De vernieuwing van het onderwijs aan de Open Universiteit
1. Inleiding In deze notitie geeft het College van bestuur zijn visie op de vernieuwing van het onderwijs aan de Open Universiteit in de masterfase, de schakelprogramma’s en de bachelorfase in de komende 5 à 10 jaar. In paragraaf 2 gaan we in op de uitgangspunten voor het onderwijs aan de OU, waarna we in de paragrafen 3 tot en met 5 een uitwerking geven van de vernieuwing van het onderwijs in de masterfase, de schakelprogramma’s en de bachelorfase. Daarbij zal steeds ook aandacht besteed worden aan de losse cursussen. Tot slot staan we in paragraaf 6 kort stil bij de vernieuwing van het opleidingenaanbod. 2. Uitgangspunten Kenmerkend voor het onderwijs aan de Open Universiteit is het open karakter. Concreet betekent dit dat er voor de inschrijving aan de OU geen vooropleidingseisen gelden. Inschrijving staat open voor iedereen die de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt. Voor de masterfase geldt minimaal als toelatingseis dat studenten een verwante bacheloropleiding moeten hebben afgerond of over gelijkwaardige kwalificaties moeten beschikken. Ook kunnen inhoudelijke ingangseisen aan bepaalde mastercursussen worden gesteld. De OU bevindt zich in een transformatieproces. Binnen het spanningsveld dat eigen is aan de Open Universiteit verschuift het accent van Open (nadruk op cursus, open inschrijving en flexibiliteit van het onderwijs aan de OU) naar Universiteit (nadruk op opleiding en studiesucces). De belangrijkste kenmerken van dat transformatieproces zijn: - De OU ontwikkelt zich van een aanbieder van cursussen naar een universiteit die academische bachelor- en masteropleidingen verzorgt. - Het onderwijsconcept verschuift van begeleide zelfstudie naar activerend online onderwijs. In toenemende mate wordt het onderwijs online aangeboden. - Invoering van een nieuw onderwijsmodel in de master (Master Begeleid), dat gekenmerkt wordt door meer structuur, meer begeleiding en beter studeerbare programma’s. Elementen van dit model worden ook ingevoerd in de bacheloropleidingen. - Investeren in studentbegeleiding, door invoering van een tutoraat (cursusgebonden begeleiding) en versterking van het mentoraat (cursusoverstijgende begeleiding). - Versterken van het onderzoek, zowel het profielonderzoek naar onderwijs en leren, als het disciplinaire onderzoek, en van de daarmee samenhangende valorisatie. De OU legt de nadruk op de bachelor- en masteropleidingen. Dat betekent dat studenten die dat willen en kunnen in staat gesteld moeten worden in redelijke tijd hun opleiding succesvol af te ronden met een bachelor- of mastergetuigschrift. Aansluitend bij het profiel van de OU als dé universiteit voor deeltijdonderwijs in Nederland is de ambitie daarbij dat het bachelor- en masterrendement aan de OU hoger ligt dan bij deeltijdopleidingen van andere universiteiten. Om deze ambities waar te maken, zal de OU fors moeten investeren in verbetering van het studiesucces. Veel studenten van de OU beginnen hun studie met de intentie deze met een getuigschrift af te ronden. In de praktijk blijkt dat geen eenvoudige opgave. Zeker voor bachelorstudenten vraagt het behalen van een
1
getuigschrift veel discipline gedurende lange tijd.1 Nieuw Onderwijsmodel Om studenten beter te ondersteunen in de ambitie hun opleiding met een bachelor- of mastergetuigschrift af te ronden en het studiesucces te verbeteren is een nieuw onderwijsmodel ontwikkeld, dat is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek en voortbouwt op ervaringen met vernieuwing van het onderwijs aan de OU in de afgelopen jaren, zoals de vernieuwing van het onderwijs bij Cultuurwetenschappen, Managementwetenschappen en OUX. Het nieuwe onderwijsmodel is gericht op het stimuleren van actief studiegedrag en vermindering van de vrijblijvendheid van het onderwijs, met behoud van flexibiliteit voor wie dat wil. Daardoor neemt de kans op het succesvol afronden van de opleiding toe. Kenmerken van dit nieuwe onderwijsmodel zijn: 1. De opleiding staat centraal. Cursussen zijn bouwstenen van de opleidingen en maken onderdeel uit van een leerlijn. Dat betekent dat voor een deel van de cursussen inhoudelijke ingangseisen worden gesteld en dat voor een deel van de cursussen voorkennis voorondersteld wordt. Het accent komt meer te liggen op opleidingsstudenten, met wie afspraken worden gemaakt over een studiepad dat er op gericht is in redelijke tijd hun getuigschrift te halen. Daarnaast blijft er ruimte voor studenten om individuele cursussen te volgen en om door het stapelen van cursussen een getuigschrift te halen. Het onderwijs van de OU blijft ook in de toekomst flexibel, doordat de inschrijving plaatsvindt per cursus.2 Daarmee blijft de flexibiliteit van het onderwijs aan de OU behouden. In de bachelor zal de flexibiliteit groter zijn dan in de schakelprogramma’s en de master. De cursussen zijn gelijk voor studenten die een studiepad afspreken (opleidingsstudenten) en studenten die dat niet doen (cursusstudenten). 