‘De vijandelijkheden in Spanje’
De Spaanse Burgeroorlog en haar invloed op twee neutrale Europese mogendheden: Nederland en het Verenigd Koninkrijk
Astrid Cornelisse BA Studentnummer: 5880076 E-mail:
[email protected] Masterscriptie Europese Studies Begeleider: dr. Yolanda Rodríguez Pérez Aantal woorden: 30.209 Datum van voltooiing: 9 juli 2012 Master Europese Studies Faculteit der Geesteswetenschappen Universiteit van Amsterdam
Inhoudsopgave Inleiding
3
1. De Spaanse Burgeroorlog, 1936-1939 1.1 De essentie van het conflict 1.2 De strijdende partijen en hun internationale steun 1.3 Het verloop van de Spaanse Burgeroorlog
9 9 11 15
2. De invloed van de Spaanse Burgeroorlog op het Europese continent 2.1 Politieke situatie 2.1.1 De strijd tussen politieke systemen 2.1.2 Diplomatie en internationale betrekkingen 2.2 Culturele consequenties 2.2.1 De film ‘Spaanse Aarde’ 2.2.2 Voorbeelden van Europese literatuur en kunst 2.2.3 Religieuze campagnes
17 18 19 20 22 22 23 25
3. De invloed van de Spaanse Burgeroorlog op de politieke situatie in de neutrale landen: Nederland 3.1 De Nederlandse politieke situatie in 1936 3.2 Politieke discussies in Nederland 3.3 Het wetsontwerp ‘Voorbehoud tot het nemen van maatregelen met het oog op de vijandelijkheden in Spanje’ 3.4 Kamervragen in de periode van 1936 tot 1945 3.4.1 Kamervragen over Spaanse vluchtelingen 3.4.2 Kamervragen over het financieren van opvanghuizen voor Spaanse kinderen in Zuid-Frankrijk 3.4.3 Kamervragen over de bescherming van de Nederlandse scheepvaart in de Middellandse Zee 3.4.4 Kamervragen over een lezing van dr. J. Brouwer over ‘De inzet en het verloop van den Spaanschen Burgeroorlog’ 3.4.5 Kamervragen over vrijwilligers van de Internationale Brigades die het Nederlanderschap zijn verloren 3.5 Deelconclusie 4. De invloed van de Spaanse Burgeroorlog op de politieke situatie in de neutrale landen: Het Verenigd Koninkrijk 4.1 De Britse politieke situatie in 1936 4.2 Politieke discussies in het Verenigd Koninkrijk 4.3 De slag bij Cable Street 4.4 De Engelse houding ten opzichte van de niet-inmengingscommissie 4.5 Kamervragen in de periode van 1936 tot 1938 4.5.1 Kamervragen over Spaanse vluchtelingen 4.5.2 Kamervragen over de bescherming van de Britse scheepvaart in de Middellandse Zee 4.5.3 Kamervragen over initiatieven van academici om de Spaanse Burgeroorlog onder de aandacht te brengen 4.5.4 Kamervragen over vrijwilligers van de Internationale Brigades 4.6 Deelconclusie
28 29 32 35 38 38 39 40 41 44 45 48 50 51 53 55 59 60 63 66 68 70
Conclusie
73
Literatuurlijst Bijlagen; Deens en Nederlands monument voor vrijwilligers en Nederlandse en Britse kamerstukken
82 86
-2-
Inleiding “Why do they stay? They stay because this is their city, these are their homes, here is their work, this is their fight; the fight to be allowed to live as human beings. […] This earth is ours.” 1 Dit is een fragment van de voice-over uitgesproken door Ernest Hemingway in de film ‘The Spanish Earth’, een propagandafilm voor de Spaanse linkse regering gemaakt door de Nederlandse regisseur Joris Ivens in 1937. Hemingway schreef het scenario en verzorgde de voice-over. Hij heeft het hier over de inwoners van Madrid die besluiten te blijven terwijl de stad in 1936 en 1937 veelvuldig wordt aangevallen door de nationalistische rebellen tijdens de Spaanse Burgeroorlog. De film gaat uiteraard over de strijd tussen de twee Spaanse kampen, maar de rol die buitenlandse mogendheden speelden tijdens de burgeroorlog komt ook veelvuldig aan bod. Zo spreekt Hemingway van ‘Duitse artillerie’ en ‘Italiaanse soldaten’ die vechten tegen de republikeinen. 2 Hij meent dat de nationalisten hun wil proberen op te leggen aan de rest van de Spaanse bevolking en door hun vasthoudendheid en constante steun van Duitsland en Italië is de Spaanse Burgeroorlog niet zes weken na aanvang geëindigd, maar duurt de burgeroorlog nog steeds voort. 3 Ik zal deze film verder behandelen in hoofdstuk twee van deze scriptie, maar wat hier belangrijk is, is de opvatting dat de Spaanse Burgeroorlog begon als een Spaanse aangelegenheid, maar dat het al snel de buitenlandse grootmachten waren die het verloop en de uitkomst van de burgeroorlog voor het overgrote deel dicteerden. Hemingway heeft dezelfde opvatting, aangezien hij ervan overtuigd is dat de burgeroorlog allang was afgelopen als Duitsland en Italië zich er niet mee hadden bemoeid. Deze opvatting leefde niet alleen in intellectuele kringen van filmregisseurs en schrijvers, maar zeker ook in politieke kringen. Zo was de Franse premier Léon Blum, leider van de socialistische SFIO, na 17 juli 1936 bereid om het zusterregime in Spanje te helpen, maar dit werd hem niet in dank afgenomen. De meerderheid van de Fransen was bang dat hulp aan de Spaanse Republiek reden voor Hitler en Mussolini zou zijn om de Spaanse rebellen te helpen en dus werd Blum gedwongen een beleid van non-interventie te voeren. 4 Non-interventie was zogenaamd het beste voor de Spaanse Republiek en voorkwam een algehele Europese oorlog. Net zoals de Fransen, hoopten de Britten dat de Spaanse Burgeroorlog vanzelf zou eindigen als gevolg van een tekort aan wapens en munitie. 5 Daarom werd er op 12 Joris Ivens, ‘The Spanish Earth’, , http://www.youtube.com/watch?v=ep24InPrJRQ, geraadpleegd op 2 januari 2012. 2 Ibidem. 3 Ibid. 4 Paul Preston, ‘The Great Civil War’, in: T.C.W. Blanning (ed.), The Oxford Illustrated History of Modern Europe, Oxford: Oxford University Press, 2001, p. 168. 5 Ibidem, p. 173. 1
-3-
oktober 1936 de niet-inmengingscommissie opgericht op Brits en Frans initiatief. De 27 leden van de niet-inmengingscommissie zagen het afstemmen van hun politiek en beleid ten opzichte van Spanje als noodzakelijk. Britse en Franse leiders hadden echter niet in de gaten in hoeverre de Spaanse Burgeroorlog de Duitse en Italiaanse uitdaging van de Engels-Franse hegemonie zou versterken. 6 Juist door hun aanvankelijke non-interventie konden de Duitsers en Italianen het conflict naar eigen hand zetten en zou Hemingway gelijk krijgen. De oorlog tussen links en rechts in Spanje had dus belangrijke internationale repercussies. De Spaanse volksfrontregering keerde zich meteen naar zijn Franse collega op zoek naar hulp. 7 Uit fascistische solidariteit en als gevolg van een wens om Frankrijk te verzwakken, gingen de Duitse en Italiaanse dictators akkoord met het sturen van vliegtuigen; zonder deze vliegtuigen waren de Spaanse rebellen niet in staat geweest om hun beste troepen naar het Spaanse vasteland te transporteren. 8 Ook speelden wapens geleverd door de Sovjet-Unie een belangrijke rol in de verdediging van Madrid. Deze stuurde Stalin niet alleen uit ideologische solidariteit maar ook omdat hij het Franse tegengewicht tegen Duitsland niet verzwakt wilde zien. 9 En, zoals gezegd, hoopten de Britten en Fransen dat hun beleid van non-interventie noodzakelijkerwijs zou leiden tot een einde aan de Spaanse Burgeroorlog. Beide grootmachten waren gebrand op het vermijden van een Europees gewelddadig conflict. Ondanks de interventie van deze Europese grootmachten, stroomde de Spaanse Burgeroorlog nooit over de grenzen van het Iberisch schiereiland. 10 Roger Chickering beargumenteert dat ‘From the moment it began, the Spanish War was about ultimate Spanish questions – relations of production, property, authority, and the organization of the moral universe’. 11 Chickering meent echter wel dat door buitenlandse interventie de ideologische polariteiten werden benadrukt, waardoor het Spaanse conflict werd gezien als een onderdeel van de Europese strijd tussen communisme en fascisme. 12 Volgens Stanley Payne zag Franco zelf ook het belang van de Spaanse Burgeroorlog in haar Europese context: ‘[…] Franco and his associates declared on various public occasions, and also in their private conversations with Axis leaders and diplomats, that they considered the Spanish conflict the first part of the greater European war, which was its continuation’, schrijft Payne. 13 In dit opzicht was Franco het eens Ibid., p. 168. Ibid., p. 172. 8 Ibid. 9 Ibid., p. 172-173. 10 Roger Chickering, ‘The Spanish Civil War in the Age of Total War’, in: Martin Baumeister and Stefanie SchülerSpringorum (eds.), “If You Tolerate This…”: The Spanish Civil War in the Age of Total War, Frankfurt: Campus Verlag, 2008, p. 29. 11 Ibidem, p. 33. 12 Ibid. 13 Stanley Payne, Spain: A Unique History, Madison: The University of Wisconsin Press, 2008, p. 190. 6 7
-4-
met zijn republikeinse vijanden door publiekelijk te verklaren dat de bredere Europese oorlog simpelweg een voortzetting was van de contrarevolutionaire anti-Sovjet strijd die begonnen was met de opstand van los Nacionales in Spanje. 14 Dit zijn uiteraard verklaringen na afloop van de Spaanse Burgeroorlog, maar ten tijde van het Spaanse conflict waren de internationale context en mogelijke internationale gevolgen toch al merkbaar. De Spaanse Burgeroorlog woedde tot 1 april 1939 toen Madrid werd ingenomen door de nationalistische rebellen onder leiding van generaal Franco. De Europese mogendheden voerden verschillende soorten beleid, grofweg te verdelen in interventie en non-interventie, die invloed hadden op het verloop van de Spaanse Burgeroorlog. Paul Preston verbindt de Spaanse Burgeroorlog met de internationale politiek in de jaren ’30: “The assistance given to Franco by Hitler and Mussolini was not disinterested, for they knew that they were also undermining the position of the western powers, kept on the sidelines by their belief that Republican Spain was a Soviet puppet. It was hardly surprising that the activities of foreign powers would dictate both the course and the outcome of the Spanish Civil War. Much of the energy of the right in Europe during the inter-war period was devoted to trying both internationally and domestically to build barriers against both real and perceived revolutionary threats. In international terms, fear and suspicion of the Soviet Union had been a major determinant of the diplomacy of the western powers throughout the 1920s. In the context of world depression and increased working-class militancy, anti-Bolshevism became even more decisive in the 1930s. The relative tolerance shown initially by Britain and the United States to both Hitler and Mussolini in the international arena implied a tacit approval of fascist policies towards the left in general and towards communism in particular.” 15 Het uitgangspunt van deze masterscriptie is dat de Spaanse Burgeroorlog aanvankelijk in essentie een Spaans conflict was, maar dat het niet lang duurde voordat het een Europees conflict werd, waarin de Europese mogendheden grote belangen hadden. Spanje werd zogezegd het toneel van de eerste gewelddadige confrontatie tussen Europees links en Europees rechts; tussen democratie en dictatuur. Men noemt het ook wel de generale repetitie voor de Tweede Wereldoorlog. In het Spanje van de jaren ’30 was deze confrontatie tussen de nieuwe Europese ideologieën van het fascisme en het communisme duidelijk voelbaar. Ik concentreer mij op de politieke invloed die de Spaanse Burgeroorlog had op de neutrale Europese landen, in het bijzonder op Nederland en het Verenigd Koninkrijk, die door niets te doen en een politiek van niet-inmenging te voeren ook belangrijk waren in het verloop en de uitkomst van dit conflict. Mijn vraagstelling luidt dan ook: ‘Wat was de politieke invloed van de Spaanse Burgeroorlog op de neutrale Europese mogendheden, het Verenigd Koninkrijk en Nederland?’ Hierbij wil ik het begrip invloed benaderen als zijnde een keten van actie en reactie tussen het conflict en de conflicterende 14 15
Ibidem, p. 193. Paul Preston, ‘The Great Civil War’, p. 172.
-5-
partijen, publieke opinie, parlement, regering en daarmee ook de internationale politieke organen. De Spaanse Burgeroorlog had een duidelijke invloed op de publieke opinie in Europese landen wat op zijn beurt een invloed op het parlement in kwestie had, gezien het feit dat het de taak van het parlement is om het volk te vertegenwoordigen, en dit betekent vervolgens een invloed op de politieke situatie in het desbetreffende land. Het parlement bespreekt immers met de regering kwesties die voortkomen uit het conflict en dus wordt de laatstgenoemde beïnvloed door de eerstgenoemde, aangezien het parlement reageert op de publieke opinie, die op zijn beurt reageert op de Spaanse Burgeroorlog. Daarnaast moeten de grenzen van interventie en non-interventie in het achterhoofd worden gehouden. Nederland en het Verenigd Koninkrijk waren beide gebonden aan het non-interventiebeleid, maar de kamerstukken behandeld in deze masterscriptie laten zien dat dit niet betekende dat de grenzen van non-interventie niet werden opgezocht. Dit maakt de grens tussen wat wel en wat niet interventie is wazig en dus zal ik de precaire positie van deze twee ‘neutrale’ landen behandelen in deze scriptie. Om mijn onderzoeksvraag te beantwoorden zal ik in hoofdstuk één een kort relaas houden over de Spaanse Burgeroorlog; de essentie van het conflict, de strijdende partijen en hun internationale steun, en in het kort het verloop van de burgeroorlog komen in dit hoofdstuk aan bod. Dit laatste is relevant omdat de neutrale Europese mogendheden beïnvloed werden in hun gedrag jegens Spanje door het verloop van de Spaanse Burgeroorlog. In het tweede hoofdstuk zal ik een algemeen kader schetsen van de verschillende soorten invloed die de Spaanse Burgeroorlog had op het Europese continent. Dit aan de hand van de invloed die de burgeroorlog had op de politieke situatie in Europa en de culturele consequenties die de burgeroorlog had op het continent. Hierbij richt ik mij op de strijd tussen politieke systemen en diplomatie en internationale betrekkingen als voorbeelden van de invloed op de politieke situatie in Europa en op de film ‘Spaanse Aarde’, voorbeelden van Europese literatuur en kunst en religieuze campagnes als voorbeelden van culturele consequenties die gevoeld werden op het continent door de Spaanse Burgeroorlog. In de laatste twee hoofdstukken wordt deze invloed op de Europese politiek nader behandeld aan de hand van politieke discussies in Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Hiervoor heb ik een selectie gemaakt van primaire bronnen die ik gebruik om mijn onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden. Deze primaire bronnen zijn kamerstukken en kamervragen uit elk land, waarbij ik aan de hand van een aantal overwegingen een keuze heb gemaakt van stukken die ik zou onderzoeken in mijn masterscriptie. Ten eerste, is alleen gekeken naar kamerstukken behandeld in de Nederlandse Tweede Kamer en het Britse House of Commons, aangezien verreweg de meeste kamervragen alleen in de Tweede Kamer van een
-6-
parlement worden gesteld. De Eerste Kamer kan immers alleen in- of tegenstemmen met een wetsvoorstel dat al door de Tweede Kamer is besproken. Ook waren de parlementaire stukken van het Britse House of Lords niet beschikbaar in een bibliotheek in Nederland. Ten tweede, is de selectie gemaakt van Nederlandse kamerstukken over kwesties die ook tot discussie in het Britse parlement hadden kunnen leiden en dus ook zouden zijn besproken in het Britse parlement in dezelfde periode. Op die manier werd een goede vergelijking tussen deze twee neutrale landen mogelijk. Deze onderwerpen zijn de kwestie rondom Spaanse vluchtelingen, de gevaarlijke situatie voor de scheepvaart op de Middellandse Zee, initiatieven genomen door academici tijdens de Spaanse Burgeroorlog om de burgeroorlog onder de aandacht te brengen en de invloed die deze hadden op de publieke opinie, en kwesties betreffende vrijwilligers die hadden gestreden in de Internationale Brigades. Kortom, deze kamerstukken sneden verschillende kwesties aan, zoals humanitaire, economische en handelsaangelegenheden, militaire kwesties, de binnenlandse publieke opinie en de staatsrechtelijke positie van vrijwilligers die in de Internationale Brigades hadden gevochten. Ten derde, geeft deze selectie, mijns inziens, een vrij volledig beeld van de politieke realiteit waar de neutrale Europese mogendheden ten tijde van de Spaanse Burgeroorlog mee om moesten gaan en dus kan op basis van deze kamerstukken een gefundeerde conclusie worden getrokken over de invloed die de burgeroorlog had op de politieke situatie in de neutrale landen, Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Ten vierde, leidden de kwesties aangesneden in deze kamerstukken wel tot discussie, gezien het feit dat niet alle politieke partijen in de neutrale landen dezelfde opvatting hadden over deze diverse kwesties, en omdat de non-interventiepolitiek niet op alle terreinen voorzag in een adequaat en samen overeengekomen beleid. Op die manier wordt het beleid van de neutrale Europese mogendheden niet alleen bestudeerd vanuit de politiek van de niet-inmengingscommissie, maar ook op basis van binnenlandse politieke discussies en antwoorden daarop die geen onderdeel waren van het beleid dat afgesproken was door de 27 leden van de niet-inmengingscommissie. In hoofdstuk drie behandel ik Nederland, waarbij ik een selectie heb gemaakt van kamerstukken die naar mijn mening een vrij volledig beeld geven van de invloed van de Spaanse Burgeroorlog op Nederland als neutrale mogendheid. De Nederlandse politieke situatie in 1936, politieke discussies in Nederland over de burgeroorlog, het wetsontwerp ‘Voorbehoud tot het nemen van maatregelen met het oog op de vijandelijkheden in Spanje’ en kamervragen gesteld in de periode van 1936 tot 1945 zullen worden behandeld. In hoofdstuk vier zal ik de politieke discussies in het Verenigd Koninkrijk behandelen aan de hand van vergelijkbare kamerstukken als die gebruikt in het geval van Nederland. Hierbij komen de Britse politieke situatie in 1936, politieke discussies in het Verenigd Koninkrijk over de Spaanse Burgeroorlog, de slag bij Cable
-7-
Street, waarbij de verdeeldheid onder de Britse bevolking tussen links en rechts tot een gewelddadig treffen kwam, de Engelse houding ten opzichte van de niet-inmengingscommissie, en kamervragen gesteld in de periode van 1936 tot 1938 aan bod. Tenslotte, vergelijk ik de invloed van de Spaanse Burgeroorlog op de politieke situatie in Nederland en het Verenigd Koninkrijk en geef ik mijn conclusies.
-8-
1. De Spaanse Burgeroorlog, 1936-1939 “Even though the Spanish war was no mere “prelude” or “opening round” of World War II in Europe, it contributed significantly to the terms in which the European war developed. Without directly linking the Spanish war and World War II, historians often advance the argument that the Spanish conflict contributed significantly to the perceptions and psychology that precipitated the greater combat. Thus it has not infrequently been contended that the behaviour of Britain and France vis-à-vis the Spanish war stimulated the false perception by Hitler and Mussolini that the Western democracies lacked the will to fight, and therefore would not respond to much bolder military actions by the fascist powers. In this interpretation, the Spanish war would not be a unique prelude but simply the longest in a series of crises in which those powers acted aggressively and the democracies passively: Ethiopia (1935), the Rhineland (1936), Spain (1936-1939), Austria (1938), the Sudetenland (1938).” 16 Om in staat te zijn de Spaanse Burgeroorlog in haar wijdere Europese context te zien door onderzoek te doen naar de invloed van de burgeroorlog op het Europese continent en op de politieke situatie in de neutrale Europese mogendheden, zal ik eerst een korte beschrijving van de Spaanse Burgeroorlog geven. In dit hoofdstuk zal als eerste de essentie van het conflict aan bod komen, oftewel de kern van het conflict, de aanloop naar het conflict, de oorzaken van het conflict en de directe aanleiding voor het conflict. Daarna volgt een beschrijving van de strijdende partijen en hun internationale steun, waarbij de redenen van de Sovjet-Unie, NaziDuitsland, fascistisch Italië en Portugal om een politiek van inmenging, in plaats van neutraliteit, te voeren een belangrijke plek innemen. Tenslotte geef ik in het kort het verloop van de Spaanse burgeroorlog, dat van invloed was op de politiek die de neutrale Europese mogendheden voerden, zoals zal blijken in hoofdstuk drie en vier. 1.1 De essentie van het conflict Aan de hand van bovenstaand citaat uit het boek ‘Spain: A Unique History’ van Stanley Payne, zou je de Spaanse Burgeroorlog kunnen zien als een klein conflict in een periode die werd gedomineerd door oorlog. Maar op die manier wordt het belang onderschat van een burgeroorlog die van 17 juli 1936 tot 1 april 1939 de gehele Spaanse samenleving in haar greep had en de toekomst van Spanje zou bepalen. Roger Chickering meent dat de Spaanse Burgeroorlog alles beroerde, en de levens van iedereen in Spanje beïnvloedde, net zoals het geval was met de grote totale oorlogen van de 20e eeuw. 17 De winnende partij zou de toekomst van
Stanley Payne, Spain: A Unique History, Madison: The University of Wisconsin Press, 2008, p. 194. Dit is een reden waarom Chickering meent dat de Spaanse Burgeroorlog past binnen de bredere definitie van ‘totale oorlog’, zie: Roger Chickering, ‘The Spanish Civil War in the Age of Total War’, in: Martin Baumeister and Stefanie Schüler-Springorum (eds.), “If You Tolerate This…”: The Spanish Civil War in the Age of Total War, Frankfurt: Campus Verlag, 2008, p. 42-43. 16 17
-9-
Spanje inrichten op basis van een bepaalde ideologie. Dit was zeker in het geval van Spanje belangrijk aangezien de recente politieke geschiedenis bepaald was door een continue wisseling van de wacht tussen de conservatieve partij en de liberale partij. Dit was bepaald in het zogeheten Pacto del Pardo van 1885; ‘el Turno Pacífico’ was onderdeel van dit pact en hield in dat er werd afgesproken dat de ene politieke partij drie jaar aan de macht was en daarna de andere partij drie jaar, ongeacht wat het volk daarvan vond. Deze manipulatie van het stemrecht maakte van Spanje een schijndemocratie. 18 Deze Turno Pacífico duurde tot de dictatuur van Miguel Primo de Rivera die begon in 1923, en ook een duidelijk teken was van het onstabiele politieke klimaat in de eerste helft van de 20e eeuw in Spanje. Dit is het klimaat waarin op 17 juli 1936 een deel van het Spaanse leger, gestationeerd in het Spaanse protectoraat van Marokko, in opstand kwam tegen de regering van de Spaanse republiek. 19 De volgende dag verspreidde de opstand zich naar garnizoenen gelegerd in de grote steden van het Iberisch schiereiland, waar het leger ook kon rekenen op aanzienlijke steun vanuit de Spaanse politiek en bevolking. 20 Sinds de overwinning van het ‘volksfront’ in februari 1936, groeide er meer tegenstand vanuit de rechtse partijen tegen de linkse partijen, en het leger begon voorbereidingen te treffen voor een mogelijke coup d’etat, vooral vanuit de legerleiding verenigd in la Unión Militar Española (UME). De coup werd gesteund door de partij Renovación Española van Calvo Sotelo, door la Falange Española verenigd in las JONS, de zogenaamde carlisten en andere antirepublikeinse groepen. Deze partijen waren antirepublikeins, conservatief, tegen het volksfront en tegen de politieke hervormingen die doorgevoerd waren in de eerste twee jaar van de republikeinse regering. 21 De republikeinse regering verzette zich uiteraard tegen deze militaire staatsgreep. Dit verzet kwam vooral uit steden en regio’s waar een sterke republikeinse traditie was en waar organisaties gelieerd aan het volksfront en arbeidersbewegingen bestonden, die allemaal middelen hadden om een georganiseerd verzet te vormen. 22 De republikeinen namen het echter in hun strijd tegen het fascisme op tegen het overgrote deel van het leger en de conservatieve gebieden in het land die al snel de kant van het nationalistische leger kozen. De Spaanse Burgeroorlog nam toe in intensiteit als gevolg van een dubbele breuk: die van de opstandige militairen, die hun staatsgreep niet langer effectief konden uitvoeren in het hele Spaanse territorium, en die van de regering, die niet in staat was om zijn macht te herstellen. 23 Als gevolg hiervan bleef vanaf 20 juli het land verdeeld in twee territoria. De inmenging van Nazi-Duitsland, Italië, de Sovjet-Unie, en Deze manipulatie wordt ook wel caciquismo of clientelismo genoemd. Ángel Bahamonde, ‘La Guerra Civil (1936-1939)’, in: Ángel Bahamonde (ed.), Historia de España, Siglo XX 18751939, Madrid: Cátedra, 2000, p. 639. 20 Ibidem. 21 Ibid. 22 Ibid. 23 Ibid., p. 640. 18 19
- 10 -
in mindere mate Portugal, in het conflict zorgde voor een nog grotere intensivering van het conflict. Dit omdat beide partijen door leveringen van wapens en munitie meer gewaagd aan elkaar raakten, er nu meer partijen belangen hadden met betrekking tot het verloop en de uitkomst van de burgeroorlog en omdat deze belangen nu ook voorbij de grenzen van het Iberisch schiereiland lagen. Deze intensivering zorgde ervoor dat beide partijen niet het gewenste succes boekten in de veldslagen. De republikeinen bleken echter minder sterk, zowel organisatorisch als qua aantallen, waardoor generaal Franco op 1 april 1939 een definitief einde kon maken aan de Spaanse Burgeroorlog met de inname van Madrid. 1.2 De strijdende partijen en hun internationale steun Zoals hierboven te lezen is, bestonden de nationalisten in eerste instantie uit de Spaanse legerleiding verenigd in la Unión Militar Española (UME); zij kregen steun van de rest van het leger en van Renovación Española, las JONS, de carlisten en andere antirepublikeinse groepen. Na de dood van generaal Mola, kwam de leiding over de nationalisten te liggen bij generaal Francisco Franco. Vanaf 20 juli 1936 bestond de nationalistische strijdende partij uit een zogeheten ‘nationalistische zone’, waaronder Spaans Marokko, de driehoek Pamplona-BurgosZaragoza, Galicia, Castilla la Vieja, León, Navarra en het westen van Andalucía. 24 De republikeinen, aan de andere kant, waren aanzienlijk meer versplinterd dan de nationalisten. De macht van de republikeinse regering was nominaal in de eerste maanden van de burgeroorlog; dit is ook te zien aan de vele wisselingen van presidenten. Zo was Casares Quiroga tot 18 juli 1936, Martínez Barrios tot september 1936, Largo Caballero tot mei 1937 en doctor Negrín tot april 1938 president. 25 Dit zorgde ervoor dat onder de republikeinen zich al snel een politiek dilemma vormde. Was de burgeroorlog intrinsiek verbonden met de revolutie, of had het verslaan van de gemeenschappelijke vijand voorrang en zou de revolutie na de overwinning worden voortgezet? 26 Hierbij speelden de verschillende partijen die verenigd waren onder één republikeinse vlag een grote rol. De anarchistische vakbonden en de POUM27 waren voor de eerste optie, terwijl de tweede optie werd gepropageerd door de Spaanse communistische partij (PCE), het grootste deel van de socialistische partij en de kleine republikeinse partijen. 28 Toch verenigden deze partijen in de loop van de Spaanse Burgeroorlog in het ‘Ejército Popular’. Beide strijdende partijen kregen internationale steun van meerdere Europese mogendheden. Ik zal hieronder de invloed van deze niet-neutrale Europese mogendheden op de Ibid. Ibid., p. 640-641. 26 Ibid., p. 641. 27 Partido Obrero de Unificación Marxista, een kleine antistalinistische communistische partij, in: Ibid., p. 641-642. 28 Ibid., p. 642. 24 25
- 11 -
Spaanse Burgeroorlog in de aanloop naar en tijdens de burgeroorlog behandelen. Op die manier wordt duidelijk waarom deze landen wel voor inmenging kozen in tegenstelling tot de neutrale Europese landen. Voor Franco’s nationalisten speelde de steun van Nazi-Duitsland een grote rol in de militaire overwinningen die men behaalde op de republikeinen. Zo waren Duitse vliegtuigen, artillerie en zelfs Duitse soldaten van groot belang bij een aantal veldslagen. Het duidelijkste voorbeeld hiervan is ‘la Legión Condór’ dat de Duitsers naar Spanje stuurden als een reactie op de hulp die de republikeinse zone ontving van de Sovjet-Unie vanaf 17 oktober 1936. Het legioen arriveerde in november 1936 en alle Duitse troepen die al in Spanje waren, werden geïntegreerd in dit legioen. 29 De grootste kracht van deze legereenheid lag in de honderd vliegtuigen die permanent werden gestationeerd in Spanje, wat al op 16 november werd ervaren door de republikeinen tijdens het Duitse bombardement op Cartagena. 30 Wat waren Hitler’s overwegingen om zich in grote mate te bemoeien met een conflict dat zich afspeelde in de Europese periferie en schijnbaar niet van belang was binnen Hitler’s politiek van een groot Derde Rijk? Stanley Payne zegt hierover: “[Hitler] intervened to avoid the development of a leftist Spanish regime that would be friendly to France and the Soviet Union, while weakening the strategic position of Italy. Victory by Franco would neatly reverse that situation, potentially catching France between two fires, while strengthening the position of Italy.” 31 Daarnaast was een misschien nog wel belangrijkere reden voor Hitler het feit dat de Spaanse Burgeroorlog een afleidingsmanoeuvre was waardoor de aandacht van de Westerse grootmachten werd weggetrokken van Duitse herbewapening en expansie. Ook had de inmenging een bijkomstig effect door verdeeldheid te zaaien in Frankrijk, en Hitler koesterde even de hoop dat ten noorden van de Pyreneeën ook een burgeroorlog zou uitbreken. 32 Daarnaast wilde Hitler, volgens Robert Whealey, de invloed van de Fransen en de Britten in Spanje verzwakken; de aandacht afleiden van gebeurtenissen in Tsjecho-Slowakije in 1938; het verenigen van Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Sovjet-Unie in een zogeheten ‘grote alliantie’ voorkomen; diplomatieke, economische, propagandistische en militaire experimenten uitvoeren; en, tenslotte, een kruistocht tegen het communisme voeren. 33 De tweede regering die de Spaanse nationalisten steunde, was het meest betrokken bij het conflict. Van de interveniërende mogendheden was alleen Italië een Mediterraans land en dus was Ricardo de la Cierva, Historia esencial de la Guerra Civil Española: todos los problemas, resueltos, sesenta años después, Madridejos (Toledo): Editorial Feníx, 1996, p. 366. 30 Ibidem. 31 Ibid. 32 Ibid. 33 Robert Whealey, Hitler and Spain: the Nazi role in the Spanish Civil War, 1936-1939, Lexington: The University Press of Kentucky, 1989, p. 135-138. 29
- 12 -
