De wetgeving inzake witwassen van geld In 1993 beoogde de anti-witwaswet preventieve maatregelen te installeren ten aanzien van ondernemingen en personen die een financieel beroep uitoefenen. Deze wet voerde de verplichting in tot samenwerking met het oog op het opsporen van verdachte verrichtingen waarvan vermoed wordt dat zij verband houden met het witwassen van geld afkomstig uit verdachte of criminele bron. Nadien is gebleken dat ook niet-financiële beroepen geconfronteerd werden met gevallen van witwassen van zwart geld in de legale economie. Om tegemoet te komen aan de vindingrijkheid van sommige criminelen werden ook niet-financiële beroepen, zoals vastgoedmakelaars, onder de toepassing van de anti-witwaswet gebracht. Bij wet van 10 augustus 1998 werd ook de vastgoedmakelaar onder de toepassing van de anti-witwaswet gebracht (sinds 2004 ook de syndicus en de rentmeester). De BIV-plichtenleer verwijst uitdrukkelijk naar de anti-witwaswet (art. 1, 5de al, 5°). Jaarlijks dienen de vastgoedmakelaars een bijdrage te betalen aan de CFI . In 2010 bedraagt deze bijdrage € 14,77 per vastgoedmakelaar. Deze bijdrage is inbegrepen in de BIV-bijdrage en wordt via het BIV doorgestort aan de CFI. Bij wet van 18 januari 2010 werd de anti-witwaswet van 1993 gewijzigd waarbij de zogenaamde derde anti-witwasrichtlijn werd omgezet in Belgisch recht. Zo werd de identificatie van cliënten er verder in uitgewerkt. Naast de aanpassingen die noodzakelijk waren om de richtlijn om te zetten, wijzigt de wet van 18 januari 2010 ook de structuur van de wet en hernummert het haar artikelen.
I. Definitie en onderscheid Geld witwassen betekent een legaal karakter geven aan vermogenswaarden afkomstig van misdrijven door een opeenvolging van financiële verrichtingen, en dit om ze te onttrekken aan onderzoek door vervolgingsinstanties. Het misdrijf witwassen omvat een tweeledige probleemstelling. • Repressief onderdeel Artikel 505 van het Strafwetboek bestraft de witwassers en hun medeplichtigen alsook alle personen die op één of ander moment zijn opgetreden in het proces “terwijl die de illegale herkomst van de voordelen, goederen of waarden waarmee ze in contact kwamen, kenden of moesten kennen”. In dit onderdeel beoogt men alle misdrijven, ongeacht hun aard. • Preventief onderdeel De wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld onderwerpt een reeks beroepen, waaronder de vastgoedmakelaars, aan een algemene verplichting van kennisgeving en informatieverstrekking. Deze verplichting is echter enkel van toepassing op de witwasoperaties die betrekking hebben op de misdrijven die limitatief in de wet zijn opgesomd.
1
Voor de toepassing van de wet van 11 januari 1993 wordt verstaan onder “witwassen”: • de omzetting of de overdracht van geld of andere activa met de bedoeling de illegale herkomst ervan te verbergen of te verdoezelen, of een persoon die betrokken is bij een misdrijf waaruit dit geld of deze activa voortkomen, te helpen ontkomen aan de rechtsgevolgen van zijn daden; • het verhelen of verhullen van de aard, oorsprong, vindplaats, vervreemding, verplaatsing of eigendom van het geld of de activa waarvan men de illegale herkomst kent; • de verwerving, het bezit, of het gebruik van geld of activa waarvan men de illegale herkomst kent; • de deelneming aan, de medeplichtigheid tot, de poging tot, de hulp aan, het aanzetten tot, het vergemakkelijken van of het geven van raad betreffende één van de in de drie voorgaande punten bedoelde daden. Voor de toepassing van deze wet wordt onder de “financiering van terrorisme” verstaan: de verstrekking of verzameling van fondsen, op welke wijze ook, rechtstreeks of onrechtstreeks, met de bedoeling of wetende dat deze geheel of gedeeltelijk zullen worden gebruikt door een terrorist of een terroristische organisatie of voor het plegen van een of meerdere terroristische daden.
