COLA-TRUC Dan hebben we ook nog de Centrumdemocraten, die overigens geen echte partij zijn, maar veel eerder een manifestatie van een heersend gevoel. Geen enkele partij weet overigens raad met dat gevoel. De Centrumdemocraten sprongen eigenlijk in een gat in de markt, met Janmaat als 'leidsman' in zijn onnavolgbare vertolking van de nationale schlemiel. De Centrumdemocraten zijn absoluut handige communicatoren, die de gouden reclameregel 'Eén boodschap één', met verve toepassen. Hun Unique Se/ling Proposition (USP) zijn de buitenlanders. Daarmee is niet alleen alle ellende te verklaren. Nee, als Nederland vrij van allochtonen is, gaat het ook weer beter met de landbouw, het financieringstekort en zal het carpoolen ongetwijfeld weer toenemen. De Centrumdemocraten zijn al zó machtig dat hun USP zo'n issue geworden is dat alle partijen hun buitenlandersbeleid erop hebben aangepast. Van een heel andere orde is de Partij van de Arbeid. Daar is men nu druk bezig om de nieuwe verpakking bijtijds voor de verkiezing gereed te hebben. Waar de partij nu het best mee te vergelijken is, is moeilijk te zeggen. Ze heeft veel weg van Exota. Dat
was jaren lang de nummer één in de frisdranken, maar twee exploderende flessen waren fataal oor het merk. Hetzelfde kan (wellicht) voor de PvdA gelden. De partij bleek toch niet zó betrouwbaar voor uitkeringsgerechtigden en arbeiders te zijn. Maar de PvdA kan ook met Coca Cola vergeleken worden. Felix Rottenberg is namelijk geen domme jongen, en misschien heeft hij wel een reclamehandboek gelezen, waar de Coca-Cola-story een echte 'case' is. Zoals bekend ging Cola opeens de receptuur vervangen, en werd de bestaande coke opgesierd met het etiket'c/assic'. De pleuris brak uit in Amerika. ledereen met een mening had wel een visie op Coca Cola. De gratis publiciteit was enorm. Verder kreeg Coca Cola meer ruimte in het schap (meer facings) en de nieuwe cola wilde iedereen op z'n minst één keer geproefd hebben. En zie wat gebeurde. Plotseling werden van coast to coast alle nieuwsuitzendingen onderbroken voor een special bulletin. Coca Cola keerde terug tot de oude receptuur. De vreugde was enorm. Tot op de dag van vandaag geloven nog steeds veel reclamemensen dat dit een zeer succesvolle vooraf bedachte truc uit Atlanta was. Coca Cola won namelijk behoorlijk marktaandeel terug. Rottenberg past momenteel exact dezelfde strategie toe. Blijft over de nog jonge partij GroenLinks. Die partij wil United Colours of Benneten zijn voor Zeeman- en Wibra-consumenten. Kijk maar naar de cijfers. GroenLinks komt op voor de zwakkeren, maar het produkt wordt niet door deze groep gekocht. De kopers zijn welgestelden met een groot maatschappelijk hart. De partij
de Helling- jaargang 6 - nummer 4 - winter 19931/994
7
bedrijft een heel bijzondere vorm van marketing. Zelfs Felix Rottenberg weet dat je niet met twee gezichten op het pak moet gaan staan en heeft Piet Vreeman (of heet hij Veerman; nee die was van BZN), volledig weggedrukt. Maarwatgaat een kleine partij doen, die toch al om aandacht moet smeken: die komt in steeds wisselende verpakking op het schap. Niet echt handig, want consumenten wensen nu eenmaal duidelijkheid. Het corporate image is dus een groot goed voor politieke partijen. Het imago, het algemene beeld dat andere mensen over jouw partij hebben, ligt overigens behoorlijk vast. Het is er en het is moeilijk veranderbaar, zeker in een kortstondige en hectische periode als een verkiezingscampagne. Goede contacten met de pers zijn daarom van levensbelang. De vaderlandse parlementaire pers is echter zeer kritisch, en loert op kansen om de oplage dan wel de kijkcijfers te verhogen. Dit is een lastig gegeven voor wie een verhaal goed en op de eigen manier voor het voetlicht wil krijgen. Welk een Walhalla is in dit opzicht het reclamewereldje. Daar hoef je alleen maar de bladen te bellen met de mededeling: 'Ik ga masturberen', en prompt staatJan en Alleman op de stoep om zijn diensten aan te bieden. Blijft de vraag: hoe voer je een goede campagne? Het antwoord is te zien bij de kruidenier op de hoek. Oordeel zelf, en trek er lessen uit. Bijvoorbeeld dat er geen enkele producent lang van stof is. Goede produkten hebben eenMission Statement en bedienen zich vooral van veel beeld. Goede produkten in Nederland zijn gebaat met gedoseerde humor. Het zelfrelativerende vermogen (van Mierio's perfecte gecultiveerde permanente twijfel) scoort heel hoog in Nederland. Verder hebben goede produkten een 'emotionele produkt-pluswaarde'; ze verkopen een prettig gevoel mee. (Inderdaad, ment/ dressing. Consumenten willen trots zijn op hun keuzes). En verder zijn alle goede produkten heel duidelijk en vooral heel direct. Op de winkelvloer is geen plaats en tijd voor nuance. De politieke boodschap kan niet los gezien worden van het consumentengedrag. Meer en meer produkten spelen tegenwoordig op het gevoel van de consument. Zuiver rationele boodschappen worden nauwelijks meer gehoord. De politiek zal moeten verleiden. Niet zo zeer dat de Elco's en de lna's er verstandig aan doen om wat pikants uit de rekken van HIJ of ZIJ te halen. Maar er zit niks anders op om met hun boodschap wat meer te pronken of te lonken. De keuze tussen die twee is afhankelijk van de plaats die partijen innemen in het politieke spectrum. Pronken doe je als de succesvolle regeringspartij. Waarbij je hamert op het
8
ontstaan van een heel ander 'nationaal gevoel' dat jij als partij bereikt hebt of nastreeft. Dus geen stompzinnige opsommingen van feiten, maar hameren op het gevoel dat we er weer tegenaan moeten, en dat het potverteren voorbij moet zijn. Je moet geen stemmen winnen, maar een winnaarsgevoel zien over te dragen. Oppositiepartijen moeten juist het àndere doen. Zij moeten lonken. Niet met droge berekeningen van het Centraal Planbureau, maar met nieuwe verlangens. Niet zeggen hoeveel werklozen er sinds de vorige verkiezingen zijn bij gekomen. Dat interesseert niemand. Nee, zij moeten een illusie aan hun produkt toevoegen. Een aantrekkelijk perspectief bieden. Een ideaal communiceren, waardoor de fantasie van kiezers geprikkeld wordt. Lonken doe je met spiritualiteit, en met originaliteit. Misschien zelfs wel met Hollandse koopmansgeest. Door een verkiezingscampagne te voeren die laat zien dat jouw politieke verlangens geld opleveren.
ABACADABRA Hoe? Door bijvoorbeeld nu al de munitie te verzamelen voor de politieke debatten van het voorjaar. Anonieme partijleden schrijven brieven aan lijsttrekkers om ze uit de tent te lokken. Bijvoorbeeld: 'Geachte lijsttrekker, Dit jaar ging ik met de OAD-bus op vakantie. Elke dag moesten we twee rijen in de bus naar voren schuiven, opdat iedereen èn eens mooi voorin zat èn ook een dag achterin mocht hobbelen. Dat bracht me op het idee om ook de arbeidsmarkt van zo'n mechanisme te voorzien. ledereen krijgt een arbeidspaspoort dat voor veertig jaar geldt. Daarmee mag je tien jaar bij de Overheid werken, of vrijwilligerswerk met behoud van uitkering verrichten. Tien jaar mag je in loondienst bij het bedrijfsleven zijn. Vijf jaar mag je ziek zijn, sabbatical years nemen of gewoon balen, en vijftien jaar ben je gewoon afroepkracht, freelancer, deel van een maatschap of een collectief, of zelfstandige. Je mag zèlf kiezen wanneer je wat doet. Is dat niet veel eerlijker? Ik weet wel dat dit systeem rücksichtlos geboycot wordt door de managers, want die hebben geen zin om te gaan freelancen. ('Tring, tring, nog leiding nog nodig vandaag? Nee, dank u, misschien volgende week'). Maar zo komen we wel af van de overwaardering van het zitvlees dat onze vaderlandse arbeidsmarkt zo star heeft gemaakt en waar vooral jongeren en vrouwen dupe van zijn. Ik hoor graag spoedig uw antwoord.' Op die manier vertaal je het politieke abacadabra in gewone-mensen-taal, en kun je heel makkelijk ontdekken wat het politieke produkt nu voorstelt. Bundel die antwoor-
de Helling- jaargang 6- nummer 4 -winter /99311994
den tot een boekje, en breng het in het voorjaar uit. Een bestseller. Natuurlijk je zult méér cases moeten verzinnen. Het 'probleem' van de democratie is dat de politieke partijen het monopolie op de besluitvorming hebben. Stenen gooien, of iemand overhoop schieten, gaat per slot van rekening sneller. Als kiezer kun je niet om de partijen heen. Maar, wie heeft er eigenlijk nog belang bij 'de politiek'11edereen1 Of is het slechts de bovenklasse, de mensen met betaalde arbeid, die een duidelijk aanwijsbaar belang hebben om naar de stembus te gaan. Maar de onderklasse? Is dat geen stemveel Een kudde die slechts met veel media-geweld nog vooruit te drijven is richting stemhok? Is het niet angstig, dat de politieke partijen alleen nog met commerciële communicatie hun kiezers kunnen bereiken? De billboards, die eigenlijk zelfbevlekkingsborden voor productmanagers met een ego-probleem zijn, worden nu ook door de campagneleiders bevlekt. Is dat niet een bewijs dat de verkoop van de politiek in een verschrikkelijk dal zit1 En dat zij weldra alleen nog schatrijke partijen de kiezers weet te bereiken? Of is het de tijdgeest? Gaat 't om de juiste coupure van de mental dressing/ De goede verpakking, en de lonkende danwel de pronkende vermogens van het teading character, vroeger de lijsttrekker genoemd? Of is Nederland àf1 Zijn de gemeenschappelijke idealen gerealiseerd, en is er niets meer om voor te strijden? Of is het politieke stelsel overleefd? Een soort analoog systeem, dat het digitale tijdperk absoluut niet meer kan bijhouden? Vragen waar verschillende antwoorden op mogelijk zijn. Maar, één conclusie kan al wèl getrokken worden: een goede campagne voor een positief corporate image is anno 1993 de beste politiek.
G.P. Hermans G.P Hermans IS werkzoom b0 het communlcolieodvlesbureou G.P lnternotwnol
11' I 11
i!
COMMENTAAR
Verkiezingsprogramma's Het vreemde aan verkiezingsprogramma's is dat niemand erin gelooft terwijl ze door het gros van de mensen als onmisbaar worden beschouwd. De meeste burgers zien programma's als papieren tijgers, handig voor politici om naar te verwijzen als hen dat uitkomt maar zonder betekenis ih het dagelijkse spel van de politiek. Tot overmaat van ramp worden programma's geassocieerd met luidruchtige belangengroepen die in partijen hun zin proberen door te drijven. In het algemeen nemen linkse partijen verkiezingsprogramma's serieuzer dan rechtse. Want in dit soort documenten zo wilde een hardnekkig bijgeloofwordt vastgelegd hoe de traditioneel gekoesterde idealen verwezenlijkt kunnen worden. Daar komt dit bij: hoe minder een partij zichzelf als potentiële regeringspartner zag, hoe radicaler de in het programma neergelegde punten konden zijn, hoe meer ook het programma de sporen droeg van verregaande wensen van belangengroepen. De amendementencircussen van de jaren zeventig en tachtig illustreerden hoezeer dit systeem van politiek bedrijven in zichzelf vastliep. De 'missiedrang' waaraan met name de linkse partijen in de afgelopen vijfentwintig jaar leden, zorgde voor ellenlange waslijsten vergezeld van een forse dosis politieke retoriek. Omdat deze retoriek almaar kunstmatiger aandeed, gingen verkiezingsprogramma's in de praktijk steeds meer als een boemerang werken. Bedoeld om te 'politiseren', deden ze in feite het tegenovergestelde: depolitiseren. Pijnlijke keuzen en complexe afwegingen werden uit de weg gegaan, beleidsmatige verantwoordelijkheid ontlopen. Hiermee werden programma's door de linkse partijen zèlf ongeloofwaardig gemaakt. 'Rechts' werkte hier ook aan mee, maar dan door programma's terzijde te schuiven zodra plaats werd genomen op het regeringspluche. Kortom: partijen maakten programma's 'politiek onbruikbaar' en vergrootten daarmee de kloof tussen de politici, die woordbreuk pleegden, en de burgers, die zich bedonderd voelden. Linkse partijen hadden hier het sterkst onder te lijden om de eenvoudige reden dat zij hun kiezers een onbereikbare sociale lotsverbetering beloofden. In de tweede helft van de jaren tachtig keerde het tij. Programma's werden nu een soort 'pedagogisch instrument' van
de linkse partij-elites om het partijkader 'realisme' bij te brengen. Dit gebeurde eerst in de PvdA, met de verkiezingen van mei 1994 in het verschiet geschiedde dit nu ook in Groenlinks. En omdat D66 reeds enige tijd geleden haar politieke vernieuwingsidealen op de lange baan schoof, is het 'matigingsproces' in de progressieve partijen voltooid. Deze 'emancipatie' schept voor links evenwel een nieuw probleem: nu alle programma's zó opgesteld zijn dat ze 'doorrekenbaar' zijn voor het Centraal Planbureau, de opperkeurmeester van de Nederlandse politiek, worden deze tot een soort klonen van de 'echte' rijksbegroting. Wat in aanleg een goede gewoonte is, het financieel en beleidsmatig nemen van politieke verantwoordelijkheid, dreigt een handicap te worden: de verdwijning van elke vorm van begrijpelijke politieke profilering. Links versterkt hiermee de depressieve stemming rond het politieke bedrijf. De funeste gedachte dat de politiek niet meer dan een technisch beheer van de maatschappij kan zijn, wordt gevoed. De vraag is: wat doen de linkse partijen zèlf om het tanende geloof in de politiek te herstellen en op welke manier worden verkiezingsprogramma's daarvoor gebruikt? Maatgevend is of partijen in verkiezingsprogramma's de materie waarop de politiek greep dient te krijgen, geloofwaardig onder woorden weten te brengen. Deze gedrevenheid moet ook zichtbaar worden in opzet en stijl van de programma's. Laten we duidelijk zijn: alleen het verkiezingsprogramma van de PvdA kan in dit opzicht de toets der kritiek doorstaan. Het programma leest als een essay. Zoekend en tastend trachten de opstellers zich een beeld te vormen van een aantal kernproblemen van politiek en maatschappij. Een lofwaardig streven. Deze verkennende aanpak heeft toch ook nadelen: kiezers krijgen geen boter bij de vis èn vier jaar zwalkend beleid wordt makkelijk rechtgepraat. Maar deze nadelen poetsen het voordeel dat in algemene termen opnieuw de inzet van praktische politiek wordt geformuleerd, niet weg. Vergeleken met het PvdA-programma zijn de partijprogramma's van Groenlinks en D66 conventioneel te noemen. Ze zijn overgedetailleerd en weinig onderzoekend. Ze lijken vooral bedoeld om de eigen partij-achterban te doordringen van
de noodzaak tot 'Realpolitik' en stellen in oppervlakkige termen Jan en Alleman tevreden. Het lijkt erop alsof D66 en Groenlinks het er vooral om te doen is zo min mogelijk politiek rumoer rond de eigen programma's te veroorzaken. De PvdA daarentegen heeft bij de totstandkoming en presentatie van het programma juist gekozen voor een scherpe openbare discussie. Als de tone ofvoice van partijprogramma's een maatstaf is voor het nastreven van een open politieke cultuur (en waarom zou dat niet zo zijn?), voldoet alleen het PvdA-programma hieraan. Opvallend is niet zozeer dat de programma's van Groenlinks en D66 nauwelijks de aandacht van de pers op zich hebben kunnen vestigen, maar veeleer dat de PvdA met meer daadkracht dan GroenLinks en D66 het eigen programma voor het voetlicht trachtte te brengen. De PvdA heeft er duidelijk voor gekozen het partijprogramma tot een levend onderdeel te maken van de verkiezingscampagne. Doorslaggevend hierbij is de speelruimte die de partijtop zich toeëigent. Om een pluriform debat van de grond te tillen, moet het georganiseerd worden èn om de benodigde kwaliteit te verkrijgen, moet de voorhanden zijnde expertise rondom de eigen partij effectief benut worden. De mate waarin het een partij lukt om een centrale positie in het politieke debat te verwerven, hangt dus sterk af van de durf, vindingrijkheid en doortastendheid van de partijleiding.
~I
Begin oktober waren in de RAl in Amsterdam achthonderd mensen bij elkaar om te luisteren naar- door het landelijke partijbureau van de PvdA georganiseerde - debatten over de inhoud van het verkiezingsprogramma. De ontwerp-partijprogramma's van Groenlinks moesten het doen met een presentatie in Nieuwspoort. Partijprogramma's zijn nog altijd instrumenten voor het uitoefenen van politieke invloed. En als dat niet zo is, zou dat zo moeten zijn. Het heeft er alle schijn van dat in het progressieve kamp alleen de PvdA dit begrepen heeft.
de Helling- jaargang 6 - nummer 4 -winter 199311994
Henk Krijnen
9
De politieke omhelzing van de burger Politieke partijen zingen een lofzang op de burger. De verkiezingsprogramma's staan bol van de frasen over burgerzin en burgerschap. Maar de politieke partijen zijn dubbelzinnig in hun opstel/ing.Aan de ene kant moeten de burgers zich beter aan de normen houden, soberder gaan leven en minder berekenend te werk gaan. Aan de andere kant moeten zij in de komende regeringsperiode de democratie verrijken. Hoe serieus is een dergelijk dubbel appel? Politieke partijen die zich beroepen op de burger zouden zich wel eens kunnen ontpoppen als tovenaarsleerlingen die overrompeld worden door de krachten die zij ontketenen.
10
de Helling- jaargang 6- nummer 4 -winter 199311994
Degene die nog niet zeker weet dat Nederland een consensusdemocratie heeft, moet eens de nieuwe ontwerp-verkiezingsprogramma's lezen. Groenlinks: 'Méér dan voorheen moet het beheer van de maatschappij en het initiatief tot verandering in handen van de burgers komen.' CDA: 'Niet de regels die de overheid stelt, maar de activiteiten en de vindingrijkheid van burgers bepalen de veerkracht van de samenleving.' PvdA: 'De gedachte van nieuwe weerbaarheid en wederkerigheid drukt uit dat Nederlanders bepaalde materiële en morele hulpbronnen nodig hebben om volwaardig burger te kunnen zijn en dat een herstel van burgerschap zelf nieuwe hulpbronnen opwekt.' Anders gezegd: we zijn het er blijkbaar over eens dat burgers het zelf moeten doen en dat de overheid slechts een ondersteunende taak heeft. Nu is deze eensgezindheid niet nieuw: wanneer je over een langere periode de thema's bekijkt die in het politieke debat aan de orde komen, dan blijken de grootste verschillen in oriëntatie niet tussen de partijen te zitten, maar tussen opeenvolgendeperioden waarbinnen alle grote partijen zich van hetzelfde vocabulaire bedienen. Zo sprak men eind jaren vijftig vooral over 'soberheid' en 'tevreden consumenten', en in de eerste helft van de jaren zeventig voortdurend over 'participatie' en 'mentaliteitsverandering'. En nu dan over 'zelfstandige burgers' en 'burgerschap'. Het feit dat de grote partijen zich meester hebben gemaakt van de burger, betekent niet dat zij het over alles eens zijn. Achter het beroep op burgerschap gaan politieke
foto Bert Verhoeff/HH meningsverschillen schuil. Zoals blijkt uit een nadere blik op het politieke debat van de afgelopen tijd, doemt het idee van burgerschap altijd in een dubbele gedaante op. Ten eerste wordt ermee aan individuen een aantal publieke deugden en ondeugden toegekend: goede burgers zijn weerbaar, verantwoordelijk en rationeel, verkeerde burgers zijn zwak, normloos en kortzichtig. Ten tweede komt burgerschap ter sprake in de context van een aantal specifieke maatschappelijke kwesties: zwakke burgers zijn een probleem omdat ze een kostenpost zijn voor de collectieve uitgaven, normloze burgers frauderen of zijn anderszins crimineel, kortzichtige burgers miskennen het gezegde dat de kost voor de baat uitgaat. TWEE TRADITIES In die tweede hoedanigheid zijn burgers vooral een probleem voor de staat: zij verhogen de collectieve lastendruk, zij frustreren de uitvoering van wetten en noden de overheid meer politie en meer cellen beschikbaar te stellen, zij dragen niet bij aan de maatschappelijke welvaart die nodig is om alle zorgtaken van de staat te bekostigen. Jammer genoeg voor de overheid kunnen deze burgers niet buiten de deur worden gezet: ten opzichte van de staat is iedereen in formele zin een burger, en is burgerschap een vrijwel onvervreemdbaar
recht. Maar gelukkig is burgerschap een dubbelzinnig begrip: burgerschap in de eerste betekenis is substantieel, en schept de mogelijkheid om het kaf van het koren te scheiden, om zo de goede burger ten voorbeeld te stellen aan de slechte burger. De afwisseling tussen verschillende noties van burgerschap kan verklaard worden door te kijken naar de herkomst van de moderne democratische en sociale rechtsstaat. Deze is het produkt van twee tradities van politieke organisatie: ten eerste die van de vrije steden, waarin de burgers zichzelf besturen en niet bestuurd worden door een despoot of een externe mogendheid; ten tweede die van de gecentraliseerde staat, waarin de burgers bestuurd worden door een centrale overheid. In beide tradities wordt vormgegeven aan het idee van gelijkheid en vrijheid. In de republikeinse ideologie van de vrije steden zijn burgers gelijk als deelnemers aan het bestuur van de stad en vrij voorzover zij zichzelf besturen. In de ideologie van het staatsbeheer zijn burgers gelijk in hun verhouding tot de centrale overheid, die ieders leven gelijkelijk beschermt, en zijn zij vrij om onder bescherming van de overheid hun eigen leven te leiden. Het burgerschap onder de staat is simpel en algemeen: in principe hoeft men niet over speciale vaardigheden of deugden te beschikken om door de staat als burger te worden erkend. Het burger-
de Helling- jaargang 6- nummer 4- winter 199311994
schap van de stad is complex en bijzonder: men moet over een veelheid van deugden beschikken, en degenen die dat niet doen worden van het burgerschap uitgesloten. De moderne democratische en sociale rechtsstaat is een amalgaam van deze tradities. Hoewel de vrije steden het militair afleggen tegen de macht van de grote Europese staten, blijft de ideologie van de vrije steden, het republikanisme, zijn aantrekkingskracht behouden. Daardoor wordt de moderne democratische staat beschouwd als 'government of the people, for the people, and by the people': met andere woorden, het idee van de zichzelf besturende gemeenschap van burgers krijgt zijn uitdrukking in het beheer van de staat, dat geschiedt in naam van de bevolking, dat er is ten behoeve van de bevolking en dat door het volk zelf wordt uitgevoerd. Het idee van zelfbestuur gaat echter niet restloos op in het beheer van de democratische rechtsstaat. Tot in onze tijd blijft het idee van kracht dat een werkelijk zelfstandige burger die zelfstandigheid ontleent aan een positie buiten de staat en dat die positie ook tegen de staat verdedigd moet worden. Die positie wordt op drie verschillende manieren aangeduid. Ten eerste wordt de markt beschouwd als de plaats waar burgers pas echt zelfstandig kunnen zijn. Ten tweede wordt de culturele gemeenschap naar voren gebracht als plek waar
I I
Door de spanning tussen zelfbestuur en burgers pas de geborgenheid wordt geboden om hun leven zelf vorm te geven. En ten derde wordt soms verwezen naar een pustaatsbeheer duikt blieke sfeer, waarin burgers hun zegje kunnen doen en vrijwillig verbanden aangaan burgerschap telkens die overeenkomen met hun visie op een waardevol leven. Markt, gemeenschap en weer op in het publieke sfeer zijn met andere woorden de domeinen waarop een anti-etatistische politieke debat politieke strategie geënt kan worden. Afgezien van het anti-etatisme, delen deze domeinen nog een ander kenmerk, waaruit ook hun gemeenschappelijke republikeinse herkomst blijkt: iedervan deze domeinen is exclusief, je kan er alleen van deel uitmaken als je voldoende produktief, moreel of weerbaar bent. Voorzover burgerschap gedefinieerd wordt als deelname in deze domeinen, is het mogelijk onderscheid te maken tussen goede en minder goede burgers.
CALCULERENDE BURGERS Doordat het idee van zelfbestuur niet restloos opgaat in het beheer van de democratische rechtsstaat, bestaat er spanning tussen zelfbestuur en staatsbeheer. Het is die spanning die maakt dat burgerschap telkens weer opduikt in het politieke debat. De spanning tussen zelfbestuur en staatsbeheer is duidelijk aanwezig in de discussie over de crisis van de verzorgingsstaat die in de loop van de jaren zeventig ontbrandt. In kringen van de WD en van het zich hergroeperende christen-democratische blok is steeds vaker te horen dat de verzorging is doorgeschoten, en dat er een kaste van welzijnswerkers is ontstaan die de mensen allerlei bizarre behoeften aanpraat. De verzorgingsstaat, die mensen zelfstandiger zou moeten maken, heeft tot onbedoeld gevolg dat mensen afhankelijker worden van bureaucratische instellingen, en dat zij steeds meer geneigd zijn met hun zorgen direct bij de overheid aan de bel trekken. De overheid raakt daardoor overbelast met eisen uit de bevolking. De remedie voor deze ontsporing is dat burgers zich niet langer laten misleiden door aangeprate behoeften, maar zich richten op hun redelijke belangen. De context waarin dat het beste lukt is de markt: daar wordt duidelijk dat wie niet werkt niet zal eten, en dat elk verlangen zijn prijs heeft. Het is daarom zaak dat de overheid meer ruimte laat voor de markt, en dat marktmechanismen, zoals het profijtbeginsel, ten grondslag komen te liggen aan het overheidsbeleid. Ziehier de lof van de calculerende burger op de markt, die zijn zelfstandigheid heeft gered uit de klauwen van de albedillende staat. Maar die lof slaat al snel om in afkeer. Want geheel conform de exclusieve werking van anti-etatistische vormen van burgerschap,
I l
schept de goede calculerende burger zijn tegenbeeld van de slechte calculerende burger. Waar er goede calculerende burgers zijn die op rationele wijze hun eigenbelang nastreven en verstandig inzetten op de markt, zijn er slechte burgers die even calculerend proberen om het onderste uit de kan te halen, en bijvoorbeeld hogere lonen eisen. En daarenboven blijkt er een groep mensen te zijn die het vermogen ontbeert om op de markt mee te doen, en die zich alleen staande kan houden door vals te spelen. In reactie hierop neemt de druk op de staat toe: meer aanvragen voor uitkeringen, meer controle, hogere collectieve lasten. Het beroep op de calculerende burger heeft derhalve tot onbedoeld gevolg dat de druk op de overheid toeneemt. Zoals uit de nieuwe verkiezingsprogramma's blijkt, is de calculerende burger niet de enige gedaante waarin burgerschap in het politieke debat opduikt. Naast de calculerende burger op de markt, verschijnt de burger ook als deelgenoot van de moreel geïntegreerde sociale gemeenschap en als actief deelnemer in de publieke sfeer. Ook in die gedaanten heeft het beroep op de burger onbedoelde gevolgen. De VVD houdt vast aan het bekende verhaal van produktiviteit en rationele berekening: volgens de liberalen moeten we weer aan de slag, en is het verrichten van betaalde arbeid de beste garantie voor individuele zelfstandigheid. Opvallend genoeg is deze vorm van burgerschap ook sterk vertegenwoordigd bij D66. Deze partij presenteert zich als vaandeldrager van een politieke vernieuwing, die de burger nauwer bij de politiek moet betrekken. Maar in het programma van de partij gaat het vooral over de burger als produktieve kracht, wiens inzet van belang is voor het instandhouden van de slagvaardigheid van de Nederlandse economie. Waar je eigenlijk zou verwachten dat de partij pleit voor een democratisering van de besluitvorming, bijvoorbeeld over de uitbreiding van Schiphol, stellen de vrijzinnige democraten zich achter de uitbreiding van de luchthaven. Nadelige milieu-effecten, net als andere externe effecten van de economische groei, moeten worden tegengegaan door meer overheidscontrole. Het idee dat burgers daar
de Helling- jaargang 6 -nummer 4 -winter /993//994
zelf iets mee te maken zouden hebben, is in het programma ver te zoeken. Het CDA komt met een andere burger op de proppen. Ook hier is de berekenende burger niet afwezig, maar centraal staat toch het idee dat de burgers zelf verantwoordelijkheid kunnen dragen, wanneer zij deel uit maken van zingevende maatschappelijke verbanden. De taak van de overheid is 'gericht op het stimuleren en steunen van eigen organisatievormen'. Dat houdt enerzijds financiële ondersteuning in, anderzijds het scheppen van kaders en het stellen van normen. Waar dat toe leidt, blijkt uit de curieuze paragraaf getiteld 'samenlevingsopbouw'. Na opmerkingen over regulering van samenlevingsvormen (waarin het huwelijk niet als zaligmakend wordt gezien, maar wel als model wordt gehanteerd voor andere vormen), vervolgt de paragraaf met een beschouwing over vreemdelingen. Kern van het betoog is dat er een restrictief toelatingsbeleid moet worden gevoerd, dat bovendien nauwgezet moet worden uitgevoerd. Want: 'De duurzame aanwezigheid van grote aantallen illegaal verblijvende vreemdelingen vormt op termijn een bedreiging voor de maatschappelijke verhoudingen'. Afgezien van een snellere afhandeling van asielaanvragen en sancties voor illegale tewerkstelling, is het enige positieve dat het CDA aan vreemdelingen te bieden heeft de '(aansporing) zo snel mogelijk volwaardig zelfstandig aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen via scholing en beheersing van de Nederlandse taal.' Met andere woorden: de nadruk op de integriteit van zingevende verbanden waardoor burgers zelfstandigheid verkrijgen, leidt er bij het CDA toe dat vooral de justitiële en controlerende taken van de overheid aan belang winnen. Bij Groenlinks en de Partij van de Arbeid figureert de burger in een derde variant, die van de deelnemer in de openbare sfeer. Het gaat, zoals het Groenlinkse programma stelt, om 'een democratie waarin burgers meer dan nu mogelijkheden hebben om hun invloed te doen gelden en betrokken te zijn bij de belangrijke beslissingen die hen raken'. Opvallend in verhaal van GroenLinks is echter, dat op beslissende momenten niet wordt gekozen voorprocedures ten behoeve van een beter functionerend openbaar debat, maar voor financiële prikkels, die stammen uit het utilitaire model van de calculerende burger. Vrijwel het gehele milieubeleid is op die gedachte gebaseerd. Afgezien van de voorstellen voor het referendum en het volksinitiatief, keert het idee van zeggenschap alleen terug bij de organisatie van het economisch leven. Ook daar stuit het beroep op de actieve
-------------------------------------------------------------------------I
.I
burger weer op onbedoelde gevolgen. Onder het kopje 'voorwaarden voor maatschappelijke zelfregulering' in de milieuparagraaf, wordt de verwachting uitgesproken dat een grotere medezeggenschap van vakbonden en werknemers zal bijdragen aan een duurzame economische ontwikkeling. Dat lijkt nogal optimistisch: als werknemers een afweging moeten maken tussen behoud van de bedrijfstak of van het milieu, is het nog maar de vraag tot welke uitkomst het democratische debat zal leiden. Het is dan ook geen toeval dat Groenlinks zich in hoge mate verlaat op de regulerende werking van de overheid. Ook op andere punten is dat het geval: met betrekking tot de zorgpolitiek wordt weliswaar veel gerept over het beter afstemmen van zorgvraag en zorgaanbod, maar de vraag die daaraan vastzit- hoe bepaal je zorgbehoeften? - wordt gesteld zonder te worden beantwoord. In plaats daarvan volgt een pleidooi voor 'zorgzelfstandigheid', die ongetwijfeld bijdraagt tot een grotere bewegingsvrijheid voor individuele burgers, maar die tegelijkertijd eerder de taken van de overheid zal doen toenemen dan dat de burgers 'het beheer van de maatschappij en het initiatief tot verandering' in handen krijgen.
