de val
De val; Grémillion [PS] 1e proef pag 1
hélène grémillon bij uitgeverij cargo De vertrouweling
De val; Grémillion [PS] 1e proef pag 2
Hélène Grémillon
De val Vertaald door Saskia Taggenbrock
2014 de bezige bij amsterdam
De val; Grémillion [PS] 1e proef pag 3
Cargo is een imprint van uitgeverij De Bezige Bij, Amsterdam Copyright © Flammarion, Paris, 2013 Copyright Nederlandse vertaling © 2014 Saskia Taggenbrock Oorspronkelijke titel La garçonnière Oorspronkelijke uitgever Flammarion, Parijs Omslagontwerp Marry van Baar Omslagillustratie © Simona Boglea Photography/Getty Images Foto auteur XXX Vormgeving binnenwerk Perfect Service Druk Koninklijke Wöhrmann, Zutpen isbn 978 90 234 8913 9 nur 302 www.uitgeverijcargo.nl
De val; Grémillion [PS] 1e proef pag 4
Voor Julien, voor Léonard
De val; Grémillion [PS] 1e proef pag 5
Wat maakt het uit of een schreeuw zacht of hard is? Het moet stoppen, daar gaat het om. Jarenlang geloofde ik dat het zou stoppen. Nu geloof ik dat niet meer. Ik had misschien andere liefdes moeten hebben Maar liefde laat zich niet dwingen. Samuel Beckett, Eerste liefde
De val; Grémillion [PS] 1e proef pag 6
Deze roman is gebaseerd op een waargebeurd verhaal. De gebeurtenissen vinden plaats in Buenos Aires, Argentinië. Het is augustus 1987, het is winter. Seizoenen verschillen van land tot land. Mensen niet.
De val; Grémillion [PS] 1e proef pag 7
De val; Grémillion [PS] 1e proef pag 8
Lisandra was de kamer binnen gekomen met opgezette, rode ogen van het vele huilen, wankelend van verdriet, het enige wat ze had gezegd was: ‘hij houdt niet meer van me’, woorden die ze eindeloos had herhaald, alsof haar hersenen waren vastgelopen, alsof haar mond niets anders meer kon uitspreken, ‘hij houdt niet meer van me’, ‘ik hou niet meer van je Lisandra’, had ze opeens gezegd, alsof zijn woorden uit haar mond kwamen, waardoor ik haar naam hoorde en haar litanie kon doorbreken. ‘Lisandra.Wie houdt er niet meer van je?’ Dat was het eerste wat ik tegen haar zei, want opmerkingen als ‘hou op met huilen’ of ‘vertel me wat er aan de hand is’ zouden niet tot haar zijn doorgedrongen, ze was meteen opgehouden, alsof ze me nu pas zag, ze had niet meer bewogen, ze was blijven zitten, haar rug krom van verdriet, haar schouders opgetrokken, haar handen tussen haar over elkaar geslagen benen, maar omdat mijn vraag het gewenste effect had, herhaalde ik hem op de gok, voorzichtiger, terwijl ik haar in de ogen keek, ogen die mij nu ook aankeken. ‘Wie houdt er niet meer van je?’ Ik was bang dat die woorden het tegengestelde effect zouden hebben, dat ze haar weer in haar apathie van tranen zouden storten, maar dat was niet het geval, Lisandra schudde haar hoofd en mompelde: ‘Ignacio, Ignacio houdt niet meer van me’, ze was opgehouden met huilen, ze had zich niet verontschuldigd, normaal gesproken verontschuldigt iedereen zich altijd na het huilen, of tijdens het huilen, een laatste restje trots ondanks het verdriet, maar dat had zij niet, of niet meer, ze was inmiddels enigszins gekalmeerd in haar blauwe trui, ze vertelde me over hem, over de man die niet meer van haar hield, zo heb ik Lisandra ontmoet, zeven jaar geleden. Lisandra was knap, uitzonderlijk knap, en dat kwam niet door de kleur 9
De val; Grémillion [PS] 1e proef pag 9
van haar ogen, of door die van haar haren, of door haar huid, ze had een kinderlijke schoonheid, die zat niet in haar figuur, dat heel vrouwelijk was, maar in haar blik, haar gebaren, haar gezichtsuitdrukkingen, vertrokken van de pijn, ik wist meteen dat het kind in deze vrouw niet dood was, ik stond versteld van haar manier van liefhebben, los van haar liefde voor deze man was ze een liefhebber, ze hield van de liefde, ik luisterde naar haar, hij leek zo bijzonder, de man van wie zij zo veel hield. ‘Hou op over hem, Lisandra, vertel me over jezelf.’ Ik wist dat die zin haar kon krenken, ik had geaarzeld, maar kon me niet inhouden, stom, ik was toen al zo jaloers dat ik niets meer over die man wilde horen, ze antwoordde dat ze me niets over zichzelf te vertellen had, en voordat ik iets had weten te bedenken om de boel te sussen, de schade die ik had aangericht te beperken, was ze opgestaan, had gevraagd waar de wc was, en was niet meer teruggekomen, die dag niet, en de daaropvolgende dagen ook niet. ’s Avonds neem ik altijd een halfuur pauze, een halfuur alleen om te ontsnappen aan dat onbevredigde gevoel, aan de frustratie of vertwijfeling die me soms overvallen door alles wat ik gedurende de dag gehoord heb, sorry dat ik dit zeg, dat zou ik niet moeten doen, maar gezien de situatie heb je recht op een blik achter de schermen, ik neem een glas cognac en wacht tot ik een lichte verdoving voel die me, paradoxaal genoeg, weer terug in de realiteit brengt, de realiteit van mijn leven, dat doe ik al sinds jaar en dag, maar die dag duurde het halfuur de hele avond, ik bleef maar aan haar