Waarden en kiezers (2)
De valkuil van de culturele maakbaarheid wouter van der brug
28
In Nederland, maar ook in andere West-Europese landen ¬ zoals Duitsland ¬ verliezen gouvernementele partijen terrein aan radicalere, vaak populistische, partijen aan de linkeren/of rechterzijde van het politieke spectrum. De vvd lijdt onder de concurrentie van de dissidenten Wilders en Verdonk, de PvdA heeft het in de peilingen al geruime tijd flink te verduren en ook het cda staat op verlies, zij het in mindere mate. Sommigen betogen dat de middenpartijen een populistische stijl van politiek bedrijven zouden moeten overnemen om hun electorale kansen te vergroten. Bij de vvd klonk de roep om meer jip-en-janneketaal, waarna men op zijn wenken werd bediend. Jan Peter Balkenende presenteerde tijdens de campagne van 2006 het showbizz-programma rtl Boulevard. Wouter Bos heeft gezegd dat wat meer populisme zo slecht nog niet is. In deze bijdrage ga ik specifiek in op de electorale positie van de PvdA, met als startpunt kennis over het electoraat zoals verzameld in kiezersonderzoek. Ik zal betogen dat de PvdA ¬ hetzelfde geldt overigens voor de andere middenpartijen ¬ zich niet moet blindstaren op stijlkenmerken. Juist de politieke inhoud is essentieel voor het veroveren van een stabielere Over de auteur Wouter van der Brug is hoogleraar Algemene Politicologie aan de Universiteit van Amsterdam Noten zie pagina 37 s & d 11 | 20 0 8
electorale basis. Aan het slot van mijn betoog doe ik een voorzet voor inhoudelijke keuzes op enkele zwaarwegende beleidsterreinen. kiezers kiezen meer Vanaf de jaren zestig heeft zich een proces van ontzuiling voltrokken dat samenhangt met processen van emancipatie van individuele burgers. Dit is geen typisch Nederlands verschijnsel, het doet zich in alle westerse landen voor. Geëmancipeerde burgers voelen minder sterke groepsloyaliteiten dan vorige generaties. Kiezers zijn dus steeds meer gaan kiezen: zij bepalen bij iedere verkiezing opnieuw welke partij hun het meest aanspreekt. Doordat er gemakkelijker geswitcht wordt tussen partijen zijn verkiezingsuitslagen steeds grotere schommelingen gaan vertonen. Als gevolg van de afnemende invloed van sociaal-structurele factoren, zoals sociale klasse en religie, zijn inhoudelijke overwegingen belangrijker geworden voor het stemgedrag. Uiteraard is het voor kiezers niet mogelijk alle inhoudelijke thema’s mee te wegen en daarom is het voor hen belangrijk dat partijen een helder ideologisch profiel hebben. Ideologieën maken het handelen van partijen voor kiezers begrijpelijk en voorspelbaar. Op basis daarvan kan men een inhoudelijk beredeneerde keuze maken, zonder kennis te hebben van de partijprogramma’s.
Waarden en kiezers Wouter van der Brug De valkuil van de culturele maakbaarheid Sinds het einde van de jaren tachtig zien we echter dat het ideologische profiel van veel politieke partijen bleker is geworden en dat de grote partijen zich minder duidelijk van elkaar onderscheiden. Dit laatste geldt zeker voor twee stromingen die in belangrijke mate hebben bijgedragen aan de totstandkoming van de
Niet stijl maar inhoud is essentieel voor het veroveren van een stabiele electorale basis naoorlogse verzorgingsstaten in veel Europese landen: de sociaal-democratie en de christen-democratie. Partijen uit beide stromingen hebben medewerking verleend aan neoliberaal beleid dat is gericht op verzelfstandiging en privatisering van (voormalige) publieke sectoren. Ze hebben wel eigen accenten gezet bij deze hoofdzakelijk neoliberale koers, maar dragen geen heldere visie uit op de toekomst van de verzorgingsstaten die ze zelf hebben vormgegeven. Ook zijn ze op zoek naar een toekomstvisie op problemen rond immigratie en integratie van minderheden. Naarmate het voor kiezers die zich op inhoudelijke kwesties oriënteren moeilijker wordt om te weten waar partijen precies (voor) staan, zullen zij vaker tot op het laatste moment twijfelen tussen