de uitkomst van de Spaanse Burgeroorlog van vitaal belang voor Mussolini’s eigen strategische politieke en militaire positie. Il Duce investeerde dus veel middelen en mankracht om een gunstige afloop te kunnen afdwingen. Whealey geeft Mussolini hierin gelijk, in die zin dat hij beargumenteert dat Franco de burgeroorlog niet had gewonnen zonder de wapens en militaire expertise verschaft door Hitler en Mussolini. 34 Naast het feit dat Italië intervenieerde in de burgeroorlog omdat Spanje een Mediterraans buurland was, noemt Morten Heiberg een aantal andere motieven voor Mussolini om een politiek van inmenging te voeren. Ten eerste, wilde Mussolini een fascistische wereldrevolutie bewerkstelligen en zag hij zijn kans schoon om te helpen een fascistische satellietstaat in Spanje op te richten. 35 Ten tweede, wijzen verschillende historici op het feit dat Mussolini pas besloot om wapens te verkopen aan de Spaanse nationalisten nadat Frankrijk wapens en munitie had verkocht aan de Spaanse republikeinen. 36 Dit was dus een extra impuls voor Mussolini om zich in te mengen in het Spaanse conflict en de positie van Frankrijk proberen te verzwakken ten gunste van de positie van Italië en bondgenoot Duitsland. Ten derde, was het vechten tegen Spaanse communisten een manier voor Italië om een duidelijke boodschap over te brengen, zowel intern als extern, dat het communisme niet werd getolereerd door de Italiaanse fascistische regering. Om deze redenen droeg Italië aanzienlijk meer bij aan het bewapenen en assisteren van Franco’s troepen, en werd er een groter deel van de beperkte Italiaanse militaire middelen geïnvesteerd in het conflict dan Duitsland of de Sovjet-Unie investeerden. 37 De Italiaanse infanterie en artillerie vertrokken op 18 december 1936 naar de Spaanse nationalistische zone. In de loop van januari waren er al 6000 Italiaanse vrijwilligers gearriveerd en in maart was het getal opgelopen tot 40.000 troepen. 38 Ángel Bahamonde beargumenteert dat de Italiaanse troepen of ‘zwarthemden’ vooral belangrijk waren bij de slag om Málaga en Guadalajara. 39 Naast steun van Italiaanse en Duitse zijde, kregen de nationalisten hulp vanuit Portugal. De belangrijkste reden voor Portugal om de Spaanse nationalisten te steunen en een politiek van ietwat passieve inmenging te voeren was het feit dat anarchisme en communisme niet alleen wortel schoten in de Spaanse republikeinse zone maar ook de grens met Portugal dreigden over te steken. Dit zorgde voor veel onrust binnen de Portugese regering en dus besloot de Portugese dictator, António de Oliveira Salazar, de Spaanse nationalisten onder leiding van Franco te steunen. De politieke kleur van de nationalisten lag ook het dichtst bij zijn eigen conservatieve en Ibidem, p. 136. Morten Heiberg, Emperadores del Mediterráneo, Barcelona: Crítica, 2004, p. 59. 36 Ibidem, p. 60. 37 Stanley Payne, Spain: A Unique History, p. 192. 38 Ricardo de la Cierva, Historia esencial de la Guerra Civil Española, p. 366. 39 Ángel Bahamonde, ‘La Guerra Civil (1936-1939)’, p. 645. 34 35
- 13 -
nationalistische overtuigingen en op die manier kon Portugal een rechtse regering helpen bewerkstelligen in Spanje. Daarnaast raakte Salazar in de loop van de Spaanse Burgeroorlog steeds meer tegen Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk gekeerd; zo was hij een fervent tegenstander van het beleid van non-interventie. 40 Ook had hij veel respect voor de door Duitsland geleide kruistocht tegen het communisme. 41 De Spaanse republikeinen werden voornamelijk gesteund door de Sovjet-Unie, hoewel de Internationale Brigades ook een rol van betekenis speelden in de republikeinse strijd. De Sovjet steun kwam in oktober 1936 op gang, terwijl Stalin in augustus de republikeinse regering al had erkend als de rechtmatige regering van Spanje. De Sovjet-Unie leverde voedsel, medische voorzieningen en wapens aan de republikeinse regering, terwijl er ook nog 2000 Sovjet ‘vrijwilligers’, waaronder soldaten, militair adviseurs en veiligheidsagenten, dienden in Spanje. 42 Het strategische belang dat de Sovjet-Unie had bij een conflict in het zuidwesten van Europa was dat een dergelijk conflict de Duitse druk kon verminderen op het oosten van Europa, waar de Sovjet-Unie uiteraard bij gebaat was. 43 Ángel Bahamonde noemt ook het belang van de gevolgen van de non-interventiepolitiek voor de steun die de Sovjet-Unie besloot te verlenen aan de Spaanse republikeinen: “[U]na de las consecuencias de la política del Comité de No Intervención fue imposibilitar a un Estado soberano como el republicano el acceso a los mercados exteriores de armamento. La ayuda soviética se convirtió en el cordon umbilical necesario para el principal abastecimiento exterior de la República.” 44 Op die manier maakte de republikeinse zone dus nog enige kans om het conflict te winnen, want zonder Sovjet steun had het geen toegang tot wapens en munitie, aangezien de grenzen dicht waren. Ook wilde Stalin de neutrale Europese mogendheden overtuigen van de noodzaak om de politiek van non-interventie op te geven door de veerkracht van de Spaanse republikeinen met Sovjet hulp te laten zien als een alternatief voor een Duitse satellietstaat in Spanje. 45 Ángel Viñas spreekt daarnaast over het simpele geostrategische en geopolitieke belang dat de Sovjet-Unie had
Glyn A. Stone, Spain, Portugal & the Great Powers, 1931-1941, Basingstoke: Palgrave Macmillan, 2005, p. 207. Ibidem, p. 208. 42 Geoffrey Roberts, ‘Soviet Foreign Policy and the Spanish Civil War, 1936-1939’, in: Christian Leitz and David J. Dunthorn (eds.), Spain in an international context, 1936-1959, New York: Berghahn Books, 1999, p. 81. 43 Ángel Bahamonde, ‘La Guerra Civil (1936-1939)’, p. 645. 44 Ibidem: ‘Eén van de consequenties van de politiek van de niet-inmengingscommissie was dat het een soevereine staat, zoals de Republiek, onmogelijk werd gemaakt om toegang te krijgen tot de buitenlandse markten in wapens. De Sovjet steun werd de navelstreng die nodig was voor de belangrijkste buitenlandse levering voor de Republiek.’ 45 Ricardo de la Cierva, Historia esencial de la Guerra Civil Española, p. 298. 40 41
- 14 -
bij een sterke Franse volksfrontregering; Frankrijk was immers een belangrijke spil in de strijd tegen het oprukkende Derde Rijk en de burgeroorlog bedreigde de stabiliteit van Frankrijk. 46 1.3 Het verloop van de Spaanse Burgeroorlog Zoals gezegd begon de Spaanse Burgeroorlog op 17 juli 1936 met een militaire opstand tegen de republikeinse regering geleid vanuit het Spaanse protectoraat van Marokko. Tussen 18 en 20 juli verspreidde de militaire opstand zich over het hele Spaanse territorium. De opstand was voortgekomen uit het Spaanse politieke klimaat dat sinds februari 1936 werd bepaald door het hervormingsdriftige volksfront, wat voor onvrede zorgde onder de rechtse politieke partijen. De nationalistische opstandelingen begonnen al snel de republikeinse hervormingswetgeving af te schaffen in de door hen gecontroleerde gebieden. Een aantal dagen na het begin van de opstand was een verbond van militairen, ‘la Junta de Defensa Nacional’ opgericht. 47 Deze eerste fase van de burgeroorlog werd gekenmerkt door sterke onderdrukking binnen beide thuisfronten; aan republikeinse zijde was de onderdrukking echter minder gecontroleerd en langdurig, terwijl de nationalisten systematisch te werk gingen. De inname van de hoofdstad Madrid was het strategische hoofddoel van de nationalisten om de opstand snel te consolideren. De aanval op Madrid begon op 7 november 1936 en al snel stuitten de nationalisten op hevig verzet van republikeinse milities, die zich later zouden verenigen in ‘el Ejército Popular de la República’. Eind maart 1937 kwamen de nationalisten tot het besef dat het op dat moment onmogelijk was om Madrid in te nemen, en dus werd de Spaanse Burgeroorlog een langdurig proces. Na de slag om Guadalajara besloten de nationalisten zich te concentreren op operaties in economische gebieden die belangrijk waren voor de republikeinen. 48 En dus verplaatste de strijd zich naar Baskenland dat geïsoleerd was van de republikeinse zone; de nationalisten bezetten Bilbao, met nog werkende fabrieken, op 19 juni 1937. In datzelfde jaar werden grote delen van het noorden van Spanje veroverd, wat grote gevolgen zou hebben voor de rest van de strijd, aangezien de republikeinen belangrijke industriële gebieden verloren. Vervolgens trok de strijd verder naar Teruel, waarna de republikeinse zone in tweeën werd gesplitst. 49 Na de slag om Valencia veroverde Franco Cataluña. In februari 1939 vluchtten de republikeinse politieke elites en de laatste republikeinse troepen naar Frankrijk. 50 In
Ángel Viñas, La soledad de la República: el abondono de las democracías y el viraje hacia la Unión Soviética, Barcelona: Crítica, 2007, p. 282. 47 Ángel Bahamonde, ‘La Guerra Civil (1936-1939)’, p. 644. 48 Ibid., p. 659. 49 In de Zona Oriental en de Zona Centro-Sur, Ibid., p. 671. 50 Ibid., p. 683. 46
- 15 -
maart probeerden Madrileense communisten zich nog te verzetten tegen de nationalistische troepen, maar op 1 april 1939 nam Franco de hoofdstad definitief in.
- 16 -
2. De invloed van de Spaanse Burgeroorlog op het Europese continent “De Spaanse burgeroorlog heeft een grote internationale betekenis en invloed. Deze invloed dringt door tot in de binnenlandse politieke verhoudingen van Nederland. De strijd tussen fascisme en democratie, waarbij het Spaanse volk onder zijn wettige regering voor zijn vrijheid strijdt, die strijd wordt tevens gevoerd in het belang van de democratie in de andere West-Europese landen. Wat is de invloed, die de burgeroorlog in Nederland uitoefent? Aan de ene zijde een verder opdringen van het fascisme, aan de andere zijde, het sterk toenemende besef van de noodzakelijkheid der eenheid, om de democratie en de vrijheden van het volk, de beste tradities en de veroveringen der arbeidersbeweging tegen het aangroeiende fascisme, te verdedigen.” 51 Vanaf 27 augustus 1936 kwam de berichtgeving door De Tribune, het dagblad voor de arbeiders en orgaan van de Communistische Partij van Nederland, over de Spaanse Burgeroorlog op gang. In de verschillende media werden de gevolgen met betrekking tot de politieke situatie op het Europese continent, de economische gevolgen, en de culturele consequenties van de Spaanse Burgeroorlog op de rest van Europa belicht. In dit hoofdstuk zal ik deze gevolgen van de Spaanse Burgeroorlog op het Europese continent in twee van deze drie deelgebieden schetsen. Dit algemene kader dient als ondersteuning voor de laatste twee hoofdstukken van deze masterscriptie waarin deze invloed op de Europese politiek nader behandeld wordt aan de hand van politieke discussies in Nederland en het Verenigd Koninkrijk. In dit hoofdstuk wordt, ten eerste, nagegaan wat de invloed van de burgeroorlog was op de politieke situatie op het Europese continent, met een nadruk op de strijd tussen politieke systemen, fascisme en communisme, en de gevolgen voor diplomatie en internationale betrekkingen. Ten tweede, wordt bekeken wat voor culturele consequenties de burgeroorlog had op de overige Europese landen. Hierbij zal ik mij beperken tot de film ‘Spaanse Aarde’, een aantal voorbeelden van Europese literatuur en kunst, en religieuze campagnes als manifestaties van de invloed op het culturele leven in Europa. Ik heb deze drie voorbeelden geselecteerd, omdat deze drie deelgebieden in mijn ogen een veelzijdig beeld geven van hoe de Spaanse Burgeroorlog van invloed was op het culturele leven op de rest van het Europese continent. De film ‘Spaanse Aarde’ is een voorbeeld van Europese intellectuelen die zich inzetten voor de situatie in Spanje en ook een verschil wilden maken. Deze film werd gemaakt door een Nederlandse regisseur en een Amerikaanse romanschrijver, maar in hoofdstuk vier zal ik ook een aantal Britse intellectuelen aanhalen die op hun manier een verschil wilden maken met betrekking tot de burgeroorlog in Spanje en de publieke opinie wilden beïnvloeden ten gunste van een bepaalde partij in de Spaanse Burgeroorlog. De rol van Europese intellectuelen zal ik verder behandelen in een aantal voorbeelden van Europese literatuur en kunst die naar aanleiding van de burgeroorlog 51
De invloed der Spaanse gebeurtenissen in Nederland, De Tribune, 27 augustus 1936, p. 5.
- 17 -
zijn geproduceerd en gefabriceerd. Daarnaast is de invloed van de Spaanse Burgeroorlog op het religieuze leven in Europa ook aanzienlijk geweest, wat terug te zien is in de religieuze campagnes die geestelijken en gelovigen voerden. Maar ook in de invloed die de burgeroorlog had op de verzuilde samenleving in Nederland en op de arbeidersbeweging in het Verenigd Koninkrijk die deels langs religieuze lijnen verdeeld werd door de Spaanse Burgeroorlog en door het geweld tegen katholieke priesters en kerken door de Spaanse republikeinen. 2.1 Politieke situatie De invloed van de Spaanse Burgeroorlog op het Europese continent was in de jaren dertig vooral te merken op het politieke vlak en de politieke betrekkingen tussen Europese landen. Veel regeringsleiders en politici kampten met het probleem hoe om te gaan met een naburig land waar een burgeroorlog woedde. Zo bestond er twijfel of men de regering van Spanje nog als een wettige regering kon beschouwen, die orde en rust en bovenal rechtszekerheid wist te handhaven. 52 Aan de andere kant, kaartten politici de vreemde realiteit aan dat het strafbaar werd om hulp te verlenen aan de erkende wettige regering van een bevriend land tegen opstandelingen. 53 Deze hulpverlening was strafbaar geworden door de politiek van nietinmenging die gecoördineerd werd vanuit de niet-inmengingscommissie opgericht op 12 oktober 1936 als een initiatief van de Franse en Britse regering en gezeteld in Londen. Het voornaamste doel van de non-interventiecommissie was om een wapenwedloop in Spanje te voorkomen, maar Duitsland, Italië, de Sovjet-Unie en aanvankelijk Frankrijk hielden zich niet aan de afspraken rondom wapenhandel naar Spanje. De totstandkoming van deze commissie was een direct gevolg van de uitbraak van de Spaanse Burgeroorlog, aangezien de overige Europese landen zich genoodzaakt zagen om hun politiek en beleid ten opzichte van Spanje op elkaar af te stemmen. Veel kleinere landen waren van mening dat zij geen eigen internationale politiek konden voeren en dus bundelden zij hun krachten met de grotere Europese mogendheden in de nietinmengingscommissie die bestond uit 27 landen. 54 Deze commissie zou het beleid van de meeste Europese landen ten opzichte van Spanje en de burgeroorlog bepalen, hoewel niet alle landen de lijst met afgesproken punten integraal overnamen. Een aantal landen koos ervoor om op ‘overheid.nl - 01-01-1936, Kamerstuk 1936-1937 364 4 Tweede Kamer Voorbehoud tot het nemen van maatregelen met het oog op de vijandelijkheden in Spanje’, http://universiteiten.rechtsorde.nl/Default.aspx?hitnr=559&t=634611936515272415&url=rn%3aro040%5e%5efile %3a%2f%2fF%7c%2f025%2fkst%2f1936%2f01januari%2f01%2f19361937_0002123%2f1192111.xml&ref=hitlist_ hl, geraadpleegd op 6 januari 2012. 53 Ibidem. 54 Leden van de niet-inmengingscommissie waren Albanië, België, Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Joegoslavië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, de Sovjet-Unie, Tsjecho-Slowakije, Turkije, het Verenigd Koninkrijk en Zweden. 52
- 18 -
bepaalde punten af te wijken van de non-interventieovereenkomst en er zaten een aantal mazen in de overeenkomst. 55 2.1.1 De strijd tussen politieke systemen Binnen de niet-inmengingscommissie werd de strijd tussen de twee belangrijkste politieke systemen, het communisme en het fascisme, besproken. De Sovjet-Unie was uiteraard de personificatie van het eerste politieke systeem, en een voorbeeld van een land dat wel was aangesloten bij de niet-inmengingscommissie maar zich niet hield aan de belangrijkste stelregel van de commissie, namelijk niet inmengen in de Spaanse Burgeroorlog. De Sovjet-Unie probeerde de neutrale Europese mogendheden over te halen om hun politiek van niet-inmenging te staken, waardoor de neutrale landen, in de ogen van Moskou, aan de kant van de Spaanse republikeinen zouden komen te staan. Zo zou het communistische kamp worden gesterkt, aangezien een fascistische satellietstaat in Spanje geen werkelijkheid kon worden en internationaal ook niet wenselijk bleek. Dit laatste was nog niet zo vanzelfsprekend aangezien de neutrale landen in de jaren dertig meer neigden naar het fascisme dan naar het communisme, iets wat in hun ogen een grotere en duidelijkere vijand was, en dus lieten ze Hitler ook grotendeels zijn gang gaan in Midden- en Oost-Europa en in Spanje. 56 Dit betekent niet dat de neutrale regeringen ideologisch overtuigd waren van het fascisme, maar de rechts-conservatieve regeringen in het Verenigd Koninkrijk en Nederland zagen het communisme als een directe bedreiging voor hun eigen machtsbasis, wat bijdroeg aan hun keuze voor een politiek van niet-inmenging. Frankrijk kende geen rechtse regering, maar een volksfrontregering, en lag dus ideologisch gezien dicht bij de Spaanse volksfrontregering en het communisme van de Sovjet-Unie. Stalin had via de Comintern immers de strategie van het vormen van volksfrontregeringen in de rest van Europa gepropageerd, wat zijn weerklank had gevonden in de totstandkoming van volksfrontregeringen in onder andere Spanje en Frankrijk. De Franse premier Blum werd echter niet gesteund door de Franse bevolking om het zusterregime in Spanje te helpen, aangezien men bang was dat hulp aan de Spaanse Republiek reden voor Hitler en Mussolini zou zijn om de Spaanse rebellen te helpen, en dus werd Blum gedwongen om een beleid van non-interventie te voeren. Kortom, in Frankrijk was men ongerust over het oprukkende fascisme van Duitsland en Italië, en niet genoeg overtuigd van de kracht van het communisme. Deze strijd tussen politieke systemen kan ook breder worden getrokken naar een confrontatie in Europa tussen democratieën en totalitaire regimes. Op die manier is er een meer Michael Alpert, A New International History of the Spanish Civil War, Basingstoke: Macmillan, 1994, p. 60. Robert Whealey, Hitler and Spain: the Nazi role in the Spanish Civil War, 1936-1939, Lexington: The University Press of Kentucky, 1989, p. 1.
55 56
- 19 -
waarheidsgetrouwe verschuiving van landen, aangezien de Sovjet-Unie in dit geval niet langer aan de kant van het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Nederland staat. Deze landen propageerden democratie, en de Sovjet-Unie viel niet onder die noemer, hoewel Moskou uiteraard ook niet aan de kant van de andere totalitaire regimes, namelijk Duitsland en Italië, stond. Wel is duidelijk dat de Spaanse Burgeroorlog en het verloop ervan samenviel met een dergelijke confrontatie tussen democratie en totalitarisme. 57 Deze confrontatie tussen links en rechts of tussen fascisme en rechts-conservatisme tegenover communisme bepaalde de jaren dertig van de 20e eeuw in Europa en dus had de Spaanse Burgeroorlog, als zijnde een toneel van deze confrontatie, een grote invloed op dit vlak van de toenmalige politieke situatie in Europa. 2.1.2 Diplomatie en internationale betrekkingen Diplomatie en internationale betrekkingen tussen Europese landen werden tijdens de Spaanse Burgeroorlog bepaald door een politiek van non-interventie. De League of Nations, opgericht in 1920, wilde geen duidelijke actie ondernemen ten opzichte van Spanje. 58 Dit betekende dat collectieve veiligheid en solidariteit tegen oorlog onder Europese naties niet bekrachtigd kon worden. Europese landen waren op zichzelf aangewezen om een adequaat beleid ten opzichte van de Spaanse Burgeroorlog te voeren. Maar al snel na de uitbraak van geweld in Spanje werd er, zoals gezegd, door een aantal Europese landen de non-interventiecommissie opgericht, waar in de loop van 1936 steeds meer landen zich bij aansloten. Dit betekende echter niet dat alle aangesloten landen uniform beleid ten opzichte van Spanje voerden. Zo werd Ierland lid van de non-interventiecommissie met de meeste uitzonderingen op het embargo van de noninterventieovereenkomst; met elf uitzonderingen stond Ierland boven Nederland dat koos op negen punten af te wijken van de overeenkomst. 59 Zoals Padelford in 1937 duidelijk maakte “there is no common declaration among those States that made declarations, therefore not all States were bound to uphold the same obligations”. 60 Zo kon een land afwijken van bepalingen die in strijd waren met de eigen wet- of regelgeving of van bepalingen die niet relevant waren voor het desbetreffende lid van de overeenkomst, zoals leden die niet of nauwelijks handel bedreven over de Middellandse Zee de bepalingen over de bescherming van scheepvaart niet overnamen. Ook voerde Ierland strenge regels in met betrekking tot het reizen van burgers naar Spanje, zoals hieronder te lezen is, maar het Verenigd Koninkrijk voerde niet zulke strenge regels Ángel Bahamonde, ‘La Guerra Civil (1936-1939)’, in: Ángel Bahamonde (ed.), Historia de España, Siglo XX 18751939, Madrid: Cátedra, 2000, p. 644. 58 Aoife O’Donoghue, ‘Neutrality and Multilateralism after the First World War’, Journal of Conflict & Security Law, vol. 15, no. 1 (2010), p. 187. 59 Ibidem, p. 188. 60 Ibid. 57
- 20 -
in, zoals in hoofdstuk vier te lezen is. In dat hoofdstuk wordt ook de overeenkomst van noninterventie en de niet-inmengingscommissie nader besproken. Als onderdeel van het non-interventiebeleid, voerde Ierland in 1937 de ‘Spanish Civil War (Non-Intervention) Act’ in, waarin maatregelen werden opgenomen die Ierse neutraliteit tijdens de burgeroorlog moesten garanderen. 61 Zo kwam er een verbod op dienst in de militaire strijdkrachten van beide oorlogvoerende partijen; er kwamen restricties op het vertrek van burgers naar Spanje; en de regering kreeg extra bevoegdheden om de export van oorlogsmateriaal te voorkomen. 62 Aan de andere kant vertrokken er ongeveer 1000 Ierse vrijwilligers naar Spanje om aan beide kanten te vechten in de burgeroorlog, wat ervoor zorgde dat Duitsland vraagtekens zette bij de zogenaamde neutraliteit van Ierland. 63 Dit probleem bestond in meer landen. Ook Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk waren leden van de non-interventiecommissie, maar dit betekende niet dat beide landen een politiek van totale niet-inmenging voerden. Voordat de grens met Spanje dicht ging, exporteerde Frankrijk nog wapens en munitie naar de Spaanse volksfrontregering en het overgrote deel van de Internationale Brigades bestond uit Fransen, wat geen duidelijk teken van niet-inmenging laat zien. Het Britse beleid tijdens de Spaanse Burgeroorlog wordt door Britse en Spaanse historici, waaronder Jill Edwards, Douglas Little en Enrique Moradiellos, gezien als oneerlijk en schandelijk, doordat het beleid cynisch, ongevoelig en bewust pro-Franco zou zijn geweest. 64 Deze historici hebben, echter, alleen gekeken naar hoe beslissingen werden genomen in de regering en niet naar hoe Britse diplomaten in Spanje te werk gingen. Ik zal dit voorbeeld van Britse diplomaten kort aanhalen om het verschil dat bestond tussen enerzijds officiële internationale betrekkingen en politiek, en anderzijds de diplomatieke microrealiteit te laten zien. Britse ambtenaren in Spanje wilden helpen en deden wat ze konden, maar zagen geen makkelijke oplossingen en voelden zich niet gesteund door de Britse regering. 65 Ook waren zij niet in staat om het Britse beleid ten opzichte van Spanje te beïnvloeden. 66 Toch namen zij initiatieven om vluchtelingen te helpen en verzorgden zij medische en andere humanitaire steun aan slachtoffers die aan beide kanten waren gevallen. 67 Dit voorbeeld toont aan dat de burgeroorlog geen eenzijdige invloed had op de Europese politieke situatie en dat niet al het beleid overeenkwam met wat er was afgesproken in de non-interventieovereenkomst. Er bestonden duidelijke Ibid. Ibid., p. 188-189. 63 Ibid., p. 189. 64 Tom Buchanan, ‘Edge of Darkness: British ‘Front-Line’ Diplomacy in the Spanish Civil War, 1936-1937’, Contemporary European History, vol. 12, no. 3 (August 2003), p. 279. 65 Ibidem, p. 303. 66 Ibid. 67 Ibid., p. 281. 61 62
- 21 -
discrepanties in beleid en naleving van afgesproken beleid op het vlak van de diplomatie, de internationale betrekkingen en de binnenlandse politieke situatie. 2.2 Culturele consequenties Gedurende de Spaanse Burgeroorlog was voor een periode van ruim drie jaar veel internationale aandacht gecentreerd rondom Spanje, wat kranten- en tijdschriftenartikelen, gedichten, essays, romans, theaterstukken, films en documentaires in heel Europa genereerde. 68 Voorbeelden hiervan zijn de roman L’espoir geschreven door André Malraux in 1937 en uiteraard For whom the bell tolls in 1940 geschreven door Ernest Hemingway. In dit subhoofdstuk van mijn scriptie zal ik, ten eerste, een bekende propagandafilm over de Spaanse Burgeroorlog, en gemaakt tijdens de burgeroorlog, behandelen, namelijk ‘Spaanse Aarde’. Ten tweede, wordt een korte beschrijving van voorbeelden van Europese literatuur en kunst geproduceerd over en tijdens de Spaanse Burgeroorlog gegeven. Ten derde, zal ik een aantal religieuze campagnes behandelen, die als een gevolg van de burgeroorlog georganiseerd werden om steun voor de pro-katholieke nationalisten te krijgen. In mijn ogen zijn deze drie onderwerpen representatief voor de invloed die de Spaanse Burgeroorlog had op het culturele leven in Europa, omdat verschillende takken van cultuur, maar ook verschillende Europese landen aan bod komen. 2.2.1 De film ‘Spaanse Aarde’ De film ‘Spaanse Aarde’, of ‘The Spanish Earth’ aangezien het commentaar van Ernest Hemingway in het Engels wordt gesproken, is een propagandafilm voor de Spaanse linkse regering gemaakt door Joris Ivens, een Nederlandse regisseur, in 1937. Na montage werd de film vertoond in verschillende theaters in Europa en de Verenigde Staten. Zo werd de film op 8 juli 1937 getoond aan president Roosevelt en zijn vrouw in het Witte Huis. 69 De New York Times berichtte de volgende dag dat de president en zijn vrouw een preview van de film over de Spaanse Burgeroorlog gemaakt door Ernest Hemingway hadden gezien. 70 Het doel dat Hemingway en Ivens hadden met de film wordt verwoord door Guill: “[T]o break down the wall separating their audience from the reality of the war in Spain; to be the “camera eye” which would transform their audience from spectators to participants in the brutality, senselessness, human suffering, and courage”. 71 José Manuel López de Abiada, ‘Spaniards’, in: Manfred Beller and Joep Leerssen (eds.), Imagology: The cultural construction and literary representation of national characters; A critical survey, Amsterdam: Rodopi, 2007, p. 246. 69 Stacey Guill, ‘”Now you have seen it”: Ernest Hemingway, Joris Ivens and The Spanish Earth’, The Hemingway Review, vol. 30, no. 1 (Fall 2010), p. 52. 70 Ibidem. 71 Ibid., p. 59. 68
- 22 -
Zeker in de Verenigde Staten was deze film belangrijk, aangezien de meeste Amerikanen voor beide partijen geen sympathie toonden en wel zestig procent aangaf neutraal te zijn. 72 Maar ook op het Europese continent had de film uiteraard het doel om mensen bewust te maken van de strijd die in Spanje woedde en dan vooral de strijd van de Spaanse republikeinen. Hemingway en Ivens hadden dezelfde opvatting over bepaalde socio-economische kwesties, zoals armoede, de uitbuiting van de arbeidersklasse en de onderdrukking van boeren in Spanje. 73 Ook waren beiden fel tegen de fascistische slogan “Dood aan de intelligentsia”, die in Spanje had geleid tot de executie van Federico García Lorca. 74 Kortom, de film ‘Spaanse Aarde’ is te beschouwen als een direct gevolg van de gevechten die woedden in Spanje tijdens de burgeroorlog. Door middel van dit soort films, die een duidelijk propagandistisch doel dienden, maar vaak werden gezien als waarheidsgetrouwe en objectieve films ‘over de Spaanse Burgeroorlog’, zoals door het Witte Huis, wilde de Europese en Amerikaanse intelligentsia bewustzijn creëren onder de Europese bevolking over de Spaanse Burgeroorlog. Vervolgens zou dit bewustzijn, in de ogen van de intellectuelen, leiden tot demonstraties of andere acties die het beleid van non-interventie van Europese regeringen aankaartten. Dit is niet op grote schaal gebeurd, hoewel de slag bij Cable Street, die ik in hoofdstuk vier zal behandelen, een voorbeeld is. De slag bij Cable Street in het Londense East End was een gewelddadig treffen tussen de Britse Unie van Fascisten, onder leiding van Oswald Mosley, en de inwoners van East End, toentertijd voornamelijk joden en Ieren, gesteund door socialisten, anarchisten en communisten. ‘Spaanse Aarde’ is dus een voorbeeld van de aandacht op cultureel vlak die de Spaanse Burgeroorlog ontving vanuit het Europese continent en andere delen van de wereld. Maar ook is het een manifestatie van de wens die intellectuelen hadden om een verschil te maken; men wilde de publieke opinie een bepaalde kant op doen bewegen en beleidsveranderingen bewerkstelligen die een einde zouden maken aan de niet-inmenging en steun zouden opleveren voor de Spaanse republikeinen. Deze internationale aandacht is een voorbeeld van de invloed die de Spaanse Burgeroorlog had op Europa. 2.2.2 Voorbeelden van Europese literatuur en kunst Naast films en documentaires werden er ook andere literatuur- en kunstvormen gewijd aan de Spaanse Burgeroorlog. Deze culturele producties zijn te beschouwen als een directe manifestatie van de invloed van de Spaanse Burgeroorlog op cultuur in Europa, aangezien kunstenaars en andere intellectuelen zich geïnspireerd voelden door de burgeroorlog en besloten kunst erover te Ibid., p. 66. Ibid., p. 59. 74 Ibid., p. 61. 72 73
- 23 -
produceren. Daarnaast is culturele propaganda van de Spaanse republikeinen en nationalisten ook een duidelijk voorbeeld van de consequenties die de burgeroorlog had op het Europese continent. Republikeinse propaganda die over de Spaanse grens verkondigd werd, riep een beeld op van bewapende vrije mensen, terwijl de nationalisten een gemythologiseerde versie van zestiende-eeuws Spanje gebruikten, waarin zij zichzelf portretteerden als kruisridders vechtend tegen de ongelovigen. 75 Beide beelden vonden aanhangers in Europa, wat dus een effect had op Europese cultuur en culturele producties. Voorbeelden van Europese kunst en literatuur die onder invloed van de Spaanse Burgeroorlog tot stand zijn gekomen zijn No Pasarán van Upton Sinclair, verschillende gedichten van Auden, Stephen Spender, Jacque Prévert en Eluard, gepubliceerde belevenissen van George Orwell (Homage to Catalonia), Arthur Koestler (Spanish Testament) en Georges Bernanos (Les grands cimetières sous la lune) en reportages van De SaintExupery, Ilja Ehrenburg, Anna Siemsen en Ludwig Renn. 76 Zoals hierboven te lezen is, zijn voorbeelden van Europese kunst en literatuur over de burgeroorlog ook de roman L’espoir geschreven door André Malraux in 1937 en For whom the bell tolls in 1940, dus na afloop van de Spaanse Burgeroorlog, geschreven door Ernest Hemingway over zijn ervaringen in Spanje tijdens de burgeroorlog. In For whom the bell tolls schetst Hemingway een beeld van Spanje tijdens de Spaanse Burgeroorlog en de politieke complexiteit en controversie die de burgeroorlog omringden. De roman vertelt het verhaal van Robert Jourdan, een jonge Amerikaan die vecht in een antifascistische guerrilla-eenheid in Spanje, waarbij nadruk wordt gelegd op de situatie in Spanje tijdens de burgeroorlog. Door middel van deze roman was de lezer in staat om een observant van Europese politiek te zijn en dus ook een mening te vormen over deze roerige politieke periode, hoewel de roman in 1940 is gepubliceerd en dus pas na afloop van de burgeroorlog dit bij het lezend publiek kon bewerkstelligen. Toch wist Hemingway ook tijdens de Spaanse Burgeroorlog zijn ervaringen en politieke visie te verwoorden, onder andere in de film ‘Spaanse Aarde’, die hierboven is beschreven. Ook André Malraux schreef zijn roman L’espoir over de Spaanse Burgeroorlog en wel in 1937, toen de burgeroorlog nog alles behalve beslist was; er was nog geen duidelijke verliezer en geen duidelijke winnaar. Het boek beschrijft de situatie in Spanje als Franco de burgeroorlog zou winnen, en dus wordt de lezer bewust van deze mogelijke catastrofe die nog geen werkelijkheid is geworden. Hiermee probeerde de auteur het lezende publiek aan te sporen om de Spaanse Republiek te steunen om dit doemscenario te voorkomen. Niet alleen voorbeelden uit de Europese literatuur laten de invloed van de Spaanse Burgeroorlog op het continent zien, maar ook andere kunstvormen, zoals schilderijen. En hoewel het schilderij ‘Guernica’ door Pablo Picasso, en dus door een Spanjaard zelf, is geschilderd, heeft 75 76
José Manuel López de Abiada, ‘Spaniards’, p. 246. Rudolf de Jong, De Spaanse Burgeroorlog, Den Haag: Daamen, 1963, p. 175.
