'Een koolstofarme samenleving zou volgens mij een samenleving zijn die zich herinnert dat onze planeet een uniek geschenk is – misschien wel het enige in zijn soort in het hele universum – waarin wij het onbeschrijfelijke voorrecht hebben geboren te zijn. Het zou een samenleving zijn die op het nachtmerriescenario van zes graden opwarming kan terugblikken als precies dat – als een nachtmerrie, die de mensheid wakker schudde en kon worden voorkomen voordat het te laat was. Meer dan ooit, zou het een samenleving zijn die overleefde en bloeide, en die een luisterrijke erfenis doorgaf – een erfenis van ijskappen, regenwouden en bloeiende beschavingen – aan ontelbare generaties, tot ver in de toekomst.’ – Mark Lynas auteur van Zes graden – onze toekomst op een warmere planeet
‘Geconfronteerd met een radicale crisis, wanneer de oude manier van zijn in de wereld, van interactie met elkaar en met het rijk van de natuur niet meer werkt, wanneer het voortbestaan wordt bedreigd door schijnbaar onoverkomelijke problemen, zal een individuele mens – of een soort – sterven of uitsterven, of uitstijgen boven zijn beperkingen door een evolutionaire sprong. Dit is de toestand van de mensheid nu, en dit is haar uitdaging.’ – Eckhart Tolle auteur van Een nieuwe aarde – de uitdaging van deze tijd
‘Vertel me, wat is het dat je van plan bent te doen met je ene wilde en kostbare leven?’ – Mary Oliver
Deel 1 Het hoofd
DEEL 1
23
Waarom piekolie en klimaatverandering betekenen dat klein onvermijdelijk is
‘Het is zeer waarschijnlijk dat het tijdsinterval voordat de mondiale piek zich aandient korter zal zijn dan de periode die samenlevingen nodig hebben om zichzelf pijnloos aan te passen aan een ander energieregime.’ – Richard Heinberg
1
‘Elke intelligente gek kan dingen groter, complexer en gewelddadiger maken. Er is genialiteit voor nodig – en veel moed – om de tegengestelde richting uit te gaan.’ – Albert Einstein
‘Gezien de sociale en economische chaos die piekolie ongetwijfeld zal veroorzaken, hoor ik zeer dicht bij verdedigbare veronderstellingen te blijven. Maar als je me vraagt of ik persoonlijk denk of we 2010 zullen halen, is mijn antwoord ‘waarschijnlijk niet’. Toevallige factoren en de Wet van Murphy sluiten min of meer uit dat alles vlekkeloos zal verlopen. Dit is echter geen analyse, maar eerder instinct en intuïtie.’ – Chris Skrebowski
2
We leven in ernstige tijden: tijden waarin veranderingen steeds sneller gaan, en waarin soms zowel het schrikbeeld van wat er zou kunnen gebeuren als we niets doen, als de glans van wat we zouden kunnen bereiken als we wel iets doen, overweldigend kan zijn. Dit boek is gebaseerd op één eenvoudig uitgangspunt: het einde van wat we kunnen omschrijven als het ‘Tijdperk van de goedkope olie’ (dat duurde van 1859 tot nu) is nabij, en dit zal een enorme verandering betekenen voor een samenleving die volledig van olie afhankelijk is; maar de toekomst met minder olie zou te verkiezen kunnen zijn boven het heden als we tijdig genoeg plannen maken met verbeelding en creativiteit. Het boek bevat drie delen. Dit eerste deel draagt de titel ‘Het hoofd’ omdat het ingaat op de concepten en kwesties die we nodig hebben bij het voorbereiden van een toekomst die er helemaal anders uitziet dan het heden. Het begint met een verkenning van piekolie en klimaatverandering, de tweeling aandrijvers van het Transitie-concept en de twee grootste kwesties voor de mensheid aan het begin van de 21ste eeuw (gevolgd door een lange rij concurrenten). Ik zal proberen ze zo toegankelijk mogelijk te beschrijven. Daarna volgt een uiteenzetting
over de aard van de uitdagingen waarvoor ze ons plaatsen, en waarom ze het zo dringend noodzakelijk maken dat we een aantal basisvooronderstellingen opnieuw bekijken, alsook de schaal waarop we bezig zijn. We gaan eerst, en meer gedetailleerd in op piekolie, omdat je daarmee waarschijnlijk minder vertrouwd bent. Terwijl klimaatverandering ruimschoots in de media aan bod komt, moet piekolie zijn plaats als zeer belangrijk onderwerp nog krijgen, hoewel de recente buitensporige prijsverhogingen van 2008 dit begonnen te veranderen. Het is belangrijk om op de hoogte te zijn over een onderwerp dat zo wezenlijk is voor onze toekomst. Ik zal daarna een beeld schetsen van het soort wereld waarin we terecht zouden kunnen komen als we niet met verbeelding antwoorden op deze tweeledige uitdaging, om vervolgens het denken en de concepten uiteen te zetten die de basis vormen van de Transitie-initiatieven. Deze initiatieven vormen een groeiend antwoord, dat in wezen neerkomt op een krachtige ‘technologie’ voor de reductie van het verbruik van fossiele brandstoffen en een nieuwe kijk op hoe om te gaan met klimaatverandering en piekolie. Deze zullen diepgaand behandeld worden in de loop van het boek.
Hoofdstuk 1
‘Ergens in 2006 zal de dorst van de mensheid naar olie de grens van 86 miljoen vaten per dag overschreden hebben. Dit laat zich vertalen in het onthutsende cijfer van 1.000 vaten per seconde! Stel je een met olie gevuld Olympisch zwembad voor: we zouden het binnen 15 seconden droogleggen. We legen op één dag bijna 5.500 van die zwembaden.’ Peter Terzakian (2006), A Thousand Barrels a Second: the coming oil break point and the challenges facing an energy dependent world, McGraw Hill
pieko l ie en k l i m aatveranderin g
H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : het hoo f d
Piekolie en klimaatverandering De twee blinde vlekken van onze tijd
Piekolie: waarom het niet de laatste druppel is die telt Er zijn vele anderen beter geschikt dan ik om je over piekolie te vertellen.4 Ik heb nooit in de olie-industrie gewerkt, ben geen geoloog, en behalve dat ik opgegroeid ben in wat nu een van de snelst opdrogende olieproducerende landen ter wereld is (het Verenigd Koninkrijk), heb ik ook geen directe ervaring met olieproductie of geologie. Vóór september 2004 had ik nog nooit gehoord over het concept piekolie en had ik altijd verondersteld dat olie in onze economie op dezelfde manier werkt als benzine in de tank van een auto. Of de tank nu vol is of bijna leeg, de auto zou altijd op dezelfde manier rijden. Ik dacht dat we zouden kunnen blijven rondrijden, tot op een zekere dag in de verre toekomst iemand de allerlaatste druppel brandstof in zijn auto zou doen en dat zou het dan zijn. Het zou een beetje zijn als de laatste Truffula-boom uit Dr. Seuss’ boek The Lorax.5 Pas later, toen ik dieper begon te graven in dit ontzettend belangrijke onderwerp, heb ik ontdekt dat ik er helemaal niets van afwist. Leren over piekolie is voor mij zeer verhelderend geweest, wat betreft de manier waarop ik de wereld zie en hoe ze werkt: we zijn onzeker geworden over de manier waarop een samenleving behoort te functioneren en vragen ons af welke elementen nodig zijn in de antwoorden die elke gemeenschap ontwikkelt. Je moet me niet zomaar geloven – lees er-
genoeg tijdens twee perioden van opwarming van de aarde. Ze zonken naar de bodem van de oceaan en werden bedekt door afzettingsmateriaal dat aanspoelde vanaf het omringende land. Zo werden ze dieper en dieper begraven en na verloop van tijd verhit onder extreme druk door geologische processen. Uiteindelijk werd het olie.6 Aardgas werd gevormd door processen van gelijke aard, maar eerder uit plantaardige overblijfselen of uit olie die te heet werd wanneer deze te diep in de aardkorst werd begraven. Eén liter olie bevat ongeveer 22 ton van de oorspronkelijke op de bodem aaneenklonterende algen, gedestilleerd gedurende millennia. Die algen hadden zelf enorme hoeveelheden zonne-energie verzameld op de golven van de prehistorische oceaan.7 Het is niet voor niets dat fossiele brandstoffen soms ‘het oude zonlicht’ genoemd worden. Ze zijn ongelooflijk energiecompact.
3
over, informeer jezelf. Klimaatverandering – een zeer ernstig probleem – is maar de helft van het verhaal; inzicht verwerven in het begrip piekolie is zeker zo noodzakelijk. Naar deze twee kwesties samen wordt verwezen als ‘koolwaterstoftweelingen’ (‘Hydrocarbon Twins’). Ze zijn zodanig met elkaar vervlochten, dat een groot deel van het verhaal onverteld blijft als je ze afzonderlijk bekijkt. Zonder goedkope olie zou je dit boek nu niet lezen. De gecentraliseerde distributie van boeken zou niet haalbaar zijn, en als je een exemplaar zou hebben, zou het een van de weinige boeken zijn die je hebt. Sterker nog, je zou het beschouwen als een zeer waardevol bezit. Ik zou niet in staat zijn geweest om het te typen op mijn laptop, in een warm huis, luisterend naar cd’s. Als je er echt over begint na te denken, is het niet enkel dit boek dat hier niet zou zijn. De meeste dingen om je heen zijn afhankelijk van goedkope olie voor hun fabricage en transport. Je meubels, amusement, uitstapjes, eten, huishoudelijke apparatuur, medicijnen en cosmetica zijn allemaal afhankelijk van deze wonderbare grondstof. Dit is geen kritiek – het is enkel hoe het is voor ons allemaal, en is geweest zolang de meesten van ons zich kunnen herinneren. Het is praktisch onmogelijk je het anders voor te stellen. Het is volledig te begrijpen hoe we in deze situatie terechtgekomen zijn. Olie is een opmerkelijke substantie. Ze werd gevormd uit prehistorisch zoöplankton en algen, die vooral 150 tot 90 miljoen jaar geleden de oceanen bedekten. Dit gebeurde ironisch
© les Editions Albert René
24
25 Ik denk graag aan fossiele brandstoffen als de magische toverdrank in de strips van Asterix en Obelix. De Gallische helden van Goscinny en Uderzo leven in het enige dorp dat standhoudt tegen de Romeinse bezetting dankzij een magisch toverdrankje, gebrouwen volgens het geheime recept van hun druïde, Panoramix. De toverdrank geeft hen bovenmenselijke krachten en maakt hen onoverwinnelijk, tot ergernis van Julius Caesar. Net zoals het magische toverdrankje van Asterix en Obelix, maakt olie ons veel sterker, sneller en productiever dan we ooit geweest zijn. Ze laat onze maatschappij 70 tot 100 keer meer werk verzetten dan mogelijk zou zijn zonder olie.8 We leven al 150 jaar met deze toverdrank en, zoals Asterix en Obelix, zijn we gewend aan de idee dat we hem altijd zullen hebben; we hebben onze levensstijl er zelfs totaal afhankelijk van gemaakt.
Enkele dagelijkse dingen die gemaakt zijn van olie: Aspirines, plakband, sportschoenen, lycra sokken, plaksel, verven, vernis, schuimrubber matrassen, vloerkleden, nylon, polyester, CD’s, DVD’s, plastic flessen, contactlenzen, haargel, borstels, tandenborstels, rubber handschoenen, afwasteiltjes, elektrische fittingen, pluggen, schoensmeer, meubelwas, computers, printers, kaarsen, tassen, regenjassen, noppenfolie, fietspompen, vruchtensapverpakking, bankkaarten, dakisolatie, PVC ramen, boodschappentassen, lipstick en dat zijn nog slechts een paar van de dingen die direct van olie gemaakt worden, niet die zaken die fossiele brandstoffen en energie nodig hebben om te werken (en dat geldt voor ongeveer alles).
'Vijftig jaar geleden consumeerde de wereld 4 miljard vaten olie per jaar, terwijl de gemiddelde ontdekking van nieuwe olievelden rond de 30 miljard vaten lag. Vandaag consumeren we 30 miljard vaten per jaar en ligt de ontdekkingsgraad in de buurt van 4 miljard vaten ruwe olie.' Asia newspaper, 4 mei 2005
26
30 25 20 15 10 5
Figuur 1. Een grafische voorstelling van het ‘Aardolieinterval’. Deze grafiek van de samengestelde aardolieen aardgasproductie van de Association for the Study of Peak Oil is een van de betrouwbaarste scenario’s van de mogelijke toekomstige aardolie- en aardgasproductie. Bron: The Association for the Study of Peak Oil
Men schat dat veertig liter benzine in de tank van een auto energie bevat die gelijk is aan vier jaar menselijke handenarbeid.9 Het is geen wonder dat we in het Westen per persoon gemiddeld zestien vaten olie per jaar consumeren. Dit is minder dan in Koeweit, waar ze er 36 verbruiken (wat doen ze ermee; nemen ze er een bad in?), maar veel meer dan de twee vaten van China, of India met minder dan één vat.10 De hoeveelheid energie die nodig is om de gemiddelde burger van de Verenigde Staten te onderhouden is gelijk aan vijftig mensen die zich dag en nacht in hun achtertuin uit de naad fietsen.11 We zijn afhan-
2050
0
2040
Conventioneel
2030
■■
35
2020
Zwaar, enz.
2010
■■
40
2000
Diepzee
1990
■■
45
1980
Arctisch
50
1970
Vloeibaar aardgas
■■
55
1960
■■
nieuwe ontdekkingen te komen, de eerste stap op de maan te zetten en om de ‘Pop Tart’-snack te perfectioneren. (Pop Tarts = een ontbijt dat in talloze variaties te koop is.) Maar zal dit mooie liedje eeuwig blijven duren? Natuurlijk niet. Zoals voor alle eindige grondstoffen geldt: hoe sneller we ze verbruiken, hoe sneller we ze kwijt zijn. We voelen ons net zoals Asterix en Obelix, die terwijl de moed hen in de schoenen zinkt, vaststellen dat de ketel met toverdrank die voor hen staat, de laatste is. We zien de mogelijkheid van een leven zonder toverdrank voor ons opdoemen. Het maakt niet uit wanneer het moment komt waarop we de laatste druppel verbruiken. Wat wel van belang is, is het ogenblik van de piek, het moment waarop je beseft dat vanaf dit punt er jaar na jaar steeds minder toverdrank zal zijn en dat deze steeds duurder zal worden, omdat hij alsmaar schaarser wordt. In 2008 doorbrak olie voor het eerst het plafond van $100 per vat. Chris Skrebowski, redacteur van het tijdschrift Petroleum Review, definieert piekolie als ‘het punt waarop verdere expansie van de olieproductie onmogelijk wordt, omdat nieuwe productiestromen de achteruitgang van de productie niet meer kunnen compenseren’.14 Wat hier van belang is, is het punt dat halverwege ligt; het moment waarop de helft van de reserves opgebruikt is, en waarnaar soms verwezen wordt als ‘piekolie’, of het ‘kantelpunt’. Het is een moment van historisch belang. Sinds Drake de eerste olie oppompte in Pennsylvania, in 1859, en gedurende de hele weg bergop daarna, heeft de vraag de productie versneld. Hoe meer olie de wereldeconomie nodig had, des te meer olie de olie industrie kon produceren. ‘Swing-producenten’ – dit zijn landen met grote reserves die de productie naar believen kunnen laten stijgen – verzekerden dat de productie kon stijgen als dat nodig was. Gedurende de jaren ’30 en ’40 was het de Verenigde Staten die als ‘swingproducent’ optrad; de afgelopen jaren was dit Saoedi-Arabië. Als we de piek eenmaal voorbij zijn, be-
1950
Aardgas
1) Olie- en gasproductie Uitgangsbasis 2006
1940
■■
pieko l ie en k l i m aatveranderin g
1930
Niet conv. gas
Gigabarrels of oil equivalent
■■
H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : het hoo f d
kelijk geworden van deze fietsers – waarnaar sommige mensen verwijzen als ‘energieslaven’.12 Maar we hebben, het moet gezegd worden, bijzonder veel geluk dat we mogen leven in een tijdperk met toegang tot hoeveelheden energie en een reeks materialen, producten en mogelijkheden, die onze voorouders zich niet eens konden voorstellen. Figuur 1 geeft een van de best onderzochte grafische voorstellingen van wat we ‘Aardolie-interval’ 13 kunnen noemen. Dit interval is de korte tussenperiode van tweehonderd jaar waarin we dit machtige materiaal in zijn totaliteit uit de grond gehaald en verbrand hebben. Vanuit de historische context van duizenden jaren is dit een korte piek. Gezien van waar we ons nu bevinden, lijkt het op de top van een berg. Olie heeft het ons mogelijk gemaakt om verbluffende technologieën en culturen te creëren, tot
27 gint de productie de vraag te dicteren, wat met zich meebrengt dat de prijzen plots en scherp stijgen en dat diegenen met controle over de overgebleven olie pas echt de wetten kunnen stellen.
