Deel 2: DOELGROEP SPRAAK- EN TAALONTWIKKELINGSSTOORNISSEN
2.1 Taal en communicatie 2.1.1 algemeen 2.1.2 zorgvragen op vlak van taal en communicatie 2.1.3 zorgaanbod op vlak van taal en communicatie 2.2 Sociaal-emotionele ontwikkeling 2.2.1 zorgvragen op vlak van sociaal-emotionele ontwikkeling 2.2.2 zorgaanbod op vlak van sociaal-emotionele ontwikkeling 2.3 Ontwikkelen van denken en schoolse vaardigheden 2.4 Zorgaanbod op vlak van motorische ontwikkeling 2.5 Samenwerking met ouders 2.6 Praktische informatie 2.1 Taal en communicatie 2.1.1 Algemeen In onze doelgroep staan taal en communicatie centraal. Bij kinderen met spraak- en taalstoornissens (kortweg STOS) gaat het om een primaire spraaken/of taalstoornis, waarbij één of meerdere aspecten van de taalontwikkeling (zoals taal
begrijpen, de juiste woorden vinden, de juiste spraakklanken kunnen vormen, de juiste woorden/zinnen vormen, de juiste taal kunnen gebruiken,...) afwijkend ontwikkelen. ‘Er is sprake van een spraaktaalontwikkelingsstoornis wanneer een kind geen normale spraak- en/of taal- ontwikkeling doormaakt en wanneer dit niet verklaard kan worden door gehoorproblemen, tweetaligheid, aantoonbare neurologische afwijkingen, ernstige fysieke en emotionele problemen, algemene cognitieve beperkingen of afwijkende omgevingsinvloeden.” (Bishop, 1992) In de visietekst van STOS kan u uitgebreid lezen op welke manier wij deze problematiek benaderen en hoe wij uw kind begeleiden. In onze school wordt er per doelgroep gewerkt met een doelgroepwerkplan. Binnen dit doelgroepwerkplan zullen verschillende onderdelen van onze visietekst concreter beschreven worden zoals ze van toepassing zijn binnen de doelgroep STOS kleuter- en lager onderwijs in Emmaüs-Jonghelinckshof. Omdat de zorgvraag van uw kind bij ons centraal staat, wordt onze begeleiding verwerkt in een individueel handelingsplan. De hulpvraag van de ouders wordt eveneens bevraagd.
2.1.2 Zorgvragen op vlak van taal en communicatie van onze kinderen. Onderstaande opsomming geeft een algemeen beeld van de zorgvragen van de kinderen in onze afdeling. Elke kind is echter uniek. Soms heeft een kind op een bepaald vlak meer of minder problemen.
Algemene zorgvragen van een kind met een spraak-en taalontwikkelingsstoornis: Een beperkt vermogen om wederkerig te communiceren met anderen. Sommige kinderen missen op dit vlak een aantal basisvaardigheden (bv. In een gesprek je beurt nemen of afwachten, rekening houden met hetgeen de luisteraar al weet, informatie begrijpelijk kunnen overbrengen…).
Een vertraagde verwerking van informatie of een zwak taalbegrip. Dit kan allerlei problemen met zich meebrengen (bv. instructies niet goed begrijpen, abstractere en figuurlijke taal moeilijk begrijpen, later(of niet) reageren op hetgeen gevraagd of gezegd wordt,…).
Auditieve verwerkingsproblemen. Een mondelinge uitleg wordt niet altijd goed begrepen, zeker bij een hoog spreektempo of in een lawaaierige omgeving. Dit vormt vaak een probleem op een gewone school.
Problemen om zich uit te drukken komen vaak voor. Dit kan op verschillende vlakken zijn: articulatieproblemen: problemen met het uitpreken van woorden woordvindingsmoeilijkheden: het kind vindt het juiste woord niet parafasieën: het kind zegt een ander woord dan het bedoelt zinsbouwproblemen: een kind bouwt zijn zinnen verkeerd op moeilijkheden met verhaalopbouw: het kind kan zijn verhaal niet op een goede manier vertellen. Voor de luisteraar kan het verhaal verward overkomen, de luisteraar verliest zijn aandacht,... spreekangst en /of -frustratie kunnen ermee gepaard gaan
Aspecten die met talig denken en redeneren te maken hebben, worden moeilijk door bovenvermelde problemen. ‘Buiten het hier en nu redeneren’ is voor nogal wat kinderen met een STOS problematiek niet gemakkelijk. ‘Nadenken over taal’ is vaak problematisch. Hetgeen dan weer tot schoolse problemen kan leiden (bv. grammaticale regels moeilijk vatten, rekenverhalen niet begrijpen, …)
Ook de ‘conceptuele ontwikkeling’ vraagt extra aandacht, omdat taal een belangrijk middel is om situaties en verbanden te begrijpen.