II.
De preventieve wetgeving inzake witwassen
De verplichting van kennisgeving en informatieverstrekking is sinds 25 oktober 1998 van toepassing op het beroep van vastgoedmakelaar (wet van 10 augustus 1998). Dit werd uitgebreid en versterkt door de wet van 12 januari 2004 die sinds 1 februari 2004 van kracht is. De vastgoedmakelaars werden door de wetgever ondergebracht bij de beroepen met de zwaarste verplichtingen, naast onder meer de kredietinstellingen, de verzekeringsondernemingen en de beursmakelaars. De wet is van toepassing op de vastgoedmakelaars bedoeld in artikel 2 van het Koninklijk Besluit van 6 september 1993 tot bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van het beroep van vastgoedmakelaar. Ze geldt vandaag ook voor BIV-makelaars die activiteiten uitvoeren als syndicus of rentmeester. De vastgoedmakelaars, de bestuurders en beheerders van onroerende goederen worden dus geacht voortaan: • bij hun cliënten bepaalde inlichtingen te verwerven die ze moeten bijhouden; • aan de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) de informatie verstrekken, wanneer ze vermoeden dat een verrichting verband houdt met het witwassen van geld verkregen na het plegen van bepaalde zware misdrijven.
2
III. De misdrijven bedoeld in de wet Tot de verplichtingen opgenomen in de wet van 11 januari 1993 behoren het geld en de activa die voortkomen uit bepaalde misdrijven. 1.Misdrijven die in verband staan met: • terrorisme of de financiering van terrorisme; • georganiseerde misdaad (misdadigersbendes); • illegale drughandel; • illegale handel in wapens, goederen en koopwaren met inbegrip van antipersoonsmijnen en/of submunitie; • handel in clandestiene werkkrachten; • mensenhandel; • exploitatie van de prostitutie; • illegaal gebruik bij dieren van stoffen met hormonale werking of illegale handel in dergelijke stoffen; • illegale handel in menselijke organen of weefsels; • fraude ten nadele van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen; • ernstige en georganiseerde fiscale fraude waarbij bijzonder ingewikkelde mechanismen of procédés van internationale omvang worden aangewend; • verduistering door personen die een openbare functie uitoefenen en omkoping; • ernstige milieucriminaliteit; • namaak van muntstukken of bankbiljetten; • namaak van goederen; • zeeroverij. 2.Het beursmisdrijf het onwettig openbaar aantrekken van spaargelden of het verlenen van beleggingsdiensten, diensten van valutahandel of van geldoverdracht zonder vergunning. 3.De oplichting, misbruik van vertrouwen, misbruik van vennootschapsgoederen, gijzeling, diefstal of afpersing met geweld of bedreiging, of een misdrijf dat verband houdt met de staat van faillissement. Het witwassen van de opbrengst van andere misdrijven dan de voornoemde valt niet onder de wet van 11 januari 1993. De vastgoedmakelaar is dus niet verplicht hiervan kennis te geven en het te melden, zelfs indien dit witwassen strafbaar is volgens artikel 505 van het Strafwetboek. We vermelden dat “gewone” fiscale fraude niet is opgenomen in de lijst, voor zover ze niet overeenstemt met de kwalificaties “ernstige en georganiseerde fiscale fraude waarbij bijzonder ingewikkelde mechanismen of procédés van internationale omvang worden aangewend”. Het was de bedoeling van de wetgever in 1993 om de anti-witwasverplichtingen te beperken tot de meest ernstige misdrijven.
IV.
