1
De Hamster Cricetus cricetus (L) Ondanks het feit, dat de hamster nergens in Europa als bejaagbare diersoort gold, is het dier jarenlang door de mens vervolgd. Vooral vanwege z'n hamsterpraktijken, die, in jaren, waarin het dier massaal voorkwam in Midden- en Oost Europa, tot grote opbrengstverliezen op de akkers leidde, Vandaar, dat al vroeg tot vervolging en bestrijding van dit schadelijk knaagdier werd opgeroepen. Later kreeg de hamster als pels- en eiwit leverancier voor de mens betekenis. Nog in de 50tiger en 60-tiger jaren nam het aantal hamstervellen in Europa enorm toe (tot ruim meer dan 1 milj./jaar). De duidelijke afname van het aantal vellen de laatste jaren geeft aan, dat de hamsterpopulatie sterk terugloopt. In Nederland is de populatie zo ver teruggelopen, dat nog slechts enkele kleinere restpopulaties in Zuid Limburg over zijn, die, als we niet snel ingrijpen, snel verloren zullen gaan, waardoor de hamster dan ook in Nederland uitgestorven zal zijn. Systematiek Van de drie Europese soorten, die tot de familie van de Cricetidae behoren, is de Hamster de grootste soort. Er worden van deze soort in de literatuur 3 ondersoorten beschreven, die echter bij nadere bestudering toch als een soort gezien moeten worden. Wel bestaat er een donker gekleurde variant van de soort, die plaatselijk in Oost Europa tussen 20 en 75% van de populatie uitmaakt. Verspreiding Het verspreidingsgebied ligt tussen de 17oC-juli-isotherm in het noorden en in het zuiden de 2oC-januari-isotherm, dus tussen 44 tot 59oN en tussen 5 tot 95oE. Het west en MiddenEuropees verspreidingsgebied bestaat tegenwoordig uit vele min of meer grotere aaneengesloten gebieden, maar vormt geen gesloten areaal. Toch is de hamster al sinds de jongste ijstijd in ons gebied aanwezig en een inheemse diersoort van de europese fauna.
Verspreiding over Europa In Limburg vóór 1970
1970-1985
2
Leefomgeving Territorium De hamster heeft in zijn woongebied bij voorkeur lemige- en lössgronden, met lage grondwaterstand. Een zanderige en vlakke erosiebodem evenals natte gebieden en gebieden boven 625 m worden gemeden, omdat deze grond voor de bouw van de meestal uitgestrekte en tot meer dan 2 meter diep reikende burcht ongeschikt is. Als oorspronkelijke vertegenwoordiger van de steppenfauna vond de hamster sinds de Middeleeuwen optimale bewoningsmogelijkheden in het geleidelijk ontstane akkergebied. Tegenwoordig bewoont de hamster vooral het door de mens gecreëerde open agrarische landschap met een meerjarige voederbeplanting, omdat zo de jaarlijkse verstoringen door de vele akkerbewerkingen achterwege blijven en de daardoor het hele jaar door aanwezige gesloten begroeiing een goede dekking voor vijanden geeft. In dergelijke gebieden bereikt de normaal solitair (alleen) in en eigen territorium levende hamster een grote aantallen tezamen voor (300 of meer/ha). In het huidige agrarische landschap is de Hamster aangewezen op ruigten, akkerranden en bermen, voor zover niet mee bespoten, en gegierd en op akkers met extensief gebruik. Gezien de huidige gedachten in de agrarische wereld moet er ernstig mee rekening gehouden worden, dat de hamster het in Nederland niet zal volhouden, ondanks alle plannen van de natuurbescherming. Het normale territorium van de hamster bedraagt 750 tot 1000 m2, hetgeen een actieradius van 30 tot 50 m van de burcht betekent. Alleen bij de aanleg van de wintervoorraad kunnen deze grenzen om een veelvoud overschreden worden (tot 450 m en meer). Ook bij dunne populatie-dichtheden kunnen mannetjes deze grotere afstanden afleggen. Ware dit niet mogelijk, waren sommige deelpopulaties allang uitgestorven. Meer als 3/4 van z'n leven brengt de hamster door onder de grond. In het voorjaar na het ontwaken uit de winterslaap worden in eerste instantie slechts 1 of 2 pijpen opengemaakt. De bouw van een nieuwe burcht begint met een schuin naar beneden lopende pijp. Alle uitgegraven grond ligt later voor deze opening. Nadat een voorkamer is gegraven wordt met plantenmateriaal van grassen en granen een nest gemaakt. Vanuit deze eerste kamer volgt de verdere uitbouw al naar gelang de behoefte van de bewoners. Wijfjes graven van beneden uit een aantal (tot 4-8) valpijpen, die loodrecht naar boven lopen en waarin de jongen bij gevaar kunnen vluchten. De burcht van het mannetje heeft zelden meer als 3 uitgangen, zijn echter onder de grond groter. Jonge hamsters hebben in de eerste maanden een eenvoudige burcht vaak niet dieper dan 40 cm. Vaak wordt door jonge hamsters burchten van veldmuizen, woelratten of konijnen iets uitgebouwd en bewoond. Later in de zomer beginnen de hamsters met de voorbereidingen op de winter, waarbij de 60 - 80 cm diepe zomerburcht tot 2 m diep wordt uitgebreid, waarbij extra voorraadkamers worden aangelegd en gevuld met voedsel.