2. Van begeleide zelfstudie naar activerend online onderwijs. Het onderwijsconcept van begeleide zelfstudie wordt vervangen door het concept van activerend online onderwijs. Studenten worden uitgedaagd om “aan de bal” te blijven, door actieve werkvormen en formatieve toetsen. De toegang tot het leermateriaal en het contact met docenten en medestudenten vindt in toenemende mate plaats via de digitale leer- en werkomgeving. 3. Meer structuur. Voor de cursussen in het masterprogramma en de schakelprogramma’s en voor een deel van de cursussen in de bachelorfase worden vaste begin- en eindmomenten gehanteerd, gebaseerd op een jaarindeling in kwartielen. Alle cursussen krijgen een omvang van een veelvoud van 2,5 EC. 4. Gestructureerde begeleiding. Door meer gestructureerde begeleiding wordt bijgedragen aan verbetering van het studiesucces. Op cursusniveau worden studenten in de master, de schakelprogramma’s en een deel van de bachelor begeleid door docenten en tutoren in de kwartielen waarin de cursus wordt aangeboden. Daarnaast 1
Van de 100 studenten die starten met een opleiding halen er 35 twee modulen. Van deze 35 haalt 30% de (fictieve) propedeuse. Van de studenten die de propedeuse succesvol afronden, rondt 35% de bachelor in 6 jaar af. 2 Zoals aangegeven in de Prestatieafspraken met de minister streeft de OU er overigens naar om ook inschrijving per studiejaar mogelijk te maken. De minister heeft aangegeven hiernaar te zullen kijken.
2
worden studenten op cursusoverstijgend niveau begeleid vanuit het mentoraat. 5. Cohortvorming. Binding vormt een belangrijke bijdrage aan studiesucces. Door cohortvorming en events in cursussen wordt de binding versterkt. Consequenties voor de bachelor, schakelprogramma’s en de master De uitwerking van de strategische keuze om de opleiding centraal te stellen en de wijze waarop het nieuwe onderwijsmodel wordt ingevoerd verschillen voor de bachelor, de schakelprogramma’s en de master. Dat hangt samen met de studentenpopulatie van de OU. Masterstudenten beschikken over een bachelorgetuigschrift of een daarmee vergelijkbaar instroomniveau. Met de invoering van de harde knip kunnen studenten die niet aan deze instroomeis voldoen geen mastercursussen meer volgen. Daarbij komt dat het overgrote deel van de masterstudenten gericht is op het afronden van een opleiding. Datzelfde geldt voor studenten in de schakelprogramma’s, die immers voorbereiden op de masteropleidingen. Schakelprogramma’s worden veelal gevolgd door HBOafgestudeerden die via de OU een academische master willen behalen.3 In de bacheloropleidingen is daarentegen sprake van een grote mate van variëteit in de studentenpopulatie, qua leeftijd, studiemotief, achtergrond en vooropleiding. Een deel van de studenten is gericht op het afronden van de studie met een bachelorgetuigschrift, een ander deel wil slechts een aantal cursussen volgen. De studiemotieven lopen uiteen van het verbeteren van de positie op de arbeidsmarkt tot intellectuele en persoonlijke vorming. Ook de vooropleiding van bachelorstudenten verschilt sterk. Sommige studenten beschikken niet over een afgeronde opleiding in het voortgezet onderwijs, anderen hebben al een universitaire opleiding afgerond. Bij de inrichting van het onderwijs moet rekening worden gehouden met deze verschillen in de studentenpopulatie en met het open karakter van het bacheloronderwijs aan de OU. In de masterfase en waar mogelijk in de schakelprogramma’s zal het onderwijs organisatorisch meer gaan lijken op deeltijdopleidingen van andere universiteiten.. Op basis van het hierboven beschreven onderwijsmodel is met ingang van 1-9-2014 de Master Begeleid ingevoerd, die gekenmerkt wordt door meer structuur, meer begeleiding en beter studeerbare programma’s. Deze aanpak, die bijdraagt aan verbetering van het studiesucces, zal zo veel mogelijk ook in de schakelprogramma’s worden ingevoerd, waarbij rekening wordt gehouden met het feit dat de schakelprogramma’s (grotendeels) bestaan uit bachelorcursussen. Er blijft binnen de masteropleidingen de mogelijkheid bestaan om losse cursussen te volgen, mits voldaan wordt aan de toelatingseisen tot de opleiding en eventuele inhoudelijke ingangseisen voor die cursussen. Vanwege de meer gestructureerde begeleiding op cursusniveau worden de cursussen van de masterprogramma’s alleen in bepaalde kwartielen geprogrammeerd en kunnen studenten niet meer elk moment met een cursus beginnen.