Enkele belangrijke aanwijzingen die aantonen dat we de piek naderen Hoe kunnen we nu weten dat we ons op de piek, of dicht bij de piek bevinden? Er is, ten eerste, een observeerbaar patroon dat ons een indicatie geeft. De meeste olieproducerende landen volgen hetzelfde patroon – de piek in de ontdekking van olie komt gewoonlijk dertig tot veertig jaar vóór de productiepiek. Uiteraard moet je eerst olie ontdekken alvorens je kan produceren en we hebben de neiging om de grotere en gemakkelijkere voorraden als eerste te ontginnen. Dit patroon werd vastgesteld in het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Rusland en vele olieproducerende landen die nu minder olie ontginnen. Door het feit dat de ontdekking van olie voor de hele wereld in 1965 piekte, kunnen we, als hetzelfde patroon wordt toegepast, ons inbeelden dat we dichtbij, of op de productiepiek zitten. Dit werd als eerste ontdekt door de geoloog M. King Hubbert, die in 1956 voorspelde dat de Verenigde Staten in 1970 zou pieken op het vlak van oliewinning (de piek in ontdekking deed zich voor in de jaren ’30). Er werd met hem gespot, maar uiteindelijk bleek zijn theorie correct. 15 Een andere aanwijzing is dat tussen januari 2005 en juli 2008 de wereldolieproductie tussen 84 en 86,5 miljoen vaten per dag stagneerde, ondanks de zeer hoge prijzen.16 Tot de economische ineenstorting in de herfst van 2008 hield de vraag gelijke tred met deze productieniveaus, of ging daar zelfs overheen, en de olieprijzen stegen van $65 per vat in 2005 tot ruim boven $100 in 2008, en zelfs tot de hoogste piek aller tijden (deels ook te wijten
‘Energie-experts discussiëren niet langer over de vraag òf Hubbert’s piek zal optreden, maar wanneer.’ Fox News, 28 april 2006
‘Het is opmerkelijk dat politici er nog steeds niet in slagen om op een of andere manier plannen te gaan maken om deze onvermijdelijke transitie voor te bereiden, of zelfs maar om te beginnen hun kiezers voor te bereiden op de onafwendbaarheid ervan.’ Jonathan Porritt (2007), Capitalism as if the Earth Matters, Earthscan
‘Piekolie is een keerpunt in de geschiedenis van ongeëvenaarde omvang. Nooit eerder is een zo kritische hulpbron als olie op weg geweest naar zijn natuurlijke uitputting zonder zicht op een beter alternatief.’ Colin Campbell
uit www.EnergyFiles.com
‘Brandstof is ons economisch levensbloed. De prijs van olie kan het verschil betekenen tussen recessie en heropleving. De Westerse wereld is afhankelijk van de invoer ervan.’ Tony Blair, 7 april 2002
* Updates geschreven door John Mason, geoloog en lid van een transition town in Wales
29
2) De groeiende kloof Gewone conventionele aardolie 60
50
■■
Ontdekkingen uit verleden
■■
Toekomstige ontdekkingen
■■
Productie
40
30
20
Ontdekkingen uit het verleden gebaseerd op Exxon Mobile (2002). Herdatering van herzieningen. Afgerond op het driejaarlijks vlottend gemiddelde.
10
Figuur 2. De piek in ontdekkingen van aardolie en de groeiende kloof tussen ontdekking en productie. Bron: The Association for the Study of Peak Oil
Er was een enorme discrepantie in de schattingen van het aantal nog te ontdekken olievelden, tussen aan de ene kant het US Geological Survey, dat de meest optimistische scenario’s voorstelt, en aan de andere kant wat andere organisaties geloven. De bedoeling van de conferentie was om het enorme verschil te verzoenen. Bedrijven brachten hun gedetailleerde vertrouwelijke onderzoeksgegevens mee, en trachtten te zien of er zich een patroon vertoonde. De resultaten van dit ‘ik zal jou mijn cijfers tonen als jij me de jouwe toont’ waren verbluffend. De USGS had een cijfer naar voren gebracht van 650 miljard vaten die nog te vinden waren, maar de conferentie bracht een cijfer naar voren van maar net 250 miljard vaten. De andere organisaties stelden
2050
2040
2030
2020
2010
2000
1990
1980
1970
1960
0
1950
Onder dergelijke condities verdergaan met economische groei is alleen mogelijk door grotere kredietfaciliteiten: toen deze onder druk kwamen te staan, stortte het systeem in elkaar. Omdat het niet meer mogelijk was gemakkelijk krediet te verkrijgen en door andere negatieve factoren, zoals groeiende werkloosheid, trad er in het tweede deel van 2008 samen met de bovengenoemde uiteenspattende zeepbel een ernstige daling van de vraag naar olie op, en de prijs zakte in elkaar tot minder dan $40 per vat. De World Energy Outlook 2008 van het Internationaal Energie Agentschap (IEA) heeft als gevolg van de verslechterende economische situatie zijn voorspellingen omtrent de olievraag voor 2030 naar beneden bijgesteld van 116 (de voorspelling van 2007) tot 106 miljoen vaten per dag. Voor het rapport van november 2008 deed het een uitgebreide olieveld-per-olieveld-studie om een realistisch cijfer te krijgen voor de afnamesnelheid in de productie van bestaande velden die over hun piek heen waren. Zij schatten die afnamesnelheid op 6,7% – een scherpe aanpassing van het cijfer van 2007 van 3,7%. Er is duidelijk sprake van een tekort (ongeveer 20 miljoen vaten per dag vergeleken bij de huidige winning), wat een hoge ontdekkingsfrequentie van belangrijke olievelden noodzakelijk maakt tussen 2008 en 2030 – 2030 zijnde het jaar waarin de IEA voorziet dat de mondiale conventionele olieproductie zal pieken; hoewel in een recent interview
wordt toegegeven dat het plateau al tegen 2020 bereikt zal worden (zie kantlijn op pag.35). Olie-ontdekkingen zijn gedaald sinds het piekmoment in 1965. Deze dalende trend is ook te wijten aan het feit dat, hoewel we nog steeds olie vinden, de gemiddelde grootte van de velden die ontdekt worden, kleiner wordt. In 1940 was de gemiddelde opbrengst van de velden die vijf jaar voordien ontdekt waren, 1,5 miljard vaten. Tegen 1960 was die opbrengst naar 300 miljoen vaten gezakt. In 2004 bedroeg ze amper 45 miljoen vaten en ook nu nog blijft de opbrengst dalen.18 Tijdens het ‘Olietijdperk’ werden 47.500 olievelden ontdekt. Tot nu toe hebben de veertig grootste velden 75 procent van al de olie opgebracht.19 Zoals figuur 2 aantoont, gingen de dalende olieontdekkingen gepaard met een stijgende olieconsumptie. 1981 was het jaar dat deze kloof ontstond en sindsdien is hij gestaag dieper geworden, tot op het punt waarop we nu ongeveer vier vaten olie consumeren tegenover één vat dat we ontdekken.* 20 In het openbaar spreken oliemaatschappijen over de grote oliereserves en over een lucratieve toekomst. BP beweert dat ‘er geen problemen zijn met de oliereserves’, Exxon beweert dat ‘er geen teken is van een piek’ en Aramco beweert eveneens dat ‘er geen problemen zijn met de oliereserves’. Achter de schermen echter zijn ze zich steeds meer bewust van de ernst van het probleem. In november 2006 vond er een conferentie plaats in Colorado Springs, de ‘Hedberg Research Conference on Understanding World Oil Resources’.21 De conferentie was enkel met een uitnodiging toegankelijk en bracht mensen samen uit heel de olie-industrie, evenals organen zoals het United States Geological Survey (USGS), het IEA en de Energy Information Administration. De pers werd niet toegelaten en de presentaties van de sprekers werden niet openbaar gemaakt. Er vonden open en eerlijke discussies plaats in de aard van ‘mijn bedrijf zegt dit, maar de gegevens zeggen dat’.
1940
Albanië, Argentinië, Australië, Bahrein, Barbados, Benin, Bulgarije, Chili, Colombia, Cuba, Democratische Republiek Congo, Denemarken, Duitsland, Egypte, Frankrijk, Gabon, Georgië, Ghana, Griekenland, Hongarije, Indonesië, Iran, Israël, Italië, Japan, Jemen, Kameroen, Kirgizië, Kroatië, Libië, Marokko, Mexico, Myanmar, Montenegro, Nederland, Nieuw Zeeland, Noorwegen, Oekraïne, Oezbekistan, Oman, Oostenrijk, Pakistan, Papoea NieuwGuinea, Peru, Polen, Roemenië, Rusland, Senegal, Servië, Slovakije, Spanje, Suriname, Syrië, Taiwan, Tadzjikistan, Tsjechië, Trinidad & Tobago, Tunesië, Turkije, Turkmenistan, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten, Wit-Rusland, Zuid-Afrika
aan een als een zeepbel uiteenspattende markt voor grondstoffen en landbouwproducten) van $147 per vat in augustus 2008. Het onvermogen van olieproducenten om de groeiende vraag bij te houden (zie figuur4, pag.36), doet vermoeden dat eerder geologische dan politieke of economische factoren een rol speelden.17 De gevolgen van deze hoge prijzen voor bedrijven en economieën waren natuurlijk rampzalig en de inflatoire druk van die hoge olieprijzen werkte door naar voedsel en andere producten.
1930
Olie producerende landen die hun piek reeds voorbij zijn:
pieko l ie en k l i m aatveranderin g
H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : het hoo f d
Miljard vaten per jaar
28
ook dat de niet conventionele oliën zoals teerzanden en diepzee-olie nooit méér dan 4 à 5 miljoen vaten per dag zouden opbrengen en dit zelfs met moeite zouden halen, opnieuw een veel lager cijfer dan de voorspellingen van de USGS. Een dergelijke vertrouwelijke conferentie achter gesloten deuren werd ook gehouden in de eerste dagen van de klimaatverandering en leidde tot de oprichting van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC). Een verdere aanwijzing dat we dicht bij de piek zijn is de aard van de nieuwe ontdekkingen waarvan de markt dezer dagen opgewonden wordt. Van deze ontdekkingen wordt verwacht dat ze het tekort zullen compenseren wanneer de conventionele oliewinning begint te dalen. Een van de nieuwe opwindende ‘onconventionele’ bronnen van de olieproductie zijn de Alberta teerzanden in Canada. Het probleem met de teerzanden is dat de olie erg dik en kleverig is, het is meer zanderig bitumen
‘Het is cruciaal wanneer de mondiale piek zal plaatsvinden. Wanneer dit snel gebeurt zullen de gevolgen verschrikkelijk zijn. Olie is uitgegroeid tot de belangrijkste energiebron van de wereld. Er bestaat geen kant en klare vervanging en er zullen tientallen jaren nodig zijn om samenlevingen eraan te ontwennen. Piekolie kan om die reden de grootste economische uitdaging betekenen sinds het begin van de Industriële Revolutie.’ Richard Heinberg
‘Als de Irakese productie niet exponentieel stijgt tegen 2015, dan hebben we een zeer groot probleem, zelfs als SaoediArabië al zijn beloften nakomt. De getallen zijn heel eenvoudig, je hoeft er geen expert voor te zijn.’ Fatih Birol, hoofdeconoom Internationaal Energy Agentschap, 2007
H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : het hoo f d
pieko l ie en k l i m aatveranderin g
dan olie. De olie kan op twee manieren ontgonnen worden uit de teerzanden. De eerste manier is om de olie uit te graven met enorme graafmachines en haar te transporteren in vrachtwagens ter grootte van een huis en haar te ‘wassen’ in een soort enorme wasmachine. Ongeveer 20 procent van de olie wordt op deze manier gewonnen. De rest wordt ter plaatse onttrokken. Er wordt stoom onder de grond gepompt en de olie wordt eruit gehaald.22 Het resultaat is een synthetische brandstof (‘synfuel’) van lage kwaliteit, die dan geraffineerd wordt tot bruikbare olieproducten. Als de Alberta teerzanden het beste zijn wat we hebben, dan zitten we echt in de problemen. Men schat dat Alberta 175 miljard olievaten bevat, wat ervoor zorgt dat Canada in de top vier of vijf van olieproducerende landen in de wereld staat. Olie uit teerzanden is veel duurder om te produceren dan de meeste andere bronnen van olie, maar met een stijgende olieprijs worden deze oliebronnen steeds haalbaarder ondanks hun moeizamere ontginning. Er trekken oliemaatschappijen naar dit gebied en Fort McMurray, de belangrijkste stad van het district, is een snelgroeiende stad. Clive Mather, de CEO van Shell Canada, beschrijft de werkzaamheden in het gebied als de grootste die hij het bedrijf ooit heeft zien ondernemen. Mensen van over de hele wereld verhuizen daar naartoe voor de ‘nieuwe goudkoorts’.23 De winning uit teerzanden zou je kunnen vergelijken met de poging cacaopoeder uit een enorme chocoladecake te verwijderen. Greenpeace schat dat tegen 2011 de jaarlijkse winning uit teerzanden zal zorgen voor meer dan 80 miljoen ton CO2-equivalent. Dit is meer dan wat tegenwoordig door alle Canadese auto’s wordt uitgestoten.24 De winning uit teerzanden vereist ook het omhakken van grote gebieden zeer oud arctisch woud. De twee belangrijkste zwaktes van het proces zijn hoe de stoom, die de olie en het zand scheidt, geproduceerd wordt, en waar het water, om de stoom te maken, vandaan komt. Je kán zuiver, kostbaar aardgas (een grondstof die
water, die uit de Athabascarivier kan worden gehaald, is niet oneindig en het is een belangrijke factor die de winning beperkt. Ondanks de waanzin van de winning uit teerzand, worden er grote sommen geld bijeengebracht om dat te realiseren, wat op zijn minst gedeeltelijk te wijten is aan het feit dat het een van de weinige plaatsen in de wereld is waar privéinvesteringen in de oliewinning mogelijk zijn. Laat ons op dit punt de vergelijking maken met een bar. Traditionele boring van goede ruwe olie, zoals in Saoedi-Arabië, is alsof je aan een bar staat terwijl een charmante barman je pint onmiddellijk tapt uit het vat in de kelder. Teerzand is alsof je in een bar aankomt en dan ontdekt dat al het bier op is, maar je hebt zoveel dorst dat je begint te fantaseren over het equivalent van vijfduizend pintjes die op het tapijt gemorst zijn in het dertigjarig bestaan van deze bar. Daarom verzin je een methode waarbij je het tapijt kookt om het bier er weer uit te halen. Het is de wanhopige, nutteloze handeling van een alcoholist die zich geen leven kan inbeelden zonder het voorwerp van zijn verslaving, en dit is alleen haalbaar omdat de olieprijzen hoog en aardgasprijzen laag zijn (hoge olieprijzen zijn het enige van de twee waarop we kunnen rekenen). Ook een ander recent verhaal geeft de minder geruststellende aard van onze nieuwe ontdekkingen aan. Het gaat om een vermoedelijk enorme vondst van nieuwe olievoorraden in de Golf van Mexico in 2006. ‘Tussen 3 en 15 miljard vaten’ volgens de overenthousiaste speculatie van de pers28 (dat is een héél grote hoeveelheid), wat vele commentatoren ons doet wijsmaken dat piekolie nu officieel onzin is en dat we allemaal gerust kunnen slapen. Dit verhaal is gekozen om aan te tonen dat er nog steeds enorme onbenutte voorraden zijn, dat de zwartkijkers over piekolie het bij het verkeerde eind hebben – en kijk, het bewijs bevindt zich hier in de Golf van Mexico. Als je tussen de regels van dit verhaal doorleest, zul je merken dat het niet zo geweldig is als het op eerste zicht lijkt. De olie, die overvloedig zou kunnen
© greenpeace / ray giguere
30
De teerzanden in Alberta. Het wanhopige gevecht om ‘niet-conventionele olie’ leidt tot vernielde landschappen, huizenhoge koolstofemissies en een zeer lage EROEI.