twee of meer partijen die zij vrijwel even aantrekkelijk vinden.1 Een kleine verandering kan dan net de doorslag geven ¬ beoordelingen van individuele kandidaten bijvoorbeeld, of kleine blunders in de campagnevoering. De opkomst van populistische partijen aan de linker- en rechterzijde van het politieke spectrum moet niet worden uitgelegd als een bewijs voor het belang van een populistische stijl van campagnevoeren en/of politiek bedrijven. Uit onderzoek blijkt juist dat mensen die op populistische partijen stemmen zich evenzeer door inhoudelijke overwegingen laten leiden als degenen die kiezen voor de gevestigde partijen. 2 s & d 1 1 | 20 0 8
Voor de PvdA komt dit alles erop neer dat electoraal herstel vooral zal moeten worden bereikt door een aantrekkelijk inhoudelijk programma uit te dragen. Dat programma zal voor kiezers op een herkenbare manier moeten aansluiten bij de sociaal-democratische beginselen. profileren op links Om inzicht te krijgen in de concurrentiepositie van de PvdA ten opzichte van andere partijen, kunnen we gebruikmaken van het Nationaal Kiezersonderzoek (nko). Aan respondenten wordt gevraagd op een tienpuntsschaal aan te geven ‘hoe waarschijnlijk het is dat ze ooit eens op een bepaalde partij zullen stemmen’. Deze vraag is in 2006 gesteld voor alle nu in het parlement vertegenwoordigde partijen, behalve ton. Een score 1 betekent ‘ik zal zeker nooit op deze partij stemmen’, een 10 staat voor ‘ik zal zeker wel eens op deze partij stemmen’. In oktober 2006 gaf 41% van de respondenten een score van 7 of hoger aan de PvdA. Dit electoraal potentieel zou goed zijn voor ruim zestig zetels in de Tweede Kamer, ware het niet dat de aanname dat een partij haar hele potentieel weet te mobiliseren uiteraard volstrekt onrealistisch is. Van die zestig zetels zijn er slechts twaalf (19%) min of meer zeker voor de PvdA. Dit is de groep kiezers die alleen aan de PvdA een hoge score geeft en aan geen enkele andere partij. Het PvdA-potentieel overlapt voor 32% (twintig zetels) met dat van één andere partij, voor 32% met dat van twee andere partijen en voor 17% met dat van drie of meer partijen. De grootste concurrent is de sp: 45% van de potentiële PvdAstemmers geeft ook aan de sp een score van 7 of hoger. Ook de overlap met GroenLinks is groot, net als die met het cda: 34%, respectievelijk 26%. Voor d66 en de vvd stopt de teller bij 18%, de overlap met het pvv-potentieel bedraagt 7%. De PvdA concurreert dus vooral met de andere linkse partijen, maar ook met het cda. Het is niet reëel om te verwachten dat de PvdA zich tegelijkertijd aantrekkelijk kan profileren voor zowel potentiële cda-kiezers als voor potentiële
29
Waarden en kiezers Wouter van der Brug De valkuil van de culturele maakbaarheid sp- of GroenLinks-stemmers. Aangezien er ter linkerzijde meer te verliezen en meer te winnen valt, lijkt een linkse profilering vanuit electoraal perspectief voor de PvdA het meest verstandig. stabiele publieke opinie Hoe zijn kiezersvoorkeuren verdeeld als het gaat om specifieke beleidsvraagstukken? Ik beperk mij hier tot de twee, in mijn ogen, grootste binnenlandse sociale kwesties van deze tijd: de toekomst van de verzorgingsstaat en de migratie- en integratieproblematiek. Uit onderzoek van onder andere het scp is bij herhaling gebleken dat er in Nederland zeer veel steun is voor het behoud van sociale-zekerheidsarrangementen. 3 In het nko wordt de vraag gesteld of inkomensverschillen groter of juist kleiner zouden moeten worden. Respondenten kunnen antwoorden op een zevenpuntsschaal waarvan alleen de uitersten zijn gelabeld. Figuur 1 toont de verdeling van de antwoorden sinds 1994. Wat blijkt is dat de publieke opinie in Nederland vrij stabiel is en al geruime tijd naar links neigt op dit sociaal-economische thema. Voor zover er veranderingen zijn, is er in 2006 vooral een sterkere roep om inkomensni-
