De Syrische hamster (Mesocricetus auratus), vergelijking van de wildvang en de gedomesticeerde goudhamster. Dr. Marcel A.G. van der Heyden wetenschappers, waaronder parasitoloog Saul Adler, aan de universiteit van Jeruzalem onderzoek naar huidleishmaniasis ook wel oriëntzweer of Aleppobuil genoemd. Deze aandoening wordt veroorzaakt door kleine Zweepdiertjes die door zandvliegen overgebracht worden. Voor het kweken van deze parasieten werden tot dan toe Chinese dwerghamsters (Cricetulus griseus) gebruikt. Omdat die zich echter slecht voorplantten in gevangenschap, werd een expeditie op touw gezet om een foklijn van C. migratorius op zetten. Eén van de deelnemers van de expeditie, veldbioloog Israel Aharoni, wist van het bestaan van de Syrische hamster. Deze expeditie van 1930 voerde naar Antiochia (het tegenwoordige Antakya). Op weg naar dit gebied, verbleef de expeditie acht dagen in de buurt van Aleppo. Daar werden op 12 april een aantal hamsterburchten uitgegraven. In één hiervan werd een vrouwtje gevangen met 11 jongen van ongeveer 2,5 cm groot. Nadat het gestresste vrouwtje één jong had doodgebeten werden de tien resterende jongen van de moeder gescheiden. De moeder zelf werd gedood. De jonkies werden door mevrouw Aharoni grootgebracht. Nadat de jongen een keer uitgebroken waren, werden er nog maar 9 teruggevonden. Het echtpaar Aharoni besloot toen de dieren onder te brengen in het dierencentrum van de Hebreeuwse Universiteit in Jeruzalem. Echter, de eerste nacht ontsnapten vijf jongen die helaas verdronken in een zwembad. Er waren toen nog maar drie mannetjes en één vrouwtje over. Dit vrouwtje kan de Eva van de huidige gedomesticeerde Syrische hamsters genoemd worden. De expeditie bracht ook een aantal C. migratorius mee, maar die wilden zich in gevangenschap niet voortplanten, en waren dus ongeschikt voor het uiteindelijke doel: onderzoek naar huidleishmaniasis. Dit in tegenstelling tot de Syrische hamster. Op 18 augustus 1930 werden de eerste jongen in gevangenschap geboren, en in dat eerste jaar werden er in totaal 150 jongen geboren en begon de Syrische hamster aan zijn bestaan als
Geschiedenis van de laboratorium- en huishamster. De Syrische hamster, ofwel goudhamster, is tegenwoordig een zeer populair huisdier. Vergeleken met andere populaire huisdieren zoals de poes en de hond, heeft de Syrische hamster deze status in een relatief korte tijd verworven. De eerste beschrijving van de Syrische hamster stamt uit 1797. In dat jaar verscheen de tweede druk van het boek “History of Aleppo” geschreven door Alexander en Patrick Russel. Een deel van dit boek bevat beschrijvingen van de natuur in de omgeving van Aleppo, Syrië. Er wordt in dit boek een hamster beschreven die zijn wangzakken met erwten volgestopt heeft. In 1839 werd de Syrische hamster voor de eerste maal “wetenschappelijk beschreven” door G.R. Waterhouse. Deze eerste beschrijving kwam tot stand op basis van een pels en schedel van een volwassen vrouwtje. In 1898 maakte Alfred Nehring een hamsterindeling, waarbij de grote soorten (Cricetus, bv. de Europese hamster) en dwergsoorten (Cricetulus, bv. de Chinese dwerghamster) gescheiden werden door de middelgrote soorten (Mesocricetus, bv. de Syrische hamster).