ook stilaan uitgeput raakt)25 nemen en verbranden tot stoom om synthetische brandstof te produceren, een ruwe olie van lage kwaliteit. Maar het is waanzin. Dit is geen ‘goudkoorts’. Inderdaad, Matt Simmons, een investeringsbankier in de energie-industrie, beschreef het eens als: ‘Heren, we hebben net goud in lood veranderd.’26 Het is het onderste uit de jerrycan schrapen. En dit bevestigt eerder het piekolie-argument dan het te ontkennen, wat diegenen doen die zeggen: ‘Zie je wel, er is nog veel over.’ Het maakt duidelijk dat we het middelpunt van het Olietijdperk bereikt hebben, en dat het tijdperk van goedkope olie werkelijk voorbij is. Eén band alleen al van één van de enorme vrachtwagens, kost meer dan € 50.000. Productie uit teerzanden vereist dat de olieprijzen hoog blijven om haar haalbaar te laten blijven. Maar we zouden ons ook moeten afvragen hoe hoog de prijs van aardgas moet stijgen voor winning uit teerzanden weer onrendabel wordt. De andere beperkende factor in teerzandproductie, naast goedkoop aardgas, is water. Men schat dat er tussen twee en vier vaten water nodig zijn voor elk vat synthetische ruwe olie dat gewonnen wordt uit teerzand.27 De hoeveelheid
31 zijn maar die waarschijnlijk eerder teleurstellend zal blijken, bevindt zich onder anderhalve kilometer oceaan en zes kilometer gesteente in de Golf van Mexico, waar bovendien de meeste orkanen voorkomen. De huur van gespecialiseerde werktuigen die nodig zijn om in dergelijk water te boren, kan tot een half miljoen dollar per dag bedragen.29 Bemerk het verschil met het gemak waarmee we in land boren, in de gigantische velden van Saoedi-Arabië of Mexico, tel daarbij de dalende omvang van nieuwe ontdekkingen op en het wordt meteen duidelijk dat we gewoon kruimels bijeengraaien. In een rapport van 2007 30 heeft het IEA het over iets wat eufemistisch een ‘voorraadtekort’ in 2012 wordt genoemd. De redenen daarvoor, beweren zij, zijn complex en uiteenlopend, maar hebben niets te maken met piekolie. Dit wordt herhaald in het rapport van 2008. Andrew Leonard schreef het volgende op de website www.salon.com: ‘Om het rapport bondig samen te vatten: het probleem is niet dat de olievoorraden van de aarde uitgeput raken, maar dat op dit moment de boortorens in open zee schaars en duur zijn, dat geschoolde werkkrachten zeldzaam zijn en dat de transportinfrastructuur beperkt is; verder wordt investering en ontwikkeling verhinderd door politieke factoren zoals het inzetten van grondstoffen voor nationalistische doeleinden (resource nationalism) in landen als Venezuela en Rusland en geopolitieke risico’s in Iran en Nigeria. Het rapport lijkt te zeggen dat de logistiek het echte probleem is en niet de effectieve hoeveelheid olie in de grond. De conclusie is dus dat, zelfs al zijn er bijna drie miljoen nieuwe vaten nodig per jaar om de afname van bestaande olievelden te compenseren, de risico’s van bovengrondse aanvoer op middellange termijn groter zullen worden dan de risico’s van ondergrondse winning.’ 31 Leonard heeft echter sterke twijfels bij de gegeven redenen en besluit dat ‘wat ruikt naar piekolie, het waarschijnlijk ook is’. Piekolie is een heel grote
‘Een andere reden waarom piek voorspellingen vandaag waarschijnlijk accurater zijn, is dat het aantal twijfelgebieden snel afneemt. Dit punt werd me heel duidelijk gemaakt door Jason Nunn, een Britse directeur van het PFC energy-consultancybureau in Washington. “Toen iedereen in de jaren ’70 en ’80 zei dat de olie op zou raken, bevonden maar heel weinig landen zich in de plateaufase, laat staan in de dalende fase. Vandaag zit de meerderheid van de landen in de plateaufase en vele zijn er al voorbij. Dertig jaar geleden waren veel delen van de wereld nog niet geëxploreerd, terwijl er vandaag nog maar weinig plekken zijn waar dat nog niet is gebeurd. Het is anders nu.”’ David Strahan (2007), The Last Oil Shock: a survival guide to the imminent extinction of petroleum man, John Murray
32
Transitie-instrument 1 De ‘doe het zelf’-piekoliepresentatie
‘Piekolie heeft met alles te maken. Mensen zouden ervan moeten weten, maar dat is niet zo. Wanneer hij zal pieken, of dat de piek al voorbij is, weet ik niet, maar als er morgen geen olie meer is, zitten we vast. We zijn er voor alles afhankelijk van.’ Zac Goldsmith, uit Flintoff, J.P. (2007) ‘You’re going green... or else’, The Sunday Times, 9 september 2007
‘Het meest intrigerende aan dit hevige debat over de vraag of de olieproductie binnenkort zal pieken – en een einde zal maken aan de discodagen van het aardolietijdperk – is dat het sowieso zal gebeuren.’
pieko l ie en k l i m aatveranderin g
H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : het hoo f d
Er zijn twee manieren om een piekolie presentatie te geven. De eerste manier is voor een groep gaan staan en een verhaal vertellen. De tweede is de groep aan te zetten zelf de presentatie te geven. Hoe kan dat, zul je denken, als de groepsleden niets van het onderwerp weten? Aha! Hier komt de ‘doe het zelf’-piekolie-presentatie op de proppen. Print gewoon een goede piekolie-(dia)presentatie uit (op www.transitionetwork.org staat er één die goed te gebruiken is) op A3- of A4bladen en op de achterkant van elk blad schrijf je een korte en duidelijke uitleg van de dia op de voorkant. Daarna verdeel je de papieren onder de deelnemers en nodig je ze uit, zoals gasten op een feestje, om elkaar op te zoeken en elkaar de informatie te vertellen die op hun ‘dia’s’ staat. Naast het feit dat het een leuke manier is om kennis te maken met piekolie, werkt het ook als een fantastische ijsbreker tijdens een grote bijeenkomst of aan het begin van een cursus.
Christopher Flavin, Voorzitter van het Worldwatch Institute
olifant in de kamer, een die men steeds moeilijker kan negeren. Hoewel alle kwesties, die aangekaart zijn door het IEA, aan de orde zijn, worden ze steeds meer verergerd door geologische beperkingen. De laatste reden die me ervan overtuigt dat de piek nabij is, is de verandering in de financiële praktijken van de grote oliebedrijven. Ten eerste: de steeds frequentere en spectaculairdere fusies tussen oliebedrijven, een praktijk die soms ook ‘prospecteren op Wall-Street’ genoemd wordt. De prijs
van de aandelen van een oliebedrijf hangt af van de voorraden, met andere woorden van de toekomstige winning waartoe het de toegang verzekerd heeft. Aangezien de dalende trend in de olieontdekkingen, die al bezig is sinds 1965, zich voortzet (zie figuur 2, pag.29), wordt het steeds moeilijker voor bedrijven om hun voorraden tegenover hun winning op peil te houden. Het is de gewoonte geworden bij grote oliebedrijven om kleinere bedrijven op te kopen en zo hun voorraden over te nemen. Hoewel oliebedrijven dit altijd al gedaan hebben, gebeurt dit nu op steeds grotere schaal. In een recent artikel onderzocht David Strahan de waarschijnlijkheid van een fusie van Shell met BP, iets wat in normale omstandigheden totaal ondenkbaar zou geweest zijn.32 En dit ondanks hun verklaring dat piekolie zo ver weg is, dat het zelfs niet de moeite loont om erover na te denken. Mocht deze transactie doorgaan, dan zou ze vooral ingegeven zijn door het feit dat beide olie winnen, maar steeds meer moeite hebben om de geproduceerde grondstoffen te vervangen door nieuwe reserves. Een andere fascinerende ontwikkeling is dat de grote oliebedrijven hun eigen aandelen terugkopen. Men schat dat als Chevron Corporation doorgaat met het aankopen van haar eigen aandelen tegen hun huidige waarde en aan het huidige tempo (voor de volgende drie jaar heeft ze vijftien miljard dollar uitgetrokken), ze haar aandelen geliquideerd zal hebben tegen 2023.33 Exxon doet hetzelfde met dertig miljard dollar per jaar. Door de huidige brandstofprijzen baden de oliebedrijven in geld dat ze slechts op weinig plaatsen kunnen investeren. Door de terugloop van het aantal ontdekkingen wordt prospectie gezien als een slechte investering die te weinig oplevert. Dat piekolie nu een factor is in het beslissingsproces van oliebedrijven, werd in de verf gezet in het rapport 2007 Global Upstream Performance Review dat stelde: ‘We geloven dat het thema (piekolie) deel uitmaakt van de langetermijnplanning van de sec-
tor. Als de theorie van piekolie klopt, en er een daling in de wereldwijde winning op handen is, dan zal een bedrijf moeten kiezen tussen vier mogelijkheden: proberen een dominante partij op de markt te worden, zich toeleggen op een specifieke niche in de oliemarkt, activa binnenhalen of tot een snelle liquidatie overgaan.’ 34 De terugkoop van aandelen is een duidelijke aanwijzing van de voortdurend dalende ontdekkingen en dalende opbrengst van de investeringen in exploratie. Dit wijst erop dat oliemaatschappijen plannen beginnen te maken voor hun eigen inkrimping. Dit zijn, voor mij, de vijf belangrijkste redenen waarom piekolie dichtbij is. Er zijn er nog veel meer, zoals je zult ontdekken als je de bronnenlijst bestudeert achterin dit boek of sommige van de relevante websites.35 Uiteindelijk zijn olie en gas eindige bronnen. Het is vandaag de dag duidelijk dat minstens 60 van de 98 olieproducerende landen inzakken en dat zelfs de machtige olieproducerende landen zoals Saoedi-Arabïë het moeilijk hebben om aan de vraag te voldoen.36 Aangezien het bereiken van het piekoliemoment een kantelpunt zal zijn van ongeziene proporties, is de vraag wanneer we dit kunnen verwachten, gerechtvaardigd.
Piek wanneer? Je kunt je voorstellen dat er uiteenlopende voorspellingen bestaan over wanneer precies de mondiale oliewinning haar piek zal bereiken, al worden de verschillen tussen de meningen steeds kleiner. Deze meningsverschillen zijn vooral te wijten aan het feit dat veel van de informatie die nodig is om een precieze voorspelling te doen, niet openbaar is. Ongeveer 80 procent van de wereldolie is in handen van nationale oliemaatschappijen, die niet verplicht zijn om gegevens betreffende hun reserves vrij te geven. In Saoedi-Arabië en Koeweit, bijvoor-
33 beeld, zijn de gegevens over reële reserves staatsgeheim en worden verwoed beschermd. Private oliemaatschappijen – de Shells en de Totals van deze wereld, verantwoordelijk voor een relatief klein aandeel van de wereldolie – moeten hun gegevens wél openbaar maken. Toch moeten ze balanceren op de dunne scheidslijn tussen het tevreden houden van de regulerende overheid en de aandeelhouders en tegelijkertijd het beschermen van concurrentiegevoelige informatie. Gezien de ernstige gevolgen van piekolie voor de wereld kunnen we enkel nog deze beslissing nemen: geloven we de beweringen van regeringen en oliemaatschappijen dat alles goed gaat en dat er geen reden tot ongerustheid is ondanks alle bewijzen van het tegendeel, of zetten we vraagtekens achter deze zelfingenomenheid en richten we ons eerder op wat de olie-industrie doet in plaats van op wat ze zegt? George Monbiot, milieuauteur en activist, zegt het extreem: ‘We kunnen enkel hopen op een zachte landing als de cijfers van de olieproducenten juist zijn en als de regeringen ingrijpen voor het te laat is. Ik hoop dat dit u geruststelt.’ 37 In Ten onder te boven (The Upside of Down) vergelijkt Thomas HomerDixon onze situatie met een auto die in dichte mist met hoge snelheid op een plattelandsweg rijdt.38 We weten dat we snel vooruitgaan en we horen de motor draaien, maar daarbuiten hebben we geen houvast om in te schatten hoe snel we gaan. Onze kaart suggereert een rechte weg en we hebben tenslotte haast. ‘In de mist rijden is natuurlijk niet verstandig,’ schrijft hij, ‘en toch is dat precies wat we nu aan het doen zijn.’ Rijden zonder zicht. Kenneth Deffeyes, auteur van Beyond Oil 39 voorspelde openlijk dat de piek voor mondiale oliewinning zou vallen op Thanksgiving Day 2005 (dat is donderdag 24 november voor mensen buiten de Verenigde Staten).40 Hoewel hij ongeveer dezelfde spot over zich heen kreeg als M. King Hubbert, zou hij wel eens gelijk kunnen hebben als we enkel naar conventionele olie kijken. De conventionele
‘De wereldolievoorraad is naar ons oordeel groot genoeg om tot 2030 aan de verwachte vraag te voldoen. World Energy Outlook 2007, IEA
‘Alhoewel de mondiale oliewinning naar verwacht niet zal pieken voor 2030, wordt geschat dat de winning van conventionele olie voor die tijd zal afvlakken.’ World Energy Outlook 2008, IEA
34
pieko l ie en k l i m aatveranderin g
3) Wereldproductie ruwe aardolie en lease condensate* (miljoen vaten per dag)
‘Niemand hier of elders beweert dat conventionele olie in de nabije toekomst zal opraken. De piekolie-theorie is eerder een evoluerende, gesofisticeerde blik op de conventionele oliewinning en de mogelijkheid van vervangmiddelen om aan de groeiende vraag naar deze cruciale fossiele brandstof te voldoen, terwijl de beschikbare voorraden onvermijdelijk aan het krimpen zijn. Het gaat hier alleen over het juiste tijdstip van die dalingen. We kunnen hier enkel aan toevoegen dat de menselijke psyche de sterke neiging tot ontkenning heeft wanneer ze met zeer bedreigende gebeurtenissen wordt geconfronteerd.’
76
Piek mei 2005: 74.30
➊
Piek december 2005: 74.27
➋
➌ daling
72
-1% p er jaa r
da
lin
g
-4
%
pe
rj
aa
r
64
60
sep ’12 –
mei ’12 –
jan ’12 –
sep ’11 –
sep ’10 –
jan ’10 –
mei ’10 –
sep ‘09 –
jan ‘09 –
mei ‘09 –
sep ‘08 –
mei ‘08 –
jan ‘08 –
sep ‘07 –
jan ‘07 –
oliewinning blijkt in mei 2005 gepiekt te hebben op 74,2 miljoen vaten per dag en is sindsdien aan het dalen (zie figuur 3).41 De productie van alle vloeibare brandstoffen (inclusief teerzanden, biobrandstoffen, diepzee-olie, al het moeilijker-te-ontginnen-spul) is eveneens de laatste twee jaar afgevlakt, ondanks de sterk gestegen prijzen en de enorme sprong in de vraag van China en India in de periode 2005-2008, maar dat betekent niet noodzakelijk dat de piek feitelijk al bereikt is. Andere onderzoekers geven een reeks data voor de oliepiek. Het Oil Depletion Analysis Centre houdt het op 2007 42, Colin Campbell 43 en Chris Skrebowski 44 zeggen 2010, en Jean Laherrere 2015.45 De sceptici, zoals de Cambridge Energy Research Associates (CERA), discussiëren niet langer over de
mei ‘07 –
sep ‘06 –
jan ‘06 –
mei ‘06 –
sep ‘05 –
jan ‘05 –
mei ‘05 –
sep ‘04 –
mei ‘04 –
jan ‘04 –
sep ‘03 –
jan ‘03 –
mei ‘03 –
sep ‘02 –
voorspelling
jan ‘02 –
56
mei ‘02 –
* Lease condensate is een mengsel dat vooral bestaat uit pentaan en zwaardere koolwaterstoffen, dat wordt verkregen als bijproduct van aardgaswinning op de installatie zelf. Vloeistoffen, zoals butaan en propaan, die van nature met gas meekomen, worden verderop in het verwerkingsproces van het gas gescheiden. Zij behoren niet tot lease condensate. Bron: EIA, Skrebowski et al.