vellerende maatregelen, hetgeen waarschijnlijk verband houdt met onvrede over de topsalarissen. Niet op alle sociaal-economische thema’s neigt de publieke opinie overigens naar links: de meerderheid van de Nederlanders wil de hypotheekrenteaftrek niet veranderen. Figuur 2 laat de verdeling zien van de antwoorden op de vraag in welke mate ‘allochtonen hier mogen wonen met behoud van eigen cultuur’. Ook hier wordt gewerkt met een zevenpuntsschaal, waarbij de 1 als label heeft ‘behoud van eigen cultuur voor allochtonen’ en de 7 ‘zij moeten zich geheel aanpassen’. De figuur laat zien dat er in elk geval sinds 1994, toen deze vraag voor het eerst werd gesteld, onder de Nederlandse bevolking zeer weinig steun bestaat voor het multiculturalisme. In 1994 plaatste 45% van de respondenten zich in die categorieën 6 en 7 (geheel aanpassen); in 2006 de helft. Het beeld is dus stabiel. Kiezen we andere variabelen die indicatief zijn voor de ‘culturele dimensie’, dan zien we eenzelfde beeld. Een duidelijke meerderheid van de burgers vindt dat het asielbeleid strenger moet worden en een overgrote meerderheid wil dat crimineel gedrag strenger wordt bestraft. Overigens blijkt er nauwelijks samenhang te bestaan tussen opvattingen over culturele
Figuur 1 Verdeling kiezersvoorkeuren op ‘inkomensverschillen’
30
Kleinere inkomensverschillen Bron: Nationaal Kiezersonderzoek 1994-2006 s & d 11 | 20 0 8
Grotere inkomensverschillen
Waarden en kiezers Wouter van der Brug De valkuil van de culturele maakbaarheid Figuur 2 Verdeling kiezersvoorkeuren op ‘integratie’
Allochtonen mogen hun eigen cultuur behouden
Allochtonen moeten zich geheel aanpassen
Bron: Nationaal Kiezersonderzoek 1994-2006 issues (immigratie, asielzoekers, criminaliteit) enerzijds en sociaal-economische issues anderzijds. De volgende vraag is welke posities politieke partijen innemen ten aanzien van deze thema’s. Figuur 3 (zie pagina 32) geeft grafisch weer waar de respondenten van het Nationaal Kiezersonderzoek een vijftal partijen in 2002 (gemiddeld) plaatsten. Voor deze vragen werden dezelfde zevenpuntsschalen gehanteerd als voor de vragen over de eigen opinies van de respondenten. De percentages corresponderen met het aantal kiezers in elk van de kwadranten, waarbij de middelste antwoordcategorie (4) niet is meegenomen. Figuur 3 laat zien dat de partijen in 2002 netjes geordend waren van linksonder naar rechtsboven: kiezers namen een vrijwel eendimensionaal partijstelsel waar. Aan de ene kant stonden de linkse partijen, die gezien werden als links op zowel het gebied van inkomensverdeling als op het punt van integratie. Aan de andere kant bevonden zich de rechtse partijen waarvoor, met enige nuances, het omgekeerde gold. Een belangrijke uitzondering betreft het cda, dat in 2002 een opmerkelijk ‘linksig’ profiel had op het thema van inkomensverdeling. s & d 1 1 | 20 0 8
Willen we de verkiezingsuitslag van 2002 beter begrijpen dan moeten we ook weten waar de kiezers stonden. Het kwadrant linksboven herbergt het grootste percentage kiezers: mensen die kleinere inkomensverschillen willen en vinden dat immigranten zich (geheel) moeten aanpassen. Deze groep werd door geen enkele partij echt vertegenwoordigd. Op welke partij deze kiezers stemden hing dus sterk af van de vraag welk thema voor hen zwaarder woog: sociaal-economische issues of integratie. Het historische verlies van de PvdA in 2002 laat zich grotendeels verklaren uit het feit dat immigratie/integratie het dominante onderwerp was geworden en de PvdA op dit thema een impopulaire positie innam. Figuur 4 (zie pagina 32) laat de posities zien van partijen en kiezers in 2006. Vanwege de beschikbaarheid van data staan er ten dele andere partijen in afgebeeld dan in figuur 3. Opvallend is dat de groep kiezers in het vak linksboven iets is gegroeid ten opzichte van 2002 én dat PvdA, cda en vvd enigszins in hun richting bewegen. Verder blijkt uit de figuur dat kiezers op de twee onderzochte thema’s vrijwel geen inhoudelijke verschillen zien tussen de sp en de PvdA.
