Departement Sociaal-Agogisch Werk Optie: Maatschappelijk Werk / Personeelswerk
De stap naar het rusthuis Onderzoek naar het integratieproces van de oudere
Door Gaens Karolien
Eindwerk aangeboden tot het bekomen van het diploma van maatschappelijk assistent
Hasselt Academiejaar 2005 - 2006
INHOUDSOPGAVE WOORD VOORAF
7
INLEIDING
8
THEORIE HOOFDSTUK 1: HET ROUWPROCES
11
1.1
Inleiding
11
1.2
Begripsomschrijving
11
1.3
Het rouwproces: rouwfasen en rouwtaken
12
1.3.1
De vier rouwtaken volgens William Worden
12
1.3.2
Het begin van het rouwproces
15
1.3.3
1.3.4
1.3.2.1 Rouwreacties
15
1.3.2.2 Rouwtaken
17
Het midden van het rouwproces
18
1.3.3.1 Rouwreacties
18
1.3.3.2 Rouwtaken
23
Het ‘einde’ van het rouwproces
24
1.3.4.1 Rouwreacties
25
1.3.4.2 Rouwtaken
26
1.4
Kanttekening bij het rouwproces
28
1.5
Besluit
29
HOOFDSTUK 2: OUDEREN VERHUIZEN NAAR HET RUSTHUIS
30
2.1
Inleiding
30
2.2
Verhuizen is een vorm van verlies
30
2.2.1
Vormen van verlies
31
2.2.2
Enkele aandachtspunten
33
2.3
De beleving van de verhuizende oudere
34
2.3.1
Verandering van gewoonten en verandering van gedrag
34
2.3.2
Een eerste en een tweede vorm van agressie
35
2.4
Gedwongen of vrijwillige verhuizing?
37
2
2.4.1
Redenen voor de overstap naar een rusthuis
37
2.4.2
Mogelijke vormen van verhuizing
37
2.4.3
Hoe ervaart de oudere de overstap naar het rusthuis?
39
2.4.4
Samen of alleen naar een rusthuis?
43
2.5
Is het rusthuis een tweede ziekenhuis?
44
2.6
Besluit
45
HOOFDSTUK 3: WONEN IS MEER DAN EEN DAK BOVEN JE HOOFD
47
3.1
Inleiding
47
3.2
De hulp van anderen bij de verhuizing naar een rusthuis
47
3.2.1
De rol van de familie bij de verhuizing 3.2.1.1 Aandachtspunten
47 49
3.2.2
De rol van de arts bij de verhuizing
50
3.2.3
De rol van een geestelijk persoon bij de verhuizing
50
3.2.4
De opvang van de oudere in het rusthuis
51
3.3
De levenskwaliteit in een rusthuis
53
3.3.1
De woonbeleving
53
3.3.2
De levensomstandigheden
56
3.3.3
Familierelaties en vriendschapsrelaties
58
3.3.4
Relaties met het personeel
59
3.3.5
Relaties met medebewoners
61
3.3.6
Relaties met de bezoekers
62
3.4
Besluit
63
PRAKTIJK HOOFDSTUK 1: VOORBEREIDING VAN DE PRAKTISCHE COMPONENT
66
1.1
Inleiding
66
1.2
Voorstelling van de stageplaats: Huize Sint-Jozef te Nieuwerkerken
66
1.2.1
Doelstellingen
66
1.2.2
De doelgroep
67
1.3
Verantwoording van het praktisch gedeelte
68
1.3.1
Het onderwerp van het onderzoek
68
1.3.2
Relevantie tot het werkveld
69
1.3.3
Onderzoeksmethoden
69
3
1.3.3.1 Definitie van een interview
70
1.3.3.2 Het open interview
70
1.3.3.3 Afbakening van de doelgroep
71
1.3.3.4 Verwerking van de resultaten
72
1.4
Vragenlijst en aandachtspunten bij een open interview
72
1.5
Besluit
73
HOOFDSTUK 2: ONDERZOEK NAAR HET INTEGRATIEPROCES VAN DE RESIDENT IN HET RUSTHUIS HUIZE SINT-JOZEF IN NIEUWERKERKEN
74
2.1
Inleiding
74
2.2
Voorstelling en bespreking van de resultaten
74
2.2.1
Interview met Albert
74
2.2.2
Bespreking
76
2.2.2.1 Het rouwproces
76
2.2.2.2 De emotionele beleving van de resident
77
2.2.2.3 De hulp van anderen en de woonbeleving
73
2.2.2.4 Reflectie
80
2.2.3
Interview met Lucie
80
2.2.4
Bespreking
82
2.2.4.1 Het rouwproces
82
2.2.4.2 De emotionele beleving van de resident
83
2.2.4.3 De hulp van anderen en de woonbeleving
83
2.2.4.4 Reflectie
85
2.2.5
Interview met Emile
85
2.2.6
Bespreking
87
2.2.6.1 Het rouwproces
87
2.2.6.2 De emotionele beleving van de resident
88
2.2.6.3 De hulp van anderen en de woonbeleving
89
2.2.6.4 Reflectie
90
2.2.7
Interview met Jeanne
91
2.2.8
Bespreking
92
2.2.8.1 Het rouwproces
92
2.2.8.2 De emotionele beleving van de resident
93
2.2.8.3 De hulp van anderen en de woonbeleving
94
2.2.8.4 Reflectie
95
2.2.9
Interview met Juliette
95
2.2.10
Bespreking
96
2.2.10.1 Het rouwproces
96
2.2.10.2 De emotionele beleving van de resident
97
4
2.2.10.3 De hulp van anderen en de woonbeleving
98
2.2.10.4 Reflectie
99
2.2.11
Interview met Floor
99
2.2.12
Bespreking
100
2.2.12.1 Het rouwproces
100
2.2.12.2 De emotionele beleving van de resident
101
2.2.12.3 De hulp van anderen en de woonbeleving
102
2.2.12.4 Reflectie
103
2.2.13
Interview met Pauline
103
2.2.14
Bespreking
105
2.2.14.1 Het rouwproces
105
2.2.14.2 De emotionele beleving van de resident
105
2.2.14.3 De hulp van anderen en de woonbeleving
106
2.2.14.4 Reflectie
107
2.2.15
Interview met Frans
107
2.2.16
Bespreking
109
2.2.16.1 Het rouwproces
109
2.2.16.2 De emotionele beleving van de resident
110
2.2.16.3 De hulp van anderen en de woonbeleving
111
2.2.16.4 Reflectie
112
2.2.17
Interview met Helena
112
2.2.18
Bespreking
113
2.2.18.1 Het rouwproces
113
2.2.18.2 De emotionele beleving van de resident
114
2.2.18.3 De hulp van anderen en de woonbeleving
115
2.2.18.4 Reflectie
116
2.2.19
Interview met Doris
116
2.2.20
Bespreking
117
2.2.20.1 Het rouwproces
117
2.2.20.2 De emotionele beleving van de resident
118
2.2.20.3 De hulp van anderen en de woonbeleving
118
2.2.20.4 Reflectie
119
2.3
Besluit
HOOFDSTUK 3: CONCLUSIES EN KRITISCHE BEDENKINGEN
120
121
3.1
Inleiding
121
3.2
Conclusies met betrekking tot het rouwproces
121
3.2.1 3.3 3.3.1
Eigen visie Conclusies met betrekking tot de emotionele beleving van de resident Eigen visie
123 124 126
5
3.4 3.4.1 3.5
Conclusies met betrekking tot de hulp van anderen en de woonbeleving Eigen visie Besluit
128 130 132
ALGEMEEN BESLUIT
133
BIBLIOGRAFIE
136
BIJLAGEN
141
6
Woord vooraf Het resultaat van mijn eindwerk heb ik niet zonder medewerking van andere personen tot stand kunnen brengen. Daarom wil ik in het bijzonder mijn stagementor, mevrouw Annick Munsters, en mijn stagebegeleidster, mevrouw Agnes Vanhentenrijk, bedanken voor de begeleiding die ik gedurende de afgelopen maanden heb gekregen. Ik heb hier veel uit geleerd. Zonder jullie advies zou ik niet staan waar ik nu sta.