Afbeelding 1. De Syrische hamster als huisdier. De moderne geschiedenis van de Syrische hamster begint in 1930. In die tijd verrichten 1
wildvang hamsters, wat natuurlijk niet verwonderlijk is met een geschiedenis van bijna 70 jaar inteelt. De 1999 expeditie had meer succes en er werden 30 burchten in kaart gebracht, in totaal werden 23 burchten opgemeten en werden er dertien hamsters gevangen en overgebracht naar Halle. Het huidige verspreidingsgebied ligt in de dichtbewoonde, vruchtbare landbouwgebieden op het Aleppiaans plateau. Het gebied ligt op 280 tot 380 meter boven zee niveau en is slechts 10.000 tot 15.000 vierkante kilometer groot en is daarmee vergelijkbaar met de provincies Zuid-Limburg, Noord-Brabant en Gelderland samen. Het spreidt zich uit ten noorden en zuiden van de stad Aleppo. De westelijke en noordelijke begrenzingen worden gevormd door het Noord-Syrisch massief en de Turkse Taurus bergen. In het oosten wordt het gebied begrensd door de rivier de Eufraat en ten zuiden ligt een steenachtige steppe. Buiten dit gebied zijn echter ook wel eens hamsters waargenomen. Wanneer men ervan uitgaat dat de hamsterdichtheid in dit gebied vergelijkbaar is met de Europese hamster (Cricetus cricetus, 0.5-2 burchten per hectare) dan kan het totale aantal in het wild levende Syrische hamsters geschat worden op 50.000 tot 200.000 dieren. Dit aantal wordt sterk bedreigd door de enorme bevolkingsgroei in dit gebied, veranderende landbouwtechnieken en bestrijding door boeren die de hamster als plaagdier zien.
proefdier. In 1931 werden de eerste Syren naar Frankrijk en Engeland gebracht. In Engeland werden in 1937 de eerste dieren aan hobby fokkers overgedragen en begon de Syr aan zijn bestaan als knuffeldier, mede door opzetten van de eerste hamsterfokkerij door Percy Parslow in Great Bookham, Engeland. In 1938 werden de eerste dieren uitgevoerd naar de Verenigde Staten en een jaar later naar India en Egypte. In 1944 werd er in Rio de Janeiro (Brazilië) een hamsterfokkerij opgezet. De Syrische hamster werd steeds populairder als huisdier en proefdier. Pas in 1971 werden er in de buurt van Aleppo opnieuw Syrische hamsters gevangen en overgebracht naar de Verenigde Staten. Ook later, in 1972, 1978, 1982, 1986 en 1991 werden in deze omgeving nog Syrische hamsters gevangen, maar in welke mate die verder vermengd zijn onder de al bestaande gedomesticeerde populatie is voor een groot deel onduidelijk. Het is te verwachten dat vrijwel alle huidige huis- en laboratoriumhamsters afstammen van de vier, in 1930 gevangen dieren. Volgens de huidige schattingen zijn er wereldwijd momenteel zo'n 7 tot 8 miljoen huis-hamsters. De Gattermann expedities. In september 1997 en maart 1999 werden er opnieuw expedities op touw gezet, ditmaal vanuit de Universiteit van Halle, Duitsland, en onder leiding van Rolf Gattermann. Het doel was om meer te weten te komen over het verspreidingsgebied en de aanwezigheid van de Syrische hamster in Noord-Syrië, en om hamsters te vangen voor genetisch, zoölogisch en gedragsonderzoek. Tijdens de 1997 expeditie lukte het niet om hamsters te vangen, maar naar aanleiding van vele interviews met plaatselijke bewoners lukte het wel een verspreidingskaart te maken. Een jaar later kon Mohammed Abiad één mannetje en twee vrouwtjes vangen en bracht ze over naar Halle, waaruit op 28 augustus 1998 de eerste 12 jongen geboren werden. Genetische studies wezen inderdaad uit dat deze wildvang hamsters genetisch verschillend waren van de laboratorium hamsters en dat er dus sprake was van een nieuwe stam Syrische hamsters. De genetische variabiliteit in de laboratorium hamsters was drie keer zo laag als die in
Afbeelding 2. Het verspreidingsgebied (geel) van de Syrische hamster. 2
bewoonde burchten waren 118 meter van elkaar vandaan. De onderzoeksgroep van Gattermann was eerder al benieuwd hoe laboratoriumhamsters zich zouden gedragen onder min of meer natuurlijke omstandigheden. Om dit te onderzoeken hebben ze van 1992 tot 1995 Syrische hamsters ondergebracht in een kasje van 7,8 vierkante meter. Dit benaderde enigszins de natuurlijke omstandigheden, met name de veranderingen in daglengte, hoge en lage temperaturen en weinig neerslag. Voer was voldoende voorhanden in de vorm van granen, korrels maar ook groente en fruit. De hamsters werden met behulp van videocamera's geobserveerd. Eenmaal losgelaten in zo'n kas maakte één van de hamsters direct een overwinteringsburcht die typisch is voor de soort. Dit is dus blijkbaar duidelijk genetisch vastgelegd, omdat deze labhamsters