3
Schakelprogramma’s zijn toeleidingstrajecten naar de master voor studenten die beschikken over een HBO-bachelorgetuigschrift. Naast het schakelprogramma bestaan er verkorte bachelors in de vorm van maatwerktrajecten voor studenten die vrijstelling krijgen voor een deel van hun bacheloropleiding.
3
In de bacheloropleidingen, waar de heterogeniteit van de studentenpopulatie veel groter is, zal een aantal kenmerken van het nieuwe onderwijsmodel worden ingevoerd, om studenten die hun bachelorgetuigschrift willen halen hierbij optimaal te faciliteren. Ook in de bachelor zal meer nadruk worden gelegd op opleidingsstudenten en zal het onderwijs worden vormgegeven volgens het didactisch concept van activerend online onderwijs. De inrichting van het bacheloronderwijs zal afwijken van de masters en de schakelprogramma’s op het gebied van structuur en begeleiding. In een deel van de cursussen wordt - net als in de master en de schakelprogramma’s - de begeleiding een meer gestructureerd karakter krijgen, zowel voor opleidingsstudenten als voor cursusstudenten. Net als in de master is deze begeleiding beschikbaar in de kwartielen waarin deze cursussen worden aangeboden. Ook in de bachelor komt er een mentoraat voor studenten die afspraken maken over een studiepad van 15 EC of meer per jaar. Anders dan in de master blijft er - in elk geval de komende 5 à 10 jaar - in de bachelor een aanbod van cursussen zonder gestructureerde persoonlijke begeleiding die gedurende het hele jaar gevolgd kunnen worden. Daardoor biedt de OU in de bachelor meer mogelijkheden dan in de schakelprogramma’s en de master om losse cursussen te volgen in een flexibel regime. Bij de verdere uitwerking van dit nieuwe onderwijsmodel, zullen de resultaten worden meegenomen van het onderzoek dat het Welten Instituut doet naar de succesvoorwaarden van het model. Dat geldt ook voor de effecten van het nieuwe onderwijsmodel op de studentenpopulatie, waaronder de ontwikkeling van de verhouding tussen opleidingsstudenten en cursusstudenten. Samenvattend luiden de uitgangspunten voor het onderwijs van de OU: - Behoud van het open karakter van de OU: geen vooropleidingseisen voor de bachelor, wel voor de schakelprogramma’s en de master. - Het onderwijs sluit aan bij de heterogeniteit van de studentenpopulatie: faciliteren van studenten die hun studie met een bachelor- of mastergetuigschrift willen afronden, maar ook ruimte bieden voor studenten die alleen cursussen willen volgen. In de bachelor zal het aandeel cursisten hoger zijn dan in de schakelprogramma’s en de master. - Focus op de opleiding als programmatische eenheid met een samenhangend curriculum, waarbij de cursus (vooralsnog) eenheid van inschrijving blijft. - Verbetering van het studiesucces langs drie wegen: a. activerend online onderwijs, b. begeleiding op cursusniveau door docenten en tutoren en cursusoverstijgende begeleiding vanuit het mentoraat en c. meer structuur en beter studeerbare programma’s. In de bachelor wordt dit anders ingevuld dan in de schakelprogramma’s en de master. - Ruimte voor variëteit en maatwerk: studenten kunnen wel of niet een studiepad afspreken. Een studiepad leidt tot minder flexibiliteit en meer begeleiding. Onderstaande tabel geeft een schematisch overzicht van de uitwerking van deze uitgangspunten voor de verschillende opleidingstypen van de OU. In de volgende paragrafen wordt deze uitwerking nader toegelicht voor achtereenvolgens de master, de schakelprogramma’s en de bachelor. Daarbij wordt steeds aandacht besteed aan het perspectief van de studenten en de structuur en didactiek van de opleiding. Ook wordt ingegaan op het motief voor de OU als instelling om voor de beschreven invulling van het onderwijs te kiezen. Tot slot wordt aangegeven hoe het transitieproces wordt vormgegeven om de gepresenteerde visie te realiseren en wat daarbij de planning is.