11
I·•
HULPBRONNEN Wat mensen bindt van de PvdA lijkt nog het meest te beloven. Ook daar staat de burger als deelnemer aan de publieke sfeer centraal, maar anders dan in andere programma's is de rest van het betoog daarop afgestemd. Sociale zekerheid moet beschouwd worden als 'hulpbron'; betaalde arbeid is niet zaligmakend, en het moet de burgers vrij staan af te wegen wat voor soort activiteiten zij willen ontplooien; cultuurpolitiek ligt in het verlengde van dit 'postmaterialistisch emancipatiemotief. Er zijn ook andere geluiden te bespeuren in het PvdA-programma, zoals het pleidooi voor 'strenge rechtvaardigheid' en het milieubeleid, dat, net als bij Groenlinks, grotendeels op financiële prikkels is gebaseerd. Maar het culminatiepunt van het programma is het idee van democratisch burgerschap, dat onder andere vorm moet krijgen in een burgerlijk handvest ten behoeve van de rechtspositie van cliënten en personeelsleden in bedrijven en de overheidsdienst, en in de 'maatschappelijke enquête', die in de plaats moet komen van Planologische Kernbeslissingen. Ook hier treden neveneffecten op. Voor een deel zijn die voorzien: in een gedemocratiseerde samenleving kunnen grotere maatschappelijke ongelijkheden ontstaan, als gevolg van verschillen in de vaardigheid van burgers om op te treden in de publieke sfeer. Vandaar de nadruk op weerbaarheid
(oto. Bert Verhoeff/HH van burgers, die onder andere gestalte krijgt in het hulpbronnenbeleid en de cultuurpolitiek. Maar er kunnen ook onvoorziene gevolgen optreden. Immers, het PvdA-programma stuurt aan op grotere rol van de burgers, op hun zelfstandigheid, tolerantie en beschaving. Wat voor boodschap zullen die burgers nog hebben aan een partij die zich tot nu toe heeft gekenmerkt door het tegendeel van zelfstandig denken en beschaving: de combinatie van het krampachtig verdedigen van verworven rechten en het wild, ongecoördineerd wegkappen van diezelfde rechten? Het is nog maar de vraag of de PvdA zich tijdig kan omvormen tot een partij die 'uit de afdelingszaaltjes en onder de Haagse kaasstolp vandaan (is gekomen) om zich met het publiek te verstaan', om het soort 'publieke partij' te worden waar ook Groenlinks op mikt.
moeizaam aan het hervormen waarschijnlijk weinig enthousiasme kunnen opbrengen. Maar misschien is dat helemaal niet zo erg ldo de Haan /do de Hoon rs oongesteld bij de Vakgroep Algemene Politrcologre van c!c Universrlert van Am st crdom en vcrbonden urm de Am st erdomse School voor Socroolwetenschoppeluk Onderzoek. Onlangs is hrJ gepromoveerd op de cirssertotie Zelfbestuur en stootsbeheer. Het fJolrtreke cicbot over burgerschop en rechtsst oot in c!e lwrntrgste eeuw. Am st erdom,
/993.
Want hoe mooi het ook allemaal bedacht is in de partijprogramma's: wanneer burgers wèrkelijk zo zelfstandig kunnen optreden als in de programma's beoogd wordt, dan zullen zij voor de politieke partijen die zich
de Helling -jaargang 6 - nummer 4 - winter I 993 I I 994
11
I I
I3
De onmogelijke jacht op de illegale arbeid Illegale arbeiders in de Nederlandse economie vormen voor de politieke en bestuurlijke elite een moeilijk te bestrijden kwaad. Ondanks de intensievere controle. Ook de verwoede pogingen tot sanering zetten weinig zoden aan de dijk. Een reportage over kapitalistische vrijbuiterij en falend overheidsbeleid.
Ergens op het platteland, tussen snelwegen en vlak buiten Amsterdam is een nieuw industrieterrein aangelegd. Tien garageboxen. In één daarvan is het atelier gevestigd. Op de achtergrond boerderijen, een molen en wuivend riet. Stapelwolken vervolmaken het panorama. Uit het atelier klinkt Turkse muziek. lsmail en zijn vrouw zitten achter de machines. Het zesjarige zoontje speelt met houten blokken. Op een enkel blok staat in bibberend handschrift 'Politie.' De tafel is al gedekt. Brood. Olijven en fêta en veel thee. lsmails vrouw serveert een omelet.
IS MAIL lsmail had ooit een goede baan in lstanbul. Als chef van een confectiebed rijf, verdiende hij meer dan een doorsnee arbeider. Toch is lsmail naar Nederland gekomen. 'Voor het 14
de Helling- jaargang 6 - nummer 4 -winter 199311994
avontuur', licht hij toe. Als jochie van twaalf had hij zijn geboortedorp verlaten om in de stad werk te zoeken. Hij kwam terecht in de confectie. De eerste jaren als leerlingarbeider, later als geschoolde machinestikker. Zijn werkdagen toen bedroegen tien uur per dag, zeven dagen in de week. 'Ik was moe', zegt hij. Daarom is lsmail naar Nederland vertrokken om zich van een toekomst te verzekeren. in Turkije zou het slecht met hem aflopen. De werkdruk was te groot, zeker na de slopende jaren die achter hem lagen. 'Als je in de Turkse confectie veertig bent, dan ben je oud. Oud en versleten.' Nu wonen ze al weer meer dan zes jaar in Nederland. Zonder werk- en verblijfsvergunning. lsmail werkt elke dag, zo nu en dan wordt hij bijgestaan door zijn vrouw. De zoon gaat naar school. Het eerste jaar in Nederland was heel moeilijk. lsmail vertelt over lage lonen, intimidatie en geweld. Soms werkte hij vier weken zonder betaald te worden. Protesten hielpen niet. Vanwege zijn vakmanschap, zijn snelle babbel en zakelijk inzicht klimt lsmail op tot chef van een atelier. Later wordt hij eigenaar van een kleine werkplaats. 'Ik heb geluk gehad', zegt Is mail. 'Opdrachten en zekerheid. Ik verdien nu goed. Niet veel maar genoeg.' lsmail haalt uit zijn namaak-Samsonite-koffer een ordner met facturen. Op een kladje heeft de opdrachtgever berekend dat lsmail rond de tweeduizend gulden per maand kan verdienen. Voorlopig zijn de inkomsten verzekerd. Alleen huisvesting is nog een probleem. Het vele verhuizen - van afbraakwoning naar atelier, van atelier naar vrienden -
biedt geen houvast. Vooral het zoontje van zes heeft daar problemen mee. Bij elke verhuizing een andere school. Pas dagen later, als ik het atelier nogmaals bezoek, hoor ik dat de hele familie lichamelijke klachten heeft. lsmail kampt al jaren met ondefinieerbare pijnen in buik en darmen. 'Een atelierkwaal', zo zegt hij. De vrouw van lsmail gaat gebukt onder chronische hoofdpijnen. Stress en de zorgen om het hoofd boven water te houden, worden haar soms teveel. Verzekerd zijn lsmail, zijn vrouw en kind niet. Met paracetamol worden alle kwalen bestreden. Kiespijn, stress, oververmoeidheid, hoofdpijnen, darmklachten en eenzaamheid. Hoewel het gezin nog in Amsterdam woont, zegt lsmail, verwijzend naar de arrestaties van illegale arbeiders en sluitingen van ateliers, dat hij Amsterdam ontsnapt is. 'Ik werk nu op een soort thuiswerk-contract. Helemaal legaal. Mijn baas betaalt belastingen en premies. Dat is wat ik wil. Niet opvallen en gewoon geld verdienen. Met een beetje geluk verdien ik genoeg om terug te keren naar Turkije om daarzelf een eigen bedrijf te beginnen.' De opdrachtgever, lsmail noemt hem 'de baas', had vroeger een eigen atelier. De bulk van de kleding - bedrijfskleding voor onder andere een grote Nederlandse bank en een grote uitgever van dagbladen wordt in Turkije geproduceerd. De naorders of de kleine series in Nederland. Bij de
ders, werkzaam in de ateliers tast men evenzeer in het duister. Tussen de acht- en twaalfduizend volgens de overheidsinstellingen. Volgens lsmail gaat het om twee of drieduizend. In de piekmaanden kan dat oplopen omdat dan de mensen uit andere delen van Europa en zelfs Turkije overkomen. De explosieve groei van de Turkse confectie dateert van begin jaren tachtig. De toename van industriële bedrijvigheid in de confectiebranche wordt veroorzaakt door een combinatie van hoge werkloosheid in de Turkse gemeenschap, het ontbreken van alternatieve mogelijkheden op de arbeidsmarkt, plus een toename van de vraag naar snel aan te leveren, goedkope en kwalitatief goede confectie. En door het overheidsbeleid. In de jaren tachtig is het overheidsbeleid het beste te typeren als een 'gedoogbeleid.' Het is de tijd van de terugtredende overheid en zelf-verantwoordelijkheid van de partijen in de branche.
komst van lsmail sluit 'de baas' zijn werkplaats en stelt de vier stiksters te werk op de ontwerp-afdeling en op kantoor. De 'baas' heeft lsmail de garagebox aangeboden. Voor de eerste maanden wordt de huur betaald en worden enkele machines geleverd tegen forse betaling. De boekhouding wordt ook voor lsmail verzorgd.
GEDOGEN Over de toenemende controle in Amsterdam is lsmail sceptisch. Of het aantal ateliers zal dalen, betwijfelt hij ten zeerste. 'Wat is een atelier', zo vraagt hij zich af. 'Voor een paar honderd gulden kun je machines huren. Je hebt alleen een ruimte en opdrachten nodig.' Bovendien is een atelier heel mobiel en gaat het om seizoenwerk. 'Als je geluk hebt, dan kun je veel geld maken. Je hebt alleen goede contacten nodig.' lsmail verwacht dat de ateliers kleiner worden, uitwijken naar andere steden dan Amsterdam. Volgens de statistieken is de produktie van confectie in Amsterdam vooral een Turkse aangelegenheid. Van de geregistreerde confectie-ateliers is ongeveer zeventig procent in Turkse handen. Daarnaast zijn ondernemers met andere etnische afkomst actief. Egyptenaren, Pakistani en Nederlanders. Hoeveelniet-geregistreerde ateliersdie vooral de tweedehands uitbestede opdrachten doen - in Amsterdam gevestigd zijn, is niet bekend. Over het aantal arbei-
Pas in 1989 wordt de wildgroei in de confectie ook voor de overheid een hot issue. De branche, vertegenwoordigd in de Vakraad voor de Confectie-industrie, wordt door de overheid gemaand echt orde op zaken te stellen. De zogenaamde Brede Vakraad, het overleg van de branche-partijen aangevuld met uitvoerende overheidsinstanties, wordt vanaf 1989 steeds belangrijker. Het
de Helling- jaargang 6 -nummer 4 - winter 199311994
I 5
lsmail: 'Wat is een atelier? beleid wordt meer gecoördineerd maar Voor een paar krijgt bovenal een repressief karakter. Opsporing van illegale arbeiders en sluiting van honderd gulden kun je wat 'illegale ateliers' zijn gaan heten, moet leiden tot sanering van het illegale circuit machines huren. Je van de confectiebranche. De overheid verwacht veel van wat je het 'uitroken' van hebt alleen een illegalen zou kunnen noemen. De loketten van de burgerlijke stand en volksverzekeruimte en opdrachten raars zijn gesloten. Sofi-nummers worden niet meer verstrekt. Zelfs het recht op nodig' juridische bijstand aan illegale arbeiders wordt afgeschaft. In de woorden van staatssecretaris Koste: 'het financieel en feitelijk verblijf van illegalen onmogelijk maken.' De lijst van bezwaren tegen de 'illegale ateliers' is onmetelijk lang. Zo beweren vakbonden dat het 'illegale circuit' leidt tot banenverlies in het formele circuit. De grootwinkelbedrijven stellen dat het imago van de handel ernstig wordt aangetast. Confectieproducenten, verenigd in de ondernemersorganisatie Fenecon, klagen over valse concurrentie. En de overheidsinstellingen wijzen op overtreding van wetten en regels. Belastingen en premies worden niet betaald. Het 'illegale circuit' bezorgt overlast en leidt tot ontwrichting van de arbeidsmarkt. Het gerenommeerde Buro voor Ecocomische Argumentatie, kortweg BEA, heeft de wetenschappelijke onderbouwing gegeven aan de klachten lijst. Het bureau, dat in 1992 in opdracht van de Vakraad onderzoek verrichtte, meent dat de maatschappelijke schade van de 'illegale confectie' groter is dan op het eerste gezicht lijkt. 'Illegale confectie' trekt in de analyse van BEA criminelen aan en is een werkterrein van mafiose revolverhelden en drugsdealers. De ateliers zijn reeds geïnfiltreerd, aldus BEA, en de mafia bedreigt nu zelfs de handel. Kort na het verschijnen van het BEA rapport wordt door het Haagse circuit hetPlan van aanpak gepresenteerd. Het plan beoogt de confectiebranche te reguleren door het aanbad, de atelierhouders en de arbeiders, aan te pakken. In de analyse heet dat: 'Veel van de betrokken bedrijven zouden, als zij zich aan de wettelijke regels houden, niet kunnen bestaan. De winst van deze bedrijven wordt goeddeels gevormd door het niet afdragen van sociale verzekeringspremies en loon- en omzetbelasting.' Sanering van de loonconfectie dus. De voorstellen met betrekking tot het aanpakken van de vragers van zogenaamde illegale ateliers en hun illegale arbeiders zijn vooralsnog vaag. De Wet Ketenaansprakelijkheid (WKA) wordt in het vooruitzicht gesteld. Zo op het eerste oog een probaat middel om de distributeurs en de tussenhandelaren van confectie mede-verantwoordelijk te stellen voor de grootscheep-
16
se fraude en uitbuiting. De wet is gericht op het negatief sanctioneren van de uiteindelijke vrager van illegale of informele arbeid, de opdrachtgever van het atelier. Maar de WKA dreigt een doekje voor het bloeden te worden gezien de problemen in het bepalen wie nu de opdrachtgever is. Is dat het winkelbedrijf of de confectionair met eigen ontwerpfaciliteiten? Of de tussenhandel? In hetPlan van Aanpak wordt dit probleem ondervangen met het begrip 'eigenbouwer.' Een waterdichte constructie? Niet voor de Vakraad. Deze acht de WKA praktisch niet toepasbaar omdat de tussenhandel buiten schot blijft en niet aansprakelijk gesteld kan worden. De zwarte piet wordt volgens de Vakraad teveel gelegd bij de detailhandel en het grootwinkelbedrijf.
SE DAT In de grote ruimte staan twee rijen machines. Her en der slingeren stukken stof op de grond. Aan de kale muren hangen affiches; lstanbul. Achterin zijn drie gescheiden ruimtes. Eén doet dienst als opslagplaats. Rekken op wieltjes staan in de kamer die uitmondt in de voormalige keuken. Sedat, zo wil de atelierbaas genoemd worden, zit gehurkt op een oud kussen op de grond. Vóór hem op het aanrecht knettert een kleurentelevisie. De vorige avond heeft Sedat het oude toestel van straat geplukt. In een hoek van de keuken ligt een matras. Daarboven hangen aan wat haken kleren. Een broek, wat zwart leren jasjes. Stinkende sokken liggen naast het bed. Sedat heeft zijn atelier net ingericht. Begin jaren tachtig kwam Sedat als illegaal naar Nederland, trouwde, kreeg een verblijfstatus, werd door zijn vrouw na drie jaar aan de kant gezet. Wilde plannen maakte hij. Zo probeerde hij taxi-chauffeur te worden. Later ging hij op zoek naar een ruimte om een snackbar te openen.ln deze periode werkte Sedat zo nu en dan in ateliers. Zwart. Om schulden af te lossen. Een nieuw leven wilde hij beginnen. Liever geen confectie. Maar al zijn plannen liepen op niets uit. Ook het atelier niet op een gracht nabij het Centraal Station in Am ster-
de Helling- jaargang 6 -nummer 4- winter 1993//994
dam. De beloofde afnemers in Duitsland lieten het afweten. 'Het lijkt alweer lang geleden', zegt Sedat. 'Ik wilde iets anders. Maar wat. Er was niets, er is niets. Alleen confectie.' De vijfendertigjarige Sedat is opgegroeid in lstanbul en na de lagere school naar het atelier gestuurd. Als tiener maakte hij de vooravond mee van de militaire coup, 1980. Vrienden uit de straat werden gedood. Sedat was niet actief, wel links. Hij vertrok naar Parijs. Werkte in de confectie. Met de neergang van de confectie in de Franse hoofdstad verhuisde Sedat naar Amsterdam. Twee dagen na aankomst vond Sedat werk in ateliers. In het voorjaar 1993 krijgt Sedat een gouden kans. Althans zo lijkt het. Hem wordt een goeddraaiend atelier te koop aangeboden. 'Leer. Dat verdient goed', zegt Sedat. 'Beter dan thuis zitten en in het koffiehuis gokken. Heb je veel vrije tijd, dan ga je slechte dingen doen', zo licht hij zijn besluit toe. Via een Turkse Tedje van Es leent Sedat twintigduizend gulden, tegen betaling van een hoop commissie en woekerrente. Het atelier wordt aangekocht. Vanaf de eerste dag stapelen de problemen zich op. De vorige eigenaar heeft verzuimd de huurbaas in te lichten over de overname. De contactpersoon van de huurbaas eist twee maanden borg en een fiks bed rag voor bemiddeling. Sedat kan niets anders doen dan maar betalen. Later blijkt dat de contactpersoon ook handelt in garnituren en voor meerdere makelaars 'bemiddelt.' Regelmatig duikt hij op, verkoopt zijn garnituren en vertrekt. Een fles jonge Bols moet de bemiddelaar gunstig stemmen. De 'patroon', zoals Sedat zijn opdrachtgever noemt, wil na veel vijven en zessen wel zaken doen met de nieuwe eigenaar van het atelier. Hij stelt wèl een voorwaarde. Sedat moet alleen voor hem werken en een lagere maakprijs accepteren. Verlegen om opdrachten stemt Sedat toe. De produktie kan beginnen. De namaak-leren jasjes zijn moeilijk te maken. Sedat heeft niet de juiste machines. De naalden breken om het uur. Sommige modellen zijn relatief eenvoudig. Andere zeer bewerkelijk met franjes, extra zakken en vele opzichtige knopen. Sedat werkt van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat. Het aantal werknemers is afhankelijk van hoe moe Sedat zèlf is. Soms zeven, soms drie of vier. Overwerken doen de stikkers vier of vijf keer in een zesdaagse werkweek. Sedat woont bijna in zijn atelier. Hoeveel uren de mannen ook maken, het startkapitaal begint aardig te slinken en de voorschotten van de 'patroon' tikken ook niet aan. Sedat besluit om te verhuizen. Naar een goedkopere stek.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Sedat is na een paar maanden uitgeblust. Met donkere wallen onder zijn ogen, vertelt hij dat Aydin, de vorige eigenaar hem had voorgerekend vijfduizend gulden per week te kunnen maken. Schoon in het handje. We nemen de laatste order door die hij eerder die dag heeft afgeleverd. Vijfhonderd jassen met een maakprijs van 25 gulden per stuk. Met z'n negenen, inclusief Se dat zelf, wordt aan de opdracht gewerkt. Tien dagen van dertien uur. Sedat werkt dag en nacht. Hij slaapt en werkt in het atelier. Drie mensen krijgen zeven gulden per uur, de vijf anderen dertien gulden. Aan loon is Sedat elke dag 1.1 18 gulden kwijt. Over tien dagen uitgerekend is dat I 1.180. Resteert I 070 gulden voor Sedat; I 07 gulden per dag, iets meer dan 8 gulden per uur. Het is Sedats bruto-inkomen. Huur en elektra komen uit op 1300 gulden per maand; reparaties, garen en naalden, ongeveer I 00 gulden. Dan heb je nog de telefoon, de auto.
FACTUREN Zwijgend staart Sedat voor zich uit. Uit zijn binnenzak haalt hij een aantal verfrommelde papieren. Een standaardbrief van het GAK, of hij 3.600 gulden wil betalen. Een groot aantal met de hand uitgeschreven facturen - uit een Hema-facturenboekje met de naam van het atelier, gooit hij op de grond. 'Ik ben een paar maanden geleden begonnen en heb niet meer dan 45.000 gulden gekregen. Vanochtend moest ik een factuur tekenen op mijn naam van I 16 duizend gulden. Als ik niet tekende, zou hij een ander atelier nemen.' 'En', bekent Sedat, 'toen ik voor het eerst bij de patroon kwam, moest ik de schuld van Aydin overnemen. Een paar duizend gulden. Anders zou ik geen opdrachten krijgen.' Op aanwijzen van Sedat bezoek ik een aantal boetieks waar de nep-leren jassen te koop hangen. Eenvoudige modellen, die met franjes schommelen rond de 200 gulden. De patroon van Sedat, 'die Nederlander' zoals de ateliereigenaar hem uitdrukkelijk noemt, doet goede zaken. Maanden later krijg ik een telefoontje van Sedat. Hij heeft het atelier verkocht. Schulden. Onder andere bij een bevriende eigenaar van een eethuis die hem en zijn voormalige werknemers maanden heeft gevoed. Of ik hem aan woonruimte kan helpen. Of ik misschien vrienden heb die misschien een kamertje te huur hebben. Sedat vertelt dat hij anderwerk heeft. In een andere stad. Weg uit Amsterdam. Maar hij is de confectie niet kunnen ontvluchten. In één van de Brabantse steden hebben vage kennissen een atelier geopend. Sedat werkt daar nu. Zwart. In het rapportSlikken of stikken presenteert
(oto: Arnold Karskens/HH het lOT, het Inspraak Orgaan Turken, een analyse van de problemen in de confectie die afwijkt van de gangbare beleidsanalyses. Uitgangspunt van het lOT is de maatschappelijke en arbeidsmarktpositie van de Turkse gemeenschap in Nederland. 'Confectie-ateliers worden gedwongen om goedkoper te produceren naarmate de sociale omstandigheden en de rechtsposi-
de Helling- jaargang 6- nummer 4- winter 1993/1994
tie van de Turkse gemeenschap slechter zijn.' De dramatische inkomensachteruitgang in de jaren tachtig, de omvangrijke werkloosheid en een geblokkeerde arbeidsmarkt, maken de confectie-industrie, in de ogen van het lOT, een belangrijke bron van - soms aanvullende - inkomsten om depoverty trap te ontwijken. De confectie biedt in potentie een reële kans op
17
Se dat: ~Leer. Dat verdient goed. Beter dan thuis sociale mobiliteit. Juist omdat deze sector een lage toegangsdrempel kent. Voor de zitten en in het inrichting van een atelier is een paar duizend gulden nodig en de kans op kapitaalskoffiehuis gokken. vernietiging zeer gering. Het lOT adviseert de regering de zogenaamde illegale confectie te legaliseren en Heb je veel vrije tijd, in plaats van een repressief beleid een dan ga je slechte stimuleringsbeleid te voeren. Het veelbesproken 'etnisch ondernemerschap' moet dingen doen' juist in de confectie een kans krijgen. Door kredieten beschikbaar te stellen en atelierhouders te steunen in een betere bedrijfsvoering. Het lOT wijst intensievere controle en opsporing van de hand omdat dit tot 'uiterst negatieve beeldvorming' over de gemeenschap leidt. Het lOT kiest bewust voor een sectorale benadering van de problemen met betrekking tot illegaliteit en illegale arbeiders in de confectie. In het ongevraagde regeringsadvies pleit het Turkse inspraakorgaan voor een aanpak van de problemen door juist de zwakste schakel in de produktieketen te steunen. Basis van het pleidooi van het Inspraak Orgaan Turken vormt een analyse van de structuur van de confectieindustrie. De branche maakt sinds begin jaren tachtig een drastische verandering door. De distributeurs - onder andere de grootwinkelbedrijven - en de dominerende fabrikanten besteden steeds meer arbeidsintensieve arbeidstaken uit. Aan buitenlandse producenten maar ook aan binnenlandse. De uitbestedingvan wat de 'assemblage' wordt genoemd, wordt gecombineerd met een toename van investeringen in de kapitaalintensieve onderdelen van het hele produktieproces in de confectie. Een en het ander heeft tot gevolg dat de arbeidsdeling tussen afzonderlijke ondernemingen verandert. Er treedt als het ware een specialisatie op. De één doet het ontwerp en de 'grading', de ander verzorgt het transport en weer een ander de marketing en verkoop. Aan de andere kant groeit de loon-confectie; ateliers die in opdracht van derden het stikwerk verzorgen. De etnische ondernemers zijn beter dan hun Nederlandse collega's en concurrenten in staat om aan de stringente toeleveringsvoorwaarden van de opdrachtgever te voldoen. Het gaat om flexibiliteit, kwaliteit en vooral om prijs. Het succes van etnische ondernemers in de loonconfectie is vooral te danken aan de betere toegangtot een informele arbeidsmarkt. Zij recruteren de onderbetaalde en niet zelden onbetaalde, maar vooral onbeschermde arbeidskrachten uit de eigen gemeenschap, lokaal en internationaal. De mate waarin loonconfectie-ateliers afhankelijk zijn van opdrachtgevers gaat soms
18
beidsmarkt zal toenemen, is niet geheel ondenkbaar. Naarmate meer voormalige schoonmakers uit de migrantengemeenschap de stap naar ondernemerschap in deze sector maken, zal de informele recrutering toenemen. In de glastuinbouw is een dergelijke ontwikkeling al jaren gaande. Voormalige kas-arbeiders hebben, zonder startkapitaal maar met de beschikking over goedkope en onbeschermde arbeidskrachten, een agrarisch loonbedrijf opgezet. Hoeveel koppelbazen in de glastuinbouw actief zijn, is niet bekend. Slechts een deel staat als loonbedrijf geregistreerd. De nietgeregistreerde loonbedrijven werken veelal in opdracht van grote Nederlandse koppelbazen. Over het aantal illegale arbeiders dat werkzaam is in de kassen van onder andere het Westland, tast men in het duister. De schattingen variëren van een paar tot vijftienduizend. Het Ondersteuningskomité illegale Arbeiders, OKIA, in Den Haag heeft berekend hoe lucratief de tewerkstelling van een illegale arbeider is. Voor Said, een illegale Marokkaanse arbeider die sinds 1990 in het Westland werkt, is het verschil tussen caoloon en wat hem uitbetaald wordt- over een periode van drie jaar - maar liefst 81.170 gulden. De teler bespaart, ruwweg omgerekend, twintigduizend gulden aan loonkosten per jaar. Het geldelijk gewin maakt duidelijk waarom de informele arbeidsmarkt zo'n hardnekkig verschijnsel is in het Westland. Maar er is méér aan de hand. In het plan van aanpak voor de glastuinbouw, De oogst van een gezamelijke aanpak, wordt een lans gebroken voor het principe dat alle branche-partijen water bij de wijn doen en medeverantwoordelijkheid dragen om het beleid uit te voeren. Ten aanzien van de glastuinbouw is beleid een combinatie van repressieve maatregelen en het opvoeren van de arbeidsdwang. Dit laatste om de tuinders te garanderen dat voldoende arbeidskrachten beschikbaar komen om de openvallende arbeidsplaatsen op te vullen. Met een scherper toegepast sanctiebeleid zorgt de overheid voor alternatieve arbeidskrachten. De repressie richt zich vooral op illegale arbeiders en de door migranten gerunde loonbedrijven. De tuinders zelf krijgen hogere boetes opgelegd en zelfs gevangenisstraffen in het vooruitzicht gesteld.
zo ver dat er nog nauwelijks sprake is van zelfstandige ondernemingen. Dit heeft te maken met de onderlingeconcurrentie tussen de ateliers en het feit dat veel ateliers qua omzet afhankelijk zijn van een of twee opdrachtgevers. Hierdoor kunnen de ateliers nauwelijks enige macht uitoefenen en - om het in marxistische termen uit te drukken- de strijd om de 'geproduceerde meerwaarde' in eigen voordeel beslissen. De in het atelier geproduceerde meerwaarde wordt eenzijdig door de opdrachtgever afgeroomd. Verlaging van de produktiekosten - dat wil zeggen loonkosten - is de enige ondernemingsvrijheid die het atelier nog rest.