Ook wil ik alle residenten bedanken die hebben meegewerkt aan mijn onderzoek, want zonder hun medewerking stond ik nergens. Hierbij wil ik mijn collega’s op mijn stageplaats bedanken voor hun steun en hulp aan dit eindwerk.
Mijn familie en vrienden mogen in dit rijtje zeker niet ontbreken. Zij hebben naar mij geluisterd als ik het moeilijk had en hebben mij telkens opnieuw gemotiveerd. Wanneer ik het even niet zag zitten, zijn zij steeds in mij blijven geloven.
Het gevoel er niet alleen voor te staan, heeft een gunstige invloed gehad op de verwerking van mijn eindwerk. De personen die ik ben vergeten te vermelden, maar die hun steentje hebben bijgedragen, dank ik ook van harte.
7
Inleiding “Er waren eens drie bomen, die alledrie in een hevige storm een grote tak waren kwijtgeraakt. De drie bomen waren elk op een andere manier met hun verlies omgegaan. Jaren later ging ik de bomen weer opzoeken. Gisteren heb ik ze weergevonden en gesproken. De eerste boom rouwde nog steeds om zijn verlies en zei ieder voorjaar als de zon hem uitnodigde om te groeien: “Nee, dat kan ik niet, want ik mis een belangrijke tak.” Ik zag dat hij klein was gebleven en in de schaduw stond van de andere bomen. De zon drong niet meer tot hem door. De wonde was duidelijk zichtbaar en zag er naakt uit. Het was het hoogste punt van de boom. Hij was niet meer verder gegroeid. De tweede boom was zo geschrokken van de pijn dat hij snel had besloten om het verlies te vergeten. Hij was moeilijk te vinden, want hij lag op de grond. Een voorjaarsstorm had hem doen omwaaien. Hij had zijn greep op de aarde verloren. De plek van de wonde was moeilijk te vinden. Deze zat verstopt achter een heleboel vochtige bladeren en lag daar te rotten. De derde boom was ook erg geschrokken van de pijn en de leegte in zijn lijf en hij rouwde om zijn verlies. Het eerste voorjaar toen de zon hem uitnodigde om te groeien, had hij gezegd: “Dit jaar nog niet.” Toen de zon het tweede voorjaar weer terugkwam met de uitnodiging, had hij gezegd: “Ja zon, verwarm mij zodat ik mijn wonde kan verwarmen. Mijn wonde heeft warmte nodig opdat ze weet dat ze erbij hoort.” Toen de zon het derde voorjaar weer terugkwam, sprak de boom: “Ja zon, laat mij groeien. Ik weet dat er nog zoveel te groeien is.” De derde boom was ook moeilijk te vinden, want ik had niet verwacht dat hij zo groot en sterk zou zijn geworden. Gelukkig heb ik hem herkend aan de dichtgegroeide wonde die vol trots in het zonlicht werd gehouden.” 1
Ouderen kunnen regelmatig geconfronteerd worden met grote verliezen. Personen die hun nauw aan het hart liggen kunnen overlijden, zoals hun partner, broers, zussen, medebewoners, kinderen, vrienden, … De verhuizing naar een rusthuis kan ook een groot verlies betekenen. Ouderen verliezen niet alleen hun woonplaats, maar ze moeten daarbij hun vertrouwde omgeving, buren, vrienden, … achterlaten. Wanneer iemand met meerdere verliezen tegelijkertijd geconfronteerd wordt, kan dit een zeer ingrijpende gebeurtenis zijn.
Aan de hand van mijn eindwerk zou ik graag deze problematiek verder willen onderzoeken, meer bepaald naar het integratieproces van de oudere in een rusthuis. Ik heb voor dit onderwerp gekozen, omdat ik denk dat hier nogal vlug wordt overheen gegaan. Ik 1
KEIRSE, M.,Vingerafdruk van verdriet. Woorden van bemoediging. Tielt, Lannoo, 2005, p. 88-89.
8
veronderstel dat er rusthuizen zijn die aan deze problematiek wel aandacht besteden, maar dat er andere verzorgingstehuizen zijn die dit liever links laten liggen. Ik vind het enorm belangrijk dat iedereen zich goed voelt in zijn woonsituatie en daar horen de rusthuisbewoners ongetwijfeld bij.
Niet iedereen verwerkt een verhuizing naar een rusthuis op dezelfde manier. Bij het verlies weten vele ouderen niet hoe ze moeten rouwen, omdat het in de samenleving bijna niet ter sprake komt. Ze durven er dikwijls niet over praten, omdat ze dan geconfronteerd worden met hun emoties. Er zijn bewoners die ook bang zijn voor de reacties van anderen.
Ik wil graag het rouwproces koppelen aan de integratie van de ouderen in het rusthuis. Doorlopen de ouderen dezelfde fasen? Maakt elke oudere wel een rouwproces door? Welke aspecten kunnen een invloed hebben op het integratieproces? Wordt er genoeg aandacht besteed aan deze problematiek? Op deze vragen wil ik graag een antwoord formuleren, aan de hand van de resultaten van mijn praktische component. Ik heb van een tiental residenten van het rusthuis een interview afgenomen en gepraat over de verhuizing naar het rusthuis, waarbij ik mij heb moeten beperken tot die bewoners die nog over voldoende verstandelijke vermogens beschikken. Van de resultaten die hieruit voortvloeien kan ik besluiten hoe ouderen de verhuizing naar een rusthuis ervaren en of er vanuit het rusthuis hieromtrent meer begeleiding moet zijn.
De interviews heb ik telkens gekoppeld aan de drie theoretische hoofdstukken. Het rouwproces heb ik in het eerste hoofdstuk beschreven, waarbij de verschillende emoties en reacties ter sprake komen. De rouwtaken die hiermee samenhangen mogen uiteraard niet uit het oog worden verloren. Hierop inspelend heb ik in het volgende hoofdstuk het verlies rond de verhuizing verder uitgewerkt. De emotionele beleving van de oudere komt aan bod en hoe de oudere de stap naar het rusthuis heeft ervaren. In het laatste hoofdstuk wil ik duidelijk weergeven dat een rusthuis meer is dan een gebouw met een hoop stenen. Zowel de familieleden, vrienden, personeelsleden, … kunnen een belangrijke invloed hebben op het integratieproces van de oudere. Aan de woonbeleving wordt ook de nodige aandacht geschonken. Al deze aspecten kunnen een invloed hebben op het verwerkingsproces. In het laatste hoofdstuk van mijn praktisch gedeelte heb ik aan de hand van mijn onderzoek bij elk aspect een algemene conclusie geformuleerd, samenhangend met enkele kritische bedenkingen.
9
Theorie
10
Hoofdstuk 1: Het rouwproces
1.1
Inleiding
Rouw is een normale en natuurlijke reactie op een betekenisvol verlies. Het eerste waar we dan aan denken is het verlies van een dierbaar persoon door overlijden. Dit is echter niet de enige vorm van verlies waarbij mensen kunnen rouwen, want elk verlies kan een rouwreactie teweeg brengen. Zo krijgt iedere oudere met verschillende vormen van verlies te maken. Iemand die met een verlies geconfronteerd wordt, maakt een rouwproces door dat veelal persoonsgebonden is.
Om het eerste hoofdstuk rond rouwen beter te begrijpen en te kunnen plaatsen in een bredere context, is het belangrijk dat we het begrip ‘rouw’ verduidelijken. Hiermee samenhangend halen we de begrippen ‘proces’, ‘taken’ en ‘fasen’ aan.