4
Student
Bachelor
Schakelprogramma
Master
1. 2. 3. 4. 5.
1. 2. 3.
1. 2. 3.
Inschrijving per cursus Open inschrijving Intake/zelfassessment Na startfase advies / zelfselectie Keuze tussen “opleidingsstudent” en “cursusstudent” met mogelijkheid over te stappen
Opleidingsstudent: afspraken over studiepad (15 EC/jaar of meer) studeren in cohorten begeleiding (mentoraat)
Inschrijving per cursus Toelatingseisen (verwante HBO-opleiding) Afspraken over studiepad: “opleidingsstudent” als norm
Opleidingsstudent: afspraken over studiepad (15 EC/jaar of meer) studeren in cohorten begeleiding (mentoraat)
Cursusstudent vrije keuze cursussen behoudens ingangseisen cursussen vrijheid in tijd
Aanbod (cursussen en opleidingen)
1. 2.
3.
4. 5.
Cursussen vormen deel van opleidingen: preferente leerwegen en ingangseisen voor deel cursussen Activerend online onderwijs (activerende werkvormen; toegang tot studiemateriaal, docent en medestudenten vooral via digitale leeromgeving) Deel cursussen begeleid door docent of tutor, in kwartiel waarin cursus wordt aangeboden en met vaste begin- en eindmomenten In onder 3 genoemde cursussen 3 events per cursus Eenheden van veelvoud van 2,5 EC
Inschrijving per cursus Toelatingseisen (harde knip) Afspraken over studiepad: “opleidingsstudent” als norm, mogelijkheid om losse cursussen te volgen (mits toelaatbaar)
Opleidingsstudent: afspraken over studiepad (15 EC/jaar of meer) studeren in cohorten begeleiding (mentoraat) Cursusstudent: vrije keuze cursussen, behoudens a. toelaatbaarheid tot master en b. ingangseisen cursussen vrijheid in tijd
1. 2.
3.
4. 5.
Cursussen vormen deel van opleidingen: preferente leerwegen en ingangseisen Activerend online onderwijs (activerende werkvormen; toegang tot studiemateriaal, docent en medestudenten vooral via digitale leeromgeving) Zo veel mogelijk cursussen begeleid door docent of tutor, in kwartiel waarin cursus wordt aangeboden en met vaste begin- en eindmomenten In onder 3 genoemde cursussen 3 events per cursus Eenheden van veelvoud van 2,5 EC
5
1. 2.
3.
4. 5.
Cursussen vormen deel van opleidingen: preferente leerwegen en ingangseisen Activerend online onderwijs (activerende werkvormen; toegang tot studiemateriaal, docent en medestudenten vooral via digitale leeromgeving) Alle cursussen begeleid door docent of tutor, in kwartiel waarin cursus wordt aangeboden en met vaste begin- en eindmomenten In alle cursussen 3 events per cursus Eenheden van veelvoud van 2,5 EC
3. Master In deze paragraaf wordt de visie op de vernieuwing van het masteronderwijs uitgewerkt. Achtereenvolgens wordt aandacht besteed aan het perspectief van studenten, de structuur en didactiek van de opleiding, het strategisch belang van de instelling en het transitieproces. Studenten Het grootste deel van de masterstudenten (naar schatting 80%) is gericht op het behalen van een mastergetuigschift. Voor de masterprogramma’s bestaan toelatingseisen. Studenten die deelnemen aan masterprogramma’s moeten beschikken over een verwante afgeronde bacheloropleiding of een daarmee vergelijkbare instroomkwalificatie (“harde knip”). Daardoor starten ze op een vergelijkbaar niveau. Daarnaast kunnen inhoudelijke ingangseisen per cursus gelden, die samenhangen met de plaats van de cursus in het curriculum en de vooronderstelde of vereiste voorkennis. Het overgrote deel van de masterstudenten studeert om een getuigschrift te halen. Daarmee is de opleidingsstudent de norm in de master. Omdat studenten zich inschrijven per cursus hebben ze overigens ook de mogelijkheid om losse cursussen te volgen, mits ze toelaatbaar zijn tot de master en voldoen aan de ingangseisen voor de cursus. Omdat de begeleiding door docenten en tutoren beschikbaar is binnen het kwartiel waarin een cursus geprogrammeerd is, kunnen studenten niet elk moment met een cursus beginnen. Aan het begin van de master maakt de student met de OU afspraken over zijn of haar studiepad. Uitgangspunt daarbij is dat de student tussen de 15 en 30 studiepunten per jaar haalt, maar studenten kunnen ook een studiepad afspreken met meer studiepunten. Bij een lager aantal studiepunten per jaar is het niet aannemelijk dat de student de opleiding in redelijke tijd afrondt. Structuur en didactiek opleiding Masterprogramma's aan de OU kennen een duidelijke structuur. De programma's zijn opgebouwd uit eenheden met een omvang van 