SCHOONMAAK EN GLASTUINBOUW Niet alleen in de confectiebranche worden grote groepen illegale arbeiders te werk gesteld en wordt met de wet- en regelgeving een loopje genomen. In de horeca- en schoonmaaksector doen zich soortgelijke problemen voor als in de confectiebranche. Uitbesteding van arbeidsintensief werk, toename van het aantal kleine schoonmaakbedrijfjes zonder noemenswaardige kapitaalinvesteringen en een vergaande flexibilisering van de arbeid. De werkgelegenheid in de schoonmaak is in de tweede helft van de jaren tachtig explosief gegroeid, tot over de 140.000 mensen, vooral ten gevolge van de uitbesteding door instellingen en ondernemingen. De bulk van het uitbestede werk komt terecht bij grote schoonmaakondernemingen. Deze besteden op hun beurt, bij spoed- of ongeplande opdrachten, een deel van het werk tweedehands uit aan een circuit van duizenden kleine baasjes. Gezien de aard van het werk en de beloning is het niet vreemd dat het leeuwedeel van de schoonmakers van het vrouwelijke geslacht zijn en van niet-Nederlandse afkomst. Hoeveel illegale arbeiders werkzaam zijn in de schoonmaaksector; niemand die daar een zinnig antwoord op kan geven. De verwachting dat de recrutering van onderbetaalde arbeid op de informele ar-
SLUIPWEGEN Mede-opsteller van het rapport De oogst van een gezamelijke aanpak, de Voedingsbond FNV, klaagt een jaar na het verschijnen over de wil van de kant van de tuinders. Volgens de voedingsbond verlenen de tuinders nauwelijks medewerking aan het afgesproken
de Helling- jaargang 6 -nummer 4- winter /993/1994
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------~-11
beleid. Verbetering in het personeelsbeleid is tot op heden uitgebleven. De kwaliteit van de arbeid, de beloning, de werktijden; het zijn slechts onbeschermde arbeiders die gedwongen kunnen worden dergelijke condities te accepteren; illegale arbeiders en voormalige werklozen. Uit de hoek van de door Koerden en Turken gerunde loonbedrijven wordt de kritiek van de vakbond onderstreept. Er vindt een selectie plaats onder de agrarische loonbedrijven. Een beperkt aantal, met name de groten, worden opgenomen in de koppelbazenvereniging, terwijl de kleintjes, 'degraderen' tot de positie arbeider/ondernemer. Zij verrichten veelal tweedehands uitbesteed werk. Voor velen is het terug naar af. Ooit waren kas-arbeiders, tegen betaling van een soort commissiegeld, vrienden en bekenden gaan ronselen om in de tuin van de teler te werken. Medio jaren tachtig maakten velen de stap de ad-hoc-ronselpraktijken om te zetten in een heus agrarisch loonbedrijf. De kleintjes onder de Koerdische en Turkse koppelbazen moeten anno 1993 concurreren met koppelbazen uit Polen en andere lage-lonen-landen. De tuinders zijn bijzonder creatief in het ontduiken van het beleid. Zo zijn er bedrijven bekend die Poolse 'zelfstandigen' aantrekken. Deze Polen hebben in eigen land een eenmansbedrijf, maar deze kleine zelfstandigen zijn in feite niet meer dan trek- of seizoenarbeiders. Op deze manier wordt de vergunningsplicht voor buitenlandse arbeiders ontweken omdat er een contract wordt opgesteld tussen twee zelfstandige bedrijven. FALENDE OVERHEID De overheid heeft een serie maatregelen genomen ter bestrijding van de illegaliteit en regulering van de arbeidsmarkt in de confectie, de schoonmaak en glastuinbouw. Enkele maatregelen zijn reeds genoemd, zoals de poging om alle branchepartijen in de sectoren op één lijn te krijgen en medeverantwoordelijk te maken voor het beleid. Genoemd is ook het effectueren van het arbeidsmarktbeleid door werklozen te om- en herscholen en met sancties aan werk te helpen. Het beleidsinstrumentarium van de overheid valt uiteen in twee categorieën: het reguleren van de arbeidsmarkt en het beteugelen van de migratiedruk. De overheid tracht in eerste instantie de arbeidsmarkt voor illegale arbeiders, zwartwerkers en andere 'fraudeurs' af te grendelen. Dit door het sluiten van loketten - illegalen kunnen bijvoorbeeld geen sofi-nummer meer krijgen of juridische bijstand - èn door het
opvoeren van de controle bij de ondernemers en publieke gelegenheden zoals koffiehuizen. Ondernemers die illegalen te werk stellen worden daarbij hoge geldboetes en zelfs gevangenisstraffen in het vooruitzicht gesteld. Daarnaast wordt per sector, in nauwe samenwerking met branchepartijen, een 'reguleringsbeleid op maat' ontwikkeld. Dit vanuit de gedachte dat als de branche op haar morele en sociale verantwoordelijkheid wordt gewezen, er een proces optreedt dat in de tweede helft van de jaren tachtig 'zelfregulering' werd genoemd. De Wet Keten Aansprakelijkheid is een combinatie van overheidscontrole en medewerking van de branche zelf. Het beleid ter regulering van de arbeidsmarkt kent nog een ander aspect; de vrijgekomen arbeidsplaatsen vullen met alternatieve arbeiders. Zo hebben Westlandse tuinders en telers effectief lobby gevoerd voor de garantie dat de vrijgekomen arbeidsplaatsen opgevuld worden. De opsporing van illegale arbeiders in de kassen houdt bij wijze van spreken gelijke tred met het alternatieve aanbod van arbeidskrachten. In de confectie is een soortgelijk beleid in uitvoering. De ateliers worden gemotiveerd vacatures aan te melden onder andere door de controle flink op te voeren. Een vacature wordt pas door het arbeidsbureau geaccepteerd indien de arbeidspiek aan bepaalde eisen voldoet. Onderwijl wordt er druk gewerkt aan om- en herscholing van werklozen voor de confectieindustrie. Een ander beleidsinstrumentarium van de overheid is het op grote schaal arresteren van illegale arbeiders en het effectueren van de uitzettingsprocedure. De staatssecretaris van Justitie, Kosto, heeft ten aanzien van het arrestatie- en uitzettingsbeleid gesteld dat het om 'communicatie' gaat. In het buitenland moet bekend worden dat Nederland geen paradijs is en dat de politici hier geen doetjes zijn. Met andere woorden: repressie in Nederland is een manier om de potentiële migranten af te schrikken. Tellen we alle maatregelen bij elkaar op dan komen we uit op een saneringsbeleid ten aanzien van de confectie en de glastuinbouw. Het valt te betwijfelen of dit beleid zoveel zoden aan de dijk zet. De koppelbazen in het Westland verleggen het recruteringsgebied van illegalen naar vrouwen met een verblijfsvergunning. Ze zijn daarmee ook nog goedkoper uit. Een zwartwerkende vrouw verdient zeven à achtgulden per uur. De illegaal negen à tien. En de telers zetten desnoods andere koppelbazen in. Uit Polen of Noord-Ierland. En de voormalige werklozen, ook zij worden op straffe van forse sancties gemaand de
arbeidsvoorwaarden te accepteren die in de glastuinbouw gelden. In de loonconfectie treedt ten gevolge van het beleid een verdere decentralisatie op. De ateliers worden kleiner en zijn daarom beter te verbergen. Industrieel thuiswerk neemt toe omdat het tweedehands uitbesteden toeneemt. Het geografisch verleggen van de loonconfectie is een ander resultaat. Atelierhouders zetten hun werkplaatsen buiten Amsterdam op en de opdrachtgevers- de confectionairs, de grote fabrikanten en de detailhandel - exploiteren de lage-lonen-landen in het voormalige Oostblok. Er vindt hooguit een stoelendans plaats. De problemen in de confectie en andere arbeidsintensieve sectoren zijn niet nieuw. Ze zijn zo oud als het kapitalisme zèlf. Goedkopere arbeidskrachten worden aangetrokken om het algemene loonniveau te verlagen of op z'n minst de groei daarvan te temperen. Van de kant van de overheid en ondernemers mogen we verwachten dat zij het vrije ondernemerschap verdedigen, want dat is wat er gebeurt met het huidige beleid. Doorslaggevend is niet dat de illegale en uitbuitingspraktijken worden uitgebannen, maar dat het realiseren van winst voortgang heeft.
de Helling- jaargang 6 -nummer 4 -winter 199311994
Hans Krikke Hans Krrkke is (reelance Journalist en medewerker van de Stichting Opstand
11
19
De burger, de crimineel en de politicus Er is zowat geen politicus meer of hij heeft het over een zwaardere aanpak van de criminaliteit. Het ziet er naar uit dat criminaliteitsbestrijding één van de hoofdonderwerpen van de komende verkiezingsstrijd wordt. Het politieke klimaat is in enkele jaren volledig omgeslagen. Hoe verliep deze klimaatswisseling? De VVD bood vorig jaar in haar alternatieve begroting een miljard extra voor de criminaliteitsbestrijding. In de verdediging gedrongen klopte CDA-woordvoerder Van der Heijden zich tegenover zijn VVDtegenhanger Dijkstal op de borst met het feit dat het huidige kabinet sinds zijn aantreden zo'n slordige 700 miljoen méér aan criminaliteitsbestrijding uitgaf dan het vorige. Hij vergat de afgesproken bezuinigingen af te trekken, meende DijkstaL Die zouden hij en PvdA-woordvoerder Staffelen ongedaan maken waar het de politie betreft, was het antwoord. In deze pingpong-stijl wordt het huidige parlementaire debat over het 'terugdringen van de criminaliteit' gevoerd.
OMSLAG De verkilling van het 'humane' klimaat voltrok zich gedurende de jaren tachtig en ging vreemd genoeg samen met een nieuwe nadruk op preventie. Bij de verkiezingen
20
de Helling- jaargang 6 -nummer 4 -winter 199311994
van 1981 was de VVD nog de enige partij met een aparte brochure over criminaliteit. Sinds de verkiezingen van 1986 hebben ook CDA en PvdA de electorale markt van criminaliteit en de onveilige burger ontdekt. Er ontstond globale consensus tussen de grote partijen over de probleemstelling: de onveiligheidsgevoelens onder de bevolking zijn van een onaanvaardbaar hoog niveau. Deze overeenstemming bracht de uitvoering van het vlak voor de verkiezingen van 1986 gereedgekomen beleidsplan Samenleving en criminaliteit in gunstig vaarwater. In dit onder verantwoordelijkheid van minister van Justitie Korthals Altes vervaardigde plan werd gepoogd een samenhangend beleid op langere termijn uit te stippelen. Samenleving en criminaliteit maakte onderscheid tussen kleine criminaliteit en zware, georganiseerde misdaad. Voor kleine criminaliteit, zoals vandalisme of woninginbraak, was een preventieve aanpak op lokaal niveau het beste. De nadruk op een afzonderlijk beleid op dit punt was een tegemoetkoming aan de PvdA Deze partij pleitte al langer voor een aanpak waarbij in het strafrechtelijk beleid de prioriteit moest liggen bij die vormen van misdaad waar de bevolking het meest onder te lijden heeft. Er werd een commissie ingesteld onder voorzitterschap van het voormalige PvdA-Kamerlid Roethof. Deze deed een serie praktische voorstellen voor een preventief beleid. Ook onder invloed van de 'sociale vernieuwing' verschenen - tegenwoordig veelal via de banenpool gefinancierde - huismeesters, wijkopzichters,
[I
I
11
1. I.
'11 I
11
(oio Ge1cl/d Wessei/HH
I
conducteurs en stadswachten in het straatbeeld. Ook gingen de gemeenten aan de slag met preventieprojecten, variërend van voorlichtingsprojecten op scholen tot 'integraal buurtbeheer'. Maar er werd ook uit een ander vaatje getapt. Voor de logische tegenhanger van 'kleine criminaliteit', de 'zware, georganiseerde misdaad', werd juist een - in deze logica passende - strakkere centrale regie van het ministerie van Justitie voorgesteld en werd een begin gemaakt met de tot op heden voortgezette grootschalige uitbreiding van de detentiecapaciteit. De in de nota Samenleving en criminaliteit volmaakt doorgevoerde tweedeling van centrale repressie van zware misdaad versus lokale preventie van kleine criminaliteit leidde bovendien niet tot een evenredige verdeling van de middelen. Voor kleine criminaliteit was er I I miljoen per jaar beschikbaar voor gemeentelijke experimenten, overigens door de gemeenten in de jaren die volgden ruimhartig verdrievoudigd. In het beleidsplan werd - op een totale begroting van ruim 4 miljard - alleen al voor noodvoor-
zieningen, bedoeld om het uit de hand lopende cellentekort tijdelijk te verlichten, 16 miljoen op jaarbasis gereserveerd.
OVERBELAST Het is simplistisch om zonder meer van een politieke ruk naar rechts te spreken. Het strafrechtelijk systeem, vaak voorgesteld als een keten van opsporing, vervolging, straftoe meting, detentie (en reclassering), kampt ontegenzeggelijk met fikse interne problemen. Hoe fundamenteel deze problemen zijn, beschreef sociologie-hoogleraar Kees Schuyt treffend in een column in de Volkskrant: 'Als men weet dat van de ruw geschatte vijf miljoen 'slachtoffersituaties' per jaar een miljoen misdrijven wordt aangemeld bij de politie waarvan er ruw geschat ongeveer tweehonderdduizend worden opgehelderd, waarvan weer de helft wordt geseponeerd en waarvan hooguit zo'n twintig procent eindigt in gevangenisstraf, dan heeft men een goede schets van de moeilijkheden van het strafsysteem. Bij nader inzien blijkt de tolerantie van het Nederlandse strafsysteem te berusten op
de Helling- jaargang 6 - nummer 4 -winter 19931/994
systeemkenmerken die er alle toe bijdragen dat er wel een sfeer van publieke onveiligheid moet ontstaan.' Al in 1981 wijdden de procureurs-generaal bij de gerechtshoven hun jaarverslag aan de kwestie van de overbelasting. Zij onderstreepten de noodzaak om prioriteiten te stellen en spraken bitter over de 'vuilnisvatfunctie' van het strafrecht: 'Alle maatschappelijke narigheid komt uiteindelijk bij politie en justitie op het bordje te liggen die hier dan maar een antwoord op moet zien te formuleren.' De bestrijding van kleine criminaliteit ook nog op zich te nemen, is te veel gevraagd, aldus het Openbaar Ministerie: 'Op het terrein van de strafrechtelijke repressie van kleine criminaliteit lijkt de verzorgingsstaat haar grenzen te hebben bereikt.' Er waren dus - naast de politieke motieven van de PvdA - ook binnen het systeem redenen om een preventieve benadering en alternatieve straffen voor kleine criminaliteit voor te stellen. Het systeem zou ermee ontlast worden. Om de overbelasting tegen te gaan, werd door Korthals Altes en door zijn opvolger
I I
l I
~Recht Hirsch Bali in een proces van rationalisering en centralisering van de strafrechtketen ingezet. Deze politiek heeft velerlei effecten. De meeste hebben echter weinig te maken met het doel: vermindering van de belasting. Wèl traden er negatieve bijwerkingen op, zoals de uitholling van waarborgen voor een fatsoenlijke rechtsgang. Zo verdween door 'vereenvoudiging' de controlerende functie van het Openbaar Ministerie met betrekking tot het functioneren van de politie. En dicht bij de problemen staande wijkagenten werden als gevolg van 'rationaliseringsoperaties' vervangen door wijkteams, die voornamelijk aandacht besteedden aan het halen van de- van hogerhand vastgestelde - streefcijfers. Ook als we kijken naar het probleem van het 'cellentekort' wordt het duidelijk dat de door de politiek ingezette 'rationaliseringsoperatie' geen rekening houdt met de omgeving waarop zij ingrijpt. In een tijdsbestek van tien jaar werden voor hetzelfde delict twee tot drie keer zo hoge straffen opgelegd, met als rechtvaardiging de gevoelens onder de bevolking. Op hun beurt wakkerden deze gevoelens weer een meer repressieve aanpak aan et cetera. De 'rationalisering' zorgde tevens voor een repressiever regime in gevangenissen. De groter wordende discrepantie tussen het aantal bewaarders en het aantal cellen leidde tot meer gewelddadige uitbraken. Dit had zijn weerslag op de publieke opinie en de politiek. Als gevolg van de 'rationalisering' houden bewaarders bovendien steeds minder tijd over voor het aangaan van een vertrouwensband met gedetineerden, die ook om 'beheerstechnische' redenen belangrijk is. Gebrek aan tijd voor af en toe een vriendelijk woord voor een klemzittende gedetineerde leidt onherroepelijk tot een groter beroep op de Intensieve Behandelingsafdelingen, waar gevangenen met psychische problemen- intensiever- behandeld worden. Er wordt niets 'gerationaliseerd', de problemen worden alleen verplaatst. Een vertrouwensband heeft bovendien het voordeel dat een bewaarder op het spoor kan komen van vluchtplannen en wellicht in staat is deze in de kiem te smoren. Daarom zijn Extra Beveiligde Inrichtingen overigens ook beheerstechnisch een ramp. Want daar zit niemand die nog iets te verliezen heeft! Het rationaliseringsproces, bedoeld om een aantal reële problemen binnen de strafrechtketen op te lossen, heeft vooral geleid tot blikvernauwing. Dat wil niet zeggen dat er geen problemen zijn. Verdachten moeten op dubieuze gronden worden heengezonden en het ophelderingspercentage bij de politie is bijzonder laag. Maar zoals zo vaak is de remedie erger dan de kwaal!
22
op veiligheid, is geen door de overheid onderalle omstandigheden te waarborgen grondrecht
meen. De jaren zeventig en tachtig kenden een dubbelzinnige houding ten opzichte van rechtshandhaving, meent hij. Enerzijds was er de voltooiing van 'de democratisering' en ontstond een 'individualistisch ethos', onder het eigentijdse motto 'moet kunnen'. Dat leidde tot het afweren van overheidsbemoeienis, dus ook van het recht. En in het bijzonder van het strafrecht: 'Door sommige deskundigen werd zelfs gepleit voor algehele afschaffing van het strafrecht als een bij uitstek autoritair instituut.' Anderzijds leidden volgens het beleidsplan diezelfde ontwikkelingen tot meer echtscheidingen, tot democratisering van instellingen, tot mondige werknemers en dus tot een groter beroep op het recht. Het recht 'werd door velen vooral gezien als middel om de macht van de 'regenten' te beperken.' De minister, van de partij die in 1984 meer geld voor criminaliteitsbestrijding vrij wilde maken via bezuinigingen op de rechtsbijstand, constateert scheefgroei: de wederkerigheid van rechten en plichten werd in deze eenzijdige ontwikkeling naar meer rechten onvoldoende onderkend. Het recht moet weer een onpartijdig fundament worden, in plaats van iets wat je kunt gebruiken als het van pas komt en negeren als het niet van pas komt. Het CDA-verhaal is een pleidooi voor herstel van christelijke waarden, gelardeerd met instemmend aangehaalde frases uit het overbelaste systeem. Samengevat: criminaliteit hangt samen met normvervaging. Deze is het gevolg van de lang volgehouden eenzijdige nadruk op het verwerven van rechten, zodat ten langen leste opvoeders, leraren, of sportttrainers geen normatieve grenzen meer durven te trekken. De jaren zeventig zullen de geschiedenis ingaan als de jaren van een steeds verder doorslaande tolerantie, vreest het CDA. Het is de taak van de overheid deze ontwikkeling te keren door te zorgen voor herstel van de geloofwaardigheid van het (straf)rechtssysteem. Hoewel het normbesef al aardig verbetert, is meer steun van het maatschappelijk middenveld en de individuele burger nodig.
Vergelijk de door Schuijt genoemde afnemende reeks, waarbij vijf miljoen slachtofferervaringen eindigen in vijftigduizend veroordelingen. Maar wie denkt hiervoor via het strafrechtelijk systeem een uitweg te kunnen vinden, heeft het mis. Voeg hieraan de toegenomen politisering van de criminaliteitsbestrijding toe en je hebt een explosief mengsel. Zoals de tovenaarsleerling kan beamen, moet je oppassen met het gebruiken van bezweringen. Wat zeggen de politieke partijen? Zij vertellen vooral hun eigen verhaal. De VVD hamert sinds jaar en dag op de onrustbarende groei van onveiligheid en criminaliteit en de nog verontrustender groei van particuliere bewakingsdiensten en burgers die het recht in eigen hand dreigen te nemen. Men eist, hoe kan het ook anders, hogere uitgaven: een meer effectieve nachtwakersstaat. D66 heeft een genuanceerder verhaal, waarbij vooral van nieuwe ontwikkelingen, zoals preventie via een geïntegreerd openbare orde- en veiligheidsbeleid, veel verwacht wordt. Hoewel de dominante probleemstelling, van toenemende onveiligheid en onrustbarend hoge criminaliteit wordt onderschreven, houdt D66 zich redelijk rustig als het gaat om het electorale munt slaan uit het criminaliteitsprobleem. Dat ligt anders voor de regeringspartijen.
ZEDELIJKHEIDSBESEF De burgerschapsmoraal, ooit het mikpunt van provocerende spot, is èèn van de centrale begrippen in de CDA-inbreng in het criminaliteitsdebat. Met name CDA minister Hirsch Ballin ontpopte zich tot een kruisridder tegen de normatieve verloedering. Nederland moet weer zedelijkheidsbesef kennen, verklaart de voormalig hoogleraar staatsrecht tegenover wie het maar horen wil. Fraude met belastingaangiftes, onverschilligheid ten opzichte van druggebruik, de koper van de goedkoop aangeboden cd-speler in de kroeg, onze minister van Justitie heeft er geen goed woord voor over. In zijn beleidsplanRecht in Beweging uit 1990 plaatst de minister het vraagstuk van criminaliteit en strafrecht in een breder kader, dat van de rechtshandhaving in het alge-
'Hoe het zover is gekomen valt moeilijk meer na te gaan.' Zo openden Guusje ter Horst, gemeenteraadslid voor de PvdA in Amsterdam, en gewestelijk voorzitter Wibo Koo/e in september 1990 een artikel in de Rode Amsterdammer, opinieblad voor de PvdAAmsterdam. Onderwerp: de leefbaarheid van de stad. De hoofdstedelijke PvdA belegde op 6 oktober van dat jaar een conferentie over Lof der Dwang, een bundel columns over de verloedering van de Nieuwmarktbuurt van de hand van publicist Herman Vuijsje. De furoretocht van Vuisjes
de Helling- jaargang 6 -nummer 4 - winter I 9931 I 994
(aLo Morcel von den Bergh/HH
boek is niet alleen exemplarisch voor de onzekere situatie waarin de PvdA de verkeert, maar ook voor de situatie waarin heel progressief denkend Nederland terecht is gekomen. De auteur uitte in zijn inleiding voor de conferentie zijn verbazing over de plotselinge belangstelling voor zijn boek. 'Binnen een tijdsbestek van een paar maanden zijn criminaliteit en sociale verantwoordelijkheid binnen de Amsterdamse PvdA hot issues geworden. Dat mijn boekje Lof der Dwang daarbij nogal eens wordt aangehaald is voor mij verheugend en verwarrend. Een boekje dat een jaar lang nauwelijks is verkocht, maar nu opeens wordt gedoodverfd als catechismus. Waarom?' Hij spreekt het vermoeden uit dat hij in druk neerlegde wat iedereen al langere tijd dacht en aan de borreltafel besprak. Yuijsje wijst er vervolgens op dat er lange tijd een taboe rustte op het bepleiten van in zijn ogen vanzelfsprekende maatregelen, 'zoals het bestrijden van het probleem van de straatcriminaliteit met meer politie op straat.' Hij is van mening dat dit taboe is ingegeven door de door progressieve criminologen voortdurend bevestigde angst voor het ontstaan van een politiestaat. Het Amsterdamse openbare domein is als gevolg van dit progressieve taboe verworden tot een niemandsland, waar het recht van de sterkste heerst. Enerzijds gedoogt de gemeente teveel, zoals AIDS bij veertienjarige hoeren. Anderzijds trekt zij zich
terug uit het openbare domein, bijvoorbeeld door het verwijderen van te vaak vernielde telefooncellen of door het afschaffen van kaartverkoop bij metrostations. De openbare ruimte is voor iedereen en dient heroverd te worden. Sociaal-democraten moeten niet zo huiverig zijn voor krachtig overheidsoptreden, dat is men op ander gebied ook nooit geweest. Tot zover Yuijsjes betoog.
NIEUW FLINKS Pauf Ka/ma vatte de stemming van de conferentie samen met de term 'nieuwe flinkheid'. De critici hadden vanaf de zijlijn van de hoofdstedelijke sociaal-democratie hun oordeel snel klaar: 'Nieuw Flinks' werd de sarcastische bijnaam voor deze vermeende cultuuromslag. Dat er een ommezwaai zou zijn, klopt overigens maar ten dele: de PvdA-Tweede-Kamerfractie hamerde al sinds jaar en dag op een verschuiving van middelen voor bestrijding van zware criminaliteit naar lokale overlastbestrijding. Het sociaal-democratische verhaal gaat niet over individuele normvervaging, overigens met uitzondering van de sinds 1990 opgebloeide opvattingen over (bijstands-) fraude. De PvdA benadrukt de teloorgang van overheidscontrole over de openbare ruimte en de verloedering van de oude volksbuurten. Een ander thema is de hoge criminaliteit onder allochtonen. Het verschil met het CDA is het ontbreken van nadruk op de individuele moraal en het
de Helling- jaargang 6- nummer 4- winter 199311994
leggen van een duidelijker verband tussen criminaliteit en maatschappelijke omstandigheden, althans verbaal. In de politieke verhalen over criminaliteit wordt steeds meer een justitiële invalshoek gekozen, terwijl criminaliteit in toenemende mate als een apart probleem wordt gepresenteerd. Bovendien slaagt het ministerie van Justitie er steeds overtuigender in om het probleem te koppelen aan de overbelasting van de 'strafrechtketen'. Parallel hieraan groeit de onrust onder de bevolking en wint het thema aan electoraal belang. Geleidelijk groeit nu ook in linkse kringen de overtuiging dat scherpere criminaliteitsbestrijding noodzaak is. Waar in de jaren zeventig met name door progressieve partijen nogal eens werd gesteld dat men een andere krant moest lezen en volstaan werd met een oproep tot tolerantie, wordt daar nu van gezegd dat dit standpunt een vorm van politieke onverschilligheid is. Immers, de Amsterdammer interesseert zich niet voor de junkie, hij negeert hem: 'als ik er maar geen last van heb.' Een andere reden voor de wending in het linkse denken is het ontstane inzicht dat in de oude wijken van sommige steden een strijd is ontbrand tussen slachtoffers onderling: kansloze werklozen tegen allochtone nieuwkomers. Ook begint men steeds meer tot het inzicht te komen dat in de progressieve solidariteit met daders, die humaan behandeld dienen te worden, de slachtoffers worden gene-
13
Het is simplistisch om geerd. Daar komt bij dat de minst weerbaren, een groep waarvoor de progressieve partijen zich van oudsher sterk maken, in de officiële slachtofferstatistieken ondervertegenwoordigd zijn: ouderen, vrouwen, allochtonen en kinderen hebben met specifieke delicten te maken, zoals verlies van onvervangbare bezittingen, sexuele of racistische intimidatie, of incest. Men rekent het tot zijn taak juist ook voor deze groepen op te komen. Onlangs promoveerde de progressieve criminoloogHans Boutelfier op het onderwerp slachtofferschap. In zijn proefschrift Solidariteit en slachtofferschap juicht hij het ontstaan van het criminaliteitsdebat als een moreel debat toe. De nieuwe nadruk op de moraal verklaart hij uit de 'secularisatie'. In zijn ogen is dit morele debat een permanente discussie over wat in de huidige samenleving geldt als criminaliteit en wat als slachtofferschap. Deze balans verschuift voortdurend. Zo verdween prostitutie langzaam als criminaliteitsprobleem en kwam incest op als nieuwe vorm van slachtofferschap. Het is volgens Bouteliier de taak van de sociaal-democratie om als 'derde weg'- naast het 'nostalgisch moralisme' van de christen-democraten en het 'repressief moralisme' van rechts -de positie van de minst weerbaren als slachtoffers aan de orde te stellen. Dit 'victimaal liberalisme' gebruikt hij in zijn pleidooi voor het invoeren van een 'ministelsel' in het strafrecht. Dat gaat uit van het slachtoffer als (moreel) ijkpunt. Bouteliier wil dit bereiken via het afstoten van oneigenlijke taken. Verkeersovertredingen worden bijvoorbeeld nu al administratiefrechtelijk afgedaan. Op andere gebieden moet dit ook gebeuren. Verder is decriminaliseren een mogelijkheid: prostitutie is een delict, maar eigenlijk zonder slachtoffers. Aan de andere kant moet, vanuit slachtoffers gedacht, bij overtreding van milieuwetgeving juist duidelijker worden veroordeeld met als expliciete argumentatie de gevolgen voor toekomstige generaties. Ook bepleit hij een grotere rol van het slachtoffer in de straftoemeting. Bouteliiers voorstellen komen voor een groot deel tegemoet aan nu levende discussies, die echter- en daar gaat hetom-ook tegen de achtergrond van de rationalisering van de justitiële bureaucratie kunnen worden geplaatst. Bouteliier gaat amper in op de bureaucratische en machtspolitieke aspecten van het proces van strafbaarstelling. Hij stelt een te groot vertrouwen in de mate waarin het strafrecht de kloof tussen rechtspraak en slachtofferschap kan verkleinen. Politiepsycholoog Frans Denkers is daar sceptisch over. Hij stelt dat slachtoffers de enige eigenaren zijn van hun ervaring. Een overheid die middels strafrechte-
24
zonder meer van een politieke ruk naar rechts te spreken lijke interventie pretendeert die ervaring ongeclausuleerd over te nemen, is op de verkeerde weg. De politie zou in plaats van de versterking van wijkteams, die speciale delicten in samenspraak met slachtoffers met voorrang zouden moeten behandelen, ook kunnen richten op de dingen die burgers vaak al zèlf doen. Bestaande weerbaarheid vergroten in plaats van overal weerloze slachtoffers te zien, luidt Denkers' adagium.
kers' nadruk op versterking van alledaagse weerbaarheid elkaar goed aan. In elk geval moet afgerekend worden met de overmatige 'justitialisering' van de criminaliteitsbestrijding. De idee dat een justitiële aanpak van criminaliteit ook maar in de buurt zou komen van het garanderen van het individuele recht op veiligheid is een gevaarlijke illusie. Inderdaad, het strafrecht is geen vuilnisvat.