Een gebrek aan ‘innerlijke taal’ kan tot problemen met planning en organisatie leiden, opeenvolging van gebeurtenissen niet goed vatten, enz…
2.1.3 Zorgaanbod op vlak van taal en communicatie: We hanteren een algemene communicatievisie gebaseerd op een veilig klasklimaat. We benaderen STOS vanuit de visie waarbinnen een positief en een communicatie bevorderend klimaat een centrale plaats inneemt: een klimaat waarbinnen communicatie en taal in een positieve, verrijkende sfeer ervaren kunnen worden spontane communicatie en een aangename groeibevorderende interactie tussen het kind en zijn directe omgeving staan hierbij centraal dialoog en inbreng van elk kind en de betrokkenheid creëren vinden wij erg belangrijk. Hiervoor is een veilig basisklimaat een vereiste.
Kinderen krijgen zoveel mogelijk kansen om te communiceren. Hierbij ligt de nadruk op het overbrengen van hun boodschap. Het durven vertellen en het beleven van plezier hieraan staan centraal. Het belangrijkste is om hun communicatieve vaardigheden te oefenen, met nadruk op taalgebruik (spreken) en taalinhoud (uitbreiding woordenschat en begrijpen). Taalvorm (op een correcte manier alle woorden en zinnen vormen en uitspreken) is pas daarna van belang. Het is erg belangrijk dat fouten niet gecorrigeerd worden op een directe, bedreigende manier. Het correcte voorbeeld kan wel teruggekoppeld en eventueel uitgebreid worden. Kinderen worden zoveel mogelijk op een visuele manier ondersteund aan de hand van het weekendblaadje (die meestal ouders invullen) een tekening waarbij de juf iets noteert richtvragen (wie, wat, waar, wanneer, hoe…) ... Kinderen worden zoveel mogelijk gestimuleerd om te vertellen. Dit is echter niet verplicht, zich veilig voelen staat hier voorop. Indien dit voor sommige kinderen te moeilijk is, wordt hiervoor naar een andere invulling gezocht (niet aansluiten in de klas, maar bv. naar individuele therapie gaan). Het uitbreiden en verwerven van taal wordt ondersteund via een specifieke gespreksmethodiek. De klasleerkracht en klaslogo werken samen rond een gesprek. Dit klasgesprek gaat over eigen ervaringen of over een onderwerp dat door leerkracht, de klaslogopedist of de kinderen wordt aangebracht. De schriftelijk neerslag van dit gesprek wordt nadien ook in de klas en in de logopedische therapie gebruikt om verwerkingsoefeningen rond taalvorm uit te voeren. Het gesprek wordt vaak ondersteund door ‘Symwriter’ (een computerprogramma dat geschreven taal omzet in pictogrammen). Bij de verwerking van het gesprek wordt gelet op de juiste taalvorm en inhoud. Hier wordt de woordenschatontwikkeling en de juist zinsconstructies in de aandacht gebracht. Logopedie Bij kinderen met een spraak- en taalontwikkelingsstoornis trachten we steeds communicatie centraal te stellen. De logopedisten werken individueel met de kinderen, maar zijn ook steeds verbonden aan een klas. Op deze manier kunnen zij samen met de klasleerkracht op zoek gaan naar de grootste uitdagingen en samen met de leerlingengroep werken (klasintern). Logopedie is zowel gericht op individuele therapie als op ondersteuning in de klas of kleine groepjes. Dit wordt individueel per kind besproken en in team overlegd.
2.2 Sociaal emotionele ontwikkeling 2.2.1 Zorgvragen op vlak van sociaal-emotionele ontwikkeling Kinderen met een spraak- en taalontwikkelingsstoornis kunnen een verhoogd risico hebben, in vergelijking met leeftijdsgenoten, op het ontwikkelen van gedragsproblemen en/of sociaalemotionele problemen. Hoewel er ook kinderen met STOS zijn die geen problemen hebben op dit vlak, komen bij ongeveer 40 tot 60% van de kinderen met ernstige STOS ook sociaal-emotionele problemen en gedragsproblemen voor.
Doordat kinderen met STOS problemen hebben met het uitdrukken van communicatieve intenties (iets vragen, iets meedelen, gevoelens uiten) ontstaan er vaak problemen binnen een sociale interactie (op de speelplaats, in de leefgroep, met een vriendje,...) en kunnen ze het emotioneel ook moeilijk krijgen. Als een kind boos of verdrietig is en er niet over kan praten, dan kropt het deze gevoelens op. Dit kan leiden tot emotionele problemen, gedragsproblemen,… Kinderen met STOS hebben het vaak moeilijk om een gesprek te voeren. Enkele voorbeelden: Ze hebben problemen met beurtnemen en beurtwisseling. Als iemand anders aan het vertellen is, hebben ze moeite om daar op gepaste wijze op te reageren. Soms geven ze vreemde antwoorden, omdat ze de vraag eigenlijk niet begrepen hebben. Of ze houden bij een gesprek onvoldoende rekening met de voorkennis van de luisteraar. Ze begrijpen de moppen en het figuurlijk en ironisch taalgebruik niet, waardoor ze zich niet goed voelen in een gesprek en niet of ongepast reageren. Dit alles kan er soms toe leiden dat kinderen met STOS moeite hebben om vriendschappen aan te gaan.