2,5, 5, 7,5, 10 of 15 studiepunten. Het onderwijs wordt aangeboden in een jaarrooster met vier kwartielen. De studiebelasting per kwartiel bedraagt 7,5 studiepunt, het nominale studietempo is 30 studiepunten. Cursussen hebben vaste begin- en eindmomenten. Studenten studeren in cohorten. De cursussen in de masterprogramma’s maken deel uit van een opleiding. Er zijn preferente leerwegen vastgesteld en voor een deel van de cursussen gelden ingangseisen. De didactiek in de masterprogramma’s is gebaseerd op het concept van activerend online onderwijs. Via activerende werkvormen worden studenten “aan de bal gehouden”. Per cursus zijn er tenminste drie “events”. Begeleiding vindt plaats via de digitale leer- en werkomgevingen daarnaast op cursusniveau door de docent of tutor en cursusoverstijgend door het mentoraat. Door vernieuwing van de didactiek en invoering van structuur, begeleiding en cohortvorming wordt het studiesucces van studenten bevorderd. Flexibiliteit van het onderwijs wordt gewaarborgd doordat studenten zich inschrijven per cursus en dus ook voor een eigen studietempo kunnen kiezen. Dat kan wel gevolgen hebben voor de begeleiding. De begeleiding op cursusniveau is beschikbaar binnen het kwartiel waarin de cursus wordt aangeboden (stages en scripties vormen hierop een uitzondering). Daarnaast
6
krijgen studenten met een studiepad van 15 EC per jaar of meer begeleiding vanuit het mentoraat. Instelling Omdat de masterprogramma's geen open inschrijving kennen, wil de OU in de masterprogramma’s een rendement halen dat hoger ligt dan dat van deeltijdopleidingen van andere universiteiten. Daarom wordt met de invoering van de Master Begeleid geïnvesteerd in verbetering van het studiesucces door meer structuur, meer gestructureerde begeleiding en beter studeerbare programma’s. De OU masterprogramma's zijn daarnaast van groot belang voor de toegankelijkheid van het universitaire bestel. Een groot deel van de masterstudenten aan de OU bestaat uit studenten met een afgeronde HBOopleiding. Het aandeel van deze groep is de afgelopen 10 jaar bovendien sterk gegroeid. Nu andere universiteiten hun deeltijdopleidingen afbouwen is een opleiding aan de OU voor deze groep de enige mogelijkheid om een academische master te halen. Daarmee heeft de OU ook voor het masteronderwijs een unieke en noodzakelijke plaats in het universitaire bestel. Transitie De OU heeft besloten alle masteropleidingen aan te gaan bieden op basis van het hierboven geschetste model. De nieuwe masteropleidingen zijn op 1 september jongstleden van start gegaan. Gedurende een overgangsperiode zullen de oude masteropleidingen naast de nieuwe opleidingen worden aangeboden. Met de medezeggenschap is afgesproken dat deze overgangsperiode zo kort mogelijk zal duren. 4. Schakelprogramma’s In deze paragraaf wordt de visie op de schakelprogramma’s uitgewerkt. Achtereenvolgens wordt aandacht besteed aan het perspectief van studenten, de structuur en didactiek van de opleiding, het strategisch belang van de instelling en het transitieproces. Schakelprogramma’s zijn toeleidingstrajecten naar de master voor studenten die beschikken over een HBObachelorgetuigschrift. Naast het schakelprogramma bestaan er verkorte bachelors in de vorm van maatwerktrajecten voor studenten die vrijstelling krijgen voor een deel van hun bacheloropleiding. Voor deze tweede categorie wordt individueel maatwerk gerealiseerd. Studenten Voor de schakelprogramma’s bestaan toelatingseisen. Studenten dienen te beschikken over een relevant HBO-getuigschrift of een daarmee vergelijkbare instroomkwalificatie. Daardoor starten ze op een vergelijkbaar niveau. Bovendien hebben studenten van de schakelprogramma’s een duidelijk opleidingsdoel, te weten de toelating tot een masteropleiding. Naar verwachting zijn alle studenten in schakelprogramma’s opleidingsstudent. Aan het begin van het schakelprogramma maakt de student met de OU afspraken over zijn of haar studiepad. Uitgangspunt daarbij is dat de student tussen de 15 en 30 studiepunten per jaar haalt, maar studenten kunnen ook een studiepad afspreken met meer studiepunten.4 Bij een lager aantal studiepunten per jaar is het niet aannemelijk dat de student het schakelprogramma in redelijke tijd afrondt. Structuur en didactiek opleiding 4
Overigens is er een tendens om de omvang van schakelprogramma’s terug te brengen.