RECHT OP VEILIGHEID In 1978 schreef Koos van Wehring, voormalig hoogleraar criminologie aan het Bongerinstituut, de profetische woorden: 'De onrust wordt telkens op dezelfde wijze onder woorden gebracht en- nog geheel afgezien van de vraag wat we ons bij die onrust precies moeten voorstellen - er zit iets clichématigs in. De uitdrukking dat je in het maatschappelijk verkeer niet meer veilig over straat kunt is in het maatschappelijk verkeer tot pasmunt verworden. In de samenleving gebeuren ernstige dingen die de gemoederen danig kunnen beroeren. Soms echter is de beroering zo groot dat van een rustige waarneming niet meer gesproken kan worden. Dat ene, ernstige geval wordt in de verbeelding uitgebreid tot alle gevallen die zich zouden kunnen voordoen. Maar die gevallen doen zich lang niet altijd voor.' Onveiligheid is het gevolg van een onzeker bestaan dat door volwassen individuen ook als zodanig ervaren wordt. Gevoelens van onveiligheid ontstaan in een breder kader en hebben een meervoudige oorzaak. Slechts zelden zijn ze uitsluitend het rechtstreekse gevolg van ervaringen met criminaliteit. Het laatste geloofsartikel van de verzorgings-en rechtsstaat, het door de overheid onverkort te garanderen 'recht op veiligheid', moet ook maar eens op de helling. 'Recht op veiligheid' is geen door de overheid onder alle omstandigheden te waarborgen grondrecht van burgers. Zeker, 'rechtop veiligheid'is een grondrecht. Maar zeker is ook dat het niet volledig door justitie en politie gegarandeerd kan worden. Resteert de noodzaak dat de politiek helderheid schept over de 'kerntaken' van justitie, zodat in elkgeval duidelijk wordt op welke onderdelen van de rechtshandhaving het justitiële en politiële apparaat zijn inspanningen richt. Daarin vullen Beuteiliers pleidooi voor een ministelsel en Den-
de Helling- jaargang 6 - nummer 4 -winter 199311994
Hans Bunkers Hans Bunkers
IS
cnmino/oog
Bericht voor de eerste uitgave
Het debat over politieke vernieuwing wordt gekenschetst door verwarring en algemene en bijzondere onduidelijkheid bij de burger. Niemand begrijpt nog waar iedereen het over heeft. Er was een tijd, dat begrippen stonden voor hun betekenis. Die tijd is helaas voorbij. Niet alleen de burger is v".. moeid, ook de woorden kreunen onder hun grote politieke last. In de strijd der politieke vocabulaires worden ze ontkleed, verkracht en uitgemergeld. In dit Handboek voor een nieuwe politieke klasse komen de begrippen tot rust en mogen ze op zoek naar een nieuw leven. Hun wedergeboorte zal de nieuwe politieke klasse dwingen tot stilte en bezinning. Het Handboek voor een nieuwe politieke klasse verschijnt, als Middenpagina 9, in het kader van de gelijknamige debattenserie in De Balie. Het laatste debat in deze vierdelige serie, 'Betwiste Zelfstandigheid', wordt gehouden op 25 januari 1994 in De Balie. Met medewerking van o.a. Jet Bussemaker, Paul de Beer, en Arie Oostlander. Deze Middenpagina
Voorzitter: Paul Kuypers.
is een uitgave van
Aanvang: 20.30 uur.
De Balie in samenwerking met De Helling.
Reserveren vanaf één week van tevoren;
Eind redaktie: Chris Keulemans,
dinsdag t/m vrijdag 14.00-20.00 uur,
Karin Schaafsma,
zaterdag 17.00-20.00 uur. Telefoon 020-6232904
Kees Vendrik
De Balie, Kleine-Gartmanplantsoen 10
Vormgeving: Melle HammerPlus X
1017 RR Amsterdam.
Aan het Handboek werkten mee: Marianne Boenink, Jet Bussemaker, ldo de Haan, Paul Kuypers, Jos van der Lans, Annemarie Mol, Pieter Pekelharing, Siep Stuurman en Tsjalling Swierstra
------
-~-----------------------------~~~~~~~~-~--~-~--~-~-~~------------------------------------------------.
allochtonen de status van buitenstaander behouden.
a aansturen 1 Verbastering van : er op aansturen : de zaken, zonder dat met zoveel woorden te zeggen, in een bepaalde richting sturen. Politici gebruiken het
In plaats van allochtonen zouden autochtonen tot probleemcategorie benoemd moeten worden. JB angst Gevoel van onveiligheid en onzekerheid dat sinds
in de betekenis van bijsturen of op gang brengen.
het midden van de negentiende eeuw een specifieke
De term heeft- zoals vele woorden die politici
rol speelt in het publieke domein. Was publick
gebruiken - het voordeel van de intrinsieke
gedrag tot dan toe een kwestie van rollenspelen
wolligheid. Wie iets aanstuurt is er later niet op
geweest, nu werd het een representatie van het
aanspreekbaar. ss; 2 Indirect bestuurlijk ingrijpen,
innerlijk geacht, waardoor privé- en publiek bestaan
veelal door middel van (financiële) prikkels ( ~) of
in elkaars verlengde kwamen te liggen. Angst om
voorlichtingscampagnes. + Het - van
zich te veel bloot te geven of zich te onderscheiden
maatschappelijke ontwikkelingen. Neologisme,
werd daardoor een centraal element van het
ontworpen als positieve tegenhanger van
publieke leven. (cf. R.Scnnett, The Fall of Public
maakbaarheid (~),vooral gangbaar in combinatie met maatschappelijk middenveld ( ~ ). ( Herkomst:
Man) b
werktuigbouwkunde) Belangrijkste associatie: dat
basisinkomen Vroeger had je: mensen aan de basis: Die zijn er nu niet meer. Nu is er aan de basis
zelfstandige energiebron te beschikken. Daarom
slechts inkomen. En hoe laag ook, zelfs dat is alleen
komt aansturen vooral van pas wanneer men
een idee dat blijft gonzen in de bovenbouw.===:>
verantwoordelijkheid voor eigen handelen wilt
economie
beweegt, ligt dat niet aan de aansturende, maar aan /
belasting De meest tastbare aanwezigheid van de staat in het leven van de doorsnee burger. Rondom het begrip woedt een bureaucratische guerilla compleet
aangestuurde.
met aanslagen van de kant van de staat(===:>
afconcluderen Neologisme in het moderne
rechtsstaat) en sabotagepogingen van de zijde van de
ovcrhcidsjargon. Kenmerkend is de verdubbeling
burgers. In het kader van de staatkundige,
van de semantische beweging. Doel is het oproepen
bestuurlijke en sociale vernieuwing (~) zal D66
van een sensatie van kracht en doortastendheid. ===:>
daarom onmiddellijk na haar aantreden in het
opstarten
kabinet-Brinkman/Van Mierlo/Kok voorstellen om
PK
allochtoon 1 Ingezetene zonder de status en rechten van een ingezetene.
PK
2.a Nederlandse allochtonen;
het ; -stelsel te vcrvangen door een combinatie van staatsaandelen en gemcenschapscontributic. De
2.b Nederlands-allochtoonse allochtonen. Vgl:
verwachting is dat burgers daardoor vanaf 1997 hun
Nederlanders en Nederlandse Nederlanders.
loonbriefje weer blakend van gemeenschapszin
Nederlanders en Nederlandse allochtonen
zullen openmaken.
begrijpen elkaar vaak niet, maar ze doen hun best.
burgerschap 1 Het nieuwe toverwoord in het politieke vocabulaire.
allochtonen zijn elkaars vijanden, maar ze begrijpen
een passieve. Degenen die over actieve vormen van
elkaar tenminste.
burgerschap spreken zijn hoog opgeleiden/of
3 Meestal beschouwd als
PK;
Jl \I .I
JVDL
Nederlandse Nederlanders en allochtoonse PP;
'11
AM
een gebrek aan energieke inzet van het !DH
I
MB
wat aangestuurd wordt, wordt geacht over
ontlopen: als datgene wat men aanstuurt niet
lil
2 Twee varianten: a een actieve; b
tegenovergestelde van autochtoon, terwijl over
hebben een goed inkomen. Degenen die rechtenloos
hetgeen beide van elkaar scheidt geen
zijn beschouwen burgerschap vooral als een
overeenstemming bestaat. Allochtoon kan zijn:
toegangskaartje tot sociale zekerheid en politieke
degene die elders (buiten Nederland) is geboren
grondrechten. Het Nederlands staatsburgerschap is
maar ook degene die een specifieke (niet
wat dat betreft een hoogbegeerd lot in de
Nederlandse) culturele ( ~) achtergrond heeft. Vaak
wereldloterij geworden. Wie eenmaal over dat
wordt bedoeld: degene die buitenstaander is. Als
kaartje beschikt kan desgewenst aan de discussie
men bijvoorbeeld zegt dat Amsterdam over twintig
over burgerschap in actieve zin meedoen. Dat is een
jaar voor de helft uit Amsterdammers en voor de
ouderwets ideaal dat lijnrecht tegenover het
andere helft uit allochtonen bestaat, bedoelt men
vrijheidsverlangen van de postmodernist staat. De
met de laatste term - bewust ; of onbewust -
postmodernist wil niet als 'burger', maar als
'anderen' of 'niet- Amsterdammers', waardoor
'individu'
(~)vrij worden. Postmoderne vrijheid is
127
il 'i
I
:'I
de vrijheid van degene die 'nomadisercn' kan, die de
maatschappelijke leven. In deze zin kan er sprake
kunst vcrstaat ongrijpbaar en onzichtbaar te
zijn van culturele armoede.; 3 de waarden en feiten
verdwijnen in de anonieme massa van de grote stad;
die een bepaalde groep mensen verondersteld wordt
de postmodernist voelt zich pas vrij als ze zich
te delen, in tegenstelling tot andere groepen. Het
onclassificecrbaar heeft weten te maken. ::::.:>
blijkt overigens ondoenlijk die waarden en feiten te
calculeren.
specificeren: culturen zijn altijd heterogene
PP;
3 Populair begrip bij wetenschappers
en politici. Bij wetenschappers krijgt het betekenis
mengsels zonder duidelijke begrenzing. Dat neemt
in omschrijvingen als zelfbestuur, autonomie,
echter niet weg dat mensen zich veelvuldig beroepen
zelfstandig oordeelsvermogen en bewuste politieke
op culturele verschillen, hetzij om anderen te
participatie. Bij politici heeft het vooral betekenis
beschermen tegen 'onze' opdringerigheid, hetzij om
als morele categorie, waarmee doorgaans bedoeld
Nederland te zuiveren van buitenlanders ( ::::.:>
wordt dat burgers hun taken en plichten niet
allochtoon). Het verdient dan ook aanbeveling deze
serieus genoeg nemen en hun
term te vermijden.
TS
verantwoordelijkheden 'afwentelen' op de staat(::::.:>
d
rechtsstaat). Politici zouden er in dit verband goed
debat 1 Uitwisseling van volzinnen waarbij argumenten
aan doen meer te luisteren naar wetenschappers. JB c
en overtuigingskracht belangrijker zijn dan groepsdiscipline. Komt in de politiek betrekkelijk
calculeren Het optellen en aftrekken van 'kosten' en
weinig voor.::::.:> Grieken ss; 2 Beschaafde vorm van
'baten' van politieke handelingen. Terwijl
in het openbaar ruzie maken. In combinatie met
berocpspolitici, als onze nationale rekenmeesters,
'politieke' heeft debat meestal de negatieve
eigenlijk nooit genoeg lijken te kunnen calculeren,
betekenis van bureaucratisch redekavelen of
wordt het burgers aangewreven als zij soortgelijk
electoraal gehakketak. In combinatie met 'publieke'
gedrag gaan vertonen. Dat het laatste wel eens in de hand gewerkt zou kunnen worden door het eerste,
heeft debat een positieve betekenis: + Politici moeten meer aansluiten bij het publieke - . Publiek
vergeet men dan voor het gemak maar even.
debat deelt dan de betekenis met 'publieke opinie'
MB;
De
discussic over de; -de burger, is een zinloze
als tribunaal van de rede. ::::.:>vertoog IDH; 3
discussie. Het probleem is niet dat burgers
Zichtbaar en onzichtbaar gebruik van begrippen.
calculeren, dat hebben ze altijd al gedaan; het
Debat is vol van paniek, algemene en bijzondere
probleem is wat ze onder 'baten' en 'kosten'
onduidelijkheid, vermoeidheid en onbegrip.
verstaan. ::::.:> burgerschap ::::.:>fraude
PI'
Niemand begrijpt nog, waar iedereen het nog over
corruptie Misbruik van openbare functies voor private doeleinden. (Herkomst: corrumpcrc (Lat.)) Tot de
heeft. ::::.:> handboek RED. democratie 1 Volgens sceptici de niet-ideale, maar
zeventiende eeuw heeft corruptie de brede
minst kwalijke regeervorm die bestaat. Volgens
betekenis van ondermijning van publieke geest en
critici een mooi woord voor een bureaucratische
wordt zij beschouwd als onvermijdelijke fase in de
organisatie- en beheersvorm, waarin ambtenaren en
opkomst en ondergang van republieken (Zie
politici elkaar bezig houden, terwijl burgers weinig
Gibbon: Rise and fall of the Roman Empire). Na
meer kunnen doen dan één keer in de zoveel tijd een
1700 steeds meer ingeëngd tot misbruik van
stem uitbrengen. Volgens andere critici een vloek
openbare functies voor financieel gewin, dat in goed
van de samenleving, voortgekomen uit de jaren
georganiseerde staten ( ::::.:> rechtsstaat) niet
zestig, die bedrijven en universiteiten onbestuurbaar
voorkomt. Huidige associatie: kenmerkend voor
maakt. Volgens politici een kenmerkend en
gebieden waar staatsvorming mislukt is (Zuid-Italië;
onmisbaar onderdeel van de maatschappij. Volgens
Zuidelijke Nederlanden). Corruptie wordt als
politicologen een concept met vele betekenissen en
besmettelijk gezien. Daarom is van belang dat men
varianten, waaronder liberale democratie,
corruptie als incident afdoet, dat het politieke
participatie-democratie en republikeinse
lichaam niet heeft aangetast. ::::.:>fraude
democratie. ::::.:> lokaal JB; 2 Belangrijk
IDII
cultuur Komt in minstens drie verschillende
OI!l
te weten
hoe ze vcrsterkt en uitgebreid kan worden. Niet
betekenissen voor.; 1 hogere cultuur; wat 'hoger' is
minder belangrijk is te onthouden hoe ze in o.a.
mag iedereen zelf uitmaken.; 2 de vaardigheden die
Europa is ontstaan. In Oostenrijk, Italië, Duitsland,
mensen in staat stellen actief deel te nemen aan het
Finland, en Japan kon een democratische
128
11
regeringsvorm pas worden ingevoerd nadat deze
zelfbestuur door het volk. Tegenwoordig wordt het
landen een militaire nederlaag hadden geleden.
vooral door vrije markt-apostelen ingezet tegen
Natuurlijk spelen er tal van andere factoren in het
sociaal-democraten. In een moderne, complexe
ontstaan van democratieën mee, maar laten
maatschappij die gekenmerkt wordt door een
Europeanen nooit beweren dat een democratie niet
verstrengeling van overheid en markt ( ==>
met geweld van buitenaf kan worden opgelegd.
marktdenken), heeft het begrip vooral retorische
Degenen die dat nu als excuus voor niet-interventie
waarde. TS
kindskinderen van degenen die -soms voor het eerst
vormen ervan aangetroffen wordt. Hangt samen met
in hun leven - onder begeleiding van buitenlandse
competitie en vrijheid. In tegenstelling tot de grote
militairen hun stem op een politieke partij
wereldgodsdiensten die het goede leven als een
uitbrachten.
menselijke houding sub specie aeternitatis
PP
Het~ voor het gebouw van de sociale zekerheid is
als beweging gedefinieerd. Eduard Bernsteins
weg. Te gebruiken in situaties waarin bij gebrek aan
uitspraak over het klassieke socialisme, ... de
steekhoudende argumenten een gevoel (~)van
beweging is alles en het doel is niets... , is een
onvermijdelijkheid moet worden overgebracht: het
onbedoeld epigram op de moderne wereld: groot is
cconomzsch ~ (==>economie) verdraagt geen verdere
goed en méér is beter; ... everybody is jumping on
verhoging van het financieringstekort (~) ; het
some bandwagon all the time ... ; wie niet steeds beter wordt, houdt op goed te zijn; ... citoyen, en
voor het opnemen van meer
avant! ... Moderniseert, moderniseert- dat is Mozes
vluchtelingen ontbreekt. ; ~solidariteit (~)!DH duurzaam Blijvend, niet-vluchtig. Lijkt een begrip dat
en de Profeten. Politici hebben grote moeite met de
slecht past in het moderne leven, waarin immers
vraag hoc een niet-expanderende moderniteit
... all that is solid melts into air ... (Marx/Berman).
bestuurd zou kunnen worden. Sommigen kunnen
Dat het niettemin door politici gebruikt wordt- nog
zich een niet-expanderende orde niet eens
wel in paradoxale combinaties als ' ~ verandering'
voorstellen.(==> Japanners) De werking van de
zegt iets over de vergeefse aspiratie van menig
staatsschuld(==> financieringstekort) laat zien dat de
politicus de definitieve beleidsmaatregel uit te
burgers van de moderne staat feitelijk altijd al in de
vinden. ==> milieu
toekomst leefden. Dit leidt tot onverantwoordelijk
MB
e
voyeursgedrag zoals Adam Smith al opmerkte naar
economie Letterlijk: natuurwet (beter is: ecologie(==>
aanleiding van de krediet-financiering van de Britse
milieu) natuurlogica) Wordt aangeroepen in de
oorlog tegen de opstandige dertien koloniën ( ==>
meest uiteenlopende redeneringen als oorzaak van
economie). De meest gangbare opinie is dat wat niet
de meest uiteenlopende gebeurtenissen. Temidden
expandeert noodzakelijkerwijze implodeert. Deze
van al deze uiteenlopendheid is er een constante.
stelling is metafysisch, want empirisch
Economie is onafwendbaar. Geen machtiger hand
oncontroleerbaar. Een schets van de mentaliteit die
dan de onzichtbare. ==> kapitalisme
bij deze metafysica van de eeuwige dynamiek hoort,
AM
vindt men reeds in Plato's 'Politeia'. Het is geen
elite Losse samenscholingen van links-liberale betergesitueerden met een goed ontwikkelde antenne
aantrekkelijk beeld, maar dat is het door Plato
voor de conjunctuurschommelingen in de tijdgeest
geboden alternatief evenmin. Sedertdien is het
(=:>tijdsgewricht). Ze verzamelen zich bij voorkeur
denken over deze kwestie niet erg veel verder
in cultureel (~)verantwoorde kroegen en
gekomen. ss
mompelen daar steeds minder besmuikt dat het toch
f
niet ecuwig zo met de asielzoekers(==> nimby) door
feminisme 1 Nog steeds een van de meest fascinerende
kan gaan.
.i
ontwikkelingen van de laatste dertig jaar. Er is
JVDL
vrijwel geen cultuur of levensvorm op deze wereld -
etatisme Een overdreven vcrtrouwen in de mogelijkheden het maatschappelijke leven te sturen
het westen inbegrepen- die ongeschonden uit het
vanuit de staat.(==> rechtsstaat) Het begrip werd in
feministisch strijdgewoel tevoorschijn zal komen.
de 19e eeuw geïntroduceerd door anarchisten die
PP; 2 Meerdere betekenissen. Apocriefe leer over de
juist hun vertrouwen stelden in het vcrmogen
verhouding tussen de geslachten. Symbool van de
tot
I[ I
omschrijven, wordt het goede in de moderne wereld
draagvlak Fictieve bodem (Herkomst: architectuur) +
~
I
expansionisme Aspect van de moderniteit dat in alle
in Joegoslavië gebruiken, zijn de kinderen of
maatschappelijk
i
129
j
j
status quo in de strijd tussen de geslachten.
algemeen lichamelijk onderzoek op verricht is; d
Aanduiding van grensovcrschrij ding en verschuiving
levensvcrhaal zoals dat wordt verteld door een
in traditionele posities en identiteiten.
demente bejaarde; e atoom in deeltjesversneller; f
PK;
3 Zeer
handboek(~) opgebouwd uit losse woorden met
invloedrijke, maar omstreden gedachte. Dat blijkt nog het meest uit de neiging van veel mensen feministische uitgangspunten te onderstrepen onder
toelichting.
AM
gelijkheid Een van de drie hoofdpersonen in het even
het uitroepen van de kreet ... maar ik ben geen
ontroerende als vrolijke sprookje over de drie
feminist hoor!. .. Zij bedoelen: ik ben voor gelijkheid tussen de seksen ( ~ ), maar tegen mannenhaat,
musketiers Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap dat socialisten c~ socialisme) en andere
seperatisme van vrouwen of verheerlijking van
vooruitstrevenden nog niet zo lang geleden zo vaak
vrouwen. Nu kàn feminisme omslaan in
vcrtelden dat ze geheel vergeten waren dat het een
mannenhaat, maar hoeft dat geenszins te betekenen.
sprookje was. Tot ze op een dag wakker werden en
Een betere omschrijving van feminisme is het besef
er achter kwamen dat Gelijkheid en Vrijheid in hun
dat sekse een belangrijke categorie vormt in het
eigen achterban al jaren met elkaar op voet van
maatschappelijke leven, dat er sprake is van
oorlog leefden en Broederschap zich had
ongelijke en ongelijkwaardige verhoudingen tussen
aangcsloten bij een sekte. Die klap zijn de
de seksen, dat deze verhoudingen kunnen
socialisten nooit meer te boven gekomen. JVDL
verbeteren en dat hiervoor een politieke strategie
gevoel Als onveranderlijk beschouwde mentale toestand van individuen. + een~ van onzekerheid. Handig
denkbaar is. Wat feminisme vcrder inhoudt is net zo omstreden als de vraag wat socialisme ( ~) of
begrip om het debat(~) kort te sluiten: door iets als
liberalisme inhoudt. Binnen deze ruime definitie en
; -kwestie te benoemen is het ... niet politiek: dat
gezien de maatschappelijke verhoudingen tussen
moet uit de harten van de mensen komen ...
mannen en vrouwen zal elke weldenkende vrouw op z'n minst 'een beetje' feministe zijn.~ sekse .JB financieringstekort Gat tussen openbare uitgaven en
(Steenkamp).
!Dil
h handboek Papieren vluchtheuvel in tijden van
inkomsten, gedicht door staatsleningen en creatief
verwarring.(~
boekhouden. Het probleem van het
kleinood in de strijd tegen onwetendheid en
financieringstekort staat bovenaan de agenda van
onbegrip bij de burger.(~ debat) RED.
vernieuwing) Noodzakelijk
het politieke debat (~)sinds de invoering van de
homo politicus De (meestal) man, die de dwangmatige
één-procent norm als criterium voor de maximaal
neiging heeft persoonlijke ambities in politieke
toelaatbare stijging van de overheidsuitgaven door
termen uit te drukken.
RED.
Den Uyl en Duisenberg (1975). Belangrijkste argument voor het terugdringen van het
individu Kleinste bestanddeel van een democratisch (~)
financieringstekort is het in stand houden van het
politiek bestel. Dient in het publieke domein als een
economisch(~
kameleon in staat te zijn zich tot burger c~
economie) draagvlak (~).Wil
fraude Ontduiking van wetten en regels voor eigen
burgerschap) te transformeren. Het probleem is dat
gewin. Aandacht voor dit fenomeen komt in golven;
deze transformatic vaak blijft steken en dan in een
er lijken meer;- gevallen per wet ontdekt te
gevreesd hybride resulteert: de calculerende (~)
worden naarmate de betreffende wet sterker ter
burger. ~ individualisering.
discussie staat. Opmerkelijk is vcrder dat de aandacht vooral uitgaat naar (relatief kleine)
MB
individualisering Concept dat mythische proporties heeft aangenomen, zonder dat erg duidelijk is wat er
bijstandsfraude en veel minder naar grootschalige
mee wordt bedoeld. Individualisering is in ieder
belastingfraude door bedrijven. Kennelijk spreken
geval niet alleen een ontwikkeling of een feitelijke
verhalen over aantallen tandenborstels meer tot de
omschrijving, maar ook een normatieve beoordeling
verbeelding dan die over ordners met valse
van maatschappelijke ontwikkelingen. Het is niet
declaraties. ~calculeren ~ illegaal MB
los te zien van individualisme - het besef en de
g
waarde die worden toegekend aan het afzonderlijke
gefragmenteerd a Je aandacht na verdeling tussen man,
individu ten opzichte van andere individuen.
kind en carrière; b bruggen in Bosnië; c het lichaam
Volgens de één vcrwijst individualisme vooral naar
waar bloedonderzoek, röntgenonderzoek en
toenemende zelfstandigheid van burgers c~
130
burgerschap), volgens de ander is het niets anders dan egoïsme.(~ marktdenken) Beide opvattingen
centrum, onderdak voor vluchtelingen e.d.).
AM
klasse 1 Maatschappelijk segment(~ milieu) van
gaat voorbij aan de ambivalentie van individualisme
onderwerpers of onderworpenen.(~ socialisme)
(en dus van individualisering); het is
Sociaal-emotionele betekenis 'voorhands neutraal.
zelfontplooiing maar ook egoïsme, zelfstandigheid
~
11
elite; 2 - ! Uitroep van bepaalde klasse bij uitmuntende prestatie ( ~ ). RED.
maar ook onverschilligheid ten opzichte van anderen, autonomie maar ook calculatie(~
calculeren). In plaats van de retorische benadering die in veel partij-politieke debatten (~)overheerst,
lente Revolutionair seizoen in bevroren maatschappijvormen. In Nederland ondenkbaar,
zou de vraag gesteld kunnen worden hoe de
omdat het in een bureaucratische democratie (~)
positieve kanten van individualisering kunnen
per definitie niet kan vriezen.
worden gestimuleerd, terwijl de negatieve kanten
JVDL
lokaal Plaatselijk. Wordt altijd gebruikt in contrast met universeel, mondiaal ( ~ ), nationaal, etc. Het begrip
worden bestreden. JB
heeft een negatieve waardering als het wordt
illegaal 1 Iemand die volkomen rechteloos is, maar deze toestand van rechteloosheid boven de situatie in
gebruikt door holisten, maar vrijwel iedereen anders
eigen land verkiest. Dat is in de meeste gevallen een
gebruikt het in een of andere positieve betekenis.
weloverwogen keuze en investering geweest. Het is
Behalve dat het natuurlijk postmoderne tijden zijn,
een illusie te denken dat de illegalen die hier komen
is volkomen onduidelijk waarom precies. In de
misleid zijn. In de meeste gevallen is het maar al te
politiek heten lokale vormen van bestuur
duidelijk dat het zelfs voor illegalen hier veiliger is
democratischer(~) want 'dichter bij de mensen';
en er bovendien meer te verdienen valt. Een groot
een verwachting die tot nu toe overigens door geen
aantal werkt 12 tot 16 uur per dag om voor zichzelf
enkel empirisch onderzoek gestaafd wordt. In de
en hun verwanten de kost te verdienen. Een klein
moderne westerse filosofie doet het begrip vooral
aantal kiest voor de criminaliteit.(~ fraude) De
opgang om universalistische pretenties van 'het
dreiging van gevangenneming en opsluiting is
Westen', 'de rede', 'de mens', 'de' waarheid, etc. te
verhoudingsgewijs gering: voor de meesten is het
ontmaskeren via het blootleggen van verschillen,
aangenamer in een Nederlandse gevangenis te
pluriformiteit en toeval -alweer in de overtuiging
verblijven dan terug te moeten keren naar een land
hiermee de democratische (~) zelfbeschikking tot
waar honger, armoede en/of oorlog heerst. Vergeet
dienst te zijn. TS
bovendien niet dat een crimineel rechten bezit,
m
terwijl de illegaal rechteloos blijft. Het 'probleem
maakbaarheid Neologisme, geïntroduceerd aan het
van de illegalen' is simpel: zolang er' daar' geen
eind van de jaren zeventig als centrale term in
welvaart en veiligheid is, zullen zij die 'hier' komen
diagnose van de 'crisis van de verzorgingsstaat ( ~ )'.
zoeken. Alleen al de gevangenissen daar vcrbeteren
Belangrijkste associatie: waandenkbeeld. =>
zou hun aantal verminderen.
Aansturen
PP;
2 Eufemisme voor
iemand, die het land wordt uitgezet, ook als niet
~
socialisme
!DH
macht 1 Polyfoon en multimorf begrip. Desondanks
duidelijk is of de persoon in kwestie elders een
blijft het de taak van elke sociale wetenschapper te
toekomst heeft. ~ nimby ~ illegaliteit JB
verklaren wie er macht heeft, hoe die gebruikt
illegaliteit Valstrik voor de sociaal-demoeratic (~
wordt, wie die macht zou kunnen overnemen en
socialisme). Paradoxale aanslag op rechtzinnigheid
hoe men die macht voor iets anders zou kunnen
en solidariteit ( ~ ).
inzetten. PI'; 2 Ondefinieerbaar begrip, tegelijk
PK
'I I I
:I
attribuut en betrekking. Het is tot dusverre niet
k kapitalisme Naam van de wereldmarkt(~
gelukt een objectieve standaard te construeren voor 11
marktdenken) wanneer deze de problemen niet
de meting van de macht. Men weet echter in de
oplost maar veroorzaakt. Politici gebruiken deze
regel wie hem heeft. Politici gebruiken het woord
term niet vaak meer omdat zij - zoals de meeste . . mensen ovcngens - onaangename ervanngen
ongaarne als zij over zichzelf spreken. De politicus
I
geeft richting aan iets of initieert beleid(=>
aansturen), maar oefent geen macht uit. Het gedrag
I
verdringen. ~ economie ss kerk Gebouw op zoek naar bestemming (als bibliotheek, discotheek, rouwzaal, feestzaal, politiek
van politici wijst er echter op dat zij de macht als
I,
11
iets begeerlijks zien(=> gevoel) en dat macht :11
!I
131
verslavende eigenschappen bezit.(~ expansionisme)
socialisten ( ~ ), die zich daarmee verzetten tegen het
ss
aristocratische ... het is niet wie je bent, maar wie je
management 1 Made in the USA. Model van
kent ... Wanneer het begrip tegenwoordig nog in
bedrijfsbestuur. En vogue bij de overheid. Fictieve
deze betekenis wordt gehanteerd, staat er doorgaans
opvatting over de aard van het overhcidsbestuur.
'sociaal' voor, om het zo te onderscheiden van
; 2 <Eng.) huishouden.
PK
IDH
leefmilieu en milieu. 'Leefmilieu' vcrwijst naar alle
marktdenken Een van de vele lelijke ncologismes die de
materiële en immateriële factoren die tezamen de
vorige politieke klasse(~) heeft bedacht. Men duidt
kwaliteit van ons leven bepalen. Zijn wijzelf bij
er mee aan dat er in termen van vraag en aanbod
'leefmilieu' altijd het onderwerp van zorg, bij
geredeneerd moet worden, ook (of juist) op
'milieu' zijn we eerder de agressors: 'milieu' is
terreinen waar dat doorgaans niet gangbaar is.(~
synoniem met 'natuur', maar dan alleen voor zover
calculeren) De rationale er achter lijkt te zijn: ... op
die natuur slachtoffer is en niet als bedreigend
de markt is je gulden een daalder waard... <
wordt ervaren.;- rampen zijn dan ook altijd
uitdrukking, NL) ~kapitalisme
rampen die door onze schuld het milieu overkomen,
MB
media Wat in het midden staat, bemiddelt.
terwijl natuurrampen daarentegen ons overkomen.