2.2.2 Zorgaanbod op vlak van sociaal-emotionele ontwikkeling Kinderen met een STOS-problematiek vragen een positief basisklimaat en veiligheid. Een positief en aangepast klimaat vormt de basis van onze werking. Binnen dit klimaat is er aandacht voor de totale persoonlijkheidsontwikkeling, waarbinnen welbevinden erg belangrijk geacht wordt. Elke inbreng van de kinderen is belangrijk. Zo kunnen ze ook in niet talige vaardigheden positieve ervaringen opdoen. Verwachtingen worden op het ontwikkelingsniveau van de kinderen en jongeren afgestemd. Verder spelen positieve bekrachtiging, gevoelens kunnen uiten en gevoelens verwoorden een belangrijke rol, alsook de ontwikkeling van sociale vaardigheden. Aan de nood betreffende ‘veiligheid ervaren’ komen we verder nog tegemoet door voldoende structuur en voorspelbaarheid te bieden op vlak van tijd en ruimte. Visuele ondersteuning is hierbij een belangrijk hulpmiddel. Ook het werken met kleine groepjes en vertrouwde leerkrachten, opvoeders en therapeuten is een meerwaarde. Verder neemt ook het werken aan aanvaarden van- en omgaan met de STOS-problematiek een belangrijke plaats in (psycho-educatie in de ruimste zin van het woord). Zeker in de adolescentiefase is dit erg belangrijk, maar de basis hiervoor dient gelegd te worden van bij het begin van de schoolloopbaan van de kinderen. In de dagelijkse benadering van onze kinderen zullen wij veel aandacht besteden aan dit sociaalemotionele aspect. Kinderen die het moeilijk hebben kunnen door de leerlingbegeleider opgevangen en begeleid worden om tot rust te komen, hun verhaal te vertellen,.... Kinderen die de drukte van de speelplaats moeilijk aankunnen kunnen kiezen voor de stille speeltijden (waar ze een gezelschapspelletje kunnen spelen, een boek lezen,...). Wanneer een kind het moeilijk heeft zal er steeds gezocht worden, in samenspraak met ouders, naar een goede aanpak om het welbevinden van het kind te verbeteren.
2.3 Ontwikkeling van het denken en schoolse vaardigheden De leerdoelen die aangeboden worden in het buitengewoon onderwijs zijn dezelfde als die van het gewoon onderwijs. Elk kind moet immers de mogelijkheden aangeboden krijgen om terug te keren naar het gewoon onderwijs. De leerlingen krijgen, zoals in het gewoon onderwijs, 28 lesuren per week. De kinderen worden verdeeld in kleine klasgroepjes. Zo kan er maximaal aandacht naar het individuele kind en de zorgvraag gaan. Het leertempo in de klas ligt lager, met maximale uitdaging, en er wordt op verschillende niveaus les gegeven. De kinderen van de lagere school maken ook huistaken. Binnen het kleuteronderwijs wordt ervaringsgerichte activiteiten georganiseerd om de kleuters op alle vlakken te stimuleren. Zelfredzaamheid is een belangrijk onderdeel van de werking. De activiteiten die aan bod komen, worden georganiseerd vanuit hun belangstelling of vanuit een thema. Taal en communicatie zijn in alle aspecten van de klaswerking aanwezig. Dit wordt reeds bij de kleuters visueel ondersteund. Er is een gestructureerde opbouw van de dagplanning. Dit schept een basisklimaat van veiligheid. De logopedist speelt een belangrijke rol en ondersteunt de klasleerkracht. De kleuters krijgen regelmatig individuele logopediesessies. De brugklas is de overgangsklas tussen een kleuterklas en de lagere school. In een brugklas wordt er gestart met aanvankelijk lezen en rekenen. Het schrijfproces wordt opgestart. De kinderen leren lezen, rekenen en schrijven op hun eigen tempo. Ook andere vakken en vaardigheden komen aan bod. Taal en communicatie staan centraal. De logopedist speelt een belangrijke rol en ondersteunt de klasleerkracht. De kinderen krijgen individuele logopediesessies en ook klasondersteuning door een logopediste. Ook in het lager onderwijs zitten de kinderen in kleine klassen samen. Ze worden ingedeeld op basis van taalniveau. Hierdoor komen soms leeftijdsverschillen in een klas voor. Er gaat veel aandacht naar zowel technisch als begrijpend lezen. De kinderen worden per niveau in een leesgroep ingedeeld. In de loop van het jaar kunnen kinderen verschuiven van leesgroep en dus leesniveau als dat nodig is. Qua rekenniveau streven we naar een zo homogeen mogelijke groep. Er wordt met verschillende leerkrachten, klasoverschrijdend samengewerkt. Hierdoor kan uw kind van een andere leerkracht wiskundeles krijgen. De remedial teacher (leerkracht die specifiek bijwerkt voor wiskunde) kan ingeschakeld worden, als dat nodig is. Uw kind wordt regelmatig getest. Door de logopedisten worden testen afgenomen om de vorderingen van uw kind in kaart te brengen. De leerkrachten nemen regelmatig LVS-toetsen af. Deze toetsten worden ook in het gewone onderwijs afgenomen zodat we de resultaten kunnen vergelijken met het niveau in het gewone onderwijs.