denken, Lisandra, aan de angstige blik in haar ogen veroorzaakt door het besef van die breuk, ik heb vaak mensen gezien die gebroken waren van liefdesverdriet, maar nooit voelde ik zo’n pijn als bij haar, en het was geen romaneske wanhoop, het was geen pose of houding, het was een wanhoop die wezenlijk was voor haar persoonlijkheid, een aangeboren en diepgewortelde wanhoop, er zijn mensen die dat nooit zo zullen ervaren, het zijn gevoelens die we allemaal bij naam kennen, waar we allemaal mee te maken kunnen krijgen, maar die voor iedereen een andere gradatie hebben, omdat ze als universeel worden beschouwd wordt het maar al te vaak vergeten, maar mijn werk herinnert me er dagelijks aan: lijden betekent niet voor iedereen hetzelfde. 10
De val; Grémillion [PS] 1e proef pag 10
Lisandra, ik probeerde haar leeftijd te schatten, vijfentwintig misschien, bruine haren en een bleke, roze huid, haar ogen? ik had niet eens gezien welke kleur die hadden, het enige wat ik erin had gezien was de pijn, ze waren rondom rood aangelopen, ze had geen enkele greep gedaan naar het doosje tissues dat tussen ons in stond, ze veegde haar ogen, haar neus, nerveus af met de mouw van haar trui, blauw, daarvan herinnerde ik me de kleur wel, bij de gedachte dat ik haar misschien nooit meer zou zien schonk ik nog een glas cognac in, en een derde, daarna ben ik de deur uit gegaan om mijn zinnen te verzetten, maar dat hielp niet, een obsessie kan je in een fractie van een seconde in haar greep krijgen, meer tijd is daar niet voor nodig, ik liep de straat uit en wist heel zeker dat ik niet wist waar ik naartoe ging, zonder het te beseffen was ik begonnen aan mijn zoektocht naar haar...
11
De val; Grémillion [PS] 1e proef pag 11
E
r wordt op de deur geklopt. Eva Maria zit aan haar bureau. Ze hoort het niet. Ze is in gedachten verzonken.
12
De val; Grémillion [PS] 1e proef pag 12
...Lisandra, ik was totaal van slag door haar plotselinge vertrek, ik kon er niet meer van slapen, vervloekte mezelf dat ik haar had weggejaagd, dat is me nooit eerder gebeurd, terwijl God weet hoeveel mensen ik in mijn praktijk voorbij heb zien komen, niemand is ooit zo zonder iets te zeggen bij me weggelopen, natuurlijk heb ik meegemaakt dat patiënten niet meer kwamen opdagen voor hun tweede afspraak, maar op zo’n manier weggaan, tijdens een sessie, nooit, haar weerstand was acuut geweest, ik zocht in de korte tijd die ik met haar had doorgebracht naar een aanwijzing om haar terug te kunnen vinden, haar naam, haar blauwe trui, daar kwam ik niet ver mee, ik wist niets van haar, ik ging in gedachten het beeld langs dat ze bij mij had achtergelaten, heel nauwkeurig, alsof het met een piepklein scalpel ontleed werd. Lisandra, schuin op de bank gezeten, met de mouw van haar trui droogt ze eerst het ene dan het andere oog, geholpen door mijn selectieve en geobsedeerde geheugen ontdekte ik dingen die me op dat moment niet waren opgevallen, omdat ik aan haar gezicht en lippen hing, ze droeg een broek van lichte stof, een soort zwart katoen en, hoe had me dat toen ontgaan kunnen zijn? mooie schoenen, ook zwart, opvallend elegant vergeleken met de rest van haar kleding, schoenen met een hak en een bandje en, onder haar voeten, witte sporen op het tapijt, ik moest er het mijne van weten, ik wilde niet te snel blij zijn, maar ik wilde wel snel langs de tango- en milongazalen bij mij in de buurt, daar moest ze net vandaan gekomen zijn, en het kon niet ver weg zijn, anders zou het talkpoeder al volledig zijn verdwenen, ondanks haar verdriet had ze dus nog wel de moed om te dansen, dat stelde me gerust, maar wat me vooral geruststelde was dat ik nu een aanwijzing had om haar terug te vinden. 13
De val; Grémillion [PS] 1e proef pag 13
Kijk niet zo naar me, ik zie best waar je aan denkt, jawel, in je ogen, ontken het maar niet, een bepaalde vorm van verwijt, ik ken je, maar laat het duidelijk zijn, als Lisandra’s weerstand acuut was geweest, dan was dat helemaal mijn schuld, en als ik mezelf wil geruststellen, mezelf wil voorhouden dat ik het altijd bij het rechte eind heb – want dat heb je soms nodig, de zekerheid dat je het altijd bij het rechte eind hebt gehad, al is het maar voor even – nou, op die momenten houd ik mezelf graag voor dat mocht ik haar gekrenkt hebben, die dag van onze ontmoeting, dat ik dat onbewust had gedaan om haar weg te jagen, en om zo te voorkomen dat we in een protocol zouden belanden waarin elke vorm van intimiteit verboden zou zijn, vanwege de ethische redenen die je kent, dus laat het duidelijk zijn, toen ik naar Lisandra op zoek ging zocht ik een vrouw, geen patiënt, dat wil ik benadrukken, en ik heb me nooit schuldig gevoeld over enig verraad met betrekking tot mijn beroep, ik had Lisandra huilend voor de deur van mijn praktijk aangetroffen, ze had het bordje gezien toen ze door de straat liep, er was geen afspraak, geen volledige sessie, geen betaling, maar het was het meest verpletterende moment in mijn leven, geloof jij niet dat twee mensen elkaar intuïtief herkennen? grappig, ik had durven wedden van wel. Lisandra, ik vroeg me af hoe ze eruit zou zien als danseres, haar steile, bruine haar opgestoken, zou ik haar herkennen, op de rug gezien? nee, ik zou haar niet herkennen, die vertrouwelijkheid waardoor je iemand van achteren kunt herkennen, had ik nog niet, dus wachtte ik tot de dansende gedaantes zich omdraaiden, of me even hun profiel lieten zien en dan vroeg ik: ‘Kent u ene Lisandra?’ ‘Is Lisandra er ook?’ ‘Danst Lisandra hier?’ ik had haar niet hoeven herkennen; de jonge vrouw die drie dagen daarvoor tegenover me zat, met opgetrokken schouders, was verdwenen achter dat zelfverzekerde, rechte lichaam, dat zo vrij bewoog, autoritair en vooral zo onafhankelijk, het was niet dezelfde jonge vrouw die voor me ronddraaide, ze had een mooie hals, zoals danseressen hebben, al haar achterdocht, haar hele onzekere houding waren verdwenen, zelfs haar verdriet, ze was zo zelfverzekerd als ze danste, ik werd geraak door de enorme vrijheid die ze uitstraalde, en die in schril contrast stond met de verliefde onderdanigheid waarvan ze me de bittere aanblik had geboden, die afhankelijkheid waar14
De val; Grémillion [PS] 1e proef pag 14
mee ik haar een paar dagen daarvoor had zien worstelen, ze danste niet voor de anderen, ze danste voor zichzelf, zij was de ‘ziel van de tango’, ik weet dat het gekunsteld klinkt maar dat dacht ik over Lisandra op het moment dat ze me aankeek. ‘Wat doet u hier?’ Lisandra is altijd blijven geloven dat ‘het lot’ ons weer had samengebracht, en dat vond ze zo ‘veelbetekenend’ dat ik haar nooit uit die droom heb geholpen, ze had het minder ‘wonderbaarlijk’ gevonden als ze had geweten dat ik alles in het werk had gesteld om haar te vinden, zo was Lisandra, ze verkoos de surrealiteit boven de realiteit, en als ze haar verbazing over ons weerzien uitsprak, dan liet ik haar altijd begaan, ze trok haar lot nooit in twijfel, het lot als gids, als zekerheid, triest symbool van degenen die geen vertrouwen in zichzelf hebben, we gingen samen eten, daarna hebben we elkaar weer ontmoet, en daarna besloten we nooit meer uit elkaar te gaan, en al heel snel, op 8 december 1980, zijn we getrouwd, ik hield van die vrouw, ik had nooit gedacht dat iemand haar kwaad kon doen, ze was niet gemaakt voor laaghartigheid, ze was zo kwetsbaar, Lisandra, ik had nooit gedacht dat ik in de verleden tijd over haar zou praten...
15
De val; Grémillion [PS] 1e proef pag 15
E
r wordt weer op de deur geklopt. Eva Maria reageert niet. De deur gaat open. Estéban staat in de opening. ‘Sorry dat ik je stoor, mam, kom je eten?’ Eva Maria kijkt niet om. ‘Ik heb geen trek.’ ‘Wat ben je aan het doen?’ ‘Niets. Ik werk.’ ‘Neem je tegenwoordig werk mee naar huis?’ Eva Maria geeft geen antwoord. Estéban verstart. ‘O, nou, dus ik kan gaan eten?’ ‘Ja, ga maar eten.’ Estéban haalt zijn hand door zijn haar, eerst aan de zijkant, dan aan de achterkant. Hij verlaat de kamer. Hij doet de deur achter zich dicht. Eva Maria neemt een slok wijn.
16
De val; Grémillion [PS] 1e proef pag 16
...De deur van het appartement stond open toen ik thuiskwam, een sterke luchtstroom greep me bij de keel, vanuit de woonkamer klonk keiharde muziek, alles lag overhoop, alsof er gevochten was, de stoelen lagen omver, de lamp was omgevallen, het was er zo koud, het raam stond wagenwijd open, ik wist meteen dat er iets gebeurd was, Lisandra was zo’n koukleum, zelfs als het ’s nachts ontzettend warm was sliep ze nog met een laken over zich heen, ze zei dat ze alleen in slaap kon vallen als ze het gewicht van de stof voelde, en mijn lichaam tegen haar aan, ze kon niet tegen het contact met de lucht, zelfs niet als er geen zuchtje wind stond, ik sloot het raam en zocht haar overal, ik rende de keuken in, de slaapkamer, de badkamer, en pas op dat moment, toen ik zag dat ze nergens was, kwam ik een beetje tot mezelf en begon het bange besef langzaam tot me door te dringen, ik stapte over de gebroken vaas op de vloer, over het water dat op de grond lag, toen hoorde ik van buiten een gil die door merg en been ging, en ik deed het raam weer open, ik durfde niet voorover te buigen, Lisandra, haar lichaam lag beneden, daar was ze, op straat, op haar rug, haar hoofd opzij gedraaid, ik kon niet zien of ze nog ademde, een jong stelletje stond over haar heen gebogen, hand in hand, ik schreeuwde dat ze haar niet moesten aanraken, dat ze haar moesten laten liggen, en ik rende de trap af, het stelletje was naar achteren gestapt, ze hielden elkaars hand niet meer vast, hadden ze haar aangeraakt? haar voorhoofd was ijskoud, er liep een straaltje bloed uit haar mond, haar ogen waren open, opgezwollen, Lisandra, ik heb haar niet vermoord, ik zou haar nooit kunnen vermoorden, je moet me geloven, Eva Maria.