Bijvoorbeeld: de middelste van de drie cellagen rond
Het milieu moet tegen menselijk ingrijpen
een bloedvat. Ook: virtuele ruimte waarin beelden
beschermd worden, wat paradoxaal genoeg enorm
circuleren, elkaar herhalend dat het een lust is.
veel menselijk ingrijpen vereist. TS; 2 Schrale troost:
Plaats waar je moet bestaan om te bestaan. + Ik ~,
de ondergang van de aarde zal de redding van de
dus ik ben. Verouderd equivalent, hier en daar nog
democratie ( ~) zijn.
gebruikt: openbaarheid. (Ook wel: Öffentlichkeit.)
JVDL
ministelsel 1 Eufemisme voor bureaucratische
AM
armenzorg. ss; 2 Ook wel: een rnanier van
middenveld Voctbalterm. Wordt ook gebruikt in de
Nederlandse rijken om Nederlandse armen af te
politiek, met name in de zin van maatschappelijk
kopen. Een goede discussie over het ministelsel is
middenveld: een sterk middenveld is van groot
een discussie waarin publiekelijk duidelijk wordt
belang voor sociale en politieke regulering, met
wát er in Nederland veiliggesteld wordt -wat
name in een verzuilde, door confessionelen
mensen dankzij dat stelsel kunnen doen of zijn- en
gedomineerde maatschappij.(~ verzorgingsstaat)
waaróm dat veiliggesteld wordt. Dan wordt vanzelf
Tot dit middenveld behoorden vele organisatiesuit
duidelijk wat Nederlanders onder 'solidariteit'(~)
het particulier initiatief, onder andere in het
verstaan. Opvallend is dat de discussie in de pers
onderwijs, de gezondheidszorg (~zorg) en
vrijwel alleen over fraude (~)en uitvoerbaarheid
maatschappelijke dienstverlening. J.A.A. van Doorn
gaat. Het wordt overigens tijd dat er een
omschreef dit middenveld ooit treffend als ... baas in
wereldministelsel komt.
eigen huis op kosten van de staat... Wat het
PP
mondiaal (mundiaal) Dekmantel voor hopeloze
maatschappelijk middenveld thans behelst, is
ondernemingen en internationale strooptochten.
onduidelijk. De neiging die veel progressieven(~
Tevens uitdrukking van een onwerkelijk
socialisten) hebben het maatschappelijk middenveld
internationalisme.
PK
met enig dédain af te doen als ouderwets is
n
misplaatst. Een democratische (~)maatschappij kan
natie Verzameling individuen met hetzelfde
niet zonder vormen van vrijwillige associatie (De
staatsburgerschap(~
Tocqueville) of civiele maatschappij (vgl.
pretenderen meer gemeen te hebben. Vaak gebruikt
Angelsaksische civil society). Eén van de grote
om op grond van vcronderstelde etnische afkomst
politieke uitdagingen van dit moment is vormen van
en culturele(~ cultuur) tradities territoriale
vrijwillige associatie en/of civiele maatschappij te
vereniging dan wel afscheiding van
burgerschap), die meestal
ontwikkelen, die de negatieve kanten van het
bevolkingsgroepen te beargumenteren. Uiterst
maatschappelijk middenveld, zoals het paternalisme
problematisch begrip, o.a. omdat historisch ontstane
en de verstatelijkte en bureaucratische uitdrukking
verschillen tussen mensen hiermee eenvoudig
ervan, vermijden. JB
genaturaliseerd worden. MB
milieu 1 Omgeving. Mag niet van invloed zijn op iemands levenskansen volgens liberalen en 132
nimby Nederlands asielbeleid.
JVDL
noord-zuid Heeft Oost-West opgevolgd als
belangrijkste mondiale as. In plaats van links-rechts
(~burgerschap) In de jaren zestig vooral
resoneert boven-onder erin mee. De muur is ditmaal
gehanteerd in combinatie met 'burgerlijke ongehoorzaamheid', die de rechtsstaat al of niet
niet van steen.
AM
0
zou ondermijnen. Vanaf de tweede helft van de
oost-europaEen verzameling staten in verwarring, armoede, en met gebrek aan economische (---7) en
jaren zeventig wordt de bedreiging van de rechtsstaat eerder gezocht in de juridificatie (met
humanitaire hulp uit het westen. JB opstarten ~ afconcluderen
name de groei van de adminstratieve rechtspraak en de instrumentalisering van het recht), waardoor
PK
overbodigheid Een ervaring waar steeds grotere groepen mensen over de hele wereld van doordrongen raken: hoeveel ouden van dagen, jongeren en werkelozen beseffen niet dat het voor
rechtsgelijkheid c~ gelijkheid) en rechtszekerheid aangetast worden.
!DH
republikeins Als predikaat van politiek duidt dit een hartstochtelijke politiek aan, bedreven door actieve
het milieu (---7)- heerlijk zou zijn als grote aantallen
burgers c~ burgerschap) die het conflict niet schuwen. Het begrip kan binnen de politieke theorie
van hen van de aardbodem zouden verdwijnen? Het
op een eerbiedwaardige geschiedenis bogen. Helaas
probleem tegenwoordig is niet zozeer 'hoe moeten
moet voor een praktische invulling ervan vooralsnog
we ons de armen van het lijf houden?', want die
ook teruggegrepen worden op het (verre) verleden.
creperen vanzelf wel. Het probleem is vooral: 'hoe
MB
hun medemensen - en niet in de laatste plaats voor
moeten we ons de overbodigen van het lijf houden?' Uitkeringen alleen blijken geen afdoend middel.
~verzorgingsstaat PP
p prikkels Externe gedragsbeïnvloeding; ook wel: incentives. (Herkomst: behaviorisme (B.f'. Skinner)
samenleving Als een patiënte bij de dokter klaagt over 'de samenleving' is dit geen symptoom van haar politisering. Er wordt geklaagd over de huur, de buurt, het werk, de werkeloosheid; over mannen, ouders, kinderen. En slechts weinig over de
) Gebaseerd op de veronderstelling dat mensen
maatschappij. Het is waarschijnlijker dat patiënte
dieren zijn, waarvan het leerproces aangestuurd (---7)
ontevreden is met 'de gemeenschap'. Dat wil
wordt door geld.
~corruptie IDH
prestatie 1 Politiek bedrijven zoals Dennis Bergkamp scoort.
JVDL;
2 Hangt nauw samen met het begrip
'arbeid', dat sinds Locke wordt beschouwd als de bron van maatschappelijke welvaart. Werd de
zeggen: 'het geslachtsverkeer'. Er zijn files op de grote wegen. Ze beloven je wel dat je naar zee kan, maar je kan niet naar zee. sekse 1 Vrouwenzaak
JVDL;
AM
2 Hoe omstreden kan een
begrip zijn? 'Sekse' werd -in navolging van de
'prestatie' vroeger opgevoerd om de aristocratie als
Amerikaanse feministe Gayle Rubin- enige tijd
leeglopers te kijk te zetten, tegenwoordig vormen
gebruikt om te verwijzen naar het biologische
vooral uitkeringstrekkers en collega's het doelwit
verschil tussen mannen en vrouwen, in tegenstelling
(~fraude). Moet volgens sommigen weer 'beloond'
tot het begrip 'gcnder' (geslacht) dat gereserveerd
worden, met dien verstande dat: a de gangbare
werd voor de cultureel c~ cultuur) bepaalde
inkomenshiërarchie daardoor niet radicaal op de
verschillen tussen mannelijkheid en vrouwelijkheid.
helling mag worden gezet (~socialisme), b de
Maar al spoedig werd dit onderscheid tussen
logica van de markt c~ marktdenken) die zich
'biologisch-cultureel bepaald' verlaten omdat
weinig aan prestatie gelegen laat liggen daarvoor
biologische feiten ook cultureel geconstrueerd
niet opzij wordt geschoven en c prestatie alleen wordt gemeten binnen het domein van de betaalde
bleken. Sindsdien hanteert men sekse in de betekenis van 'gender', waarbij de aandacht vooral
arbeid(~
uitgaat naar de vcrborgen sekse van quasi sekse-
calculeren)
TS
neutrale opposities als hoofd -/handenarbeid, rede/ rechtsstaat 1 De staat, die het recht als basis van zijn
emotie, geest/lichaam, rechtvaardigheid/zorg ( ---7 ).
(voort)bestaan beschouwt. Historisch verschijnsel.
Om het nog complexer te maken: het zijn nog steeds
Dreigt te verdwijnen in het syndroom van een
overwegend vrouwen die zich met deze
nieuw staatsmoralisme.
PK;
2 (Duits,) politieke
organisatie gekenmerkt door grondwettelijke bescherming van gelijke rechten voor alle burgers.
problematiek bezig houden. TS socialisme 1 Agrarisch productie-systeem(~ economie) dat werd ingevoerd in de eerste decennia van de 22e 133
eeuw, na de vierde ecologisch-demografische
moeilijkheden heten 'uitdaging'. Het bestrijden van
wereldoorlog. Na een moeizaam begin in Oost-
AIDS in Afrika, bijvoorbeeld, hoort in bovenstaand
Afrika(=> Noord-Zuid) vcrbreidde het zich in hoog
rijtje niet thuis. Evenmin als het bevorderen van de
tempo over de rest van de bewoonde wereld. ss; 2
wereldvrede of het bevrijden van de vrouw. Zij die
Iedereen- nou ja: vrijwel iedereen- scheldt gelukkig
zoiets willen proberen, spreken met andere
nog op het nationaal-socialisme, maar in feite is er
woorden.
AM
geen land waarin het socialisme niet nationalistisch
V
(=>natie) geaard is. Het zou wat dat betreft goed
verandering Tot voor kort een synoniem van
zijn als socialisten wat meer aandacht aan
verbetering. Sindsdien is dat veranderd. =>
problemen van internationale rechtvaardigheid
vernieuwing
zouden besteden. Wie weet zou het socialisme dan
AM
verantwoordelijkheid Verouderd: gevoel ergens voor te
opnieuw een bezielend ideaal kunnen worden.
staan. Tegenwoordig in gebruik als morele
Vanzelfsprekend mag dat niet meer hetzelfde
aansporing aan anderen. • Ik voel de~ op me
socialisme zijn dat tot de toestanden in Oost-
Europa ( ~) heeft geleid. PP solidariteit 1 (Stam: solidum (het geheel)) Solidariteit: aanprakelijkheid (verantwoordelijkheid) voor het geheel. Historisch thema in de socialistische(=>
drukken is dus niet correct, en ik neem deze
~
met
plezier op me nog veel minder. Het juiste gebruik is: het ontbreekt hen aan elk gevoel van burgerschap
~.
=>
AM
verlangen Iets om vooral niet te veel vast te leggen:
socialisme) ideologie. Actueel: als term in het
verlangens zijn om te koesteren en in stilte te
huidige register van de raison d' état.
overdenken. Het prijs geven ervan aan de publieke
Verantwoordelijkheid(~)
PK ;
2
voor het welzijn van
wereld maakt van het verlangen een cliché. Het
vreemden. (Herkomst: solidarisme (Durkheim))
verlangen is dikwijls mooier dan de uiteindelijke
Gangbaar in sociaal-democratische kringen tot 1985,
ervaring bij het bereiken van het doel. Dat geldt
daarna verdwenen uit het politieke vocabulaire(=>
vaak in de liefde, maar ook in de politiek. In dat
vertoog). Als men wil dat anderen begrijpen waar
laatste vcrband zou men, in plaats van verlangen,
men het over heeft, kan men deze term beter niet
beter kunnen spreken over utopie. Althans, zolang
gebruiken. =>verzorgingsstaat rm r
de utopie niet wordt vereenzelvigd met naïviteit en
t
dagdromen, maar met hoopvolle gedachten over een
tijdsgewricht Het knooppunt van sociale, politieke,
betere toekomst die als richting kunnen dienen voor
economische(=> economie) en culturele(=> cultuur)
het politieke handelen. Verlangen zou ook vertaald
factoren in een samenleving die, met de taal als
kunnen worden als begeerte en hartstocht. Meer
smeermiddel, gezamenlijk het heden inkapselen. De
hartstocht zou het politieke debat(~) niet alleen
verschillende onderdelen willen nog wel eens tegen
kunnen verlevendigen, maar ook intenser kunnen
elkaar schuren, hetgeen in combinatie me.t de
maken. Het zou bovendien een tegenwicht kunnen
permanente voorwaartse beweging van het gewricht
vormen tegen het thans zo invloedrijke economisch
kan leiden tot slijtage en chronische pijn.
(=>economie) doelmatigheidsdcnken waarin slechts
Cultuurfilosofische beschouwers van het eigen
plaats is voor kosten en baten, kortorn calculatie.(=>
tijdsgewricht diagnostiseren vaak overbelasting ( =>
calculeren) JB
belasting) en bevelen rust, dan wel achterwaartse beweging, als remedie aan.
MB
vernieuwing 1 Heeft in het socio-modernisme de plaats ingenomen van de socialistische heilstaat.(=>
u
socialisme) Het is een ongericht proces van
uitdaging Dit woord is populair bij de manager ( =>
permanente verandering (~)waarbij kijkcijfers en
management) van nu. Kan slaan op alle mogelijke
opiniepeilingen(=> media) de inquisitie vormen. De
ellende. Kom op. Niet huilen. Wc zetten onze
animo om tot het leger van nieuwlichtende politieke
schouders eronder. Er moet iets van te rnaken zijn.
apostelen toe te treden zal hierdoor zeker niet
Twintig miljoen bezuinigen(=>
groter worden, waardoor er wederom een kloof
financieringstekort), selecteren aan de poort, de
ontstaat tussen burgers(=> burgerschap) en
nog-nict-bestaande markten van Oost-Europa (~)
nieuwlichters en zich opnieuw commissies zullen
veroveren, desnoods het 'leven in een multi-
buigen over dit probleem, waarna een nieuwe
culturele samenleving'. Maar niet alle potentiële
generatic vernieuwers de oude generatie de wacht
134
aanzegt, waarna ... et cetera, enzovoort.
JVDL ;
2
op-geitewollen-sokken als intermediair tussen
Typisch modern begrip. Sinds de 18e eeuw is
burger c~ burgerschap) en politiek het welzijn van
omstreden of vernieuwing alleen een middel, of
burgers zou kunnen bevorderen, heeft inmiddels
ook een doel is. Conservatieven menen het eerste en
terrein moeten prijsgeven aan het marktdenken ( ~ ).
staan daarbij buitengewoon sceptisch tegenover de
Of daarmee het welzijn der burgers is gestegen, is de
effectiviteit van dit middel. Modernisten
vraag.
MB
Met het eroderen van dit geloof, en met de opkomst
z zorg Bezigheid waarmee 95 procent van het Nederlandse volk op een of andere manier dagelijks
van thema's als milieu ( ~) en verzorgingsstaat ( ~)
in de weer is; een vorm van burgerschap ( ~) die
daartegenover menen het laatste, daarbij in de rug gesteund door een onwrikbaar vooruitgangsgeloof.
waarbij vooral bchoud aan de orde is, wordt
door de anti-verzorgingsstaatretoriek c~
vernieuwing niet langer automatisch als positief
verzorgingsstaat), volledig gedepolitiseerd is en
beoordeeld en is er ruimte ontstaan voor een meer
systematisch buiten het gezichtsveld wordt
uitgebalanceerde middenpositie, waarbij
gehouden. 95 procent van de verhalen uit de
voorgcstelde vernieuwingen eerst op hun
monden van politici over verantwoordelijkheid
effectiviteit c~ marktdenken; ~management)
( ~ ), zelfredzaamheid en gemeenschapszin is echter
onderzocht worden. Dat het moeilijk is die ruimte
empirisch aantoonbaar onjuist en kan zonder veel
te benutten blijkt uit de moderne kunst waarin
moeite naar het rijk der ideologische fictie verwezen
vernieuwing nog steeds het belangrijkste criterium
worden. Dat vereist echter wel een andere bril om
vormt, zozeer dat zelfs het postmoderne afscheid
de hedendaagse werkelijkheid waar te nemen. Een
daarvan nog als belangrijke vernieuwing wordt
geïndividualiseerde ( ~ individualisering)
toegejuicht. TS
samenleving is niet minder zorgzaam, maar op
vertoog Begrip, ontleend aan het franse 'discours'. Het
andere zorgverhoudingen en onderlinge
meest populaire woord in het politieke jargon. Paart
betrekkingen geschoeid. De discussie over de
duisternis aan magie en bezwcringskracht. ~debat
verzorgingsstaat (~7) zou er heel anders uitzien als
l'K
die realiteit ook politiek erkend zou worden. JVDL
verzorgingsstaat Een staat die toeziet op de verdeling van goederen, niet met het oogmerk ieders welbevinden te maximaliseren, maar met het doel ervoor te zorgen dat burgers als vrije en gelijke personen over meerdere generaties met elkaar kunnen samenwerken. Het is duidelijk dat 'de markt' c~ marktdenken) daar niet geschikt voor is; 'de markt' creëert meer en meer werkeloosheid. Dat is structureel en niet alleen incidentcel zo. 'W crk', 'markt' en 'beloning' c~ prestatie) zullen in de toekomst dan ook sterker van elkaar losgekoppeld moeten worden. Het wordt overigens tijd dat er een wereldverzorgingsstaat komt.
PP
\V
WAO W ct op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, ingevoerd in 1967, in 1976 aangevuld met de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet. De WAO geeft iedere werknemer in geval van (gedeel tel ij kc) arbeidsongeschiktheid recht op een (aanvulling op het) inkomen. Sinds 1990 inzet van politieke debat (--7). Verklaring~ draagvlak; solidariteit.
!DH
welzijn Toestand van welbevinden van individuen, waaraan de politiek zou moeten bijdragen. Het (uit de jaren '70 stammende) idee dat een leger helden135
11
I
I
11 SYMPOSIUM DE POLITIEKE PAR TIJ VAN DE 21STE EEUW Ter gelegenheid van het twintigjarig bestaan van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (DNPP) te Groningen wordt op vrijdag 4 maart 1994 in het Academiegebouw van de Rijksuniversiteit Groningen een symposium georganiseerd over het thema 'de politieke partijen op de drempel van de 21ste eeuw'. Met dit symposium worden de uitdagingen verkend die de nationale politieke partijen in de (nabije) toekomst te wachten staan. Deze uitdagingen liggen in het politieke, maar vooral in het maatschappelijke vlak: Europeanisering en lokalisering van de politiek; staatsrechtelijke veranderingen; maatschappelijke ontwikkelingen als individualisering, technologische ontwikkelingen die de democratie tot 'tclecratie' transformeren, en de teloorgang van de ideologie als sturend beginsel in het post-moderne tijdperk.
Aan het symposium werken onder anderen mee: profmr. A.K. Koekkoek (K U Brabant), profdr. C. van der Ezjk (Universiteit van Amsterdam), dr. R.A. Koole (RU Leiden), profdr. H.P.J.M. Kunneman (Universiteit voor Humanistiek), dr. P.W. Tops (KV Brabant) en dr. A.P.M. Lucardie (DNPP, RU Groningen). Het symposium begint om 10.30 uur en duurt tot 17.00 uur. De kosten verbonden aan deelname bedragen f 40,- (inclusief koffie/lunch/receptie). Opgave voor het symposium is mogelijk door schriftelijke aanmelding bij het DNPP en overmaking van het verschuldigde bedrag op postgiro 1644900 t.n.v. G. Voerman -inzake DNPP-, Groningen. In formatie:
Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen Oude Boteringestraat 52 9712 GL Groningen tel. 050-636830
DankziJ het heerlijke vaderlandse subsidiestelsel mag ik mij gedurende een aanzienlijke
de gel1efde te zeggen 'zou je n1et eens wat uit de buurt van je opdnngerige moeder
penode geheel en al w1jden aan Wetenschappelijk Onderzoek. Ik doe dat in de beslotenheid van de eigen woning, want de universitaire werkkamers zijn overvol met
gaan wonen, schat'. Nu ik avond aan avond zie wat er aan narigheid voorkomt uit dat gebrek aan tegenspraak, heb ik ook een n1euwe theorie ont-
collega-onderzoekers. Die kom ik graag tegen om ervaringen uit te wisselen over het doen van onderzoek of verhuizen, maar schnjven gaat beter 1n eenzaamheid. Vroeger bracht ik de tijd tussen vijf en zeven grotendeels door in treinen en bussen. Nu hang ik biJna iedere avond na het slu1ten van miJn file nog minstens een uur rond, terwijl mijn hulsgenoten zich huiswaarts spoeden. Zo ben ik verslaafd geraakt aan The Bold and the
wikkeld over de oorsprong van het kwaad in de wereld. TerwiJl de mannen in de serie allemaal zeker weten dat ze de Wijsheid in pacht hebben, en daar ook naar handelen,
Beauliful. Dat heeft wel even geduurd, want het was niet gemakkelijk om de personen uit elkaar te houden. Toen ik begon te kijken, hadden alle vrouwen nog blonde kapsels met van die sl1erten. Aan hun conversatle kon je ook al niet ontlenen waarom R1dge, één van de /ead1ng men, aarzelde tussen de een en de ander. Je begreep n1et hoe hiJ ze uit elkaar kon houden. Ook de mannen leken in het begin inwisselbaar, pas na maanden kijken begon 1k teken1ng te zien in de plot. D1e werd ook wat leuker met de verschiJning van een kortharige, rebelse dochter en zelfs een geval van incest. Helaas voel ik dat de sene en ik nu al weer uit elkaar groeien. Oe laatste tijd hopen de kleine ergernissen zich op. Vooral in de fixatle van werkel1jk iedereen op het huwelijk kan ik me maar niet inleven. Zodra de een heeft bedacht dat de ander toch wel begerenswaardig IS, is hun eerste gedachte waar en wanneer ze zullen trouwen en wat ze zullen dragen. Een normaal mens zou in zo'n geval eerst eens uitgebreid gaan experimenteren met de sexuele daad om te zien of d1e enige potentie heeft voor de toekomst. In
soapcountry gaat dat anders. Twee paren ZIJn nu al in het huwelijk getreden terw1jl ze 'het' zegge en schrijve één keer hebben gedaan, het ene paar nog net voor de huwelljksceremonie. Geen wonder dat die rare Amerikanen zo druk zijn met schelden. ledereen woont in de serie ook 1n het ouderlijk huis. Je zou denken dat ze toch op ZIJn m1nst wel op zoek gaan naar een eigen plek als ze 1emand hebben gevonden, waarmee ze 'het' willen doen, maar nee. Ze blijven rondhangen bij ouders en broers en zussen die zich dan ook overal mee bemoeien. Het gekke is dat ze dat allemaal ook toelaten. Broers lezen voortdurend hun zusters de les en die laten dat ook gewoon over zich heen komen. Pièce de rés1stonce van de serie IS een manipulerende moeder die voortdurend redevoenngen afsteekt tegen wou/d-be-schoondochters, die dat zwijgend
ziJn de vrouwen bijna allemaal voornamelijk zachtaardig. ledere man in de buurt moet vooral begrepen en gesteund worden. Vooral de moeder van het incestgeval 1s erg. Zo'n zacht voor-zich-uit-lijdende, opofferende vrouw. Natuurlijk voelt ze intu'1tief, als vrouw nietwaar, dat er 1ets niet 1n orde is. Toch blijft ze maar wachten en zachtjes tegen iedereen Jammeren, terwijl 1eder normaal mens het vliegtuig had genomen om hom of kult te eisen. Oe kwaden 1n het stuk hebben vrij spel, doordat die zachtaardige vrouwtjes alles maar over zich heen laten komen en alleen maar met grote reeë-ogen gewond in de camera staren. Dat slappe gedoe is toch eigenl1jk ook een gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef. Het zou strafbaar moeten ziJn. Tegelijkertijd besef 1k wel dat dat soaptechnisch gesproken n1et gaat. Dan zou de serie te snel afgelopen zijn. Een soap met normale mensen raakt al snel iedere intrigue kwijt en ontaardt in goede gesprekken biJ het fornu1s over de gevolgen van de internationale moneta1re pol1tiek voor het modevak. N1et iets waar de vermoeide onderzoeker z1ch eens lekker bij ontspant. Maar The Bold irriteert me. Is er een uitweg uit de verslav1ngl Het onderzoeksverlof is nog lang niet afgelopen en alternatieve soaps zijn er niet op dat tijdstip. Ik vrees dat er niets anders op zit dan een tweede baan te nemen tussen v1jf en zeven. Missch1en heeft Albert He11n wel sp1tscassières nodig. Alleen een paardemiddel kan me nog redden.
Jantine Oldersma
aanhoren. Niemand komt op het idee tegen
de Helling- jaargang 6- nummer 4- winter 199311994
15
ESSAY Steeds indringender worden de programma's die de tv-kijkers krijgen voorgeschoteld. Minutieus zoomen de programmakers in op ingrijpende ervaringen en gebeurtenissen uit het leven van gewone stervelingen. De maat lijkt zoek, de schaamtegrens reeds ontelbare malen gepasseerd.
Maar Is dat ook zo? Is de zogenaamd verknipte werkelijkheid van de emotie-tv niet veeleer een goedwerkende remedie tegen de vervreemding die ons dagelijks omringt?
Emotie-tv als heelmeester Marljn van der Jagt
Een grote zwarte Amerikaanse man wijst met zijn vinger naar het hoofd van een klein zwart jongetje met gesloten ogen. 'Hier ging de kogel erin en aan de andere kant kwam-ie er weer uit', zegt de man nuchter, terwijl de camera het hoofd van het blinde jongetje in close-up bestudeert, op zoek naar littekens. De Amerikaanse talkshow-presentatrice kijkt en knikt heftig en wendt zich soepel tot het huiskamerpubliek om iets verstandigs te zeggen - iets met 'zoveel procent van de Amerikaanse kinderen' of met 'laat dit een les voor ons zijn' - maar ze bedenkt zich en richt zich tot het jongetje. 'Simon', vraagt ze, en ze last een korte, dwingende pauze in om het belang van deze plotseling opgekomen gedachte te onderstrepen, 'Simon, ik wil je de volgende vraag stellen. Kun je wèl zien in je dromen?' Het jongetje met de gesloten ogen knikt voorzichtig van ja, en de enorme Bambi-kijkers van de presentatrice vullen zich plaatsvervangend met tranen. 'Wel/, at least that's something', zegt ze schor. Bevangen door emoties bedekt ze haar gezicht met haar ene hand, terwijl de andere, die met de microfoon, wat hulpeloos richting camera zwabbert. Hou maar op met filmen, het wordt me allemaal éven teveel, is de boodschap. De reclame brengt redding. Precies op het moment dat de presentatrice 'breekt', het moment waarop haar ogen en die van de kijkers zijn vertroebeld door een oncontroleerbare golf van verdriet, gaan we eruit voor een 'brekie' (zo noemt Ron Brandsteder de commerciële onderbrekingen van zijn Honeymoonkwis).
Timing, dat is de sleutel tot het succes van de emotie-televisie. Het ritme waarmee de kraan van de emoties wordt opengedraaid en weer dichtgaat, is cruciaal voor het meenemen van de kijkers. Dat ritme ligt heel hoog in Amerikaanse programma's omdat daar veel minder tijd is tussen de reclameblokken dan bij ons. De Amerikaanse tv-programma's zijn dan ook de voortrekkers in het versnellingsproces waar ook de Nederlandse televisie de laatste jaren steeds duidelijker in meegetrokken wordt. Voortdurend korter wordt de weg die de camera aflegt om in het hart van het menselijk drama te belanden, en steeds heftiger moeten de prikkelingen zijn die
lCS
voorkomen dat-ie daar raakt uitgekeken. Die verheviging van het ritme zorgt ervoor dat de grenzen van de emotionele televisie continu worden afgetast: hoe snel en hoe ver kunnen we gaan zonder dat de kijkers afhaken? Waar ligt het punt waarop de nieuwsgierigheid van de kijker omslaat in verveling of walging? Tot ieders verbazing kunnen die grenzen almaar verder worden opgerekt. Al die uitgebreide inleidingen en al die voorzichtige omwegen, die de televisie van tien jaar geleden zo ontstellend traag en saai maakten, blijken absoluut niet meer nodig te zijn. De kijkers hebben aan een half woord genoeg. Er kan in één keer worden doorgestoten naar het centrum van het probleem, en mensen hoeven elkaar niet eerst te leren kennen voor ze zich met elkaar mogen bemoeien. De kijkers blijken onmiddellijk bereid om in diep in een conflict te duiken. Een druk op de knop en ze zijn ingestapt in de achtbaan van de emoties. De stoel voor de tv is de zetel van een voertuig, het scherm een klein vierkant raampje. Sturen hoeft niet, dat doen de journalisten, de presentatoren, de talkshow-leiders. Die weten precies waar de kijkers heen willen. Diep, diep de mensen in. 'Wat ging er door je heen? Wat voelde je? Heb je nog emoties beleefd tijdens de wedstrijd Nederland-Polen?' En zoef, daar gaan we naar binnen bij Jan Wouters, glijdend op de ontroering die hij voelde bij het zien van die paar arme Poolse toeschouwers in dat gigantische door Oranjekleuren overheerste stadion, overweldigend gewoon. Maar voor we het weten, staan we weer buiten want meer ontroering zit er niet in en dus gaan we weer verder, dat begrijpt Jan Wouters zeker wel, want achter hem staat Erwin Koeman en daar kunnen we misschien wat langer binnenblijven als de journalist tenminste over de gruwelijke fout van zijn broer begint. 'Die fout van je broer Ronald zorgde voor een tegendoelpunt, Erwin. Wat voelde je toen? Wat ging er door je heen?' En dan maar hopen dat Erwin zich even opent, want dan kunnen wij er doorheen. Aan de ene kant van het hoofd erin en aan de andere kant er weer uit, met de snelheid van een kogel. In de science-fiction film Innerspace werd Dennis Quaid als testpiloot voor een wetenschappelijk experiment verkleind. Vervolgens werd hij per ongeluk met ruimteschip en al in het lichaam van een levend mens geïnjecteerd. Wij, de kijkers, zijn
de Helling- jaargang 6 - nummer 4 -winter /993/1994
~Het Dennis Quaid. Pas zaten we nog in onze huiskamer in het smeulende haardvuur te kijken, omringd door de mensen die we dachten te kennen en van wie we hielden. Nu is die huiskamer ons ruimteschip. Dat ruimteschip beweegt zich niet van de menselijke beschaving af, op zoek naar leven in verre zonnestelsels, maar koerst regelrecht af op de 'innerspace' van ons aardse, menselijke bestaan. Over de huid en de gladde gezichten van wie zich maar voor het venster van ons ruimteschip vertoont, op zoek naar een weg naar binnen. Op zoek naar aarzelingen, naar de gaten in het verhaal, naar barsten in de façade die de mens voor ons venster probeert op te houden. Ongeduldig prikken de journalisten en presentatricesonze reisleiders - in die façade, totdat de mens voor ons venster z'n wonden ontbloot. De Lief-en-Leed-talkshows zijn slechts hoogtepunten op deze reis naar de 'innerspace' die de televisie de kijkers biedt. Want in ieder programma is deze tendens voelbaar aanwezig. Zelfs het Journaal -toch het to<:mbeeld van ingehoudenheld - kan er blijkbaar niet aan ontsnappen. Met de correspondent in Moskou, die de beschieting van het Witte Huis van nabij meemaakte, werd in het NOS-journaal geen contact gezocht omdat hij vanwege zijn kennis van de Russische situatie in staat zou zijn de chaotische gebeurtenis van de noodzakelijke achtergrondinformatie te voorzien. Nee, hij werd erbij gehaald omdat hij de beschieting had belééfd. 'Hoe voelde dat om zo dicht bij de brandhaard te staan?' was de vraag van onze reisleidster de nieuwslezer. En de correspondent nam ons ruimtescheepje niet mee naar een plek hoog boven Moskou, waar hij ons het overzicht bood op een land in crisis. Met zijn verhitte gestamel nam hij ons mee in de tegengestelde richting: de diepte in, naar de chaos binnen in hèm.