31
Waarden en kiezers Wouter van der Brug De valkuil van de culturele maakbaarheid
Figuur 3 P osities van kiezers en partijen in 2002 op inkomensverdeling en integratie (de percentages zijn de percentages respondenten in de categorieën 1 t/m 3 en 5 t/m 7)
37%
Geheel aanpassen
lpf cda
PvdA
14%
vvd
d66 10%
1%
Kleinere inkomensverschillen
Eigen cultuur behouden
Grotere inkomensverschillen
Bron: Nationaal Kiezersonderzoek 2002-2003
Figuur 4 P osities van kiezers en partijen in 2006 op inkomensverdeling en integratie (de percentages zijn de percentages respondenten in de categorieën 1 t/m 3 en 5 t/m 7)
vvd
45%
10%
Geheel aanpassen
cda cu sp
PvdA 11%
2%
Eigen cultuur behouden
32 Kleinere inkomensverschillen
Grotere inkomensverschillen
Bron: Nationaal Kiezersonderzoek 2006 voorzet voor herpositionering Zoals gezegd: structureel electoraal herstel kan de PvdA enkel bereiken door een aantrekkelijk inhoudelijk programma te formuleren dat op een herkenbare manier aansluit bij de sociaals & d 11 | 20 0 8
democratische beginselen. Een charismatisch leider naar voren schuiven volstaat niet, zoals de PvdA in 2006 zelf heeft ondervonden. Wouter Bos is in zijn mediaoptredens en in het debat een zeer sterke persoonlijkheid. Dat hij desalniettemin zijn glans verloor tijdens de cam-
Waarden en kiezers Wouter van der Brug De valkuil van de culturele maakbaarheid pagne kwam doordat de PvdA haar inhoudelijke verhaal onvoldoende op orde had en daardoor in het defensief kon worden gedrukt. Bovendien: niets is zo onvoorspelbaar en ‘hype-gevoelig’ als het imago van een politiek leider. De hier gepresenteerde gegevens laten een hoge mate van stabiliteit van de publieke opinie zien tussen 1994 en 2006. Recentere nko-cijfers zijn helaas nog niet beschikbaar, maar er is weinig reden om aan te nemen dat er tussen 2006 en 2008 grote veranderingen hebben plaatsgevonden in opvattingen over bijvoorbeeld inkomensverdeling en integratie. Verder weten we dat electorale potentiëlen veel stabieler zijn dan verkiezingsuitslagen. Aangezien de PvdA in 2006 van alle partijen het grootste potentieel had binnen de twee groepen burgers linksboven en linksonder in figuur 4, staat de partij er structureel gezien niet slecht voor. Het grote dilemma voor de PvdA is dat de potentiële achterban sterk verdeeld is over culturele thema’s als immigratie, integratie en inburgering. Een groot deel van de potentiële PvdA-kiezers is het op dit terrein meer eens met rechtse dan met linkse partijen. Daar staat tegenover dat de PvdA een ruime aanhang heeft onder migranten, van wie velen een gematigde variant van de islam belijden. Deze mensen wil de PvdA niet van zich vervreemden ¬ niet alleen uit electorale overwegingen, maar ook omdat migranten gezien hun kwetsbare sociaaleconomische positie bij uitstek een groep zijn waarvoor sociaal-democraten willen opkomen. Gegeven de heersende kiezersopvattingen en waargenomen partijposities zullen rechtse partijen er in het algemeen garen bij spinnen als culturele thema’s de politieke agenda beheersen, terwijl linkse partijen ervan profiteren als sociaaleconomische thema’s sterk in de belangstelling staan. Deze informatie komt goed van pas in verkiezingscampagnes, structureel gezien zet ze echter weinig zoden aan de dijk. Voor de langere termijn gaat het voor de PvdA toch om de vraag hoe sociaal-economische thema’s verbonden kunnen worden met culturele thema’s, op een wijze die recht doet aan de beginselen van de partij. s & d 1 1 | 20 0 8
Die inhoudelijke koers mag niet worden bepaald door opiniepeilingen, daarvoor is de PvdA niet opgericht. Enquêtes en focusgroepen kunnen inzicht verschaffen in de problemen die burgers ervaren, maar politici zullen zelf met oplossingen moeten komen. Op basis van de in deze bijdrage geschetste electorale krachtsverhoudingen kunnen geen waardevrije conclusies worden getrokken over de richting die de PvdA zou moeten inslaan. Desalniettemin wil ik de gelegenheid aangrijpen om enkele punten aan te stippen.