1.2
Begripsomschrijving
Wat verstaat iemand onder ‘rouw’? Van Dale geeft het begrip weer als ‘droefheid, smart over iemands verlies door de dood’. 1 Rouwen kunnen we dus omschrijven als de reacties die volgen op het verlies van een dierbare en is hiermee een ‘normaal’ emotioneel proces. Rouwen kunnen we immers niet als een ziekte zien. Het is iets waar iedereen in zijn leven mee geconfronteerd wordt, in meer of minder ernstige mate. Het is een gebeuren buiten de mens, maar tevens ook binnen in de mens. Dit kan zich uiten op emotioneel en/of lichamelijk vlak. 2
Rouw gaat steeds gepaard met een proces, het ‘rouwproces’. Volgens Van Dale is het rouwproces, het rouwen en al wat er in tijden van rouw psychisch met de rouwende gebeurt. 3 Het is de bedoeling dat de mens dit rouwproces gaat doorlopen. De rouwende moet afstand
1
Begripsbepalingen. Internet, z.d. (http://rouwen.berseba.nl/html/hoofdstuk1.htm)
2
BUIJSSEN, H., Verstoorde rouw bij ouderen. Signalering en hulpverlening. Baarn, Intro, 2000, p. 11.
3
Begripsbepalingen. Internet, z.d. (http://rouwen.berseba.nl/html/hoofdstuk1.htm)
11
kunnen nemen van het verlies dat hem is geleden. Hij zal zijn leven opnieuw moeten inrichten. Hij zal dus zelf het heft in handen moeten nemen en zelf de nodige activiteit moeten verrichten om het rouwproces te vervolledigen. In een rouwproces zijn een aantal fasen terug te vinden, waaraan we telkens een aantal taken kunnen koppelen. Deze zullen verder in dit hoofdstuk besproken worden.
Het verlies van een dierbaar persoon blijft dikwijls het centrale thema bij de bespreking van het rouwproces. Dit is echter niet de enige aanleiding die we in verband kunnen brengen met het begrip ‘rouw’. Er zijn immers vele vormen van verlies waarmee iemand in zijn leven in aanraking kan komen: verhuizing, scheiding van ouders, pensionering, verlies van werk, ongewenst kinderloos, … We moeten er echter rekening mee houden dat elk van de opgenoemde vormen van verlies, een ingrijpende gebeurtenis kan zijn voor een persoon en dat aan elk verlies een rouwproces gekoppeld kan worden. 1
Wat betekent verlies eigenlijk? Verlies betekent letterlijk ‘iets of iemand kwijtraken’. Het verlies kan soms tijdelijk zijn, maar elk verlies veroorzaakt altijd een emotie. Hoe intens deze emotie is, is afhankelijk van de waarde die we aan het verlies toekennen. De meeste mensen gaan duidelijk reageren op een verlies.
1.3
Het rouwproces: rouwfasen en rouwtaken
1.3.1
De vier rouwtaken volgens William Worden
Over het rouwproces zijn in de loop der tijd diverse theorieën ontwikkeld die in wezen weinig van elkaar verschillen. In dit hoofdstuk diepen we het rouwproces uit van William Worden (’92), professor psychologie (Harvard Medical School). Hij is een Amerikaanse rouwtherapeut die in het rouwproces vier rouwtaken onderscheidt. Zijn theorie is in verscheidene boeken terug te vinden en is zeer begrijpbaar geformuleerd. 2
1
STAM. P., Verliesverwerking. Internet, z.d. (http://www.afscheidsbegeleiding.com/afscheid/verlies/index.html)
2
ADRIAENSEN, M., Als ouderen rouwen: oudere mensen helpen bij verlies. Tielt, Lannoo, 2005, p. 36.
12
Allereerst diepen we de vier rouwtaken verder uit, waarna er een opsplitsing gemaakt wordt tussen het begin, het midden en het einde van het rouwproces met hierin de verschillende rouwreacties en rouwtaken. William Worden onderscheidt vier rouwtaken: 1
1) het aanvaarden van het verlies; 2) het ervaren van de gevoelens en reacties die volgen op het verlies; 3) het aanpassen aan een nieuw leven waar het verlies geen deel meer van uitmaakt; 4) het verlies emotioneel een plaats geven en het opnemen van de draad van het leven.
Deze vier rouwtaken houden meer in dan op het eerste zicht lijkt. Elke rouwtaak heeft een dieperliggende betekenis die hieronder kort wordt weergeven. 2
1) De realiteit van het verlies aanvaarden: dit betekent acceptatie van het verlies, zowel intellectueel als emotioneel, spiritueel als sociaal.
De eerste opgave van de rouwende is dat hij de werkelijkheid accepteert. Er wordt wel eens aangegeven dat ouderen makkelijker kunnen omgaan met verlies, omdat ze van vroeger geleerd hebben om zich bij het onvermijdelijke neer te leggen. Tijdens hun opvoeding hebben ze bepaalde waarden en normen meegekregen, waardoor ze zich met deze gedachtengang kunnen verenigen. Tegen het onvermijdelijke kunnen velen immers niets beginnen, waardoor de rouwenden een verlies ook sneller gaan aanvaarden. Dit is slechts schijn! Omwille van hun achtergrond gaan ze een verlies toch niet ‘zomaar’ accepteren. Oudere mensen zijn het niet gewoon om hun gevoelens te uiten. Ze hebben nooit geleerd om over hun gevoelens te praten, wat bij jongere mensen wel meer het geval is. Vroeger hing dit onderwerp ook meer in een taboesfeer.
1
BOELEN, P., HUISKES, C. en KIENHORST, I., Rouw en rouwbegeleiding. Utrecht, Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn, 1999, p. 22.
2
ADRIAENSEN, M., o.c., p. 36-38.
13
2) De rouwpijn bewust doorworstelen: zoveel mogelijk de confrontatie aangaan met alle psychische, fysieke en emotionele problemen, ook in het gedrag naar anderen toe.
De tweede taak is dat we de pijn van het verlies tot ons toelaten. De pijn is niet bij iedereen hetzelfde, maar het is vaak onmogelijk dat niemand geen pijn ondervindt bij een verlies. Voor vele ouderen is het ondergaan van het rouwproces een verschrikking. Het gaat immers gepaard met rouwpijn en pijn wordt gekoppeld aan lijden. Ouderen moeten al hun energie bij elkaar bundelen om alle kwalen en beperkingen onder controle te houden. Wanneer hierbij de pijn van het rouwen om een verlies nog eens komt, vergt dit extra energie die een oudere meestal niet kan vinden. Omwille van die reden zal de oudere proberen om het verdriet niet ‘binnen te laten‘ en het te verdringen. Dit is slechts een tijdelijke oplossing, waarna het probleem van de rouwpijn weer naar boven zal komen. De pijn is te vergelijken met een niet verzorgde wonde: hij gaat etteren en dient hoe dan ook te worden verzorgd.
3) Zich aanpassen aan het leven in een omgeving waar het verlies niet meer aanwezig is: de rouwende zal ‘rollen’ en verantwoordelijkheden moeten nemen, nieuwe taken uitvoeren en nieuwe vaardigheden aanleren.
Er is een zekere aanpassing nodig om met het verlies te kunnen leven en dit vergt een enorme inspanning van de oudere. Hij moet zich vooral willen aanpassen aan de veranderende omstandigheden, waarbij we hem moeten motiveren om daar werk van te maken. Hij moet ook bepaalde karweien verrichten waar hij weinig ervaring mee heeft en hij dient daarbij nieuwe vaardigheden aan te leren. We kunnen hem dus tonen hoe hij iets moet doen of hem helpen om methoden te zoeken zodat hij bepaalde bekwaamheden kan aanleren. Wanneer de overleden man altijd de administratie heeft gedaan, zal de achtergebleven vrouw deze rol van hem moeten overnemen. De mate waarin de oudere slaagt om zijn ‘handel en wandel’ te organiseren, zal bepalend zijn voor zijn levenskwaliteit. 4) Een plaats geven aan het verlies op emotioneel vlak: inschatten hoe we verder willen leven, welke doelen we willen nastreven en bepalen hoe en in welke mate de herinneringen deel zullen uitmaken van het leven van morgen. Het verlies behoudt op een of andere wijze nog een betekenis in hun leven. Bij het verlies van een dierbare geloven vele nabestaanden in het hiernamaals. Deze taak is 14
voor vele ouderen vaak de moeilijkste, omdat ze bang zijn dat ze hun dierbare gaan vergeten en hem tekort gaan doen, of omdat ze bang zijn om in nieuwe relaties te investeren. De gevoelens en emoties die hiermee gepaard gaan, zijn blijvend en worden gekoesterd. Dit is dan ook vaak een stimulans om de draad van het leven weer op te nemen en er een nieuwe waarde aan toe te kennen, waarbij het verlies natuurlijk niet vergeten wordt.