Het heeft wel iets heel moois, deze tendens. Van de meest positieve kant bekeken, zou je haar kunnen ::ien als een steeds heftiger protest tegen de vervreemding. Een voorbeeld. De VPRO maakte enige tijd geleden een documentaire over de genetisch gemanipuleerde stier Herman. Daarin werd een aantal wetenschappers gevolgd dat het experiment met de stier heeft ontwikkeld en uitgevoerd. Op een bepaald moment stond één van die wetenschappers in zo'n blauwe boeren-overall bij de stier in de stal. Hij had al geruime tijd over 'zijn' experiment gepraat toen de VPRO-verslaggever vroeg hoe hij zich eigenlijk voelde als hij zo naast 'zijn' Herman stond. 'Houd je nou van hem?' De man aarzelde, keek wat vervreemd naar de stier die hem probeerde te fikken, en mompelde iets van: 'Tja, je bent er wel trots op natuurlijk, het is je eigen prestatie .. .' Hier werkte de vraag naar het gevoel van de wetenschapper als een onthulling: je zag hoe ver weg deze man met zijn bewustzijn verwijderd was van de stier die naast hem stond. Dat zie je ook in sommige televisie-interviews, bijvoorbeeld bij lscha Meijer. Hij kan zijn gasten, als ze zich omhullen met jargon-praat én met ingestudeerde zinnen, op zo'n manier lek prikken dat de muur van taal wordt doorbroken en de gast zijn of haar masker afzet. Politici of beleidsmakers die alleen maar in abstracties als structuren, strategieën en partijpolîtieke standpunten redeneren, kunnen door de vragen van Meijer naar hun persoonlijke beleving worden tentoongesteld als de gevaarlijke uitwassen van de bureaucratische vervreemding. Hij laat zien dat ze niet meer kunnen denken in concrete, menselijke proporties, Dat ze ronddwalen in een afgeleid, vervreemd universum dat mijlenver verwijderd is van het hier en nu. Ook in de Oprah Winfrey·show zie je dat voortdurende protest tegen de vervreemding. Winfrey, die met haar show alle
2.8
ritme waarmee de kraan van de emoties wordt opengedraaid en weer dichtgaat, is cruciaal' Nederlandse naäpers de loef afsteekt, streeft er heel bewust naar haar gasten terug te brengen in het hier en nu. Ruziënde gasten worden eerst op een rijtje gezet, in het midden van de studio. Naast elkaar opgesteld hoeven ze elkaar niet aan te kijken als ze ieder hun eigen versie van het verhaal vertellen. Maar Oprah en het publiek kijken voortdurend recht in het gezicht van de spreker èn van zijn of haar buurman waarover de spreker het heeft. Dat geeft redelijk wat inzicht in de manier waarop de twee gasten zich tot elkaar verhouden. Nadat ze allemaal hun eigen verhaal hebben verteld, dat zich altijd in het verleden afspeelt, probeert Oprah ze in het heden te krijgen. Je zit nu naast je zus. Wat wil je nu tegen haar zeggen? En soms, als het goed gaat, kijken de zussen die elkaar al tien jaar hebben vermeden, elkaar in de ogen, en spreken ze recht uit hun hart tot elkaar. Het meisje dat haar ouders jarenlang voor het gerecht heeft gesleept, komt bij Oprah zeggen dat ze er spijt van heeft. Vertel het tegen je moeder, zegt Winfrey. Ze is hier. En ineens verandert het verhaal van het meisje: haar moeder is niet meer de derde persoon maar de tweede persoon enkelvoud, en de tranen vloeien zowel in de studio als in de huiskamer.
Dat 'breekpunt' is het moment waar de televisie almaar wanhopiger en succesvoller naar op zoek is. Het moment waarop voor de ogen van de kijkers een persoon zijn eigen muur van mooie woorden, van strategieën, van wantrouwen en (voor)oordelen, zich opent en er ruimte komt voor een diepere, essentiëlere waarheid. De televisie als Gestalt-therapeut. Bedoeling van de Gestaft-therapie is om zo dicht mogelijk bij elkaar te komen in een pure beleving van het hier en nu. In dat streven komen de leden van een Gestaft-groep ieder hun eigen blokkades tegen die verhinderen dat zij zich volledig kunnen overgeven aan het moment zèlf. Door deze blokkades onder ogen te zien en te benoemen, worden ze opgelost en het moment waarop een dergelijke 'doorbraak' zich voltrekt, is adembenemend, zowel voor degene die dit ondergaat als voor degene die het aanschouwt. De diepere waarheid die achter de muur van blokkades tevoorschijn komt, is de grondstof van het innerlijke landschap dat alle mensen met elkaar verbindt. En het ideaal dat in een Gestalt-groep wordt nagestreefd, beantwoordt aan een diep verlangen dat ieder mens met zich meedraagt: het verlangen om één te zijn met de leden van de samenleving waar hij deel van uitmaakt. Een bekende schrijfster stelde ooit dat alle Westerse mensen onder hetzelfde drama lijden: we zijn diep van binnen doordrongen van het besef dat ieder mens uniek en waardevol is, maar niet in staat uitdrukking te geven aan dat besef. Hier probeert de Gestaft-televisie wat aan te doen. De zoektocht naar pijnlijke plekken, naar wonden en littekens, wordt gedreven door het verlangen naar heling. De ruziënde zussen moeten samenkomen, de vervreemde politicus moet weer één worden met zijn dagelijkse beleving van het leven om hem heen, de misbruikte kinderen moeten hun ouders onder ogen komen en via het besef van elkaars pijn de brokstukken van hun verscheurde bestaan weer aan elkaar lijmen. Eigenlijk is dat een prachtig, bijna religieus streven. En het feit dat de journalisten, presentatoren en showmasters steeds directer op hun gasten afgaan, in een poging zo snel mogelijk bij de essentie van het probleem te komen, kàn in het voordeel van dit streven werken. Het probleem is het gebrek aan tijd. Heling kost tijd, en
de Helling- jaargang 6 - nummer 4- winter 199311994
--:---~--------------------------------------------------------------------------------------------------------------
11 bij televisie telt iedere seconde. Het is de dwangmatige haast van de presentatoren die het loffelijke streven naar eenheid van de emotie-tv in zijn tegendeel doet omsl..an. Van een Gestafttherapeut verwordt de tv tot een reparatiedoos, met doe-het· zelf-pakketten voor de sleutelaars in de huiskamer. Als de samenleving niet meer maakbaar is, dan moeten we onszelf maar maken, is de nuchtere boodschap. Het oplossen van innerlijke conflicten verwordt tot een nieuwe eis van de consumptiemaatschappij. Groot is de woede dan ook bij de kijker als er niets wordt opgelost. Ikzelf was woest over de aflevering over littekens van VPRO's Lolapaloeza. Het programma begon met korte ontmoetingen: de vrouw met de kerf over haar voorhoofd, die zich mooi vond en uniek met die extra wenkbrauw. De sombere jongen die zijn armen uit verveling had opengekrabt, maar daar was hij nu wel overheen. De littekens hadden kleine deuken geslagen in de lichamen en de levens van deze mensen, en in die dramaatjes was het aangenaam vertoeven. Maar toen kwam die vrouw voor het venster van mijn ruimteschip. Die grijze, middelbare, muizige vrouw die krasserige tekeningen liet zien waarop je steeds een meisje zag met handen in de vorm van harken. Het meisje in een kolenhok, het meisje aan een ketting, het meisje dat aan haar voeten ondersteboven werd opgetild door een grote staande man. Je herkende het meisje aan het strepenpatroon op haar buik, en na een paar prikkerige vragen van de presentatrice ontblootte de vrouw haar bovenlijf en toonde de grofgestikte lijnen in haar huid in hetzelfde patroon als het meisje. Deze vrouw wàs het meisje van de tekening. Zij wàs het meisje in het hondehok en aan de ketting, en de man op de tekening wàs haar stiefvader die haar hoofd precies voor zijn geslacht hield zodat zij erbij kon met haar meisjesmondje. Haar littekens had de vrouw opgelopen bij deze mishandelingen, maar ook bij een totaal overbodige operatie die ze als meisje had ondergaan, waarbij ze als een menselijk proefkonijn had gefungeerd.
Somber en zwart waren de herinneringen van de vrouw, en ik en mijn ruimteschip snakten naar een licht aan het einde van de tunnel, een ommekeer in deze reis naar de diepste gaten in de menselijke 'innerspace'. Een ommekeer die de televisiekijkers met een zachte hand naar het heden van de vrouw zou leiden, via ontroerende therapiesessies en een stroom van woedende verwijten aan het adres van de monsters in de kelders van haar bestaan. Maar de vrouw vertelde haar verhaal verder zonder een spoor van emotie te tonen, en het werd alleen maar zwarter. Ze was van haar man af omdat die niet echt van haar hield, en ze rothesen. Het ene been was ze kwijt geraakt bij een verkeersongeluk toen ze haar dochtertje probeerde te redden, en haar andere been dat weet ik niet meer. Maar het leek alsof de vrouw het allemaal wel best vond, alsof zij haar geamputeerde lichaam prima vond passen bij haar geamputeerde jeugd. Niemand sprak haar tegen, niemand wierp zich krijsend van verdriet om haar hals en huilde met haar om haar verloren lichaam en leven zodat het venster van mijn ruimteschip beslagen zou worden door onze tranen, en ik- begeleid door muziek en de aftiteling - terug zou kunnen keren naar mijn veilige huiskamer. Niemand riep: maar dat is toch idioot, zoveelleed in één persoon, dat kan toch niet? Zoveel leed in één programma, dat is toch veel te zwart, en daar kan toch niemand in meegaan als die vrouw daar zelf zo nuchter over doet? Het was een rotreis, zonder einde, laat dat de reisleidster duidelijk zijn. Nog dagenlang kampte ik met hoofdpijn en depressies, en klampte mensen op straat aan in de hoop dat zij
daar óók waren geweest, en dat het hun net zo slecht was bevallen als mij. Dagenlang wilde ik mijnschip niet meer in, en tussen mij en de mensen in mijn huiskamer leek ineens een muur van wantrouwen te staan. De overtuiging dat een gezin je beschermt, dat vrienden je bijstaan op de zware beproevingen van het leven, dat je geliefde in staat is je te redden van de spoken uit je jeugd, die overtuiging was ineens op losse schroeven komen te staan.
Maar ach, zoiets slijt na een paar dagen, en ik heb intussen weer genoeg mooie reizen gemaakt die mijn geloof in een mogelijke eenheid van alle mensen weer hebben hersteld. Reizen naar ongeveer dezelfde gebieden van de menselijke 'innerspace', en heus niet altijd even zonnig. Maar wèl met een zonnig einde, vol hoop op een beter bestaan, en drijvend op het drama van mensen die hun leed netjes verwerkt hebben of dat tijdens mijn verblijfwilten doen. Zoals die Amerikaanse politie-agent in Top Cops, die vol emoties het waar gebeurde verhaal vertelde van een jongetje met gescheiden ouders dat sexueel was misbruikt door zijn kidnapper en zich helemaal met zijn beul was gaan identificeren. Door het psychologische inzicht van de agent kwam het onderzoeksteam daar al snel achter, en met veel tact bevrijdde de agent de jongen uit zijn eigen leugen. Samen met de agent en een ingeschakelde therapeut reisden we af naar de herinneringen van de jongen, die alles onder ogen zag en zodoende zijn trauma's kon verwerken. De agent nam de jongen nog een paar dagen in huis, zodat hij kon bijkomen in een echt, warm gezin, met een moeder die lekker kookte en een vader die politie-agent was. En om de kijkers weer zachtjes naar huis te begeleiden, vertelde de agent met vochtige ogen dat hij nog nooit zo'n ernstig misdrijf in zijn carrière was tegengekomen. En met een ferme stem stelde hij dat kinderen recht hebben op een onbezorgde jeugd. Toen liep hij weg, met een arm om het jongetje heen, en de kijkers keerden verlicht en gerustgesteld terug in hun intieme huiskamer, omringd door de mensen waar zij van houden en die zij denken te kennen. Dat is het mooie van televisie. Dat je wèg bent geweest en dat je terugkomt met het idee dat er van alles is opgelost, en dat dan in je eigen huiskamer alles vertrouwd is, en hetzelfde.
Ma rijn van der jogt is theaterwetenschapper. Momenteel is zij dramaturg bij theatergroep Nieuw-West en freelance medewerker van de Groene Amsterdammer
de Helling -jaargang 6 - nummer 4 - winter 19931/994
29
Banken aan de zwakke leiband van de democratie De bankwereld is een onbekende wereld. De sfeer van raadselachtigheid wordt nog versterkt doordat openlijke democratische controle vrijwel ontbreekt. Toch loopt de overgrote meerderheid
van de geldstromen via banken. Wordt het niet eens tijd dat de politiek haar democratische
recht opeist en de teugels aanhaalt? Bankiers handelen met een opmerkelijk produkt: geld. Volgens de één stinktgeld en schuilt daarin juist de aantrekkelijkheid. Zie Marcel Metzes boek De geur van geld. Volgens anderen is het Erger dan Liefde, de titel van een vierdelige NOS-tv-serie. Hoe dan ook, geld is een onmisbaar attribuut in de economie. Maar dat geld niet zomaar mag rollen en dat enige maatschappelijke controle nodig is, daarover is iedereen het wel eens. Dit maatschappelijke gegeven drukt zich uit in de speciale relatie die er bestaat tussen banken en regu/erende instellingen, veelal nationale banken. Als in geen andere sector van de economie bestaat er in de wereld van het geld een van oudsher omvangrijk kader van regelgeving en toezicht met een belangrijke plaats voor publieke instellingen. Een kader dat in bijna alle geïndustrialiseerde landen ontstaan is vóórdat er sprake was van parlementaire democratie. Tot
30
op de dag van vandaag heeft de wereld van het geld moeite gehad met die democratie. Zo kan bijvoorbeeld volgens velen de nieuw op te richten Europese centrale bank alleen maar goed functioneren als zij politiek onafhankelijk is.
TWEE BANKSYSTEMEN Banken zijn instellingen die metgeld werken, 'nieuw' geld scheppen. Toezichthoudende instellingen fungeren als 'maatschappelijk geweten'. De onderlinge relatie tussen banken en toezichthoudende instellingen is nationaal gekleurd en hangt nauw samen met de manier waarop economische belangentegenstellingen in een bepaald land historisch vorm kregen. Meestal zijn er grote economische calamiteiten nodig om iets aan de verhouding te veranderen. Net als in andere geïndustrialiseerde landen is de Nederlandse financiële wereld in de laatste tien tot vijftien jaar ingrijpend veranderd. Nederlandse banken kregen te maken met verscherpte internationale concurrentie en de aantasting van hun positie door de opkomst van andere financiële instellingen. Ook zijn door 'financiële innovatie' de traditionele verhoudingen tussen vraag en aanbod op de financiële markten sterk veranderd. Waar nog eens bijkomt dat nieuwe informatietechnologie het marktbeeld structureel veranderde. Van nog grotere invloed was de ongekende internationalisatie van de financiële betrekkingen. De technologisering en internationalisering hebben de bestaande verhoudingen ten opzichte van de regulerende publieke instellingen onder druk gezet.
de Helling- jaargang 6- nummer 4 -winter 1993/1994
.~ I
11
I
foto )os Lommers/HH In dit proces neemt het project Europa 1992 een belangrijke plaats in. Het scheppen van één Europese interne financiële markt is een economische omwenteling van de eerste orde. Niet alleen voor de staten van de Europese Unie maar, getuige de aangekondigde hervormingen in Japan en de VS, ook voor de rest van de wereld. Inzet van de Europese integratie is de opheffing van nationale verschillen in de verhouding tussen banken en regulerende instellingen. Verschillende nationale systemen van bankieren worden met elkaar geconfronteerd. Het gevolg is dat de kwes-
tie van de geïnstitutionaliseerde belangenconflicten en machtsconcentraties weer op de politieke agenda komt. De functie van financiële systemen is niets minder dan de financiering van de economie. Men kan financiële systemen opdelen in bank-gerichte en markt-gerichte systemen. Bij de eerste vindt kredietverlening aan bedrijven en overheden overwegend via de bancaire kanalen plaats. Een dergelijk systeem stimuleert nauwe betrekkingen tussen bankiers en hun klanten. In het marktgerichte systeem lopen de kredietrelaties via de markt. Bankiers zijn als intermediairs
van geringere betekenis. In een dergelijk systeem wordt de kwaliteit van de marktplaats (kapitaal markten/ effecten beurzen) belangrijker. In Europa ziet men meer en meer de contouren van het markt-gerichte model opdoemen.
CHINESE WALL
.I
Belangenconflicten zijn zo oud als het bankwezen zelf. Doorslaggevend echter is hoe deze binnen een economie institutioneel hun beslag krijgen. In de meest algemene termen is er sprake van een belangenconflict als een bank twee oplossingen voor een
de Helling -jaargang 6 - nummer 4 - winter I 9931 I 994
I I
3 I
De Tweede Kamer bood in 1990 in ons land de transactie heeft, waarvan er één duidelijk in het eigen voordeel is en de àndere in het voordeel van de cliënt. Een dergelijk conruimte voor het flict bestaat ook als een bank handel moet ontstaan van het drijven met twee groepen klanten die onderling tegenstrijdige belangen hebben. Zo speelt er bij universele banken, dit zijn meest banken die de handel in deposito's comgeconcentreerde bineren met effecten-gerelateerde transacties, een potentieel conflict tussen deze banksysteem ter twee typen activiteiten. Deze conflicten kunnen liggen op het vlak van kredietverlening aan bedrijven en emissie-activiteiten, wereld op het vlak van deposito-verstrekking en fondsenbeheer en bij de combinatie van kredietverlening aan particulieren en effectenbemiddeling en -advisering. De meest in het oog springende verstrengeling van belangen vindt men bij banken die aanzienlijke belangen in industriële bedrijven bezitten en daarnaast effectenhandel met klanten bedrijven. Duidelijk voorbeeld is het Duitse banksysteem waar een hoge mate van bancaire belangenverstrengeling bestaat. In zogenaamde duale banksystemen is een dergelijke vermenging institutioneel niet mogelijk. De handel in deposito's en effecten-zaken zijn daarbij gescheiden in afzonderlijke banken. Het Amerikaanse banksysteem is hiervan het voorbeeld bij uitstek. Na de Krach van 1929 is binnen het Amerikaanse financiële systeem een scheiding van activiteiten is doorgevoerd. Dit gebeurde om de stabiliteit van het economische systeem te verbeteren en om ongewenste machtsconcentraties tegen te gaan. Het ontstaan van financiële conglomeraten heeft het praktische effect van de scheiding tussen de verschillende soorten instellingen duidelijk verminderd. Regulerende instanties hebben op deze situatie gereageerd met het bevorderen van zogenaamde gedragscodes en 'Chinese Wall'-constructies waarbij de ene afdeling van een bank niet mag weten wat de andere doet. Over de feitelijke werking hiervan in de Nederlandse situatie biedt Marcel Metze's boek De geur van geld een ontnuchterend beeld. De muren tussen afdelingen zijn vaak flinterdun. Wellicht kan men hieruit de conclusie trekken dat de regulerende instanties de slag om de institutionele scheidingen praktisch verloren hebben. INTERNE MARKT Afgelopen november is als uitvloeisel van het Verdrag van Maastricht de Europese Unie van start gegaan. Dit feit werd dit keer op gepaste wijze gevierd. Geen grootse presentaties en media-shows zoals we rond het Verdrag van Maastricht zagen. Geen gezwollen uitspraken over de onvermijdelijkheid van de Europese vooruitgang en de economische uitdaging van Japan en de VS.
32
Op zich was daar ook weinig reden toe. Immers, het Europese monetaire integratieproces heeft na 'Maastricht' te maken gekregen met het bijna (formeel) uit elkaar vallen van het onderlinge wisselkoersverband. De basis daarvoor is dan ook erg smal. Denk aan de problemen met de nationale ratificaties van het Verdrag, aan de zichtbare verdeeldheid in de buitenlandse politiek en aan de monetaire gevolgen van de Duitse eenwording voor de andere lidstaten. Ondanks deze moeilijkheden gaat de ontwikkeling naar een interne markt voor financiële dienstverlening onverminderd voort. De Europese markt kan in drie grote segmenten onderverdeeld worden: de zakelijke, retail- en effecten-gerelateerde deelmarkten. In feite is de financiële dienstverlening al zover geïnternationaliseerd dat men zowel voor het zakelijke als voor het effectengerelateerde segment kan spreken van een mondiale markt. Het specifieke voordeel van de interne markt zal dan ook vooral liggen bij de uitbreidingsmogelijkheden van de retail-activiteiten: de consumptieve kredietverlening, de hypotheekverstrekkingen, het betaalverkeer, de verzekeringen en de spaarmarkten. In dit kader zijn dan ook de Eerste Coördinatierichtlijn Banken ( 1977), de Richtlijn voor geconsolideerd toezicht ( 1983), de Europese Akte ( 1987) en de Tweede Bankcoördinatie-richtlijn ( 1988) van belang. Deze richtlijnen maken de vrije stroom van financiële activa tussen de verschillende lidstaten mogelijk. Zo waren in 1989 nog enkel in Nederland, Denemarken, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk restricties op valutahandel en grensoverschrijdend kapitaalverkeer afwezig. Nu gelden deze in principe voor het gehele Europese Uniegebied. Daar komt bij dat banken zich, als zij over een verblijfsvergunning in een lidstaat beschikken, nu overal binnen de Gemeenschap kunnen vestigen. De integratie van markten zou volgens de becijferingvan de Europese Commissie een aantal belangrijke prijsverlagingen op kun-
nen leveren voor de dienstverlening in het bankbedrijf, de verzekeringen en de effectenhandel. In Nederland zou de prijsdaling uit kunnen komen op 4 procent, in Duitsland op I0 procent, Frankrijk 12 procent en Spanje 21 procent. Dit potentiële voordeel is het belangrijkste argument geworden ter verdediging van de noodzaak van een interne financiële markt. Prijsdaling door grotere concurrentie betekent immers een grotere efficiency van het financiële systeem en is daarmee voordelig voor de rest van de economie. NEDERLANDS BANKWEZEN Welke mogelijkheden draagt de interne markt voor de Nederlandse banken in zich? In Nederland bestaat het zogenaamde universele ~anksysteem. Dit betekent dat Nederlandse banken naast de kredietverlening ook effecten-gerelateerde zaken mogen doen. Wat nog beperkt is, en daarin wijkt het Nederlandse systeem af van het Duitse, is de deelnamevan banken in bedrijven. De link met de industrie is hier minder sterk dan in de Bondsrepubliek. Fusies en overnames concentreren zich in ons land dan ook op de financiële instellingen zèlf. Twee zaken vallen hierbij op. Allereerst worden ze, samen met andere typen samenwerkingsverbanden, gepresenteerd als noodzakelijk voor het internationaal overleven. Ten tweede gaat het om het uitproberen van samenwerking tussen verschillende soorten instellingen. De 'synergie' tussen de instellingen zou concurrentievoordelen opleveren. In Nederland zijn in ieder geval grote machtsconcentraties ontstaan. De vraag is of dit voor bedrijfsleven en overheid nu wel zo wenselijk is. Op de Nederlandse bancaire markten opereert nu vooral een beperkt aantal grootbanken. In 1990 was het algemene marktaandeel van de vijf grootste banken zo'n 84 procent. Vergelijken we dit cijfer met dat in een aantal omringende landen: Duitsland 27 procent, Frankrijk 50 procent, GrootBrittannië 36 procent en België 70 procent, dan kunnen we vaststellen dat de Nederlandse bancaire concentratie op eenzame hoogte staat. De buitenlandse banken spelen met hun aandeel van I0 procent ( 1987) in ons land een ondergeschikte rol. De Nederlandse markt wordt in feite beheerst door drie grote concerns: ABN-AMRO-bank, ING-bank en RABObank. De Grote Drie bieden alle afzonderlijk een breed assortiment van produkten. Daarnaast hebben zij een dicht landelijk kantorennetwerk voor de distributie van diensten. Er zijn echter duidelijke verschillen in bedrijfsmatige zwaartepunten. De ING
de Helling- jaargang 6 -nummer 4- winter 199311994
.....
.............................................................................
~----------------------------------
I
I. I
:•lil \'1
I: 1r1 1
11 IJ·. i
I
I
I
I
teken1ng: Anneke de Soete
I
heeft een sterke positie in een aantal belangrijke segmenten van de retail-markt. De ABN-AMRO is sterk in de zakelijke markt en het effectenbedrijf. De RABO heeft vooral een sterke positie in de spaarmarkt en in de (voor Nederland zeer belangrijke) agro-industrie. Opvallend is dat de banken een verschillend strategisch uitgangspunt hadden voor hun fusies. ABN en AMRO zijn samengegaan met een nadruk op schaalvergroting, terwijl deNMB-Postbank is opgegaan in een consortium met de verzekeraar Nationale Nederlanden, met als oogmerk het kunnen aanbieden van een breder en gedifferentieerder dienstenpakket. De RABObank had overigens al eerder banden aangeknoopt met het verzekeringsbedrijf Interpolis. Vergeleken met de 'overname' van de NMB-Postbank door Nationale Nederlanden was bij de RABO sprake van een omgekeerde situatie: de RABO was de grotere partij en nam een verzekeraar over. De Nederlandse markt voorbancaire diensten is zo goed als verdeeld. Men kan zich dan ook afvragen of een penetratie van 'elkaars' markten nog veel zal bijdragen aan de winstgevendheid. In feite gelooft het bankmanagement dit niet en zoekt men
vanuit een sterke thuisbasis de expansiemogelijkheden in het buitenland. De andere kant van de medaille is dat de machtsconcentratie toetreding van buitenstaanders zo goed als onmogelijk maakt. Daarmee lijkt de ruimte voor binnenlandse prijsconcurrentie beperkt te zijn. De enige weg waarlangs deze concurrentie nog wel tot stand zou kunnen komen, is die van de interne Europese markt.