- 24 -
het, net zoals de romans hierboven beschreven, ook een impact gehad op Europa. Picasso had het geschilderd voor de Wereldtentoonstelling in Parijs en terwijl het in het Spaanse paviljoen aldaar stond kreeg het gemengd commentaar. In oktober 1938 regelde de schilder Roland Penrose, met behulp van het Spanish Relief Committee 77 en de hertogin van Atholl, dat het schilderij tentoon werd gesteld in de New Burlington Art Gallery in Londen. 78 Deze eerste tentoonstelling trok slechts 3000 bezoekers, maar een tweede tentoonstelling in Whitechapel Art Gallery in het Londense East End werd door meer dan 15.000 mensen bezocht. 79 Elke bezoeker betaalde een toegangsprijs van een paar laarzen voor Spaanse soldaten, die dagelijks voor de ingang van het atelier werden neergezet; deze laarzen en geld dat was opgehaald door de tentoonstellingen werd opgestuurd naar wat over was van het republikeinse front in Spanje. 80 Dit voorbeeld van ‘Guernica’ en de romans hierboven besproken laten zien dat de Spaanse Burgeroorlog een invloed had op cultuur en het culturele leven in Europa. Als laatste onderdeel van de invloed die de burgeroorlog had op het culturele leven in Europa zal ik hieronder een aantal religieuze campagnes bespreken, omdat religie een belangrijke rol speelde tijdens de Spaanse Burgeroorlog en dit zijn weerslag had op religieuze gemeenschappen in Europa. 2.2.3 Religieuze campagnes Een derde voorbeeld van culturele consequenties van de Spaanse Burgeroorlog op het Europese continent zijn religieuze campagnes georganiseerd door gelovigen en geloofsgemeenschappen als reactie op de gebeurtenissen in Spanje. Het Europese continent wist dat Franco en zijn metgezellen een totalitair regime propageerden, ideologisch en praktisch vergelijkbaar met die in Nazi-Duitsland en fascistisch Italië, maar voornamelijk Britse politici waren van mening dat “[a] military dictatorship in Spain would be the natural product of that nation’s lack of democratic institutions and the innate tendency of the Spanish (of left or right) to solve political problems by violence”, aldus Tom Buchanan. 81 Daarnaast bestond er in conservatieve kringen een waardering voor de Spaanse rebellen gebaseerd op gedeelde waarden als traditionalisme en anticommunisme. 82 De religieuze campagne van de Engelse bisschop Peter Amigo van het De officiële naam van dit comité was de ‘National Joint Committee for Spanish Relief’. Het functioneerde als parapluorganisatie waar alle hulpcomités in het Verenigd Koninkrijk onder werden gehangen en als centraal hulporgaan. Het comité werd gesteund door leden van alle grote politieke partijen en voorgezeten door Katherine, hertogin van Atholl. 78 Richard Overy, The Twilight Years: the paradox of Britain between the wars, New York: Viking, 2009, p. 336. 79 Ibidem, p. 337. 80 Ibid. 81 Tom Buchanan, The Spanish Civil War and the British Labour Movement, Cambridge: Cambridge University Press, 1991, p. 226. 82 Richard Overy, The Twilight Years, p. 320. 77
- 25 -
bisdom van Southwark, één van de bekendste katholieken van Engeland in de jaren dertig, had als doel de opinie van de bevolking en de kerkgemeenschap te beïnvloeden ten gunste van de Spaanse nationalisten onder leiding van Franco. 83 Deze campagne leidde tot veel controversie binnen het Verenigd Koninkrijk aangezien de bisschop erg ver ging in het loven van Franco en de nationalisten. 84 Bisschop Peter Amigo was al vanaf het begin van de burgeroorlog pronationalistisch, ook omdat hij met de verkiezingen in februari 1936 de legitimiteit van de socialistische overwinning in twijfel had getrokken en hij sympathie had voor het anticommunisme van het Italiaans fascisme. 85 Ook organiseerde de lokale katholieke kerk in Cambridge regelmatig pro-Franco bijeenkomsten, waarbij men verhalen voorlas over communistische gruweldaden tegen religieuze gemeenschappen onder luid commentaar van het publiek. 86 Het kerknetwerk in Cambridge werd door deze bijeenkomsten het slachtoffer van prorepublikeinse Britten, die een campagne begonnen om andere geluiden vanuit de Britse kerkelijke gemeenschap te laten horen. Zo gebruikten zij twee korte pamfletten geschreven door de katholieke socialist Monica Whately, uitgegeven door Clement Attlee, getiteld ‘Another Catholic looks at Spain’ en ‘Catholics and their Responsibility for the Spanish Civil War’. 87 Het doel van deze pamfletten was om beschuldigingen van brandstichting in kerken en de moord op priesters door Spaanse republikeinen te bestrijden. 88 Ook een aantal Britse protestanten, met antikatholieke gevoelens en opvattingen, waren in binnen- en buitenland in staat het publieke debat te beïnvloeden en tegengas te geven met betrekking tot deze pro-Franco campagnes. De katholieke pers in het Verenigd Koninkrijk was namelijk pro-Franco, en dus wilde men een tegengeluid laten horen, hoewel er binnen katholieke kringen ook onenigheid bestond over de legitimiteit van de opstand van de Spaanse nationalisten. 89 Deze onenigheid had te maken met de positie van het katholieke geloof in Spanje zelf tijdens de burgeroorlog. De eerste proclamaties van de Spaanse rebellen verwezen namelijk opvallend genoeg nergens expliciet naar religie als drijfveer. 90 Generaal Mola bepleitte in zijn originele plannen een scheiding van kerk en staat, maar het werd de opstandelingen al snel duidelijk dat zij erbij gebaat zouden zijn als ze zich opwierpen als verdedigers van het katholieke
Frederick Hale, ‘Fighting over the Fight in Spain: The Pro-Franco Campaign of Bishop Peter Amigo of Southwark’, The Catholic Historical Review, vol. 91, no. 3 (July 2005), p. 463. 84 Ibidem, p. 482. 85 Ibid. 86 Richard Overy, The Twilight Years, p. 329. 87 Ibidem, p. 329-331. 88 Ibid., p. 331. 89 Frederick Hale, ‘Fighting over the Fight in Spain’, p. 482-483. 90 Peer Vries, ‘De Tweede Republiek en de Burgeroorlog, 1931-1939’, in Raymond Fagel en Eric Storm (red.), Het land van Don Quichot: De Spanjaarden en hun geschiedenis, Amsterdam: Athenaeum – Polak & Van Gennep, 2011, p. 274. 83
- 26 -
geloof. 91 De coupplegers vonden steun onder de rechtse gevestigde orde, maar ook bij de clerus en onder boeren en middenstanders die bezorgd waren om hun bezit en positie en een afkeer voor links hadden na de overwinning van het volksfront in februari 1936. Voor velen was de linkse Republiek identiek aan ‘de grote stad’ en haar zedeloze en atheïstische levenswijze en dus tegengesteld aan de levenswijze van de provincie, die het ‘echte Spanje’ belichaamde. 92 Peer Vries zegt hierover: “In deze context speelde religie een grote rol. In kerkelijke kringen en onder bijvoorbeeld carlisten, vinden we al vanaf het begin verwijzingen naar het religieuze karakter van de opstand. De bisschop van Pamplona noemde hem medio september 1936 openlijk een ‘kruistocht’. De bisschop van Salamanca schreef twee weken later over een ‘kruistocht voor de religie, voor het vaderland en de christelijke beschaving’. De opstandelingen en de katholieke Kerk gingen nauw samenwerken. Het Spaans episcopaat richtte, op verzoek van Franco, op 1 juli 1937 een brief aan alle bisschoppen in de wereld. Hierin kozen de ondertekenaars, alle Spaanse bisschoppen op vijf na, uitdrukkelijk partij voor de opstandelingen. Onder Pius XI was de verhouding met het Vaticaan niet geheel probleemloos […] gezien het feit dat de opstandelingen achttien Baskische priesters hadden gedood. Zijn opvolger, Pius XII, beschouwde Franco’s zege echter als een ‘overwinning van katholiek Spanje’. De opstandelingen waren in zijn ogen ‘zeer geliefde zonen van het katholieke Spanje’ wier ‘christelijke heldenmoed’ door God was beloond.” 93 Gedurende de Spaanse Burgeroorlog was de opvatting van katholieke leiders in Spanje en in de rest van Europa dus niet onverdeeld pro-Franco wat zijn weerslag vond onder religieuze gemeenschappen in Europa, waaronder in het Verenigd Koninkrijk. De Spaanse Burgeroorlog had dus ook invloed op het religieuze leven in Europa. Het conflict zorgde voor onenigheid binnen en tussen kerkgemeenschappen, aangezien de strijd in Spanje ook werd gestreden tussen pro- en antireligieuze groeperingen. Dit zorgde ervoor dat gelovigen in Europa geconfronteerd werden met een burgeroorlog die grote impact had op geloofsgenoten en dus beïnvloedde de Spaanse Burgeroorlog ook op dit vlak het leven op het Europese continent.
Ibidem. Ibid. 93 Ibid., p. 274-275. 91 92
- 27 -
3. De invloed van de Spaanse Burgeroorlog op de politieke situatie in de neutrale landen: Nederland In dit hoofdstuk zal de invloed van de Spaanse Burgeroorlog op de politieke situatie in Nederland worden geanalyseerd aan de hand van politieke discussies die tussen 1936 en 1945 werden gevoerd in de Tweede Kamer tussen kamerleden onderling en tussen kamerleden en ministers. Ik zal eerst een beschrijving geven van de politieke situatie in 1936 en daarna een kort overzicht geven van de politieke discussies over de burgeroorlog die leefden in Nederland in die tijdsperiode, waarna ik overga op het wetsontwerp ‘Voorbehoud tot het nemen van maatregelen met het oog op de vijandelijkheden in Spanje’. Dit wetsontwerp was bedoeld om de buitenlandse en binnenlandse politiek ten aanzien van de Spaanse Burgeroorlog, en dan met name de politiek van non-interventie, samen te vatten in één wetsvoorstel dat werd aangenomen in 1937. Vanaf dat moment had de Nederlandse regering dus een hulpstuk en richtlijn in haar beleid ten opzichte van Spanje gedurende de burgeroorlog. 94 Dit hield echter niet in dat kamerleden in die periode het kabinet niet af en toe aan het jasje trokken om meer duidelijkheid te krijgen over het beleid dat de Nederlandse regering voerde ten aanzien van de Spaanse Burgeroorlog en vroegen naar de rechtvaardiging die de regering had voor een bepaalde actie of non-actie. Dit is te zien aan de verscheidene kamervragen die Tweede Kamerleden stelden in de periode 1936-1945 aan onder andere de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Justitie en aan de Minister van Binnenlandse Zaken en die zich bevinden in het parlementaire archief van de Nederlandse Tweede Kamer. Ik heb een selectie gemaakt van deze kamervragen om te onderzoeken in mijn masterscriptie. Deze selectie is tot stand gekomen op basis van een aantal overwegingen. Ten eerste, heb ik alleen gekeken naar kamerstukken behandeld in de Nederlandse Tweede Kamer en het Britse House of Commons, gezien het feit dat verreweg de meeste kamervragen alleen in de Tweede Kamer van een parlement worden gesteld, en de Eerste Kamer alleen kan in- of tegenstemmen met een wetsvoorstel dat al door de Tweede Kamer is geloodst. Daarnaast waren de parlementaire stukken van het Britse House of Lords niet beschikbaar in een Nederlandse bibliotheek. In het geval van Nederland is het wetsvoorstel ‘Voorbehoud tot het nemen van maatregelen met het oog op de vijandelijkheden in Spanje’ langs de Eerste Kamer geweest en de kamerstukken daarover heb ik wel meegenomen in mijn bespreking ervan. Ten tweede, heb ik ‘overheid.nl – 08-09-1936, Kamerstuk 1936-1937 364 364 Eerste Kamer Voorbehoud tot het nemen van maatregelen met het oog op de vijandelijkheden in Spanje’, http://universiteiten.rechtsorde.nl/Default.aspx?hitnr=554&t=634611936515272415&url=rn%3aro040%5e%5efile %3a%2f%2fF%7c%2f025%2fkst%2f1936%2f09september%2f08%2f19361937_0000345%2f1193287.xml&ref=hitli st_hl, geraadpleegd op 6 januari 2012. 94
- 28 -
een selectie gemaakt van Nederlandse kamerstukken over onderwerpen die ook tot discussie in het Britse parlement hadden kunnen leiden en dus ook zouden zijn behandeld in het Britse parlement in dezelfde periode; dit maakte een goede vergelijking tussen deze twee neutrale landen mogelijk. Dit zijn de kwestie rondom Spaanse vluchtelingen, het gevaar dat de scheepvaart liep op de Middellandse Zee, initiatieven genomen door academici tijdens de Spaanse Burgeroorlog om de burgeroorlog onder de aandacht te brengen in Nederland en de invloed die deze uitoefenden op de publieke opinie, en vrijwilligers die hadden gevochten in de Internationale Brigades en het leger van de Spaanse republikeinse regering. Ten derde, geeft deze selectie in mijn ogen een vrij volledig beeld van de politieke realiteit waar de neutrale Europese mogendheden ten tijde van de Spaanse Burgeroorlog mee te kampen hadden en dus kan ik op basis van deze kamerstukken tot een gefundeerde conclusie komen over de invloed die de burgeroorlog had op de politieke situatie in de neutrale landen Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Ten vierde, gaven de kwesties aangesneden in deze kamerstukken, zoals humanitaire, economische en handelsaangelegenheden, militaire kwesties, de binnenlandse publieke opinie en de staatsrechtelijke positie van vrijwilligers die in de Internationale Brigades hadden gevochten, wel reden tot discussie, aangezien niet alle politieke partijen in de neutrale landen dezelfde opvatting hadden over deze uiteenlopende kwesties, en omdat de politiek van non-interventie niet op alle vlakken voorzag in een adequaat en samen overeengekomen beleid. Op die manier wordt het beleid van de neutrale Europese mogendheden niet alleen geanalyseerd vanuit de politiek van de niet-inmengingscommissie, maar ook aan de hand van binnenlandse politieke discussies en antwoorden daarop die niet perse onderdeel waren van het beleid dat overeengekomen was door de 27 leden van de niet-inmengingscommissie. Ik zal in dit hoofdstuk dus, ten eerste, een korte beschrijving geven van de Nederlandse politieke situatie in 1936. Ten tweede een analyse maken van de politieke discussies die werden gevoerd in Nederland over de Spaanse Burgeroorlog gedurende de jaren ’30. Ten derde, zal ik het wetsontwerp ‘Voorbehoud tot het nemen van maatregelen met het oog op de vijandelijkheden in Spanje’, voorgesteld en aangenomen in 1937, behandelen. Ten vierde, zal ik kamervragen over een vijftal onderwerpen gerelateerd aan de Spaanse Burgeroorlog bespreken. 3.1 De Nederlandse politieke situatie in 1936 De voortgebrachte kunstwerken die in hoofdstuk twee zijn behandeld, weerspiegelen de invloed die de Spaanse Burgeroorlog in de jaren dertig had op de rest van het Europese continent. De vraag in dit hoofdstuk is of de burgeroorlog ook een dusdanige impact had in Nederland. Een korte blik op de geschiedschrijving over Nederland in de jaren dertig leidt tot een beeld van een
- 29 -
ingeslapen, in zichzelf gekeerd provincialistisch landje met een zwak ontwikkeld en bepaald niet internationaal georiënteerd cultureel leven. 95 Volgend uit deze veronderstelling zouden Nederlanders zich liever bezig hebben gehouden met de eigen zuil dan met de situatie in de rest van de wereld. Maar in werkelijkheid berichtte de Nederlandse pers wel degelijk uitvoerig over wat zich in het buitenland afspeelde, terwijl Nederlandse intellectuelen en kunstenaars veel meer deelnamen aan het internationale culturele leven dan verondersteld. 96 Zo publiceerde de historicus Johan Huizinga in 1935 zijn boek In de schaduwen van morgen, waarin hij zich als liberaal ernstig zorgen maakte om de nabije toekomst. Deze angst en onzekerheid over de toekomst, die wijdverbreid waren in Nederland, kenden een aantal oorzaken. De belangrijkste daarvan is de wereldwijde economische crisis die in 1929 met de Beurskrach was uitgebroken. Op het hoogtepunt van de crisis, in 1936, waren in Nederland meer dan een half miljoen (oftewel twintig procent van de beroepsbevolking) werkloos, en een groot deel daarvan langdurig. 97 Voornamelijk onder schoolverlaters en pas afgestudeerden was de werkloosheid erg hoog. Er bestonden weliswaar zogeheten steunregelingen, maar die uitkering was laag en niet iedereen kwam ervoor in aanmerking. Pas na 1937, aanzienlijk later dan in de meeste andere Europese landen, zoals het Verenigd Koninkrijk dat al in 1932 op de weg naar herstel zat, trok de Nederlandse economie weer langzaam aan. Niet alleen in de economie maar ook in de politiek waren de jaren dertig onzekere tijden. Met het fascisme en het communisme waren twee uiterst agressieve ideologieën in het politieke spectrum verschenen, die het parlementair-democratische stelsel provoceerden. Ook in Nederland had men het idee dat het slechts een kwestie van tijd was voordat deze twee ideologieën letterlijk tegenover elkaar zouden staan, al dan niet met een democratisch land tussen de twee vuren in. Koen Vossen is echter wel van mening dat het in Nederland lang niet zo erg was als in andere Europese landen: “Achteraf kan gesteld worden dat de economische crisis en internationale spanningen in Nederland in mindere mate dan elders in Europa tot grote politieke onrust heeft geleid. Het democratische bestel bleef betrekkelijk makkelijk overeind, geschraagd als zij werd door het schijnbaar zo stevige fundament van de verzuiling. Met de krachtdadige antirevolutionaire premier Hendrikus Colijn kende het Nederlandse schip van Staat een stoere stuurman die zichzelf graag als Schipper naast God zag. Zijn beroemde en tot cliché verworden radiotoespraak waarin hij zijn landgenoten opriep ‘rustig te gaan slapen’ is als symbool gaan gelden voor zowel zijn paternalistische regeerstijl als voor de volgzaamheid van een veilig in zuilen opgeborgen Nederlandse bevolking.” 98 Koen Vossen, ‘Nederland en de Spaanse Burgeroorlog’, in: Hub. Hermans (ed.), Een Nederlandse blik op de Spaanse Burgeroorlog, Utrecht: Instituto Cervantes, 2006, p. 21. 96 Ibidem. 97 Ibid., p. 22. 98 Ibid., p. 23. 95
- 30 -
Toch waren de gevolgen van de agressieve politiek van oosterbuur Duitsland direct merkbaar door de komst van grote aantallen joodse vluchtelingen en was er ook zeker binnenlandse onrust. Er vond een muiterij plaats op het in Indische wateren gelegen marineschip de Zeven Provinciën in 1933 wat tot 23 doden leidde, en in de Amsterdamse Jordaan braken in 1934 ernstige rellen uit die aan vier mensen het leven kostten. 99 Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1933 behaalden de radicaal-linkse partijen gezamenlijk vijf procent van de stemmen, iets wat voor Nederland ongewoon hoog was. De Communistische Partij Nederland (CPN) en de Revolutionair Socialistische Arbeiderspartij (RSAP) zaten met respectievelijk vier en één zetel in de Tweede Kamer. 100 Ook was er de opkomst van Nederlands eigen fascistische partij, de NSB, die in 1931 was opgericht door Anton Mussert en in 1935 al meer dan 50.000 leden telde. Kortom, het politieke spectrum in Nederland was erg gepolariseerd, wat duidelijk werd gemaakt door de sterke retoriek van die tijd, het was namelijk “Reactie of Revolutie, Dictatuur of Democratie, Mussert of Moskou, Katholicisme of Kommunisme”. 101 Het gevolg was dat veel Nederlanders steun zochten bij hun eigen zuil of gemeenschap in deze roerige en onbehaaglijke tijden. Zo kon men zich op massamanifestaties onderdeel van een hechte en eensgezinde groep voelen die zelfverzekerd keek naar de toekomst. Maar voor veel jongeren was er een besef dat men op een kruispunt stond, wat brandstof was voor een bevlogenheid en idealisme, die hun weerga in de Nederlandse geschiedenis nauwelijks kennen. 102 Gesteund door intellectuelen en kunstenaars leidde dit tot de oprichting van een aantal antifascistische organisaties, waarin partijloze progressieve intellectuelen, linkse liberalen, sociaaldemocraten en communisten samenwerkten, te vergelijken met de oprichting van soortgelijke organisaties in het Verenigd Koninkrijk, zoals te lezen is in hoofdstuk vier. Naast het in 1936 opgerichte Comité van Waakzaamheid van antinationaal-socialistische Intellectuelen van Menno ter Braak en E. du Perron, dat bijna 1000 leden had, waren er kleinere anti-fascistische organisaties, zoals het Ossietzky-Comité, het Wuppertal-Comité en het Abessinië-Comité. 103 Vossen verbindt de politieke situatie van Nederland in 1936 met de keuze van de Nederlandse regering om de koers van non-interventie, geïnitieerd door Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, te volgen: “Tegen de achtergrond van dit onzekere politieke klimaat bereikte Nederland het nieuws van het uitbreken van een burgeroorlog in Spanje. De door Colijn geleide confessioneelIbid. Ibid. 101 Ibid. 102 Ibid., p. 24. 103 Ibid. 99
100
- 31 -
liberale regering wist direct wat haar te doen stond. Nederland volgde al sinds jaar en dag een neutraliteitskoers, die het land ook buiten de Eerste Wereldoorlog had gehouden. Het conflict in het verre Spanje vormde bepaald geen aanleiding om van deze koers af te wijken. Iedere keuze voor rechts of voor links zou in eigen land weerstand oproepen en de binnenlandse verhoudingen onnodig polariseren. Bovendien, wat kon Nederland concreet uitrichten? De regering volgde dan ook gewoon de koers van non-interventie die de grote mogendheden waren overeengekomen […]. Er waren voor haar belangrijker zaken, zoals het beteugelen van de crisis, de opkomst van de NSB, de toenemende agressie van buurland Duitsland en de stroom vluchtelingen. Deze ‘Spanje-politiek’ werd door de meeste fracties in de Tweede Kamer gevolgd: Spanje bleef er een relatief weinig besproken onderwerp.” 104 Naarmate het Spaanse conflict vorderde, kwamen echter meer mensen in Nederland tot inkeer dat het lot van heel Europa van het verloop van het conflict in Spanje afhing. 105 Voor de reacties buiten het parlement geldt dat links Nederland zich meer betrokken voelde bij wat zich in Spanje afspeelde dan rechts Nederland. De linkse politici van de SDAP-fractie waren ook meer bezorgd om de situatie in Spanje dan hun collega’s in de Tweede Kamer. Vanuit hun ideologie en geschiedenis waren sociaal-democraten en communisten aanzienlijk meer internationaal ingesteld dan de liberalen en confessionelen in Nederland. Daarnaast identificeerden zij zich sterk met de Spaanse Republiek, aangezien de Spaanse volksfrontregering in hun ogen een type regering belichaamde dat als enige in staat zou zijn om ook in Nederland de economische en politieke crisis te beteugelen. 106 3.2 Politieke discussies in Nederland De uiteenlopende opvattingen die Tweede Kamerleden van verschillende politieke partijen hadden over de zogeheten ‘vijandelijkheden in Spanje’ werden uitgesproken tijdens het afdelingsonderzoek dat de Commissie van Rapporteurs uitvoerde voor de openbare behandeling van het wetsontwerp ‘Voorbehoud tot het nemen van maatregelen met het oog op de vijandelijkheden in Spanje’. Deze ‘algemene beschouwingen’ van de kamerleden zijn onder te verdelen in grofweg acht beoordelingen of interpretaties van de situatie in Spanje tijdens de burgeroorlog en de gevolgen die dit had voor Nederland, de Nederlandse politiek en de internationale politiek. De reacties van de kamerleden gingen diverse richtingen uit, zoals de wenselijkheid van het volgen van de non-interventiepolitiek, het verkeerde uitgangspunt van het niet-inmengingsbeleid en het ten onrechte op één lijn zetten van de Spaanse regering en de nationalistische rebellen. Ten eerste, meenden verscheidene kamerleden
Ibid., p. 25. Jan Lechner, Weerspiegeling van Spanje: de belangstelling voor Spanje in Nederland, 1900-1945, Amsterdam: De Arbeiderspers, 1987, p. 223. 106 Koen Vossen, ‘Nederland en de Spaanse Burgeroorlog’, p. 26. 104 105
- 32 -
“er op te moeten wijzen dat dit [wets]ontwerp de aandacht vestigt op een vreemde figuur. Er is een wettige Regeering in Spanje en er is rebellie van generaals. En nu worden de rebellen als een oorlogvoerende partij beschouwd, waartegenover neutraliteit in acht is te nemen; als een partij, die met de wettige Regeering op één lijn is te stellen.” 107 Deze kamerleden zagen de problemen die een dergelijke opvatting met zich meebracht en waren van mening dat een dusdanige houding uiteindelijk funest kon zijn voor de volken die getroffen werden door de burgeroorlog. Toch “waren deze leden van oordeel, dat Nederland niet anders kan doen dan zich aansluiten bij de landen, die zich de z.g.n. niet inmenging tot gedragslijn hebben gekozen. Ons land kan nu eenmaal niet een geheel eigen internationale politiek voeren.” 108 Ten tweede, achtten andere leden “het evenzeer gewenscht, dat Nederland de niet-inmengingspolitiek volgt. Deze leden wilden niet treden in een beoordeling van den toestand in Spanje en dus ook niet onderzoeken, of de Regeering van dat land als een wettige is te beschouwen, die orde en rust en bovenal rechtszekerheid weet te handhaven.” 109 Deze kamerleden vonden het in ieder geval wel noodzakelijk dat Nederland zich inspande om te voorkomen dat de vlam van het Spaanse conflict naar buiten uitsloeg. Ten derde, oordeelden weer andere leden “de gehele niet-inmengingsgedachte in beginsel verkeerd. Zij meenden, dat, waar door dezen broederstrijd groote beschavingsgoederen in gevaar komen, de rest van de wereld tegenover dien strijd niet onverschillig behoort te staan, doch bemiddelend behoort in te grijpen, desnoods ook door krachtige maatregelen. Natuurlijk zou dit ingrijpen van anderen aard moeten zijn dan het medestrijden aan het front van één der beide partijen.” 110 Ten vierde, vond één aanwezig kamerlid het absurd dat dit wetsontwerp er voor zou zorgen “dat strafbaar wordt het verleenen van hulp aan de als zoodanig door Nederland erkende wettige Regeering van een bevriend land tegen opstandelingen”. 111 Ten vijfde, meenden enkele Tweede Kamerleden dat men niet te grote verwachtingen moest koesteren over de maatregelen die aan de
‘overheid.nl – 01-01-1936, Kamerstuk 1936-1937 364 4 Tweede Kamer Voorbehoud tot het nemen van maatregelen met het oog op de vijandelijkheden in Spanje’, http://universiteiten.rechtsorde.nl/Default.aspx?hitnr=559&t=634611936515272415&url=rn%3aro040%5e%5efile %3a%2f%2fF%7c%2f025%2fkst%2f1936%2f01januari%2f01%2f19361937_0002123%2f1192111.xml&ref=hitlist_ hl, geraadpleegd op 6 januari 2012. 108 Ibidem. 109 Ibid. 110 Ibid. 111 Ibid. 107
- 33 -
hand van de non-interventiepolitiek zouden worden getroffen. 112 Ten zesde, werd de wens uitgesproken “dat de Regeering zich in de niet-inmengingscommissie zal doen gelden, in dier voege, dat zij elke poging zal steunen, welke in het werk wordt gesteld om te bereiken, dat niet alleen nieuwe troepenzendingen naar Spanje worden voorkomen, doch ook daar reeds strijdende vreemdelingen naar hun land worden teruggezonden”. 113 Ten zevende, vonden andere kamerleden “in deze opmerking aanleiding er tegen te waarschuwen, dat Nederland zich in de genoemde commissie te veel op den voorgrond stelt. In commissies van dezen aard bestaat vaak de neiging, kleine mogendheden de kastanjes uit het vuur te laten halen. Daartegen past waakzaamheid.” 114 Ten achtste, spraken veel leden “het verlangen uit, dat de Regeering periodiek aan de StatenGeneraal mededeeling zal doen van de maatregelen, door haar krachtens de in het ontwerp vervatte machtiging getroffen”. 115 De ministerraad ging er in zijn reactie mee akkoord om de maatregelen die werden getroffen elke drie maanden aan de Staten-Generaal mee te delen. 116 Daarbij kan worden gedacht aan maatregelen die naast het aan banden leggen van de levering van wapens en munitie aan Spanje ook restricties opwierpen in de handel van kolen, olie, vruchten en levensmiddelen of aan maatregelen die het patrouilleren van Nederlandse schepen in de Straat van Gibraltar mogelijk maakten. 117 Op die manier werd de Tweede Kamer dus niet helemaal buitenspel gezet als het ging om de machtiging die aan de regering werd verleend om maatregelen te treffen, in het kader van de niet-inmengingscommissie, ten aanzien van de Spaanse Burgeroorlog. De politieke discussies in het Nederlandse parlement gingen dus in essentie over de negatieve kanten die de kamerleden zagen wat betreft de non-interventieovereenkomst. Dit varieerde van parlementsleden die de niet-inmengingsgedachte verkeerd vonden, die het vreemd vonden dat beide partijen in het conflict als oorlogsvoerende partij werden beschouwd, die het er Ibid. Ibid. 114 Ibid. 115 Ibid. 116 ‘overheid.nl – 17-03-1937, Kamerstuk 1936-1937 364 5 Tweede Kamer Voorbehoud tot het nemen van maatregelen met het oog op de vijandelijkheden in Spanje’, http://universiteiten.rechtsorde.nl/Default.aspx?hitnr=536&t=634611936515116156&url=rn%3aro040%5e%5efile %3a%2f%2fF%7c%2f025%2fkst%2f1937%2f03maart%2f17%2f19361937_0002124%2f1195952.xml&ref=hitlist_hl , geraadpleegd op 6 januari 2012. 117 ‘overheid.nl – 08-09-1936, Kamerstuk 1936-1937 364 364 Eerste Kamer Voorbehoud tot het nemen van maatregelen met het oog op de vijandelijkheden in Spanje’, http://universiteiten.rechtsorde.nl/Default.aspx?hitnr=554&t=634611936515272415&url=rn%3aro040%5e%5efile %3a%2f%2fF%7c%2f025%2fkst%2f1936%2f09september%2f08%2f19361937_0000345%2f1193287.xml&ref=hitli st_hl, geraadpleegd op 6 januari 2012. 112 113