17
De val; Grémillion [PS] 1e proef pag 17
E
va Maria kruipt weg in haar stoel. Ze schenkt nog een glas wijn in. Vittorio had haar alles verteld. Tot in het kleinste detail. Hij had geen tijd gehad om te reageren, de politie was er heel snel geweest, iemand moet ze gewaarschuwd hebben, ongetwijfeld een buur, alle lichten in het gebouw waren aan, hij was met de politiemannen terug naar het appartement gegaan, ze hadden hem gevraagd om mee te komen naar het bureau terwijl de agenten die ter plaatse bleven de plek afzetten en een eerste onderzoek instelden, ze wilden zijn verklaring afnemen, ‘dat moest snel gebeuren want hoe sneller een verhoor plaatsvond, hoe groter de kans was om de moordenaars te vinden, het zou niet lang duren’, dat hadden ze tegen hem gezegd, hij had de tegenwoordigheid van geest moeten hebben om een advocaat te eisen, maar na zo’n vreselijke shock ben je niet meteen weer zo alert, hij in elk geval niet, bovendien had hij zichzelf niets te verwijten, dus hij had geen flauw vermoeden wat hem te wachten stond, op het bureau hadden ze hem zijn identiteitspapieren afgenomen en hem meegenomen naar een kleine ruimte om zijn verklaring af te nemen, en toen hadden ze hem in een andere, nog kleinere ruimte laten wachten, om hem het document te laten ondertekenen voordat hij vertrok, ze hadden hem koffie gebracht tijdens het wachten, in die tijd had hij er drie kunnen drinken, hij was bekaf, het scherpe, felle licht in de ruimte verdoofde hem, de klok stond stil, hij had geen idee hoe laat het was en hij had zo’n hoofdpijn, hij vond wel dat het lang duurde, waarschijnlijk omdat hij het niet gewend was, en bovendien kon hij niet nadenken, dus dat probeerde hij ook niet, 18
De val; Grémillion [PS] 1e proef pag 18
uiteindelijk waren ze teruggekomen, met meer, ze hadden nog wat vragen. Vanaf dat moment liep het pas echt mis.
19
De val; Grémillion [PS] 1e proef pag 19
‘W
aar was u vanavond, dokter Puig?’ ‘In de bioscoop, dat heb ik u al verteld.’ ‘Alleen?’ ‘Maar dat heb ik u al verteld. Ik begrijp het niet. Waar slaat dit op, dit tweede verhoor?’ ‘Dokter Puig, wíj zijn hier degenen die de vragen stellen, we zitten hier niet in uw praktijk, begrepen? Mooi, dus even samenvattend: uw vrouw heeft geen zin om naar de film te gaan en als u thuiskomt is ze dood, klopt dat?’ ‘Ja, de deur van het appartement stond open, er waren sporen van een gevecht in de woonkamer, het raam stond...’ ‘Ja, ja, dat weten we allemaal, dat heeft u ons al verteld.’ ‘Maar ik heb u alles al verteld.’ ‘Nee, u heeft ons nog niet verteld of het een goede film was.’ ‘Of het een goede film was? Wat denkt u wel niet? Mijn vrouw is net omgekomen en u wilt met mij over een film praten?’ ‘Zo moet u dat niet opvatten, het was gewoon een vraag, wij gaan ook graag naar de film, het grietje achter de kassa was niet mis, hè? Een mooie grote mond, een negerinnenmond in het hoofd van een blanke, daarvan slaat mijn fantasie altijd op hol, dat kan ik niet helpen, u noemt dat een “waanidee”, geloof ik.’ ‘Uw waanideeën kunnen me gestolen worden.’ ‘Dat moet u niet zeggen, want ze is van groot belang voor u, die meid met die mooie, grote mond, van doorslaggevend belang zelfs. Behalve dat ze er ongetwijfeld wonderen mee kan verrichten in bed – sorry, ik moet er gewoon aan denken – kan ze er ook mee 20
De val; Grémillion [PS] 1e proef pag 20
praten, met die mooie grote mond, en wat ze over u zegt, nou, dat zit ons nogal dwars.’ ‘Wat zegt ze dan over mij?’ ‘Het was het beste moment van de avond, die mond die tot leven kwam, er zijn monden die mooi zijn als ze praten, en andere als ze zwijgen, maar bij deze was het niet moeilijk, deze is mooi in alle standjes.’ ‘Wat zei ze over mij?’ ‘Dat ze u vanavond niet heeft gezien. En dat komt slecht uit, want ze is niet de enige, ook de ouvreuse heeft u niet gezien, maar, dat mag u best weten, die had een oninteressante mond.’ ‘Die foto is minstens tien jaar oud, ik ben nauwelijks te herkennen, dat kunnen ze niet beoordelen op basis van dat stukje papier, dat is idioot.’ ‘U heeft gelijk, we zouden, hoe zei u dat? O ja, idioot zijn om ons te baseren op deze pasfoto – bovendien bent u inderdaad een beetje grijs geworden – maar geen zorgen, ook wij beheersen ons vak, ziet u die spiegel daar? Nou, ze hebben alle tijd gehad om u te bekijken, van alle kanten zelfs, en ze bevestigen het allebei: noch de een noch de ander herinnert zich u vanavond gezien te hebben.’ ‘Ze herinneren zich niet dat ze me gezien hebben, maar herinneren ze zich dat ze me niet gezien hebben? Heeft u ze dat gevraagd? Dat is niet hetzelfde, je niet herinneren dat je iemand gezien hebt, en je herinneren dat je iemand niet gezien hebt.’ ‘Bespaar ons die dubbele formulering, dokter Puig, wij zijn niet een van uw patiënten, één keer is voldoende, dan begrijpen we het ook wel, maar zo hebben we die vraag inderdaad niet gesteld, wij hebben niet uw scherpte wat betreft het stellen van vragen, u zou ons een hoop kunnen leren over nuances, maar soms liggen de zaken gewoon veel simpeler.’ ‘Simpeler dan wat? Zeg wat u te zeggen heeft, hou op met die toespelingen.’ ‘We maken geen toespelingen.’ 21