1.3.2
Het begin van het rouwproces
Het begin van het rouwproces omvat de eerste tijd nadat het verlies is geleden. In deze periode zijn reacties zoals shock en ongeloof niet te vermijden. De shockreactie treedt meestal direct na het verlies op. Hieraan kunnen we ook de reactie van ontkenning koppelen. Het kan hier gaan over het niet willen denken aan en praten over het verlies, maar de rouwende kan het ook openlijk ontkennen. Hierbij kunnen heftige emoties ontstaan of net andersom, een emotionele verdoving. 1.3.2.1 Rouwreacties 1
De reacties die hieronder beschreven worden, zijn allemaal normale reacties. Het kan natuurlijk wel voorkomen dat familieleden, hulpverleners, … het als angstaanjagend ervaren. •
Ontkenning en ongeloof
De rouwende wil niet geloven dat er een verlies is geleden. Hij denkt dat het een vergissing is en dat alles wel terug goed zal komen. Hij wil het verlies niet onder ogen zien en hij hoopt dat de oorspronkelijke toestand zal terugkeren. •
Emotionele verdoving
Rouwenden kunnen zich verdoofd voelen na het verlies. Het is net alsof ze zich in een droom bevinden. Het is een soort gevoel van afgesloten te zijn van de dingen die in de
1
BOELEN, P., HUISKES, C. en KIENHORST, I., o.c., p. 23-25.
15
omgeving gebeuren. Ze reageren als een automatische piloot en zijn als het ware gevoelloos. •
Emoties in de eerste periode
Er kunnen zich verscheidene emoties voordoen zoals hevige uitbarstingen van verdriet, boosheid, angst, … We spreken hier niet alleen van negatieve gevoelens, ook positieve gevoelens kunnen de kop opsteken. Deze worden dikwijls als ongepast ervaren en worden niet aanvaard. Dit kunnen gevoelens van opluchting zijn of het verlangen om het verdriet op een afstand te houden. •
Denken
Rouwenden kunnen verschillen in de manier van denken. Sommigen ondervinden geen veranderingen in de wijze van denken en het is zelfs mogelijk dat ze ervaren dat ze nog efficiënter gaan denken dan normaal. Anderen hebben er wel meer last van en merken dat ze verwarder worden. •
Activiteiten
Ook hier zijn er verschillende varianten te onderscheiden. Er zijn mensen die de hele dag in hun stoel zitten en hun huis niet meer uit komen. Er zijn echter ook mensen die hun activiteit blijven behouden of waarbij de activiteit zelf toeneemt. We moeten er wel rekening mee houden dat rouwenden, die in de eerste periode hun activiteiten blijven verder zetten, later een terugval kunnen krijgen waarbij ze dan hevige emotionele reacties gaan vertonen. •
Gedachten aan zelfdoding
Nabestaanden van een overleden iemand kunnen met de gedachte aan zelfdoding rond lopen, omdat ze zich bij de overledene willen voegen. Ook bij andere verliezen kan de gedachte aan zelfmoord optreden. De gevoelens na een verlies kunnen zo hevig en intens zijn, dat ze dit niet meer aankunnen en zichzelf ervan willen verlossen. Het is hierbij belangrijk dat de wens van de rouwenden omtrent zelfdoding ernstig wordt genomen en dat er de nodige aandacht aan wordt geschonken. 16
1.3.2.2
Rouwtaken 1
In deze beginfase van het rouwproces zijn taak 1 en taak 2 belangrijk voor de rouwenden. Ze houden zich bezig met het accepteren van het verlies en het ervaren van de emotionele pijn die het gevolg is van het verlies. Voor vele rouwenden is het niet eenvoudig om deze eerste twee taken waar te maken. Omwille van die reden kunnen er nog vaak emotionele reacties optreden. •
Taak 1: het aanvaarden van het verlies
Het aanvaarden van het verlies houdt verband met het feit dat het nooit meer zal zijn zoals vroeger. De periode voor dat het verlies geleden was, zal nooit meer terugkeren. We spreken hier van het gevoelsmatig aanvaarden, wat niet voor iedereen zo eenvoudig is. Omdat dit zo moeilijk is, kan het nodig zijn dat er letterlijk afscheid genomen moet worden van hetgeen de rouwende heeft moeten achterlaten. In deze fase van het rouwproces is dit meestal niet te realiseren en kan zelfs ook later nog problemen geven.
In deze fase is het belangrijk dat de rouwende weet dat er een verlies geleden is en dat hij de werkelijkheid aanvaardt. De mogelijkheid bestaat dat de rouwende het hier moeilijk mee heeft, waardoor reacties als ongeloof, verdoving en shock kunnen optreden. •
Taak 2: het ervaren van de gevoelens en reacties die volgen op het verlies
In het begin van het rouwproces kunnen de rouwenden vaak nog niet omgaan met hun gevoelens en emoties. Daarom voelen ze zich dikwijls verdoofd of verward. Het kan ook zijn dat de rouwenden bang zijn om met deze gevoelens geconfronteerd te worden en deze liever uit de weg gaan. Ze kunnen dit onder andere doen door het verlies te minimaliseren.
1
BOELEN, P., HUISKES, C. en KIENHORST, I., o.c., p. 25-27.
17
Er wordt vaak gezegd dat de emoties onmiddellijk na het verlies hevig en intens moeten zijn, maar niets is minder waar. Dit is immers vaak nog niet mogelijk, omdat er meestal nog praktische zaken geregeld dienen te worden.
1.3.3
Het midden van het rouwproces
Reacties als shock, ongeloof en ontkenning komen meestal in het begin van het rouwproces voor. In het midden van het rouwproces zijn deze grotendeels afgenomen. De rouwende is op dit ogenblik immers beter in staat om de werkelijkheid van het verlies te accepteren. Het ene moment kan de rouwende enorm negatief zijn ingesteld en kunnen er gevoelens van woede en verdriet naar boven komen. Het andere moment kan de rouwende deze gevoelens op de achtergrond plaatsen en zich met andere dingen bezig houden dan die hem met het verlies confronteren. 1.3.3.1 Rouwreacties 1
In het midden van het rouwproces kunnen verschillende reacties voorkomen, die verder in dit hoofdstuk terug te vinden zijn. Dit is merkbaar aan de gedachten, het gedrag en de emoties van de rouwende. De rouwende kan in deze fase om verscheidene redenen hulp zoeken, bijvoorbeeld omdat hij vindt dat hij niet normaal op het verlies reageert of omdat hij er gewoon met iemand over wil praten en in zijn directe omgeving er de kans niet voor krijgt. We mogen natuurlijk niet iedereen over dezelfde kam scheren, want niet iedereen maakt deze fase op dezelfde manier door. •
Verdriet
Dit is een normale emotionele reactie van iemand, wanneer die persoon iets dierbaars heeft verloren. De rouwende kan dit tonen door in stilte met het verdriet om te gaan, maar aan de andere kant kunnen er ook hevige huilbuien ontstaan.
1
BOELEN, P., HUISKES, C. en KIENHORST, I., o.c., p. 27-34.