al vele generaties geen burcht meer gebouwd hadden. Deze hamster leeft alleen in zo'n burcht en overwinterde er van oktober/november tot maart/april. In de zomerperiode werden er jongen in grootgebracht. Deze dominante hamsters waren alleen 's nachts buiten de burcht actief, gemiddeld zo'n 3 tot 4 uur. Ze verzamelden dan voornamelijk voedsel en brachten dat de burcht in en ze markeerden de omgeving met hun flankklieren. Dit alles gold echter alleen maar voor die ene hamster in de kas die een overwinteringsburcht gemaakt had, en dus de dominantste was. Ondanks dat er ruim voldoende voedsel voorhanden was en de oppervlakte relatief groot was, kon er toch maar één hamster floreren. De andere hamsters waren 12 tot 14 uur per nacht actief en probeerden uit de kas te ontsnappen, wat natuurlijk niet lukte. Vlak voor zonsopgang bouwden ze snel een eenvoudige noodburcht van 15 tot 25 cm diep, bestaande uit een klein tunnelbuisje en een klein kamertje om in te slapen en voor een kleine voedselvoorraad. Met behulp van de video opnamen kon zelfs aangetoond worden dat de dominante hamsters de noodburchten van de andere openden, plunderden en kapot maakten. Daartoe verzamelden ze zand onder hun buik en schoven dat met hun achterpoten de noodburcht in. Het hele proces van openen, plunderen en kapot maken duurde tussen de 2 en 20 minuten. De ondergeschikte hamsters hadden geen
In het verspreidingsgebied ligt de gemiddelde temperatuur in de winter rond 10 graden Celsius, er zijn vorst en sneeuw perioden en er zijn minimumtemperaturen van -4 tot -9 graden Celsius waargenomen. In de zomerperiode werden midden op de dag waarden van 35 tot 38 graden gemeten en de temperatuur zakte tot 30-32 graden vlak voor zonsondergang. Op het moment dat de hamsters actief worden is het in de zomer 15 graden rond middernacht en 6 graden in de ochtend. Ondergrondse metingen op 70 centimeter diepte, waar ook de kraamkamers zich bevinden, geven een constante temperatuur van 12 graden. Zoals gezegd zijn er 30 burchten onderzocht. Ze bevonden zich voornamelijk op velden met éénjarige gewassen. De diepte van een hamsterburcht varieerde van 36 tot 106 centimeter. De gemiddelde lengte van de tunnels was bijna 2 meter, maar ook lengtes van meer dan 9 meter zijn waargenomen. De ingang was 4-5 centimeter in diameter en leidde naar een verticale tunnelbuis van 18 tot 45 cm lang. Bij bewoonde burchten was de verticale tunnelpijp altijd van binnenuit afgesloten met een prop aarde van 5 tot 10 cm. Deze dient waarschijnlijk om roofdieren en overvloedige regenval buiten te houden. Na de verticale tunnelbuis werd de tunnel vlakker en liep dan langzaam af naar de nestkamer. Deze nestkamer was 10 tot 20 cm breed en het dak hiervan bevond zich zo'n 60 cm onder het oppervlak. De kamer bevatte een rond nest, meestal van droog plantaardig materiaal, maar soms ook met textiel, vogelveren of gescheurd plastic. Vanuit de nestkamer ontsprongen minimaal twee nieuwe tunnels. Eén daarvan was 10-15 cm lang en liep dood. Deze werd waarschijnlijk gebruikt als plasplaats, maar keutels werden door de hele burcht gevonden. De ander tunnel(s) waren ongeveer 100 tot 150 cm lang en gingen verder de diepte in met verschillende hellingsniveaus. Deze werden voornamelijk gebruikt voor voedselopslag. Voor de winterslaap periode werden ze volgestouwd met allerlei granen, in de zomerperiode werd er voornamelijk wat groenvoer bewaard. De onderzoekers vonden geen verschil tussen de burchten van vrouwtjes en mannetjes. In de velden rond Azaz werden 15 burchten gevonden op een oppervlakte van 30 hectare. De twee dichtst bij elkaar gevonden 3
overlevingsmogelijkheden in de kas en werden na 2 weken, in een uitgeputte en ondervoedde toestand, uit de kas bevrijdt. Het is dus duidelijk dat Syrische hamsters een territoriaal gedrag hebben en dat in het wild een flinke afstand tussen de burchten geen overbodige luxe is. Zoals gezegd werden er in de omgeving Aleppo in maart 1999 dertien hamsters gevangen, zeven mannetjes en zes vrouwtjes. De mannetjes wogen gemiddeld 99.5 gram en de volwassen vrouwtjes wogen gemiddeld 76 gram. Dit is dus heel wat minder dan de gemiddelde tentoonstellingshamster. In vergelijking met gewone laboratorium hamsters waren er niet direct duidelijke verschillen, alleen de kleur van de wilde hamsters was wat intenser. De hamsters werden overgebracht naar de Universiteit van Halle voor het opzetten van een fokgroep. De jongen van deze dieren (wildvang) werden op een groot aantal punten vergeleken met de gewone laboratorium hamsters.