Vaten per dag (in miljoenen)
68
jan ’11 –
Piek juli 2006: 74.14
mei ’11 –
➊ ➋ ➋
H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : het hoo f d
Figuur 3. De productie van conventionele aardolie lijkt op zijn minst te hebben gepiekt in 2005 en het neerwaartse plateau is ingezet. De vraag is of de niet conventionele oliebronnen in staat zullen zijn de groeiende kloof te dichten. Overgenomen van: Tony Eriksen, www.theoildrum.com
vraag of de olie zal pieken, maar eerder wanneer het zal gebeuren.46 De CERA-studie, die bij zijn publicatie in 2006 van de media een hoop commentaar kreeg in de trant van ‘de piekolie-theorie is dood’, werd (naar mijn mening) volledig weerlegd door een uitstekend stuk van Dave Cohen, die de CERAargumentatie analyseerde en ontoereikend vond.47 Cohen weerlegde de stelling uit het rapport dat ‘CERA niet akkoord gaat met het eenvoudige idee van een dreigende piek in oliewinning noch met het idee dat de olie nadien snel zal opraken’. Cohen schrijft:
Ik ben niet gekwalificeerd om je een exacte voorspelling te geven wanneer de piek zal plaatsvinden. Anderzijds leun ik van nature aan bij diegenen die geen gevestigde belangen hebben, die onafhankelijk zijn van staats- of commerciële belangen, maar die de gegevens grondig hebben geanalyseerd. Voorspellingen over piekolie verschillen van ‘het is al gebeurd’ tot ‘het zal nooit gebeuren’. Gegeven echter het feit dat sommige oliebedrijven nu niet enkel het concept erkennen, maar er data beginnen op te plakken, leeft iedereen die denkt dat er nog tweehonderd jaar lang olie zal zijn in een sprookjeswereld. Thierry Desmarest, directeur van de Franse oliemaatschappij Total, zei onlangs dat de mondiale oliewinning de honderd miljoen vaten per dag nooit zal overschrijden.48 Hij vertelde op een congres in Nederland: ‘Wij denken dat de oliepiek rond 2020 bereikt zou kunnen worden als we deze groei in productie blijven aanhouden.’49 Lord Ron Oxburgh, voormalig voorzitter van Shell, zei onlangs dat de mondiale oliewinning ‘zijn plateau zou kunnen bereiken binnen twintig jaar en ik zou verbaasd zijn als dit niet gebeurt’. Hij voegde eraan toe: ‘We komen misschien al slaapwandelend terecht in een probleem dat in feite heel serieus zal worden, en op het ogenblik dat het echt tot ons doordingt zou het te laat kunnen zijn om er nog iets aan te doen.’50
35 Eind oktober 2007 publiceerde de Duitse Energy Watch Group een rapport dat de gegevens herbekeek en zeer overtuigend stelde dat de wereldproductie eigenlijk al piekte in 2006 en ‘zal beginnen te dalen met een snelheid van enkele procenten per jaar’. Het rapport stelde ook dat de reserves in het Midden-Oosten veel lager liggen dan voordien gedacht en besloot als volgt: ‘De wereld staat aan het begin van een structurele verandering van zijn economisch systeem. Deze verandering zal in gang gezet worden door de afnemende voorraden fossiele brandstoffen en zal vrijwel alle aspecten van ons dagelijks leven beïnvloeden. De huidige transitieperiode zal waarschijnlijk zijn eigen regels kennen, die enkel gedurende deze periode geldig zijn. Er kunnen dingen gebeuren die we nog nooit eerder meegemaakt hebben en die we misschien na deze transitieperiode ook nooit meer mee zullen maken. De manier waarop we met energievraagstukken omgaan zal waarschijnlijk fundamenteel moeten veranderen.’ 51 Tot relatief recent heeft de Britse regering piekolie niet erkend, althans niet publiekelijk. Een rapport over transport van een paar jaar geleden in opdracht van het Britse Ministerie van Financiën stelde dat ‘voorzien wordt dat brandstofprijzen met 26 procent zullen dalen tot 2025. Men gaat uit van een olieprijs van $35 per vat in 2025.’ Toen deze voorspelling werd gepubliceerd kostte de olie al $50 per vat! 52 Onlangs nog schreef de Britse regering in antwoord op een online petitie over piekolie dat de regering ‘op basis van de beschikbare analyses en gegevens schat dat de wereldvoorraden olie en gas voldoende zijn voor economische groei in de nabije toekomst.’ 53 Ik denk dat we de verklaringen van Desmarest en Oxburgh kunnen zien als begin- en eindpunt in de voorspellingen van wanneer de piek zich zal voordoen. De meerderheid van de schattingen valt nu tussen 2010 en 2015. Slechts weinig geloofwaardige
‘Voor niet-OPEC-landen verwachten we dat de winning van conventionele olie binnen drie, vier jaar een plateau zal bereiken, en gaat dalen... Voor de wereld als geheel, aangenomen dat OPEC tijdig zal investeren, kan de mondiale olie voort, maar we verwachten toch dat ook deze rond 2020 zal afvlakken, wat natuurlijk geen goed nieuws is vanuit het oogpunt van de wereldolievoorziening.’ Fatih Birol, hoofdeconoom IEA, in een interview met George Monbiot ‘At Last A Date’, the Guardian, 15 december 2008
200
150
60
100
50
50
onderzoekers plaatsen hun voorspelling na 2020. Eigenlijk is de exacte datum van piekolie niet zo belangrijk. Wat wel van belang is, is het feit dat piekolie onvermijdelijk is, dat het binnenkort zal gebeuren en dat we nog niet eens begonnen zijn na te denken over wat we eraan zouden kunnen doen. Het valt nog af te wachten wat de invloed op onze gemeenschappelijke psyche zal zijn als we over de top de berg zien hoe de afdaling zich voor ons uitstrekt. Figuur 4 geeft een samenvatting van ons probleem. We kunnen zien hoe dicht vraag en aanbod samenvallen en hoe de winning in de afgelopen twee jaar een plateau heeft bereikt. Ook al heeft de crisis momenteel de vraag doen dalen, vraag en aanbod zullen elkaar onvermijdelijk opnieuw ontmoeten. En dan zal blijken dat we ons bij gebrek aan olie niet ‘uit de crisis kunnen groeien’. Wanneer dat
jan ’13 –
sep ’12 –
jan ’12 –
mei ’12 –
sep ’11 –
jan ’11 –
mei ’11 –
sep ’10 –
jan ’10 –
mei ’10 –
sep ‘09 –
jan ‘09 –
mei ‘09 –
sep ‘08 –
jan ‘08 –
mei ‘08 –
sep ‘07 –
jan ‘07 –
mei ‘07 –
sep ‘06 –
jan ‘06 –
mei ‘06 –
sep ‘05 –
jan ‘05 –
mei ‘05 –
voorspelling 40
0
Figuur 4. Door de vraag en de stijgende olieprijs toe te voegen aan de gegevens van figuur 3, onthult deze grafiek het begin van de komende kloof tussen vraag en aanbod, wat de IEA eufemistisch een ‘kreukje in het aanbod’ noemde. Bron: Tony Eriksen, www.theoildrum.com
punt eenmaal bereikt is, zal de kloof tussen vraag en aanbod gestaag breder worden en zal de prijs navenant sterk stijgen. Men zegt vaak dat nieuwe ideeën drie fasen doorlopen. Eerst worden ze in het belachelijke getrokken, vervolgens genegeerd en uiteindelijk worden ze geaccepteerd alsof het altijd zo geweest is. Op de conferentie van de Association for the Study of Peak Oil in Cork, Ierland, in september 2007, zei de voormalige minister van Energie van de Verenigde Staten, James Schlesinger: ‘Wat het concept betreft is het gevecht voorbij. De piekers hebben gewonnen. We zijn allemaal piekers nu.’
US$
70
sep ‘04 –
*Geheel vloeibaar zijn: ruwe aardolie, lease concentrate, NGPL, ethanol, BTL, CTL, GTL en winningen uit het raffinageproces. Bron: Supply & Demand – IEA; prijs (USD) – EIA; Chris Skrebowski Megaprojects et al.
➋
80
jan ‘04 –
Piek plateau 2006 – 2009: 85 – 86 MVD
250
➊
mei ‘04 –
➋
Juni ‘07: 84,19 (IEA)
90
sep ‘03 –
Piek-som vloeibare brand- stoffen Juli ‘06: 86,13 (IEA)
300
jan ‘03 –
➊
100
mei ‘03 –
Olieprijs US$
Klimaatverandering
sep ‘02 –
Aanbod MVD
■■
4) Vraag en aanbod van geheel vloeibare brandstoffen* (MVD: miljoen vaten per dag) en olieprijs (in dollar: US$)
jan ‘02 –
■■
pieko l ie en k l i m aatveranderin g
mei ‘02 –
Vraag MVD
MVD (miljoenen vaten per dag)
■■
H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : het hoo f d
Tot ongeveer een jaar geleden werd klimaatverandering gezien als een onderwerp dat te onaantrekkelijk was om je echt mee bezig te houden. De meeste mensen keken liever de andere kant op. Intussen echter is klimaatverandering meer gemeengoed geworden. Popidolen, overheden en organisaties sloofden zich uit om ‘CO2-neutraal’ te worden. Van de Live Earth-concerten tot de Global Cool-campagne, die beroemdheden inzet om het bewustzijn te vergroten:54 de campagne tegen klimaatverandering is snel gegroeid. Supermarkten zoals Tesco en Walmart hebben verregaande analyses gemaakt van hun CO2-voetafdruk en lijken de kwestie zeer serieus te nemen, net zoals politici en beleidsmakers (in theorie tenminste). Ik schrijf dit deel over klimaatverandering met een nog grotere ongerustheid dan het deel over piekolie, omdat het een zo snel evoluerend onderwerp is. Wat ik ook schrijf, het zal bijna zeker door de feiten ingehaald zijn tegen de tijd dat dit boek wordt uitgegeven. Klimaatverandering gebeurt sneller dan de meeste modellen kunnen bijhouden, zodat verwachtingen voortdurend overhoop gehaald worden; modellen worden steeds herzien en bijgewerkt naarmate de schaal van deze uitdaging duidelijker wordt. Wanneer je het onderwerp begint te bestuderen is klimaatverandering uitermate angstaanjagend. Als je het niet angstaanjagend vindt, heb je het in feite niet echt begrepen. Het is een terrein waarop men gemakkelijk zijn toevlucht kan nemen tot apocalyptische angststrategieën, hoewel ik dat hier zal proberen te vermijden. De informatie op zich is al angstaanjagend genoeg zonder deze verder te dramatiseren. Sharon Astyk schreef onlangs: ‘Wanneer men naar klimaatwetenschappers luistert, is een van de meest verontrustende dingen de angst in de stem en de woorden van mensen die gewoonlijk niet bang zijn, en het gevoel dat over het algemeen
37 wetenschappers veel bezorgder zijn dan de meesten van ons.’ 55 We moeten realistisch zijn over waar we staan en ambitieus over wat we kunnen doen. Klimaatverandering is een enorm probleem maar de ergste gevolgen kunnen nog steeds vermeden worden als het lukt gezamenlijk het probleem aan te pakken. Transitie-initiatieven zijn slechts één van de vele CO2-reducerende technologieën, die, als ze op tijd toegepast worden – en dit is een grote ‘als’ – kunnen betekenen dat we de ergste extremen van klimaatverandering kunnen vermijden. En ik moet toegeven dat de trends er op dit ogenblik niet rooskleurig uitzien.
‘De belangrijkste oliebedrijven zijn begonnen te laten doorschemeren dat ze weten dat de toekomst van de olie-industrie erg zal verschillen van hoe deze tot nu toe geweest is. In plaats van te investeren in productie en ontdekking zijn alle belangrijkste bedrijven bezig met personeelsafvloeiingen en het consolideren van hun eigen bedrijf. Niets van dit alles wijst op een groeiende industrie. Insiders weten dat er waar dan ook erg weinig overtollige capaciteit te vinden is.’
Het algemene klimaat op aarde is absoluut aan het opwarmen; daarover is geen twijfel mogelijk. Ik heb geen grafieken, lijstjes en wetenschappelijke publicaties nodig die me daarvan moeten overtuigen. Alleen al in de tijd van mijn eigen leven heb ik het kli-
Dale Allen Pfeiffer (2006), Eating Fossil Fuels: oil, food and the coming crisis in agriculture, New Society Publishers
© istockphoto.com
36
38
pieko l ie en k l i m aatveranderin g
H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : het hoo f d
Een massa plastic narcissen… Een vreemde manifestatie van de ontkenning van klimaatverandering Het Lake District staat bekend, vooral ook door Wordsworth's gedicht, om zijn enorme hoeveelheid narcissen in het voorjaar. Door de extreem warme winter en milde lente kwamen de bloemen dit jaar veel vroeger dan gebruikelijk tot bloei. Het toeristenseizoen is economisch belangrijk en toen dat begon waren de narcissen al weer uitgebloeid en verwelkt. Het vakantiepark bij Fallbarrow, aan de oever van het Windermere-meer, reageerde hierop door dan maar duizenden narcissen van plastic en zijde te planten. Woordvoerster Caroline Guffogg vertelt: ‘Onze gasten vinden het prachtig om de narcissen in bloei te zien als ze hier komen voor de Paasvakantie, maar dit jaar waren de narcissen al half februari gaan bloeien. De kans was groot dat ze in april niet op
‘We hebben op z’n best tien jaar - geen tien jaar om te beslissen om tot actie over te gaan, maar tien jaar om het traject van mondiale broeikasgasuitstoot fundamenteel te veranderen.’ James Hansen, directeur, NASA Goddard Institute for Space Studies
hun best zouden zijn en daarom hebben we besloten om ze te vervangen. De imitatiebloemen zijn van hoge kwaliteit zijde en zien er heel realistisch uit. Ik denk niet dat veel mensen het verschil zullen zien, tenzij men de bloemen heel goed bekijkt.’ Ik zie dit als iets typisch voor de tijd waarin we leven. Ik vraag me af of de eigenaars van het park de link met klimaatverandering gelegd hebben. Zouden ze naast het planten van de plastic narcissen ook hun caravans geïsoleerd hebben, voedsel lokaal zijn gaan verbouwen, notenbomen hebben geplant en zonnepanelen hebben geïnstalleerd? Zo niet, dan is dit een ongelooflijke vorm van ontkenning, een beetje vergelijkbaar met mannen van een bepaalde leeftijd die hun resterende haar over hun kalende hoofd kammen.
maat zíen veranderen. Ik herinner me als kind dat de winters veel kouder waren; we moesten sneeuw scheppen voor de voordeur en er waren stroomstoringen door de sneeuwval. Daarna werd het weer wisselvalliger. Nu is het weer absoluut wisselvallig en zoals we zullen zien, zal het steeds onstabieler worden. Er worden voortdurend records gebroken. April in 2007 was de warmste aprilmaand ooit in het Verenigd Koninkrijk, juni in 2007 was de natste junimaand ooit, de maand augustus 2006 de warmste ooit, de lente in 2007 was de warmste lente ooit en juli 2006 de warmste julimaand, de zomer van 2007 was maar een paar millimeter verwijderd van de natste zomer ooit.56 Of zoals iemand op The Now Show op BBC Radio 4 zei: ‘Van CO2-uitstoot weet ik niet veel, maar ik weet wel dat er iets niet klopt als er een wesp op mijn kersttaart landt.’
Wat is de volgende stap? Misschien moeten we duizenden tonnen nepsneeuw op de top van de berg Fuji spuiten om de toeristen tevreden te houden? Of misschien is het leuk om enorme plastic ijsbergen naar de Noordpool te slepen zodat we net kunnen doen alsof het echte ijs niet smelt. We kunnen vakantiebaantjes creëren door studenten als Orang oetans te verkleden en ze in gebieden waar deze dieren bijna zijn uitgestorven door de bomen te laten slingeren. Of we kunnen ophouden met doen alsof en eindelijk beginnen met het aanpakken van het probleem. Echt. Transition Culture, dinsdag 20 maart 2007
Op de kletsnatte regennacht van vrijdag 20 juli 2007 (toen overstromingen grote delen van de Midlands onder water zetten), hoorde ik op de radio dat in twee uur tijd vier keer de gemiddelde neerslag van juli was gevallen. Op hetzelfde moment kreeg Griekenland te maken met uitzonderlijk heet weer, dat een maand later leidde tot de vreselijke bosbranden die het land overspoelden, met grote rookpluimen zichtbaar op satellietfoto’s van het land. We hebben allemaal klimaatverandering in ons dagelijks leven opgemerkt: bloemen die veel eerder dan voorheen beginnen te bloeien, zwaluwen die een maand vroeger terugkomen dan normaal, zoals in 2007, of het feit dat we onze verwarming in de winter minder vaak hoeven aan te zetten. Soms gaan mensen tot het uiterste om te doen alsof dit alles niet gebeurt (zie het artikel over narcissen hierboven).
Het broeikaseffect Het broeikaseffect is niet iets dat we recent hebben uitgevonden – zonder zou er geen leven op deze planeet bestaan. Zonder de laag van CO2 (koolstofdioxide) en andere gassen die de warmte vasthoudt, zou de gemiddelde temperatuur op aarde -18°C bedragen. De aarde heeft verschillende perioden van opwarming en afkoeling gekend gedurende haar geschiedenis. Tijdens de op een na laatste ijstijd lag de helft van Nederland en het Verenigd Koninkrijk onder anderhalve kilometer ijs, en in die ijslagen lag wereldwijd zoveel water opgeslagen dat de zeeniveaus tot wel 75 meter lager waren dan vandaag. Wetenschappers hebben recentelijk restanten ontdekt van volledige landschappen, met nederzettingen, meren, bossen, moerassen en heuvels, 135 meter onder water in wat nu de Noordzee is. Deze ontdekking werd gedaan door analyse van seismische gegevens van oliebedrijven en werd door wetenschappers ‘Doggerland’ gedoopt.57 Professor Vince Gaffney van het Institute of Archeology and Antiquity van de Universiteit van Birmingham, die het onderzoek leidde, zei: ‘De kusten, rivieren, moerassen en heuvels die we vonden waren gedurende duizenden jaren deel van een landschap dat vertrouwd moet geweest zijn voor honderdduizenden mensen en talloze diersoorten. Nu is het allemaal verdwenen.’ Hoewel het broeikaseffect dus een van de factoren geweest is die het leven op aarde mogelijk heeft gemaakt, wordt het een probleem wanneer de gassen die deze laag vormen (CO2, methaangas, lachgas, enzovoort) zich opstapelen en meer en meer warmte in de atmosfeer insluiten. Het is alsof je meer en meer dekbedden op een bed gooit; het leidt tot de problemen die we hieronder bespreken. Het aandeel CO2 in de totale atmosfeer om ons heen is zo klein dat het gemeten wordt in deeltjes per mil-
39 joen (ppm). Normaal is alles wat gemeten wordt in deeltjes per miljoen zo onbelangrijk dat het nauwelijks de moeite is om je zorgen over te maken. Het pre-industriële koolstofniveau bedroeg 278 ppm, maar begin 2009 bedroeg het 387 ppm. Deze schijnbaar verwaarloosbare stijging heeft reeds belangrijke gevolgen gehad die het delicate evenwicht van het klimaat op de planeet verstoren. Deze stijging werd veroorzaakt door de aanhoudende en steeds toenemende CO2-uitstoot in de atmosfeer door de verbranding van fossiele brandstoffen, door veranderingen in landgebruik, door ontbossing en zo verder, naast de toename van methaanuitstoot door mijnbouw, veeteelt en de drooglegging van moeraslanden, evenals van lachgas door landbouw en vliegtuigen. Hoewel antropogene (door menselijke activiteit veroorzaakte) broeikasgassen slechts ongeveer 30 procent van de totale uitstoot bedragen, was het genoeg om het zeer delicate evenwicht te doen kantelen. De stijging van de concentraties CO2 van 278 ppm tot 387 ppm heeft wereldwijd geleid tot een gemiddelde temperatuurstijging van 0,8°C boven preindustrieel niveau.58 Hoewel het misschien niet veel lijkt, heeft net dit beetje stijging alarmerende veranderingen teweeggebracht over de hele wereld, zoals het op grote schaal wegsmelten van het ijs in de Himalaya, heviger moessonregens in India, Nepal en Bangladesh, oprukkende droogte in Australië, stijgende frequentie van tropische orkanen, evenals, zou je kunnen zeggen, de spectaculaire overstromingen die de Midlands in het Verenigd Koninkrijk troffen in de ‘zomer’ van 2007. In Alaska, waar de gemiddelde temperatuur met 3 tot 4°C is gestegen, zijn huizen en wegen onbruikbaar geworden omdat de permafrost smelt. Dit zorgt voor het vrijkomen van meer methaangas, dat een veel krachtiger broeikasgas is dan CO2. Zeeniveaus stijgen en de snelheid waarmee dit gebeurt neemt toe. In de periode 1993-2006 was er een gemiddelde stijging van 3,3 mm per jaar, veel meer dan de voorspelling in 2001
‘De wetenschappelijke consensus die in dit uitgebreide rapport over de door de mens veroorzaakte klimaatverandering gepresenteerd wordt, zou alarmbellen moeten doen rinkelen in elke nationale hoofdstad en elke lokale gemeenschap.’ Klaus Topfer, United Nations Environment Program, in reactie op het IPCC’s Third Assessment Report, januari 2001
‘We spreken hier niet over een trage, gecontroleerde verandering. Hij is snel, hij is onvoorspelbaar, en hij is ongezien in de menselijke beschaving.’ Adam Markham, Wereldnatuurfonds
Bestaat er zoiets als een veilige grens? Als we de grens van 1°C overschrijden, wat nu onvermijdelijk lijkt, zal er helemaal geen sneeuw meer liggen op de Kilimanjaro. Ook zal het Great Barrier rif bijna helemaal ten onder gaan en zal een aantal eilandstaten overstroomd worden door een stijgende zeespiegel. Wanneer de temperatuur stijgt met 2°C,
Laten we even terugkeren naar het ijs van de Noordelijke IJszee, want dit zou uiteindelijk wel eens de sleutel tot de toekomst van de menselijke beschaving kunnen zijn. Het vierde evaluatierapport van het Intergovernmental Panel on Climate Change
41
5) IJsoppervlakte Noordelijke IJszee 9
8,5
8
7,5
7
‘Een gemiddelde inwoner van het Verenigd Koninkrijk zal al na 22 weken van zijn leven verantwoordelijk zijn voor de uitstoot van evenveel CO2 als iemand in Tanzania gedurende zijn hele leven.’