- 34 -
niet mee eens waren dat de rebellen en de republikeinse regering op één lijn werden gezet en dat hulp verlenen aan de Spaanse regering strafbaar werd, tot kamerleden die meenden dat de Nederlandse regering geen eigen beoordeling van het conflict moest geven, maar simpelweg het beleid van non-interventie diende te volgen. Anderen waren juist van mening dat men niet al te grote verwachtingen moest koesteren als het ging om het niet-inmengingsbeleid. Daarnaast bestond er een discussie tussen kamerleden, waarbij de ene groep meende dat de regering zich moest laten gelden in de niet-inmengingscommissie met betrekking tot bepaalde zaken, terwijl een andere groep waarschuwde dat Nederland niet teveel op de voorgrond moest treden en geen manipulatie door grotere mogendheden moest toestaan. Tenslotte, wilden de parlementsleden wel regelmatig op de hoogte worden gehouden van de maatregelen die de Nederlandse regering nam in de niet-inmengingscommissie. Naast deze acht opvattingen over dit wetsontwerp, hebben verschillende kamerleden tijdens de behandeling van het wetsontwerp in de Tweede Kamer nog opmerkingen gemaakt over de wenselijkheid van een dergelijke machtiging aan de regering ten koste van het informeren van het parlement over gebeurtenissen en maatregelen. 118 Ook had men nog een aantal aanmerkingen op bepaalde passages in het wetsontwerp die niet geheel duidelijk waren of dubbelzinnig konden worden opgevat. 119 Dit zijn dus alle argumenten die tijdens de behandeling in de Tweede Kamer naar voren zijn gebracht door de aanwezige kamerleden. 3.3 Het wetsontwerp ‘Voorbehoud tot het nemen van maatregelen met het oog op de vijandelijkheden in Spanje’ In de nota naar aanleiding van het verslag van het afdelingsonderzoek dat de Commissie van Rapporteurs uitvoerde voor de openbare behandeling van het wetsontwerp schrijft de ministerraad dat de non-interventie inderdaad moet worden gezien “als de uiting van een gemeenschappelijk streven, ten einde te voorkomen, dat de burgeroorlog in Spanje tot een internationaal conflict uitgroeit”. 120 Men houdt hierbij rekening met het feit dat er, zoals kamerleden daarvoor ook al hadden aangegeven, geen te grote verwachtingen moeten worden
‘overheid.nl – 01-01-1936, Kamerstuk 1936-1937 364 4 Tweede Kamer Voorbehoud tot het nemen van maatregelen met het oog op de vijandelijkheden in Spanje’, http://universiteiten.rechtsorde.nl/Default.aspx?hitnr=559&t=634611936515272415&url=rn%3aro040%5e%5efile %3a%2f%2fF%7c%2f025%2fkst%2f1936%2f01januari%2f01%2f19361937_0002123%2f1192111.xml&ref=hitlist_ hl, geraadpleegd op 6 januari 2012. 119 Ibidem. 120 ‘overheid.nl – 17-03-1937, Kamerstuk 1936-1937 364 5 Tweede Kamer Voorbehoud tot het nemen van maatregelen met het oog op de vijandelijkheden in Spanje’, http://universiteiten.rechtsorde.nl/Default.aspx?hitnr=536&t=634611936515116156&url=rn%3aro040%5e%5efile %3a%2f%2fF%7c%2f025%2fkst%2f1937%2f03maart%2f17%2f19361937_0002124%2f1195952.xml&ref=hitlist_hl , geraadpleegd op 6 januari 2012. 118
- 35 -
gekoesterd van de maatregelen die op grond van het non-interventiebeleid worden getroffen. 121 De ministerraad gaf toe dat er tegen het beleid van non-interventie juridische bezwaren kunnen worden aangevoerd, maar zei dat bijzondere tijden bijzondere middelen eisen om vrede te waarborgen. Ook gaven de ministers er de voorkeur aan om de niet-inmengingscommissie niet als zodanig in het wetsontwerp te noemen, omdat het mogelijk was dat maatregelen tot stand kwamen door overleg tussen de Europese regeringen zonder tussenkomst van dit specifieke orgaan. 122 Zo had het kunnen voorkomen dat de Britse en Nederlandse regering buiten de commissie om afgesproken hadden gezamenlijk te patrouilleren in de Middellandse Zee en in een dergelijk geval kon de regering gebruik maken van de machtiging in het wetsontwerp zonder dat de niet-inmengingscommissie erbij betrokken was. De opvatting van een aantal kamerleden dat in dit wetsontwerp de rebellen als een oorlogvoerende partij worden beschouwd wordt bestreden door de ministerraad. “Dat Nederland door mede te werken aan de non-interventie in Spanje de partij van generaal Franco als belligerent zou erkennen, kan geenszins worden toegegeven.” 123 In het wetsontwerp maakt de ministerraad duidelijk dat “een reglement, dat aan de instelling der non-interventiecommissie ten grondslag zou liggen” niet bestaat. 124 Ook wordt vermeld welke 27 landen deel uitmaken van de niet-inmengingscommissie. Daarnaast wordt er een toelichting gegeven over de werkzaamheden van de ‘International Board for nonintervention in Spain’. Dit orgaan was leidinggevend in het controlestelsel dat ter zee en te land toezicht houdt op de invoer in Spanje van wapens, munitie en vrijwilligers. 125 Het belangrijkste punt dat de ondertekenende ministers onderstrepen in het wetsontwerp, is het feit dat door deelname aan de niet-inmengingscommissie Nederland geen verdrag of overeenkomst met vreemde mogendheden aangaat. 126 De commissie is een vorm van internationaal overleg, waarbij de deelnemende landen het beginsel van non-interventie aanvaarden, maar tegelijkertijd niet gebonden zijn aan het implementeren van maatregelen of resoluties, die worden voorgesteld door de commissie. Dit zijn slechts aanbevelingen die vervolgens ter goedkeuring aan de desbetreffende regeringen worden onderworpen. Ten slotte, schrijft de ministerraad in het laatste document dat werd overhandigd aan de Staten-Generaal voor de stemming over het wetsvoorstel dat “dat de bemoeiingen van bovenbedoelde Mogendheden zich onvermijdelijk zullen moeten Ibidem. Ibid. 123 ‘overheid.nl – 08-09-1936, Kamerstuk 1936-1937 364 364 Eerste Kamer Voorbehoud tot het nemen van maatregelen met het oog op de vijandelijkheden in Spanje’, http://universiteiten.rechtsorde.nl/Default.aspx?hitnr=554&t=634611936515272415&url=rn%3aro040%5e%5efile %3a%2f%2fF%7c%2f025%2fkst%2f1936%2f09september%2f08%2f19361937_0000345%2f1193287.xml&ref=hitli st_hl, geraadpleegd op 6 januari 2012. 124 Ibidem. 125 Ibid. 126 Ibid. 121 122
- 36 -
gaan uitstrekken tot beperking ook van de levering van handelswaren als kolen, olie, vruchten, levensmiddelen e. d. staat geenszins vast en is, naar de meening van ondergeteekenden, althans voor levensmiddelen en dergelijke zelfs geenszins waarschijnlijk te achten”. 127 Kortom, aan de hand van het wetsvoorstel en uiteindelijk de wet ‘Voorbehoud tot het nemen van maatregelen met het oog op de vijandelijkheden in Spanje’ zou de Nederlandse regering vanaf 1937 opereren ten aanzien van de Spaanse Burgeroorlog, bijvoorbeeld door restricties in te voeren voor de wapenhandel en door Nederlandse schepen te laten patrouilleren in de Straat van Gibraltar. De non-interventiecommissie was duidelijk onderdeel van het beleid, hoewel de commissie zelf niet in de wet werd genoemd. In essentie volgt uit het bovengenoemde dat de invloed van de Spaanse Burgeroorlog op de politieke situatie in Nederland drieledig was. De burgeroorlog zorgde ten eerste voor een strijd tussen politiek links en rechts, maar ook binnen politiek links. Ten tweede, leidde het tot minder standvaste politieke koersen van de verschillende politieke partijen. Ten derde, wonnen de meer radicale politieke partijen aan populariteit. Dit alles terwijl de situatie in Spanje bij de meeste fracties weinig tot geen reactie opwekte en de traditionele neutraliteitskoers in stand bleef. De strijd binnen politiek links draaide om enerzijds de SDAP en anderzijds de CPN en de RSAP. Aanvankelijk steunde de SDAP de non-interventiepolitiek van de regering, maar naarmate duidelijk werd dat Duitsland en Italië ondanks de overeenkomst wapens en goederen leverden aan Franco, werd de sociaaldemocratische pers en de partij zelf kritischer over het non-interventiebeleid. Maar pas in 1938 trok de SDAP haar steun aan de non-interventieovereenkomst in. De enige twee partijen die zich in de Tweede Kamer vanaf het begin tegen het non-interventiebeleid en voor de Spaanse Republiek uitspraken, waren de twee kleine linkse partijen, de CPN en de RSAP. 128 Er was dus allesbehalve eensgezindheid onder de linkse politieke partijen in Nederland als het ging om de Spaanse Burgeroorlog en de politiek van niet-inmenging die de regering voerde. Ook laat de SDAP zien, in haar beslissing om eerst wel non-interventie te steunen maar later die steun in te trekken, dat de politieke koersen van partijen minder standvast waren als gevolg van de Spaanse Burgeroorlog. Politieke partijen waren onderhevig aan kritiek van hun leden en de publieke opinie en werden dus aan de hand van diverse gebeurtenissen in de burgeroorlog gedwongen om hun koers en standpunt te wijzigen. Tenslotte, wonnen de meer radicale linkse partijen aan populariteit onder de Nederlandse bevolking, aangezien zij van het begin af aan fel stelling innamen tegen het niet-inmengingsbeleid van de Nederlandse regering. Ook ondernamen zij andere activiteiten om hun steun aan de Spaanse Republiek te betuigen. Uit de kringen rondom deze partijen kwamen namelijk de meeste 127 128
Ibid. Hub. Hermans (ed.), Een Nederlandse blik op de Spaanse Burgeroorlog,, p. 27.
- 37 -
Spanjestrijders en de thuisblijvers schonken behoorlijke bedragen en goederen, gezien de economisch barre tijden, aan de hulpacties voor Spanje. Door de houding van de grotere partijen, waaronder de SDAP tot maart 1938, kon moeilijk uitdrukking worden gegeven aan de betrokkenheid van deze groep mensen aan de Spaanse republikeinen. En dus was de CPN bereid om medewerking te verlenen aan de totstandkoming van het Comité Hulp aan Spanje, opgericht in 1936. Dit soort initiatieven werden echter wel ontplooid buiten de Nederlandse regering en regeringspartijen om, wat betekent dat de Spaanse Burgeroorlog geen wezenlijke invloed had op de Nederlandse regering in die zin dat men het officiële beleid van non-interventie niet wijzigde of losliet. Naast deze wet ‘Voorbehoud tot het nemen van maatregelen met het oog op de vijandelijkheden in Spanje’ werden er ook meerdere kamervragen behandeld in de Tweede Kamer, waarvan ik er hieronder vijf zal toelichten. 3.4 Kamervragen in de periode van 1936 tot 1945 Als laatste onderdeel van dit hoofdstuk over de invloed van de Spaanse Burgeroorlog op de politieke situatie in Nederland zal ik kamervragen gesteld in de periode van 1936 tot 1945 behandelen over een vijftal onderwerpen gerelateerd aan de burgeroorlog. Deze onderwerpen zijn Spaanse vluchtelingen, de financiering van opvanghuizen voor Spaanse kinderen in ZuidFrankrijk, de bescherming van de Nederlandse scheepvaart in de Middellandse Zee, een lezing over ‘De inzet en het verloop van den Spaanschen Burgeroorlog’ en vrijwilligers van de Internationale Brigades die het Nederlanderschap zijn verloren. 3.4.1 Kamervragen over Spaanse vluchtelingen Op 5 april 1937 stelde de heer Wijnkoop (Communistische Partij Nederland) schriftelijke vragen aan minister de Graeff van Buitenlandse Zaken en minister van Schaik van Justitie “in verband met de aanwezigheid in Nederland van een aantal Spaansche, nationalistisch gezinde, vluchtelingen en betreffende het verschaffen van een onderkomen aan Spaansche kinderen hier te lande”. 129 Wijnkoop verbaasde zich erover dat het asielrecht, zoals dat op dat moment werd toegepast ten aanzien van Spanje, er op neerkwam dat nationalistisch gezinde vluchtelingen wel onderdak kregen, maar arme, alleenstaande Spaanse kinderen een onderkomen in Nederland ‘overheid.nl - 05-04-1937, Aanhangsel 1936-1937, 101, Tweede Kamer VRAGEN van den heer Wijnkoop in verband met de aanwezigheid in Nederland van een aantal Spaansche, nationalistisch gezinde, vluchtelingen en betreffende het verschaffen van een onderkomen aan Spaansche kinderen hier te lande’, http://universiteiten.rechtsorde.nl/Default.aspx?hitnr=534&t=634611936515116156&url=rn%3aro040%5e%5efile %3a%2f%2fF%7c%2f025%2fkvr%2f1937%2f04april%2f05%2f19361937_0000671%2f1209104.xml&ref=hitlist_hl, geraadpleegd op 6 januari 2012. 129
- 38 -
werd geweigerd. 130 Beide ministers lieten in hun antwoord weten dat de Nederlandse regering niet had besloten aan Spaanse kinderen een onderkomen te weigeren, maar dat er eerst een organisatie moest worden opgericht die de opvang van Spaanse kinderen in opvanghuizen en gastgezinnen zou coördineren. 131 Ook wordt uitgelegd dat “[d]e voorwaarde, waarop ten aanzien van de geasyleerden van militairen leeftijd het vertrek naar Nederland door de Spaansche Regeering is toegestaan, is, dat zij in Nederland blijven tot het einde van den burgeroorlog. Om dit zoo goed mogelijk te verzekeren, worden ten aanzien van deze personen, die hun eerewoord hebben gegeven Nederland niet te zullen verlaten, maatregelen getroffen.” 132 Deze nationalistisch gezinde vluchtelingen hadden onder de dreiging van onmiddellijk levensgevaar bescherming gezocht bij de Nederlandse vertegenwoordigers in Spanje en beide regeringen waren overeengekomen dat deze personen tijdelijk asiel konden krijgen in Nederland. 133 Dit voorbeeld laat zien dat de Nederlandse regering niet geheel vasthield aan het beleid van non-interventie en zich mengde in deze kwestie, wat ook logisch was gezien het feit dat men aanwezig was in Spanje ten tijde van de burgeroorlog. Toch werd er in de niet-inmengingscommissie wel degelijk gesproken over restricties op het reizen van en naar Spanje, iets wat ook daadwerkelijk is ingevoerd in bijvoorbeeld Ierland in 1937. 134 3.4.2 Kamervragen over het financieren van opvanghuizen voor Spaanse kinderen in Zuid-Frankrijk Op 6 januari 1938 stelde mevrouw Ribbius Peletier (SDAP) kamervragen aan minister van Boeyen van Binnenlandse Zaken “betreffende de vernietiging van het besluit van B. en W. van Idaarderadeel, houdende vergunning tot het houden van een collecte ten bate van de uitzending van Spaansche kinderen naar het zuiden van Frankrijk”. 135 In het voorjaar van 1937 wilde de Sociaal-Democratische Vrouwenclub van Grouw in opdracht van het partijbestuur van de SDAP een collecte houden waarvan de opbrengst besteed zou worden aan de uitzending van Spaanse
Ibidem. Ibid. 132 Ibid. 133 Ibid. 134 Aoife O’Donoghue, ‘Neutrality and Multilateralism after the First World War’, Journal of Conflict & Security Law, vol. 15, no. 1 (2010), p. 188. 135 ‘overheid.nl - 06-01-1938, Aanhangsel 1937-1938, 7, Eerste Kamer VRAGEN van mejuffrouw Ribbius Peletier betreffende de vernietiging van het besluit van B. en W. van Idaarderadeel, houdende vergunning tot het houden van een collecte ten bate van de uitzending van Spaansche kinderen naar het zuiden van Frankrijk’, http://universiteiten.rechtsorde.nl/Default.aspx?hitnr=522&t=634611936515116156&url=rn%3aro040%5e%5efile %3a%2f%2fF%7c%2f025%2fkvr%2f1938%2f01januari%2f06%2f19371938_0000063%2f1209194.xml&ref=hitlist_ hl, geraadpleegd op 6 januari 2012. 130 131
- 39 -
kinderen naar Zuid-Frankrijk. 136 De desbetreffende gemeente had een vergunning verleend voor deze collecte, maar minister van Boeyen had deze later ingetrokken. Als verklaring daarvoor had de minister betoogd dat er niet genoeg zekerheid was dat het opgehaalde geld goed terecht zou komen. Kamerlid Ribbius Peletier, zelf van de SDAP, wilde door middel van kamervragen te weten komen waarop de minister dit oordeel had gebaseerd. De minister schrijft hierover: “Geen twijfel derhalve aan de bedoelingen, doch twijfel aan het vermogen van het organiseerende lichaam om den loop van het geld ook buiten onze grenzen te beheerschen, vormde den grond voor de overweging, dat de Overheid zich ten deze van medewerking onthouden moest.” 137 De Spaanse kinderen werden uiteindelijk wel uitgezonden naar het zuiden van Frankrijk, maar dan zonder financiële steun van de gemeente Idaarderadeel. Dit soort initiatieven kwamen wel voor in Nederland gedurende de Spaanse Burgeroorlog maar in veel mindere mate dan bijvoorbeeld in Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, zoals terug te lezen is in hoofdstuk vier. In het geval van het Verenigd Koninkrijk is ook veel meer bewijs in de vorm van kamerstukken dat dit soort acties vaker voorkwamen en dus niet eenmalig waren, en dat er ook steun vanuit de politiek, en zelfs de regering, voor was, in tegenstelling tot in Nederland, hoewel de SDAP zich wel voor meer dingen inzette. Naast deze collecte zette de SDAP zich namelijk gedurende de burgeroorlog ook in door een zogeheten koloniehuis in Frankrijk waar een honderdtal Spaanse kinderen werden verpleegd te leiden en te financieren. 138 Dit geeft aan dat niet alle politieke partijen in Nederland het eens waren met het niet-inmengingsbeleid van de eigen regering. De SDAP probeerde wel iets te betekenen voor de slachtoffers van de Spaanse Burgeroorlog, terwijl de Nederlandse regering, zeker in deze kwestie, ongewillig bleek om humanitaire hulp te doen verlenen aan mensen die getroffen waren door de burgeroorlog in Spanje. 3.4.3 Kamervragen over de bescherming van de Nederlandse scheepvaart in de Middellandse Zee De heer Donker (SDAP) stelde op 14 januari 1938 kamervragen “in zake het torpedeeren van het Nederlandsche schip Hannah en betreffende de bescherming van de scheepvaart in de Middellandsche Zee” aan minister Patijn van Buitenlandse Zaken. 139 Uit het antwoord van de minister blijkt dat de Nederlandse regering een nauwkeurig onderzoek had laten instellen naar de Ibidem. Ibid. 138 Ibid. 139 ‘overheid.nl - 14-01-1938, Aanhangsel 1937-1938, 34, Tweede Kamer VRAGEN van den heer Donker in zake het torpedeeren van het Nederlandsche schip Hannah en betreffende de bescherming van de scheepvaart in de Middellandsche Zee’, http://universiteiten.rechtsorde.nl/Default.aspx?hitnr=520&t=634611936515116156&url=rn%3aro040%5e%5efile %3a%2f%2fF%7c%2f025%2fkvr%2f1938%2f01januari%2f14%2f19371938_0000677%2f1209198.xml&ref=hitlist_ hl, geraadpleegd op 7 januari 2012. 136 137
- 40 -
oorzaken van het vergaan van dit Nederlandse schip, waaruit bleek dat de Hannah waarschijnlijk is getorpedeerd op een afstand van ruim vijf mijl uit de Spaanse kust ter hoogte van Kaap San Antonio (Alicante). 140 Daarnaast schrijft de minister: “Ten einde de veelvuldige aanvallen van onderzeebooten van onbekende nationaliteit op koopvaardijschepen, welke niet tot een der beide strijdende partijen in Spanje behooren, tegen te gaan, hebben op 14 September 1937 de Middellandsche Zeemogendheden, Groot-Brittannië, Bulgarije, Egypte, Frankrijk, Griekenland, Roemenië, Turkije, Sovjet-Rusland en Zuidslavië te Nyon een overeenkomst gesloten, waartoe later ook Italië is toegetreden.” 141 Deze overeenkomst had als doel om de handelsscheepvaart tegen deze vormen van piraterij te beschermen door met oorlogsschepen te patrouilleren en een aanbevolen scheepvaartroute in te stellen. 142 Naast deze overeenkomst had Nederland na het uitbreken van de Spaanse Burgeroorlog oorlogsschepen gestationeerd die de Nederlandse scheepvaart bij de doorvaart door de Straat van Gibraltar begeleidden. 143 De kwestie rondom het schip Hannah laat zien dat zelfs na een al dan niet opzettelijke torpedoaanval op een Nederlands schip de Nederlandse regering niet afstapt van zijn beleid van non-interventie, hoewel het wel oorlogsschepen stationeert in de Middellandse Zee. 3.4.4 Kamervragen over een lezing van dr. J. Brouwer over ‘De inzet en het verloop van den Spaanschen Burgeroorlog’ Johan Brouwer was één van de belangrijkste Nederlandse hispanisten; hij studeerde cum laude af in de Spaanse letterkunde in 1930 en een jaar later voltooide hij zijn proefschrift. 144 Hij publiceerde daarna veel wetenschappelijke werken over de Spaanse letterkunde, vertaalde Spaanse literatuur naar het Nederlands en hij gaf lezingen in Nederland over het gevaar van het noninterventiebeleid. Kort na de Spaanse Burgeroorlog schreef Brouwer: “De groote levensproblemen van Spanje zijn voor een belangrijk deel ook onze problemen […] Er bestaat in onzen tijd een zekere neiging om de groote levensvragen te ontwijken. Het Spaansche volk heeft dit niet gedaan.” 145 Ook schreef hij in het boek Het Mysterie van Spanje: “De arme boeren die, in het begin van de burgeroorlog, met hun jachtgeweren hun armzalige dorpen verdedigden tegen tanks en bombardementsvliegtuigen, maakten een Ibidem. Ibid. 142 Ibid. 143 Ibid. 144 Zie voor meer informatie over Johan Brouwer zijn biografie geschreven door Hendrik Henrichs: Hendrik Henrichs, Johan Brouwer: zoeker, ziener en bezieler: een biografie, Amsterdam: De Arbeiderspers, 1989. 145 Rudolf de Jong, De Spaanse Burgeroorlog, Den Haag: Daamen, 1963, p. 20. 140 141
- 41 -
even dwazen indruk als don Quichot met zijn mageren knol en zijn lans, maar hun fijnbesneden ascetische koppen, die nauwelijks afstaken tegen de grauwe aarde waarop ze later ontzield neerlagen, spraken van een verheven menschelijke wijsheid en waardigheid, welke elders schaarsch zijn geworden.” 146 Brouwer maakte de Spaanse Burgeroorlog mee en was erop gebrand om de Nederlandse bevolking en regering tot actie aan te sporen in het Spaanse conflict. De lezing over ‘De inzet en het verloop van den Spaanschen Burgeroorlog’, gehouden op 16 maart 1938 in Amsterdam, is hier een duidelijk voorbeeld van en zijn pro-republikeinse opvattingen zorgden voor onrust binnen rechtse kringen. Brouwer zegt zelf over zijn activiteiten voor Spanje in de vorm van lezingen, publicaties en vertalingen van Spaans werk over de burgeroorlog: “Ik was onmiddellijk naar Spanje gegaan omdat ik met de opgegeven motieven en geproclameerde doeleinden [van de Spaanse rebellen] sympathiseerde. Mijn indrukken, mijn ontzetting over de algemene rechteloosheid, en mijn bezorgdheid over de toekomst van Spanje heb ik destijds kenbaar gemaakt in de Nieuwe Rotterdamsche Courant en in een brochure, getiteld ‘De Spaansche burgeroorlog. Zijn oorzaken en mogelijke gevolgen’ […]. Ik heb gemeend dat ik dit, bezworen, getuigenis [het verslag van Antonio Ruíz Vilaplana getiteld ‘Doy Fe’] aan het Nederlandsche Volk moest voorleggen. De strijd in Spanje gaat het einde nemen dat ik van het begin af aan heb gevreesd, en de gevolgen zullen niet tot Spanje beperkt blijven.” 147 Brouwer publiceerde en vertaalde dus een aantal werken om het Nederlandse volk te informeren over de situatie in Spanje en om hen op te roepen om de Spaanse Republiek te hulp te schieten. Deze activiteiten van Brouwer hadden een zekere invloed op de publieke opinie in Nederland, hoewel er geen duidelijke opiniepeilingen zijn gedaan in die periode over de Spaanse Burgeroorlog. Wel werden er verscheidene activiteiten en inzamelingsacties georganiseerd voor de Spaanse republikeinen en slachtoffers gevallen in de burgeroorlog, waarvan ik er een aantal hierboven heb behandeld in deelhoofdstukken 3.4.1 en 3.4.2. De meerwaarde van het behandelen van deze specifieke lezing is dus het feit dat dit soort initiatieven de Nederlandse publieke opinie beïnvloedden ten aanzien van de Spaanse Burgeroorlog. Ook is deze lezing in zekere mate representatief gezien het feit dat meerdere soorgelijke evenementen werden georganiseerd, waarvan veel door Brouwer zelf, en gezien het feit dat lezingen waarin steun werd betuigd aan de Spaanse nationalisten in de minderheid waren; ze zijn in ieder geval lastig terug te vinden. Op 15 maart 1938 stelde de heer de Marchant et d’Ansembourg (NSB) schriftelijke kamervragen aan de minister van Binnenlandse Zaken, van Boeyen, “betreffende het houden van een lezing door dr. J. Brouwer over ‘De inzet en het verloop van den Spaanschen Burgeroorlog’ Ibidem, p. 7. Antonio Ruíz Vilaplana, Ik verklaar onder eede; een jaar werkzaamheid in het nationalistische Spanje (vertaald door dr. J. Brouwer), Rotterdam: Brusse, 1938, p. 6. 146 147
- 42 -
in het gebouw van de Vrijwillige Burgerwacht te Amsterdam”. 148 Het kamerlid van de NSB vroeg de minister in het parlement naar zijn kennis over deze lezing die op 16 maart 1938 zou worden gehouden en of de minister niet van oordeel was “dat een dergelijke lezing, te houden door genoemden Dr. J. Brouwer, die bekend staat om zijn marxistische neigingen en zijn sterk antimilitaire gezindheid, verboden moet worden, zulks, om gezagsondermijnende propaganda voor het revolutionaire Spanje in het Koninkrijk der Nederlanden […] te verhinderen […]”. 149 Op 1 april antwoordde de minister dat hij op de hoogte was van de lezing en dat hij geen reden zag om ten opzichte van de inhoud en strekking van de lezing in te grijpen en de lezing te verbieden. 150 De non-actie van de kant van de Nederlandse regering met betrekking tot deze lezing laat zien dat men in Den Haag een vrije publieke opinie liet bestaan over de Spaanse Burgeroorlog. Van alle kanten van het politieke spectrum waren mensen vrij om hun opvattingen te verkondigen, zoals blijkt uit de ‘marxistische’ J. Brouwer die deze lezing mocht houden, maar ook blijkt uit het feit dat dit kamerlid van de NSB zijn rechtse bezorgdheid over dergelijke ‘revolutionaire’ uitingen kan uitspreken. In dit opzicht was de Nederlandse samenleving niet het zwijgen opgelegd om kritiek te uiten op het beleid van niet-inmenging; de bevolking zelf was vrij om andere opvattingen te hebben dan zijn regering. Het niet-inmengingsbeleid werd dus niet doorgetrokken naar de activiteiten van intellectuelen en wetenschappers, hoewel kamerleden wel degelijk moesten opletten met wat zij zeiden, zowel in het parlement als daarbuiten. Het NSB-kamerlid de Marchant et d’Ansembourg meende dat dit soort activiteiten van wetenschappers wel de grenzen van het non-interventiebeleid overschreed en dus verhinderd moest worden, maar de minister oordeelde anders. De Nederlandse samenleving was dus niet perse gebonden aan de keuze van zijn regering om een beleid van niet-inmenging te voeren. Maar om naar deze andere opvattingen te handelen was wel problematisch, zoals blijkt uit het laatste stel kamervragen dat ik in dit hoofdstuk zal behandelen, namelijk over het verliezen van het Nederlanderschap door vrijwilligers die in de Internationale Brigades hebben gevochten.