De val; Grémillion [PS] 1e proef pag 21
‘Nou, geef me dan mijn verklaring, dan kan ik die tekenen en naar huis gaan, ik ben doodmoe.’ ‘Dat zal lastig worden.’ ‘Hoezo, “dat zal lastig worden”? Omdat twee vrouwen die de hele avond tientallen gezichten voorbij zien komen zich mij niet herinneren?’ ‘Nee, niet daarom.’ ‘Waarom dan wel?’ ‘Omdat die twee vrouwen twee mánnen zijn, dokter Puig, en het verbaast ons zeer dat u ons daar niet op heeft gewezen, want u heeft níet “tientallen gezichten voorbij zien komen”.’ ‘Vanaf het begin heeft u het over vrouwen, ik herhaalde alleen maar wat u zei...’ ‘Dus als wij vanaf het begin hadden gezegd dat u uw vrouw heeft vermoord, dan zou u ons zeggen dat u uw vrouw heeft vermoord?’ ‘Ik herinner me niet bij wie ik mijn kaartje kocht, noch wie het gecontroleerd heeft, een vrouw? Een man? Ik heb geen idee, ik herinner het me niet...’ ‘Het lijkt wel alsof iedereen vanavond moeite heeft zich iets te herinneren. Maar we moeten ons onderzoek toch ergens beginnen, en op dit moment vormt datgene wat men zich herinnert de enige concrete aanwijzing waarover wij beschikken. Net als bij u, u moet een psychoanalyse ook ergens beginnen, u heeft al genoeg aan een paar herinneringen, hoe vaag ook, en dan nog, u verifieert de getuigenissen niet eens, u hoort het altijd maar van één kant, en de schuldigen zijn altijd dezelfden, dat is heel simpel: de ouders, de vader en de moeder, maar wees gerust, wij zijn alleen geïnteresseerd in de waarheid, vandaar dat we het hier nu niet bij laten. En hoewel die paar herinneringen helaas niet in uw voordeel pleiten, twijfelen wij er geen moment aan dat uit het vervolgonderzoek zal blijken dat u onschuldig bent, maakt u zich geen zorgen, het is ongetwijfeld slechts een kwestie van uren, morgenavond slaapt u weer in uw eigen bed.’ 22
De val; Grémillion [PS] 1e proef pag 22
‘Ik blijf hier geen minuut langer, geen sprake van, ik ga naar huis.’ ‘Rustig maar, dokter Puig. U moet zich niet zo opwinden. Niet op een politiebureau.’ ‘Hé, wat doet u? Wat heeft dat te betekenen? Doe die handboeien af.’ ‘Dat heeft helemaal niets te betekenen, u windt zich op, wij doen u handboeien om, dat is normaal. Niet alles in het leven heeft altijd een betekenis.’ ‘U gaat uw boekje te buiten.’ ‘Wij gaan helemaal niets te buiten, volgens de wet mag elke verdachte in voorlopige hechtenis worden genomen. En laten we zeggen dat u op dit moment, helaas, een verdachte bent.’ ‘U maakt een grove fout. Ik wil een advocaat. Ik eis een advocaat.’ ‘Nogmaals, rustig aan. Daarentegen is het heel goed om het enige te eisen waarop u voorlopig recht heeft, ziet u wel, het is niet zo moeilijk om het eens te worden. Maar eerst laten we er een nachtje overheen gaan, het schijnt dat dat raad brengt. O ja! Ik zou het bijna vergeten, welke maat heeft u?’ ‘Welke maat waarvan?’ ‘Colbertmaat.’ ‘Waarom vraagt u dat?’ ‘Voor de laatste keer, wíj stellen hier de vragen, wen daar maar aan. Welke maat colbert heeft u?’ ’52.’ ‘Dat dacht ik al. Oké, welterusten. En misschien herinnert u zich morgenochtend iets, je weet het maar nooit met dromen, u schijnt ze te analyseren.’
23
De val; Grémillion [PS] 1e proef pag 23
E
va Maria steekt een sigaret op. Vittorio had haar alles verteld. Met de precisie van iemand die gewend is aan onsamenhangende gesprekken. Ze had bijna een uur lang naar hem geluisterd. Normaal gesproken was hij degene die bijna een uur lang naar haar luisterde. Soms worden de rollen in het leven omgedraaid, denkt Eva Maria. Ze neemt een slok wijn. Ze hoort het geluid van de bandoneon. Estéban is klaar met eten. Hij gaat zo weg. Eva Maria legt haar sigaret in het gleufje van de asbak. Ze zoekt in de zak van haar broek. Ze haalt een sleutelbos tevoorschijn. Drie sleutels aan een sleutelhanger. Die zelf ook de vorm van een sleutel heeft. Eva Maria kijkt naar de vier sleutels. Waaronder een nepsleutel. Ze glimlacht. Vittorio had zijn ogen niet kunnen geloven toen hij ze aan de andere kant van de tafel had zien liggen. Aan de goede kant van de tafel in die verdomde bezoekruimte. Het was te mooi om waar te zijn. Maar hoe had ze in hemelsnaam de sleutels van zijn huis weten te bemachtigen? Hij had een stomverbaasd gezicht getrokken toen ze hem het hele verhaal had verteld.