6,5
6
5,5
Figuur 5. De gemiddelde ijsoppervlakte van de maand augustus 1979 tot augustus 2008. Let op de steile achter uitgang van augustus 2007. De maandelijks gemiddelde oppervlakte van augustus 2007 was 5,32 km2, 31% beneden het lange termijngemiddelde van 7,67 km2. Deze sterke afname kwam voor degenen die de observaties van de Noordelijke IJszee verrichten als een complete verrassing. Bron: National Snow and Data Center
(IPCC) in 2007 leerde ons: ‘Het poolijs reageert gevoelig op de opwarming van de aarde. Terwijl de veranderingen in de zee-ijslaag in de winter beperkt blijven, vermoedt men dat het zomerijs tegen het einde van de 21ste eeuw bijna volledig verdwenen zal zijn.’ 66 Er verschijnt echter meer en meer informatie over dit onderwerp,67 en hieruit blijkt dat het ijs veel sneller smelt en dat het ook veel gevoeliger is voor temperatuurstijgingen dan we eerder dachten. De laatste twee jaar is 22 procent van het ijs al ge-
2008 –
2005 –
2002 –
1999 –
1996 –
1993 –
1990 –
1987 –
1984 –
1984 –
5
Andrew Simms et al. (2006), The UK Interdependence Report, New Economics Foundation
1981 –
Robert Watson, IPCC
Tot hoe ver kunnen we realistisch gezien de temperatuurstijging op aarde laten komen? Het antwoord hierop is dat we het best vandaag nog stoppen met alle uitstoot van broeikasgassen. Dit zal echter duidelijk niet gebeuren. Mark Lynas beschrijft in zijn boek Zes graden 61 beeldend dat iedere temperatuurstijging van één graad nieuwe rampen op ongekende schaal zal teweegbrengen. We zitten nog niet boven die 1°C, maar toch zijn de veranderingen al duidelijk te zien. De ijsvlaktes op de Arctische Oceaan zijn aan het smelten (waarover hieronder meer). In 2007 was de Noordelijke Doorgang voor de eerste keer sinds er gegevens over bestaan open voor scheepvaart.62 Overal ter wereld krijgt men te maken met droogtes en constant worden er weerrecords gebroken. We kampen steeds meer met orkanen, tyfonen en hittegolven. Het klimaat is aan het veranderen, en zelfs sneller dan wetenschappelijke modellen kunnen bijhouden.
zullen er vreselijke hittegolven en wereldwijd nog meer droogtes ontstaan. Overschrijding van 3°C zou betekenen dat het groeiseizoen in Noorwegen gelijk zou zijn aan dat van zuidelijk Engeland van vandaag. Maar de 3°C-grens zal ook het volledige Amazone-ecosysteem doen ineenstorten en wereldwijd zal een grote dreiging van strijd om watervoorraden ontstaan. Sterftecijfers door hittegolven in Europa zouden de zomer van 2003, met zijn 30.000 doden, doen lijken op een kwakkelzomertje.63 Kort samengevat, een uit de hand lopende klimaatverandering is niet iets wat je wilt meemaken of nalaten voor je kinderen. Toch lijken we hier alarmerend dichtbij te komen. De laatste jaren is consensus ontstaan over het feit dat we koste wat kost onder die grens van 2°C temperatuurstijging moeten blijven. Zelfs al doen we dat, dan is dat nog geen garantie dat wij niet al een op hol geslagen klimaatverandering hebben veroorzaakt. Zoals George Monbiot stelt, twee graden is ‘alleen maar minder gevaarlijk dan wat erboven ligt.’ 64 En inderdaad, een recent paper van James Hansen e.a. van NASA suggereert dat zelfs een stijging van 2°C te hoog is, gezien het tempo waarin het poolijs en de ijsvlaktes van Groenland verdwijnen. Hansen stelt dat een stijging van 1,5-1,7°C meer aanleunt bij het voorzorgsprincipe.65 De realiteit is dat de CO2 die al uitgestoten werd de temperaturen de volgende jaren de hoogte in zal blijven jagen (een fenomeen dat ‘thermische inertie’ wordt genoemd) met nog minstens 0,6°C. Dit betekent dat we al aan een stijging van 1,4°C zitten, wat we ook beslissen om nu te ondernemen. De opwarming die we nu ervaren is het resultaat van broeikasgassen die werden uitgestoten gedurende de jaren ’70.
1978 –
van 2 mm per jaar van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC).59 Hier in het Verenigd Koninkrijk moeten we opnieuw nadenken over het soort bomen dat we planten, want het weer verandert duidelijk. Het staat nu onomstotelijk vast dat de wereld gevaarlijk hard en mogelijk catastrofaal aan het opwarmen is, en voor de verandering zijn wetenschappers het er bijna roerend over eens dat onze olieverslaafde levensstijl de schuldige is.60 ‘De laatste tien jaren van vorige eeuw vormden het warmste decennium van de vorige eeuw en de opwarming in deze eeuw is warmer dan om het even welke andere periode tijdens de laatste duizend jaar op het noordelijk halfrond.’
pieko l ie en k l i m aatveranderin g
H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : het hoo f d
Miljoen km2
40
smolten. Het wordt ook steeds dunner. Sinds 2001 heeft het al de helft van zijn dikte verloren.68 Sommigen voorspellen nu dat tegen 2013 al het poolijs verdwenen zal zijn.69 Dit is honderd jaar eerder dan de voorspelling van het IPCC. Dit zal op zijn beurt voor een snellere smelting zorgen van de ijslaag in Groenland. Het effect hiervan kan zijn dat het zeeniveau tegen het einde van deze eeuw maar liefst met vijf meter stijgt, wat twee miljoen vierkante kilometer laaggelegen land en 669 miljoen mensen zal treffen.70 Veel van deze herberekeningen zijn te wijten aan het feit dat wetenschappers nu pas modellen beginnen te ontwikkelen voor de complexe terugkoppelingsmechanismen die de smeltsnelheden beïnvloeden. James Hansen van de NASA schrijft dat ‘het uiteenvallen van de ijslaag langzaam begonnen is maar dat veelvoudige positieve terugkoppelin-
‘Op het eiland waar ik woon is het mogelijk een steen van de ene kant naar de andere kant te gooien. Onze angst dat het zeeniveau zal stijgen is zeer reëel. Ons kabinet heeft de mogelijkheden onderzocht om land te kopen in een buurland, voor het geval we klimaatvluchtelingen zouden worden.’ Teleke Lauti, minister van Leefmilieu, Tuvalu
42
IPCC bandbreedte
25
0
-25
-50
gen kunnen leiden tot snelle, niet-lineaire ineenstorting’.71 Terwijl onder de drempel van 2°C blijven van levensbelang is, suggereren meer en meer mensen dat zelfs 2°C niet volstaat om oncontroleerbare klimaatveranderingen te voorkomen. David Spratt van Carbon Equity heeft de meest recente cijfers over de toenemende smeltratio van het poolijs bestudeerd. Hij schrijft nu dat ‘het meest fundamentele en meest gestaafde basisprincipe [van het IPCC] – namelijk dat een maximumgrens van 2°C aanvaardbaar is om gevaarlijke klimaatveranderingen te vermijden – niet goed genoeg meer is.’ Hoewel de temperatuur niet eens 1°C gestegen is, zijn er toch al catastrofale gevolgen zoals het uiteenvallen van het poolijs. Het is dus volstrekt absurd om een stijging van 2°C nog te beschouwen als een veilige marge. Spratt suggereert dat als we de klok kon-
2080 –
-100
2060 –
-75
2040 –
waarschijnlijkste ontwikkeling IPCC
% verandering vanuit het gemiddelde van 1979 –1990
■■ ■■
50
2020 –
gemiddelde IPCC
alle middelen aan te wenden om het teveel aan bestaande CO2-concentraties terug te dringen. We moeten doelstellingen vastleggen die het probleem daadwerkelijk tijdig kunnen oplossen. Het is niet te laat om eerlijk tegen onszelf en tegen onze medeburgers te zijn.’ 72 Afbouw van de uitstoot op een dergelijke schaal zal niet gebeuren zonder buitengewone, ongekende, wereldwijde, gezamenlijke inspanningen. Daarbij zullen we moeten vertrekken van een beginsituatie waarin in nog geen enkel land de hoeveelheid CO2uitstoot daadwerkelijk aan het dalen is. We gingen er kort geleden nog van uit dat de mate van klimaatverandering ons pas tegen 2050 zou verplichten onze emissie terug te schroeven met 90 procent, of zelfs al tegen 2030, over ruim twintig jaar.73 Onze huidige levensstijl behouden en tegelijkertijd slechts 10 procent van de huidige hoeveelheid CO2-uitstoten is heel erg moeilijk – haast ondenkbaar. Er zit echter een sterk staaltje onderzoekswerk verscholen in een rapport van 2007 van het Intergovernmental Panel on Climate Change. De IPCC-onderzoekers die de methode van ‘gecombineerde modellen’ hanteren (in feite het opstellen van modellen met inbegrip van sommige terugkoppelingseffecten) concludeerden dat om onder de 2°C temperatuurstijging te blijven, de mensheid haar emissies tegen 2060 tot nul moet hebben teruggedrongen.74 Dit wil niet alleen zeggen een nulemissie van verbranding van fossiele brandstoffen in onze auto’s, vliegtuigen en krachtcentrales (wat al moeilijk genoeg lijkt), maar gewoonweg een nulemissie voor alles wat we doen – van bomen kappen tot het gebruik van kunstmest (geproduceerd uit aardgas) en het houden van vee.
2000 –
■ ■
6) Noordelijke IJszee: vergelijking van de voorspellingen met het feitelijke smelten
1980 –
satelliet (1979 2007)
pieko l ie en k l i m aatveranderin g
1960 –
■■
H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : het hoo f d
Figuur 6. Vergelijking van het feitelijke oppervlakteverlies gedurende de zomer (tot september 2007) met voorspelling van het IPCC. De vette stippellijn dicht het IPCC de meeste kansen toe, de lichtgrijze zone de minste. Let op hoe de schaal van het smelten de IPCC-voorspellingen volledig heeft ingehaald. Bron: National Snow and Data Center
den terugdraaien en opnieuw konden beginnen, we onze zogenaamd ‘veilige’ uitstootnorm zouden vastleggen op een punt waarbij de stabiele continuïteit van de poolijskappen gegarandeerd wordt, wat ongeveer rond de 0,5°C geweest zou zijn. De Industriële Revolutie zou er helemaal anders hebben uitgezien – of we zouden misschien besloten hebben om die over te slaan, hadden we toen beter geweten. Spratt concludeert zijn studie als volgt: ‘We zijn simpelweg verplicht om koolstof zeer snel uit de wereldeconomie te verwijderen en om
Zo vertelde George Monbiot, naar aanleiding van de implicaties van James Hansens recente paper over de afname van het poolijs, aan het Klimaatkamp 2007 op de luchthaven van Heathrow: ‘We spreken niet langer over maatregelen die hier en daar kleine aanpassingen of een beetje politiek getouwtrek ver-
43 eisen. We spreken over maatregelen die een mondiale revolutionaire verandering vergen.’ 90 procent van de emissies terugschroeven volstaat niet langer, stelde hij, zelfs niet het terugschroeven met 100 procent. We worden geconfronteerd met reducties van 110-120 procent. Anders gezegd, we zouden meer CO2 moeten verwijderen dan we uitstoten. Hoe het er daadwerkelijk zou kunnen uitzien – als jij of ik ‘s avonds naar bed zouden gaan terwijl we meer CO2 hadden verwijderd dan dat we gegenereerd hadden – zal ik later in het boek behandelen, maar het is duidelijk dat dit een enorme en ongekende uitdaging is.75
Het verband tussen piekolie en klimaatverandering Een van de meest absurde fenomenen de laatste jaren is dat er klimaatveranderingsactivisten zijn die piekolie ontkennen en piekolie-activisten die klimaatverandering relativeren. Het is net alsof mensen een terrein hebben gevonden dat op een of andere manier van hen is en van plan zijn dit fier tegen iedereen te verdedigen. Ik heb met een aantal toonaangevende klimaatveranderingsactivisten gesproken, die groots werk verrichten op het gebied van klimaatverandering, maar regelmatig het piekolieprobleem relativeren. George Monbiot heeft gemaand voorzichtig te zijn met het benadrukken van de piekolieproblematiek, omdat hij vreest dat het de biobrandstoffen zal legitimeren, alsook een toenemend gebruik van steenkool, het ontginnen van teerzanden en andere rampzalige acties voor het klimaat. ‘We hoeven piekolie helemaal niet in te roepen om de zin en de logica van de Transitiebenadering in te zien, want zelfs als het piekolieprobleem onder geen enkele vorm zou bestaan, klimaatverandering bestaat wel’,76 vertelde hij op een bijeenkomst in Lampeter.77 In een later artikel
‘Als je denkt dat matiging van klimaatverandering duur is, probeer dan eens ongematigde klimaatverandering.’ Dr Richard Gammon, University of Washington, op de trappen van het Congres van de VS, 28 juni 1999
‘De analyse van de klimaatdynamiek is de laatste twee jaar veel verder gegaan dan de analyse die in het laatste IPCC Assessment Report werd voorgesteld. Er was geen rekening gehouden met het Stern Report. De klimaatwet die momenteel door het parlement wordt behandeld, is gebaseerd op nog ouder materiaal en is daarom absoluut ongeschikt als antwoord op de huidige crisis. Versnelling van klimaatopwarming is vandaag reeds zichtbaar. Bijna elke parameter gaat sneller vooruit dan wat voorspeld werd door de verschillende internationale klimaatmodellen.’ David Wasdell (2007), in Planet Earth, We Have a Problem: feedback dynamics and the acceleration of climate change, All party Parliamentary Climate Change Group
44
‘We hebben de risico’s onderschat... we hebben de schade door temperatuurstijgingen onderschat... en we hebben de kans op temperatuurstijgingen onderschat.’ Nicolas Stern in april 2008 over zijn eigen rapport uit 2006
pieko l ie en k l i m aatveranderin g
H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : het hoo f d
kwam hij echter terug op piekolie. Hij onderzocht de voorspellingen van de Britse regering over toenemend wegtransport en stelde daarbij de vraag wat die auto’s zou aandrijven. Hij kwam tot de conclusie dat ‘er nooit een onderzoek werd gevraagd door de Britse regering over de vraag of er al dan niet genoeg olie voorradig is om dat transportprogramma te ondersteunen’.78 Tony Juniper van Friends of the Earth erkent dat piekolie een echte uitdaging is: ‘We moeten het vraagstuk van piekolie in gedachten houden, want, los van onze maatregelen in verband met klimaatverandering, zal er een bijkomende schok komen, die economisch belangrijk, of zelfs tamelijk gevaarlijk zal zijn, met name door de olieprijs die op een gegeven moment in de nabije toekomst zal stijgen.’ Hij besluit echter met: ‘Dus deze twee houden verband met elkaar, maar ik denk dat we ze gescheiden moeten houden wat betreft de manier waarop we ze voorstellen en aanpakken. Anders veroorzaken we onbedoelde schadelijke reacties.’ 79 Ik ben het hier niet mee eens. In deze paragraaf zal ik beargumenteren dat ik niet denk dat we ze gescheiden kunnen houden en dat ze scheiden niet bijdraagt tot de ontwikkeling van realistische en mogelijk succesvolle maatregelen. Jemery Leggett noemt ze de ‘Twee blinde vlekken van onze tijd’,80 en om even een uitdrukking van Al Gore te lenen: piekolie is een even grote Ongemakkelijke waarheid voor klimaatveranderingsactivisten als klimaatverandering dat is voor alle anderen. Beide zijn natuurlijk symptomen van een maatschappij die hopeloos afhankelijk is van fossiele brandstoffen en de levensstijlen die daardoor mogelijk gemaakt worden. Het is, hoe dan ook, te simplistisch om te beweren dat piekolie ervoor zal zorgen dat we klimaatverandering onder controle zullen krijgen omdat wij dan zonder betaalbare vloeibare brandstoffen zullen zitten. De situatie is veel ingewikkelder. De keuze hoe we reageren op piekolie is aan ons. We kunnen het gebruiken als argument voor de