Het witwassen in de praktijk
Moeten als verdacht worden beschouwd: • verrichtingen waar een persoon voor eigen rekening of voor rekening van een derde een onroerend goed zou kopen dat hij vervolgens snel voor een veel hogere
3
prijs doorverkoopt. Deze operatie kan tot stand komen via stromannen of via tussenvennootschappen. • de verkoop of de aankoop van een onroerend goed tegen een veel lagere prijs dan zijn verkoopswaarde, aanzienlijke investeringen in vastgoed uitgevoerd door personen of vennootschappen gevestigd in een niet-coöperatief land of rechtsgebied, betalingen gedaan in naam van de cliënt op de rekening van een vastgoedkantoor afkomstig van een financiële instelling gevestigd in een niet-coöperatief land of rechtsgebied of de wanverhouding tussen de uitgevoerde vastgoedtransactie en de sociaal-economische situatie van de cliënt. • de aankoop van onroerende goederen via hypothecaire leningen die voortijdig worden terugbetaald. Het is daarbij de bedoeling een officiële verantwoording te verkrijgen voor fondsen van illegale herkomst. Aanverwante reglementering inzake onroerende goederen (art. 20 anti-witwaswet): De prijs van de verkoop van een onroerend goed mag enkel vereffend worden door middel van overschrijving of cheque, uitgezonderd voor een bedrag tot 10 % van de prijs van de verkoop, en voor zover dit bedrag niet hoger is dan 15.000 euro (zelfs wanneer de prijs wordt gestort door middel van compensatie). De verkoopovereenkomst en –akte moeten het nummer van de financiële rekening vermelden waarlangs het bedrag werd of zal worden overgedragen. Wanneer de vastgoedmakelaar vaststelt dat deze bepaling niet wordt nageleefd, brengt hij dit onmiddellijk schriftelijk ter kennis van de CFI. De notarissen zijn onderworpen aan dezelfde verplichting van kennisgeving. Indien het voorschot gestort door de koper meer bedraagt dan 10 % of 15.000 euro en het is vereffend door middel van een cheque of een overschrijving, zal de vastgoedmakelaar aansporen om de informatie betreffende deze betaling in de verkoopovereenkomst te vermelden, op gevaar af van het wantrouwen van de notaris te wekken, die bij twijfel over een betaling in contanten de operatie ter kennis zou kunnen brengen van de CFI.
V.
Verplichtingen van vastgoedmakelaars
Verplichtingen van de vastgoedmakelaars in het kader van de wet van 11 januari 1993: • identificatie van de personen met wie ze handelen; • archivering van bepaalde inlichtingen betreffende die personen; • zich organiseren om in staat te zijn aan de wensen van de wet te voldoen , met ondermeer aanstelling van een witwasverantwoordelijke binnen het kantoor; • in bepaalde gevallen de CFI bepaalde verrichtingen ter kennis brengen.
4
1. Klantenonderzoek - identificatieplicht a.
identificatie en identiteitsverificatie cliënt = resultaatsverbintenis
Vastgoedmakelaars moeten hun cliënten en de eventuele lasthebbers van hun cliënten identificeren en hun identiteit te controleren aan de hand van een bewijsstuk, waarvan een afschrift wordt genomen op papier of op elektronische drager, wanneer: • ze een zakenrelatie aanknopen waardoor de betrokkenen gewone cliënten worden; • de cliënt wenst over te gaan tot een verrichting voor een bedrag van 10.000 euro of meer, ongeacht of zij wordt uitgevoerd in één of in verscheidene verrichtingen waartussen een verband blijkt te bestaan, of een verrichting zelfs wanneer het bedrag lager is dan 10.000 euro, zodra wordt vermoed dat het gaat om witwassen van geld of om financiering van terrorisme; • ze twijfelen of de eerder verkregen identificatiegegevens over een reeds geïdentificeerde cliënt waarheidsgetrouw of juist zijn. Deze identificatie omvat: de naam, voornaam, geboortedatum en geboorteplaats van de cliënt. In de mate van het mogelijke moet tevens relevante informatie worden ingewonnen over het adres van de geïdentificeerde persoon. Voor rechtspersonen (vennootschappen), fiducieën en trusts betreffen de identificatie en de