3
Morfologie. Een typisch kenmerk van dit kleine zoogdier is z'n gevarieerde vachtkleuring. De roodbruine kop, de geel- tot grauwbruine rug, de zwarte buik en de witte vlekken aan de neus, wangen, oorranden, voorste zijflanken en poten maken deze soort onverwisselbaar. Wat de grootte betreft, bestaat er tussen de mannetjes en de wijfjes een uitgesproken geslachtsdimorfisme. Het wijfje blijft in haar afmetingen tot 25% achter bij het mannetje van gelijke leeftijd. Omdat de hamster z'n hele leven doorgroeit, kan hij tot 900 gr zwaar worden. Een eenjarige hamster heeft en kop-romp lengte van 210 tot 270 mm, een staartlengte van 39 tot 70 mm, een oorlengte van 23 tot 33 mm. Aan de voorpoten zitten 5 zoolkussentjes, waarvan 4 tenen en 1 rudimentaire duim met kleine nagel. De achterpoten bezitten 5 tenen en 6 kussentjes. De tandformule bedraagt 1003 boven en 1003 beneden. Totaal 16 tanden. Alle kiezen hebben wortels. De wortelopeningen in de kaak staan in twee parallelle rijen geordend. De hamster heeft 2N=22 chromosomen. Door het feit, dat de hamster een winterslaper is, vertoont hij zowel in z'n gedrag als in z'n lichamelijke gesteldheid (fysiologie) een typisch jaarpatroon. Zo vertonen de markante in de flanken gelegen zijklieren en de navelklier over het jaar gezien typische veranderingen in grote en vorm. In de voortplantingsperioden produceren deze klieren een talgrijk secreet, dat dient om de burcht en het territorium te markeren. Een ander typisch kenmerk van de hamster zijn de van de mondhoeken tot de schouderbladen lopende wangzakken en de tweekamerige maag. Terwijl de wangzakken gebruikt worden bij het verzamelen en het naar binnen brengen van het voedsel, zorgt de tweedelige maag voor een optimale vertering van het plantaardige en dierlijke voedsel.