24
De val; Grémillion [PS] 1e proef pag 24
‘G
oedemorgen, mam. Lekker geslapen?’ Eva Maria geeft geen antwoord. Ze is verdoofd. Ze mom-
pelt. ‘Dit kan niet. Dit moet een vergissing zijn.’ Eva Maria kan haar ogen niet van de krant losmaken. Het zijn maar een paar regels. Estéban loopt naar de koelkast. ‘Het was een mooie avond, gisteren... je zou ook eens moeten komen... dansende mensen zijn net slapende vulkanen, behalve dat ze tot leven zijn gekomen... als je dat nou voor ogen houdt...’ Eva Maria slaat de krant dicht. Abrupt. Dus iedereen kan zomaar van de ene op de andere dag in het nieuws belanden. Eva Maria staat op. Ze loopt de gang in. Ze trekt haar jas aan. Knoopt haar sjaal om. Pakt haar handtas. Estéban loopt naar haar toe. ‘Mam, gaat het wel?’ ‘Ja, ja...’ ‘Hoe laat kom je thuis vanavond?’ ‘Om vijf uur.’ ‘Oké, dan ben ik er.’ Estéban buigt zich naar Eva Maria. Hij geeft haar een zoen. Ze is afwezig. Dus iedereen kan zomaar van de ene op de andere dag in het nieuws belanden. De deur slaat dicht. Estéban haalt zijn hand door zijn haar, eerst aan de zijkant, dan aan de achterkant. Hij houdt het gordijn voor het raam opzij. Hij ziet Eva Maria de straat uit rennen, haar tas in de ene hand, de krant in de andere. Ze klemt hem stevig vast. De pagina’s kreuken in haar vuist. De bus staat op het punt om weg te rijden. Eva Maria klopt op de ruit. De 25
De val; Grémillion [PS] 1e proef pag 25
deur gaat open, ze stapt in. Estéban laat het gordijn weer vallen. Hij gaat aan tafel zitten. Op de plek van Eva Maria. Zijn gezicht is weer uitdrukkingsloos. Eva Maria stapt uit de bus. Haar tas in de ene, de krant in de andere hand. Haar greep is verslapt. Haar haren hangen los. De werkdag zit erop. Eva Maria loopt snel, ze moet weten of het waar is. Ze loopt langs een cafeetje. Le Pichuco. De barman roept haar. Eva Maria zwaait naar hem zonder te stoppen. Ze moet weten of het waar is. Ze arriveert bij een flatgebouw. Gaat naar binnen. Loopt naar de vijfde etage. Belt aan bij de rechterdeur. Vittorio zal opendoen. Niemand reageert. Ze belt nog een keer. Niemand. Dit kan niet. Ze trommelt op de houten deur met neppanelen. Ze wacht enige tijd. Kaarsrecht. Onbeweeglijk. Voor de gesloten deur die niet opengaat. Haar hand klemt zich weer om de krant. Ze loopt de trappen af. Steekt het plein over. Gaat het cafétje binnen. De barman komt. Hij zet een glas wijn op haar tafel. Hij is heel opgewonden. ‘Je bent niet de enige die voor een gesloten deur is komen te staan. Heb je het niet gehoord? Ze is dood. Dood, kun je het je voorstellen? Hij heeft haar vermoord. Maar hij komt er niet zomaar mee weg, dat kan ik je wel vertellen, hij zit goed in de puree, je hebt geen idee wat een toestand het hier de hele dag was, overal politie... Een moordende psych, dat zal een hoop stof doen opwaaien, dat kan ik je wel vertellen...’ Eva Maria zet haar glas neer. Abrupt. ‘Nee, dat kun je me juist niet vertellen! Hou je mond, Francisco, hou voor één keer je mond, je moet geen dingen beweren zonder iets te weten.’ ‘Maar ik weet...’ ‘Nee, je weet helemaal niets.’ Eva Maria staat op. Ze gooit wat geld op tafel. Haar toon is bits. ‘Dat jij zo graag aan de hele wereld wilt vertellen dat je een moordenaar hebt bediend, wil nog niet zeggen dat die man een moordenaar is.’ De klanten aan de tafeltjes ernaast draaien zich om. Eva Maria 26
De val; Grémillion [PS] 1e proef pag 26
verlaat het café. Ze gooit de krant in de vuilnisbak. Ze steekt het plein over en gaat op een bankje zitten. Het is koud. Eva Maria steekt een sigaret op. Ze kijkt naar het raam. Ze kijkt naar beneden. Daar ongeveer moeten ze het lichaam hebben gevonden. De stoep is glad alsof er niets is gebeurd. Er ligt geen bloed. Niets. Plaatsen van ongevallen laten geen sporen na van de lijken die er ooit gevonden worden. Plaatsen van ongevallen houden niet van herinneringen. Nog niet het kleinste deukje in het asfalt. Nog niet het minste krasje in het beton. Een vallend mens beroert de wereld niet. Eva Maria kijkt naar het raam. Ze kijkt naar beneden. Van de vijfde verdieping, het was een wonder geweest als dat meisje het had overleefd. Was haar gezicht als eerste neergekomen, of haar lichaam? Lag ze in een houding die levend onmogelijk is? Bedekten haar haren haar gezicht? Of lagen ze allemaal aan één kant, waardoor de bleke huid zichtbaar was, die op zich al duidelijk maakte dat ze dood was? Was ze verminkt? Of was ze dood net zo knap als levend? Eva Maria had haar een paar keer vluchtig gezien in het appartement, een tengere gedaante die zich aan haar blik onttrok zoals ze dat ongetwijfeld ook bij de andere patiënten deed. Wat was de afspraak? Het huis was natuurlijk net zo goed van haar als van hem, behalve wanneer er een patiënt kwam, behalve wanneer er een patiënt vertrok.‘Beroepsgeheim’, heet dat. Eva Maria denkt aan de krant in de vuilnisbak, jammer dat dat ‘beroepsgeheim’ niet geldt voor journalisten, jammer dat iedereen zomaar als verdachte voor het oog van de wereld kan verschijnen, terwijl alleen schuldigen in de krant zouden mogen staan. Eva Maria verstijft. Een paar meter bij haar vandaan staat een jongen, een puber, zijn ogen strak naar beneden gericht. Hij kijkt op naar het raam, één hand in zijn zak, de andere langs zijn lichaam. Eva Maria slaat hem gade. Nieuwsgierig. Als hij zich anders had gedragen zou ze hem misschien verdacht hebben gevonden, maar zijn blik beperkt zich tot het droevige heen en weer kijken tussen het raam en de grond. Na enige tijd loopt de jongen naar het flatgebouw om naar binnen te gaan. Eva Maria staat op. Je kunt er wel verdrietig uitzien, dat wil nog niet zeggen dat je onschuldig bent. 27