De koers van de PvdA mag niet worden bepaald door opiniepeilingen Op sociaal-economische thema’s is de uitgangspositie van de PvdA niet ongunstig. Er bestaat in ons land veel steun voor de verzorgingsstaat en ook voor inkomensnivellering. De PvdA bepleit al langere tijd een brede en activerende verzorgingsstaat: ‘van iedereen’ in die zin dat van iedereen wordt verlangd er naar vermogen aan bij te dragen, ‘voor iedereen’ in die zin dat sociale zekerheid niet alleen aan de laagste inkomensgroepen wordt geboden, maar ook aan de hogere. Voor dit uitgangspunt is onder de bevolking voldoende animo. Het grootste probleem zit dan ook niet daar, bij het principe, maar in de uitvoering. Schuldsanering en herintegratietrajecten zijn door de overheid verramsjt aan dubieuze, soms zelf malafide bureautjes. Ook in de (thuis)zorg wordt sterk vertrouwd op marktwerking. De PvdA zou zich duidelijker moeten afkeren van de typisch neoliberale opvatting dat diensten beter werken als ze worden overgelaten aan de markt. Een van de thema’s waar burgers zich grote zorgen over maken is de openbare orde. Links Nederland heeft op dit terrein vanaf de jaren zeventig een deel van zijn ‘natuurlijke achterban’ van zich vervreemd door zeer libertaire stand-
33
Waarden en kiezers Wouter van der Brug De valkuil van de culturele maakbaarheid punten in te nemen. Men vond het kleinburgerlijk om mensen te beperken in hun keuze om zich te prostitueren, hard drugs te gebruiken of psychiatrische hulp te weigeren. Links stond hierin overigens niet alleen; deze opvattingen vonden veel weerklank bij de vvd. Ze zijn vaak ook juist door rechtse partijen in beleid omgezet, met alle gevolgen van dien. Zo heeft de sluiting van psychiatrische ziekenhuizen in de jaren tachtig geleid tot een dramatische toename van het aantal schizofrene zwervers en is Nederland een internationaal centrum geworden voor drugs- en vrouwenhandel. Zoals Scandinavische zusterpartijen van de PvdA al eerder constateerden, druist dergelijk beleid in tegen de principes van de sociaaldemocratie. Aangezien er op al deze terreinen nauwelijks sprake is van individuele keuzevrijheid ¬ dat geldt voor de drugsverslaafde zo goed als voor de schizofreen die stemmen hoort of de prostituee wier familie in Oekraïne bedreigd wordt ¬ straalt het libertaire beleid
Een streng migratiebeleid is goed te verenigen met sociaaldemocratische beginselen
34
in feite vooral maatschappelijke onverschilligheid uit. 4 Daar komt bij dat de gevolgen ervan worden afgewenteld op de zwakste groepen. De ‘zorgmijdende’ schizofrene man die in 1993 zijn Turkse buurmeisje doodsloeg met een stuk hout woonde in een sociale huurwoning in de Vrolikstraat in Amsterdam-Oost. De drugsoverlast in die stad concentreerde zich jarenlang in de Bijlmer. Bij rellen in het stadsdeel Slotervaart staken Marokkaanse jongeren auto’s in brand van hun eigen buurtgenoten. Juist omdat bewoners van armere buurten de meeste last van criminaliteit en onveiligheid hebben zou criminaliteitsbestrijding bij uitstek een prioriteit moeten zijn voor links. s & d 11 | 20 0 8
Bij de PvdA heeft zich inmiddels een grote cultuuromslag voltrokken. Zo hebben Amsterdamse en Rotterdamse PvdA-wethouders de bestrijding van criminaliteit en ernstige overlast tot een belangrijke beleidsprioriteit uitgeroepen. Dat wordt door kiezers ook onderkend: de meesten zien de PvdA als een partij die misdaad strenger wil bestraffen. In electoraal opzicht is dat niet ongunstig; de meeste kiezers delen die opvatting immers. het heetste hangijzer: integratie Velen zien de PvdA als een partij van ‘open grenzen’ en cultuurrelativisme. Op dat beeld valt echter wel wat af te dingen, zeker ten aanzien van immigratie. Toen in de jaren zestig de eerste gastarbeiders werden gerekruteerd reageerden vooral de vakbonden maar ook linkse partijen