18
•
Woede
Dit kan een algemeen gevoel van boosheid en irritatie veroorzaken. De rouwende gaat zich afreageren op bepaalde mensen of dingen die in verband gebracht worden met het verlies. Hij gaat zijn woede uiten op anderen, omdat hij van mening is dat hij het verlies had kunnen voorkomen. Maar ook op zichzelf omdat hij vindt dat hij, door anders te reageren en te handelen, het verlies had kunnen tegengaan. •
Angst
Sommige rouwenden zijn bang voor de toekomst, voor hetgeen dat komen gaat na het verlies. Ze zitten met de vraag of ze zich wel kunnen redden. Ze zijn ook dikwijls bang, omdat ze denken dat ze niet met het verlies kunnen omgaan, dat ze het op een verkeerde manier verwerken. •
Schuldgevoelens
Er zijn rouwenden die de oorzaak van het verlies bij zichzelf gaan leggen. Ze zijn van mening dat ze door bepaalde handelingen niet te doen of juist wel te doen, het verlies in de hand hebben gewerkt. Schuldgevoelens worden vaak verwoord door: ‘Had ik maar …’ •
Opluchting
Na een verlies kan het voorkomen dat rouwenden zich opgelucht voelen. Dit kan onder andere voorkomen wanneer er een moeilijke weg aan vooraf is gegaan die nu ten einde is gekomen. Vaak gaat dit gepaard met schuldgevoelens. Wij zijn immers van mening dat iemand niet opgelucht mag zijn bij een verlies. Dat gevoel is niet gepast. •
Dromen en nachtmerries
De rouwende kan soms dromen en nachtmerries hebben, die te maken hebben met het geleden verlies. Dromen kan als positief worden ervaren, wanneer de rouwende terug
19
denkt aan de tijd voor het verlies. Nachtmerries kunnen echter schrikwekkend zijn, wanneer het verlies opnieuw wordt beleefd. •
Gezondheidsproblemen
Het kan voorkomen dat rouwenden tijdens het rouwproces te maken krijgen met verschillende gezondheidsklachten. Enkele voorbeelden hiervan zijn: slaapproblemen, eetproblemen, hoofdpijn, energiegebrek, … De kans op lichamelijke ziekten neemt dan ook toe voor bepaalde mensen. Het is dan echter moeilijk te bepalen of dit het gevolg is van lichamelijke klachten of dat het een gevolg is van de emoties en de spanningen die met het verlies samengaan. •
Verlangen
Vele rouwenden verlangen naar de situatie die verloren is gegaan. •
Eenzaamheid
De rouwende kan zich erg alleen voelen tijdens het rouwproces. Als mensen uit zijn directe omgeving niet genoeg hulp en ondersteuning bieden, kan de rouwende het gevoel krijgen dat hij er alleen voor staat. Ondanks de contacten met vrienden en familieleden is het toch ook mogelijk dat de rouwende zich eenzaam voelt, omdat dit het gevoel van ‘alleen zijn’ kan versterken. •
Opdringerige gedachten en herinneringen
Er zijn bepaalde momenten dat de rouwende, gewild of ongewild, gaat terug denken aan het verlies dat geleden is. Het kan zijn dat de rouwende bepaalde dingen niet wil vergeten en telkens probeert om zich alles te herinneren. De andere mogelijkheid is dat de rouwende zijn gedachten en herinneringen niet onder controle heeft en er dus ongewild mee geconfronteerd wordt, wat angstaanjagend kan aanvoelen.
20
•
Verwarring
Het ene moment kan de rouwende zich goed voelen in zijn vel en kan hij omgaan met de gevoelens die met het verlies te maken hebben. Het andere moment kan de rouwende het moeilijk hebben om met die emoties in aanraking te komen. •
Concentratie -en geheugenproblemen
De rouwende kan er moeite mee hebben om zijn hoofd bij bepaalde zaken en handelingen te houden. Dit kan het gevolg zijn van het bewust of onbewust denken aan het verlies dat geleden is. Hij kan met zijn gedachten afdwalen, waardoor hij op die manier weer met zijn verwarring geconfronteerd kan worden. •
Waakzaamheid en oplettendheid
De rouwende is enorm waakzaam en houdt alles voortdurend in het oog. •
Lusteloosheid
Na een verliessituatie bestaat de mogelijkheid dat de achtergebleven persoon niet meer genoeg energie heeft om bepaalde activiteiten te verrichten. De rouwende ziet het nut er niet meer van in om zich elke dag netjes aan te kleden. Waarom zou hij dat nog moeten doen? •
Rusteloosheid
De rouwende kan zich enorm gespannen voelen, waardoor het voor hem moeilijk is om stil te kunnen zitten en zich te concentreren op één bepaalde zaak. •
Vermindering van vertrouwen
Rouwenden kunnen het vertrouwen zowel in zichzelf als in de wereld verloren zijn. Ze hebben het gevoel dat ze bepaalde dingen niet meer kunnen, dat ze voor het verlies wel konden. Ze twijfelen aan zichzelf of ze die verantwoordelijkheden en taken nog wel op zich kunnen nemen en tot een goed einde kunnen brengen. Ook het vertrouwen 21
in de omgeving en in het leven gaat stilaan verloren. Het geloof in rechtvaardigheid en eerlijkheid kan aangetast zijn. •
Verlies van geloof
Sommige rouwenden vinden veel steun en troost in hun religie. Anderen verliezen juist het geloof omwille van het geleden verlies. Ze kunnen zich afreageren op God en stellen zich de vraag waarom hij zoiets heeft laten gebeuren. •
Verminderde zelfwaardering
Zelfwaardering is de waarde die iemand aan zichzelf toekent en wordt voor een groot deel bepaald door de dingen die iemand doet, door de manier waarop iemand tegen zichzelf aankijkt en door relaties met anderen die voor hem belangrijk zijn. Na het verlies kan hier verandering in komen en kan de zelfwaardering geleidelijkaan afnemen. •
Verlies van zingeving
Rouwenden kunnen het gevoel hebben dat hun leven soms geen zin meer heeft. Het leven voor het geleden verlies lijkt vanzelfsprekend, maar omwille van de veranderende situatie kan die vanzelfsprekende ‘lijn’ doorbroken worden. Zij moeten dan opnieuw gaan inzien wat de betekenis van het leven is. Dit is niet voor iedereen zo eenvoudig en is meestal een moeizaam en langdurig proces vooraleer ze weer richting kunnen geven aan hun leven en terug aan de toekomst durven denken. •
Wanhoop
Een rouwende die een negatieve kijk heeft op het leven en te pessimistisch is ingesteld, kan zich wanhopig gaan voelen. Hij gaat ervan uit dat de benarde situatie niet meer zal veranderen.
22
•
Depressiviteit
Depressiviteit wordt wel eens omschreven als een combinatie van een diepe emotionele pijn en sterk verminderde interesse in activiteiten. Er kunnen verscheidene gevoelens naar boven komen zoals wanhoop, uitzichtloosheid en gedachten aan zelfdoding. Hierbij kan er niet altijd een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen depressiviteit of intense rouw. Het is vooral belangrijk dat de rouwende een hulpverlener raadpleegt, te beginnen bij de huisarts. 1.3.3.2 Rouwtaken 1
In het midden van het rouwproces hebben de rouwenden de eerste vier rouwtaken doorgeworsteld. Ze hebben geleidelijkaan het verlies geaccepteerd en ervaren de emotionele pijn, waardoor ze in staat zijn om hun nieuwe leven aan de veranderende situatie aan te passen. Aan de laatste taak, het verlies een plaats geven en de draad van het leven weer opnemen, is echter nog niet voldaan. •
Taak 1: het aanvaarden van het verlies
We hebben hierbij een onderscheid gemaakt tussen ‘weten’ en ‘voelen’. In het midden van het rouwproces komt de nadruk meer te liggen op het gevoelsmatig aspect. Het emotioneel aanvaarden van het verlies is daarom een belangrijk doel van het rouwproces. Het hangt van persoon tot persoon af of dit lukt of niet en in welke mate. Over het algemeen zijn rouwenden dus in het midden van het rouwproces beter in staat om de werkelijkheid te aanvaarden, dan het gevoelsmatig aanvaarden van het verlies. •
Taak 2: het ervaren van de gevoelens en reacties die volgen op het verlies
Vele rouwenden zijn in deze fase bezig met het verwerken van hun verlies, omdat er vele emotionele reacties naar boven komen. Toch is er een afwisseling in gevoelens bij de rouwende. Het ene moment kan hij heel verdrietig en boos zijn en het andere moment zijn deze emoties minder en kan het zelfs zijn dat hij ze probeert te ontwijken. Er zijn veel mensen die denken dat het nodig is om tijdens deze tweede rouwtaak hun
1
BOELEN, P., HUISKES, C. en KIENHORST, I., o.c., p. 34-37.