De val; Grémillion [PS] 1e proef pag 27
Eva Maria volgt de jongen. Ze hoort zijn voetstappen in het trappenhuis. Hij loopt naar boven. Zij loopt naar boven. Hij blijft staan. Vijf verdiepingen, dat vermoedde ze al. Een patiënt. Eva Maria doet alsof ze hem voorbijloopt. De jongen trommelt op de houten deur met neppanelen. Hoeveel mensen hebben dit vandaag al ondernomen, deze bedevaart van ongeloof ? Eva Maria draait zich om. ‘Zoek je iemand, jongen?’ ‘Ik kwam voor de man die hier woont.’ ‘Hij is er niet.’ De jongen blijft onbeweeglijk staan. Ontdaan. Eva Maria stapt een tree naar beneden. Ze wil hem geruststellen. Dan maar een leugen. ‘Kan ik iets voor je doen? Ik woon hierboven.’ De jongen haalt zijn hand uit zijn zak. Hij lijkt niet te weten waar hij hem laten moet. Er glimt iets in zijn handpalm. ‘Ik kwam hem zijn sleutels terugbrengen, hij is ze gisteren verloren, op straat, naast... naast het...’ De jongen kan zijn zin niet afmaken. Eva Maria schiet hem te hulp. ‘Naast het lijk?’ De jongen knikt. Eva Maria probeert haar kalmte te bewaren. ‘Was jij erbij?’ De jongen laat zijn hoofd hangen. ‘Mijn vriendinnetje en ik hebben haar gevonden, we waren voor het eerst samen uit eten, alleen met zijn tweetjes bedoel ik, het was vreemd, maar het ging goed, we gingen naar huis, ik was blij want ze had mijn hand gepakt, dat was voor het eerst, we zeiden niet zo veel tegen elkaar en ik voelde me een beetje stom, het klinkt maf, maar ik hoopte dat er iets zou gebeuren, ik zweer het, maakte me niet uit wat, als het ons maar zou ophouden, ik kneep hem een beetje om haar thuis te brengen. We hebben nog nooit gezoend. Ik bedoel daar – hij maakt een gebaar naar zijn mond – u weet wel... dus ik liep niet snel, mijn vriendinnetje zag haar als eerste.“Moet je daar zien, op de stoep, dat lijkt wel een lichaam.” Eerst dachten we dat het een 28
De val; Grémillion [PS] 1e proef pag 28
zwerver was, maar zo’n buurt is het niet echt, pas toen we dichterbij kwamen zagen we dat het een vrouw was, in een mooie jurk, en zagen we het open raam. We begonnen te rennen. Op dat moment verscheen haar man in het raam en hij riep iets naar ons, we durfden niet naar het lichaam te gaan, we durfden niet eens goed te kijken, ik niet tenminste. Haar man kwam heel snel, hij zag dat ze echt dood was, hij schreeuwde. Ze heeft zelfmoord gepleegd, hè?’ De jongen kijkt zo ontredderd. Eva Maria voelt het. Hij wil het afsluiten, dat afschuwelijke tafereel waarmee het leven hem zonder te waarschuwen heeft geconfronteerd: de dood, recht voor zijn ogen. Eva Maria aarzelt geen seconde. Dan maar een leugen. ‘Ja, inderdaad. Ze heeft zelfmoord gepleegd.’ Eva Maria loopt de paar treden af die haar nog van de jongen scheiden. Ze weet het. In dit soort omstandigheden kun je beter tot handelen overgaan dan je verliezen in allerlei emotionele gedachtekronkels. ‘Geef mij de sleutels maar als je wilt, dan zal ik ze aan Vittorio geven.’ De jongen aarzelt geen seconde. Hij geeft de bos aan Eva Maria. Hij laat zich op een traptrede ploffen, alsof hij eindelijk ontspant nu hij de sleutels kwijt is. Hij zucht. Zijn lichaam is opgelucht. Zijn geest niet helemaal. ‘Ik had nog nooit een dode gezien.’ Eva Maria heeft zin om zijn hand te pakken. Ze bedenkt zich. ‘Ik heb ook nog nooit een dode gezien.’ ‘Dan heeft u geluk.’ ‘Ik had het liever wel gehad.’ De jongen draait zich naar haar toe. ‘U bent een rare, dat u dat soort dingen zegt.’ Eva Maria drukt haar handen tegen elkaar. ‘Ik had een dochter, ze heette Stella. Ze was ongeveer van jouw leeftijd. Op een dag gaf ik haar een kus om haar een fijne dag te wensen, ze ging naar school. Sindsdien heb ik haar nooit meer gezien, vorige week was het vijf jaar geleden. Dus snap je, ik geloof dat ik 29
De val; Grémillion [PS] 1e proef pag 29