‘overheid.nl - 15-03-1938, Aanhangsel 1937-1938, 54, Tweede Kamer VRAGEN van den heer de Marchant et d'Ansembourg betreffende het houden van een lezing door dr. J. Brouwer over „De inzet en het verloop van den Spaanschen Burgeroorlog" in het gebouw van de Vrijwillige Burgerwacht te Amsterdam’, http://universiteiten.rechtsorde.nl/Default.aspx?hitnr=517&t=634611936514959897&url=rn%3aro040%5e%5efile %3a%2f%2fF%7c%2f025%2fkvr%2f1938%2f03maart%2f15%2f19371938_0000697%2f1209219.xml&ref=hitlist_h l, geraadpleegd op 7 januari 2012. 149 Ibidem. 150 Ibid. 148
- 43 -
3.4.5 Kamervragen over vrijwilligers van de Internationale Brigades die het Nederlanderschap zijn verloren De heer van der Goes van Naters (SDAP) stelde op 13 december 1945 kamervragen aan minister Kolfschoten van Justitie “betreffende het verliezen van Nederlanderschap door hen, die tijdens den Spaanschen burgeroorlog als vrijwilliger dienst namen in de Internationale Brigade of in de legers der Spaansche republikeinse regeering”. 151 De Internationale Brigades waren onderdeel van een aantal frontorganisaties opgericht door de Sovjet-Unie en de Comintern in het najaar van 1936. 152 De brigades waren georganiseerd langs nationale lijnen; zo bestonden er een Britse, Franse, Duits-Oostenrijkse, Pools-Oekraïense, Italiaanse en Amerikaanse brigade. 153 Geschat wordt dat de Internationale Brigades bestonden uit zo’n 35 tot 40 duizend vrijwilligers. 154 Het kamerlid, dat aandacht vestigde op de Internationale Brigades, vroeg in zijn brief: “Is het den Minister bekend, dat een aantal Nederlanders, die sedert 1936 daadwerkelijk den strijd tegen fascisme en nationaal-socialisme hebben gevoerd, door tijdens den Spaanschen burgeroorlog als vrijwilliger dienst te nemen in de Internationale Brigade in Spanje of in de legers der Spaansche republikeinsche regeering, geacht worden hun Nederlanderschap te hebben verloren?” en of de minister bereid was om deze groep personen het Nederlanderschap terug te geven. 155 Minister Kolfschoten antwoordde op 16 januari 1946 dat de regering van oordeel was “dat een aantal Nederlanders door zich zonder verlof van Hare Majesteit de Koningin in Spaanschen krijgsdienst te begeven, geacht moet worden het Nederlanderschap te hebben verloren”. 156 Op dit punt had de Nederlandse regering voet bij stuk gehouden als het ging om de politiek van non-interventie; zo kwam men in 1937 met een wet die het in vreemde krijgsdienst
‘overheid.nl - 13-12-1945, Aanhangsel 1945-1946, 25, Tweede Kamer VRAGEN van den heer van der Goes van Naters betreffende het verliezen van Nederlanderschap door hen, die tijdens den Spaansehen burgeroorlog als vrijwilliger dienst namen in de Internationale Brigade of in de legers der Spaansche republikeinsche regeering’, http://universiteiten.rechtsorde.nl/Default.aspx?hitnr=494&t=634611940635353468&url=rn%3aro040%5e%5efile %3a%2f%2fF%7c%2f025%2fkvr%2f1945%2f12december%2f13%2f19451946_0000171%2f1114232.xml&ref=hitli st_hl, geraadpleegd op 7 januari 2012. 152 James Hopkins, Into the heart of the fire: the British in the Spanish Civil War, Stanford: Stanford University Press, 1998, p. 153. 153 Ibidem, p. 154. 154 Ibid. 155 ‘overheid.nl - 13-12-1945, Aanhangsel 1945-1946, 25, Tweede Kamer VRAGEN van den heer van der Goes van Naters betreffende het verliezen van Nederlanderschap door hen, die tijdens den Spaansehen burgeroorlog als vrijwilliger dienst namen in de Internationale Brigade of in de legers der Spaansche republikeinsche regeering’, http://universiteiten.rechtsorde.nl/Default.aspx?hitnr=494&t=634611940635353468&url=rn%3aro040%5e%5efile %3a%2f%2fF%7c%2f025%2fkvr%2f1945%2f12december%2f13%2f19451946_0000171%2f1114232.xml&ref=hitli st_hl, geraadpleegd op 7 januari 2012. 156 Ibidem. 151
- 44 -
treden strafbaar stelde. 157 Men startte met een actief opsporings- en vervolgingsbeleid, waarbij men het verliezen van het Nederlanderschap als straf instelde. Door het anti-communisme van opeenvolgende Nederlandse regeringen duurde het voor de meeste oud-Spanjestrijders tot april 1969 voor zij bij koninklijk besluit aangekondigd door Minister van Justitie Polak de Nederlandse nationaliteit terugkregen. In die tussenperiode van 30 jaar waren deze mensen dus stateloos en konden zij geen aanspraak maken op uitkeringen en veel andere staatsvoorzieningen. 3.5 Deelconclusie “Nederland heeft zich pijnlijk neutraal opgesteld in de tijd dat Spanje werd verscheurd door een burgeroorlog die een half miljoen slachtoffers heeft gekost. De meeste politici in ons land voelden zich niet bij de gebeurtenissen betrokken. Spanje lag te ver van hun bed en slechts weinig mensen begrepen dat de donkere wolken die zich boven Zuid-Europa samenpakten de voorboden waren van een nog meer leed brengende wereldoorlog. Ook de Nederlandse kranten hebben weinig kritisch gepubliceerd over de Spaanse burgeroorlog en de kopij van buitenlandse correspondenten werden naar eigen goeddunken veranderd en aangepast.” 158 Gerard Lutke Meijer was als journalist ooggetuige van de Spaanse Burgeroorlog en heeft zijn herinneringen aan de gebeurtenissen in Spanje vijftig jaar later opgeschreven in het boek Voorspel wereldbrand: Een ooggetuigeverslag van de Spaanse Burgeroorlog. Het is mogelijk dat hij de zaken na vijftig jaar anders herinnert dan dat ze daadwerkelijk gebeurd zijn, maar toch zal hij de houding van de Nederlandse regering en een deel van de Nederlandse bevolking echt zo hebben ervaren. Het is de vraag of zijn opvatting over de opstelling van Nederland tijdens de Spaanse Burgeroorlog terecht is. De Nederlandse regering wilde inderdaad onder geen enkel beding afwijken van het internationaal overeengekomen non-interventiebeleid, en de meeste fracties in de Tweede Kamer, regeringspartij of niet, volgden deze politiek die ten aanzien van Spanje werd gevoerd. Aan de aantallen kamervragen en debatten gewijd aan de Spaanse Burgeroorlog valt ook zeker te concluderen dat Spanje een relatief weinig besproken onderwerp was in het Nederlandse parlement. Toch werden er wel degelijk een aantal kamervragen aan gewijd en werd er zelfs een wet aangenomen ten aanzien van de vijandelijkheden in Spanje, wat bewijst dat de Spaanse Burgeroorlog wel degelijk een invloed had op de politieke situatie in Nederland. Deze kamerstukken reflecteren een vierledige invloed van de Spaanse Burgeroorlog op de politieke situatie in Nederland. De burgeroorlog zorgde, ten eerste, voor een strijd tussen de linkse politieke partijen, waarbij de SDAP niet erg standvast bleek in haar steun voor het nonDit is vergelijkbaar met de wet die in 1937 in Ierland werd aangenomen, die Ieren ook verbood om te dienen in het leger van zowel de nationalistische als de republikeinse partij binnen het Spaanse conflict. 158 Gerard Lutke Meijer, Voorspel Wereldbrand: Een ooggetuigeverslag van de Spaanse Burgeroorlog, Den Haag: Nijgh & Van Ditmar, 1986, p. 156. 157
- 45 -
interventiebeleid en waarbij de CPN en RSAP vanaf het begin tegen non-interventie en voor de Spaanse Republiek waren; dit leverde deze partijen ook een groeiende populariteit op. Ten tweede, was een gevolg van de Spaanse Burgeroorlog de beslissing van de Nederlandse regering onder leiding van Colijn om het niet-inmengingsbeleid te volgen. Dit zorgde voor relatief weinig onenigheid in de Nederlandse politiek, wat betekent dat het verloop van de burgeroorlog geen wijzigende invloed had op de Nederlandse politiek. Ook laten de kamerstukken zien dat de Nederlandse regering op alle vlakken vasthield aan het non-interventiebeleid en dus niet meewerkte aan humanitaire hulp aan Spanje, geen actie ondernam na de aanval op het Nederlandse schip Hannah, geen duidelijke kant koos in het academische debat over de Spaanse Burgeroorlog en het staatsburgerschap afnam van vrijwilligers die in Spanje hadden gevochten. Onder geen beding steunde of voerde de regering beleid uit dat een breuk zou kunnen betekenen met het niet-inmengingsbeleid. Ten derde, vond er onder invloed van de Spaanse Burgeroorlog een lichte splitsing plaats in de Nederlandse publieke opinie. Volgens Vossen voelde men in Nederland aan de rechterzijde meestal weinig verwantschap met één van de strijdende partijen noch met de Spaanse natie, maar: “Deze lauwe reactie gold niet voor de katholieken en de fascisten. Na de pauselijke goedkeuring van Franco’s opstand ging de sympathie van de meeste katholieken naar de nationalisten uit. De vele gruwelberichten over de antiklerikale gewelddaden in het republikeinse kamp versterkte deze steun alleen maar. Toch […] was er – voor zover bekend – verrassend weinig pro-franquistische activiteit. […] Behalve pro-nationalistische geluiden vielen binnen de katholieke zuil bovendien pro-republikeinse geluiden te horen. […] Katholieke intellectuelen als Anton van Duinkerken en Johan Brouwer benadrukten keer op keer dat Franco geen beschermer van katholieke waarden maar een bloeddorstig fascist was, terwijl de Republiek ondanks enige antiklerikale excessen niet vijandig stond tegenover het katholicisme als zodanig.” 159 De fascisten in Nederland voelden zich zeker ook verbonden met de strijd van de Spaanse nationalisten en de NSB organiseerde een aantal bescheiden inzamelingsacties en bracht ook enkele brochures uit waarin de rode gruweldaden in Spanje belicht werden. 160 Een aantal linkse partijen waren juist overtuigd tegen Franco en organiseerde activiteiten om de Spaanse republikeinen een hart onder de riem te steken. De Spaanse Burgeroorlog zette de verhoudingen in Nederland dus zeker op scherp, hoewel dit niet direct is terug te zien in de Tweede Kamer en de kamerstukken die ik heb geanalyseerd. Ten vierde, leidde de burgeroorlog tot een aantal acties die buiten de regering om werden georganiseerd om hulp aan Spanje te bewerkstelligen. Zo groeide het Comité Hulp aan Spanje na een wat moeizame start uit tot een zeer succesvol Koen Vossen, ‘Nederland en de Spaanse Burgeroorlog’, in: Hub. Hermans (ed.), Een Nederlandse blik op de Spaanse Burgeroorlog, p. 25-26. 160 Ibidem, p. 26. 159
- 46 -
hulpcomité, met in de zomer van 1938 2000 vrijwilligers, verspreid over het hele land, een eigen kantoor aan de Keizersgracht en een speciale winkel in Amsterdam. 161 Tot de activisten verenigd in ‘Hulp aan Spanje’ behoorden sociaal-democraten, predikanten, communisten en liberalen. Het hulpcomité ontplooide verschillende activiteiten om de Spaanse Republiek te steunen, waaronder het verspreiden van propaganda; het organiseren van ‘Spanjeavonden’ met filmvertoningen, lezingen en aansluitende collectes; het inzamelen van levensmiddelen, zeep, sigaretten en kleding waardoor er voor ongeveer 160.000 gulden aan goederen naar Spanje werd verstuurd; en het organiseren van een speciale sinterklaasavond, de ‘Hollandse Sint voor het Spaanse Kind’, waarbij de rollen voor de goede zaak waren omgedraaid en het verzamelde speelgoed grotendeels naar het door ‘Hulp aan Spanje’ opgerichte tehuis voor Spaanse wezen in Picaña ging. 162 In hoofdstuk vier zal ik soortgelijke initiatieven bespreken die in het Verenigd Koninkrijk werden georganiseerd om hulp te bieden aan de slachtoffers van de Spaanse Burgeroorlog. Daarnaast worden de Britse politieke situatie in 1936, politieke discussies in het Verenigd Koninkrijk, de slag bij Cable Street, de Engelse houding ten opzichte van de nietinmengingscommissie en kamervragen gesteld in de periode van 1936 tot 1938 behandeld. Dit om de invloed van de Spaanse Burgeroorlog op de Britse politieke situatie te duiden, waarna ik deze twee landen met elkaar vergelijk in de conclusie.
161 162
Ibid., p. 28. Ibid.
- 47 -
4. De invloed van de Spaanse Burgeroorlog op de politieke situatie in de neutrale landen: het Verenigd Koninkrijk “En definitiva la No Intervención en la guerra de España produjo un fuerte desequilibrio entre las partes en contienda, favoreciendo netamente a la España de Burgos y Salamanca. Labor de los servicios exteriores del gobierno republicano en todo momento fue alterar, de manera infructuosa, esta situación. A pesar de que en Francia gobernaba una coalición de Frente Popular, la frontera de los Pirineos estuvo más tiempo cerrada que abierta a las importaciones republicanas de material de guerra. Progresivamente Francia y Gran Bretaña fueron desarrollando una política realista para el caso español, que les fue inclinando a reconocer el triunfo de los nacionales en los campos de batalla y a aproximarse al futuro bando victorioso.” 163 Het bovenstaande citaat wekt de suggestie dat de regeringen in Londen en Parijs al vroeg in het conflict, in het najaar van 1936, de kant van de Spaanse nationalisten hadden gekozen door de grenzen te sluiten en geen wapens te leveren aan de republikeinen. Het feit dat juist deze twee regeringen de niet-inmengingscommissie in het leven hebben geroepen zou juist kunnen suggereren dat politici in Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk aan geen enkele kant stonden en ook geen voorkeur hadden voor een overwinnaar. Uiteraard zullen niet alle parlementsleden in het Verenigd Koninkrijk deze mening hebben gedeeld, maar het was wel de officiële lijn van de regering. Ook de Britse bevolking was uiterst verdeeld over wat er in Spanje gebeurde van 1936 tot 1939 en hoe de eigen regering daar mee om diende te gaan. In dit hoofdstuk zal het feit dat de Britten tot op het bot verdeeld waren over de Spaanse Burgeroorlog en diens gevolgen duidelijk naar voren komen. Dit is namelijk de meest in het oog springende invloed van de Spaanse Burgeroorlog op de politieke situatie in het Verenigd Koninkrijk. Ik zal deze invloed analyseren aan de hand van politieke discussies die tussen 1936 en 1939 werden gevoerd in het Britse parlement. Hiervoor zal ik, ten eerste, een korte beschrijving geven van de politieke situatie in het Verenigd Koninkrijk in 1936, met een nadruk op de onzekerheden die er leefden over de economie, de demografische toekomst, moderniteit en over het dreigende gevaar van een tweede ‘grote oorlog’. 164 Ten tweede, zal ik de politieke discussies die oplaaiden in de periode van 1936 tot 1939 in het Verenigd Koninkrijk over de Spaanse Burgeroorlog beschrijven. De slag bij Cable Street zal ik, ten derde behandelen als voorbeeld van directe invloed die de Spaanse Burgeroorlog Ángel Bahamonde, ‘La Guerra Civil (1936-1939)’, in: Ángel Bahamonde (ed.), Historia de España, Siglo XX 18751939, Madrid: Cátedra, 2000, p. 645-646: ‘Tenslotte zorgde non-interventie in de oorlog in Spanje voor onevenwichtigheid tussen de tegengestelde partijen, duidelijk ten gunste van het Spanje van Burgos en Salamanca (en dus van nationalistisch Spanje). Acties van de buitenlandse departementen van de republikeinse regering konden vergeefs deze situatie veranderen. Hoewel er een volksfrontcoalitie regeerde in Frankrijk, was de grens met de Pyreneeën vaker dicht dan open voor de republikeinse import van oorlogsmateriaal. Geleidelijk aan ontwikkelden Frankrijk en Groot-Brittannië een reaalpolitiek ten aanzien van Spanje, waarbij ze geneigd waren om de overwinning van de nationalisten op het slagveld te herkennen en benadering te zoeken tot de toekomstige overwinnaar.’ 164 Richard Overy, The Twilight Years: the paradox of Britain between the wars, New York: Viking, 2009, p. 316. 163
- 48 -
op de Britse publieke opinie en Britse politieke realiteit. Op 4 oktober 1936 wilde de Britse Unie van Fascisten namelijk een mars door de Londense wijk East End organiseren, wat de inwoners gesteund door socialisten, anarchisten en communisten poogden te voorkomen. In Cable Street troffen beide groeperingen elkaar, wat leidde tot gevechten tussen de politie en de actievoerders. Ten vierde, komt de totstandkoming van de niet-inmengingscommissie aan bod en de gevolgen die deze commissie had op de Britse politiek ten aanzien van de burgeroorlog. Ten slotte, zal ik een aantal kamervragen gesteld in het Britse parlement onderzoeken. Zoals te lezen is in hoofdstuk drie, heb ik een keuze gemaakt in kamervragen die ik zou analyseren aan de hand van een aantal beweegredenen. Ten eerste, heb ik slechts gekeken naar kamerstukken behandeld in de Nederlandse Tweede Kamer en het Britse House of Commons, aangezien de meeste kamervragen alleen in de Tweede Kamer van een parlement worden gesteld, en de Eerste Kamer alleen het recht heeft om in te stemmen of tegen te stemmen wat betreft een wetsvoorstel dat al door de Tweede Kamer is geloodst. Daarnaast waren de parlementaire stukken van het House of Lords van het Verenigd Koninkrijk niet beschikbaar in een Nederlandse bibliotheek. In het Nederlandse geval is het wetsvoorstel ‘Voorbehoud tot het nemen van maatregelen met het oog op de vijandelijkheden in Spanje’ langs de Eerste Kamer geweest en de daaraan gerelateerde kamerstukken heb ik wel meegenomen in mijn bespreking ervan. Ten tweede, heb ik kamervragen gekozen die overeenkomsten zouden hebben tussen beide parlementen en dus een goede vergelijking mogelijk maakten, oftewel Nederlandse kamervragen over kwesties die ook zijn behandeld in het Britse parlement en vice versa. Dit zijn de kwestie rondom Spaanse vluchtelingen, het gevaar dat de scheepvaart liep op de Middellandse Zee, initiatieven genomen door academici met de intentie om de Spaanse burgeroorlog onder de aandacht te brengen en mensen te motiveren in actie te komen voor de slachtoffers in Spanje, en vrijwilligers die hadden gevochten in de Internationale Brigades en het leger van de Spaanse republikeinse regering. Ten derde, verschaft deze selectie een vrij compleet beeld van de politieke realiteit zoals die ervaren werd door de neutrale Europese mogendheden ten tijde van de Spaanse Burgeroorlog. Op die manier kan ik een gegronde conclusie geven over de invloed die de burgeroorlog had op de politieke situatie in de neutrale landen, Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Ten slotte, analyseer ik aan de hand van deze kamerstukken niet alleen de politiek van niet-inmenging zoals overeengekomen door de 27 leden, maar ook de binnenlandse politieke discussies die niet perse onderdeel waren van de politiek van non-interventie. Hierdoor is het mogelijk om kritisch te zijn over de stelling in het citaat aan het begin van dit hoofdstuk. Daarnaast heb ik vanwege het feit dat de Britse kamervragen van 1936 tot en met 1939 onderverdeeld zijn in 60 banden van elk gemiddeld zo’n 1500 pagina’s een selectie moeten maken
- 49 -
van een aantal banden die ik binnen het bestek van deze masterscriptie kan analyseren. Ik heb gekozen voor de banden die betrekking hebben op oktober 1936, april 1937, mei 1937, juni 1937, april 1938 en juni 1938; deze waren tevens allemaal aanwezig in het magazijn van de bibliotheek van de Universiteit Utrecht. 165 Ik heb deze precieze maanden gekozen vanwege belangrijke gebeurtenissen die zowel in Spanje als in het Verenigd Koninkrijk in die periodes plaatsvonden, onder andere bombardementen in Baskenland en de evacuatie van 4000 kinderen naar het Verenigd Koninkrijk in 1937 en de publicatie in Engeland van boeken over de strijd van de Spaanse republikeinen in 1937, en vanwege het feit dat de Nederlandse kamerstukken betrekking hebben op diezelfde maanden (maart/april 1937, januari 1938 en maart/april 1938). 4.1 De Britse politieke situatie in 1936 In de Britse samenleving van de jaren twintig en dertig neemt de angst voor oorlog een centrale plaats in, zoals ook in de rest van Europa het geval was. De sociale, culturele, intellectuele en politieke wereld van het Verenigd Koninkrijk tussen de twee wereldoorlogen werd beangstigd door de mogelijkheid van oorlog. Maar er waren ook zorgen over de Britse economie, het behoud van het rijk en de demografische situatie op de Britse eilanden. Richard Overy zegt hierover: “The idea of war as the agent of dissolution greatly simplified the web of anxieties about the economy, the demographic future or the nature of modern man because everything was reduced down to an apparently unavoidable choice between death and survival.” 166 De Britse economie was de grootste handelseconomie in de wereld in 1914 en de op twee na grootste productie-economie. 167 Gedurende het interbellum verslechterde de Britse positie ten opzichte van andere landen die hun handel en industriële output wel wisten uit te breiden. De Beurskrach van 1929 zorgde voor veel werkloosheid in bepaalde regio’s waar de belangrijkste industrieën, zoals katoen, scheepsbouw, kool, ijzer en staal, gevestigd waren. Dit zorgde ervoor dat de Britse regering overging van vrije handel naar protectionisme. Het zogeheten ‘Imperial Preference scheme’ garandeerde dat producenten van het Britse rijk hun voedsel en grondstoffen konden afzetten op de markt en gaf Groot-Brittannië de zekerheid van exportmarkten. 168 Dit bewerkstelligde baanzekerheid en hogere levenstandaarden, waardoor de Britse economie minder De signatuur van deze banden is: Parliamentary debates: official report; … session of the … parliament of the United Kingdom of Great Britain and Ireland, House of Commons, MAGUU: TS QU 4958: Ser. 5, vol. 1(1909) – 695(1964), dl 316, 322, 323, 324, 325, 334, 335, 337. Ook wilde ik de kamervragen van januari 1938 bekijken, maar die band was helaas niet beschikbaar in de bibliotheek van de Universiteit Utrecht. 166 Richard Overy, The Twilight Years, p. 316. 167 Ibid., p. xx. 168 Brice M. Mace, Jr. and T. Ritchie Adam, ‘Imperial Preference in the British Empire’, Annals of the American Academy of Political and Social Science, vol. 168, American Policy in the Pacific (July 1933), p. 228. 165
- 50 -
leed onder de malaise dan andere landen. 169 Kortom, van 1929 tot 1932 was er een grote recessie (ook wel bekend als de ‘Great Slump’); vervolgens van 1932 tot 1937 een langzaam economisch herstel; en vanaf 1937 een korte recessie gevolgd door een opleving in de wapensector. 170 De Britse politiek tussen 1919 en 1939 werd gedomineerd door de Conservative Party, die de meeste zetels in het Britse parlement had in die periode. 171 De andere grote Britse politieke partij, de Liberal Party, nam sterk in populariteit af gedurende het interbellum. Diens plek werd ingenomen door de Labour Party, die korte perioden in de regering wist plaats te nemen. De regering die van augustus 1931 tot mei 1940 het land leidde, bestond uit een coalitie van conservatieven, Labour-leden die premier MacDonald steunden en liberalen die de premier steunden. De oppositie besloeg Labour-parlementsleden die geen steun gaven aan de premier, de kleinere, socialistische Independent Labour Party, en, vanaf 1935, één communistisch parlementslid. Kort gezegd, waren alle ideologieën die opkwamen in het interbellum vanaf 1935 vertegenwoordigd in het Britse parlement, wat overeenkwam met de groeiende polarisatie in de samenleving. De conservatieven verloren gestaag aan steun en de oppositie van liberalen, socialisten en één communist won aan populariteit. 172 Vanaf de oprichting van de ‘League of Nations’ in 1920 waren Britse regeringen toegewijd aan het werken binnen dit internationale raamwerk, zodat internationale crises door middel van onderhandeling werden opgelost. In de praktijk, echter, trok het Verenigd Koninkrijk zich in de jaren twintig en dertig meer terug, hoewel het buitenlandsbeleid nog wel gebaseerd was op samenwerking met de andere grootmachten. Het beleid van non-interventie dat tot stand kwam in 1936 past dus binnen deze Britse trend. Het internationalisme van de Britse arbeidersbeweging zou, echter, tegenwicht bieden tegen de non-interventie en de afzijdigheid zoals die werd uitgevoerd door de regering. 173 4.2 Politieke discussies in het Verenigd Koninkrijk Het uitbreken van de Spaanse Burgeroorlog op 17 juli 1936 zorgde voor een groeiend politiek bewustzijn in het Verenigd Koninkrijk. Vooral jongeren die voorheen niet verbonden waren aan een politieke stroming of partij kozen massaal de kant van de Spaanse republikeinen. Zo ontstond er een hele generatie van voornamelijk studerende Britse jongeren die sympathie had
Richard Overy, The Twilight Years, p. xxi. Ibid. 171 Ook zat de Conservatieve Partij van 1922 tot 1926 in de regering, was het de grootste partij in de naoorlogse coalitie van 1919 tot 1922 en in de nationale regering die in augustus 1931 was gevormd om de economische depressie te bestrijden en tot 1940 regeerde, zie: Ibid., p. xvii. 172 In 1931 hadden de conservatieven 470 van de 615 zetels en in 1935 387 van de 615 zetels. De oppositie zat in 1931 met 56 leden in het parlement, terwijl dat getal in 1935 was opgelopen naar 171 zetels, zie: Ibid. 173 Tom Buchanan, The Spanish Civil War and the British Labour Movement, Cambridge: Cambridge University Press, 1991, p. 221. 169 170
- 51 -
voor de Spaanse Republiek. 174 Maar er was wel degelijk steun voor de Spaanse nationalisten onder Britse fascisten en katholieken die aanstoot namen aan het Republikeinse geweld jegens religie en de kerk, en onder anticommunisten van de gevestigde orde. De officiële positie die de Britse regering innam in de zomer van 1936 hield in dat wapenleveringen aan de Republikeinse regering werden opgeschort uit angst voor het aanmoedigen van een communistische regering in Spanje. 175 In september 1936 kwam de internationale non-interventiecommissie voor het eerst samen op Frans initiatief. Het idee was om hulp aan beide kanten van het conflict te voorkomen. Maar schrijft Overy: “None of this could reduce the popular response among much of the centre and left of the British political spectrum that the Nationalists represented the forces of fascism while the Republic stood for democracy or, for those further to the left, a communist future.” 176 Deze splitsing in de Britse publieke opinie is voor een deel terug te zien in de politieke discussies die parlementsleden uitvochten in de periode van 1936 tot 1939. Er zijn wel degelijk meningsverschillen tussen kamerleden onderling en tussen kamerleden en ministers, maar zoals Earl Winterton, van de Conservative Party, op 19 april 1937 nog eens aanhaalt tijdens een debat over mogelijke interventie om Britse schepen te beschermen: “Is it not a fact that this House [of Commons] has by an overwhelming majority accepted the policy of non-intervention?” 177 Het overgrote deel van de kamerleden in het House of Commons stemde dus in met het voorstel van de regering om een beleid van non-interventie te voeren. Een aantal kamerleden vroegen de regering wel naar het vreemde scenario dat de wettelijke Spaanse regering op dezelfde voet werd behandeld als de Spaanse opstandelingen. Zo vroeg kamerlid Wilkinson, van de Independent Labour Party, waarom de Spaanse regering geen rechten had als oorlogvoerende partij, maar minister van Buitenlandse Zaken, Anthony Eden, benadrukte dat geen van beide partijen rechten had als oorlogvoerende partij, aangezien die niet waren toegekend door een Europese regering, de nietinmengingscommissie of de ‘League of Nations’. 178 In het voorjaar van 1938 stuurde de Spaanse regering een verzoek aan de Britse regering voor het herstel van hun recht in het internationale recht om oorlogstuig te kopen, maar de Britse regering zag zich niet genoodzaakt om die rechten te herstellen. Na vragen van kamerlid Fletcher, van de Labour Party, gaf de regering te kennen dat men geen reden zag om hun beleid van non-interventie ten opzichte van Spanje aan te passen en dus was de Spaanse regering niet in staat om via officiële kanalen wapens en munitie te kopen. 179 Richard Overy, The Twilight Years, p. 320. Ibidem. 176 Ibid. 177 Parliamentary Debates, vol. 322, fifth series (6th April to 22nd April 1937), p. 1406. 178 Parliamentary Debates, vol. 323, fifth series (26th April to 6th May 1937), p. 313. 179 Parliamentary Debates, vol. 334, fifth series (4th April to 14th April), p. 737. 174 175
- 52 -
Dit betekent echter niet dat de Britse regering op andere vlakken niet wilde helpen om de situatie in Spanje ietwat te verlichten. Zo hielp de Britse marine bij het evacueren van Spaanse vluchtelingen naar Frankrijk en naar het Verenigd Koninkrijk zelf, maar dit zal ik verderop in dit hoofdstuk behandelen. Ook gaf de Britse regering haar kamerleden op een regelmatige basis informatie over de situatie in Spanje en deed men veel moeite om gewonde en niet-gewonde vrijwilligers weg te halen uit Spanje. 180 Onder invloed van de Spaanse Burgeroorlog laaide in het Verenigd Koninkrijk ook een discussie op of men zich moest herbewapenen. De burgeroorlog in Spanje bracht een nieuwe gewapende strijd immers erg dichtbij huis, zeker gezien de Britse aanwezigheid in Gibraltar. Als gevolg van de Spaanse Burgeroorlog was de Britse regering geconfronteerd met het gevaar van het fascisme en het gevaar dat Duitsland en Italië vormden voor de democratieën in Europa. Daarop kwam de regering in Londen tot de conclusie dat men het zich niet kon permitteren om een grote oorlog te verliezen en dus ging men al in 1936 over tot herbewapening van de strijdkrachten, die aanzienlijk in aantal waren teruggebracht na de Eerste Wereldoorlog en de economische crisis van de jaren dertig. 181 In de rest van dit hoofdstuk zullen de belangrijkste politieke discussies in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot de Spaanse Burgeroorlog verder aan bod komen onder andere aan de hand van een groot aantal kamervragen. 4.3 De slag bij Cable Street “[T]he British working class was by no means united in its support for the Spanish Republic: many Catholic workers, for instance, were alienated by the persecution of the church at the outbreak of the Civil War and forced to reassess their allegiance to the British labour movement in consequence.” 182 De verdeeldheid onder de Britse bevolking kwam tot een treffen op 4 oktober 1936 in de Londense week East End. De Britse Unie van Fascisten, onder leiding van Oswald Mosley, had een mars georganiseerd door Cable Street, waarbij de fascisten gekleed gingen als ‘zwarthemden’ geïnspireerd door de marsen van Mussolini in Italië. De inwoners van East End, toentertijd voornamelijk joden en Ieren, blokkeerden samen met socialisten, anarchisten en communisten, die hadden gehoord van de mars van de BUF, Cable Street en de politie was niet in staat om de blokkade te doorbreken. De regering had de fascistische mars namelijk niet verboden en een politiemacht geïnstrueerd het evenement vreedzaam te laten verlopen. Het kwam echter wel tot