afwijzend: het beleid werd gehekeld als een strategie om lonen te drukken. De opvattingen van de felste vroege criticasters van het immigratiebeleid ¬ de oude en de jonge Drees, de sp ¬ kregen binnen de PvdA evenwel zeer weinig steun.5 Latere maatregelen om migratie te bemoeilijken waren juist wel weer afkomstig van de PvdA, i.c. de staatssecretarissen Kosto en Cohen. Een streng toelatingsbeleid is niet onverenigbaar met linkse opvattingen. Voor de verzorgingsstaat is het schadelijk als Oost-Europese zzp’ers ver onder de cao-lonen werken. Zolang de huisvesting van deze mensen niet goed is geregeld, legt hun komst een grote druk op de sociale huurvoorraad. Dat (klein)kinderen van Turkse en Marokkaanse migranten ongeschoolde huwelijkspartners zoeken in het land van hun (groot)ouders is sociaal onwenselijk. Wie de Nederlandse taal onvoldoende beheerst, is op de arbeidsmarkt in een kenniseconomie bij voorbaat zo goed als kansloos en kan niet volwaardig deelnemen aan de samenleving. Uiteraard zijn er grenzen aan de mate waarin een rechtsstaat de partnerkeuze van burgers kan beïnvloeden of asiel kan weigeren aan mensen die in hun eigen land worden vervolgd. Mijn belangrijkste punt is dat een restrictief
Waarden en kiezers Wouter van der Brug De valkuil van de culturele maakbaarheid toelatingsbeleid ¬ iets wat de meeste burgers wensen ¬ niet onverenigbaar is met de sociaaldemocratische beginselen, zeker wanneer men geen culturele criteria hanteert, maar sociale. Het lastigste punt voor de PvdA ¬ en niet alleen die partij ¬ blijft het integratiebeleid. Het is mede aan de PvdA te wijten dat er zo lang een taboe op dit thema heeft gerust en dat vrijblijvend multiculturalisme de beleidsagenda bepaalde. De meeste burgers vinden al veel langer dat immigranten zich ‘geheel moeten aanpassen aan de Nederlandse gewoonten’ (zie figuur 2). Vrijblijvend multiculturalisme is voor een meerderheid van de burgers niet aanvaardbaar. ‘Volledige aanpassing’ kan voor de PvdA echter ook het uitgangspunt niet zijn. De rechtsstaat garandeert het recht van individuen om zich binnen bepaalde grenzen niet aan te passen aan de heersende normen. De enquêtevraag maakt niet duidelijk op welke punten burgers wensen dat nieuwkomers zich aanpassen. Zo zijn veel culturele uitingen voor de meeste autochtone burgers niet erg problematisch, zolang men er maar geen last van heeft. Veel Chinezen zijn bijvoorbeeld niet geassimileerd en toch maakt niemand zich daar druk over. Kortom, er zal een evenwicht gezocht moeten worden tussen de uiterste posities van volledig aanpassen (assimilatie) en volledige tolerantie (vrijblijvend multiculturalisme). Dit betekent dat diegenen die pleiten voor tolerantie zullen moeten aangeven waar de grenzen van die tolerantie liggen. Daarbij zou men drie niveaus moeten onderscheiden: de (Grond)wet, participatie en cultuur. 6 Iedere inwoner van Nederland moet zich houden aan de (Grond)wet. Dit punt is voor alle politieke partijen ononderhandelbaar, dus daar hoef ik verder niet op in te gaan. De participatiekwestie acht ik voor de PvdA cruciaal. De boodschap aan migranten en hun kinderen moet zijn dat zij geacht worden actief bij te dragen aan de Nederlandse samenleving waar zij nu zelf ook deel van uitmaken. Deze gedachtegang sluit aan bij de lijn die onder anderen Aboutaleb7 heeft ingezet, alsmede bij noties over burgerschap en bij het hierboven geformuleerde uitgangspunt s & d 1 1 | 20 0 8
dat de verzorgingsstaat ‘van iedereen en voor iedereen is’. Dit uitgangspunt vereist enerzijds dat autochtonen nieuwkomers dienen te accepteren als volwaardige burgers; anderzijds is de consequentie dat niet kan worden geduld dat iemand zich afwendt van de Nederlandse samenleving. Iedereen dient moeite te doen om de Nederlandse taal te leren en een opleiding te volgen of te werken.