haar liever dood had gezien dan dood had geweten.’ De jongen laat zijn hoofd hangen. ‘Wat erg. Ze hebben zo veel mensen vermoord.’* De twee staren zwijgend voor zich uit. Eva Maria probeert te lachen. Ze zorgt liever voor wat afleiding. ‘Zeg, even onder ons, die zoen had best geslaagd kunnen zijn...’ De jongen glimlacht jongensachtig, maar hij blijft nadenken. ‘Kende u die vrouw?’ ‘Ik ken vooral haar man.’ De glimlach van de jongen verdwijnt. ‘Ach, hij, de arme ziel, hij liep als een bezetene om haar heen, hij sloeg met zijn vuisten tegen de muur, hij schreeuwde, hij was kapot.’ ‘Heb je dat tegen de politie gezegd?’ De jongen verstijft. ‘De politie? Wat heeft de politie hiermee te maken? Ik heb de politie niets te zeggen!’ De jongen raakt in paniek. Hij staat op. Vliegt de trap af. Eva Maria kan hem niet tegenhouden. De jongen vlucht zoals een puber vlucht bij het woord ‘politie’, niet als een moordenaar. Al komt een moordenaar altijd terug op de plaats delict, híj is het niet, hij heeft het niet in zich. Dat weet Eva Maria heel zeker. Misschien heeft hij gewoon zijn ouders niet verteld dat hij met zijn vriendinnetje uit eten ging, dan had hij ze alles moeten uitleggen, en op die leeftijd is het ondenkbaar om je ouders op te biechten dat je met een meisje uit eten gaat. ‘Zoals het voor ouders ondenkbaar is om hun kind te bekennen dat ze de dag daarvoor met elkaar naar bed zijn geweest,’ zou Vittorio misschien gezegd hebben. Eva Maria schudt haar hoofd. Ze hoort de jongen in het trappenhuis verdwijnen. Hoe dan ook, de politie zou zijn getuigenis over het verdriet, over de ontred*
Op 24 maart 1976 verandert Argentinië door een militaire staatsgreep in een dictatuur. Tijdens de junta, onder leiding van generaal Jorge Rafael Videla, worden er dertigduizend mensen gemarteld en vermoord. Op 30 oktober 1983 wordt de democratie hersteld met de verkiezing van Raúl Alfonsín.
30
De val; Grémillion [PS] 1e proef pag 30
dering van Vittorio, meteen van tafel geveegd hebben. ‘Schijnvertoning, aanstellerij,’ zouden ze gezegd hebben,‘alle mannen die hun vrouw vermoorden lijken in eerste instantie gebroken, lopen als een bezetene om haar heen, slaan met hun vuisten tegen de muur en schreeuwen. Daarna bekennen ze.’ Eva Maria blijft alleen achter op de trap. Ze kijkt naar de sleutels die in haar hand liggen, die daar liggen als een lichaam op de grond. Van de vijfde verdieping. Het lichaam van dat arme meisje moest talloze breuken vertonen, zoals bij alle slachtoffers van een afschuwelijke val van grote hoogte. Dergelijke breuken waren ook teruggevonden op de lijken van de desaparecidos die de zee enige tijd geleden had teruggeworpen, breuken die geen mens een ander mens met de blote hand kan toebrengen, noch met een bewapende hand. Zelfs niet als het vol overgave gebeurde.* Eva Maria stelt zich voor hoe Neptunus de lichamen teruggeeft om de schuld van die arrogante folteraars te bewijzen, die tot dan toe onschendbaar waren geweest. De Strenge Neptunus, de Rechtvaardige Neptunus die de misdaden van de junta aantoont. De Natuur die de mensen helpt om over de mensen te oordelen. Een deel van Eva Maria weet zeker dat Neptunus haar het lichaam van Stella zou hebben teruggegeven, uit medelijden met haar moederhart dat sterft van onwetendheid. Het andere deel van Eva Maria weet dat Neptunus niet bestaat en vraagt zich af of het lichaam van Stella nog altijd op de bodem van de zee ligt. Stella, haar lieve kind, hebben ze haar gedumpt zoals de rest? Een woensdagavond, een injectie met Penthotal, een vliegtuig, de deur open en haar levende lichaam dat vanuit de lucht in de Río de la Plata wordt gegooid, was ze bij kennis? Huilde ze? Smeekte ze? Schreeuwde ze toen ze in het niets viel? Voelde ze hoe ze van haar kleren ontdaan werd? Of was ze al naakt? Wist ze dat haar lichaam tegen het wateroppervlak *
De desaparecidos zijn de slachtoffers van gedwongen verdwijning die tijdens de Vuile Oorlog in Argentinië in het geheim zijn gearresteerd en gedood. Ze worden de desaparecidos [verdwenenen] genoemd, want om hun gewelddadigheden te verbergen vertelden de militairen dat al die mensen Argentinië simpelweg verlaten hadden.
31
De val; Grémillion [PS] 1e proef pag 31
zou klappen, waarvan ze tot dan toe alleen de zachte toegankelijkheid had gevoeld? Ze hield zo van water. Hoe kan een moeder niet voelen wanneer haar kind sterft? Stella kan niet dood zijn, dat is onmogelijk. Eva Maria schudt haar hoofd om het onverdraaglijke beeld van haar dochters lichaam op de bodem van de zee te verjagen. De tranen stromen. Eva Maria kijkt naar de treden onder haar. Als trappen konden praten zouden ze haar vertellen wie de vrouw van Vittorio heeft vermoord. Ze zou er alles voor overhebben om te weten wie de moordenaar is. Eva Maria komt overeind. Ze hoopt dat er over een paar dagen opheldering is over deze moord, en dat Vittorio onschuldig zal zijn verklaard. Ze hoopt vooral dat ze snel weer met hem alleen zal zijn, net als daarvoor, ze heeft het zo nodig. Ze kan niet zonder hem, ze kan niet verder leven zonder hem. Eva Maria verlaat het flatgebouw. Er waren dagen verstreken. Ze had besloten op bezoek te gaan. Ze was bang geweest dat de gevangenis haar geen bezoekrecht zou geven. Ze hadden helemaal niet moeilijk gedaan. De enige procedure: verplicht fouilleren. Het was te mooi om waar te zijn.
32
De val; Grémillion [PS] 1e proef pag 32