2.4 Zorgaanbod op vlak van motorische ontwikkeling Naast de aandacht aan de ontwikkeling van de motoriek via de lessen lichamelijke opvoeding, is voor sommige kinderen individuele (psycho)motorische therapie aangewezen. Het gaat meestal om jongere kinderen die ernstige problemen hebben op gebied van: de visuele waarneming de ruimtelijke oriëntatie
de fijne en grove motoriek de schrijfmotoriek De kinesisten/ergotherapeuten staan in voor de individuele behandeling van psychomotorische leerproblemen. In team wordt beslist over de noodzaak en frequentie van dit aanbod.
2.5 Samenwerking met ouders We vinden het belangrijk u te informeren over wat er met uw kind gebeurt in de school. We beschouwen u als gelijkwaardige partners in de schoolwerking. Het individueel handelingsplan, kortweg IHP, is een document dat het team rondom een kind in staat stelt een goede beeldvorming op te maken van één bepaald kind. Ook de ouders maken deel uit van dit team. Vanuit de beeldvorming wordt twee keer per schooljaar besproken waar de sterktes op dat moment liggen maar eveneens waar de prioriteiten liggen in aanpak. De sterkte van dit IHP ligt in het feit dat dringende doelen door alle leden van het team samen bepaald worden. Ieder teamlid heeft hierin zijn eigen verantwoordelijkheid, ook de ouders, ook de leefgroep, de therapeuten enz. Het schoolrapport wordt minimaal 3 keer per schooljaar aangeboden (zie jaarkalender). Per leergebied (taal, rekenen, …) wordt omschreven welke leerdoelen werden aangeboden, hoe ze verwerkt werden en welke hulp uw kind hierbij gekregen heeft. Ook informatie over werkhouding en sociale vaardigheden krijgt een plaats in het rapport. Het is geen puntenrapport! Het is opgevat als een vertaling van het individueel handelingsplan van uw kind en wordt met u besproken op het oudercontact en bespreking van het individueel handelingsplan. In september is er een informatieavond waar aan nieuwe ouders de schoolwerking wordt voorgesteld. De klastitularis geeft uitleg over de klaswerking, het leerprogramma, het schoolrapport, de klasactiviteiten, enz. Rond de kerstvakantie en aan het einde van het schooljaar zijn de oudercontacten gericht op het bespreken van de evolutie van uw kind met alle medewerkers (individueel). Eventueel wordt ook het schoolrapport besproken. We hechten veel belang aan de samenwerking op maat. Dit is mogelijk: telefonisch via contactschriftje via een oudercontact rapport IHP (Individueel HandelingsPlan)
2.6 Praktische informatie 2015 Er is 1 kleuterklas, 1 brugklas en 7 klassen lager onderwijs. Ons team wordt aangestuurd door Tom Vermeulen (directeur) en Elke De Saeger (de onderwijscoördinator) De orthopedagoog STOS: Lander De Naegel
De leerlingbegeleiders: Jan Lynen, Walter Hadermann en Tine Blommaert De klasleerkrachten Veerle Vermeiren (kleuters) Sylvia Hendrickx (brugklas) Liesbeth Vrancken Veerle Voskamp Elise Papen Leen Patroons Evelien Sels Sara Wouters Elke Raguet De logopedisten Isabelle Vandecraen Ine Francke Cora Thys Els Ostyn Heidi Beeldens De ambulante leerkrachten Greet Van Looveren Magalie Van Genabeek Annemie De Moor An Vloeberghs Katrien Onghena Leerkracht taalbeleid Anik Spanoghe Leerkracht wiskundebeleid Lieve Van der Mueren De turnleerkrachten Wim Thys Sander Laurijssen Sophie Hertens De kinesisten Kaat De Witte An Jansens Marleen Vleugels Katrien Dupont De ergotherapeuten Leen Podevyn Kristel Scheldeman