ontwikkeling van oplossingen, zoals de feitelijke installatie van een infrastructuur voor na het Olietijdperk. Of we kunnen het gebruiken om te rechtvaardigen dat we ons koste wat kost blijven vastklampen aan andere fossiele brandstoffen. Monbiot vreest dat de kloof die ontstaat door de slinkende voorraad vloeibare brandstoffen gevuld zal worden door andere brandstoffen – steenkool omgezet in vloeibare brandstof, teerzanden, biodiesel, enzovoort – die elk in termen van klimaat veel schadelijker zijn dan olie. Als we de kloof niet dichten met een besparende aanpak en een gezamenlijk programma van herlokalisering (een concept dat verderop grondig uitgewerkt wordt), en als we collectief weigeren de realiteit van de energieafdaling te erkennen (de neerwaartse trend in de netto-energie waar de samenleving op draait), dan zullen we snel over de kantelpunten van het klimaat heen zitten en zullen we de klimaathel doen losbarsten. Als we klimaatverandering beschouwen als een probleem dat volledig los staat van piekolie, lopen we het gevaar dat we een wereld van lagere emissies creëren, maar een wereld die in termen van oliekwetsbaarheid even fragiel is als nu – of zelfs nog meer – wanneer de olieprijzen stijgen. New York is hier een goed voorbeeld van. Een recent onderzoek wees uit dat New York per inwoner van alle grote westerse steden als een van de laagste scoort op CO2-uitstoot, namelijk minder dan een derde van het gemiddelde in de Verenigde Staten.81 Dit is te danken aan de hoge bevolkingsdichtheid, dat veel op loopafstand is, aan een goed openbaar vervoer en het lage verwarmingsverbruik van het wonen in een appartement. Dus, vanuit het perspectief van klimaatverandering kunnen we stellen dat New York een goed voorbeeld is van lage CO2uitstoot dat we allemaal zouden moeten navolgen. Laten we nu piekolie eens in die mix verwerken. Wat gebeurt er met New York als er een stroomtekort ontstaat, of als de prijzen van geïmporteerd voedsel sterk beginnen te stijgen? New York maakte
een dergelijke stroomstoring mee in augustus 2003. Deze duurde maar één dag, maar maakte een grote indruk. New York mag dan wel een kleine CO2voetafdruk hebben, het heeft weinig of geen veerkracht tegen krimpende olievoorraden (een concept dat grondig bekeken wordt in hoofdstuk 3). Klimaatverandering zegt ons dat we zouden moeten veranderen, terwijl piekolie zegt dat we gedwongen zullen worden te veranderen. Beide stellen expliciet dat fossiele brandstoffen geen rol meer zullen spelen in onze toekomst. Hoe sneller we ermee kunnen stoppen, hoe beter. Belangrijk is dat klimaatverandering en piekolie evenveel aandacht krijgen in alle beslissingsprocessen. Het is interessant te zien dat klimaatverandering snel opgepakt wordt door bedrijven en in toenemende mate ook door overheden. Marks & Spencer hangen nu labels aan hun kleding waarop staat: ‘Als het niet vuil is, was het op 30°C’. Supermarkten vallen over elkaar heen om toch maar als groener dan hun concurrenten gezien te worden. Het idee om de mondiale economie in stand te houden en alleen de CO2-uitstoot ieder jaar te verminderen is aantrekkelijk en staat nu centraal in de concurrentiestrijd. Op de Zweedse82 en mogelijk de Ierse83 regering na, is er geen enkele regering of onderneming die al echt bezig is met het aanpakken of zelfs het erkennen van piekolie, tenminste in het openbaar, omdat ze grote moeilijkheden zullen ondervinden om hun bedrijfsmodellen aan te passen. Daarom komt de motivatie voor lagere CO2-emissies grotendeels topdown, terwijl maatregelen tegen piekolie, die niet zo leuk zijn voor regeringen en industrie, meer van onderop (bottom-up) lijken te komen. Het is eveneens belangrijk om aan te stippen dat de recessie, die veroorzaakt wordt door op hol geslagen olieprijzen, antwoorden op klimaatverandering in de weg zal staan. We moeten dus vooraf plannen maken voor piekolie en maatregelen nemen zoals het Oil Depletion Protocol, dat voorgesteld
45 werd door Colin Campbell en Richard Heinberg.84 Antwoorden op klimaatverandering op voldoende grote schaal vereist veel geld en een nooit geziene wereldwijde samenwerking. De recessie fixeert onze blik nu op de economie en doet de klimaataanpak snel zakken op onze prioriteitenlijst. Geconfronteerd worden met een op hol geslagen klimaatverandering in een ineengestorte economie is echter iets wat we absoluut willen vermijden en door deze twee problemen van elkaar te scheiden benadelen we onszelf. Je zou misschien ook kunnen stellen dat terwijl klimaatverandering de kans geeft zich geleidelijk aan te passen aan een internationale handel met een lagere CO2-uitstoot, piekolie nog veel zwaardere eisen stelt, waar de mondiale economie mogelijk niet aan kan voldoen. Figuur 7 geeft een idee van wat er gebeurt wanneer piekolie en klimaatverandering gezamenlijk bekeken worden en niet als aparte kwesties. Het Hirsch Report, dat we verderop zullen bestuderen, stelt dat we piekolie kunnen opvangen met een noodplan waarbij we proberen uit alles wat we te pakken kunnen krijgen olie te persen. Anderzijds meent het Stern Report, geschreven in opdracht van de Britse overheid om de kosten van klimaatverandering te onderzoeken, dat matiging van klimaatopwarming en mondiale economische groei allebei mogelijk en verenigbaar zijn. Dit rapport negeert echter piekolie volledig met de bewering dat ‘er genoeg fossiele brandstof in de grond aanwezig is om zeker tot 205085 voor een redelijke prijs aan de mondiale consumptievraag te voldoen’. Dit is een volslagen absurde bewering gezien de inhoud van dit hoofdstuk. Ik verdedig hier de stelling dat, zoals figuur 7 aantoont, wanneer de twee gecombineerd worden, onze mogelijkheden helemaal anders liggen. Dat, wanneer we de twee combineren, de heropbouw van de veerkracht (een begrip dat we verder zullen onderzoeken) even belangrijk is als de vermindering van CO2-uitstoot.
‘Piekolie en klimaatverandering vormen samen een bijna waterdicht argument. We zouden onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen moeten reduceren met het oog op toekomstige generaties en de rest van de biosfeer; maar zelfs als we er voor kiezen om dat niet te doen omwille van de kosten die dat met zich meebrengt, zullen de belangrijkste van die fossiele brandstoffen toch spoedig schaars en duur worden, zodat zelfgenoegzaamheid eenvoudigweg geen optie is.’ Richard Heinberg
46
H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : het hoo f d
pieko l ie en k l i m aatveranderin g
7) Wat er gebeurt wanneer je piekolie en klimaatwijziging bekijkt als twee met elkaar verweven problemen.
Kan piekolie mensen beter wakker schudden dan klimaatverandering?
Piekolie
Piekolie (à la Hirsch Report) • • • • •
steenkool vloeibaar maken gas vloeibaar maken soepele boorvergunningen biobrandstof op grote schaal teerzanden en niet-conventionele olie • nationalisering hulpbronnen en noodvoorraden
(Bewerking van Bryn Davidson: www.dynamiccities.squarespace.com)
Klimaatverandering
Gezien als twee aspecten van hetzelfde probleem Veerkracht opbouwen plùs verminderen van CO2-uitstoot • geplande herlokalisering (lokale veerkracht opbouwen) • verhandelbare energiequota • gedecentraliseerde energieinfrastructuur • de Grote Herscholing • lokale voedselproductie (voedselvoetafdruk) • energie-afdalingplanning • lokale munt • lokale geneeskundige voorziening
Klimaatverandering (à la Stern Report) • klimaatsturing • koolstofopvang en -opslag • koolstofcompensatie door boomplantingen • internationale verhandeling van emissierechten • aanpassing aan klimaatverandering • verbeterde transportlogistiek • kernenergie
Hier kom ik, voorzichtig maar vastberaden, op een twistpunt. In het promoten van het Transitie-concept is het mijn ervaring dat piekolie, indien voorgesteld zoals in dit boek, meer doet om mensen en gemeenschappen over te halen en te betrekken dan klimaatverandering. Richard Heinberg, piekoliedeskundige, maakt de vergelijking met een auto: ‘Als we het wat simpel voorstellen, zouden we kunnen zeggen dat klimaatverandering een probleem van de uitlaat is, terwijl piekolie eerder een probleem van de benzinetank is.’ 86 Je kan hier nog aan toevoegen dat mensen gevoeliger zijn voor prijsstijgingen van een basisproduct als benzine, dan voor klimaatveranderingen. Piekolie houdt onder meer op een zeer effectieve manier een spiegel voor aan een gemeenschap met de vraag: ‘Wat is er gebeurd met het vermogen van deze gemeenschap om in zijn basisbehoeften te voorzien?’ Mensen doen nadenken over hoe hun huidige levensstijlen eruit zouden zien als de stroom goedkope olie zou droogvallen, is een goede manier om ze over de kwetsbaarheid van hun olieafhankelijke toestand te laten nadenken. Het trekt beter de aandacht dan klimaatverandering, want het lijkt meer te maken te hebben met het dagelijks leven van mensen. Olievaten zijn voor sommigen ook gemakkelijker in te beelden dan tonnen broeikasgas. Als de ‘eerste experts’, zoals Campbell en Skrebowski gelijk hebben, zal piekolie binnen enkele jaren ons leven zichtbaar gaan veranderen. Ondanks het steeds snellere afbrokkelen van het poolijs worden de gevolgen van klimaatverandering door velen nog beschouwd als een proces dat zich geleidelijk aan ontwikkelt, terwijl de gevolgen van piekolie sneller zichtbaar kunnen zijn.
47 Klimaatverandering wordt, terecht of onterecht, gezien als een probleem dat eerst de ontwikkelingslanden zal treffen voor ze de ontwikkelde wereld aantast, die ironisch genoeg zelf grotendeels verantwoordelijk is voor dit probleem. Hetzelfde geldt, tenminste aanvankelijk, ook voor piekolie. Terwijl we in het Westen kunnen speculeren over de mogelijke gevolgen van piekolie, is dit voor veel ontwikkelingslanden vaak al een harde realiteit. Inderdaad kan hun verplicht verminderde consumptie van olie, soms ‘demand destruction’ (vraagvernietiging) genoemd, beschouwd worden als een vermindering van de wereldconsumptie, waarmee wordt vermeden dat de prijzen uit de hand lopen voor degenen onder ons die nog steeds vloeibare brandstoffen kunnen betalen. De meeste landen in Afrika, Azië en Zuid-Amerika ondervonden in 2008 reeds de gevolgen van piekolie. Argentinië stond voor zijn ergste energietekort in twintig jaar, met wijd verbreide stroomonderbrekingen en aardgastekorten die het openbaar vervoer bemoeilijkten. Stroomonderbrekingen in Pakistan leidden tot rellen, en in Irak begon een aantal provinciale ambtenaren met de loskoppeling van elektriciteitscentrales van het nationale net om zo de opgewekte energie voor zichzelf te houden. Iran voerde petroleumrantsoenering in en de VN waarschuwde de regering van Sri Lanka dat ze hun humanitaire werkzaamheden in het land niet konden voortzetten door gebrek aan brandstof. In Oeganda werd door storingen in het nationale elektriciteitsnet de pijplijn afgesloten die diesel vanuit Kenia naar Oeganda voert, een soort terugkoppelingslus van piekolie. In Nigeria werken er maar 19 van de 79 centrales, en stroomstoringen kosten de economie 1 miljard dollar per jaar. Nicaragua functioneert met een nationaal energietekort van 20 tot 30 procent, waarbij de nationale energiemaatschappij beurtelings hele steden 6 tot 10 uur moet stilleggen. Costa Rica heeft regelmatig stroomuitvallen, net als de Dominicaan-
48
‘Piekolie en klimaatverandering zijn samen een grotere bedreiging dan apart. Onze grootste hoop is dat we ze samen als geheel leren begrijpen en leren om te gaan met de problemen die ze stellen. Piekolie en klimaatverandering moeten samengevoegd worden als thema’s – een gemeenschappelijke aanpak is nodig. Als we op zoek zijn naar antwoorden, de milieubeweging heeft al sinds jaar en dag goede maatregelen voorgesteld. Piekolie biedt een enorme kans om deze oplossingen verder naar voren te schuiven. Het niet opnemen van een volledig begrip van piekolie in de oplossingen voor klimaatverandering zou een rampzalige misser zijn.’ James Howard, Powerswitch.org.uk
pieko l ie en k l i m aatveranderin g
H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : het hoo f d
se Republiek, waar stroomuitvallen vroeger de armere barrio’s troffen, maar nu ook naar rijke residentiële wijken zijn uitgedeid.87 Tot voor kort waren de rijkere landen in staat om de kwestie van de olievoorraad wat op afstand te houden dankzij een economische buffer, die hen beschermde tegen stijgende prijzen, ook al was het slechts tot op zekere hoogte. Het zag er in 2008 naar uit dat het omslagpunt binnen bereik kwam toen snel stijgende olieprijzen bijdroegen aan een van de ernstigste economische ineenstortingen van de afgelopen honderd jaar. Piekolie en klimaatverandering moeten gezien worden als even dringende redenen tot verandering.
De tegenstrijdigheden in het Hirsch Report Het Ministerie van Energiebeleid van de Verenigde Staten vroeg Robert Hirsch en zijn collega’s een rapport op te stellen over interventiemaatregelen tegen piekolie.88 Ze hadden amper kunnen vermoeden wat hen te wachten stond. Ook Hirsch zelf bleek niet te beseffen welke richting het rapport zou uitgaan en wat hij uiteindelijk zou concluderen. Na het rapport volgde een interview waarin hij mijmerde over de conclusies van het rapport: ‘Ikzelf twijfel er niet aan dat olie zal pieken en dit waarschijnlijk in de komende tien tot vijftien jaar. Als de uitputting van de olie zo groot is als sommige mensen denken dat ze zou kunnen zijn, dan hebben we een heel, heel ernstig probleem. Veel erger dan het ergste wat we ons kunnen voorstellen. Dit probleem is werkelijk beangstigend. Dit is niet vergelijkbaar met enig ander probleem dat ik in mijn leven heb meegemaakt. Hoe meer je erover nadenkt en hoe meer je de cijfers analyseert, hoe ongemakkelijker iedere waarnemer zich erbij voelt. Het is zo gemakkelijk alarmerend te klinken en
ik vrees dat een deel van wat ik zeg alarmerend zàl klinken, maar het is overduidelijk dat niemand van ons ooit eerder met zulke zware risico’s te maken heeft gehad. De risico’s voor onze economieën en onze beschaving zijn enorm en mensen willen het niet horen. Ik wil daar niet over nadenken. Het maakt me nerveus om daarover na te denken. En ik moet zeggen dat het enige tijd duurde voordat ikzelf hier wat van bekomen was en positief en opbouwend kon denken over deze kwestie. Het is een ongelooflijk moeilijk probleem, echt bar en boos.’ 89 ‘Een ongelooflijk moeilijk probleem, echt bar en boos,’ – duidelijk een man die geen blad voor de mond neemt. Na ‘Hééélp’ is dit de beste manier om de immense omvang van de uitdaging van piekolie uit te drukken. Het Hirsch Report was dynamiet en wordt door velen in de piekoliewereld gezien als een sleutelstuk, het eerste ‘officiële’ document dat piekolie serieus nam. Maar het vraagt om een dieper onderzoek aangezien het niet enkel een document over piekolie is. Het biedt ook een verhelderend en angstaanjagend inzicht in de antwoorden op de uitdaging van piekolie die onze leiders zouden kunnen geven om de lichten aan en de motoren draaiende te houden. Wat ze zullen doen als we niets beters kunnen bedenken. De essentie van de problemen van het rapport kan samengevat worden in de term: ‘haalbare matigingsopties’. Deze term komt voor in de vaak aangehaalde paragraaf van de samenvatting: ‘Het pieken van de wereldoliewinning stelt de Verenigde Staten en de rest van de wereld voor een ongekend probleem van risicomanagement. Naarmate de piek dichterbij komt zullen de prijzen van vloeibare brandstof en de prijsgevoeligheid dramatisch toenemen. Zonder tijdige matiging zullen de economische, sociale en politieke kosten ongekend hoog zijn. Haalbare matigingsopties bestaan zowel voor de vraag- als voor de aanbodzijde, maar om voldoende resultaat te hebben moeten ze meer dan een decennium voor de piek geïntroduceerd worden.’