23
gevoelens en emoties te uiten, maar niets is minder waar. Niet iedereen ervaart een verlies op dezelfde manier en gaat er dus ook anders mee om. Het wil niet zeggen omdat iemand zijn gevoelens niet toont, dat hij geen emoties voelt of ervaart. De omgeving krijgt bij dit laatste vaak de indruk dat de rouwende op een verkeerde manier met zijn verlies omgaat. Het is daarom niet altijd eenvoudig om een duidelijk onderscheid te maken tussen het feit dat de rouwende zijn gevoelens verdringt of dat hij gewoon op een andere manier met zijn emoties omgaat. •
Taak 3: het aanpassen aan een nieuw leven waar het verlies geen deel meer van uitmaakt
Het leven van de rouwende gaat een verandering ondergaan. Naargelang de betekenis die de rouwende aan het verlies geeft, gaat zijn leven in mindere of meerdere mate wijzigen. Een vrouw die bijvoorbeeld haar kind verliest, is geen moeder meer. In deze fase van het rouwproces is het daarom van belang dat de rouwende zich gaat aanpassen aan de nieuwe situatie. Het is mogelijk dat de verwachtingen naar de toekomst toe gewijzigd dienen te worden en dat de rouwende nieuwe vaardigheden zal moeten aanleren om bepaalde verantwoordelijkheden op te kunnen nemen. Bij deze taak moet er ook de nodige aandacht gericht worden op de zin van het leven. De rouwende krijgt meer zicht op zijn leven, wat in het begin van het rouwproces nog niet mogelijk was. Ze mogen hierbij niks overhaasten en ze moeten zich stap voor stap aan de nieuwe situatie proberen aan te passen. Op bepaalde momenten kan dit enorm goed gaan en gaat de rouwende de toekomst met een positief gevoel tegemoet. Op andere ogenblikken kan de rouwende nogal pessimistisch zijn ingesteld, waardoor hij eerder negatief naar het leven kijkt.
1.3.4
Het ‘einde’ van het rouwproces
Het einde van het rouwproces is in zicht wanneer de rouwende op een normale manier kan functioneren in het dagdagelijkse leven. De gevoelens, emoties, gedachten, … die met het verlies te maken hebben, worden naar de achtergrond verplaatst. We moeten het begrip ‘einde’ wel niet al te letterlijk nemen. Het wil niet zeggen omdat een rouwende aan het ‘einde’ van het rouwproces is, dat er bij hem ook helemaal geen rouwreacties meer kunnen zijn. Er is dus meer sprake van een geleidelijke overgang van het midden naar het einde van 24
het rouwproces. Dit kan voor elke persoon verschillend zijn. Het begrip ‘einde’ is dus een relatief begrip. Ook de duur van het rouwproces is niet voor iedereen gelijk. Er wordt wel eens gezegd dat het proces ongeveer één of twee jaar duurt, maar eigenlijk is dat moeilijk in te schatten omdat elke rouwende het rouwproces op een andere manier kan beleven. 1.3.4.1 Rouwreacties 1
De reacties die zich in het begin en in het midden van het rouwproces hebben voorgedaan, zijn nu sterk verminderd. Hieronder staan een aantal verschijnselen die kenmerkend zijn voor de laatste fase van het rouwproces. •
Ontwikkeling van evenwichtige herinneringen
Wanneer het verlies net heeft plaatsgevonden, heeft de rouwende de neiging om alleen aan de goede of de slechte dingen te denken die verloren zijn gegaan. Na een bepaalde periode is de rouwende in staat om zowel de positieve als de negatieve dingen aan te halen. De herinneringen aan het verlies worden dan realistischer en raken meer in evenwicht. •
Plezier beleven aan herinneringen
In het begin is het moeilijk voor de rouwende om terug te denken aan de verliessituatie zonder daarbij verdrietig te worden. Doorheen de tijd wordt dit echter wel mogelijk en zal de rouwende met plezier terugdenken aan de herinneringen van vroeger. •
Controle over gedachten en herinneringen
In het midden van het rouwproces hebben we gezien dat de rouwenden zowel bewust als onbewust met hun herinneringen geconfronteerd kunnen worden. In deze fase krijgen de rouwenden meer controle over de gedachten en herinneringen aan vroeger. Dit geldt ook voor de gevoelens waarmee ze te maken krijgen. In deze fase rekenen ze af met hun verwarring en krijgen ze meer controle over hun emoties.
1
BOELEN, P., HUISKES, C. en KIENHORST, I., o.c., p. 37-39.
25
•
Terugkeer naar het oude niveau van functioneren
Voorheen hadden de rouwenden niet genoeg energie en motivatie om bepaalde activiteiten en handelingen te verrichten. Op het einde van het rouwproces is dit wel het geval. Activiteiten die ze vroeger deden, voor het geleden verlies, gaan ze nu terug vervullen. •
Een verandering van waarden
De rouwende kan een andere kijk op het leven en de toekomst ontwikkelen, waardoor bepaalde dingen een andere waarde kunnen krijgen. Vriendschapsrelaties kunnen belangrijker worden. De rouwende heeft terug zin in het leven en volgt een bepaalde richting om zijn doelen te bereiken. We moeten er wel rekening mee houden dat niet elke rouwende de toekomst hoopvol tegemoet gaat. 1.3.4.2 Rouwtaken 1
In de mate van het mogelijke hebben, op het einde van het rouwproces, de rouwenden de vier rouwtaken ondergaan. De rouwende krijgt terug het gevoel dat zijn leven toch nog betekenis heeft en kijkt de toekomst met een positief oog tegemoet. De laatste fase van het rouwproces is immers bereikt, wanneer de rouwende de vierde rouwtaak heeft volbracht. De rouwende gaat het verlies een plaats geven in zijn leven, waardoor hij terug de draad van zijn leven kan opnemen. •
Taak 1: het aanvaarden van het verlies
Aan het einde van het rouwproces zullen velen de realiteit van het verlies kunnen aanvaarden en er ook gevoelsmatig mee kunnen omgaan. Dit is niet voor iedereen weggelegd. Er zijn immers rouwenden die met de situatie moeten leren leven en het verlies nooit zullen accepteren.
1
BOELEN, P., HUISKES, C. en KIENHORST, I., o.c., p. 39-41.
26
•
Taak 2: het ervaren van de gevoelens en reacties die volgen op het verlies
De intensiteit van de emotionele reacties zijn in de laatste fase van het rouwproces enorm afgenomen. De rouwenden hebben een manier gevonden om met hun gevoelens om te gaan. De mogelijkheid bestaat dat er bij bepaalde gelegenheden de gevoelens van tijdens het verlies terug zullen opkomen, maar de rouwende weet dan dat hij de gevoelens kan hanteren. Ook rouwenden die in het midden van het rouwproces te maken hebben gekregen met opdringerige gedachten en herinneringen, krijgen in deze fase hier meer controle over. De rouwende voelt zich hierdoor minder angstig als voorheen. •
Taak 3: het aanpassen aan een nieuw leven waar het verlies geen deel meer van uitmaakt
De rouwenden zijn zich er in deze laatste fase van het rouwproces meer bewust van, dat er bepaalde veranderingen in hun leven hebben plaatsgevonden. De rollen en de verantwoordelijkheden, waarmee de rouwende moest leren omgaan, zijn in de mate van het mogelijke overgenomen. Hierbij zijn dan ook alle praktische zaken die met het verlies te maken hadden, afgehandeld. Als laatste heeft de rouwende in deze fase zich aangepast aan het feit dat hij aan een toekomst moet bouwen waar het verlies geen deel meer van uitmaakt. •
Taak 4: het verlies emotioneel een plaats geven en het opnemen van de draad van het leven
De rouwende heeft hier het verlies verwerkt en er de nodige tijd en energie in gestoken om het emotioneel een plaats te geven. De rouwende gaat terug aan activiteiten deelnemen en de relaties met familieleden, vrienden, … terug opnemen. Hij gaat de draad van zijn leven terug opnemen, zonder dat hij daarin belemmerd wordt door zijn gevoelens, gedachten en gedragingen omtrent het verlies.