controle de maatschappelijke naam en de maatschappelijke zetel van de rechtspersoon, de bestuurders en de kennis van de bepalingen omtrent de bevoegdheid verbintenissen aan te gaan voor de rechtspersoon of de trust. De vereenzelviging slaat ook op het voorwerp en de verwachte aard van de zakenrelatie. In dit opzicht dienen we bovendien te onderstrepen dat de vastgoedmakelaar alle redelijke maatregelen moet treffen om de personen te identificeren voor wie de verrichting echt wordt uitgevoerd: • wanneer de cliënt niet voor eigen rekening handelt; • indien er twijfel bestaat of de cliënt voor eigen rekening handelt; • wanneer de cliënt een rechtspersoon of een trust is. Deze maatregelen omvatten de identificatie van de natuurlijke persoon of personen die uiteindelijk de cliënt bezitten of controleren. De vastgoedmakelaar moet bovendien: • een bestendige waakzaamheid aan de dag leggen ten opzichte van de zakenrelatie en een aandachtig onderzoek verzekeren van de uitgevoerde verrichtingen om zich ervan te vergewissen dat deze stroken met de kennis die hij heeft van zijn cliënten, hun commerciële activiteiten, hun risicoprofiel en, indien nodig, de herkomst van de fondsen. • indien noodzakelijk (naargelang de risicogevoeligheid, bij langere zakelijke relatie met bepaalde cliënt) zullen de identiteitsgegevens geactualiseerd dienen te worden.
5
• een grotere waakzaamheid aan de dag leggen wanneer hij een zakenrelatie aanknoopt of wanneer hij een transactie uitvoert met een cliënt die niet fysiek aanwezig is; • geen zakenrelatie aanknopen of in stand houden, indien hij zijn identificatieplicht niet kan nakomen. Hij beslist in dat geval de CFI in te lichten (de identificatie van de cliënt en zijn eventuele lasthebbers is een resultaatsverbintenis, met andere worden er is geen keuze, de identiteit moet worden gecontroleerd). De voornoemde verplichtingen zijn niet van toepassing, wanneer de cliënt een organisatie of een kredietinstelling, een beleggingsonderneming, een leasingonderneming of een erkende verzekeringsonderneming, of beursmakelaar is. ‘‘Geen zakenrelatie aanknopen of in stand houden, als hij zijn identificatieverplichting niet kan nakomen.’’ b. identificatie en identiteitsverificatie ‘uiteindelijke begunstigde’ = inspanningsverbintenis Vastgoedmakelaars moeten tevens de persoon of personen voor wiens rekening of ten voordele van wie een verrichting wordt uitgevoerd (begunstigde of uiteindelijke begunstigde van de cliënt) identificeren en alle redelijke maatregelen nemen om hun identiteit te controleren. Deze identificatie omvat de naam en voornaam van de begunstigde. In de mate van het mogelijke dient te worden overgegaan tot verificatie van geboortedatum en geboorteplaats van de uiteindelijke begunstigde. Verder dient in de mate van het mogelijke informatie worden ingewonnen over zijn adres. Om de identificatie van de uiteindelijke begunstigde te vergemakkelijken werden twee maatregelen ingebouwd. De eerste in de anti-waswet zelf, de tweede in het Wetboek van Vennootschappen: 1) de vennootschap of rechtspersoon moet aan de vastgoedmakelaar de identiteit meedelen van hun uiteindelijke begunstigde. De vastgoedmakelaar zal verifiëren of de meegedeeld inlichtingen pertinent en geloofwaardig zijn. 2) éénieder die stemrechtverlenende effecten verwerft - van zodra deze de 25% drempel bereiken bij niet-beursgenoteerde vennootschappen – moet de vennootschap informeren, zodat deze laatste zijn mededelingsverplichting naar vastgoedmakelaar (en anderen) kan nakomen. Net als bij identiteitsverificatie van de cliënt zullen ook hier de gegevens , indien noodzakelijk, geactualiseerd dienen te worden (afhankelijk van risicogevoeligheid). Indien de uiteindelijke begunstigde niet kan worden geïdentificeerd mag de vastgoedmakelaar geen zakelijke relatie aangaan of handhaven met de betreffende persoon, noch een verrichting voor hem uitvoeren. Ook hier zal de vastgoedmakelaar de CFI dienen te informeren.