Parliamentary Debates, vol. 324, fifth series (24th May to 11th June 1937), p. 5. Ian MacDougall (ed.), Voices from the Spanish Civil War: Personal Recollections of Scottish Volunteers in Republican Spain 1936-39, Edinburgh: Polygon, 1986, p. 341. 182 Tom Buchanan, The Spanish Civil War, p. i. 180 181
- 53 -
een botsing tussen beide groepen, hoewel Mosley en de meeste van zijn aanhangers vertrokken waren voordat het echt bloedig kon worden. De meeste slachtoffers vielen bij gevechten tussen de politie en actievoerders. Deze ‘slag’ bij Cable Street toont aan dat de Spaanse Burgeroorlog zorgde voor een radicalisering van politieke standpunten in het Verenigd Koninkrijk. Toen het fascisme in Spanje, Duitsland en Italië snel groeide, wonnen ook de Engelse fascisten aan populariteit. Onder leiding van Mosley werd de BUF een vrij grote nationale beweging, hoewel men tijdens de verkiezingen van 1935 nog geen electoraal succes had geboekt. Om aan publieke steun te winnen besloot Mosley de gehate immigranten in East End te intimideren en de kracht van zijn beweging te laten zien aan de buitenwereld. Zijn actie mislukte, omdat de linkse arbeidersbeweging sterker bleek dan misschien gedacht. De linkse bevolking in het Verenigd Koninkrijk toonde zich meer bezorgd om de strijd tegen het fascisme en de Spaanse Burgeroorlog dan haar rechtse landgenoten. Dit vond zijn weerslag in de linkse politici in het Britse parlement die hun zorgen omtrent de situatie in Spanje op meerdere malen kenbaar maakten. Een grote uitzondering op deze regel, en dus ook een groot verschil met de situatie in het Nederlandse politieke landschap, was Katherine, hertogin van Atholl, een parlementslid voor de Britse conservatieve partij en een vrouw met sterk progressieve ideeën en denkbeelden. 183 Zij wierp zichzelf in de campagne om republikeins Spanje te redden. In 1937 maakte zij een reis langs getroffen gebieden in Spanje en schreef na afloop het vierde boek in de serie van speciale uitgaven door uitgeverij Penguin, getiteld Searchlight on Spain. Ze droeg dit boek op aan alle Spanjaarden die vochten en zich inspanden voor een democratische regering. 184 Naast de publicatie van dit populaire boek, wist Katherine, hertogin van Atholl, ook een aantal van haar partijgenoten aan de kant van republikeins Spanje te krijgen. Toen Arthur Koestler, een Hongaarse journalist voor de News Chronicle in Málaga en lid van de Communistische Partij, ter dood was veroordeeld door Franco’s troepen was bijna de helft van de 58 parlementsleden, die een verzoekschrift indienden voor zijn vrijlating, leden van de conservatieve partij. 185 In de parlementaire stukken die ik heb kunnen bekijken stonden geen kamervragen vermeld over de slag bij Cable Street. Dit is simpel te verklaren door het feit dat de stukken die ik heb bekeken voor de periode van oktober 1936 alleen betrekking hadden op 29 en 30 oktober van dat jaar, terwijl de slag bij Cable Street op 4 oktober had plaatsgevonden. In april 1938 is men de slag bij Cable Street en de rol van de Britse fascisten daarin echter nog niet vergeten. Kamerlid Jagger, van de Labour Party, vroeg aan de minister van Binnenlandse Zaken, Hoare, of hij op de Richard Overy, The Twilight Years, p. 326-327. Ibidem, p. 327. 185 Ibid. 183 184
- 54 -
hoogte was van het feit dat in het fascistische hoofdkwartier van Manchester Britten werden gerekruteerd om mee te vechten aan de kant van Franco en dat deze Britse mannen werden getraind en uitgerust in Duitsland voor zij naar Spanje werden vervoerd. 186 Het kamerlid wilde graag weten of de minister iets zou doen om deze breuk in het non-interventie pact te beëindigen. 187 De minister zei contact te hebben gehad met de lokale autoriteiten in Manchester en dat er geen bewijs was voor deze rekrutering en gang van zaken, waarop het kamerlid vroeg of de minister bereid was om bewijs te bekijken als hij dat zou aanleveren, en de minister was daartoe bereid. 188 Dit laat zien dat de fascisten in het Verenigd Koninkrijk een geheel andere positie hadden dan in Nederland. In Nederland was de NSB vertegenwoordigd in het parlement, terwijl de BUF niet in het parlement zat in Engeland en dus ook een beperkte politieke macht had. Hierdoor waren Britse kamerleden en de regering doorgaans kritischer op de fascisten en hadden zij minder ruimte om te manoeuvreren. Dit is ook belangrijk om in het achterhoofd te houden als het gaat om het feit of de Britten en Fransen door hun beleid van non-interventie al gelijk op de hand van de Spaanse nationalisten waren. Bovenstaand voorbeeld zou suggereren dat men in Nederland meer op de hand was de Spaanse fascisten dan het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk, maar de vergelijking tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk zal worden besproken in de conclusie. 4.4 De Engelse houding ten opzichte van de niet-inmengingscommissie “I know you want arms for the Spanish Government. But if we send them other countries will help the rebels… What would be the result of an arms race in Spain?... Even for Spain it is better to have an international agreement which would benefit the Spanish Government… Non-Intervention has probably already avoided a European war.” 189 Het bovenstaande citaat van de Franse premier Blum, uitgesproken op 6 september 1936, doet vermoeden dat Blum een voorstander was van het beleid van non-interventie en de bijbehorende niet-inmengingscommissie. In werkelijkheid had hij de Spaanse regering steun beloofd in hun strijd tegen de nationalistische rebellen door het leveren van oorlogsmateriaal, wapens en munitie. 190 Blum werd echter gedwongen om openlijke hulp aan de Spaanse regering te staken door Britse diplomatieke druk en een gebrek aan steun vanuit zijn eigen regering. Vanaf begin augustus 1936 waren Franse diplomaten op zoek naar medestanders voor hun plan voor nonParliamentary Debates, vol. 334, fifth series (4th April to 14th April 1938), p. 15-16. Ibidem, p. 16. 188 Ibid. 189 Michael Alpert, A New International History of the Spanish Civil War, Basingstoke: Macmillan, 1994, p. 48. 190 Ibidem, p. 46. 186 187
- 55 -
interventie. De Italiaanse en Duitse regeringen gingen niet direct overstag, aangezien ze nog iets meer tijd nodig hadden om Franco van het nodige oorlogsmateriaal te voorzien. 191 Ondertussen klaagde vooral de Italiaanse regering over de pro-republikeinse solidariteitsbijeenkomsten die in veel landen plaatsvonden, over de perscampagnes tegen Franco en over de publieke inschrijvingen om vrijwilligers te werven voor de strijd tegen Franco en de Spaanse nationalisten. 192 De opvatting was dat dit alleen maar andere vormen van interventie waren; het was een soort indirecte interventie van propaganda campagnes en financiële contributies aan de republikeinse strijd. De Italianen vroegen zich af wat het nut was van een non-interventie overeenkomst tussen staten als de activiteiten van individuele burgers niet konden worden tegengehouden. 193 Toch verklaarde de Franse regering op 7 augustus een beleid van noninterventie te gaan voeren. Dit stond in de regering echter bekend als ‘La Non-Intervention Relâchée’. 194 Stilzwijgend werd het verkeer van Spaanse republikeinen naar Frankrijk toegestaan (totdat de nationalisten Baskenland hadden ingenomen) en organiseerde de douane, met toestemming van het ministerie, wapensmokkel naar Spanje. 195 Naast Frankrijk hielden Duitsland, Italië en de Sovjet-Unie zich ook niet aan de afspraken omtrent wapenhandel naar Spanje. De vraag in dit hoofdstuk is, echter, hoe het Verenigd Koninkrijk omging met de bepalingen overeengekomen door de niet-inmengingscommissie. Non-interventie was zogenaamd een Frans initiatief met druk opgelegd door de Britten, en dus lijkt het waarschijnlijk dat men in Engeland het niet-inmengingbeleid netjes naleefde. Op het eerste gezicht lijkt de Britse regering inderdaad het brave schooljongetje dat de regels van non-interventie netjes opvolgt. Kamerleden stelden een aantal keer de vraag of de niet-inmengingscommissie nog wel op een regelmatige basis bijeenkwam en wat voor vooruitgang men boekte binnen de commissie. 196 De regering gaf op verschillende momenten aan dat de commissie naar behoren functioneerde: “The International Board for Non-Intervention in Spain has been in existence since 8th March, and it has since that date almost completed the elaborate organisation required for the establishment of the scheme for observation of the Spanish frontiers. I understand that the functioning of the board has been entirely satisfactory.” 197 Een onderdeel van de niet-inmengingscommissie was dus het implementeren van een grenscontrolesysteem tijdens de Spaanse Burgeroorlog. Dit systeem diende te voorkomen dat er Enrique Moradiellos, ‘British Political Strategy in the Face of the Military Rising of 1936 in Spain’, Contemporary European History, vol. 1, no. 2 (July 1992), p. 125-126. 192 Michael Alpert, A New International History of the Spanish Civil War, p. 44. 193 Ibid. 194 Ibid., p. 47. 195 Ibid. 196 Parliamentary Debates, vol. 322, fifth series (6th April to 22nd April 1937), p. 594. 197 Ibidem, p. 595. 191
- 56 -
wapens en andere goederen Spanje in werden gesmokkeld, maar moest ook verhinderen dat vrijwilligers die in de burgeroorlog wilden vechten de grens konden oversteken: “The Non-Intervention Agreement was extended, as from midnight 20th-21st February to cover the recruitment in, the transit through, or the departure from their respective countries of persons of non-Spanish nationality proposing to proceed to Spain for the purpose of taking part in the present conflict, and this prohibition has been in force since that date.” 198 Dit hield ook in dat men zich binnen de non-interventiecommissie inspande om buitenlanders aanwezig in Spanje terug te halen naar hun land van herkomst. 199 Tijdens bijeenkomsten van de niet-inmengingscommissie werden er ook voorstellen ingediend over welke actie er zou moeten worden genomen wat betreft schepen die gevangen waren genomen door de Spaanse rebellen en wat betreft toekomstige gevallen van bemoeienis met schepen in Spaanse territoriale wateren. 200 Dit betekent echter niet dat Britse kamerleden geen kritiek hadden of vraagtekens zetten bij het ‘zogenaamde’ non-interventiebeleid. Zo vroeg kamerlid Henderson, van de Labour Party, op 31 mei 1937: “Is not the Foreign Secretary aware that large numbers of foreign aeroplanes continue to arrive in Spain in order to assist General Franco? In view of the success of the British Government in preventing British aeroplanes being used in the civil war, is it not possible for such methods to be used in other countries?” 201 Britse politici waren zich dus bewust van de beperkte werking van het non-interventiebeleid, aangezien een aantal landen, met name Duitsland, Italië en de Sovjet-Unie, zich niet hielden aan de bepalingen die waren opgenomen in de non-interventieovereenkomst omtrent de levering van oorlogsmateriaal, wapens en munitie. De parlementsleden vonden dit duidelijke breuken van het niet-inmengingsbeleid en vroegen zich dus af wat nu wel en niet was toegestaan binnen de noninterventieovereenkomst en waar de commissie precies mee bezig was: “Mr. A. Henderson asked the Secretary of State for Foreign Affairs whether the NonIntervention Committee is taking any steps to prevent foreign submarines being used on either side in the Spanish civil war?” 202 Maar de non-interventiecommissie deed ook voorstellen en aanbevelingen aan de twee strijdende partijen in de Spaanse Burgeroorlog, zoals omtrent het zich onthouden van bombardementen op steden en niet-militaire objecten. 203 Ibid. Parliamentary Debates, vol. 324, fifth series (24th May to 11th June 1937), p. 5. 200 Parliamentary Debates, vol. 323, fifth series (26th April to 6th May 1937), p. 1134-1135. 201 Parliamentary Debates, vol. 324, fifth series (24th May to 11th June 1937), p. 655. 202 Parliamentary Debates, vol. 325, fifth series (14th June to 2nd July 1937), p. 342. 198 199
- 57 -
Over het evacueren van vrijwilligers uit Spanje leek echter geen overeenstemming te worden gevonden in de niet-inmengingscommissie, waarop Viscount Cranborne, minister van Buitenlandse Zaken, op 12 april 1937 toegaf, met betrekking tot het evacueren van alle vrijwilligers met een niet Spaanse nationaliteit, dat: “Should, however, it not be found possible to make progress with this subject in the Non-Intervention Committee in the near future, a new situation would be created, which His Majesty’s Government will at once examine with other interested Governments.” 204 De Britse regering zag dus de mogelijkheid om zaken te regelen buiten de commissie om. Dit gevoel werd versterkt door het feit dat er interventie bleef bestaan aan beide fronten in de Spaanse Burgeroorlog. 205 Zo vroeg kamerlid Croft, van de Conservative Party, op 2 mei 1938 of de premier meer informatie had over de toenemende leveringen van munitie en oorlogsmateriaal over de Franse grens aan de republikeinen in Barcelona. 206 Een aantal politici hadden klachten hierover ontvangen van de kant van de Spaanse nationalisten, maar de premier herinnerde het kamerlid aan het feit dat de non-interventiecommissie klachten van de strijdende partijen niet in overweging nam. 207 De ontevredenheid over de niet-inmengingscommissie werd ook op 4 mei 1938 aangekaart door kamerlid Riley, van de Labour Party, toen hij vroeg: “[W]hether the German Government is still a member of the Non-Intervention Committee; and if they have accepted the British formula for the withdrawal of foreign volunteers from Spain?” 208 De Britse regering antwoordde dat Duitsland inderdaad nog lid was van de non-interventiecommissie, maar het feit dat er aan getwijfeld werd door het parlement is veelzeggend. Duitsland was, net zoals Italië en Sovjet-Unie, een lid dat zich absoluut niet hield aan de voorzieningen en regelingen getroffen in de non-interventieovereenkomst. Het Verenigd Koninkrijk was een lid dat de serieuze intentie had om het beleid van non-interventie na te leven. In de kamerstukken die ik heb bekeken, lezen we vaak uitspraken waaruit blijkt dat de Britse regering op elk vlak binnen de grenzen van het overeengekomen niet-inmengingsbeleid poogde te blijven en dat voorzichtigheid geboden was bij beslissingen en situaties om binnen de perken van het non-interventiebeleid te blijven. De Britse regering hielp Spaanse vrouwen en kinderen het land te ontvluchten, maar zorgde ervoor dat dit zo goed als mogelijk binnen de grenzen van het non-interventiebeleid bleef. Dit hield niet in dat de Britten braaf alles opvolgden en toepasten zonder er vraagtekens bij te zetten en te Ibidem, p. 1219. Parliamentary Debates, vol. 322, fifth series (6th April to 22nd April 1937), p. 593-594. 205 Parliamentary Debates, vol. 335, fifth series (26th April to 13th May 1938), p. 495. 206 Ibidem. 207 Ibid. 208 Ibid., p. 854. 203 204
- 58 -
constateren dat andere regeringen het overeengekomen beleid niet zo nauwkeurig naleefden, maar men deed wel moeite om het eigen non-interventiebeleid te waarborgen, wat uiteraard niet betekent dat men van tevoren al aan de kant van de Spaanse nationalisten stond, wat gesuggereerd wordt in het citaat aan het begin van dit hoofdstuk. In de rest van dit hoofdstuk zal ik een aantal kamervragen behandelen waarin het beleid en de politieke situatie in het Verenigd Koninkrijk als gevolg van de Spaanse Burgeroorlog verder geduid wordt. 4.5 Kamervragen in de periode van 1936 tot 1938 In dit deelhoofdstuk zal ik kamervragen gesteld in het Britse House of Commons in oktober 1936, april 1937, mei 1937, juni 1937, april 1938 en juni 1938 behandelen. Zoals aan het begin van dit hoofdstuk te lezen is, heb ik vanwege de omvang van parlementaire stukken uit de periode van 1936 tot en met 1939 een selectie moeten maken. In de geanalyseerde tijdsperiodes heb ik kamerstukken gezocht die gingen over een viertal kwesties, wat een goede vergelijking met Nederlandse kamerstukken over dezelfde onderwerpen mogelijk maakt. Naast opvallende zaken die naar voren kwamen in de kamerstukken over deze onderwerpen, die ik hierna zal behandelen, vielen er nog andere dingen op. Zo stelden de Britse kamerleden naarmate de Spaanse burgeroorlog vorderde steeds meer kamervragen over de situatie in Spanje, over het noninterventiebeleid en over de gevolgen van beide die merkbaar waren in eigen land. Ook zijn de kamervragen over Spanje gesorteerd onder het kopje ‘Spanje’ in de banden die de Britse parlementaire stukken bevatten. Dit betekent dat er in het Britse House of Commons speciale vragenuurtjes waren over de Spaanse Burgeroorlog op vaststaande dagen. Daarnaast viel het op dat er veel meer kamervragen werden gesteld over Spanje dan over bijvoorbeeld India, ZuidAfrika of andere delen van het Britse Rijk. Er was dus veel meer aandacht voor de situatie in Spanje dan voor gebeurtenissen in het overzeese rijk. 209 Tussen 1936 en 1939 zijn er een aantal uitgebreide besprekingen geweest in het Britse parlement over wetsvoorstellen die betrekking hadden op Spanje. Zo is de motie over de situatie in Bilbao van 14 april 1937 niet aangenomen, maar het algemene wetsvoorstel over Spanje wel. Tenslotte, spreekt de koning van het Verenigd Koninkrijk, Edward VIII, in zijn eerste speech als koning aan het parlement gehouden op 30 oktober 1936 ook over de Spaanse Burgeroorlog: “I have viewed with concern and anxiety the events in Spain during the last three months. My Government have spared no pains to promote and encourage humanitarian efforts to mitigate the suffering of the people of Spain. My Navy has acted in accordance with its high traditions in relieving the distress caused by these disturbances. It has been the In de banden die ik heb bekeken werden wel drie tot vier keer zoveel kamervragen over Spanje gesteld als over gebeurtenissen in het overzeese rijk. 209
- 59 -
consistent policy of My Government to attempt to localise this unhappy struggle, and with this end in view they seconded the initiative of the French Government for a nonintervention agreement and have energetically co-operated in its negotiation and application.” 210 Deze speech is uiterst opvallend gezien het feit dat koning Edward VIII in feite interventie in het Spaanse conflict propageert, en dan met name op het humanitaire vlak alsmede wat betreft de Britse marine. Toch had de Britse regering in augustus 1936 nadrukkelijk voor non-interventie gekozen en het Franse initiatief overgenomen. Ook tijdens het parlementaire debat over noninterventie koos een aanzienlijke meerderheid van de Britse kamerleden voor non-interventie. Koning Edward VIII laat, echter, duidelijk blijken dat interventie wel mogelijk, en zelfs wenselijk, is. Deze opvatting van het staatshoofd vindt zijn weerslag in Britse initiatieven, veelal gesteund door parlementsleden en de Britse regering, om in ieder geval humanitaire hulp te bieden aan de slachtoffers in Spanje door middel van het leveren van voedsel en goederen en het evacueren van Spaanse vluchtelingen. 4.5.1 Kamervragen over Spaanse vluchtelingen In het geval van Nederland werden inzamelingsacties en andere steunbetuigingen aan Spaanse vluchtelingen georganiseerd vanuit lokale organisaties, zoals de Sociaal-Democratische Vrouwenclub van Grouw of een lokaal partijbestuur, vaak bestaande uit leden van de SDAP. Collectes die werden gehouden om opvanghuizen voor Spaanse vluchtelingen in Frankrijk op te zetten werden verboden, omdat de Nederlandse regering geen zekerheid had dat het ingezamelde geld goed terecht zou komen. Ook was men niet bereid om Spaanse kinderen onderdak te bieden in Nederland, omdat er nog geen organisatie was opgericht om het plaatsen van deze kinderen te coördineren. De regering voelde zich echter ook niet geroepen om zelf een dergelijke organisatie in het leven te roepen. Kortom, de Spaanse Burgeroorlog wist de Nederlandse regering niet op een dusdanige manier te beïnvloeden dat men de humanitaire zorg over Spaanse vluchtelingen, voornamelijk vrouwen en kinderen, op zich nam. In het Verenigd Koninkrijk laten secundaire bronnen en de geanalyseerde kamerstukken een heel ander beeld zien van een regering die wel bereidwillig tegenover de humanitaire taak van de zorg voor Spaanse vluchtelingen stond. Het meest in het oog springende voorbeeld hiervan is de evacuatie van 4000 kinderen uit Baskenland en hun komst naar het Verenigd Koninkrijk in mei en juni 1937. Aan het einde van mei hadden 23 Britse steden zich aangemeld om Baskische kinderen op te vangen in kindertehuizen of bij mensen thuis. 211 Het Leger des Heils speelde een 210 211
Parliamentary Debates, vol. 316, fifth series (29th October to 30th October 1936), p. 154-155. Richard Overy, The Twilight Years, p. 331-332.
- 60 -
grote rol als coördinerende organisatie, maar ook de katholieke kerk en het Basque Children’s Committee, voorgezeten door de hertogin van Atholl. 212 Om hun overtocht en hun verblijf in het Verenigd Koninkrijk te financieren werd er in juni 1937 een bijeenkomst van literaire en politieke figuren georganiseerd in de Royal Albert Hall om geld op te halen. 213 Op 21 juni 1937 vroeg kamerlid Greenwood, van de Labour Party, aan de minister-president: “[I]n view of the fact that the French Government has received 30,000 refugees, His Majesty’s Government will take its share of responsibility in this humane work by making arrangements for the reception in this country of Basque refugees who are now at Santander, and will provide protection for British vessels willing to convey them.” 214 De minister-president verzekerde het kamerlid dat de regering alles wilde doen om dit humanitaire werk mogelijk te maken, maar hij zei wel dat er nog geen duidelijk plan was voor de evacuatie van deze groep vluchtelingen. 215 Wel verzekerde hij het parlement dat Britse oorlogsschepen Britse en andere schepen, die Baskische vrouwen en kinderen aan boord hadden, beschermden en dat in soortgelijke gevallen de Britse regering dit beleid voort zou zetten. 216 Een dag later vroeg kamerlid Greenwood nogmaals aan de premier: “[W]hether he can make a statement regarding the Government’s intention to facilitate the evacuation of non-combatants from the Basque Provinces?” 217 Zoals te lezen is in de kamerstukken betreft dit een tweede evacuatie van Spaanse vluchtelingen uit Baskenland. De eerste betrof vluchtelingen die vanuit Bilbao naar het Verenigd Koninkrijk werden gebracht en deze tweede betrof vluchtelingen die uit Santander naar Frankrijk werden gebracht. De minister-president gaf in zijn antwoord aan dat: “His Majesty’s Government will be prepared to continue protection by British warships to ships carrying Basque women and children to France, provided that the conditions are similar to those in which such protection was given at Bilbao, and if the French Government are willing to receive them.” 218 Wel wees de premier erop dat op twee voorwaarden de evacuatie uit Bilbao had plaatsgevonden: “The Basque Government was asked to give an assurance that the evacuation should be impartial, and that His Majesty’s Consul at Bilbao should be kept in close touch with the arrangements, in order to ensure that this assurance was in fact carried out. These assurances the Basque Government gave. In the case of Santander, those two conditions are not fulfilled.” 219 Ibidem. Ibid., p. 325. 214 Parliamentary Debates, vol. 325, fifth series (14th June to 2nd July 1937), p. 825. 215 Ibidem, p. 826. 216 Ibid. 217 Ibid., p. 1027. 218 Ibid., p. 1027. 219 Ibid., p. 1028. 212 213
- 61 -
En dus was de Britse regering bezig om andere maatregelen te treffen om deze verzekering wel te krijgen en om een gezamenlijke controle in de aankomsthavens in Frankrijk op te zetten. 220 Ook werd er op aanraden van kamerleden George, van de Liberal Party, en de hertogin van Atholl de mogelijkheid om Baskische vrouwen en kinderen via Frankrijk naar Barcelona en Valencia te evacueren onderzocht door de Britse regering. 221 De Britse parlementaire stukken laten dus zien dat de Britse regering zich meer inzette om de Spaanse vluchtelingen te helpen dan de Nederlandse regering. Dit hield niet in dat de vluchtelingen een vrijbrief kregen om jarenlang in het Verenigd Koninkrijk te blijven. Op 4 april 1938 vroeg kamerlid Stewart Sandeman, van de Conservative Party, de regering hoeveel Baskische kinderen naar hun vaderland waren teruggekeerd vanuit het Verenigd Koninkrijk en naar welke bestemmingen in Spanje ze waren overgebracht. 222 De minister van Binnenlandse Zaken antwoordde: “The number of Basque children who have been repatriated to Spain is 1,722 of whom 1,681 have been repatriated to Bilbao and district, and 41 to Barcelona and places under control of the Spanish Government.” 223 Kamerlid Sorensen, van de Labour Party, vroeg de premier in hetzelfde vragenuurtje of de regering niet van mening was dat het humanitaire werk van het evacueren van Spaanse vluchtelingen geen taak kon zijn van de League of Nations en of de regering dit kon voorstellen tijdens de volgende bijeenkomst van de bond. 224 Aangezien het in dit geval ging om de overtocht van Spaanse vluchtelingen naar Frankrijk, meende de premier dat een dergelijk initiatief door de Franse regering genomen diende te worden en dus zou hij het niet aandragen bij de eerstvolgende bijeenkomst van de League of Nations. 225 De parlementaire stukken die ik hierboven heb behandeld laten zien dat de Britse regering weliswaar niet wilde dat de hulp aan Spaanse vluchtelingen op een hoger, intergouvernementeel georganiseerd werd, waarschijnlijk omdat dit niet geheel en al overeen zou komen met het beleid van non-interventie, maar men bood wel degelijk hulp aan de Spaanse vluchtelingen. Britse oorlogsschepen werden ingezet om de schepen met vrouwen en kinderen te beschermen en een aantal duizend kinderen werden zelfs in de Britse samenleving opgenomen. Daarnaast waren er in het Verenigd Koninkrijk zogeheten ‘Spain shops’, waar Spaanse producten werden verkocht om geld in te zamelen voor de slachtoffers van de burgeroorlog; er werden ‘Spain days’ gehouden om geld in te zamelen; politieke partijen en Ibid. Ibid. 222 Parliamentary Debates, vol. 334, fifth series (4th April to 14th April 1938), p. 15. 223 Ibidem. 224 Ibid. 225 Ibid. 220 221
- 62 -
niet-politieke organisaties werkten samen om steun te krijgen voor de Spaanse republikeinse regering; en er voeren schepen met bloem, melk, sigaretten en kleding naar verschillende Spaanse havens. 226 Al met al reageerde de Britse regering heel anders dan de Nederlandse regering op de Spaanse Burgeroorlog en de nijpende situatie waarin Spaanse vluchtelingen zich bevonden. In Nederland werden er weliswaar ook ‘Spanjeavonden’ georganiseerd en was er een speciale winkel in Amsterdam opgezet door het Comité Hulp aan Spanje, maar deze initiatieven werden geheel buiten de regering om georganiseerd om hulp aan Spanje te bewerkstelligen. Dit terwijl het evacueren van Spaanse vluchtelingen gebeurde met behulp van Britse schepen en onder bescherming van de Britse marine. Ook waren Britse politieke partijen en parlementsleden, zoals Katherine, hertogin van Atholl, nauw betrokken bij hulpacties voor Spanje, terwijl er in Nederland geen politieke partijen zich hadden aangesloten bij ‘Hulp aan Spanje’. 4.5.2 Kamervragen over de bescherming van de Britse scheepvaart in de Middellandse Zee Ook de bescherming van de scheepvaart in de Middellandse Zee was voor de Britse regering een belangrijke kwestie temidden van de Spaanse Burgeroorlog. Dit werd op 6 april 1937 duidelijk toen het Britse schip ‘Gallant’ twee keer was aangevallen door vliegtuigen van de Spaanse rebellen net buiten de kust van Valencia. 227 Kamerlid Attlee, van de Labour Party, vroeg op 7 april om meer informatie over de aanval en vroeg de minister wat voor actie hij van plan was te ondernemen in deze kwestie. De reactie van de regering was dat het schip op zijn weg van Valencia naar Alicante twee keer was aangevallen door rebellenvliegtuigen, maar dat het schip niet beschadigd was geraakt. 228 In overeenstemming met de instructies die de Britse regering had gegeven aan bemanningen om zichzelf te beschermen tegen dergelijke aanvallen, was het vuur geopend op de vliegtuigen van de Spaanse rebellen. Dit beleid was geen onderdeel van de zogeheten Nyon overeenkomst, aangezien die overeenkomst pas op 14 september 1937 werd getekend; tot die tijd stond het de Britse regering vrij om eigen beleid te bepalen en uit te voeren, hoewel vanaf 19 april 1937 er wel een plan van de niet-inmengingscommissie ter controle van de scheepvaart rondom Spanje bestond. 229 Aangezien er in de loop van de burgeroorlog een fiks aantal Britse schepen zijn aangevallen door de Spaanse rebellen of door onderzeeërs van onbekende nationaliteit, wilden Britse kamerleden zeker weten dat de Britse scheepvaart op de Middellandse Zee wel voldoende werd beschermd. Op 19 april 1937 vroeg kamerlid Sinclair, van
Richard Overy, The Twilight Years, p. 330 en 333. Parliamentary Debates, vol. 322, fifth series (6th April to 22nd April 1937), p. 185. 228 Ibidem. 229 Ibid., p. 1724. 226 227
- 63 -