GLOBAL PLA VER In het internationale aanbod van bancaire diensten was in Nederland van oudsher vooral de ABN, met een uitgebreid netwerk van buitenlandse kantoren, sterk vertegenwoordigd. Daarnaast, maar in mindere mate, was ook de AMRO actief. Beide banken verloren echter in de internationale concurrentie steeds meer terrein. Zeker op internationaal vlak spelen schaalvoordelen een steeds grote rol. ABNAMRO-bestuurder Meys drukte dit als volgt uit: 'Om een vergelijkbare omvang te krijgen als de grootste bank van de wereld, Dai lchi Kangyo, zou men vier Nederlandse banken bij elkaar moeten voegen. Volgens de ranglijst van The Banker stond AMRO in 1989 op de 46ste plaats, ABN en Rabobank
de Helling- jaargang 6 -nummer 4 -winter 19931/994
op nummer 48 en SO en de NMB-Postbank volgde op nummer SS. De Nederlandse banken waren voordat de bundeling werd doorgevoerd, een stuk kleiner dan de grote banken in Japan, Frankrijk, Engeland, Duitsland en de VS. En die verschillen zijn in de loop van de tijd alleen maar groter geworden.' De samenvoeging van ABN-AMRO heeft van deze twee banken in ieder geval een globa/ player gemaakt, die qua kapitaal op de vijftiende plaats van de lijst van The Banker te vinden is. De RABO is als bank internationaal vooral actief in de agro-sector. Verder heeft men sinds kort ook een netwerk van kantoren opgezet in het buitenland. Van de ING is vooral de verzekeringspoot werkzaam in het buitenland. Over het algemeen genomen is op de wereldmarkt de concurrentie tussen de bestaande spelers hevig. Er is sprake van een zeer dynamische omgeving die vraagt om een sterk innovatief vermogen en grote flexibiliteit. De RABO wil door middel van strategische allianties (met Roparco, met Robeco en met een aantal kleinere verzekeringsmaatschappijen en door samenwerking met ondermeer Credit Agricole) een meer gedifferentieerd produktenpakket gaan Ie-
veren. De ING is door haar vorm voorlopig een nog wat moeilijk te beoordelen bedrijf. Gezien de beperkte omvang van haar internationale distributienetwerk zal men het nog moeilijk krijgen met het uitgroeien tot een global player. Men zal waarschijnlijk gedwongen zijn oplossingen te zoeken via verdere uitbreiding met andere (buitenlandse) partners. Een eerste poging daartoe werd in 1992 ondernomen door een bod uit te brengen op de Belgische Banque Bruxelles Lambert (BBL). Deze poging is echter niet geslaagd. De ABN-AMRO is als bank sterk bekritiseerd. De fusie zou slechts een zeer beperkte 'synergie' met zich meegebracht hebben. In Nederland is het structuurbeleid een gedeelde verantwoordelijkheid van de minister van Financiën en De Nederlandsche Bank. In het 'Memorandum over het structuurbeleid in 1989' werd de conclusie getrokken dat de scheiding tussen banken en verzekeraars niet meer te handhaven was. Een belangrijke reden die hiervoor genoemd werd, was dat er in andere EGlanden ruimere mogelijkheden voor samenwerking bestonden dan in ons land en dat de Nederlandse markten al sterk geïnternationaliseerd waren. In feite een soort argumentatie waar we in Nederland een lange politieke traditie in opgebouwd hebben: het buitenland als richtsnoer en basis voor het Nederlandse beleid. De liberalisering van het structuurbeleid onder minister Ruding heeft de fusies tussen ABN-AMRO en NMB-Postbank met Nationale Nederlanden mogelijk gemaakt. Het recentelijk klagen over de te grote machtsconcentratie binnen het Nederlandse bankwezen door de centrale bank lijkt dan ook erg veel op het bekende gezegde over de krokodilletranen. De Europese interne markt lijkt vooral perspectief te bieden voor de bancaire retail-markten. Dit betekent dat veel verwacht wordt van de grensoverschrijdende consumptieve kredietverlening, de hypotheekverstrekkingen (overigens nog steeds niet vrij), het betaalverkeer, de verzekeringen en de spaarmarkten. De vraag is echter of deze voldoende soelaas zullen bieden voor de groei van het bankwezen. Immers, de nationale markten zijn al sterk geconcentreerd en toetreding lijkt daarmee moeilijk. Banken zullen op deelterreinen allerlei allianties aan moeten gaan of tot Europese fusies en overnames moeten komen. Kijken we naar de ontwikkeling van de bancaire activiteiten, dan valt een belangrijke tendens op. Ongeacht het banksysteem waarbinnen banken functioneren, zien we een afname van het aandeel van de bancaire deposito's in de activa van bedrijven en
34
gezinshuishoudingen in VS, Japan en Duitsland. In grove termen gesproken betekent dit dat de traditionele winstbron van de banken, het kredietbedrijf, onder druk staat. Het aandeel van de renteopbrengsten in de totale opbrengsten van de banken neemt dan ook gestaag af. Opmerkelijk is dat andere winstbrengers, zoals provisie-inkomsten en andere baten, de neiging hebben te groeien. Daarmee raken we ook een kernprobleem voor de winstgevendheidsantwikkeling van banken. Provisie-inkomsten en andere baten worden verkregen uit effecten-gerelateerde zaken waaronder de handel in zogenaamde derivaten (opties, futureset cetera). Met andere woorden: de groei zit in de effecten-gerelateerde handel. Deze handel wordt niet in eerste instantie aangesproken door de Europese interne markt. Het lijkt er dan ook meer op dat de interne markt gebruikt zal worden als springplank naar het mondiale niveau. Dit heeft twee gevolgen voor de Europese opties van Nederlandse banken. Allereerst betekent de grote concentratiegraad binnen de sector een ontwikkeling in de richting van internationale o/igopolies. De Nederlandse banken zijn nu nog te klein om hierin een leidende rol te spelen. Men kan ook ernstig betwijfelen of overnames die een voldoende schaalvergroting voor de Nederlandse banken op zullen leveren, mogelijk zijn. Europese fusies liggen dan meer in de lijn van de mogelijkheden. Voor wat de potentiële kandidaten betreft, ligt fusie met een Duitse of Franse bank het meest voor de hand. Verder lijkt het erop alsof het universele bankmodel het op wereldschaal dominante model zal worden. Dit model biedt de meeste perspectieven om naast de kredietverlening met andersoortige activiteiten winst te behalen.
len dat vanuit de politiek deze besluitvorming op een overwegend passieve wijze tot stand gekomen is. Zo kon de verandering in regelgeving ten aanzien van de structuur van het Nederlandse financiële systeem zo goed als zonder substantiële kritiek de Kamer in 1989 en 1990 passeren. Daarmee werd de ruimte geboden voor het meest geconcentreerde financiële systeem van de industriële wereld! De jaren negentig bevestigen de trend naar de ontwikkeling van mondiale financiële markten met bijpassende financiële instellingen. De risico's voor de stabiliteit van het financiële systeem zijn hiermee sterk toegenomen. Het zou nationale parlementen tot eer strekken als zij op dit vlak initiatieven namen en zich mogelijkerwijze ook actiever. met regelgeving bemoeiden. Financiële zaken van deze orde lijken vaak een ver-van-mijn-bed-show. Men moet echter bedenken dat via geld en krediet de economie bepalend gestuurd wordt en dat in situaties van financiële instabiliteit en crisis met name de economisch zwakken getroffen zullen worden. De enorme omvang van de risico's werd bijvoorbeeld zichtbaar bij de Amerikaanse spaarbankcrisis: de noodzakelijke regeringsondersteuning bedroeg ruim 3 procent van het Amerikaanse Bruto Binnenlands produkt. Verder verhandelen de (internationale) banken op de onderhandse derivatenmarkt (opties, futures et cetera) nu al voor meer dan vierhonderd miljard dollar aan onderliggende waarden. Voegt men hier nog eens hetzelfde bedrag aan toe wat op de officiële beurzen verhandeld wordt, dan is er geen instantie in de wereld die dergelijke grote verstoringen met liquiditeiten kan opvangen. De effecten hiervan voor de stabiliteit van financiële systemen kunnen we aan ieders fantasie overlaten.
DEMOCRATISCH TOEZICHT De banken zullen in de toekomst rekening moeten gaan houden met een nauwer sluitend toezichthoudend kader. Dit zal hun expansiemogelijkheden beperken. We zijn hiermee terug bij de maatschappelijke dimensies van het bankieren. De organisatie en structuur van het financiële systeem, en daarmee de positie van de banken, is een zaak van maatschappelijk belang. Zij bepalen immers de manier waarop overheden en particuliere sector gefinancierd kunnen worden. De effectieve beslissingsmacht hierover wordt echter meer en meer overgelaten aan 'de internationale markt'. Het spreekt voor zich dat op nationaal niveau regulering van de sector effectiever kan plaatsvinden. De parlementaire geschiedenis leert echter ook dat over de Nederlandse financiële ordening weliswaar besluiten genomen zijn, maar men kan ook vaststel-
Voor de regulerende instellingen bestaat er dan ook meer dan ooit de noodzaak om tot een adequaat systeem van risico-beoordeling en -beheersing te komen. Voor de politiek ligt hier de grote uitdaging om stimulerend op te treden, tot meer kennis van zaken bij de beoordeling van bancaire zaken te komen en zich actiever te bemoeien met vraagstukken van financiële aard.
de Helling- jaargang 6 -nummer 4- winter 199311994
Leo van Eerden
Leo van Eerden is werkzoom bij de (ocu/teit BedriJ(skunde van de Erosmus UniverSiteit Rotterdom
Ze hebben ooit het rest van de dag weinig meer doen. Dat Achterhuis willen schokte mij. Maar wat je ziet bij de historicus Presser, dat de mens af en toe emotioverfilmen met een neel door de historicus heenbreekt, daar heb ik geen last van - dat is de genade van nieuw einde: Anne de late geboorte.' Terwijl wijlen Adriaan Venema, btj de bevrijkomt terug. Pas na ding vier JOOr, de oorlog met een nogal moralistische invalshoek beschreef veel verzet van een 'Als je niet wist hoe oud Venema was, dacht je inderdaad: dat moet een oude verzetsproefpubliek is dat strijder zijn. Hij zat veel meer in de Loe de afgeblazen Jong-school, waar de oorlog uitsluitend in goed en fout wordt beschreven. Hoewel ik het eens was met zijn stellingname dat het Zweites Verbrechen, het na de oorlog verzwijgen dat je fout was of zelfs verzetsdaden claimen of met terugwerkende kracht je persoonlijke geschiedenis herschrijven zoals Bert Voeten deed, dat dat veel erger is. Maar een groot deel van wat Venema schreef, was al bekend. Dat zat hier gewoon in het knipselarchief.' Zoals Marten Toonder daaruit opdook, nu tneens bleek dat htj zich wel biJ de Kultuurkamer meldde? 'Dat is een mooi voorbeeld: ik geloof dat de Groene dat al jaren schrijft. Maar over Toonder zou nooit meer iema01d begonnen zijn als hij niet zèlf in zijn recent verschenen memoires had geschreven: ik ben geen lid geweest van de Kultuurkamer. Dan vráág je erom dat iemand dat nakijkt. De oorlog is altijd een toetssteen.' Met het RIOD als doos van Pandora, waar steeds maar ellende uttkomt? 'Rond de affaire-Aantjes hoorde je wel dat hij bewust uit die kaartenbak NSB' ers gevist zou zijn. Maar zijn naam begon met een dubbele A, en er moest heus nog een heel alfabet. Misschien kwam het CDA het wel goed uit dat Aantjes viel maar ik heb nog nooit een link tussen het CDA en Loe de Jong mogen ontwaren. Onze regels voor archiefonderzoek zijn uitzonderlijk streng. Mensen kunnen niet hier hun buurman komen onderzoeken. En je krijgt wat over de vloer. Jaren geleden belde een inbreker naar het RIOD, die op strafvermindering hoopte indien de man waar hij ingebroken had een NSB' er zou blijken. Of mensen die willen weten hoe het met hun aanstaande schoonfamilie zit, want die deden toch wel erg mistig over de oorlog, laatst bij die visite. Die komen er dus allemaal niet in.' Hoe lang heb Je gewerkt aan de wetenschappelijke uttgave van Anne Frank? 'Vijf jaar, en het boek kwam uit in 1986. Toen zes jaar daarvoor Otto Frank overleed, erfden wij de originele dagboeken. De verhalen dat het dagboek een vervalsing was zwollen steeds maar aan, en nu zagen we een mogelijkheid om in elk geval dàt uit de wereld te helpen. Ik heb nooit getwijfeld
36
aan de echtheid van het dagboek. Welke gek zou drie schoolschriften en vierhonderd pagina's volkrabbelen in 1946, en dat laten ondertekenen door een volstrekt onbekend meisje? Het gerechtelijk laboratorium heeft er enige jaren een handschriftkundige op gezet, en het papier en de inkt bekeken. De verwarring is ontstaan omdat Otto Frank heel wat coupures had aangebracht. Bij deze uitgave maakte alleen nog zijn weduwe bezwaar tegen een paar passages. Uiteindelijk zijn één zinnetje en een korte passage geschrapt.' Waar gingen dte over? Of kun Je dat ook nu nog met zeggen? 'Nee hoor, dat kan best. In de ene maakte Anne een onvriendelijke opmerking, de andere gaat over het toenmalige huwelijk van haar vader. Wel hebben we uit onszelf een paar namen weggelaten. Anne schrijft drie pagina's lang buitengewoon vervelend over haar klasgenoten. Een groot deel daarvan is omgekomen, maar een paar hebben we getraceerd. Sommigen wilden inderdaad onvermeld blijven maar er waren er ook die zeiden: ze had over mij nog veel erger kunnen schrijven.' Is het met gek dat Je die mensen wel beschermt en Anne met tegen zichzelf? Dte passages biJVOorbeeld waar Anne zeer gedetailleerd haar geslachtsdelen beschrijft, moeten we dat nou weten? 'Anne zou vast niet voor publikatie zijn geweest. Maar anderzijds heeft Otto Frank een dagboek uitgegeven waar een en ander uit is weggelaten. En dat dagboek is publiek bezit geworden. Dan moet je met een complete uitgave komen want elke verandering geeft mensen die zeggen dat het een vervalsing is, munitie in handen. Anne heeft zelfveel herschreven- misschien als ze was teruggekomen dat ze nog een derde versie had gemaakt. Maar misschien had ze de hele boel wel verbrand.' Ze was een groot schrijfster? 'Ze schrijft zelf: ik wil schrijfster worden. Dat is het bijzondere: zo'n meisje van veertien dat dat in haar kop krijgt en dat ook gaat uitvoeren op een, vind ik, bekwame
wijze.' En nu door de JO ren heen een icoon is geworden, een hetlige van de oorlog. 'Ja, en heiligen hebben geen geslacht, dat is duidelijk. Otto Frank heeft in 1947 zelfs een paar passages weggelaten die twee jaar later in de Engelse uitgave weer opdoken. Dat bewijst dat de uitgever hier meende dat het prudente Nederland niet mocht weten dat Anne borsten had. Anderzijds heb je steeds weer de mensen die haar goed gekend hebben, of dat in een soort competitie blijven roepen. Er is over de dood van Anne bijzonder weinig bekend, maar in ons knipselarchief zitten al drie verschillende vrouwen, die gezegd hebben dat Anne in hun armen gestorven is. Dat hou je, net zoals elk hotel in Frankrijk een bordje heeft dat Napoleon daar gelogeerd heeft. Ingrijpen heéft geen zin, je kunt wel aan de gang blijven. Maar als ze me er naar vragen zal ik mijn mening wel geven.' Zoals Je recentelijk in een boekbespreking een Duttse schrijfster bekmtseerde omdat dte wt een wat wazige passage tn het dagboek concludeerde dat Anne hter haar eerste orgasme beschreef? 'Ja, en haar kende ik dan nog goed omdat ze de wetenschappelijke uitgave voortreffelijk in het Duits vertaald heeft. Ze heeft zich waarschijnlijk teveel geïdentificeerd met Anne, ook al omdat ze een dochter heeft in dezelfde leeftijd. Misschien had iemand moeten zeggen: kijk er nog eens naar. Als ik nou vreselijk emotioneel aan Anne Frank verbonden was, zou ik uit mezelf reageren. Maar dat is niet zo.' Dit is het definitieve dagboek. Er komen geen verrasstngen meer? 'Wat zoek is, is haar eerste dagboek uit 1943. Daarvan hebben we alleen haar herschreven versie. Het zou leuk zijn de eerste versie te hebben, net zoals het leuk zou zijn het dagboek van Margot, haar oudere zus, te hebben. Jaren geleden dook in OostDuitsland een fotoboek op in een kabinet. We weten dat een boel meubels van afgevoerde joden naar Duitsland zijn gegaan. Dat kabinet met foto's moet een van die kasten geweest zijn. Theoretisch bestaat de mogelijkheid dat in een andere kast nog een schriftje zit. Of Margots dagboek. En misschien schrijft die dan: Anne was vandaag nog vervelender dan ze normaal al is.' Je volgende onderzoek betrofRost van Tonntngen, een volstrekte tegenpool van Anne. 'Eigenlijk was Anne was een zijstap binnen mijn onderzoek naar collaboratie. Die brieven van Rost moesten af: deel een was verschenen. En Rost was een man met ervaring, veel interessanter dan bijvoorbeeld Mussert. Die was hoogstens, zonder die stad te willen beledigen, burgemeester van Meppel geworden, terwijl Rost Utrecht
de Helling- jaargang 6 -nummer 4 -winter 199311994
•
•
• •
• • • • •
• • • • •
11 'I
Een jaar of vijfterug werd in wel gehaald zou hebben. Die NSB'ers waRotterdam weer een ren niet allemaal domme idioten, en Rost zeker niet.' bom uit de grond Ben Je niet bang hem met d1e aandacht en relatieve waardering een Perstl-schein, een gevist, bejaarden met bewijs van goedkeunng van het RIOD, te verstrekken? kanariepieten werden 'Het is inderdaad mogelijk dat zijn weduwe met deze boeken in de hand zegt: dat heeft ver weg gebracht en mijn man toch maar bereikt. Maar als ik me met haar gedachten bezig zou moeten houde burgemeester en den, tja. Bij deel een is hoogstens kort contact geweest om te kijken of ze nog de PR-afdeling materiaal had, en Loe de Jong heeft in 1948 wreven in de handen: met haar gesproken over haar rol in de Nationale Jeugdstorm voor de oorlog. Dat leverde weinig nieuws op. Toen ze trouwwe hebben weer een de in 1940 was het ook: terug naar de keuken en kindertjes maken. Dat is een van bom! de weinige keren dat ik medelijden met haar heb. Ze stond als vrouw buitengewoon stevig in haar schoenen. Ze trouwde en werd door dezelfde ideologie die ze aanhing terug naar het aanrecht gestuurd. Daar moet ze razend over geweest zijn.' Waarom alleen Rost? Is bijvoorbeeld ooit onderzocht waarom Nederland relatief de meesteSS'ersleverde van heel West-Europa? 'Die vraag kan je pas beantwoorden na vergelijkend onderzoek in diverse landen; tot dan kan je over het groot aantal SS' ers in Nederland hoogstens wat suggesties in de lucht gooien.' Gooi er eens een paar. 'Sommige van die jongens, die in de jaren vijftig nog vastzaten, zeiden: 'wat doen wij hier nog terwijl we toen elke dag op de radio hoorden dat De Rus teruggedrongen moest worden?' Vanaf het moment dat ze naar de kerk konden, hoorden ze vanaf de preekstoel dat het grootste gevaar uit het Oosten kwam. Dat Nederland pas in 1942 Rusland erkend heeft, is een gotspe, natuurlijk. Het anticommunisme als basis is hier heel diep geweest. Het is niet zo dat men door de calvinistische volksaard eerder geneigd was te collaboreren. Een van de vondsten pas geleden in Rusland bestond uit een grote kaartenbak met SS-vrijwilligers. Men had altijd het idee dat die Oostfrontstrijders allemaal hervormde boeren waren, uit Drenthe en omstreken. Een globaal snel doornemen van die bak gaf aan dat dat beeld flauwekul is- er zat een hele hoop grote stad bij. Er gingen mensen bij de SS omdat ze niet in Duitsland wilden werken. En het meest absurde: als je bij de Kriegsmarine had gezeten, kreeg je na de oorlog duidelijk minder straf want de rechters begrepen best dat gezonde Hollandse jongens naar zee wilden.' Botst dat nou met de mythe dat Nederland massaal tegen de Mof aantrad?
18
'Ja, maar die mythe is al halverwege de jaren zestig afgebroken: vader deugt nu niet, die zal toen ook wel niet gedeugd hebben. In mijn onderzoek naar de rol van de oorlog in de Nederlandse film zie je steeds maar het beeld van het eensgezinde Nederland in de strijd tegen de Duitsers, die allemaal als uiterst onbetrouwbare gluiperds worden neergezet. Dat Nederland de meeste SS' ers leverde, laat je dan liever weg. Om maar te zwijgen van het feit dat uit ons land het relatief grootste percentage joden weggevoerd is van heel West-Europa.' Maar ze wéten het wel. Verklaart het schuldgevoel daarover misschien de fascinatie met de oorlog in de literatuur, in de film? De oorlog wordt gezien als het beste wat ons is overkomen- de heilige jaren, om met Carmiggelt te spreken. 'Het is onze enige oorlog, en we zijn er, bijna, apetrots op. Een mooi voorbeeld vind ik altijd het bombardement op Rotterdam. Daar zijn ze, lijkt het wel, nogal begeesterd over. Een jaar of vijf terug werd er weer een bom uit de grond gevist, nou, de hele stad was in staat van beleg, bejaarden met kanariepieten werden ver weg gebracht, en de burgemeester en dePR-afdeling wreven in de handen: we hebben weer een bom! Absurd. Dat heb je in andere landen niet. Net zoals het idee in en vlak na de oorlog dat de verzuiling doorbroken was nu communisten, protestanten en katholieken eensgezind achter Oranje de Duitsers bevochten hadden. Dat was een mooi beeld bij de opbouw, maar verder heb je er niks aan.'
Maar het blijft vreemd dat er over de wereldoorlog zoveel IS, terwijl de oorlog 1n Indië een paar boeken en welgeteld één film gehaald heeft.
en hoeveel films en boeken zijn daar niet over gemaakt? 'Hoe je het wendt of keert, je kan zeggen dat de bezetting hier een belangrijker aangelegenheid is geweest dan de koloniale oorlog, terwijl je in je achterhoofd weet dat de onafhankelijkheidsoorlog van Indonesië op langere termijn veel ingrijpender is geweest dan de bezetting - na vier eeuwen waren we een kolonie kwijt.'
Maar de schrijver Boomsma wordt pos vervolgd als hij 1n een 1nterv1ew de koloniale troepen met SS'ers vergelijkt. 'Dat is ofwel een gratuite opmerking, en dan moet hij klapjes krijgen, ofwel, als hij het bewust zegt, dan kun je ook wel commentaar verwachten, allijkt me de rechter daarvoor niet het meest geschikte medium. De tweede wereldoorlog is inderdaad een mythe i:lie pas ophoudt na de derde. Maar ik vrees dat er dan nog weinig te doen valt, ook in de Verenigde Staten.'
Je gaf daar recent een lezingencyclus over Anne Frank? 'Ja - je komt daar als specialist, maar je wordt bekeken als iemand die de geschriften van deze kleine heilige in handen heeft gehad. Dus moest je voortdurend handtekeningen zetten in de wetenschappelijke editie en als het even kon werd je op de foto gezet. Dat is gênant maar voor miljoenen Amerikanen is Anne Franks dagboek het eerste maar ook laatste boek dat ze over de oorlog lezen.' Begrijpen ze daar wel wat een bezewng Inhoudt? Ik hoorde oo1t van Parool-directeur
Wim van Norden dat hem na afioop van een lezing over het illegale Parool gevraagd was of de advertent1ewerv1ng er niet onder geleden had 'Amerikanen weten wel dat Anne een kind was, dus grote vragen worden er niet gesteld. Wel stak er een kind van een jaar of tien haar vingertje op met de vraag of Anne voor de oorlog een vast vriendje had. En dan zeg je dat uit het dagboek blijkt dat Anne een heleboel vriendjes had en waarschijnlijk geen steady one en dan gaat zo'n meisje geheel gerustgesteld zitten. Maar als er een leeftijdsgenote van haar na afloop vraagt wat Hitier tegen de joden had, dan moet ik toch wel even slikken. Moet ik dan twintig eeuwen antisemitisme uitleggen? Op goed geluk heb ik toen gezegd: als Hitier hier zou wonen, en hier was in dit geval Tenessee, dan had-ie iets tegen zwarten gehad. Daarmee ging ze tevreden naar huis, dus ik mag aannemen dat ze uit een nietracistisch gezin kwam.'
Je publiek was zeker overwegend blank?
'Omdat we die oorlog verloren hebben.'
Maar de Amerikanen verloren ook tn Vietnam,
de Helling- jaargang 6 -nummer 4- winter 199311994
'Ja, zelfs bij organisaties die de relaties tussen de rassen wilden verbeteren, zat in de zaal uitsluitend wit publiek. Dat merk je ook aan het image van ons land daar. Dat
.....
..............................................................................................................
~------
I
I
I
I'
.~
foto Ange!o Goedemondt kan niet stuk; er zegt altijd wel iemand dat Nederland zo ongelooflijk veel joden heeft gered, enzovoorts. En dan begin ik maar weer over het aantal SS' ers, enzovoorts. En dat geloven ze dan niet. Dat past niet in het beeld: Hansje Brinker en Anne Frank zijn voor hun Nederlanders. De een houdt de zee tegen en de ander, tja ... De reizende Anne Frank-tentoonstelling had in zes weken een kwart miljoen bezoekers. Ze hadden ook het kamertje van Anne nagebouwd op half de ware grootte. Mijn vriendin merkte nog op dat Anne thuis geen quiltdeken op haar bedje had liggen, dat was de Amerikaanse touch. Maar ja, daar hebben ze ook ooit het Achterhuis willen verfilmen met een nieuw einde: Anne komt terug. Pas na veel verzet van een proefpubliek is dat afgeblazen. Net zoals je op een tentoonstelling in de VS een doodgewone bijl tegenkomt met het opschrift: met zo'n bijl werden in Dachau mensen doodgemaakt. Dat zouden ze hier niet meer durven. En net zoals het stuk zeep, gemaakt van Joden, daar nog opduikt, terwijl toch al ettelijke jaren geleden bewezen is dat dat een falsi-
ficatie en fabeltje is.'
Vanwege dot E(teling-effect bep!ettte columntst Mox Pom pos geleden in NRC Hondelsblad de stutting van het Anne Frank-huts. 'Dat vond ik een wat arrogante opmerking. Zo van: ik wil de Nachtwacht zien maar er staan altijd buitenlanders voor. Of de reactie van de historicus Richter Roegholt, toen de Anne Frank-stichting wilde uitbreiden omdat die bezoekers altijd buiten in de regen in een rij staan, en hij zei: dan kunnen ze de omstandigheden van een bezetting een beetje aan den lijve voelen. Dat is geen discussiëren. Als Pam voor sluiting is, dan is hij er nog nooit in geweest. Het Anne Frank-huis is heel ingehouden ingericht, maar de meeste mensen gaan er toch op bedevaart. Het is de onschuld en de dood, dat gaat fraai samen.'
Hoe ver kon je gaan? Drie-en-een-halve ton voor het redden van een kastanjeboom in de binnentutn omdat Anne door ooit op uitkeek?
!
een de oorlog ondergaat op zijn of haar eigen wijze. Zo vind ik zelf de manier waarop hier de vierde mei herdacht wordt de foute kant opgaan. Het wordt steeds meer een staatsaangelegenheid, alle strijdkrachten leggen er kransen, het wordt steeds plechtiger. Ik vind de vierde mei steeds Dickerdackiger worden. Ik was een keer genodigde, en tot mijn verbazing hadden veel genodigden een fototoestel bij zich om de koningin te fotograferen. Dat was, denk ik, toch niet de bedoeling. En in Amerika heb ik mijn vriendin wel eens voorgesteld bij de uitgang te gaan zitten met een schaaltje kastanjes: van de echte Anne-boom. Maar we zijn er nog niet uit waar de opbrengst heen moet.'
I
i~
'
11 !
11
Paul Damen
Po u/ Domen ts freelance JOUrnalist
'Dat vind ik ook flauwekul. Maar waarom zou het huis dicht moeten? Komen er teveel mensen? Er wordt heus niemand rijk van. En je houdt toch niet tegen dat ieder-
de Helling- jaargang 6 -nummer 4 - winter 199311994
I
39
en industriebeleid Geen enkele overheid weet precies hoe het moet. Maar elke overheid doet het, al wordt het soms anders genoemd. Gezien de wereldomspannende
veranderingen in de economie is een fundamentele bezinning over industriepolitiek broodnodig. Minister Andriessen waarschuwde enige tijd geleden zelfs dat wij een land van glazenwassers dreigen te worden. Maar een debat, ho maar! De Helling verzamelde tien argumenten en factoren die verhinderen dat dit
debat van de grond komt. Tegen het einde van 1992, aan de vooravond van de beoogde eenwording van de Europese markt, werden verschillende paradepaardjes van de Nederlandse industrie geconfronteerd met de zoveelste ingrijpende herstructureringsgolf. Fokker werd verkocht aan DASA, een verkoop die door de Fokker-leiding consequent werd betiteld als 'strategische alliantie'. DAF stond voor de keuze tussen faillissement en verkoop aan Mercedes-Benz, terwijl na weer een bezuinigingsronde bij de ontwerpafdeling van NedCar de belofte van Mitsubishi en Volvo om een 'zelfscheppende' auto-
40
de Helling- jaargang 6 -nummer 4 -winter 199311994
producent in Nederland te behouden steeds holler ging klinken. Ook bij Hoogovens konden signalen beluisterd worden over een verslechterende bedrijfssituatie, mede door verhevigde concurrentie uit Oost-Europa. Later zou een internationaal vervoersbedrijf als Nedlloyd zich nog in dit rijtje voegen. Rond dezelfde periode kon van de zijde van politici, wetenschappers en vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties een pleidooi worden gehoord voor een herwaardering van de Nederlandse industrie en een vernieuwend industriebeleid. De bedoeling van industriebeleid is om in algemene zin de industriële actviteit te bevorderen of om een specifiek stimuleringsbeleid in sectoren of regio's te voeren. Bij velen richtte de zorg zich in de eerste plaats op de toekomst van de genoemde bedrijven, de daarmee gemoeide directe werkgelegenheid en de indirecte werkgelegenheid bij een veelvoud aan kleinere toeleveranciers. Anderen wezen op het gebrekkige strategische inzicht van de Nederlandse overheid bij bijvoorbeeld de Fokkerovername en de NedCar-uitverkoop. Minister Andriessen van Economische Zaken had enkele jaren eerder publiekelijk meegedeeld dat hij Fokker nog één keer geld gaf, maar dat het nu echt 'op zoek moet naar een partner'. Met deze mededeling werd Fokker als relatief kleine producent aanzienlijke onderhandelingsruimte ontnomen in gesprekken met veel grotere concurrenten. Weer anderen wezen erop dat de Raden van Commissarissen veelal niet doen waarvoor zij zijn aangesteld: toezicht
Een argument dat steeds houden. Hiermee kwam de grondslag van vaker opklinkt, ook in een typisch Nederlandse beschermingsprogressieve kringen, constructie - de zogenaamde Structuurvennootschap - enigszins onder kritiek. is dat industriebeleid in tegenstelling zou Het is minder lastig gebleken kritiek te staan tot de uiten dan om zelfs maar de vage contouren van een Nederlands industriebeleid te verdienstelijking in schetsen. Ofschoon men in dag- en weekbladen geregeld artikelen kan lezen over het 'post-industriële het onderwerp industriebeleid, zijn tot op heden weinig uitgewerkte plannen naar tijdperk' voren gekomen. Dit is nauwelijks te wijten aan onoverbrugbare links-rechts-tegenstellingen. Opvallend is juist dat de pleidooien voor industriebeleid niet uit één politieke hoek afkomstig zijn maar het hele politieke spectrum bestrijken. Industriebeleid is niet langer meer automatisch 'links' of 'rechts'. In het voorjaar van 1993 uitte zelfs minister Andriessen een ongebruikelijke waarschuwing: als we niet uitkijken zullen de Nederlanders verworden tot de glazenwassers van Europa. Dreigt Nederland inderdaad een glazenwassersland te worden? Misschien omdàt het politieke debat over de noodzaak van industriebeleid niet verloopt langs links-rechts-lijnen, overheersen technocratische argumenten vóór en tégen. Technologiebeleid bijvoorbeeld, als een specifieke vorm van industriebeleid, kan de ontwikkeling en verspreiding van veelbelovende maar (nog) niet-rendabele technologieën stimuleren, en de groei van nieuwe regionale of technologische 'clusters' bevorderen. Daar staat tegenover dat het nauwelijks mogelijk is om vóóraf de winnaars van een technologiewedloop aan te wijzen, en dat het korte-termijn-welvaartsverlies van technologische vernieuwingen al vrij snel de mogelijke welvaartswinst op langere termijn overschaduwt. Voor- en tegenstanders kunnen beiden wijzen op voorbeelden van succesvol of juist van onsuccesvol industriebeleid. Zo heeft de Japanse overheid door gerichte industrie- en handelspolitieke maatregelen maar met minimale financiële middelen een geoliede exportmachine in de automobielen elektronika-industrie weten op te bouwen. De mislukte politiek van de regeringMitterand in het begin van de jaren tachtig heeft echter ook de grenzen van een ouderwets nationaal industriebeleid aangegeven. Ook al wordt het niet met zoveel woorden gezegd, elke overheid voert, bewust of onbewust, een vorm van industriebeleid. Mededingingsbeleid is daarvan een belangrijk onderdeel. Een dergelijk beleid stelt niet alleen formele regels voor fusies, overnamen en allianties tussen bedrijven, maar
42
beïnvloedt indirect ook de bedrijfsgrootte. Zo voert de Italiaanse overheid in de lederen schoenindustrie, in de textiel- en kledingindustrie en in de keramiek een 'houdze-klein'-politiek om concentratie te voorkomen en daarmee de internationale slagkracht te behouden. In de automobielindustrie heeft de Italiaanse overheid er daarentegen actief aan bijgedragen dat Fiat thans de enig nog overgebleven nationale speler is. Naast het mededingingsbeleid krijgt industriebeleid ook gestalte via uiteenlopende terreinen als het scholings- en onderwijsbeleid, transportbeleid, het aankoopbeleid van defensiematerieel, telecommunicatiebeleid, regionaal beleid, handelsbeleid en (zeker in Nederland) via het land- en tuinbouwbeleid. Op al deze terreinen beïnvloedt de overheid de structuur van de Nederlandse economie, soms zonder welomschreven en onderling consistente doelen. Alle reden dus om dit beleid nauwgezet te volgen en tot onderwerp van maatschappelijk debat te maken. Het debat over industriebeleid in ons land wordt echter in hoge mate gedomineerd door specialisten op relatief-geïsoleerde beleidsterreinen. Van een 'brede maatschappelijke discussie' is geen sprake. Hoe komt dat? Welke factoren blokkeren een nationaal debat over industriebeleid en welke argumenten worden daarin naar voren gebracht/
I. "Nederland is een te klein land" Op het feit dat Nederland een klein land is, valt weinig af te dingen. Ons land zal altijd aan het kortste eind trekken in een wereldwijde subsidiewedloop, en heeft er dus belang bij een dergelijke wedloop te voorkomen. De Nederlandse economische groei en het rente- en inflatiepeil zijn sterk gekoppeld aan de Duitse economie: als het in Duitsland slecht gaat, ontkomt de Nederlandse economie daar niet aan - welk
de Helling- jaargang 6- nummer 4- winter 1993/1994
kabinet er ook zit. De effectiviteit van industriebeleid zal toenemen naarmate het is afgestemd op dat van de ons omringende landen, en zeker wanneer het wordt geformuleerd op Europees niveau, zo wordt gezegd. De marges van een nationaal industriebeleid zijn inderdaad smal. Maar dat waren ze twintig of dertig jaar geleden net zo. Het debat zou zich juist kunnen toespitsen op de gebruikmaking van deze 'smalle marges'. 2. "We leven in een globale economie" De wereldeconomie heeft sinds het eind van de jaren zeventig een aantal fundamentele transformaties ondergaan. Japanse automobiel- en elektronikaproducenten hebben hun Amerikaanse en Europese tegenvoeters in kostenbesparingen en produktiviteitsniveaus overtroffen, de Aziatische 'Newly lndustrialised Economies' behoren tot de meest succesvolle exporteurs ter wereld, Oosteuropese staalproducenten concurreren op de wereldmarkt met afbraakprijzen, en internationale investeringsstromen zijn in de jaren tachtig verveelvuldigd. Deze ontwikkelingen worden vaak aangeduid met de term 'globalisering'. Globalisering zou ertoe leiden dat het niet langer mogelijk is een onderscheid te maken tussen de binnenlandse en de wereldmarkt, of tussen binnenlandse en buitenlandse bedrijven. De kansen op een nationaal industriebeleid zouden hiermee definitiefzijn verkeken. Onlangs typeerde minister Andriessen van Economische Zaken globalisering nog als een 'zekere trend'. Globalisering wordt voorgesteld als onvermijdelijk, waarmee het ook onmogelijk zou zijn geworden een beleid te voeren dat hiervan afwijkt of er zelfs iets tegenin gaat. Onderzoek naar de gerealiseerde internationaliseringsstrategieën van 's werelds grootste ondernemingen bevestigt de 'globalis3rings-these' allerminst. Internationalisering blijft vaak beperkt tot export naar buitenlandse markten of van bepaalde eenvoudige diensten (zoals het tikken van etiketten in India voor C&A), en betreft in veel mindere mate andere 'functionele gebieden' van een bedrijf, zoals de recrutering van personeel, de werving van financieringsbronnen en de uitvoering van fundamenteel onderzoek en ontwikkeling. Hier liggen dus nog steeds politieke aangrijpingspunten. Veel sterke ondernemingen danken hun kracht juist aan hun thuisbasis!