Op het einde van het rouwproces is het niet de bedoeling dat de rouwende het verlies gaat vergeten en er niet meer mag aan terug denken. Het verlies neemt immers een belangrijke plaats in, in het leven van de rouwende. Het is de bedoeling dat de rouwende het verlies verwerkt heeft en er op een goede manier mee kan omgaan. De 27
vierde rouwtaak in het rouwproces wordt over het algemeen geleidelijk volbracht. Gedurende het hele proces probeert de rouwende stap voor stap de draad van zijn leven weer op te nemen. In de laatste fase brengen vele rouwenden dit doel tot een goed einde.
1.4
Kanttekening bij het rouwproces
Meerdere theoretici hebben de rouwfasen van het rouwproces beschreven, maar het wil niet zeggen dat een individu deze fasen ook zo ondergaat als in de theorie vermeld staat . De fasen van het rouwproces doorkruisen elkaar. De verschillende fasen kunnen in elkaar overlopen, waardoor iemand na de derde fase terug kan vallen naar de tweede fase en dan ineens naar de laatste fase kan gaan. Het is dus niet strikt voorgeschreven hoe iemand, die rouwt om een verlies, zich gaat gedragen. Elke persoon gaat hier anders mee om. Hierdoor geeft de rouwende dikwijls aan dat het net een chaos is in zijn hoofd.
De stadia van een rouwproces kennen dus niet altijd een lineair verloop. Rouwenden pendelen tussen de ene fase en de andere fase op en neer. Het is ook niet de bedoeling dat elke rouwende alle fasen van het rouwproces gaat doorlopen. Iemand kan bijvoorbeeld goed met een verlies omgaan en zal van de eerste fase onmiddellijk overgaan naar de laatste fase. Anderen zullen de laatste fase misschien nooit bereiken.
Hoe intens iemand het rouwproces ervaart en de duur van elke fase is afhankelijk van de rouwende zelf. Voor de een duurt de fase van woede enorm lang en is de fase van wanhoop van korte duur. Het omgekeerde tafereel kan zich ook voordoen. De rouwtaken die in de fasen vervuld worden, kunnen in een wisselende volgorde worden volbracht en zijn dus niet aan een bepaalde tijdsperiode gebonden. Het is belangrijk dat de rouwende kan rouwen zoals hij dat zelf wil en nodig heeft. De duur van een rouwproces kan daarom variëren van enkele maanden tot jaren. Het kan ook zijn dat de rouwende blijft ‘steken’ in de rouw en zich gaat vastklampen aan bepaalde gevoelens. 1
Het is noodzakelijk dat we aangeven dat iedereen dus op een andere wijze het rouwproces beleeft. De fasen die de verschillende theoretici hebben beschreven, is echter een soort van
1
BUIJSSEN, H., o.c., p. 39.
28
hulpmiddel waar hulpverleners zich naar kunnen richten wanneer ze een rouwende gaan helpen. Op die manier kunnen ze de gevoelens en de gedachten van de rouwende beter begrijpen en nagaan of het rouwproces vertraagd of versneld is. 1 Als we veronderstellen dat het rouwproces een aantal vaste fasen heeft, zeggen we daarmee eigenlijk dat dit proces voor iedereen en altijd op dezelfde manier verloopt. Dat is dus echter niet het geval. Een gevolg hiervan kan zijn dat we onterecht zeggen dat de nabestaande ‘niet goed’ rouwt, als hij anders met een verlies omgaat dan verwacht. We moeten hierbij in het achterhoofd houden dat elke mens op zijn eigen manier reageert en dat er geen regels zijn over hoe dit proces altijd verloopt of zou moeten verlopen. 2
1.5
Besluit
In het eerste hoofdstuk zijn de vier rouwtaken volgens William Worden besproken, samenhangend met de rouwreacties die kunnen ontstaan wanneer iemand met een verlies geconfronteerd wordt. Het rouwproces verloopt niet altijd voor iedereen op dezelfde manier. Elke persoon kan een verlies op een andere wijze ervaren, waardoor het verwerkingsproces voor iedereen verschillend is. Geen twee mensen rouwen dus op dezelfde manier, ook al kunnen we bij de meeste personen gelijksoortige belevingen en reacties terugvinden. Het volgende gedichtje illustreert op een mooie wijze hoe iemand een rouwproces kan ervaren. 3 Herstellen van de rouw is als ontwaken uit een lange winterslaap, de warmte van de zon voelen, de wind in de bomen horen ruisen, het zachte gegons van de bijen horen, de vogels horen zingen, de geur van de bloemen ruiken, het zout van mijn tranen voelen, mijn zintuigen laten strelen door de schoonheid van de natuur, de stilte ervaren binnen mij als een haven van pijn. 1
BUIJSSEN, H., o.c., p. 40.
2
Informatie over rouw. Internet, z.d.
(http://www.fiddelaers.nl/inforouw.html) 3
KEIRSE, M., o.c., p. 94.
29
Hoofdstuk 2: Ouderen verhuizen naar het rusthuis
2.1
Inleiding
Verhuizen gaat niet alleen gepaard met zakelijke beslommeringen, maar doet emotioneel ook veel met de persoon die verhuist. Het heeft onder meer te maken met het loslaten en verlaten van datgene wat vertrouwd is. Verhuizen naar een rusthuis kan een diep ingrijpende gebeurtenis zijn met veel emotionele en spanningsvolle momenten. Ouderen zijn vaak vergroeid met hun omgeving en bij het loslaten hiervan kunnen zij schade ondervinden, waarbij hun gewoonten en gedrag beïnvloed wordt. Niet iedereen ervaart een verhuis naar een rusthuis op dezelfde manier. De aanzet tot de verhuizing heeft achteraf ook zijn invloed op het verwerkingsproces. Verblijft de oudere vrijwillig in het rusthuis of niet?
2.2
Verhuizen is een vorm van verlies
Verhuizen naar een rusthuis is een ingrijpende en emotionele gebeurtenis. Het betekent dat de persoon afscheid moet nemen van zijn vertrouwde omgeving, die vaak getuige is van een grote levensgeschiedenis. Wanneer ouderen naar een rusthuis verhuizen, zal er een nieuwe fase in hun leven beginnen. Een fase die veel vragen oproept en die ouderen als angstaanjagend kunnen ervaren. Hoe zal de nieuwe woonst zijn? Welke mensen ga ik ontmoeten? Kan ik met deze mensen omgaan? Wie zal mij op welke tijdstippen verzorgen? Mag ik bezoek ontvangen … ?
We kunnen van ‘verlies’ spreken wanneer iemand van iets of iemand wordt losgesneden. Op dat ogenblik voelen we pijn, omdat we die persoon of die bepaalde zaak een waarde geven waardoor we er stilaan aan gehecht raken. Er ontstaat een band die bij het verlies verbreekt en dat treft ons. Wanneer iemand zich niet zo vlug aan iets of iemand hecht, zal hij ook minder pijn ervaren. 1
Wanneer iemand verhuist en zijn oude woonst verlaat, moet hij iets achterlaten wat hem dierbaar is. Hij heeft daar meestal bepaalde herinneringen opgebouwd die moeilijk zijn los te
1
VINK, H., Als ouderen verhuizen. Een praktische gids. Kampen, Kok, 2001, p. 70-75.
30
laten. Hij gaat niet alleen weg van zijn woning, maar hij moet ook zijn vertrouwde omgeving en buren achterlaten. Hier kunnen we spreken van onthechting.
2.2.1 Vormen van verlies
Herman de Mönnink 1 is een trauma-, gezondheids-, arbeids -en organisatie psycholoog en hij verzorgt vanuit zijn eigen praktijk, de Mönnink te Groningen, cursussen en trainingen op het gebied van verlieskunde, burnoutpreventie, … Hij heeft een boek over verlieskunde geschreven, waarbij hij verschillende vormen van verlies beschrijft. Om verhuizen als een verlies scherper in beeld te krijgen, gaat hij dieper in op het ontstaan en de werking van verlies.