Wie pleit voor tolerantie moet aangeven waar de grenzen van die tolerantie liggen Het derde niveau betreft de culturele aanpassing. De PvdA moet weerstand durven bieden aan druk vanaf de rechterflank van het politieke spectrum om van overheidswege in te grijpen in de persoonlijke levenssfeer van mensen. Bolkestein, Fortuyn en Verdonk hebben de komst van migranten een bedreiging genoemd voor liberale verworvenheden als de scheiding van kerk en staat en de emancipatie van homo’s en vrouwen. In het mede door hen geïnitieerde ‘islamdebat’ duiken deze argumenten telkens op. Paradoxaal genoeg vertrouwen deze liberalen nu juist op een sterke (en vooral strenge) overheid die door middel van verplichte inburgeringscursussen assimilatie moet realiseren. Links worstelt hiermee: men heeft kritiek op de patriarchale verhoudingen binnen islamitische gezinnen, maar vreest tegelijkertijd dat islamkritiek bijdraagt aan de stigmatisering van moslims. In mijn ogen is links in de jaren tachtig en negentig veel te ver doorgeslagen in deze angst. Onder het mom van antiracisme werd kritiek op de negatieve aspecten van immigratie of van culturele en religieuze gebruiken van migranten verdacht gemaakt, waardoor iedere discussie onmogelijk werd. Nu dreigt de slinger juist te ver de andere kant uit te zwaaien. Ten onrechte wordt de huidige
35
Waarden en kiezers Wouter van der Brug De valkuil van de culturele maakbaarheid islamkritiek vergeleken met de kritiek op de christelijke kerken in de jaren zestig en later. 8 Een belangrijk verschil is dat de protestantse en katholieke kerken zich in het centrum van de macht bevonden. Gerard van het Reve en de makers van Zo is het toevallig ook nog eens een keer daagden dus de machthebbers uit, ridiculiseerden hen. De islamkritiek van Frits Bolkestein, Leon de Winter, Herman Philipse, Hans Jansen en Paul Cliteur is juist kritiek van een culturele elite op een groep met heel weinig machtsbronnen. Tegen een
Ongelijke machtsverhoudingen moeten voor links een reden zijn om zich in het islamdebat terughoudend op te stellen
36
groep mensen die veel moeite heeft aansluiting te vinden bij de Nederlandse samenleving zegt een spraakmakend deel van de elite dat hun cultuur niet deugt en dat hun religie achterlijk is. Men kan zich afvragen hoe dit bijdraagt tot integratie. Waar links in de jaren tachtig en negentig doorsloeg in het verdacht maken van critici van multiculturalisme door hen uit te maken voor racist, slaat rechts nu door in het verdacht maken van diegenen die oproepen de toon ietwat te matigen door hen uit te maken voor cultuurrelativist of lid van de ‘linkse kerk’. Het is de taak van gouvernementele partijen om een genuanceerde positie in te nemen tussen de uitersten in. Voor de PvdA zou als uitgangspunt moeten gelden dat de vrijheid van meningsuiting onvoorwaardelijk beschermd dient te worden. Ook zou links Nederland steun moeten geven aan diegenen die zelf in een islamitisch gezin zijn opgegroeid en die zich losmaken uit een milieu dat zij als verstikkend hebben ervaren ¬ mensen als Ayaan Hirsi Ali, Hafid Bouazza en Afshin Ellian. Zeker als het gaat om fysieke bedreigingen moeten duidelijke grenzen worden gesteld. Dit kan worden ges & d 11 | 20 0 8
daan met een gewoon beroep op de wet, zonder dat daar een cultuurdebat aan verbonden wordt. De autochtone elite dient zich voortdurend bewust te zijn van de ongelijke machtsverhoudingen. Voor links moeten deze een reden zijn om zich in het islamdebat terughoudend op te stellen en niet mee te huilen met de wolven. Dat geldt des te sterker voor beleidsmakers: in een liberale rechtsstaat dient de overheid zich neutraal op te stellen ten aanzien van kwesties van cultuur en godsdienst. De eis aan migranten om zich ook in cultureel opzicht aan te passen aan ‘de Nederlandse cultuur’ is voor een deel omgezet in beleid, vooral door Rita Verdonk. De overheid poogt via streng ingrijpen vergaande doelen te realiseren, zoals assimilatie (via verplichte inburgeringscursussen), emancipatie van moslima’s en bestrijding van extremistische opvattingen. Velen binnen de PvdA vinden deze doelen nastrevenswaardig en het huidige kabinet heeft mede daarom niet principieel met dit beleid gebroken. De nieuwe culturele maakbaarheidsagenda is echter zeer problematisch, om minstens vier redenen. Ten eerste wordt de overheid erdoor gedwongen aan te geven wat de kern is van die Nederlandse cultuur waaraan nieuwkomers zich zouden moeten aanpassen. Niemand slaagt daar echter in. Rechts Nederland is niet ‘trots op’ tradities van schikken en plooien, polderen, overleg en compromis, tolerantie en verdraagzaamheid. Verdonk komt bij het definiëren van de Nederlandse cultuur niet veel verder dan een verwijzing naar het Sinterklaasfeest. Bolkestein beroept zich op de joods-christelijke oorsprong van de Europese beschaving, die zou maken dat de Nederlandse cultuur zich niet laat verenigen met de islam. Dat zegt dus vooral wat onze cultuur niet is, niet wat ze wel is. Ook de overigens genuanceerde Paul Scheffer loopt vast in zijn pogingen om de Nederlandse cultuur te duiden. Ten tweede loopt de overheid bij deze cultuurpolitiek al snel tegen de grenzen aan van de liberale rechtsstaat die men juist zegt te willen verdedigen: de overheid heeft immers niet het