3. "De Nederlandse industriële structuur leent zich niet voor industriebeleid" De Nederlandse industrie wordt gedomineerd door enkele zeer grote spelers. Zo zal ieder beleid ten aanzien van de elektronika-industrie rekening moeten houden
• I
I
foto.· Jon Everhord/HH met Philips. In de chemie kan een Nederlandse overheid niet om AKZO, Unilever en DSM heen, terwijl de petrochemie staat of valt met Shell. Juist deze ondernemingen zijn meer geïnternationaliseerd dan hun Europese concurrenten, en daarin verschilt Nederland van andere kleine landen als België, Denemarken of zelfs Zwitserland. Dit gegeven kan de Nederlandse overheid niet negeren, maar dat neemt niet weg dat er voor het midden- en kleinbedrijf aanmerkelijk meer onderhandelingsruimte overblijft. Deze kan beter worden benut.
4. "Nederland is een handelsland" Meer dan de helft van het Nederlandse Bruto Nationaal Produkt wordt verdiend door de handel met het buitenland. Infrastructureel en transportbeleid, zoals de ontwikkeling van havens maar ook de plannen voor de Betuwelijn, kunnen daarom gezien worden als een specifieke vorm van industriebeleid. Hieruit volgen echter twee problemen. In de eerste plaats zijn een handelscentrum en doorvoerhaven in de regel zeer conjunctuurgevoelig: zo gauw de wereldeconomie inzakt, komt de klap hard aan. In de tweede plaats gaat een dergelijke economische structuur samen met een sterke positie van handelsbanken (in tegenstelling tot industriebanken die bijvoorbeeld in Duitsland en Japan voorkomen). Handelsbanken blinken zelden uit door een bereidheid te investeren in industriële acti-
viteiten die pas na langere tijd tot winsten leiden. Grote Nederlandse banken zoals de ABN-AMRO hebben daarom altijd uiterst sceptisch gestaan tegenover een actief industrie'Jeleid- hoewel zij zich nooit verzetten wanneer de Nederlandse overheid achtergestelde leningen gaf of anderszins fondsen ter beschikking stelde die de mogelijkheden vergrootten om aan de industrie verleende kredieten terug te vorderen. Sommige banken waren daarom relatiefpositief over het in 1992 door Kamerlid Wim van Gelder voorgestelde 'Industriefonds'. Andere banken maakten echter bezwaar: een krampachtig maatschappelijk de batje over dit fonds was de magere oogst. Inmiddels is dit debatje allang weer weggeëbd.
5. "Nederland is een land- en tuinbouwland" Gemeten naar het aandeel in de wereldexport blinkt Nederland met name uit in de produktie en uitvoer van bijvoorbeeld snijbloemen, cacao, cacao-produkten en varkensvlees. In de land- en tuinbouwsector floreert een hecht georganiseerd 'landbouwindustrieel complex' dat ervoor zorgt dat Nederland na de Verenigde Staten 's werelds grootste exporteur is van agrarische produkten. Dit landbouwindustrieel complex is zeer succesvol in de concurrentie om overheidsmiddelen: het 'kleine' Nederland staat binnen de Organisatie voor Economische Samenwerking en
de Helling- jaargang 6- nummer 4- winter 199311994 ..................._______________________
Ontwikkeling op de zesde plaats van de ranglijst voor agrarische steunverlening. De sector blinkt echter niet uit in transparantie waar het de uitgaven en de politiek van het landbouwindustrieel complex betreft. Dit wordt nog eens versterkt doordat wat er al aan debat over landbouwbeleid wordt gevoerd in het schemerduister van de Europese ministerraad en de Brusselse bureaucratie plaatsvindt. Keer op keer blijkt 'Brussel' een fundamenteel nationaal Nederlands debat dood te slaan.
.I
6. "Geen herhaling RSV-debacle"
11
II
I
Lange tijd laadde iedereen die het woord industriebeleid in de mond nam de verdenking op zich uit te zijn op een herhaling van het RSV-debacle. Industriebeleid werd geassocieerd met spilzucht en met het najagen van achterhaalde of niet te verwezenlijken doelen. De steunverlening aan het noodlijdende RSV-concern was inderdaad een goed voorbeeld van industriebeleid zoals het niet gevoerd moet worden: geïsoleerde steun aan een nationale 'kampioen'. De ervaringen in Denemarken (óók een klein land!) wijzen uit dat het ook anders kan: de Deense overheid is erin geslaagd een internationaal concurrerende scheepsbouwindustrie op de been te houden door niet de grote, maar juist de kleinere en gespecialiseerde producenten (met veel geringere bedragen) te ondersteunen. Big is niet altijd beautiful! De vraag blijkt niet
43
~~~~~~~========~~--~~~~~~---~----------~-·
Het is minder lastig zozeer of industriebeleid van belang is, gebleken kritiek te maar hoe het vormgegeven moet worden. uiten dan om zelfs 7. "Geen aantasting van het milieu" maar de vage Ter linkerzijde heeft lange tijd de angst geheerst dat nadruk op industrie ten koste contouren van een zal gaan van het milieu. Het sommetje 'industrie x extra aandacht= extra milieuNederlands vervuiling' is snel gemaakt, en roept schrikbeelden op van stinkende schoorstenen, industriebeleid te geestdodend werk, hoog energieverbruik en van bergenonverwerkt afval. Aan indusschetsen triële activiteiten zijn onmiskenbaar enorme milieunadelen verbonden, maar industriebeleid kan ook trachten deze nadelen te verminderen. Duitse automobielproducenten bijvoorbeeld hebben, ondersteund maar tegelijkertijd gedwongen door regionale overheden, verregaande plannen ontwikkeld voor de inname van auto's en het hergebruik van materialen die een langere levenscyclus hebben dan de auto zelf. Het is twijfelachtig of zij zonder overheidsdruk deze plannen hadden ontwikkeld. Nu zij daartoe zijn aangezet, hopen zij in de toekomst echter een concurrentievoordeel te verwerven. Interessant is dat hun Japanse concurrenten zich daarover werkelijk zorgen maken. Zij hebben op hun beurt - zeer tegen hun gewoonte in - wèl geprobeerd een debatje op gang te brengen: ze verweten de Duitse regering langs de omweg van milieubeleid verkapte handelsbelemmeringen door te voeren. Milieubeleid heeft derhalve altijd ook weer consequenties voor industrie- en handelsbeleid en zou - idealiter - een integraal onderdeel daarvan moeten uitmaken. In de nota's van VROM komt dat besef tot nu toe nauwelijks tot uitdrukking; mede als gevolg van competentiestrijd tussen de ministeries van Economische Zaken en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieuhygiëne. Er voltrok zich een debat achter de schermen, met als voorlopig compromis dat het ministerie van Economische Zaken een (relatief autonoom) hoofdstuk vult over economie en milieu in het nieuwe Nationaal Milieubeleidsplan.
8. "Industrie spreekt niet tot de verbeelding" Industrie is geen 'sexy' onderwerp. Wie loopt er warm voor een 'upgrading' van de Nederlandse procesindustrie (kunstmest, petrochemie en staal), zoals het Centraal Planbureau voorstaat? Nee, de focus richt zich op de sector van de organisatieadviseurs en de media-consultants. Amerikaanse managementbladen schrijven tegenwoordig over 'verdienstelijking als nieuwe bron van concurrentievoordeel'. Helaas gaan deze bladen eraan voorbij dat de groei van de dienstensector voor een belangrijk deel is terug te voeren op veranderende
44
ondernemingsstructuren. Vroeger was de koffiejuffrouw werkzaam bij Philips of Genera! Motors, en daarmee in de industriële sector. Thans werkt zij bij een verzelfstandigd cateringbedrijf, waar zij minder verdient omdat zij niet langer binnen de industrie-CAO valt. Maar ze brengt nog steeds de koffie rond - vaak bij hetzelfde (industriële) bedrijf! Diensten worden gekenmerkt door een gemiddeld lagere toegevoegde waarde. De hype rond de dienstensector komt hiermee in een minder florissant daglicht te staan.
9. "Nederlandse sociaal-democratie in het defensie(' In Nederland is de sociaal-democratie traditioneel de voedingsbodem en de belangrijkste voorvechter van industriebeleid. Sinds het Plan van de Arbeid in jaren dertig heeft de sociaal-democratie zich herhaaldelijk sterk gemaakt voor een krachtige Nederlandse industrie. Vanaf de jaren zestig heeft deze houding plaatsgemaakt voor een herverdelingsftlosofte zonder directe relatie met de bron van de welvaart in Nederland (industrie en landbouw). Daarmee werd de PvdA - als belangrijkste hoedster van het sociaal-democratische erfgoed in Nederland- eerder een partij vanAmbtenaren dan van Arbeiders. De huidige malaise in de sociaal-democratie lijkt een nieuwe stimulans uit die hoek voorlopig uit te sluiten, zoals ook blijkt uit het vrijwel ontbreken van enige visie hieromtrent in het ontwerp-verkiezingsprogramma. Blijkbaar veronderstelde de commissie-De Beus dat het thema 'industrie' niet veel mensen kan binden!
I 0. "Het ministerie van Economische Zaken is onmachtig" Ook van de kant van het ministerie van Economische Zaken kan weinig stimulans tot maatschappelijk debat over industriebeleid worden verwacht. Het ministerie is gedurende twee kabinetten-Lubbers geleid door WO-ministers die hun ministerie effectief afslankten. Zij werden daartoe aange-
de Helling- jaargang 6- nummer 4 -winter 199311994
moedigd door de ondernemersorganisaties. Thans is EZ onmachtig tot het opzetten van een degelijk industriebeleid, zelfs nu sommige ondernemersorganisaties en ondernemingen (zoals NedCar of Hoogovens) hebben 'ontdekt' dat een beter nationaal industriebeleid, gegeven hun problemen in de internationale concurrentiestrijd, gewenst is. Natuurlijk, een overheid kan hooguit de lijnen uitzetten voor versterking van de Nederlandse industrie. De mensen in de bedrijven zullen het zèlf moeten doen. Maar het helpt indien de overheid een actieve rol speelt in het verbeteren van de randvoorwaarden.
Een breder maatschappelijk debat over industriebeleid wordt in Nederland niet gevoerd en zal, gezien het ongunstige klimaat, ook nog wel even op zich laten wachten. De grootste belemmering schuilt in de belangenstructuurvan de Nederlandse economie, waarin landbouw, banken, diensten in het algemeen en handel en distributie in het bijzonder, een dominante rol vervullen. Wanneer de discusie over industriebeleid oplaait, leest men in kranten veelal éérst de afhoudende reacties van de banken. Het industriepolitieke debat is tot nu toe dan ook beperkt gebleven tot deelterreinen -waarop soms zeer behoorlijke resultaten zijn behaald, zoals bij het technologiebeleid. Een argument dat steeds vaker opklinkt, ook in progressieve kringen, is dat industriebeleid in tegenstelling zou staan tot de verdienstelijking in het 'post-industriële tijdperk'. Indien Nederland in een dergelijk tijdperk terechtkomt, zal dat echter eerder te wijten zijn aan een dalend concurrentievermogen en aan een afnemende produktiviteit dan aan een verminderd belang van de industrie als waardescheppende sector. Dan krijgt Andriessen toch nog gelijk met zijn visioen van 'Nederland glazenwassersland'. Bovendien moet niet vergeten worden dat de kwaliteit van de arbeid en de beloning in de dienstensector, die het het grootste deel van de beroepsbevolking omvat, lager zijn dan in de industrie. De misvatting dat industriebeleid per definitie gepaard gaat met zware schade aan het milieu kan met name bij Groenlinks worden gehoord. Zonder deze bezwaren te willen bagatelliseren: niet-industriële activiteiten, zoals de landbouw en de distributie, zijn vaak minimaal even vervuilend! Een keuze tégen de industrie is allerminst een keuze vóór het milieu. Ook het milieu is meer gebaat bij een gebalanceerde afweging van industriepolitieke alternatieven dan bij een afwijzing van industriebeleid zonder meer.
Kleur
De ultieme vraag hoe een Nederlands industriebeleid eruit moet zien, is sneller gesteld dan beantwoord. Eén is echter zeker: de effectiviteit van industriebeleid wordt vooral bepaald door de keuze voor de juiste mix van beleidsmaatregelen en belangen. Juist in een klein land als Nederland moet worden gekozen tussen de diverse beschikbare beleidsinstrumenten: vanwege de beperkte middelen kan de Nederlandse economie niet op alle fronten in de internationale race meelopen. Deze keuze wordt momenteel, bij gebrek aan een debat,de facto gemaakt door bestaande belangengroepen. Het zal niet eenvoudig zijn om de huidige patstelling te doorbreken. Eén manier daartoe bestaat wellicht uit de suggestie van minister Andriessen om, zoals in de VS, een groots en prikkelend televsiedebat te organiseren. Zo'n debat zou echter niet moeten worden voorgezeten door een vakminister maar door de minister-president. Het opzetten en uitvoeren van industriebeleid overschrijdt de grenzen van één ministerie. Een actieve betrokkenheid van de ministerpresident zou daarom een duidelijk signaal zijn dat de Nederlandse regering industriebeleid serieus neemt.
Wintried Ruigrok en Rob van Tulder
Wrn(ned Rurgrok en Rob van Tulder zijn verbonden aan de vakgroep Strategie & Omgevrng van de focu/tert Bedrijfskunde von de Erosmus Unrversiteit Rotterdam
Zulke dingen volg rk nooit zo goed, daarvoor moet U eigenlijk bij Sjuul Deckwitz wezen want die weet daar werkelrjk allles van en ziJ kan het ene smakelijke verhaal na het andere opdissen, dus wellicht dat miJn gebrekkrge kennis er de oorzaak van was dat ik het faliekant mis had. Ik dacht dat Friso eh ... nou ja dat Fnso degene was die, dat niet OranJe was maar Roze. Blijkt inenen dat Alexander, dat h(j ook zó! In de kranten werd al een tipje van de sluier opgelicht Ochtend- en avondbladen meldden dat onze asprrant-koning die avond per NOS ziJn aanstaande volk zou meedelen dat hij zrch, wanneer het eenmaal zo ver zou zijn, 'absoluut niet' tegen zal laten houden door de noodzakelijke goedkeuring van het parlement Mijn roze zrnturg sprong op red alert. Verhrp, dacht ik, wat een heftigherd, hoezo zijn kont zo tegen de knb gegooid; zou Alexander soms bedoelen dat hij ... ? Dus dat werd kijken, dre avond. En jawel. Al rn zijn eerste zrnnen trjdens het introotje was het raak. 'Op een gegeven moment aanvaard Je je toekomst', sprak de prins, 'dan verzet je Je er nrer meer tegen. Als Je nret honderd procent weet te krezen, weet Je dat het later nret goed gaat.' Doorgewrnterd en bedreven als ik rnmrddels ben in het ontcrjferen van crypto-homo's, begreep rk bij deze woorden natuurlijk rn één klap waar de kroonpnns op doelde. Eigenlrjk hadden we het allang kunnen weten. Hrj had de goede verstaander de laatste Jaren hrnts te over gegeven: steeds dat openlijke geflrrt met uniformen, bij de marine gezeten, nu weer dat gedoe met de luchtmacht, hij heeft een praatgroepje met lotgenoten alwaar men 'ervanngen uitwisselt', kortom hij doet alles mrts het maar iets met veel mannen erbij is. En wij maar denken dat al dat koninklijk gepraat over hoe zwaar soms maar Ja Je moet wel, het is rmmers geen keuze maar iets in de genen, over tronen & kronen ging. Welnee. Over heren en deszelfder lrefde, dáár ging het in dit interview om. Aanvaarding, lot, voorbestemming- miJn vocabulaire zou het nret zrjn maar rn zijn positie kan rk me voorstellen dat hrJ zijn liefde rn een wat ouderwets Jasje presenteert. 'De symboolfunctie is héél belangnjk', zei hij nog, de rdentificatietheone indachtig, 'maar het gaat om de inhoud.' Ik had het hem niet kunnen verbeteren. 'Als Je nret honderd procent weet te kiezen.' Nou en of de troonopvolger inmiddels had gekozen. Alexander ging werkelijk a// the way. Hij wrlde deze beker van ganser harte en dronk hem tot de laatste druppel leeg. ZiJn bekentenrssen volgden elkaar in vlot tempo op. Hij vertelde Van Westerloo, dre onbegrijpend maar desalnrettemin geboerd aan ziJn lippen hing, hoe hij op vroege leeftijd al het konklijk huis had moeten verlaten
• •
wegens strubbelrngen met ziJn ouders (zre je wel, dacht rk opgetogen) en toen hup naar een Bnts college was vertrokken om zich aldaar fiJn te verpozen tussen de andere JOngens. 'Het was nret echt een Spartaanse opvoedrng geweest', antwoordde hij de interviewer; proefde rk daar iets van teleurstellrng in ZIJn stem? Misschien had hij, zo begon ik zo langzamerhand te geloven, verlangd naar een straffe meester die met een Spaans rietJe zijn bolle billen geselde. Van Westerloo begreep niets of hreld zich van de domme oh had rk daar maar gezeten, ik had doorgevraagd en doorgevraagd: op tafel ermee, 1e aanvaardt tenslotte Je symboolfunctie of niet - en van de weeromstuit werd Alexander driester en gaf hiJ tussen neus en lippen door blijk van zrjn onstuitbare Interesse rn sm-achtige affarres. 'Ik heb in Den Helder bij de marine gezeten. Dat was schoolser dan ooit Ik ben niet meer gestraft dan anderen, maar ook niet mrnder. Het rs miJn vorming geweest, dat had rk nooit willen mrssen. Het was noodzakelijk voor mij om goed aangepakt te worden. Ik heb het gevoel dat ik daar een mán geworden ben.' Vrij en onverveerd. Van Westerloo rnformeerde nog naar zijn vriendschappen. 'Ik heb èchte vnenden, dat is belangrijk rn miJn positie', antwoordde Alexander tactvol, en voegde daaraan toe: 'Deze vrienden heb ik zelf urtgekozen.' Bij Van Westerloo begon het nu erndelijk te dagen: 'Zijn dat JOngens, jonge mannen, met wre u in vertrouwen kunt omgaan en ook helemaal uzelf kunt zijn?' 'ja', beaamde de pnns volmondrg. Bij ziJn vrienden kon hij hélemaal zichzelf zijn. Dus als er binnenkort een wet in het parlement wordt behandeld waarin het homohuwelijk mogelijk wordt gemaaakt, begrijpt U hoe de vork in de steel zit 'Ik ben tegen samenwonen', zei Alexander flink. 'Ik heb niets tegen mensen die samenwonen maar îk zal het nooit doen.' Alex wil trouwen. Oranje boven!
de Helling- jaargang 6 -nummer 4- winter /99311994
• I
Karin Spaink
4S
WB -berichten ACTUEEL
MILIEUSYMPOSIUM
DEMOCRATIE IN VIJFVOUD
Wetenschappelijk bureau, GroenLinks-bestuur en TweedeKamerfractie organiseren op zaterdag 19 maart aanstaande een milieusymposium. Op deze zaterdag zullen kandidaat-Kamerleden met milieu-actief Nederland discussiëren over de voorstellen van GroenLinks voor DE GROENE DOORBRAAK in cultuur en economie. De ouverture van het symposium bestaat uit vier workshops. De thema's zijn: - consumeren of commanderen; - natuurontwikkeling of natuurbescherming; - groene werkgelegenheid; - duurzaam goederenvervoer. Het hieropvolgende plenair debat en het cabaret beloven een mezzoforte. De slotakkoorden zijn voor het lijstrekkersduo !na Brouwer en Mohammed Rabbae. Een milieu-informatiemarkt, verantwoorde koffie en levensliederen zorgen voor de omlijsting. Op het symposium zal voor het eerst een bijzondere publikatie te koop zijn, waarin Lucas Reijnders, Leo Jansen en Ria Beekers een boekje open doen over hun realistische idealen voor een duurzaam samengaan van milieu & economie, technologie en ontwikkeling.
19 maart 1994 in Amsterdam
Het Wetenschappelijk Bureau GroenLinks wil het publieke debat over democratie en politieke vernieuwing opnieuw aanzwengelen. In januari 1994 vinden de laatste twee debatten van de cyclus Democratie in Vijfooud plaats. 10 januari De Nieuwe Uitsluiting: democratie, staatsburgerschap & migratie Het nationale minderhedendebat lijkt ontspoord. Bedoeld om te praten over de integratie van allochtonen en de praktijk van de multi-culturele samenleving is de vraag 'hoe houden we ze buiten de deur?' centraal komen staan. Onder het motto 'Nederland is vol' hangt een algehele verscherping van het 'minderhedenbeleid' in de lucht. Het klimaat is zodanig veranderd dat de asielzoekers hèt thema van de komende verkiezingen dreigen te worden. De optelsom van deze ontwikkelingen lijkt een polarisatie en verharding van de multi-etnische verhoudingen te zijn zonder dat reële problemen worden opgelost. Zo langzamerhand ontstaat het risico van het ontstaan van een maatschappelijke tweedeling, die uitmondt in de sociale en culturele uitsluiting van grote groepen allochtonen. Dit kan verstrekkende consequenties hebben voor de politieke democratie. De kans dat een grote groep kiezers voorgoed in de marge van de democratie terechtkomt, is niet denkbeeldig. Over bovenstaande thema's zal gedebatteerd worden door Veit Bader (hoogleraar sociologie aan de Universiteit van Amsterdam), Rinus Penninx (hoogleraar/directeur van het Instituut voor Migratie en Etnische Studies), Mohammed Rabbae (lijsttrekker van GroenLinks) en een vertegenwoordiger van de WD. Het debat staat onder leiding van de journalist Wil! Tinnemans.
WERKPLAN 1993·1994
Voor belangstellenden is bij het wetenschappelijk bureau nog altijd het werkplan 1993-1994 verkrijgbaar. Eén telefoontje en het plan wordt gratis opgestuurd.
KERNGEGEVENS 31 Januari De informatie-wedloop: informatietechnologie, macht & democratie
bestuur: Harry van den Berg (voorzitter), Titia van Leeuwen (secretaris), Gert Both (penningmeeste1~, Radi Suudi (partijbestuur), ]os Delnoij (publiciteit), Hans Schraven (De He!linglpersonee!)
Parlementaire discussies lijken vaak nergens over te gaan, of hoogstens over het zoveelste cijfer achter de komma. Eén van de factoren die ervoor zorgt dat politieke debatten trivialer worden, is de gigantische uitbreiding van de informatiestroom. Dit wordt onder meer veroorzaakt door de opkomst van de 'informatietechnologie'. De bureaucratie en de grote maatschappelijke lobby's hebben hun zaakjes beter voor elkaar dan de Tweede Kamer, dat toch het centrum van de politieke besluitvorming heet te zijn. De tegenspelers van het parlement lijken een beter strategisch gebruik van de mogelijkheden van de 'informatietechnologie' te maken. Daar komt nog eens bij dat het proces van voorbereiding en uitvoering van beleid almaar complexer en onhanteerbaarder wordt. Dit leidt op zijn beurt weer tot het verlies van politieke controle. Inhoudelijke argumenten worden vervangen door berekeningen aan de hand van modellen. Hebben politici überhaupt nog de expertise om het beleid van de departementen te overzien en controleren? De Tweede Kamer moet proberen een meer bewuste houding aan te nemen ten opzichte van de informatie die haar bereikt. Maar hoe dit te bereiken? Kan informatietechnologie het par46
medewerkers: Paul Basset - milieu & bestuur en beleid, Henk Krijncn hoofdredactie De Helling en project sociale zekerheid, Gerrit Pas -buitenland & vrede en veiligheid, Eric Drissen -project milieu en economie, Ella van Dommelen en Jan Bakker -project democratie, Edwin kuipers -project milieudebat
lcment hierbij helpen? Of verliest ons politieke stelsel uit de tijd van de stoommachine het definitief van de moderniteit? In debat gaan H. Franken (hoogleraar informatierecht aan de Leidse en Groningse universiteit en Kroonlid van de SER) en Wilbert Willems (GroenLinks-parlementariër en lid van de commissie-Buurmeijer) en jan Smits (hoogleraar recht en techniek aan de Technische Universiteit Eindhoven). Gespreksleider is john Steegh, werkzaam bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en informatiekundige. Plaats: Sociëteit 'De Vereeniging', Mariaplaats 14, Utrecht. Aanvang: 20.00 uur. Entree: f 5,- aan de zaal. Meer informatie bij Jan Bakker/Gerrit Pas via tel. 020- 6202212.
de Helling- jaargang 6 - nummer 4 - wintwe 1993 - 1994
OUDEJAARSACTIE
ÉÉNMALIGE Alle abonnees van De Helling die hun abonnement in 1994 voorzetten, krijgen de publikaties van het Wetenschappelijk Bureau GroenLinks met vijfhele guldens korting thuis gestuurd.
0 Het Centraal Planbureau in Politie-
WB GroenLinks Postbus 700 1000 AS Amsterdam
0 De contouren van een libertair mi-
ke Zaken
lieubeleid
Redactie: Harry van den Berg, Gert Both en Paul Basset
Prijs: f 25,- (boek, 1992, 144 pag.)
Over de rol van het Centraal Planbureau in de politieke besluitvorming in Nederland Prijs f 17,50 (boek, 1993, 96 pag.)
Stuur vóór 1 februari deze BON naar:
0 Shalom/Sala'am: Towards a just
Paul Basset
0 Groen en Links in de jaren negentig Prijs: f 17,50 (boek, 1991, 80 pag.)
0 Het Zweedse Model: sociaal-demo-
peace and lasting co-operation in the Middle East
Redactie: Hans Feddema en Gerrit Pas
(Gewenste publikatie aankruisen)
• •
eratie en arbeidsmarktbeleid
I
judit Klappe Prijs: f 25,- (boek, 1990, 128 pag.)
Prijs: f 11,50 (werkboek, 1992)
0 Achter de coulissen: gedachten over de multi-etnische samenleving
0 De economie van de energieheffing-
Redactie: Gerrit Pas
Bart Snels
Een bundel met uiteenlopende visies over migranten, racisme, discriminatie en beleid Prijs f 27,50 (boek, 1993, 136 pag.)
Prijs: f 15,- (boek, 1992, 48 pag.)
WETENSCHAPPELIJK BUREAU GROENLINKS- Postbus 700- 1000 AS Amsterdam- (020) 620 22 12
neem de Hellingproef
•11
I
!
I
I
I Zet je reserves op de Helling en neem nu een abonnement.
11
Of geef een abonnement cadeau. Bijvoorbeeld aan die vriend of vriendin met wie je wel graag reist, maar die bij het inpakken nooit aan de geestelijke bagage denkt. Als welkomstgeschenk laat de Helling je kiezen uit één van de elf reisgidsen uit de succesvolle Odyssee-reeks van de SUA. Of kies voor een van de publikaties van het Wetenschappelijk
Bureau GroenLinks.
d e
Helling
Postbus 700, I 000 AS Amsterdam, 020 6202212
de Helling- jaargang 6 - nummer 4 - winter I 993 - I 994
47