7
De inrichting van de schakelprogramma’s sluit aan bij de masterprogramma's waar ze naar toe leiden. Omdat de schakelprogramma’s bestaan uit bachelorcursussen, is dat alleen mogelijk voor zover deze cursussen worden omgevormd in lijn met de uitgangspunten van de Master Begeleid. Voor de schakelprogramma’s wordt een structuur ingevoerd, waarbij de programma's zijn opgebouwd uit eenheden met een omvang van 2,5, 5, 7,5 of 15 studiepunten. Het onderwijs wordt aangeboden in een jaarrooster met vier kwartielen. De studiebelasting per kwartiel bedraagt 7,5 studiepunt, het nominale studietempo is 30 studiepunten. Cursussen hebben vaste begin- en eindmomenten. Studenten studeren in cohorten. Er worden preferente leerwegen vastgesteld en voor een deel van de cursussen gelden ingangseisen. De didactiek in de schakelprogramma’s wordt gebaseerd op het concept van activerend online onderwijs en gekenmerkt door activerende werkvormen, drie “events” per cursus en begeleiding via de digitale leer- en werkomgeving, de docent of tutor op cursusniveau en op cursusoverstijgend niveau door het mentoraat. Door vernieuwing van de didactiek en invoering van structuur, begeleiding en cohortvorming wordt het studiesucces van studenten bevorderd. Flexibiliteit van het onderwijs wordt gewaarborgd doordat studenten zich inschrijven per cursus en dus ook voor een eigen studietempo kunnen kiezen. De gestructureerde begeleiding op cursusniveau is beschikbaar binnen het kwartiel waarin de cursus wordt aangeboden. Daarnaast krijgen studenten met een studiepad van 15 EC per jaar of meer begeleiding vanuit het mentoraat. Instelling Omdat een groot deel van de instroom van de masterstudenten van de OU niet beschikt over een afgeronde verwante WO-bacheloropleiding, zijn de schakelprogramma's van groot belang voor de instroom in de masterprogramma's en voor de toegankelijkheid van het masteronderwijs van de OU. Dat geldt ook voor de verkorte bachelors. Aan andere universiteiten staan de schakelprogramma's onder druk, onder meer als gevolg van gewijzigde regelgeving per 1 september 2013, die bepaalt dat voor schakelprogramma’s een vergoeding mag worden gevraagd ter hoogte van het wettelijk collegegeld. De OU werkt met een aantal universiteiten samen bij het vormgeven en verzorgen van schakelprogramma's. Met deze samenwerking levert de OU een belangrijke bijdrage aan de toegankelijkheid van het universitaire masteronderwijs. Om te zorgen dat de schakelprogramma’s aantrekkelijk zijn voor studenten als toeleiding naar een masteropleiding, moeten de rendementen van de schakelprogramma’s worden verhoogd. Door de schakelprogramma’s te baseren op de didactiek van activerend online onderwijs en (waar mogelijk) de structuur van de masteropleidingen ook in de schakelprogramma’s in te voeren wordt geïnvesteerd in substantiële verbetering van het studiesucces in de schakelprogramma’s. Transitie Naast de invoering van de Master Begeleid geeft de OU het komende jaar prioriteit aan de herinrichting van de schakelprogramma’s, zodat die goed aansluiten op de nieuwe masteropleidingen. Vanaf 2015 worden de schakelprogramma’s (waar mogelijk) omgevormd conform het nieuwe onderwijsmodel voor de masters.