Sporen van de hamster
a: Voorpoot met kleine duim d: De voorpootafdruk. b: Achterpoot c: De achterpootafdruk
4
Voedsel Het oorspronkelijk voedsel van de hamster bestond uit groene delen van kruiden en grassen en bestond later in het jaar vooral uit de zaden en vruchten daarvan. Dit patroon hebben de huidige in akkergebieden levende hamsters nog steeds, alhoewel in de moderne grote monoculturen meestal niet z'n grote rijkdom aan verteerbaar voedsel meer aanwezig is. Daarom eten ze direct na de winterslaap hier vooral groene delen van de cultuurplanten en de nog aanwezige kruiden, zelfs voor de mens giftige (Solanum). Toch is de hamster wat z'n voedsel betreft zeer flexibel en kan hij zich goed aanpassen. Ze klimmen zelfs in grotere planten (maïs, wijnstokken) om voedsel te bemachtigen. Naast plantaardig voedsel heeft hij een uitgebreid aantal dieren op de menukaart staan, veel meer dan welke diersoort dan ook. Kevers, rupsen, engerlingen, slakken, sprinkhanen, regenwormen, kikkers hagedissen, jongen van bodembroeders, muizen en zelfs zeer jonge hazen en de kadavers van grotere dieren. Toch bedraagt de dierlijke kost niet meer dan max. 10% van het totale voedsel. Ze wordt ook zelden als reserve opgeslagen. De dagelijkse benodigde hoeveelheid voedsel is afhankelijk van geslacht, lichaamsgewicht, ouderdom en actuele situatie, zoogperiode, wintervoorbereiding, zwangerschap, enz. Ook gedurende het jaar is de behoefte wisselend. In het voorjaar na de winterslaap is deze het hoogst, in de winter het laagst. Gemiddeld wordt uitgegaan van enkele tot 10-20 gr per dag. In de voorbereiding op de winterslaap worden in de burcht voedselvoorraden aangelegd van 1 tot enkele (3) kg. De hoge getallen (tot 50 of meer) kg, die vaak genoemd worden, berusten op grove schattingen en zijn uiterst zelden aangetroffen. Het totale verlies van de opbrengst, waarover uit vroegere tijden wordt bericht, moet veel meer toegeschreven worden aan de enorme populatie-dichtheden. De lage aantallen kg wintervoorraad, die thans gevonden worden, zijn deels te wijten aan de snelle vruchtwisselingen en bodembewerkingen. Een te geringe wintervoorraad wordt tegenwoordig mede gezien als een van de belangrijkste doodsoorzaken (tot 61,5%).
Voortplanting Direct na het beëindigen van de winterslaap begint de paartijd. De testikels zijn al tijdens de winterslaap sterk gegroeid en geactiveerd. Ze beginnen dan ook direct de wijfjes op te zoeken. Deze paartijd ligt al naar gelang in maart, april of mei. Gezien het solitaire leven zijn de contacten tussen de geslachten door schuwheid en agressie gekenmerkt. Het eerste voorzichtige contact wordt gekenmerkt door allerlei dreigende geluiden en eindigt met de vlucht van het wijfje. Na verloop van tijd wordt dit alles minder, totdat echt lichamelijk contacten optreden en uiteindelijk het mannetje het wijfje volgt. Dan volgt na verloop van tijd een aantal paringen, waarna de hernieuwde agressiviteit van het wijfje het mannetje verjaagd. Na een draagtijd van 17 tot 19 dagen werpt het wijfje haar eerste worp van het jaar. Bij de 2e en 3e worp bedraagt de draagtijd tot 37 dagen. Dit wordt mede bepaald door de voorafgaande worp en dus het tijdstip van de bevruchting na deze worp.
5
De pasgeboren hamster weegt 5 gr. Er worden 5 tot 12 dieren (tot 21) geboren, hetgeen wijst op ±30 jongen per hamster per jaar. Echter onder de huidige omstandigheden op de akkers zal een 2e worp nauwelijks overleven, zodat de tegenwoordige populatie groei als laag gezien moet worden. De wijfjes hebben slechts 4 paar tepels, zodat bij een grotere worp in groepjes gedronken moet worden. Na 6 dagen nemen de jonge hamsters al vast voedsel op. Met 8 dagen verlaten de jongen het nest en met 18 tot 20 dagen de burcht. Na 4 weken zijn ze al vrij zelfstandig en wegen ±100 gr. Vooral droge zomers met een vroege oogst zorgen voor een tekort aan voorraden en dus voor een grote sterfte onder de jonge hamsters, dus zal het daarop volgende jaar een geringere populatie te zien geven. Echter zijn de omstandigheden daarna weer gunstig, zal de populatie door haar hoge voortplantingsmogelijkheid ook weer snel aangroeien (tot 175 dieren/ha).