6
In tegenstelling met de identificatieverplichting van de cliënt en zijn lasthebbers is de identificatieverplichting van de uiteindelijke begunstigde een middelenverbintenis, geen resultaatsverbintenis. De vastgoedmakelaar bepaalt vrij hoe hij deze verificatie zal uitvoeren, rekening houdend met het feit dat deze maatregelen in verhouding moeten staan tot het risico betrokken te raken bij het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. Deze maatregelen kunnen dus variëren in functie van het soort cliënt en zakelijke relatie, alsook in functie van de aard van het product en van de verrichting. c.
Versoepelende en verstrengde klantenonderzoek.
In een aantal gevallen is het hierboven besproken klantenonderzoek versoepeld. Zo is bijvoorbeeld de identiteitsverificatie niet verplicht indien cliënt of begunstigde een kredietinstelling of een Belgische publieke overheidsinstantie (inclusief economische overheidsbedrijven) is, …, tenzij er een vermoeden bestaat van witwassen of financiering van terrorisme. Naast de gevallen waar een versoepelde klantenonderzoek is toegestaan voorziet de wet in situaties waar een strenger klantenonderzoek geldt. De vastgoedmakelaar zal risico dat hun cliënt vertegenwoordigt, moeten inschatten. Zo zal naast de reeds bestaande identificatieplicht (cf.supra), passende maatregelen moeten worden genomen indien een situatie een hoog risico op witwassen van geld of financiering van terrorisme kan inhouden. Zo ook indien de cliënt niet fysiek aanwezig was bij de identificatie. Er geldt eveneens een verstrengd klantenonderzoek indien een zakelijke relatie wordt aangegaan met een politiek prominent persoon die in het buitenland woont (of directe familieleden of naast geassocieerden van deze persoon). Beschrijving wat verstaan dient et worden onder politiek prominente personen kan verwezen worden naar art. 12 § 3 anti-witwaswet (ondermeer: ministers, parlementsleden, bepaalde magistraten …). Feit is dat men niet zomaar kan weten of men al dan niet een politiek prominent persoon voor zich heeft, zodat de vastgoedmakelaar ook niet automatisch verantwoordelijk kan worden gesteld. Een verstrend klantenonderzoek is eveneens van toepassing bij grensoverschrijdende correspondentbankrelaties. In tegenstelling tot de bepalingen waar verlaagd klantenonderzoek is toegelaten is de opsomming van de gevallen waar een verscherpt klantenonderzoek is vereist, niet limitatief.
2.Verplichtingen om de strijd tegen het witwassen te organiseren De vastgoedmakelaar moet bovendien: • op welke informatiedrager ook, of het nu gaat om een afschrift van het bewijsstuk dat voor de identificatie heeft gediend, of een kopie van de registraties, de borderellen en stukken van de uitgevoerde verrichtingen om ze nauwkeurig te kunnen reconstrueren. Deze bewaring moet ten minste vijf jaar duren na het beëindigen van de relaties met de persoon en/of op de datum waarop de verrichting plaatsvond.