8
5. Bachelor In deze paragraaf wordt de visie op het bacheloronderwijs uitgewerkt. Achtereenvolgens wordt aandacht besteed aan het perspectief van studenten, de structuur en didactiek van de opleiding, het strategisch belang van de instelling en het transitieproces. Studenten Voor het bacheloronderwijs gelden geen vooropleidingseisen. Mede daardoor is de studentenpopulatie in de bachelorprogramma’ s zeer heterogeen, in termen van motivatie, voorkennis, studievaardigheden en opleidingsdoel. Veel studenten die starten met het bacheloronderwijs van de OU hebben de intentie een getuigschrift te halen, maar gedurende de rit blijkt een groot aantal van hen uit te vallen. De inspanningen die voor het halen van een bachelorgetuigschrift van studenten worden gevraagd zijn niet alleen groot, maar moeten ook lang worden volgehouden. Studenten die een getuigschrift willen en kunnen halen moeten daarom in de toekomst beter worden ondersteund. Daarom gaat de OU in de toekomst ook met deze studenten afspraken maken over hun studiepad. Daarbij geldt ook voor de bacheloropleidingen het uitgangspunt dat opleidingsstudenten tussen de 15 en 30 studiepunten per jaar halen, zodat ze in een periode tussen 6 en 12 jaar hun bachelor afronden. Studenten kunnen ook een studiepad afspreken met meer studiepunten. Bij een lager aantal studiepunten per jaar wordt de kans op het succesvol afronden van de opleiding te gering geacht. De open inschrijving voor de bachelorprogramma’s blijft gehandhaafd. Aspirantstudenten krijgen een zelfassessment aangeboden, waarmee ze kunnen bepalen of ze geschikt zijn voor een studie aan de Open Universiteit en het onderwijsconcept van activerend online onderwijs. Op basis van de resultaten van een nader te bepalen aantal inleidende cursussen krijgen studenten een advies over de voortgang van hun studie en kunnen zij kiezen om als opleidingsstudent een studiepad af te spreken, gericht op het behalen van een bachelorgetuigschrift of om als cursusstudent losse cursussen te volgen. Omdat studenten zich inschrijven per cursus hebben ze de mogelijkheid losse cursussen te volgen. Daarbij geldt net als in de master dat vanwege de plaats van cursussen in het curriculum meer dan in het huidige model ingangseisen aan cursussen gesteld zullen worden. Voor cursussen die begeleid worden door docenten en tutoren geldt dat deze begeleiding beschikbaar is binnen het kwartiel waarin een cursus geprogrammeerd is. Daarom kunnen studenten met deze cursussen niet op elk moment in het jaar beginnen. Cursussen zonder persoonlijke begeleiding kunnen wel het hele jaar gevolgd worden. In de bachelorprogramma’s zal de verhouding tussen opleidingsstudenten en cursusstudenten anders liggen dan in de masters en schakelprogramma’s, waar het overgrote deel van de studenten bestaat uit opleidingsstudenten. Verwachting is dat beide categorieën zo’n 50% van de bachelorstudenten zullen uitmaken. Daarom moet het mogelijk zijn in de bachelorfase over te stappen tussen beide categorieën, als het opleidingsmotief en de ambities in de loop van de tijd veranderen. Structuur en didactiek opleiding Studenten moeten een reële kans hebben het bachelorgetuigschrift te halen. Daarvoor is nodig dat in de bachelorprogramma’s het opleidingsperspectief nadrukkelijk zichtbaar is. Wel wordt in de bachelor gekozen voor meer flexibiliteit in het studieprogramma, zowel vanwege de kenmerken van de studentenpopulatie als met het oog op studeerbaarheid en de mogelijkheid om te differentiëren in studietempo.
9
De inleidende cursussen hebben het karakter van oriëntatie en zelfselectie. Na een nader te bepalen aantal inleidende cursussen wordt beoordeeld of studenten in staat zijn het onderwijs aan de OU te volgen en krijgen studenten een advies over het vervolg van hun studie. Voor studenten die na afronding van de inleidende cursussen kiezen om als opleidingsstudent een studiepad van tenminste 15 EC per jaar af te spreken, geldt dat zij gaan studeren in cohorten en cursusoverstijgende begeleiding krijgen vanuit het mentoraat. In een deel van de bachelorcursussen zullen “events” en gestructureerde begeleiding door docenten en tutoren worden ingevoerd. Deze cursussen hebben vaste begin- en eindmomenten. De begeleiding zal plaatsvinden in het kwartiel waarin de cursus wordt aangeboden. Er wordt een OU-breed kader opgesteld, waarin de criteria worden vastgelegd voor de cursussen waarbij gestructureerde begeleiding wordt ingevoerd. Daarbij gaat het enerzijds om de onderwijskundige meerwaarde, anderzijds om de haalbaarheid gegeven de beschikbare middelen en personele capaciteit. Bij onderwijskundige meerwaarde wordt gekeken of gestructureerde