Waarden en kiezers Wouter van der Brug De valkuil van de culturele maakbaarheid recht om de ene cultuur en/of godsdienst boven de andere te stellen. Een derde gevolg van het culturele maakbaarheidsdenken is dat het bijbehorende beleid leidt tot een voortdurende schoffering van diegenen die men hoopt te ‘verheffen’. Dit werkt waarschijnlijk vooral averechts. Een vierde probleem, ten slotte, is de gigantische bureaucratie die wordt opgetuigd voor de implementatie van het beleid, bijvoorbeeld rond de verplichte inburgeringscursussen. Bij haar oprichting na de Tweede Wereldoorlog wilde de PvdA een politieke beweging zijn voor mensen met verschillende levensbeschouwelijke achtergronden. Dit uitgangspunt staat op gespannen voet met een bureaucratische en vanuit principieel oogpunt problematische culturele maakbaarheidsagenda. De overheid hoort een neutrale positie in te nemen ten opzichte van verschillende culturen en religies; dit principe zou de PvdA voluit moeten onderschrijven. Dat betekent niet dat integratieproblemen onder het kleed geschoven mogen worden en dat misstanden als vrouwenonderdrukking oogluikend kunnen worden toegestaan. Het
Noten 1 Zie o.a. Kroh, M., W. van der Brug en C. van der Eijk (2007), ‘Voter volatility explained’, in: W. van der Brug en C. van der Eijk (red.), European elections and domestic politics. Lessons from the past and scenarios for the future. Notre Dame: University of Notre Dame Press. Zie voor Nederland: Brug W. van der (2004), ‘Zwevende of geëmancipeerde kiezers?’, in: Jaarboek Ne derlandse politieke partijen 2002. Groningen: dnpp, p. 230-251; Holsteyn, J. van en J. de Ridder (2005), Alles blijft anders. Neder landse kiezers en verkiezingen in het begin van de 21e eeuw. Amster-
s & d 1 1 | 20 0 8
betekent wel dat er grenzen zijn aan de mate waarin de overheid in de persoonlijke levenssfeer kan en mag ingrijpen. Net zoals het niet aan de overheid is om orthodox-christelijke vrouwen op Tholen te emanciperen, is het haar taak niet om de emancipatie van moslima’s in Amsterdam-West van bovenaf op te leggen. Natuurlijk moet de overheid misdaad en terrorisme bestrijden, daders van huiselijk geweld aanpakken en optreden tegen overlast veroorzakende jongeren. Dat valt allemaal onder de gewone, kleurenblinde wetshandhaving. Inburgering is een ander verhaal. Op dat terrein hoort de PvdA de culturele agenda van rechts niet te adopteren. In plaats daarvan moet zij pal staan voor sociaal-democratisch beleid dat is gericht op realistische doelen in de sociaal-economische sfeer. Dat zijn, kort maar krachtig: taal, onderwijs en werk. Dit artikel is een bewerking van de inleiding die Wouter van der Brug hield op 4 oktober 2008, bij de wbs-conferentie ‘Waarden & kiezers. De politiekideologische en electoraal-strategische postionering van de sociaal-democratie’.
dam: Aksant. 2 Zie Brug, W. van der, M. Fennema en J. Tillie (2000), ‘Antiimmigrant parties in Europe. Ideological or protest vote’, in: European Journal of Political Re search 37, p. 77-102; Brug, W. van der (2003), ‘How the lpf fuelled discontent. Empirical tests of explanations of lpf-support’, in: Acta Politica. International Journal of Political Science 38 (1), p. 89106. 3 Zie o.a. Becker, J. en P. Dekker (2005), ‘Beeld van beleid en politiek’, in: T. Roes (red.), De sociale staat van Nederland 2005. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau; Tammes, P. en P. Dekker (2007), ‘Het opiniekli-
4
5
6 7
8
maat’, in: R. Bijl, J. Poelhouwer & E. Pommer (red.), De sociale staat van Nederland 2007. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Zie ook Vuijsje, H. (1997). Cor rect. Weldenkend Nederland sinds de jaren zestig. Amsterdam: Contact. Zie o.a. Brendel, C. (2007). Het verraad van links. Soesterberg: Aspekt. Ik dank Hans Boutellier voor deze suggestie. Dit is ook grotendeels de lijn die Paul Scheffer (2007) bepleit in Het land van aankomst. Amsterdam: De Bezige Bij. O.a. Brendel, C. (2007), ibid.
37