De invulling door het rapport van deze mogelijke opties is volstrekt tegenstrijdig met wat dit boek voorstelt. Voor Hirsch worden haalbare matigingsopties gezocht in het fundamentele uitgangspunt dat the show must go on in zijn huidige vorm, en dat business as usual koste wat kost behouden moet worden. In een interview met Richard Heinberg vroeg ik hem wat híj zag als de beperkingen van het rapport. ‘Het rapport heeft tot doel business as usual zo lang mogelijk te laten doorgaan en dit met alle mogelijke middelen. Dit houdt ook het gebruik in van steenkool om vloeibare brandstof van te maken. Als dit op grote schaal zou gebeuren, zou dit natuurlijk leiden tot een klimaatcatastrofe, iets wat in het rapport volledig over het hoofd wordt gezien. Er is niet het minste spoor van bezorgdheid over klimaatverandering in het rapport. Het doel van de auteurs is om de motoren van de moderniteit zo lang mogelijk draaiende te houden.’ 90 In 2006 hoorde ik op de conferentie van de Association for the Study of Peak Oil in Italië Robert Hirsch spreken over ‘Matiging van piekolie: een pleidooi, meer cijfers en enkele vragen’. Deze presentatie bouwde voort op het rapport uit 2005 en trachtte een noodplan op te stellen om alle Amerikaanse auto’s op de weg te houden. Zijn plan, zo vertelde hij het verzamelde publiek, zou één triljoen dollar per jaar kosten en zou neerkomen op een gigantische uitbreiding van de omzetting van steenkool in vloeibare brandstoffen, op ontginning uit teerzanden, omzetting van gas naar vloeibare brandstoffen en zo verder. Ik bleek een van de weinige toehoorders te zijn die uitermate geschokt waren door dit voorstel, en dacht dat ik het verkeerd begrepen moest hebben. Helaas niet. Luidop dromend over Transitie-cultuur en over de implicaties van het betoog van Hirsch schreef ik: ‘Hirsch toonde duidelijk wat er gebeurt wanneer men alleen maar piekolie bekijkt zonder rekening te houden met klimaatverandering. Persoonlijk vind ik dat Hirsch een duidelijk en perfect redelijk argu-
49 ment gaf waarom we onmogelijk allemaal met onze auto kunnen blijven rijden en waarom we moeten breken met onze verslaving aan de auto. Alleen was Hirsch zich daar zelf niet van bewust.’ 91 Beeld je in dat de lezers van dit boek elk jaar een budget van één triljoen dollar zouden krijgen om een programma voor mondiale energievermindering op te starten en uit te voeren. Wat zou er dan niet allemaal gerealiseerd kunnen worden! De uiteenzetting van Hirsch was een gevaarlijke denkpiste met even gevaarlijke uitgangspunten. Ik zou geen afbreuk willen doen aan het Hirsch Report en aan zijn werk op het vlak van uitputtingsvoorspellingen, maar de adviezen die hij gaf in genoemde uiteenzetting kunnen, in de verkeerde handen, leiden tot beleidskeuzes die eigenlijk op collectieve zelfmoord neerkomen. Hetzelfde geldt in feite voor het oorspronkelijke Hirsch Report. Als je uitgangspunt is dat de show koste wat kost verder moet gaan, dan zul je zoeken naar eender welke strategie en technologie die dat in theorie mogelijk zou kunnen maken. Het noodplan zoals bepleit door Hirsch zou de niet te stuiten opmars in de richting van de klimaatchaos zeer versnellen. Zowel het Hirsch Report als het Stern Report, zoals te zien in figuur 7, geeft de risico’s aan als je deze twee problemen afzonderlijk bestudeert. Wanneer we echter piekolie en klimaatverandering beschouwen als onscheidbaar, dan moeten we onze ‘haalbare matigingsopties’ volledig herzien. En dan moeten we ook toegeven dat business as usual onhoudbaar is. Hoe de ‘haalbare matigingsopties’ er zouden uitzien wanneer de twee samengebracht worden, zal verder in dit boek behandeld worden. Het Hirsch Report biedt ons alvast een klare kijk op hoe het absoluut niet moet. Het andere belangrijke aspect van het Hirsch Report is de tijdsbepaling. Het rapport stelt dat we een periode van ‘meer dan een decennium voor het piekmoment’ nodig hebben om de economie op deze
De sleutelelementen uit het Hirsch Report: - hoewel de exacte datum onzeker is, is piekolie zelf onvermijdelijk; - de economische gevolgen van piekolie zullen ernstig zijn; - piekolie is een uniek probleem; zowel naar schaal als aard is zoiets niet eerder aan de hand geweest; - het eerste en meest urgente probleem zijn de vloeibare brandstoffen, waarvoor het moeilijkst vervanging te vinden is; - matigende maatregelen zullen de nodige tijd vergen, idealiter twintig jaar, op z’n minst tien jaar; - zowel vraag als aanbod moet worden aangepakt; - je voorbereiden op piekolie is een uitdaging wat betreft risicomanagement; - overheidsinterventie zal nodig zijn, maar economische ontreddering is niet onvermijdelijk.
50
‘Dames en heren, ik heb de oplossing. Het mag ongelooflijk klinken, maar ik heb de ultieme technologie gevonden om ons van een gierende klimaatverandering te redden. Uit liefde vertel ik u gratis wat het is. Geen patent, geen kleine lettertjes, geen trucs. Deze technologie, een totaal nieuwe vorm van koolstofafvangst en -opslag, is onder wetenschappers al het gesprek van de dag. Het is goedkoop, efficiënt en klaar voor gebruik. Het heet... laat de brandstoffen in de bodem.’ George Monbiot, ‘Rigged’, The Guardian (de volledige vertaling staat op www.hitte.nu) 11 december 2007
E c ono m ie ë n in transitie
H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : het hoo f d
transitie voor te bereiden, bij voorkeur zelfs een periode van twintig jaar. Ook al geeft dit een ontnuchterende kijk op de reikwijdte van de uitdaging, toch denk ik dat wanneer een samenleving eenmaal beslist om te veranderen, het heel vlug kan gaan. Lester Brown haalt het voorbeeld aan van hoe de economie van de Verenigde Staten zichzelf helemaal heroriënteerde in het begin van de Tweede Wereldoorlog. President Roosevelt, die een ambitieuze wapenproductie beoogde, zei: ‘Laat niemand zeggen dat het niet mogelijk is.’ De grootste productiegroei was in 1942, toen men de productie en verkoop van particuliere wagens opschortte, de bouw van huizen en wegen stopzette, en autorijden om niet belangrijke redenen verbood. Brown schrijft: ‘In 1941 produceerde de automobielsector bijna 4 miljoen auto’s, en één jaar later waren dit 24.000 tanks en 17.000 pantserwagens, en slechts 223.000 auto’s, waarvan de meeste nog in het begin van dat jaar vervaardigd werden, nog voor de omschakeling begon. In feite werd de automobielsector tussen 1942 en eind 1944 gesloten. In 1940 bouwden de Verenigde Staten ongeveer 4.000 vliegtuigen. In 1942 waren dat er 48.000. Tegen het einde van de oorlog waren er meer dan 5.000 schepen toegevoegd aan de 1.000 waaruit de handelsvloot bestond in 1939.’ 92 Als een samenleving beslist om met haar volle gewicht achter verandering te gaan staan, kunnen de dingen heel snel gaan. Een aantal relatief kleine veranderingen in de wetgeving kunnen het proces aanzienlijk versnellen. Zo zou men bijvoorbeeld de bevolking meer geld kunnen geven voor kleinschalige energie-opwekking dan wat ze betalen aan de grote maatschappijen, of een koolstofrantsoenering kunnen invoeren, of een andere planning (bijvoorbeeld lokale landbouw en woongemeenschappen) kunnen promoten. Terwijl bepaalde veranderingen vanuit nationaal niveau moeten gebeuren, kan veel van de stootkracht en de druk, en een heel spectrum van projecten die in aanmerking komen voor goed-
keuring of steun van de overheid, van het lokale niveau komen. Mensen moeten hunkeren naar deze veranderingen en ze als iets oneindig veel aantrekkelijkers zien dan wat we nu hebben. Piekolie mag dan een cruciaal inzicht zijn in wat ons te wachten staat, het is ook van groot belang aandacht te hebben voor enkele wansmakelijke voorstellen die heimelijk door de achterdeur binnenglippen. Zoals klimaatverandering soms wordt aangegrepen als rechtvaardiging voor nog meer kernenergie, of voor de illusie van een waterstofeconomie, zo kan piekolie (zoals het Hirsch Report treffend illustreert) gebruikt worden om in paniek te grijpen naar nog meer vloeibare brandstoffen uit eender welke bron die we te pakken kunnen krijgen. Sommigen beweren dat dit een Gouden Eeuw van de steenkool zal inluiden. Het is belangrijk om hiervoor waakzaam te blijven. Zoals we in Deel Twee zullen zien, is dit een crisis die veel meer omvat dan de inhoud van onze benzinetank. De les uit het Hirsch Report is dat we in de voorgestelde oplossingen voor klimaatverandering en piekolie, altijd zeker moeten weten dat we de juiste vragen stellen. De vraag is niet: hoe kunnen we alles aan de gang houden zoals het is? We zouden eerder de vraag moeten stellen hoe we kunnen leren leven met realistische energiebeperkingen? In plaats van eerst ons actieplan op te stellen en dan de bijbehorende energieopties te kiezen, moeten we beginnen onze keuzes te baseren op de juiste vragen over de beschikbare energie voor onze plannen. Het Hirsch Report stelt niet de juiste vragen. Wanneer we nadenken over oplossingen, moeten we van meet af aan zowel klimaatverandering als piekolie aanpakken. De ‘haalbare matigingsopties’ die we voorstellen zullen volledig afhangen van de aard van de gestelde vragen. Hopelijk is de analyse van dit Hirsch Report nuttig geweest om aan te tonen waarom het afzonderlijk bestuderen van piekolie of klimaatverandering zowel nutteloos als potentieel gevaarlijk is.
51
Economieën in transitie * Geld heeft groei nodig en groei heeft energie nodig Sinds het verschijnen van de Engelse editie van Het Transitiehandboek hebben zich enorme en verreikende veranderingen voorgedaan in de wereldeconomie. Velen zien ze als het effect van het einde van het tijdperk van goedkope olie, het onvermijdelijke resultaat van de onmogelijkheid van een aan olie verslaafde economie op wereldschaal om zich verder te handhaven en meer in het bijzonder als het gevolg van de piek in olieprijs van juli 2008, waarbij speculanten de prijs opdreven tot 147 dollar per vat. Tegen die prijs, en dat is overduidelijk, kan een wereldeconomie zoals we die kennen niet functioneren. Als we willen nagaan wat de wereldeconomie nu precies overkomt, en meer bepaald ook hoe zich dat verhoudt tot piekolie en klimaatverandering, is het verstandig om ons af te vragen wat we zoal voor vanzelfsprekend zijn gaan aannemen over die economie. Kloppen deze aannames nog wel tegen het licht van de gebeurtenissen van de voorbije maanden? En, hebben ze eigenlijk ooit wel steek gehouden? Wat zijn de vooronderstellingen over de economie en het financiële systeem, en over de hulpbronnen en rijkdommen, natuurlijke zowel als culturele, waarop we onze beslissingen van de voorbije vijftig jaar gebaseerd hebben? Zijn ze nog verdedigbaar? Chris Martenson, auteur van de Crash Course, stelt het zo: ‘Het zit als volgt in elkaar. Er zijn een paar gegevenheden. Zo weten we dat energie de bron is van alle groei en complexiteit. We weten dat onze energiereserve slinkt. We weten dat het tijdperk
van de goedkope olie voorbij is. En we weten dat daarom de uitgaven aan olie een steeds groter aandeel zullen uitmaken in ons totale budget. Omwille van deze gegevenheden lopen we een aantal risico’s. Het risico dat ons exponentieel geldsysteem ophoudt te functioneren in een wereld waarin de energiereserve afneemt. Dat systeem is daar helemaal niet op gebouwd. En er is het risico dat onze samenleving gedwongen zal zijn om minder complex te worden. Dat is een zeer geladen uitspraak, als je er even bij wil stilstaan.’ Chris Martenson: www.chrismartenson.com In het kort zijn onze vooronderstellingen, totnogtoe, de volgende: • economieën kunnen eindeloos groeien, elk jaar kunnen we meer verhandelen, meer geld verdienen, meer goederen produceren en consumeren en meer consumenten bereiken aan wie we die goederen kwijt kunnen; • deze eindeloze economische groei en de grondstoffen om steeds meer goederen te produceren zullen altijd goedkoop beschikbaar zijn; hetzelfde geldt voor de energie die nodig is om ze te maken; • we zullen altijd toegang hebben tot goedkoop krediet en we kunnen lenen van de toekomst omdat we van de veronderstelling uitgaan dat de toekomst rijker zal zijn, technologisch meer onderlegd en meer in staat om schulden af te betalen dan het heden;
De stroom waar we tegenop roeien is eigenlijk ons eigen geldsysteem. Bernard Lietaer
Het kaartenhuis valt in elkaar. Misschien, door miljarden te spenderen om het voor consumenten mogelijk te maken om steeds meer rommel op krediet te kopen – rommel die ze niet nodig hebben, en die komt van de vernietiging van de Aarde – kunnen we nog enkele jaren groei persen uit een reeds uitgeputte Aarde. Maar nu, of straks, valt dit ecologisch verschrikkelijke economische systeem in elkaar. Glen Barry
* Geschreven door Ben Brangwyn, Peter Lipman en Rob Hopkins
52
Terwijl het slechte nieuws blijft binnenstromen van klimaat wetenschappers, oliegeologen en economen, groeit het bewustzijn dat de beslissingen die we zullen nemen in de eerstvolgende paar jaar zullen bepalen hoe de wereld er zal uitzien voor de volgende generaties, misschien zelfs voor de volgende millennia. Dit historisch moment van transitie is een kostbare gelegenheid en er is weinig tijd; we hebben allemaal een idee van wat er op het spel staat en wat er kan gebeuren als de samenleving haar weg gewoon vervolgt. Post Carbon Institute Manifesto
E c ono m ie ë n in transitie
H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : het hoo f d
• het Verenigd Koninkrijk kan gewoon overschakelen van een samenleving met een diverse en veerkrachtige landbouw en gestoeld op het vervaardigen van dingen naar een economie gebaseerd op diensten en kennis, of – zoals komiek David Mitchell het verwoordt – van ‘beltonen en espresso’s’; • de waarde van onze huizen zal op lange termijn toenemen en we kunnen ze dan ook gebruiken als geldautomaten, en dus: hoe meer huizen we bouwen, hoe meer mensen grote sommen geld kunnen lenen, voor altijd; • op de één of andere manier zal die extra economische groei en ‘vooruitgang’ ons florerende gemeenschappen en een goed leven opleveren; het enige aannemelijke alternatief dat we daar immers voor kunnen bedenken is armoede, werkloosheid en de teloorgang van gezag en orde. Het is overduidelijk, deze vooronderstellingen zijn ondertussen hoogst twijfelachtig. Dat economische groei iets is dat altijd kan blijven doorgaan, gaat al vele jaren door voor een onaanvechtbaar dogma; de idee opperen dat economische groei niet langer houdbaar is in een wereld met minder energie stond gelijk met ketterij – volgens sommigen was dit deels geworteld in de opvatting dat de bevolking lichamelijk en geestelijk bezig moest gehouden worden om de orde in de samenleving te bewaren. Meer en meer mensen echter beginnen deze orthodoxie openlijk in vraag te stellen. Professor Tim Jackson zei onlangs ter gelegenheid van de publicatie van het baanbrekende rapport Prosperity Without Growth? van de Sustainable Development Commission: ‘Groei in vraag stellen wordt misschien gezien als het werk van gekken, idealisten en revolutionairen, maar de groei moet in vraag gesteld worden. De mythe van de groei is onhoudbaar gebleken. Ze is grandioos tekortgeschoten in wat ze zelf beweerde
De lege huls van Lehman
De volle wereld van Daly
Op 15 september 2008 ging de Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers faillet. De curator van de Nederlandse financieringsvennootschap van Lehman Brothers is de advocaat Rutger Schimmelpenninck. Wat trof hij aan?
‘Wij zijn in één mensenleeftijd overgegaan van een wereld die relatief vrij was van ons en onze spullen, naar een wereld die relatief vol is van ons en onze spullen: driemaal zoveel mensen en vele malen meer auto’s, huizen, vee, ijskasten, tv’s enzovoort. Naarmate we natuurlijk kapitaal omzetten in mensenspul, wordt het eerste schaarser en ‘menselijk kapitaal’ (manmade capital) overvloediger. Dit is een omkering van het traditionele schaarstepatroon. De omkering wordt nog bevorderd doordat menselijk kapitaal vaak privébezit is, terwijl natuurlijk kapitaal veelvuldig gemeenschapsgoed is waartoe iederen zomaar toegang heeft. In de oude lege wereldeconomie was menselijk kapitaal de beperkende factor. De beschikbaarheid van vissersboten bepaalde de vangst. In de nieuwe volle wereld is het overgebleven natuurlijk kapitaal de beperkende factor. De overgebleven vis bepaalt de vangst. We blijven investeren in menselijk kapitaal in plaats van in het herstel van natuurlijk kapitaal. Zo putten we het natuurlijk kapitaal verder uit. Zo doet groei de ‘helvaart’ sneller groeien dan de welvaart.