7
• hun werknemers en hun vertegenwoordigers informeren en sensibiliseren over de wetsbepalingen (artikel 17). Deze maatregelen omvatten de deelname van hun betrokken werknemers en hun vertegenwoordigers aan speciale opleidingsprogramma’s om de verrichtingen en de feiten te leren onderkennen die met het witwassen van geld en de financiering van terrorisme verband kunnen houden en om hen te onderrichten hoe in die gevallen moet worden gehandeld. Nieuw is dat (sinds wet van 18 januari 2010) vastgoedmakelaars dienen na te gaan of hun werknemers en vertegenwoordigers de passende professionele betrouwbaarheid bezitten ten aanzien van de risico’s die verbonden zijn aan de taken en de functies die zullen moeten uitoefenen. • één of meer personen aanwijzen die verantwoordelijk zijn (witwasverantwoordelijke – artikel 18) voor de toepassing van de wet in hun onderneming. Deze personen zijn vooral belast met de vaststelling van de controleprocedures om verrichtingen die met het witwassen van geld verband houden te voorkomen, op te sporen en te verhinderen. De persoon moet van een hiërarchisch gepast niveau zijn en in principe gekozen worden onder de leden van de directie (bijvoorbeeld de baas van een vastgoedkantoor). • aan de witwasverantwoordelijke een schriftelijk rapport overmaken van elke verrichting die hij bijzonder verdacht vindt door haar aard, haar ongebruikelijke karakter, de omstandigheden die ermee gepaard gaan of de hoedanigheid van de betrokkenen om met witwassen van geld of financiering van terrorisme verband te houden.
3.Verplichting van kennisgeving - meldingsplicht De vastgoedmakelaar moet aan de CFI informatie overmaken, wanneer hij algemene kennis heeft van een feit dat een aanwijzing van witwassen van geld zou kunnen zijn, en meer bepaald: • wanneer hij weet of vermoedt dat een uit te voeren verrichting verband houdt met het witwassen van geld of de financiering van terrorisme, brengt hij dit aan de CFI ter kennis vooraleer de verrichting uit te voeren, met in voorkomend geval vermelding van de termijn binnen dewelke deze verrichting moet worden uitgevoerd. • wanneer hij weet of vermoedt dat een uitgevoerde of uit te voeren verrichting verband houdt met het witwassen van geld of met de financiering van terrorisme, maar dat hij de CFI er niet voor de uitvoering van de verrichting van in kennis kan stellen, omdat het uitstel van de uitvoering van de verrichting onmogelijk is wegens haar aard, of omdat hij de vervolging van de vermoedelijke begunstigden van het witwassen van het geld zou kunnen beletten. Hij stelt de cel hiervan onmiddellijk na de uitvoering van de verrichting in kennis. In dit geval vermeldt hij de reden waarom een kennisgeving vooraleer de verrichting uit te voeren niet mogelijk was (artikel 24). • wanneer hij kennis heeft van een verrichting of een feit betreffende natuurlijke personen of rechtspersonen gedomicilieerd in een “niet-coöperatieve staat” (heden staat geen enkele staat op de lijst van de zogenaamde niet coöperatieve landen).
8
De kennisgeving door de vastgoedmakelaar aan de CFI dient schriftelijk of elektronisch te gebeuren. Een meldingsformulier is beschikbaar op de website van CFI (www.ctif-cfi.be). De vastgoedmakelaar mag in geen geval ter kennis brengen van de betrokken cliënt of van derden dat informatie werd meegedeeld aan de CFI. Wanneer de CFI de kennisgeving ontvangt, bevestigt zij de ontvangst ervan. Indien ze het nodig acht, kan ze zich verzetten tegen de uitvoering van de verrichting, voor het verstrijken van de uitvoeringstermijn gemeld door de vastgoedmakelaar. Dit verzet (maximale termijn van 2 werkdagen) wordt per telefax of op enig andere schriftelijke wijze ter kennis gebracht. Bij gebrek aan verzet binnen voornoemde termijn, staat het de vastgoedmakelaar vrij de verrichting uit te voeren. Met de wetswijziging van 2010 worden de melders thans beter beschermd (artikelen 30 § 4 en 36). Een van de bekommernissen die ook door het BIV naar voor werd gebracht, is dat de identiteitsgegevens van de melder niet nodeloos kenbaar wordt gemaakt. Dit ter bescherming van de melders tegen bedreiging, daden van agressie of intimidatie. Er wordt voorzien in de nodige discretie. De identiteit van de melder mag niet worden vrijgegeven. Wanneer de vastgoedmakelaar te goeder trouw de CFI informatie ter kennis heeft gegeven, kan geen enkele burgerlijke rechtsvordering, straf- of tuchtvordering tegen hem worden ingesteld, noch een professionele sanctie worden uitgesproken (art. 32). Indien de CFI meent dat er voldoende aanwijzingen van witwassen zijn, verwijst zij de zaak naar het bevoegde parket dat kan vervolgen of seponeren.