de Liberal Party, of de Britse regering geen recht had om de vrije doorgang van Britse schepen naar Spaanse havens te waarborgen en maatregelen te nemen tegen het plaatsen van mijnen op belangrijke vaarroutes, al dan niet in territoriale wateren. 230 Kamerlid Alexander, van de Labour Party, voegde daar aan toe: “Are we to understand that British mercantile ships are now being protected adequately by the British Navy up to the three-mile limit?” 231 In april 1937 hadden Britse kamerleden ook vragen over twee schepen, ‘Mar Baltico’ en ‘Fernando L De Ybarra’, die gevangen waren genomen door de Spaanse nationalisten. De minister gaf echter aan dat dit Spaanse schepen waren en dat zij in territoriale wateren voeren ten tijde van hun gevangenneming. 232 Wel was men overeengekomen dat de lading van het laatste schip werd overgedragen aan de Britse autoriteiten, aangezien die bestemd was voor het Verenigd Koninkrijk. 233 Daarnaast was de kwestie rondom zeemijnen nog niet opgelost. Kamerlid Mander, van de Liberal Party, vroeg de regering of er al een beslissing was genomen omtrent het opruimen van zeemijnen door de Britse marine buiten de territoriale wateren bij Bilbao. 234 Een afgezant van de regering antwoordde: “My information is that the minefields in the vicinity of Bilbao are inside territorial waters, and the question of minesweeping does not, therefore, arise.” 235 Op 21 april 1937 legde de ‘First Lord of the Admiralty’ de positie van Britse schepen in de wateren rondom Spanje nog eens uit aan het House of Commons: “As has repeatedly been made clear to the House, as long as a British merchant ship remains on the high seas she would be protected by any British warship within call if she were fired upon or otherwise subjected to illegal interference by a Spanish warship. If, however, a British merchant ship enters Spanish territorial waters she does so at her own risk. These conditions apply whether or not the Spanish warship is inside territorial waters.” 236 Zoals verwacht kan worden, hield deze gang van zaken in dat er nog een aantal aanvallen op Britse handelsschepen werden gepleegd. Op 30 juni 1937 vroeg kamerlid Benn, van de Liberal Party, aan de minister van Buitenlandse Zaken of de Spaanse rebellen in het bezit waren van onderzeeërs, waarop de minister antwoordde dat Franco inderdaad een aantal onderzeeboten tot zijn beschikking had. 237 Hierop vond kamerlid De la Bère, van de Conservative Party, het nodig om toe te voegen:
Ibid., p. 1405. Ibid., p. 1406. 232 Ibid., p. 1722. 233 Ibid. 234 Ibid. 235 Ibid., p. 1723. 236 Ibid., p. 1725-1726. 237 Parliamentary Debates, vol. 325, fifth series (14th June to 2nd July 1937), p. 1939. 230 231
- 64 -
“Is not the right hon. [honorary] Gentleman aware that somewhere a voice is calling “Britannia rules the waves: get rid of the Spanish obsession before we are all in our graves”?” 238 Dit laatste citaat geeft aan dat de bescherming van de scheepvaart in de Middellandse Zee ten tijde van de Spaanse Burgeroorlog een belangrijke kwestie was voor het Verenigd Koninkrijk als zeegrootmacht. Tot aan het midden van 1937 was de Britse regering in een positie om zelf het beleid te bepalen, maar daarna werden evacuatie- en patrouilleoperaties internationaal opgezet als onderdeel van de non-interventie overeenkomst of de Nyon overeenkomst. 239 Het Verenigd Koninkrijk vocht een prestigestrijd, aangezien de Britten het monopolie op zee meenden te hebben, men leverde strijd om de Britse handelsschepen in de Middellandse Zee te beschermen en men vocht om het non-interventiebeleid te handhaven terwijl men ook humanitaire hulp bood aan Spaanse vluchtelingen. Jill Edwards betoogt dat het beleid van de Britse regering ten opzichte van de marine en de situatie op zee erg pro-nationalistisch was: “For it is now clear that the response of the British Government to naval problems contributed positively to Franco’s ultimate victory. In an area of policy where confusion and ad hoc decisions tended to mask the full vehemence of much ministerial hostility towards the Spanish Republic, naval policy was exceptional in its blatancy. This was largely because, unlike the Foreign Office where some genuine disagreement on the Spanish question existed, and the pro-Republican position of Anthony Eden after December 1936 muted official advice on other aspects of Spanish policy, the Admiralty under Sir Samuel Hoare was consistently and emphatically anti-Republican.” 240 Deze opvatting van Edwards vind ik opvallend, want in de bronnen die ik heb bekeken komt deze ministeriële vijandigheid jegens de Spaanse Republiek niet zo zeer naar voren. Hoewel in de kamerstukken die ik heb geanalyseerd wel degelijk is terug te lezen dat Anthony Eden meer republikeinsgezind is dan Samuel Hoare, kan de conclusie, zoals Edwards die trekt, niet worden onderbouwd door de kamerstukken die in deze scriptie worden behandeld. Hoare gaf Britse schepen het recht om zichzelf te beschermen tegen aanvallen van Spaanse rebellen, maar was wel gebonden aan het internationaal recht en dan met name aan wetgeving rondom territoriale wateren en het opruimen van mijnen. Daarnaast was hij gebonden aan het officiële beleid van non-interventie, wat niet betekende dat hij Britse oorlogsschepen niet de opdracht gaf om Britse schepen met Spaanse vluchtelingen te beschermen tijdens hun overtocht naar Frankrijk of het Verenigd Koninkrijk. Hij instrueerde de bemanningen die onder zijn bevel stonden om deze schepen met vluchtelingen, maar ook schepen zonder vluchtelingen, te beschermen tegen aanvallen van Spaanse rebellen met gevaar voor eigen leven. Hoare waardeerde zelfs de manier Ibidem. Jill Edwards, The British government and the Spanish civil war, 1936-1939, London: The Macmillan Press, 1979, p. 101. 240 Ibidem. 238 239
- 65 -
waarop de commandant en bemanning van het schip ‘Blanche’ een Spaans rebellenschip aanviel, terwijl de rebellen meer manschappen en wapens hadden, om het Britse schip ‘Thorpehall’ te beschermen. 241 Hij zei zelfs toe dat de Britse marine de vrije hand had om dergelijke actie te ondernemen in soortgelijke situaties in de toekomst. 242 Dit voorbeeld laat dus zien dat de Britse marine, en Sir Samuel Hoare in het bijzonder, zeker niet consequent anti-republikeins waren, aangezien militaire actie tegen Spaanse rebellen was toegestaan en omdat men de evacuatie van Spaanse vluchtelingen geen strobreed in de weg lag. Ook dit beleidsterrein laat zien dat de officiële lijn van de Britse regering er één was van non-interventie, maar dat er op bepaalde vlakken, met name het humanitaire vlak, wel hulp werd geboden aan de Spaanse republikeinen. 4.5.3 Kamervragen over initiatieven van academici om de Spaanse Burgeroorlog onder de aandacht te brengen In tegenstelling tot de Nederlandse kamerleden, hebben Britse leden van het House of Commons geen kamervragen gesteld over initiatieven van academici om de Spaanse Burgeroorlog onder de aandacht te brengen gedurende de tijdsperiodes die ik heb bekeken. Dit terwijl er wel degelijk activiteiten werden georganiseerd door academici en andere activisten om de situatie in Spanje gedurende de burgeroorlog onder de aandacht te brengen van de Britse bevolking en om iets te veranderen aan de situatie in Spanje. Het belangrijkste voorbeeld, zoals eerder aangehaald, is het boek Searchlight on Spain, geschreven door Katherine, hertogin van Atholl en tevens kamerlid voor de Conservative Party. Haar activiteiten bewijzen dat er in het Verenigd Koninkrijk niet alleen maar bezorgdheid was onder linkse politici over de Spaanse Burgeroorlog. Maar er zijn geen kamerleden geweest die de activiteiten van dit kamerlid aan de kaak stelden en zich openlijk afvroegen of dit wel gepast gedrag was voor een parlementslid wier regering een beleid van noninterventie voerde, althans ik heb daar geen bewijzen voor gevonden. Haar boek werd gepubliceerd in juni 1938 en ik heb tussen de kamervragen gesteld in die periode geen vraag gevonden over de activiteiten van dit kamerlid. Ook heb ik geen kamervragen gevonden die betrekking hadden op intellectuelen die openlijke steun voor Franco propageerden, hoewel dit wel de uitzondering was binnen Britse intellectuele kringen. 243 Alleen van Robert Graves, Wyndham Lewis en G.K. Chesterton is bekend dat zij openlijke steun betuigden aan Franco. 244 Academici die lezingen hielden over de strijd van de Spaanse republikeinen en folders verspreidden, zoals Joseph en Dorothy Needham, jonge wetenschappers aan de universiteit van
Parliamentary Debates, vol. 322, fifth series (6th April to 22nd April 1937), p. 1726-1727. Ibidem, p. 1727. 243 Richard Overy, The Twilight Years, p. 327. 244 Ibidem. 241 242
- 66 -
Cambridge, werden in ieder geval geen strobreed in de weg gelegd door de nationale regering, en parlementsleden hadden ook geen vraagtekens bij hun activiteiten, voor zover ik heb kunnen terugvinden in de parlementaire stukken. Misschien is de kwestie rondom Arthur Koestler een goede indicatie van het Britse beleid ten opzichte van academici en activisten die zich inzetten voor de Spaanse republikeinen. Zoals in deelhoofdstuk 4.3 te lezen is, werd er in het Britse parlement een verzoekschrift ingediend voor zijn vrijlating nadat hij ter dood was veroordeeld door Franco’s troepen. Bijna de helft van de 58 parlementsleden die dit hadden ingediend waren leden van de conservatieve partij. Koestler was een Hongaarse journalist voor de News Chronicle in Málaga en lid van de Communistische Partij. Op 28 mei 1937 vroeg kamerlid Cazalet, van de Conservative Party, aan de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken of hij het parlement enige informatie kon geven over de vrijlating van Arthur Koestler, die recentelijk gevangen was genomen in Sevilla. 245 De staatssecretaris antwoordde: “While I have received no detailed report on this subject, I have been informed that Mr. Koestler was released in exchange for a prisoner in the Spanish Government’s hands. My honourable and gallant Friend will agree that this is a satisfactory result and His Majesty’s Government appreciate the good will which prompted the release.” 246 Na zijn vrijlating keerde Koestler terug naar Engeland en publiceerde het boek Spanish Testament over zijn tijd in Spanje. Dit boek is het dagboek dat hij bijhield tijdens zijn verblijf in Spanje en zijn verblijf in een gevangenis van de Spaanse nationalisten. Tevens is het een reconstructie van zijn laatste dagen in Málaga, aangezien dat dagboek in beslag was genomen bij zijn arrestatie. 247 In zijn dagboek vertelt Koestler over zijn belevenissen in de gevangenis, over wat er om hem heen gebeurt en geeft hij commentaar op nieuws dat hij hoort door onder andere de uitwisseling van telegrammen tussen de gevangenis en Britse diplomaten in Spanje. In januari 1938 ging hij op een publiciteitstour door heel Engeland en gaf hij dertien lezingen in twaalf dagen. 248 Helaas ben ik niet in staat geweest om de Britse parlementaire stukken van januari 1938 in te zien, aangezien deze niet aanwezig waren in de bibliotheek van de Universiteit Utrecht. Ik kan dus niet zeggen of er kamervragen zijn gesteld over de activiteiten van Koestler in januari 1938, maar de positieve reactie op zijn vrijlating van de kant van Britse kamerleden en de regering, suggereert dat men de goede bedoelingen van zijn lezingen niet in twijfel heeft getrokken. Dit staat in scherp contrast met de lezingen van dr. J. Brouwer in Nederland, die een NSB-kamerlid zelfs wilde verbieden.
Parliamentary Debates, vol. 324, fifth series (24th May to 11th June 1937), p. 563. Ibidem. 247 Arthur Koestler, Spanish Testament, London: Victor Gollancz Ltd., 1937, p. 301. 248 Richard Overy, The Twilight Years, p. 327. 245 246
- 67 -
4.5.4 Kamervragen over vrijwilligers in de Internationale Brigades Ook over de vrijwilligers die hebben gevochten in de Internationale Brigades heb ik geen kamervragen gevonden in de geanalyseerde tijdsperiodes. Dit zou kunnen betekenen dat hun positie in het Verenigd Koninkrijk niet zo problematisch was als in Nederland. In totaal zijn er vier duizend Britse vrijwilligers aanwezig geweest in Spanje tijdens de burgeroorlog, waarvan 2300 als onderdeel van de Internationale Brigades. 249 De gehele Internationale Brigades telden tussen de 35 en 40 duizend vrijwilligers, met ongeveer achttien duizend vrijwilligers ter plekke op een bepaald moment. 250 Britse vrijwilligers die actief waren in Spanje zijn niet hun Britse nationaliteit verloren na hun terugkeer, zoals wel gebeurd is met Nederlandse vrijwilligers. Een deel van de Britse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog hebben zelfs aan Britse zijde meegevochten in de Tweede Wereldoorlog. 251 Maar andere vrijwilligers die zich aanmeldden voor Britse militaire dienst tijdens de Tweede Wereldoorlog werden geweigerd en teruggestuurd naar het Verenigd Koninkrijk als bekend werd dat zij in Spanje hadden gevochten tijdens de burgeroorlog. 252 De situatie van vrijwilligers was in het Verenigd Koninkrijk dus ook moeizaam, hoewel hun staatsrechtelijke positie als Britse staatsburgers niet in gevaar is geweest. Over andere personen die zich hadden ingezet voor een strijdende partij in Spanje werden wel kamervragen gesteld. Zo heeft het conservatieve kamerlid Stewart Sandeman op 3 mei 1937 kamervragen gesteld over een zekere T.D. McEwen en of zijn paspoort zou moeten worden ingetrokken vanwege voedselleveringen aan de Spaanse republikeinse regering. Het kamerlid vroeg aan de minister van Buitenlandse Zaken: “[W]hether Mr. T.D. McEwen, now connected with the despatch of food ships to Spanish Government ports, is a born British subject or a naturalised subject an, in the latter case, when his naturalisation papers were taken out; and whether, in view of his activities on behalf of the Spanish Government in Spain, the Government will consider the withdrawal of his passport?” 253 Minister Eden van Buitenlandse Zaken reageerde als volgt: “So far as I am aware, Mr. McEwen is a natural born British subject. I have no evidence to show that his activities on behalf of the Spanish Government have exceeded legitimate commercial transactions or that he has been concerned with breaches of the NonIbidem, p. 321. James Hopkins, Into the heart of the fire: the British in the Spanish Civil War, Stanford: Stanford University Press, 1998, p. 154. 251 Ian MacDougall (ed.), Voices from the Spanish Civil War, p. 45. 252 Zo werden soldaten die zich aanmeldden voor militaire dienst, maar toegaven een oorlogswond te hebben opgelopen in de Spaanse Burgeroorlog, ontslagen uit het Britse leger, en werd soldaten die in een pamflet over de Spaanse Burgeroorlog hadden gestaan en herkend werden door de officier van de militaire kazerne waar men zich aanmeldde verboden om in dienst te treden, zie: Ibidem. 253 Parliamentary Debates, vol. 323, fifth series (26th April to 6th May), p. 769. 249 250
- 68 -
Intervention Agreement. The answer to the last part of the question is, therefore, in the negative.” 254 Personen die zich in de ogen van kamerleden niet hielden aan de regels van de non-interventie overeenkomst werden dus wel besproken in het Britse House of Commons, hoewel de regering niet genoeg reden zag om, in dit geval, iemands staatsburgerschap af te nemen. Het Verenigd Koninkrijk had ook soepelere regels met betrekking tot het reizen van onderdanen naar Spanje, soepeler dan bijvoorbeeld Ierland, zoals te lezen is in deelhoofdstuk 2.1.2. Kamerlid Creech Jones, van de Labour Party, stelde op 22 juni 1938 vragen aan de minister-president over mogelijk toerisme naar nationalistisch Spanje en het regelen van paspoorten en visa die door beide partijen erkend zouden worden. Hij vroeg zich af of het faciliteren van Britse vakanties naar nationalistisch Spanje wel consistent was met het beleid van non-interventie. 255 De ministerpresident gaf in zijn antwoord aan dat het beleid van de regering inhield dat Britse onderdanen werden ontmoedigd om Spanje te bezoeken en: “It was added that all British subjects, without exception, desiring to proceed to Spain must make a separate application to the Passport Office for an endorsement. In accordance with practice, such British subjects as may apply for an endorsement in connection with the tour in question will be required personally to sign a declaration stating that they undertake that nothing will take place in the course of their visit that can be considered as implying any intervention by them on behalf of either side in the present dispute in Spain […]. Endorsement will not of course be issued to any persons suspected of intention to enlist.” 256 Kortom, de Britse regering had een aantal regels ingesteld om te voorkomen dat haar onderdanen een bedreiging zouden vormen voor het non-interventiebeleid, maar het reizen naar Spanje was niet verboden. Er vertrokken dus ook duizenden Britse vrijwilligers naar Spanje om of aan de republikeinse, dan wel nationalistische zijde te vechten. Velen van hen waren jonge intellectuelen of arbeiders, die het idee hadden dat de regeringen van die tijd niet genoeg deden om de Spaanse republikeinse regering te helpen in haar strijd tegen de nationalistische opstandelingen. 257 Vanuit Nederland waren er ongeveer 600 vrijwilligers naar het Spaanse front afgereisd, die grote problemen kregen als ze wisten terug te keren naar Nederland. In het Verenigd Koninkrijk vertrokken duizenden Britten naar Spanje wat niet werd gepropageerd of gedoogd door de Britse regering, maar zij die terugkeerden wachtten geen problemen met hun staatsburgerschap. 258 Dit is dus duidelijk een verschil tussen het Britse en Nederlandse beleid ten opzichte van vrijwilligers Ibidem. Parliamentary Debates, vol. 337, fifth series (14th June to 1st July), p. 1108. 256 Ibidem. 257 Ian MacDougall (ed.), Voices from the Spanish Civil War, p. 13. 258 Richard Overy, The Twilight Years, p. 7. 254 255
- 69 -
die hadden gevochten in de Internationale Brigades en een voorbeeld van een verschil in uitwerking van de invloed van de Spaanse Burgeroorlog op de politieke situatie van deze twee neutrale landen. 4.6 Deelconclusie “The impact of the Spanish Civil War on British opinion has seldom had the attention it deserves, but its role as a catalyst in shaping British attitudes towards contemporary crisis was direct and substantial. The Spanish crisis even more than anti-fascism, with which it was closely connected, was appropriated by important areas of British society as prologue to a terrible drama in which they too might be forced to play a leading part. Spain was an issue that compelled attention after years of apparent drift and ambivalence.” 259 De invloed van de Spaanse Burgeroorlog op de Britse politieke situatie in brede zin is onder te verdelen in vier gevolgen, namelijk een splitsing in de Britse publieke opinie, een verscherping van politieke discussies, de oprichting van de niet-inmengingscommissie en Britse herbewapening. Ten eerste, bracht de Spaanse Burgeroorlog een splitsing en verdeeldheid in de Britse publieke opinie teweeg. De burgeroorlog had een diepe impact op de Britse samenleving en publieke opinie, die niet beperkt was tot de intellectuele elite. Het was moeilijk voor de wijdere bevolking om zich niet bewust te zijn van het conflict en de verhoudingen die erbij gemoeid waren. 260 Richard Overy zegt hierover: “Popular interest in the civil war was sustained remarkably through almost three years of fighting. From the outset those sympathetic to Spanish democracy, from across a wide political spectrum, organized rallies, demonstrations, and fund-raising. Relief committees sprang up all over the country and were centralized under the umbrella of the National Joint Committee for Spanish Relief, which was supported by members of all the major parties and chaired by the Conservative Duchess of Atholl.” 261 Zelfs in januari 1939 was 72 procent van de Britse bevolking nog voor de Spaanse Republiek, die eigenlijk al niet meer bestond, terwijl slechts 9 procent van de Britten uitgesproken pro-Franco was. 262 Een tentoonstelling in Londen gedurende november en december 1938 van ‘Guernica’ van Pablo Picasso trok vijftien duizend bezoekers, die allemaal een paar laarzen voor Spaanse republikeinse soldaten betaalden als entreeprijs, wat bewijst dat een groot deel van de Britse bevolking voor de Spaanse republikeinen en tegen Franco’s nationalisten was. 263 Deze voorkeur onder de Britse bevolking vond geen één op één weerslag in het Britse parlement. De kamerleden Ibidem, p. 319. Ian MacDougall (ed.), Voices from the Spanish Civil War, p. 117. 261 Ibid. 262 Ibid., p. 337. 263 Ibid. 259 260
- 70 -
van de linkse partijen waren anti-Franco, en zelfs een aantal conservatieve parlementsleden veroordeelden sommige acties van de nationalisten, maar het parlement had wel ingestemd met het beleid van non-interventie voorgesteld door de Britse regering op initiatief van Frankrijk. Men zette geregeld zijn vraagtekens bij het nut en de naleving van het non-interventiebeleid, zoals te zien is in de verscheidene kamervragen die ik heb behandeld in dit hoofdstuk, maar dit alles leverde geen afwijzing van het beleid op. De situatie in het Britse parlement in de periode van 1936 tot en met 1939 is onderdeel van het tweede gevolg van de Spaanse Burgeroorlog op de politieke situatie in het Verenigd Koninkrijk. De burgeroorlog leidde namelijk tot een verscherping van politieke discussies in Groot-Brittannië. Na lezing van de parlementaire debatten en kamervragen die gesteld werden in die periode kom je tot de conclusie dat zowel kamerleden als leden van de regering felle discussies met elkaar voerden over actie en non-actie van de Britse regering. Hier kwam bij dat de burgeroorlog in Spanje door velen werd opgevat als een toetssteen voor de toekomst van politiek en beschaving in Europa. 264 Ook was men niet alleen bezorgd om de consequenties die de Spaanse Burgeroorlog had voor de Europese verhoudingen, maar zeker ook voor de gevolgen die de strijd in Spanje had voor de positie van het Verenigd Koninkrijk. Dit komt het meest duidelijk naar voren in de discussies die werden gevoerd over de rol die de Britse marine diende te spelen in de bescherming van de scheepvaart op de Middellandse Zee, wat ik hierboven heb behandeld. Een derde gevolg van de Spaanse Burgeroorlog was de oprichting van de nietinmengingscommissie, die gezeteld was in Londen. Een aantal landen hield zich niet aan de noninterventieovereenkomst wat resulteerde in spanningen tussen Europese regeringen, maar ook tussen de Britse regering en parlementsleden, zoals te lezen is in een aantal kamervragen die ik in dit hoofdstuk heb geanalyseerd. Het Verenigd Koninkrijk was een lid van de nietinmengingscommissie die zich wel gebonden voelde aan de voorzieningen getroffen in de overeenkomst en men had de serieuze intentie om het beleid van non-interventie na te leven. De hulp die aan Spaanse vluchtelingen werd geboden om het land te ontkomen kan worden gezien als een uitzondering hierop en als beleid dat de grenzen van het niet-inmengingsbeleid opzocht. Maar gezien het feit dat de Britse koning zelfs openlijk vormen van interventie propageerde, met name op het humanitaire vlak, is het niet zo vreemd dat de Britse regering deze humanitaire taken op zich nam. Het is mogelijk te beargumenteren dat het non-interventiebeleid zorgde voor onevenwichtige verhoudingen in het Spaanse conflict, aangezien de steun vanuit Duitsland en Italië aan de Spaanse nationalisten, die groter en belangrijker was dan de steun van de Sovjet-Unie 264
Ibid., p. 334.
- 71 -
aan de Spaanse republikeinen, niet werd aangepakt door de andere leden van de noninterventiecommissie. In dit hoofdstuk heb ik, echter, willen laten zien dat dit niet inhield dat de Britse regering op voorhand al op de hand van de Spaanse nationalisten was. Primaire bronnen in de vorm van kamerstukken uit de periode van 1936 tot en met 1938 tonen aan dat het beleid van de Britse regeringen in de meeste gevallen absoluut niet pro-Franco was. Deze conclusie vindt zijn weerslag in het vierde gevolg van de Spaanse Burgeroorlog op de Britse politieke situatie, namelijk de herbewapening waar men vanaf 1936 geleidelijk mee begon. In de conclusie zal ik deze vierledige invloed van de Spaanse Burgeroorlog op de Britse politieke situatie vergelijken met de eveneens vierledige invloed van de burgeroorlog op de Nederlandse politieke situatie.
- 72 -
Conclusie “La Guerra Civil española coincide en su desarrollo con la confrontación a escala europea entre las democracias y los totalitarismos. Aunque el estallido y posterior evolución del conflicto responden fundamentalmente a variables de origin interior, resulta evidente que desde sus inicios la guerra trascendió las fronteras españolas, para convertirse en un problema politico y emocional que afectó a millones de personas repartidas por todo el orbe. […] Así la guerra española se convirtió en un elemento más de inestabilidad para el mundo en aquel momento. La política británica y francesa estuvo dirigida, sin demasiado éxito, a conseguir el aislamiento del conflicto dentro de los límites españoles. De esta ambientación partió la creación, a los pocos días de iniciada la Guerra Civil, del Comité de No Intervención, que iba a agrupar a las principales potencias de la época, salvo los Estados Unidos de América, con el compromiso, sucesivamente incumplido, de no intervenir en los asuntos españoles. Por razones diferentes la Alemania de Hitler, la Italia de Mussolini y la Unión Soviética de Stalin participaron en la guerra española.” 265 Het bovenstaande citaat laat zien dat de Spaanse Burgeroorlog vanaf het begin, weliswaar figuurlijk en niet letterlijk, over de Spaanse grenzen heen vloeide, en dat het non-interventiebeleid herhaaldelijk niet werd nageleefd. Het uitgangspunt van deze masterscriptie is dat de Spaanse Burgeroorlog aanvankelijk in essentie een Spaans conflict was, maar dat het niet lang duurde voordat het een Europees conflict werd, waarin de Europese mogendheden grote belangen hadden. Spanje werd het toneel van de eerste gewelddadige confrontatie tussen Europees links en Europees rechts; tussen democratie en dictatuur. Het Spaanse conflict werd gezien als een politiek en humanitair probleem dat mensen over de hele wereld trof aan aanging. De burgeroorlog was een teken van instabiliteit in de internationale politiek, die alom aanwezig was in het Europa van de jaren dertig. Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk deden een verwoede poging om het Spaanse conflict te isoleren door middel van het in het leven roepen van de nietinmengingscommissie in oktober 1936. Het beoogde succes van deze commissie was gering, gezien het feit dat Duitsland, Italië en de Sovjet-Unie zich niet hielden aan het noninterventiebeleid zoals overeengekomen in de commissie. Op het eerste gezicht waren de andere 24 leden er wel op gebrand om het niet-inmengingsbeleid na te leven, maar de invloed van de Spaanse Burgeroorlog was onmiskenbaar ondanks de officiële lijn van niet-inmenging. In deze Ángel Bahamonde, ‘La Guerra Civil (1936-1939)’, in: Ángel Bahamonde (ed.), Historia de España, Siglo XX 18751939, Madrid: Cátedra, 2000, p. 644-645: ‘De Spaanse Burgeroorlog viel in zijn ontwikkeling samen met de Europese confrontatie tussen de democratieën en de totalitaire staten. Hoewel de uitbraak en latere ontwikkeling van het conflict in feite een gevolg waren van oorspronkelijk interne kwesties, is het overduidelijk dat de oorlog vanaf het begin de Spaanse grenzen overstak, om te veranderen in een politiek en emotioneel probleem dat miljoenen mensen verspreid over de hele wereld zou raken. […] Zo veranderde de Spaanse oorlog in een element van instabiliteit in de wereld van dat moment. De Britse en Franse politiek was gericht, zonder al te veel succes, op het isoleren van het conflict binnen Spaanse grenzen. Vanuit deze overtuiging volgde de oprichting, een aantal dagen na het begin van de burgeroorlog, van de niet-inmengingscommissie, die de voornaamste mogendheden van die tijd, behalve de Verenigde Staten van Amerika, verenigde in de overeenkomst, die achtereenvolgens niet werd nagekomen, om zich niet te mengen in Spaanse aangelegenheden. Om andere redenen mengden het Duitsland van Hitler, het Italië van Mussolini en de Sovjet-Unie van Stalin zich wel in de Spaanse oorlog.’
265
- 73 -
masterscriptie heb ik deze invloed van de Spaanse Burgeroorlog op de politieke situatie van twee neutrale mogendheden, Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Ik heb het begrip invloed behandeld als zijnde het een keten van actie en reactie tussen het conflict en de conflicterende partijen, publieke opinie, parlement, regering en ook de internationale politieke organen. De Spaanse Burgeroorlog had een duidelijke invloed op de publieke opinie in landen van Europa en aangezien het parlement de taak heeft om het volk te vertegenwoordigen had dit ook een invloed op het parlement in kwestie. Het parlement bespreekt vervolgens met de regering kwesties die voortkomen uit het conflict en dus betekent dit ook een invloed op de politieke situatie in het desbetreffende land. De laatstgenoemde, de regering, wordt dus beïnvloed door de eerstgenoemde, het parlement, aangezien het parlement reageert op de publieke opinie, die op zijn beurt reageert op de Spaanse Burgeroorlog. Door deze invloed te duiden en nauwkeurig te bestuderen, rees bij mij de vraag in hoeverre deze ‘neutrale mogendheden’ wel neutraal waren. In eerste instantie had ik namelijk gedacht dat de neutrale Europese landen, door niets te doen en een politiek van niet-inmenging te voeren, ook belangrijk waren in het verloop en de uitkomst van dit conflict. In dit opzicht was de wijdere Europese context van de Spaanse Burgeroorlog een zwart-wit beeld van landen die zich inmengden en landen die zich niet inmengden. Maar ook in de neutrale landen was men niet onaangedaan door de situatie in Spanje, en naarmate het conflict vorderde, werd de situatie in Spanje nijpender maar ook de binnenlandse situatie in Europese landen scherper. Zo kaartten kamerleden diverse zaken aan, zette men initiatieven op poten om Spanje hulp te bieden en ontstonden er breuklijnen in de publieke opinie. Ik heb dit alles bestudeerd aan de hand van parlementaire stukken uit Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Ik heb een selectie gemaakt van kamerstukken en kamervragen om te onderzoeken in mijn masterscriptie. Deze selectie is tot stand gekomen aan de hand van een aantal overwegingen. Ten eerste, is er alleen gekeken naar kamerstukken behandeld in de Nederlandse Tweede Kamer en het Britse House of Commons, gezien het feit dat verreweg de meeste kamervragen alleen in de Tweede Kamer van een parlement worden behandeld, en de Eerste Kamer alleen het recht heeft om in te stemmen of tegen te stemmen met een wetsvoorstel dat al door de Tweede Kamer is geleid. Daarnaast waren de parlementaire stukken van het Britse House of Lords niet aanwezig in een Nederlandse bibliotheek. In het geval van Nederland is het wetsvoorstel ‘Voorbehoud tot het nemen van maatregelen met het oog op de vijandelijkheden in Spanje’ langs de Eerste Kamer geweest en de kamerstukken daarover heb ik uiteraard wel meegenomen in mijn analyse ervan.