hamsters zwaarder werden dan de wildvang hamsters, een verschil dat pas begon op te treden nadat de jongen van de moeder gehaald waren. Ook aten de lab hamsters meer (zie Tabel 1). Dit verschil in gewicht werd vooral veroorzaakt doordat de lab hamsters meer vetvrije massa en meer lichaamsvocht hadden en dus niet doordat de lab hamsters meer vet hadden. De wildvang hamsters waren gemiddeld iets langer en hadden iets langere oren. Wat verder nog opvallend is, is dat zowel in de lab als wildvang hamsters de mannetjes relatief meer lichaamsvet bezaten (25-27%) in tegenstelling tot de vrouwtjes (16-17%). Tabel 1 Enkele gegevens van laboratorium en wildvang hamsters (F2 en F3) van 22 weken oud.
lichaamsgewicht (g) voedselopname p/d (g) lichaamslengte (mm) oorlengte (mm) lengte achterpoot (mm) lengte staart (mm)
Vergelijking van laboratorium met wildvang hamsters. 65 laboratorium hamsters (lab hamster) en 39 wildvang hamsters (F2 en F3) werden na 30 dagen van hun moeder gehaald en individueel of groepsgewijs (3 hamsters per groep) gehuisvest, dit laatste om te kijken of dit van invloed was op de ontwikkeling. Van deze groepen moesten er 12 uit elkaar gehaald worden omdat er onderling teveel agressie was. Opmerkelijk was dat in 38,5% van de laboratorium groepen en 71,4% van de wildvang groepen agressie optrad, wat aangeeft dat de wildvang groepen onderling minder verdraagzaam zijn. Daarnaast bleek dat de vrouwen onderling minder verdraagzaam waren dan de mannen, onafhankelijk van de afkomst. De leefomstandigheden waren als volgt: de temperatuur was 21 graden, met 14 uur licht en 10 uur donker per 24 uur. De dieren zaten op houtkrullen en kregen pellet voer (ruw eiwit 19%, ruw vet 4,2%, ruwe vezel 5,8%, as 7,2%). De hamsters werden tweemaal per week gewogen totdat ze 22 weken oud waren. In beide groepen dieren, lab en wildvang hamsters, trad de sterkste groei op tussen de 2e en 6e week, maar de dieren bleven doorgroeien tot aan de 22e week. Het bleek dat de lab
laboratorium 32 m, 33 v
wildvang 25 m, 14 v
141,4 7,5 160,0 21,3 18,7 7,3
116,6* 5,7* 165,1* 21,9* 18,9 7,8
*significant verschillend ten opzichte van laboratorium hamsters. Het bleek verder dat de dieren die individueel opgroeiden lichter bleven dan de dieren die in groepen van 3 opgroeiden, bijvoorbeeld in lab hamsters 121,9 gram tegenover 165,8 gram! De groepdieren bezaten relatief ook meer lichaamsvet (±25-28%) dan individueel gehuisveste dieren (± 20%), deze waarden wijken af van de voorgaande omdat hier mannetjes en vrouwtjes bij elkaar genomen zijn. Ook aten de groepsgewijs gehuisveste dieren meer en werden langer dan alleen levende dieren. Dit effect werd zowel bij lab als wildvang hamsters gevonden. Vervolgens werd er naar de verschillende organen gekeken en het bleek dat vooral de milt relatief zwaarder was in lab hamsters, terwijl er voor de nieren geen verschil gevonden werd. In de wildvang hamsters waren de teelballen, epididymis, de bijnier en de eierstokker relatief iets lichter dan de lab hamsters, maar er werd geen verschil gevonden in relatief gewicht van de baarmoeder. Nota bene, in labhamsters maken de teelballen 3.6% uit van het totale 4