‘Lehman hield zich hoofdzakelijk bezig met het uitgeven van notes. Dat zijn effecten waarmee beleggers speculeerden op allerhande producten: van Shell tot een hedgefund en van goud tot olie. Eigenlijk zijn deze notes gewoon obligaties. Het rendement is afhankelijk van de koersontwikkeling van de verbonden financiële waarden; bijvoorbeeld het aandeel Shell of de olieprijs. We hebben op dit moment 4.500 verschillende notes geïdentificeerd. Van de Europese Stoxx tot het aandeel Koninklijke Shell, tot koper en graan. Op zo’n beetje ieder denkbaar product kon je bij Lehman speculeren. Zelfs op het weer. Nee, dat is geen grap. Er is een ongekend grote schuld. Tegenover iedere dollar bezit is er vijfduizend dollar schuld. Wat mij heeft verrast is dat ik in de inboedel geen aandeel of obligatie heb gevonden. Misschien denk ik ouderwets maar als ik een prospectus lees over een product dat is verbonden aan Shell, dan verwacht ik dat er aandelen van dat bedrijf onderliggen. Dat is echter niet het geval.’ NRC Handelsblad 2 november 2008
Herman Daly, Climate policy: from ‘know how’ to ‘do now’, www.climatepolicy.org
53 te zullen doen: economische stabiliteit garanderen en het levensonderhoud van mensen veilig stellen.’ Het rapport besluit: ‘Het verengde najagen van groei is niets minder dan een verschrikkelijke verminking van het algemeen welzijn en van onderliggende menselijke waarden. De markt is niet onderuit gehaald door criminele individuen of door de toegeknepen ogen van incompetente mensen die erop moesten toezien. De markt is onderuit gehaald door de groei zelf.’ Wat is geld, en waar komt het vandaan? In 1920 zei Josiah Stamp, voorzitter van de Bank of England en tweede rijkste man in het Verenigd Koninkrijk: ‘Het moderne banksysteem produceert geld uit het niets. Dat is misschien wel de meest verbazingwekkende goocheltoer die ooit werd bedacht. Het banksysteem werd verwekt in onrechtvaardigheid en in zonde geboren… Als je gewoon verder slaaf wilt zijn van de bankiers en er bovendien zelf de prijs voor wilt betalen, laat de bankiers dan gewoon verder geld maken en krediet beheren.’ Eigenlijk wordt, in moderne Westerse economieën, meer en meer geld in het financiële systeem gecreëerd op het moment dat het simpelweg uitgeleend wordt door een brede waaier van instellingen, en dat zijn niet alleen banken. Als je meubelen koopt op krediet, dan wordt er geld gecreëerd. Wat betekent dat? Heel eenvoudig: er komt meer geld in het systeem dat gebruikt kan worden om dingen te kopen. En de meeste van die dingen moeten ergens, op de één of andere manier, van iets gemaakt worden. Of het nu om zaken gaat in de bedrijfswereld, een persoonlijke lening of een hypotheek, hetzelfde principe werkt overal. Wie geld uitleent gaat ervan uit dat de grote meerderheid van de consumenten – om hun leningen met rente af te betalen – het geld zullen gebruiken om meer rijkdom te creëren dan ze aanvankelijk hadden. En men gaat ervan uit dat als iets mis gaat, er beslag kan gelegd worden op de
Wie denkt dat exponentiële groei aldoor kan blijven duren, is ofwel een krankzinnige ofwel een economist. Kenneth Boulding, econoom
Er is geen andere rijkdom dan het leven zelf. John Ruskin, econoom
54
Het probleem is dat we in een wereld leven die geld met echte rijkdom verwart, die geld en wat je op de bank hebt neemt voor diepe en blijvende menselijke waarden. David Boyle
Terwijl de 20ste eeuw er één was van de grootste en snelste expansie in schaal, bereik en complexiteit van menselijke samenlevingen, is het moeilijk om tot een andere conclusie te komen dan dat de 21ste er een zal zijn van inkrimping en vereenvoudiging. De enige echte vraag is of gemeenschappen of samenlevingen dat op een intelligente en overdachte manier zullen doen, of op een ongecontroleerde, chaotische manier. Richard Heinberg
E c ono m ie ë n in transitie
H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : het hoo f d
bezittingen van de klant (een huis, grond, auto, …) om de waarde te recupereren van de lening, plus de interest en de kosten. Het is belangrijk om te verstaan dat de relatie tussen wie uitleent en wie ontleent niet op gelijkheid berust. Toenemende ongelijkheid en onrechtvaardigheid is een belangrijke motor in de zeepbel van het consumentisme. Studies van MonNeta, een denktank over geld, tonen dat zelfs in Duitsland, één van de weinige landen in de wereld met historisch gezien een positieve betalingsbalans, 80 procent van de bevolking jaarlijks tweemaal zoveel geld betalen aan interesten als ze uit investeringen ontvangen. Van de rest van de bevolking is 10 procent in balans, en zijn de overige 10 procent netto-ontvangers (die de interesten van de 80 procent netto-betalers opstrijken). In 2004 betaalden deze 80 procent samen 1 miljard euro, per dag, aan de 10 procent in de top. In het Verenigd Koninkrijk liggen de cijfers zelfs nog hoger door de gemiddeld zwaardere hypotheekschuld. De fortuinlijke kleine groep, waar een gigantisch geldoverschot accumuleert, gaat dan op zoek naar altijd meer mensen aan wie ze hun geld kunnen uitlenen, wat het hele systeem nog meer doet aanzwellen. Zoals de recente kredietcrisis heeft aangetoond, is dit een riskant gokspel dat nog extra gevaarlijk wordt als wie uitleent helemaal geen betrokkenheid heeft met de mensen en organisaties die het geld ontlenen, of inzicht heeft in waar schulden en waardepapieren verhandeld worden op internationale markten. Dat gevaar wordt nog vergroot doordat het geld los is gaan zweven van elke band met de tastbare werkelijkheid. Dat gebeurde op het moment dat Nixon in 1971 de Amerikaanse dollar, de reservevaluta van de wereld, loskoppelde van de goudstandaard. Voor steeds meer transacties is vandaag geen vertrouwen nodig op persoonlijk niveau en worden geen menselijke relaties opgebouwd. Het geld dat voortdurend uitgewisseld wordt, lekt weg
uit de gemeenschap waarbinnen het gespendeerd wordt. Het heropbouwen van het vertrouwen tussen mensen en bedrijven in de toekomst wordt dan ook een centraal gegeven in geherlokaliseerde economieën. De afhankelijkheid van groei in de economie vormt nog een ander fundamenteel probleem dat net met de kern van het creëren van duurzame gemeenschappen te maken heeft. Als iedereen geld leent en dus ook wettelijk verplicht is dat geld met rente terug te betalen, dan moet de economie in zijn totaliteit ook verder gaan met groeien om die terugbetaling mogelijk te maken. Anders begint het systeem vervaarlijke barsten te vertonen – iets wat we in de huidige financiële crisis merken. Maar economische groei hangt historisch gezien heel nauw samen met verhoogd energiegebruik. In feite heeft een op fossiele brandstoffen gebaseerde ontwikkeling de economie grondig veranderd: weg van productie gebaseerd op handenarbeid en landgebruik naar een economie in hoofdzaak gebaseerd op de snelheid van energiestromen en daarmee samenhangend eigenaarschap van technologie en informatie. Economische modellen die het goed deden in de weg naar boven – de eerste helft van het energietijdperk – zullen compleet ongeschikt blijken om de energie-afdaling te maken in de tweede helft van het energietijdperk. Dit verband tussen economische activiteit en energie lijkt misschien minder vanzelfsprekend voor landen als het Verenigd Koninkrijk waar de productiebasis achteruit is gegaan, maar de verhoogde hoeveelheid energie (en CO2-uitstoot) die onze levensstijl vereist, wordt gewoon verplaatst naar andere landen die onze goederen voor ons produceren. China is daarvan een voor de hand liggend voorbeeld. Het financiële systeem dat we met zijn allen gebruiken sluit ons op in een steeds groter wordende afhankelijkheid van betaalbare energie. En die energie, zoals we zagen, is net heel erg problematisch en onzeker geworden.
55 De omslagillustratie door Jennifer Johnson van het nieuwe boek The Transition Timeline, geschreven door Shaun Chamberlin, toont het Transitie-pad voor de komende twintig jaar.
Chris Martenson verwoordt het opnieuw treffend in zijn Crash Course: ‘Onze economie moet groeien om een geldsysteem te ondersteunen dat groei nodig heeft, maar ze wordt begrensd door een energiesysteem dat niet kan groeien, en beide hangen vast aan een natuurlijke omgeving die in snel tempo leeggehaald wordt.’ Het Transitie-model gaat ervan uit dat herlokaliseren van leven en werk nodig is omwille van het einde van goedkope brandstoffen voor voedselproductie, transport en energieopwekking, terwijl vandaag zo goed als iedereen deel uitmaakt van een geglobaliseerd economisch systeem dat cruciaal afhankelijk is van invoer. Politici en zakenmensen hebben zich de laatste tijd gedistantieerd van de ergste uitwassen van de nauwelijks gereguleerde financiële acti-
viteiten, maar of het nu gaat om krediet-, energie- of klimaatcrisis, de grootste crisis ooit van de werkgelegenheid ontvouwt zich nu, over internationale grenzen heen. Fantasieën over hoeveel rijkdom we hebben, individueel of als natiestaten, moedigen ons aan om massaal meer uit te geven dan we hebben en schaarse grond- of brandstoffen, zoals olie, te over-exploiteren. Het doet ons ook geloven dat het beste antwoord om de huidige financiële moeilijkheden het hoofd te bieden, erin bestaat er geld tegenaan te gooien. De financiële reddingsoperatie van de bank- en automobielsector door de Britse overheid illustreert deze misplaatste opvatting: het geloof dat de manier van denken die ons in de problemen gebracht heeft, ons er ook uit kan halen. Terwijl de prijs van voeding, huisvesting en openbare diensten gestegen is, is er voor de armsten heel vaak te weinig
56
Het goede nieuws: de veranderingen die we nodig hebben om de totale ineenstorting te vermijden, zijn precies die dingen die we moeten doen om de wereld te creëren waar we samen van dromen. David Korten
H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : het hoo f d
geld beschikbaar. Waar we nu mee geconfronteerd worden, is een ineenstorting van banken en nationale munten. Iedereen zal de stijgende kosten voelen van producten gaande van voedsel, over brandstof tot diensten. En dat wordt een moeilijke test. De plotse verlamming van een groei-afhankelijke en op schulden gebaseerde verbruikerseconomie heeft het financiële systeem uitgehold. Wat zullen, met piekolie en klimaatverandering in het kielzog van de kredietcrisis, de gevolgen zijn voor miljoenen mensen die in grote winkelcentra werken en in een gigantische reeks diensten die ontstaan zijn rond onduurzame consumptie? Wat sommige piekolie-analisten heeft verbaasd, is dat de wereld de piek in de vraag heeft bereikt nog voor de piek in het aanbod plaats vond. De impact van de hoge olieprijzen van juli 2008 was van die aard dat de vraag ernaar wereldwijd niet anders kon dan dalen. Op vele plaatsen in de wereld is de eens zo bloeiende bouwsector tot stilstand gekomen en meer onduurzame projecten om die zaak overeind te houden is niet het goede antwoord, zelfs niet indien het mogelijk was. Hoe erg wordt het waarschijnlijk? Daar hebben we alleen het raden naar, maar in de tussentijd kunnen mensen en bedrijven in transitie de kaarten uittekenen voor een meer veerkrachtige, lokale en genetwerkte economie van de toekomst. De kunst zal erin bestaan bedrijfsmodellen te ontwikkelen die het niet alleen in het huidige paradigma doen, maar die ook zullen gedijen in een paradigma dat haast onvoorstelbaar anders zal zijn. Gezien nationale overheden totnogtoe verknocht lijken te zijn aan het geloof dat fiscale stimuli zullen werken – dat wil zeggen geld tegen een probleem aangooien en hopen dat het probleem verdwijnt – zijn het de mensen op een meer lokaal niveau die een start zullen moeten nemen met het bedenken van hun eigen antwoorden en oplossingen. Hoe de economische inkrimping zal gebeuren in specifieke regio’s, steden en dorpen, wordt best overwogen door de mensen en gemeenschappen zelf die
57 erdoor geraakt worden. Kunnen wij bijdragen aan het ontwikkelen van een nieuwe manier van economisch denken die rechtvaardigheid, ecologische duurzaamheid en menselijk welzijn als belangrijkste doelen heeft? Dat zou meer regionale en lokale bedrijven kunnen betekenen die focussen op de natuurlijke sterktes van de regio. Waar kunnen gemeenschappen de investeringsmogelijkheden vinden om de nieuwe vaardigheden te ontwikkelen die relevant zullen zijn in een toekomst zonder fossiele brandstoffen? Terwijl veel ondernemers kampen met de realiteiten van kredietcrisis en piekolie, wat worden dan de soorten bedrijven in de regio die het goed zullen doen? Op het macroniveau is er al degelijk ideeëngoed om die aanpak te onderbouwen. Werk van Peter Victor in Managing Without Growth toont dat zelfs nu al een breed economisch beleid specifiek gericht op het creëren van welzijn voor mensen in Canada erin slaagt meer werkgelegenheid te scheppen evenals gezondheidszorg voor iedereen, terwijl tegelijkertijd de wereld meer intact achtergelaten wordt voor de volgende generatie. Victor besluit echter dat dit op dit moment politiek onmogelijk zou zijn, tenzij het komt uit een grass roots-beweging. Herman Daly’s werk over een steady-state economie is erop gericht om een rechtvaardige kwalitatieve economische ontwikkeling te maximaliseren en tegemoet te komen aan de echte noden van mensen en van de planeet, in tegenstelling tot het huidige patroon dat neerkomt op het maximaliseren van kwantitatieve economische groei via het creëren van wensen en koopwaar. Transitie-initiatieven kunnen aantonen hoe zo’n samenleving zou kunnen werken en hoe het aanvoelt te leven op mensenmaat. Zij vormen de bottom up-ondersteuning en het levende bewijs voor het werk van visionairen als Daly en tonen op het lokale niveau de kracht en weerbaarheid van de alternatieven die we nu kunnen beginnen bouwen. maart 2009
Het zicht vanaf de bergtop
Ik had eens een gesprek met een oudere man in een café en ik dacht dat het over piekolie ging. Ik vertelde hem hoe ik het zag en hij onderbrak me af en toe met wat argeloze opmerkingen, dus ik dacht dat de conversatie naar iets interessants zou leiden. Maar op het einde zei hij als een soort afsluiter tegen me: ‘Ja, ik heb het ooit op een tafel gebruikt, ’t gaf een mooi resultaat’. Ik hoop, nu je tot hier in dit boek geraakt bent, dat je – in tegenstelling tot mijn oudere vriend – al door hebt wat de aard is van de uitdagingen die ons te wachten staan. Je zult al wel begrepen hebben dat ons leven, dat gebaseerd is op fossiele energie, een radicale wijziging zal ondergaan, of we dat nu willen of niet. Wat je je waarschijnlijk wel zult afvragen, is hoe dat leven er uit zou kunnen zien op het einde van dat omschakelingsproces.
Welke oplossingsscenario’s zijn er? Ik heb geen glazen bol. Ik weet niet hoe de tweelingcrisis van piekolie en klimaatverandering zich zal ontvouwen – niemand weet het. Ik ken niet de
exacte datum dat de olie piekt, niemand kent die. Ik weet ook niet of, en zo ja wanneer, we de klimaatdrempel van 2ºC zullen overschrijden, en wat er zal gebeuren wanneer het zo ver is. Waar ik wel zeker van ben is dat we buitengewoon grote veranderingen zullen zien in alle aspecten van ons leven. We zullen buitengewone veranderingen móeten doormaken indien we onze samenleving uit de afhankelijkheid van goedkope olie willen halen en wel op zo’n manier dat we onze sociale en ecologische samenhang en stabiliteit kunnen behouden en kunnen leven in een wereld met een relatief stabiel klimaat. Vooruitkijkend hebben al veel mensen verschillende scenario’s uitgedokterd over wat de toekomst in petto heeft. Ik heb mezelf door meerdere van die scenario’s heen geworsteld om inzicht te verwerven in hoe het leven na de piek eruit zou kunnen zien. Eerst heb ik voor figuur 8 een poging gedaan deze scenario’s in volgorde zetten, met aan het ene eind de scenario’s waarin technologie gezien wordt als de oplossing voor elk probleem dat zich kan voordoen, en aan de andere eind de scenario’s waarin de technologie geen plaats heeft en de fragmentatie en decentralisatie van de samenleving onvermijdelijk lijkt. Ik dacht dat dit spectrum lineair zou zijn, maar in feite leiden beide extremen in hun uiteindelijke logica tot ondergang – wat David Holmgren het ‘Atlantis scenario’ noemt – waarin de samenleving implodeert en desintegreert.1
Hoofdstuk 2
‘Men ontdekt geen nieuw land zonder bereid te zijn de kust voor zeer lange tijd uit het zicht te verliezen.’ André Gide