- 74 -
Ten tweede, heb ik een keuze gemaakt van Nederlandse kamerstukken over onderwerpen die ook tot discussie in het Britse parlement hadden kunnen leiden en dus ook zouden zijn behandeld in het Britse parlement in dezelfde periode; dit maakte een goede vergelijking tussen deze twee neutrale landen mogelijk. Dit zijn de kwestie rondom Spaanse vluchtelingen, het gevaar dat de scheepvaart liep op de Middellandse Zee, initiatieven genomen door academici tijdens de Spaanse Burgeroorlog om de burgeroorlog onder de aandacht te brengen en de invloed die deze uitoefenden op de publieke opinie, en vrijwilligers die hadden gevochten in de Internationale Brigades en het leger van de Spaanse republikeinse regering. Ten derde, geeft deze selectie, mijns inziens, een vrij volledig beeld van de politieke realiteit waar de neutrale Europese mogendheden ten tijde van de Spaanse Burgeroorlog mee te kampen hadden en dus kan op basis van deze kamerstukken een gefundeerde conclusie worden getrokken over de invloed die de burgeroorlog had op de politieke situatie in twee neutrale landen, Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Ten vierde, leidden de kwesties aangesneden in deze kamerstukken, zoals humanitaire, economische en handelsaangelegenheden, militaire kwesties, de binnenlandse publieke opinie en de staatsrechtelijke positie van vrijwilligers die in de Internationale Brigades hadden gevochten, wel reden tot discussie, aangezien niet alle politieke partijen in de neutrale landen dezelfde opvatting deelden over deze uiteenlopende kwesties, en omdat de politiek van non-interventie niet op alle vlakken een adequaat en samen overeengekomen beleid verschafte. Op die manier wordt het beleid van de neutrale Europese mogendheden niet alleen geanalyseerd vanuit de politiek van de niet-inmengingscommissie, maar ook op basis van binnenlandse politieke discussies en antwoorden daarop die niet perse onderdeel waren van het beleid van de 27 leden van de niet-inmengingscommissie. Om mijn onderzoeksvraag te beantwoorden, de kamerstukken zo goed mogelijk te kunnen analyseren en de Spaanse Burgeroorlog in haar wijdere Europese context te kunnen zien, heb ik in hoofdstuk één een korte beschrijving van de burgeroorlog gegeven. In het tweede hoofdstuk heb ik het wijdere kader van invloed die de Spaanse Burgeroorlog had op het Europese continent beschreven, onderverdeeld in politieke gevolgen en culturele consequenties. Dit hoofdstuk diende als ondersteuning voor de verdere politieke gevolgen die de Spaanse Burgeroorlog had op de neutrale mogendheden, Nederland en het Verenigd Koninkrijk. In hoofdstuk drie wordt de invloed van de Spaanse Burgeroorlog op de politieke situatie in Nederland geanalyseerd, waarbij de uitgangssituatie in 1936 gekenmerkt werd door angst en onzekerheid als gevolg van de wereldwijde economische crisis en internationale politieke spanningen. De Spaanse Burgeroorlog leidde tot een aantal politieke discussies in de Tweede
- 75 -
Kamer, voornamelijk over de negatieve kanten die kamerleden zagen wat betreft de nietinmengingsovereenkomst. De kamerstukken geanalyseerd in dit hoofdstuk reflecteren een vierledige invloed die de Spaanse Burgeroorlog had op de politieke situatie in Nederland. De burgeroorlog zorgde voor een strijd tussen linkse politieke partijen, voor de keuze van de Nederlandse regering om het niet-inmengingsbeleid te volgen, voor een lichte splitsing in de Nederlandse publieke opinie en voor hulpacties die buitten de regering om werden georganiseerd om hulp aan Spanje te bewerkstelligen. Maar geconcludeerd kan worden dat de Spaanse Burgeroorlog geen wezenlijke invloed had op de Nederlandse regering in die zin dat men het officiële beleid van non-interventie niet wijzigde of losliet. In het vierde hoofdstuk wordt de invloed van de Spaanse Burgeroorlog op de politieke situatie in het Verenigd Koninkrijk geanalyseerd, waarbij de politieke uitgangssituatie in 1936 werd gekenmerkt door een angst voor oorlog, zorgen om de Britse economie, kwesties rondom het behoud van het Britse rijk en de zorgelijke demografische situatie op de Britse eilanden. Het uitbreken van de Spaanse Burgeroorlog op 17 juli 1936 zorgde voor een groeiend politiek bewustzijn in het Verenigd Koninkrijk en voor een splitsing in de Britse publieke opinie, wat terug te zien is in de politieke discussies die parlementsleden uitvochten tussen 1936 en 1938. Het overgrote deel van de kamerleden in het House of Commons stemde in met het regeringsvoorstel om een beleid van non-interventie te voeren, hoewel kamerleden wel kritisch waren over de negatieve kanten van het niet-inmengingsbeleid. De Britse kamerstukken laten een vierledige invloed van de Spaanse Burgeroorlog op de politieke situatie in het Verenigd Koninkrijk zien. De burgeroorlog leidde tot een splitsing in de Britse publieke opinie, een verscherping van politieke discussies, de oprichting van de niet-inmengingscommissie en Britse herbewapening. Een vergelijking tussen de politieke invloed van de Spaanse Burgeroorlog op Nederland en het Verenigd Koninkrijk laat zien dat beide landen weliswaar een soortgelijke invloed ondervonden van de burgeroorlog, maar anders met die invloed omgingen en een andere invulling gaven aan het non-interventiebeleid. Zo kwamen hulpinitiatieven voor Spanje wel voor in Nederland, maar in veel mindere mate dan in het Verenigd Koninkrijk. In het geval van het Verenigd Koninkrijk is ook veel meer bewijs in de vorm van kamerstukken dat dit soort acties vaker voorkwamen en dat er ook steun vanuit de politiek, en zelfs de regering, voor was, in tegenstelling tot in Nederland, hoewel de SDAP zich wel voor meer dingen inzette. Daarnaast waren er in het Verenigd Koninkrijk ‘Spain shops’, waar Spaanse producten werden verkocht om geld in te zamelen voor de slachtoffers van de burgeroorlog; er werden ‘Spain days’ georganiseerd om geld in te zamelen; politieke partijen en niet-politieke organisaties werkten samen om steun te
- 76 -
krijgen voor de Spaanse republikeinse regering; en er voeren schepen met bloem, melk, sigaretten en kleding naar verschillende Spaanse havens. Over het geheel genomen reageerde de Britse regering heel anders dan de Nederlandse regering op de Spaanse Burgeroorlog en de nijpende situatie waarin Spaanse vluchtelingen zich bevonden. In Nederland werden weliswaar ook ‘Spanjeavonden’ georganiseerd en was er een speciale winkel in Amsterdam opgezet door het Comité Hulp aan Spanje, maar deze initiatieven werden geheel buiten de regering om georganiseerd om hulp aan Spanje te leveren. Ook waren Britse politieke partijen en parlementsleden, zoals Katherine, hertogin van Atholl, nauw betrokken bij hulpacties voor Spanje, terwijl er in Nederland geen politieke partijen zich hadden aangesloten bij ‘Hulp aan Spanje’. In Nederland was de linkse bevolking meer bezorgd om de strijd tegen het fascisme en de Spaanse Burgeroorlog dan haar rechtse landgenoten. Dit vond zijn weerslag in de linkse politici in het Nederlandse parlement die hun zorgen omtrent de situatie in Spanje een aantal keer kenbaar maakten. Toch was de burgeroorlog niet een veel besproken onderwerp in de Nederlandse politiek. Ook in het Verenigd Koninkrijk toonde de linkse bevolking zich meer bezorgd om het Spaanse conflict en maakten linkse politici in het Britse parlement geregeld hun zorgen omtrent de situatie in Spanje kenbaar. De Spaanse Burgeroorlog was een veel belangrijkere kwestie in het Britse dan in het Nederlandse parlement. Ook was Katherine, hertogin van Atholl, een grote uitzondering op de regel dat linkse politici meer bezorgd waren om Spanje dan rechtse politici. Katherine was een parlementslid voor de Britse conservatieve partij en zij wierp zich in de campagne om republikeins Spanje te redden. Dit is dus een duidelijk verschil met de situatie in het Nederlandse politieke landschap, waar rechtse politici niet zulke ideeën uitdroegen. Ook hadden de fascisten in het Verenigd Koninkrijk een geheel andere positie dan in Nederland. In Nederland was de NSB vertegenwoordigd in het parlement, terwijl de BUF niet in het Britse parlement zat en dus ook een beperkte politieke macht had. Hierdoor waren Britse kamerleden en de regering doorgaans kritischer op de fascisten en hadden zij minder ruimte om te manoeuvreren. Dit zou suggereren dat de Britten door hun beleid van non-interventie niet al gelijk op de hand van de Spaanse nationalisten waren, maar dat men in Nederland dat in hogere mate was. Daarnaast is de speech die koning Edward VIII op 30 oktober 1936 voordroeg aan het Britse parlement een tweede voorbeeld waaruit blijkt dat het Verenigd Koninkrijk niet zo pronationalistisch was als vaak gedacht. De speech is uiterst opvallend gezien het feit dat de koning in feite interventie in het Spaanse conflict propageert, en dan met name wat betreft humanitaire zorg en de Britse marine. Toch had de Britse regering in augustus 1936 voor non-interventie gekozen en ook tijdens het parlementaire debat over non-interventie koos een aanzienlijke
- 77 -
meerderheid van de Britse kamerleden voor niet-inmenging. Koning Edward VIII laat, echter, duidelijk blijken dat interventie wel mogelijk en zelfs wenselijk is. Deze opvatting van het staatshoofd vond zijn weerslag in Britse initiatieven, vaak gesteund door parlementsleden en de Britse regering, om in ieder geval humanitaire hulp te bieden aan Spanje door middel van het leveren van voedsel en goederen en het evacueren van Spaanse vluchtelingen. In het geval van Nederland heb ik geen soortgelijke speech van bijvoorbeeld koningin Wilhelmina gevonden en naar mijn weten was er ook geen belangrijke politieke figuur die dergelijke uitspraken deed en bepaalde vormen van interventie in de Spaanse Burgeroorlog zelfs voorstond. Ook dit is dus een duidelijk verschil tussen de uitwerking van de burgeroorlog op de politieke situatie in het Verenigd Koninkrijk en Nederland. De uiteindelijke humanitaire zorg over Spaanse vluchtelingen werd ook verschillend uitgevoerd in Nederland en het Verenigd Koninkrijk. De Nederlandse regering verbood collectes die werden gehouden om opvanghuizen voor Spaanse vluchtelingen in Frankrijk op te zetten en wilde men geen onderdak bieden aan Spaanse kinderen in Nederland, omdat er nog geen organisatie was opgericht om het plaatsen van deze kinderen te coördineren. De regering voelde zich ook niet geroepen om zelf een dergelijke organisatie in het leven te roepen. De Spaanse Burgeroorlog wist de Nederlandse regering dus niet op een dusdanige manier te beïnvloeden dat men de humanitaire zorg over Spaanse vluchtelingen, voornamelijk vrouwen en kinderen, op zich nam. In het Verenigd Koninkrijk laten secundaire bronnen en geanalyseerde kamerstukken een heel ander beeld zien van een regering die wel bereidwillig tegenover de humanitaire taak van de zorg voor Spaanse vluchtelingen stond. Het beste voorbeeld hiervan is de evacuatie van 4000 kinderen uit Baskenland en hun komst naar het Verenigd Koninkrijk in mei en juni 1937. De Britse parlementaire stukken laten dus zien dat de Britse regering zich meer inzette om Spaanse vluchtelingen te helpen dan de Nederlandse regering, ook al waren beide gebonden aan dezelfde niet-inmengingsovereenkomst. Tevens hebben Britse leden van het House of Commons, in tegenstelling tot Nederlandse kamerleden, geen kamervragen gesteld over initiatieven van academici om de Spaanse Burgeroorlog onder de aandacht te brengen gedurende de tijdsperiodes die ik heb bekeken. Dit terwijl er wel degelijk activiteiten werden georganiseerd door academici en activisten om de situatie in Spanje tijdens de burgeroorlog onder de aandacht te brengen van de Britse bevolking en om iets te veranderen aan de situatie in Spanje. Ook wat betreft vrijwilligers die in de Internationale Brigades of in het Spaanse republikeinse leger hadden gevochten is er een verschil in optreden tussen het Verenigd Koninkrijk en Nederland te constateren. Over vrijwilligers van de Internationale Brigades heb ik
- 78 -
geen kamervragen gevonden in de geanalyseerde tijdsperiodes. Dit zou kunnen betekenen dat hun positie in het Verenigd Koninkrijk niet zo problematisch was als in Nederland. Britse vrijwilligers zijn ook niet hun Britse nationaliteit verloren na terugkeer uit Spanje, wat Nederlandse vrijwilligers wel is overkomen. De situatie van vrijwilligers in het Verenigd Koninkrijk was zeker niet zonder problemen, maar hun staatsrechtelijke positie als Britse staatsburgers is niet in gevaar geweest. In dit opzicht zou geconcludeerd kunnen worden dat de positie van vrijwilligers die hadden gevochten in de Internationale Brigades grofweg onder te verdelen is in twee categorieën. Vrijwilligers konden hun staatsburgerschap kwijtraken door hun activiteiten in Spanje of zij konden zo goed als op de zelfde voet verder als voor hun vertrek naar Spanje. In de jaren tachtig, dus vijftig jaar na de uitbraak van de Spaanse Burgeroorlog, zijn er in verschillende landen monumenten opgericht voor landgenoten die in de Internationale Brigades hadden gevochten. In Spanje is een monument voor de Internationale Brigades opgericht in Rivas-Vaciamadrid, een voorstad van Madrid; in Schotland en in Duitsland zijn in 1986 monumenten opgericht voor de Schotten en Duitsers die deel hadden uitgemaakt van de Internationale Brigades. Zoals in bijlage drie te zien is, is er ook in Kopenhagen in 1986 een monument opgericht voor de Denen die in de Internationale Brigades hadden gevochten. Ook kent Amsterdam-Noord het Plein Spanje ’36-’39, een monument voor de Spaanse Burgeroorlog, een strijd tegen het internationale fascisme. Op het plein staat een monument ter nagedachtenis aan de Nederlandse mannen en vrouwen die in de Spaanse Burgeroorlog meevochten en sneuvelden in de strijd tegen het fascisme met daarop de leus ‘No Pasarán’. Vijftig jaar na de uitbraak van de Spaanse Burgeroorlog was men in Europa eensgezind positief over de rol die vrijwilligers van de Internationale Brigades hadden gespeeld in de Spaanse Burgeroorlog, maar in de jaren dertig en veertig was dat in een aantal landen, waaronder Nederland, compleet anders, terwijl vrijwilligers in het Verenigd Koninkrijk niet zo negatief werden bejegend als in Nederland. Dit is ook een verschil in de uitwerking van de invloed van de Spaanse Burgeroorlog op Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Tenslotte, was er wel één punt van overeenkomst tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk als het ging om wat voor een uitwerking de invloed van de burgeroorlog had op de binnenlandse politieke situatie. Zowel Nederlandse als Britse parlementsleden zagen de negatieve kanten van het non-interventiebeleid in, en wezen zij hun regering tijdens parlementaire debatten op deze minpunten. Zo vonden kamerleden in Nederland en het Verenigd Koninkrijk het een vreemd scenario dat de wettelijke Spaanse regering op dezelfde voet werd gesteld als de Spaanse opstandelingen. Toch stemden meerderheden in beide parlementen in met voorstellen van de regering om een beleid van niet-inmenging in de Spaanse Burgeroorlog aan te nemen.
- 79 -
De bovenstaande analyse leidt tot de conclusie dat de Nederlandse regering onder geen enkel beding wilde afwijken van het internationaal overeengekomen non-interventiebeleid, en de meeste fracties in de Tweede Kamer volgden deze Spanjepolitiek. Aan de aantallen kamevragen en debatten gewijd aan de Spaanse Burgeroorlog valt te concluderen dat Spanje een relatief weinig besproken onderwerp was in het Nederlandse parlement. Uit de kamervragen die wel werden gesteld valt af te leiden dat de Nederlandse regering geen beleid steunde of uitvoerde dat een breuk zou kunnen betekenen met het niet-inmengingsbeleid. De Spaanse Burgeroorlog had dus een beperkte invloed op de politieke situatie in het Nederlandse parlement, maar zorgde wel voor een strijd tussen linkse politieke partijen, voor de beslissing van de Nederlandse regering om het beleid van non-interventie te volgen, voor een lichte splitsing in de Nederlandse publieke opinie en voor een aantal acties die buiten de regering om werden georganiseerd om hulp aan Spanje te bewerkstelligen. De Britse regering reageerde geheel anders op de Spaanse Burgeroorlog. Beide landen voerden officieel een beleid van niet-inmenging, maar het Verenigd Koninkrijk stelde zich open op met betrekking tot hulpinitiatieven voor Spanje en het evacueren van Spaanse vluchtelingen. Ook het Verenigd Koninkrijk was gebonden aan de niet-inmengingsovereenkomst en het was een lid dat de serieuze intentie had om het beleid van non-interventie na te leven. In de kamerstukken die ik heb bekeken, lezen we vaak uitspraken waaruit blijkt dat de Britse regering op elk vlak binnen de grenzen van het overeengekomen niet-inmengingsbeleid poogde te blijven en dat voorzichtigheid geboden was bij beslissingen en situaties om binnen de perken van het non-interventiebeleid te blijven. De Nederlandse regering daarentegen was niet zo creatief in het opzoeken van de grenzen van non-interventie en wees veel dingen op voorhand al af omdat het een mogelijke breuk zou zijn in het niet-inmengingsbeleid. Naast dit verschil in invulling van het non-interventiebeleid, leidde de invloed van de Spaanse Burgeroorlog op de Britse politieke situatie tot een splitsing in de Britse publieke opinie, een verscherping van politieke discussies, de oprichting van de niet-inmengingscommissie en Britse herbewapening. Aan het begin van deze masterscriptie wilde ik mij concentreren op de politieke invloed die de Spaanse Burgeroorlog had op de neutrale Europese mogendheden, die door niets te doen en een politiek van niet-inmenging te voeren ook belangrijk waren in het verloop en de uitkomst van dit conflict. Officieel gezien voerden Nederland en het Verenigd Koninkrijk een beleid van non-interventie, maar ik kan niet langer het standpunt innemen dat men niets deed. De gedeeltelijke inmenging hield uiteraard niet zoveel in als de inmenging van Duitsland, Italië en de Sovjet-Unie, maar Nederland en het Verenigd Koninkrijk stonden niet passief toe te kijken terwijl de Spaanse Burgeroorlog voorduurde. De Britse regering zag wel meer ruimte om te
- 80 -
manoeuvreren binnen het non-interventiebeleid dan de Nederlandse regering en ondernam dus meer actie wat betreft de burgeroorlog, maar beide landen waren in meer of minder mate zichtbaar aangedaan door de situatie in Spanje tussen 1936 en 1939 en alleen al daarin lag de invloed van de Spaanse Burgeroorlog. 266
Een voorbeeld van deze aangedaanheid is de speech van koning Edward VIII gehouden op 30 oktober 1936 waarin hij zegt: “I have viewed with concern and anxiety the events in Spain during the last three months.”, zie: Parliamentary Debates, vol. 316, fifth series (29th October to 30th October 1936), p. 154. 266
- 81 -
Literatuurlijst Primaire bronnen Boeken -
Lutke Meijer, Gerard, Voorspel Wereldbrand: Een ooggetuigeverslag van de Spaanse Burgeroorlog, Den Haag: Nijgh & Van Ditmar, 1986. MacDougall, Ian (ed.), Voices from the Spanish Civil War: Personal Recollections of Scottish Volunteers in Republican Spain 1936-39, Edinburgh: Polygon, 1986. Ruíz Vilaplana, Antonio, Ik verklaar onder eede; een jaar werkzaamheid in het nationalistische Spanje (vertaald door dr. J. Brouwer), Rotterdam: Brusse, 1938.
Overige bronnen -
-
-
-
-
De invloed der Spaanse gebeurtenissen in Nederland, De Tribune, 27 augustus 1936, p. 5. Ivens, Joris, ‘The Spanish Earth’, http://www.youtube.com/watch?v=ep24InPrJRQ, geraadpleegd op 2 januari 2012. ‘overheid.nl - 01-01-1936, Kamerstuk 1936-1937 364 4 Tweede Kamer Voorbehoud tot het nemen van maatregelen met het oog op de vijandelijkheden in Spanje’, http://universiteiten.rechtsorde.nl/Default.aspx?hitnr=559&t=634611936515272415&ur l=rn%3aro040%5e%5efile%3a%2f%2fF%7c%2f025%2fkst%2f1936%2f01januari%2f01 %2f19361937_0002123%2f1192111.xml&ref=hitlist_hl, geraadpleegd op 6 januari 2012. ‘overheid.nl - 08-09-1936, Kamerstuk 1936-1937 364 364 Eerste Kamer Voorbehoud tot het nemen van maatregelen met het oog op de vijandelijkheden in Spanje’, http://universiteiten.rechtsorde.nl/Default.aspx?hitnr=554&t=634611936515272415&ur l=rn%3aro040%5e%5efile%3a%2f%2fF%7c%2f025%2fkst%2f1936%2f09september%2 f08%2f19361937_0000345%2f1193287.xml&ref=hitlist_hl, geraadpleegd op 6 januari 2012. ‘overheid.nl - 17-03-1937, Kamerstuk 1936-1937 364 5 Tweede Kamer Voorbehoud tot het nemen van maatregelen met het oog op de vijandelijkheden in Spanje’, http://universiteiten.rechtsorde.nl/Default.aspx?hitnr=536&t=634611936515116156&ur l=rn%3aro040%5e%5efile%3a%2f%2fF%7c%2f025%2fkst%2f1937%2f03maart%2f17 %2f19361937_0002124%2f1195952.xml&ref=hitlist_hl, geraadpleegd op 6 januari 2012. ‘overheid.nl - 05-04-1937, Aanhangsel 1936-1937, 101, Tweede Kamer VRAGEN van den heer Wijnkoop in verband met de aanwezigheid in Nederland van een aantal Spaansche, nationalistisch gezinde, vluchtelingen en betreffende het verschaffen van een onderkomen aan Spaansche kinderen hier te lande’, http://universiteiten.rechtsorde.nl/Default.aspx?hitnr=534&t=634611936515116156&ur l=rn%3aro040%5e%5efile%3a%2f%2fF%7c%2f025%2fkvr%2f1937%2f04april%2f05% 2f19361937_0000671%2f1209104.xml&ref=hitlist_hl, geraadpleegd op 6 januari 2012. ‘overheid.nl - 06-01-1938, Aanhangsel 1937-1938, 7, Eerste Kamer VRAGEN van mejuffrouw Ribbius Peletier betreffende de vernietiging van het besluit van B. en W. van Idaarderadeel, houdende vergunning tot het houden van een collecte ten bate van de uitzending van Spaansche kinderen naar het zuiden van Frankrijk’, http://universiteiten.rechtsorde.nl/Default.aspx?hitnr=522&t=634611936515116156&ur l=rn%3aro040%5e%5efile%3a%2f%2fF%7c%2f025%2fkvr%2f1938%2f01januari%2f06 %2f19371938_0000063%2f1209194.xml&ref=hitlist_hl, geraadpleegd op 6 januari 2012. - 82 -
-
-
-
-
‘overheid.nl - 14-01-1938, Aanhangsel 1937-1938, 34, Tweede Kamer VRAGEN van den heer Donker in zake het torpedeeren van het Nederlandsche schip Hannah en betreffende de bescherming van de scheepvaart in de Middellandsche Zee’, http://universiteiten.rechtsorde.nl/Default.aspx?hitnr=520&t=634611936515116156&ur l=rn%3aro040%5e%5efile%3a%2f%2fF%7c%2f025%2fkvr%2f1938%2f01januari%2f14 %2f19371938_0000677%2f1209198.xml&ref=hitlist_hl, geraadpleegd op 7 januari 2012. ‘overheid.nl - 15-03-1938, Aanhangsel 1937-1938, 54, Tweede Kamer VRAGEN van den heer de Marchant et d'Ansembourg betreffende het houden van een lezing door dr. J. Brouwer over „De inzet en het verloop van den Spaanschen Burgeroorlog" in het gebouw van de Vrijwillige Burgerwacht te Amsterdam’, http://universiteiten.rechtsorde.nl/Default.aspx?hitnr=517&t=634611936514959897&ur l=rn%3aro040%5e%5efile%3a%2f%2fF%7c%2f025%2fkvr%2f1938%2f03maart%2f15 %2f19371938_0000697%2f1209219.xml&ref=hitlist_hl, geraadpleegd op 7 januari 2012. ‘overheid.nl - 13-12-1945, Aanhangsel 1945-1946, 25, Tweede Kamer VRAGEN van den heer van der Goes van Naters betreffende het verliezen van Nederlanderschap door hen, die tijdens den Spaansehen burgeroorlog als vrijwilliger dienst namen in de Internationale Brigade of in de legers der Spaansche republikeinsche regeering’, http://universiteiten.rechtsorde.nl/Default.aspx?hitnr=494&t=634611940635353468&ur l=rn%3aro040%5e%5efile%3a%2f%2fF%7c%2f025%2fkvr%2f1945%2f12december%2 f13%2f19451946_0000171%2f1114232.xml&ref=hitlist_hl, geraadpleegd op 7 januari 2012. Parliamentary Debates, vol. 316, fifth series (29th October to 30th October 1936). Parliamentary Debates, vol. 322, fifth series (6th April to 22nd April 1937). Parliamentary Debates, vol. 323, fifth series (26th April to 6th May 1937). Parliamentary Debates, vol. 324, fifth series (24th May to 11th June 1937). Parliamentary Debates, vol. 325, fifth series (14th June to 2nd July 1937). Parliamentary Debates, vol. 334, fifth series (4th April to 14th April 1938). Parliamentary Debates, vol. 335, fifth series (26th April to 13th May 1938). Parliamentary Debates, vol. 337, fifth series (14th June to 1st July 1938).
Secundaire bronnen Artikelen -
Abiada, José Manuel López de, ‘Spaniards’, pp. 242-247, in: Manfred Beller and Joep Leerssen (eds.), Imagology: The cultural construction and literary representation of national characters; A critical survey, Amsterdam: Rodopi, 2007. Bahamonde, Ángel, ‘La Guerra Civil (1936-1939), pp. 639-687, in: Ángel Bahamonde (ed.), Historia de España, Siglo XX 1875-1939, Madrid: Cátedra, 2000. Buchanan, Tom, ‘Edge of Darkness: British ‘Front-Line’ Diplomacy in the Spanish Civil War, 1936-1937’, Contemporary European History, vol. 12, no. 3 (August 2003), pp. 279-303. Chickering, Roger, ‘The Spanish Civil War in the Age of Total War’, pp. 28-43, in: Martin Baumeister and Stefanie Schüler-Springorum (eds.), “If You Tolerate This…”: The Spanish Civil War in the Age of Total War, Frankfurt: Campus Verlag, 2008. Guill, Stacey, ‘”Now you have seen it”: Ernest Hemingway, Joris Ivens and The Spanish Earth’, The Hemingway Review, vol. 30, no. 1 (Fall 2010), pp. 51-68. Hale, Frederick, ‘Fighting over the Fight in Spain: The Pro-Franco Campaign of Bishop Peter Amigo of Southwark’, The Catholic Historical Review, vol. 91, no. 3 (July 2005), pp. 462-483.
- 83 -
-
Mace, Brice M., Jr. and T. Ritchie Adam, ‘Imperial Preference in the British Empire’, Annals of the American Academy of Political and Social Science, vol. 168, American Policy in the Pacific (July 1933), pp. 226-234. Moradiellos, Enrique, ‘British Political Strategy in the Face of the Military Rising of 1936 in Spain’, Contemporary European History, vol. 1, no. 2 (July 1992), pp. 123-137. O’Donoghue, Aoife, ‘Neutrality and Multilateralism after the First World War’, Journal of Conflict & Security Law, vol. 15, no. 1 (2010), pp. 169-202. Preston, Paul, ‘The Great Civil War’, pp. 148-181, in: T.C.W. Blanning (ed.), The Oxford Illustrated History of Modern Europe, Oxford: Oxford University Press, 2001. Roberts, Geoffrey, ‘Soviet Foreign Policy and the Spanish Civil War, 1936-1939’, pp. 8199, in: Christian Leitz and David J. Dunthorn (eds.), Spain in an international context, 19361959, New York: Berghahn Books, 1999. Vossen, Koen, ‘Nederland en de Spaanse Burgeroorlog’, pp. 21-33, in: Hub. Hermans (ed.), Een Nederlandse blik op de Spaanse Burgeroorlog, Utrecht: Instituto Cervantes, 2006. Peer Vries, ‘De Tweede Republiek en de Burgeroorlog, 1931-1939’, pp. 254-291, in: Raymond Fagel en Eric Storm (red.), Het land van Don Quichot: De Spanjaarden en hun geschiedenis, Amsterdam: Athenaeum – Polak & Van Gennep, 2011.
Boeken -
Alpert, Michael, A New International History of the Spanish Civil War, Basingstoke: Macmillan, 1994. Bahamonde, Ángel (ed.), Historia de España, Siglo XX 1875-1939, Madrid: Cátedra, 2000. Baumeister, Martin and Stefanie Schüler-Springorum (eds.), “If You Tolerate This…”: the Spanish Civil War in the age of total war, Frankfurt: Campus Verlag, 2008. Beller, Manfred and Joep Leerssen (eds.), Imagology: The cultural construction and literary representation of national characters; A critical survey, Amsterdam: Rodopi, 2007. Blanning, T.C.W. (ed.), The Oxford Illustrated History of Modern Europe, Oxford: Oxford University Press, 2001. Buchanan, Tom, The Spanish Civil War and the British Labour Movement, Cambridge: Cambridge University Press, 1991. Cierva, Ricardo de la, Historia esencial de la Guerra Civil Española: todos los problemas, resueltos, sesenta años después, Madridejos (Toledo): Editorial Feníx, 1996. Edwards, Jill, The British government and the Spanish civil war, 1936-1939, London: The Macmillan Press, 1979. Fagel, Raymond en Eric Storm (red.), Het land van Don Quichot: De Spanjaarden en hun geschiedenis, Amsterdam: Athenaeum – Polak & Van Gennep, 2011. Heiberg, Morten, Emperadores del Mediterráneo, Barcelona: Crítica, 2004. Hub. Hermans (ed.), Een Nederlandse blik op de Spaanse Burgeroorlog, Utrecht: Instituto Cervantes, 2006. Hopkins, James, Into the heart of the fire: the British in the Spanish Civil War, Stanford: Stanford University Press, 1998. Jong, Rudolf de, De Spaanse Burgeroorlog, Den Haag: Daamen, 1963. Keene, Judith, Fighting for Franco: international volunteers in nationalist Spain during the Spanish Civil War, 1936-39, London: Leicester University Press, 2001. Lechner, Jan, Weerspiegeling van Spanje: de belangstelling voor Spanje in Nederland, 1900-1945, Amsterdam: De Arbeiderspers, 1987. Leitz, Christian and David J. Dunthorn (eds.), Spain in an international context, 1936-1959, New York: Berghahn Books, 1999. MacGarry, Fearghal, Irish politics and the Spanish Civil War, Cork: Cork University Press, 1999.
- 84 -
-
Overy, Richard, The Twilight Years: the paradox of Britain between the wars, New York: Viking, 2009. Payne, Stanley, Spain: A Unique History, Madison: The University of Wisconsin Press, 2008. Payne, Stanley, The Spanish Civil War, the Soviet Union and communism, New Haven: Yale University Press, 2004. Stone, Glyn, Spain, Portugal and the Great Powers, 1931-1941, Basingstoke: Palgrave MacMillan, 2005. Viñas, Ángel, La soledad de la república: el abandono de las democracias y el viraje hacia la Unión Soviética, Barcelona: Crítica, 2006. Whealey, Robert, Hitler and Spain: the Nazi role in the Spanish Civil War, 1936-1939, Lexington: The University Press of Kentucky, 1989.
- 85 -
Het monument voor Deense vrijwilligers die als onderdeel van de Internationale Brigades hebben gevochten in de Spaanse Burgeroorlog. Ongeveer 550 Denen zijn afgereisd naar Spanje om aan de kant van de republikeinen te vechten, waarvan er 220 zijn omgekomen aan het Spaanse front. In 1986 is in het Churchillpark in Kopenhagen een monument voor hen opgericht.
- 86 -
Het monument ter nagedachtenis aan de Nederlandse vrijwilligers die tijdens de Spaanse Burgeroorlog in de strijd tegen het fascisme zijn gesneuveld. De twee bronzen figuren stellen een Nederlandse en Spaanse vrouw voor. Dit monument staat op het Hagedoornplein in Amsterdam Noord dat in 1986 is omgedoopt tot het Plein Spanje 1936-1939 toen het monument werd geplaatst.
- 87 -