begeleiding nodig is om de doelen van de cursus te realiseren. Dat is onder meer het geval bij cursussen die gericht zijn op het aanleren van academische, onderzoeks- en beroepsvaardigheden. Daarnaast kan gestructureerde begeleiding nodig zijn voor de aanpak van struikelvakken. Gegeven de beschikbare middelen en de beschikbaarheid van docenten en tutoren zal niet bij alle bachelorcursussen gestructureerde begeleiding worden ingevoerd. Bovendien sluit invoering van gestructureerde begeleiding bij alle bachelorcursussen niet aan bij de heterogeniteit van de studentenpopulatie en de daarvoor vereiste flexibiliteit. Daarvoor is het nodig dat een deel van de bachelorcursussen het hele jaar gevolgd kan worden. Voor de tweede categorie geldt dat begeleiding plaatsvindt via het studiemateriaal en de digitale leer- en werkomgeving. Daarnaast worden ook de bachelorprogramma’s gestructureerd in de vorm van eenheden van 2,5, 5, 7,5 of 15 studiepunten en worden preferente leerwegen vastgesteld, die het mogelijk maken de opleiding in een nominaal tempo van zes jaar af te ronden. Instelling In de bachelorprogramma’s komt het open karakter van de OU het meest nadrukkelijk naar voren. Toegankelijkheid voor studenten die (onderdelen van) een academische opleiding willen volgen en daartoe de capaciteiten hebben, maar niet beschikken over de vereiste vooropleiding is een wezenskenmerk van de Open Universiteit en vormt een belangrijke legitimatie voor haar positie in het bestel. Dit open karakter stelt wel grenzen aan de oriëntatie op rendementen en prestaties in het bacheloronderwijs. De bacheloropleidingen van de OU kunnen niet alleen in termen van prestaties en rendement gelegitimeerd worden en behoeven een blijvend politiek c.q. maatschappelijk fundament in het in de wet vastgelegde open karakter van de OU. De bacheloropleidingen zijn daarbij niet alleen onderwijsinhoudelijk, maar ook naar volume en financiering de basis van de Open Universiteit. In de praktijk betekent dit de bachelorfase ruimte moet bieden aan een grote diversiteit aan studenten, waarbij de meest gemotiveerde en studievaardigen onder hen zullen worden uitgenodigd een studiepad af te spreken dat in een vastgesteld tijdpad naar het getuigschrift voert. Met het oog op vergelijkbaarheid met deeltijdopleidingen van andere universiteiten zullen bij het bepalen van het studiesucces van de OU alleen de opleidingsstudenten worden meegerekend en zal het bachelorrendement bepaald worden van studenten die de (fictieve) propedeuse hebben behaald. Transitie Voor de vernieuwing van het bacheloronderwijs wordt een geleidelijke aanpak gekozen. Vanaf 2015 wordt
10
bij de revisie van cursussen de omvang aangepast (veelvoud van 2,5 EC), wordt de didactiek van activerend online onderwijs ingevoerd en wordt bij een deel van de cursussen gestructureerde begeleiding ingevoerd, in combinatie met vaste begin- en eindmomenten. Daarnaast worden er preferente leerwegen vastgesteld en gaan voor een deel van de cursussen ingangseisen gelden. Aandachtspunten bij de uitwerking vormen het regime c.q. de voorzieningen voor studenten met een functiebeperking en de omvorming van de systemen bij de GSO. 6. Opleidingenaanbod Tot slot wordt in deze laatste paragraaf kort stilgestaan bij de vernieuwing van het opleidingenaanbod van de OU. Het huidige opleidingenaanbod bestaat uit disciplinaire opleidingen. Op termijn wil het College van bestuur daarnaast een beperkt aantal brede bacheloropleidingen invoeren. Met de invoering van brede bachelors wordt enerzijds het multidisciplinaire karakter van het onderwijs aan de OU versterkt (in lijn met de ontwikkeling bij andere universiteiten) en anderzijds de doelmatigheid en toekomstbestendigheid van het opleidingenaanbod van de OU verbeterd. De komende jaren zullen er geen aanpassingen in het opleidingenaanbod plaatsvinden. Prioriteit ligt bij de in de vorige paragrafen beschreven vernieuwing van de master-, schakel- en bachelorprogramma’s. Het commercieel onderwijsaanbod van de OU bestaat voor het leeuwendeel uit cursussen die onderdeel uitmaken van de academische bachelor- en masterprogramma’s. De komende jaren zal minder prioriteit worden gegeven aan het commerciële aanbod, omdat de aandacht vooral nodig is voor de vernieuwing van het bachelor- en masteronderwijs. Op termijn zal wel geïnvesteerd worden in het commerciële aanbod, met het oog op valorisatie en voor het genereren van derde geldstroominkomsten. Daarnaast moeten commerciële programma’s bijdragen aan valorisatie en kostendekkend zijn. Bij de ontwikkeling van commercieel onderwijsaanbod zal de nadruk liggen op de meest veelbelovende en betekenisvolle cursussen.
11