Gedrag Bij hoge en hoogste populatiedichtheden treden er vaak veranderingen op in het gedragspatroon van de hamster. Zo wordt dan alles wat ook maar enigszins bruikbaar is als voedsel genomen. Bij voedselgebrek kan het tot kannibalisme komen of tot massaal vertrekken uit het gebied. Omdat hamsters goede zwemmers zijn, zijn grotere rivieren e.d. geen belemmering. Bij hogere dichtheden beginnen vele dieren niet of later aan de gebruikelijke winterslaap. Men noemt de hamster door dit gedragspatroon ook wel een facultatieve winterslaper. Uit onderzoek blijkt, dat de hamster winterslaap perioden kent, afgewisseld met activiteit (max.15 dagen bij __, 13 dagen bij __), hetgeen betekent, dat hij ongeveer 65% van de periode slaapt. Tijdens de actieve perioden (vele uren tot dagen) neemt hij voedsel op en is hij in z'n nest actief. Er zijn in dit gedrag grote individuele verschillen. Eerst beginnen de oudere dieren, daarna als laatste de jongere en jongste dieren met de winterslaap. Tijdens de winterperiode teren de hamsters en op hun voedselvoorraden en op hun eigen lichaamsvetvoorraad (20-30% van het lichaamsgewicht). In de lente wordt de winterslaap beëindigd en openen ze een van de in het najaar met aarde gesloten pijpen. Zolang de omgeving nog geen vegetatie heeft (zichtdekking), blijven ze schemering- en nachtactief. Met toenemende vegetatie worden ze ook meer dagactief tot sommige dieren zelfs volledig. Voor de oriëntatie gelden vier mogelijkheden: zien, horen, ruiken en trillingen. Hamsters zijn kleurenblind De ogen zijn naar boven gericht in de schedel geplaatst om tijdig te waarschuwen. De andere waarnemingen (oren) maken de zaak compleet. Ook geuren (vooral in de paartijd) spelen een belangrijke rol. Hamsters zijn instaat de ouderdom van een geursignaal te bepalen (tot 24 uur). In de burcht zijn het vooral de geur en de contactprikkels (lange tastharen), die een rol spelen.
6
Doodsoorzaken Als predatoren van de hamster gelden de vos, de hermelijn en de bunzing. Vooral jonge hamsters worden gevangen door huiskatten en verwilderde katten, honden en dassen. Tal van roofvogels (buizerd, wouw, adelaar, valken) en uilen vangen de hamster als voedsel. Ook tijdens de akkerbewerking worden veel hamsters verwond en gedood en opgegeten door kraaien en eksters. Ook natuurlijke ziekten en parasieten kunnen een hoge sterfte veroorzaken, omdat de hamster voor sommigen zeer gevoelig is. Naast biologische oorzaken is ook het akkergebruik als belangrijke doodsoorzaak te noemen. Door de vroege oogst, die weinig op de akkers achterlaat sterven vele hamsters in de winter, omdat ze niet voldoende wintervoorraad hebben kunnen aanleggen. Maar ook de landbouwmachines doden veel hamsters. Het gieren van de akkers moet eveneens als belangrijke oorzaak genoemd worden. Ook het gebruik van landbouwvergift heeft een enorme mortaliteitsinvloed. Vooral het bewijs voor deze laatste factor is moeilijk te brengen, omdat een vergiftigde wintervoorraad, de dood voor de dieren onder de grond brengt. Ook het verkeer heeft net als bij alle diersoorten een duidelijke invloed.
Populatieomvang Door z'n onderaardse levenswijze is een directe telling niet mogelijk. Daarom baseert de bepaling van de populatieomvang zich dan ook meestal op de telling van het aantal burchten of het aantal belopen pijpen uitgaande van de omvang van 1ha. Ook het opstellen van vallen geeft een goed beeld van de populatie. 2.2 tot 2.9 belopen pijpen per hamster is een richtwaarde.
Ouderdomsbepaling Echte onderzoekingen naar de ouderdomssamenstelling van en hamsterpopulatie zijn uit de literatuur niet bekend. De schedel laat slechts een indeling één- of meerjarig toe. Een goede methode is de tandslijtage van de M1 in de bovenkaak. Uit ouderdomsbepalingen blijkt dat hamsters niet zo oud worden als gedacht. In gevangenschap tot 4 jaar, in de vrije natuur 2-3 jaar.
Tenslotte Een goede hamsterpopulatie in akkerlandschappen geeft een goede indicatie over het ecologisch gebruik door de agrariër. Als de hamster u iets doet, doe dan iets voor de Hamster. Hamster. Stichting Dassenwerkgroep Limburg. (voor intern gebruik).