VI.
Sancties
De Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie krijgt door artikelen 39 en 40 van de wet van 11 januari 1993 de bevoegdheid om administratieve geldboetes op te leggen aan vastgoedmakelaars die hun verplichtingen van identificatie, witwasbestrijding en kennisgeving niet zouden zijn nagekomen. De geldboete wordt geïnd in het voordeel van de Schatkist. Het bedrag is vastgelegd tussen niet minder dan 250 euro en niet meer dan 1.250.000 euro. ‘‘De vastgoedmakelaar mag in geen geval de betrokken cliënt verwittigen dat informatie aan de CFI is meegedeeld.’’
VII. Het misdrijf witwassen en zijn repressie Artikel 505 van het Strafwetboek beslaat de zaken afkomstig van alle misdrijven ongeacht hun aard, of het nu gaat om een misdaad, een wanbedrijf of een overtreding. Opdat het gedrag strafbaar zou zijn, is het geenszins noodzakelijk dat het misdrijf ernstig is. Het misdrijf dient zelfs niet te zijn bepaald, voor zover vaststaat dat de dader van het misdrijf kennis had van de illegale herkomst. De wet straft diegene die witwast. De witwasser kan de persoon zijn die het misdrijf pleegt dat aan de oorsprong ligt van de fondsen, of een derde. De derde die bewust
9
hulp heeft verleend aan de witwasser wordt vervolgd als dader, mededader of medeplichtige. De rechtspraak meent dat de kennis van de illegale herkomst wordt bewezen door volgende elementen: • het ontbreken van een geloofwaardige uitleg over het bezit van grote geldsommen, die niet stroken met de zichtbare financiële en professionele situatie van de verdachte, zeker wanneer deze geen beroep heeft; • de vruchteloze poging van de verdachte om de legale herkomst van het geld te bewijzen door verklaringen die hij voortdurend wijzigt naargelang van de omstandigheden van het onderzoek en de opmerkingen van de onderzoekers; • de weigering of het onvermogen om informatie te verstrekken over de persoon van wie men geld heeft ontvangen; • de toestand dat de persoon geen enkele band heeft in België en niet in het Koninkrijk verblijft; • het gebruik van valse documenten en valse identiteiten tijdens verdachte verrichtingen; • het gebruik van kleine coupures, wat aangeeft dat het gaat om inkomsten uit een handel van verdovende middelen; • het feit dat de verrichtingen betrekking hebben op een echt aanzienlijke som en over een korte tijdspanne zijn gespreid.
De veronderstelde kennis Zal schuldig zijn aan het misdrijf witwassen, niet enkel diegene die de illegale herkomst kende, maar ook diegene die ze moest kennen. Volgens dit begrip is het nodig – maar volstaat het - dat naar de feitelijke omstandigheden die noodzakelijkerwijze het wantrouwen van de dader zouden moeten opwekken, deze laatste kennis van de illegale herkomst van de zaken heeft gehad of zou gehad moeten hebben. Het is niet noodzakelijk dat de betrokkene of zelfs de veroordelende rechter precieze kennis van het misdrijf dat aan de basis van de illegale herkomst van de zaken ligt, bezit. Het volstaat dat men elke legale oorsprong of herkomst ervan kan uitsluiten. De vastgoedmakelaar dient dus bijzondere aandachtig te zijn voor de lage koopprijs, de persoonlijkheid van de verkopers, het geheime karakter van de verrichting, de verzwijging van de echte koper (verrichting van commandverklaring), aanzienlijke voorschotten in liquide middelen, enz.
10