lichaamsgewicht, en in wildvang hamsters is dat nog altijd 2.9%. Hamsters worden veel gebruikt als proefdier bij onderzoek naar de regulatie van het natuurlijke dag/nacht ritme omdat dit in hamsters heel strikt geregeld en voorspelbaar is en er daardoor dus goed gekeken kan worden naar de onderliggende hormonale systemen. Men kan zich echter afvragen of deze eigenschap van de lab hamsters veroorzaakt werd door de inkruisingen die in de loop der jaren opgetreden zijn, of dat dit ook een natuurlijke eigenschap van de Syrische hamster is. Daarom werden ook in dit opzicht de laboratorium hamsters vergeleken met de wildvang hamsters. De hamsters kregen een vaststaand dag/nacht ritme van 14 uur licht en 10 uur donker. De activiteit van de hamsters werd bekeken door infrarood camera's en door het registreren van de omwentelingen van het looprad dat de hamsters tot hun beschikking hadden. Er werden geen duidelijke verschillen gevonden tussen de lab hamsters en wildvang hamsters, in dit geval F1. Van de dagelijkse activiteit van de hamsters vond zo'n 80% plaats in de donkere periode. Het looprad werd eigenlijk alleen maar in de donkere periode gebruikt, maar opvallend genoeg waren de wildvang hamsters daarin drie keer zo actief als de lab hamsters. Lab hamsters maakten gemiddeld 5.306 omwentelingen per 24 uur, wildvang hamsters maar liefst 16.862 omwentelingen. Bij een groot rad is dit toch bijna 50 cm per omwenteling, wat neerkomt op ruim 8 km per 24 uur voor de wildvang hamsters. Wanneer de dieren voor de duur van het experiment alleen maar in het donker gehouden werden, hielden ze toch hun normale ritme aan van 24 uur. Met andere woorden, ze werden altijd op dezelfde tijd wakker en waren op dezelfde tijd actief gedurende het etmaal.
Gebruikte literatuur. Alderton D. Rodents of the world. Blanford, London 1999. Gattermann R. 70 Jahre Goldhamster in menschlicher Obhut - wie gross sind die Unterschiede zu seinen wildlebenden Verwandten? Tierlaboratorium 23:86-99 (2000). Gattermann R. Fritzsche P, Neumann K, AlHussein I, Kayser A, Abiad M, Yakti R. Notes on the current distribution and the ecology of wild golden hamsters (Mesocricetus auratus). J Zool, Lond. 254:359-365 (2001). Gattermann R, Fritzsche P, Weinandy R, Neumann K. Comparative studies of body mass, body measurements and organ weights of wild-derived and laboratory golden hamsters (Mesocricetus auratus). Lab Anim 36:445-454 (2002). Weinert D, Fritzsche P, Gattermann R. Activity rhythms of wild and laboratory golden hamsters (Mesocricetus auratus) under entrained and free-running conditions. Chronobiol Int 18:921932 (2001).
© Marcel AG van der Heyden, 1-1-2004
Over de auteur. Marcel van der Heyden heeft van 1985 tot 1990 biologie gestudeerd aan de Universiteit Utrecht. Na zijn promotie onderzoek aan groeifactor receptoren aan dezelfde universiteit, is hij 4 jaar werkzaam geweest bij het Nederlands Instituut voor Ontwikkelings Biologie te Utrecht (Hubrecht laboratorium). Vanaf 2000 is hij verbonden aan het Universitair Medisch Centrum Utrecht en verricht daar onderzoek aan stamcellen. Zijn vrije tijd besteedt hij deels aan werkzaamheden in het Knaagdierenpension en Hamsterfokkerij Vrolijk te Nieuwegein.
Conclusies. De conclusie van dit verhaal is dat er nog veel Syrische hamsters leven in hun natuurlijke verspreidingsgebied. We zijn wat meer te weten gekomen over hun natuurlijke levensomstandigheden en gedrag, en de huidige lab hamsters, en waarschijnlijk ook de huisdier hamsters, zijn wel wat verschillend vergeleken met de dieren in het wild, maar heel erg groot zijn de verschillend nu ook weer niet.
5