Herman de Mönnink maakt een onderscheid tussen het overgangsverlies en het incidenteel verlies. Het incidenteel verlies splitst hij verder op in een permanent verlies, een tijdelijk verlies en een meervoudig verlies. 2
1) Overgangsverlies
Onder een overgangsverlies verstaan we een verlies dat bij het leven hoort, dat deel uitmaakt van het biologische levensproces. Iedereen zal doorheen zijn levensperiode een aantal fasen doorlopen die hij normaal gezien niet kan ontwijken, namelijk de geboorte, de puberteit, de adolescentie, de volwassenheid en de ouderdom. Doordat de ene fase de andere opvolgt en de overgang op een geleidelijke manier verloopt, kunnen we spreken van een natuurlijk groeiproces.
2) Incidenteel verlies
Een incidenteel verlies staat op zichzelf en wordt veroorzaakt door een gebeurtenis van buitenaf. De fasen die bij het overgangsverlies terug te vinden zijn, zijn vaak gekenmerkt door incidentele verliezen. Het verhuizen naar een rusthuis hoort hieronder thuis, omdat het een verlies is van de vertrouwde omgeving dat voortkomt 1
MÖNNINK. H., Verlieskunde. Internet, z.d. (http://www.verlieskunde.nl/ALGEMEEN/algemeenherman.htm)
2
VINK, H., o.c., p. 72-73.
31
uit het bereiken van een bepaalde leeftijd en een slechtere gezondheidstoestand. Hoe iemand een incidenteel verlies ervaart, is afhankelijk van de zwaarte van het verlies. Iedereen gaat op een andere manier met een verlies om. Een incidenteel verlies kunnen we opsplitsen in een permanent verlies, een tijdelijk verlies en een meervoudig verlies. •
Permanent verlies
Een permanent verlies is iets wat we als blijvend ervaren. Iemand die zijn partner verliest, zal hem nooit meer terug zien. Zijn leven zal nooit meer hetzelfde zijn. •
Tijdelijk verlies
We spreken van een tijdelijk verlies, wanneer het gemis aan iets of iemand na een bepaalde tijd verdwijnt en vervangen wordt, wanneer iemand gaat scheiden of werkloos wordt. Het hangt natuurlijk van persoon tot persoon af of iemand iets als een permanent of tijdelijk verlies ervaart. •
Meervoudig verlies
Het ene verlies kan ook een ander verlies oproepen. Wanneer dit het geval is spreken we van een meervoudig verlies. Iemand die naar een rusthuis verhuist, verliest niet alleen zijn vertrouwde omgeving en zijn huis maar ook zijn buren.
Nu kunnen we de vraag stellen waar het verhuizen als verlies thuishoort. We kunnen hier niet helemaal spreken van een overgangsverlies, omdat verhuizen niet behoort tot het natuurlijke levensproces. Er zijn immers mensen die hun leven lang op dezelfde plaats blijven wonen en nooit hun vertrouwde woonst verlaten. We mogen er wel van uitgaan dat het verhuizen, van mensen die de leeftijd van zestig jaar hebben bereikt, samenhangt met de overgang naar de ouderdom. Concreet geformuleerd gaat het incidenteel verlies, dat verhuizen veroorzaakt en een verlieservaring met zich meebrengt, voor een deel samenvallen met het overgangsverlies van het ouder worden. We kunnen dus stellen dat beide voorkomen.
32
Bij verhuizen kunnen we ook spreken van een meervoudig verlies. Wanneer iemand zijn woning achterlaat, verlaat hij tegelijkertijd zijn vertrouwde omgeving, zijn buren, zijn vrienden, …
2.2.2 Enkele aandachtspunten
We halen een aantal dingen aan die we kunnen concluderen wanneer iemand verhuist. 1 •
Meer dan de helft van de ouderen vindt het akelig om de vroegere omgeving te verlaten. Het achterlaten van het huis, de buren, de contacten, de omgeving, … valt soms zwaar.
•
Voor velen is de verhuizing een vorm van verlies. Het verlies van de eigen vrijheid weegt het zwaarst door voor diegenen die de overgang naar een verzorgingsinstelling moeten verwerken.
•
Een aantal mensen hebben het er moeilijk mee dat ze een bepaalde leeftijd hebben bereikt. Ze zijn minder mobiel, waardoor ze ook minder activiteiten kunnen doen en meer afhankelijk zijn van anderen.
•
De meeste ouderen die verhuizen, hebben dierbare herinneringen aan hun oude omgeving. Na verloop van tijd hebben ze zich aan de veranderde situatie aangepast en zijn nu tevreden waar ze wonen.
•
Er zijn ook ouderen die met behulp van rituelen afscheid hebben genomen van hun huis. Dit heeft hen geholpen om met het verlies om te gaan en om zich in de nieuwe omgeving aan te passen.
Bovenstaande conclusies zijn tot stand gekomen aan de hand van een onderzoek. Hannie Vink, de schrijfster van het boek ‘Als ouderen verhuizen’, heeft met ongeveer 145 zestigplussers een interview gehad over de psychosociale gevolgen en de immateriële aspecten van een veranderende woonomgeving.
1
VINK, H., o.c., p. 70.
33
2.3
De beleving van de verhuizende oudere
2.3.1 Verandering van gewoonten en verandering van gedrag
Er zijn een aantal hoofdkenmerken van fysische, psychische en sociale aard, die van toepassing zijn op ouderen die in een rusthuis verblijven: 1 •
het gaat vooral om zeer oude personen die na het verwerken van een moeilijke periode niet kunnen terugkeren naar hun vorige sociale situatie;
•
personen die afhankelijk zijn van nursing (bedlegerige personen);
•
personen voor wie een sociaal vangnet noodzakelijk is;
•
personen voor wie de familie niet kan of wil zorgen.
Elke oudere die in een rusthuis terecht komt, heeft zijn eigen levensgeschiedenis. In een rusthuis komen dus verschillende “culturen” bij elkaar en dat kan soms voor onenigheid zorgen. Het is voor de oudere dan ook een hele opgave om zich aan de cultuur en de activiteiten van het rusthuis aan te passen. Zij zijn hun leven van vroeger in hun vertrouwde omgeving immers gewoon en ondergaan een proces van aanpassing.
We stellen dikwijs de vraag of dit proces van acculturatie, aanpassing aan de culturele omgeving, voor sommigen niet tot een soort van ‘cultuurverlies’ leidt. We geven hier aan dat de activiteiten die de oudere vroeger wel kon, zoals boodschappen doen, stilaan onmogelijk worden. Als we dan in het rusthuis er niet de nodige aandacht en energie aan schenken, kan dit de persoonlijkheid van de oudere beïnvloeden. Dit kan op zijn beurt weer leiden tot angst en onzekerheid. 2
De gewoonten die er in het rusthuis zijn, zoals op een bepaald uur naar het toilet gaan en de toestemming die de oudere voor alles moet vragen, verminderen na verloop van tijd elke vorm van vitaliteit. Hun levenskracht en hun energie om te leven gaat stilaan achteruit. Het is dus belangrijk dat we de oudere horen.
1
CASMAN, M., LENOIR, V. en BAWIN LEGROS, B., Oud worden in een rusthuis: rust of onrust. Universiteit
van Luik, 1998, p. 23. 2
CASMAN, M., LENOIR, V. en BAWIN LEGROS, B., o.c., p. 23.
34
In een aantal gevallen kunnen we spreken van een proces van aanpassing, maar dit is niet bij iedereen het geval. Er zijn ouderen die weigeren om aan activiteiten deel te nemen en in zichzelf gekeerd zijn. Hier spreken we dan eerder van berusting. De oudere legt zich er bij neer dat hij in een rusthuis verblijft. 1
De oudere ervaart de opname in een rusthuis eerder als een breuk dan als een overgang. Er zijn immers rusthuizen die geen tijd en energie steken in het onthaal en de eerste opvang van de ouderen, waarbij er onder andere gepeild wordt naar de levensgewoonten, de verwachtingen, … Voor de oudere is dit heel belangrijk en hij kan deze dingen ook niet zomaar naast zich neer leggen. Wanneer we hier de nodige tijd voor vrijmaken, komt dit het aanpassingsproces van de oudere ten goede.
2.3.2 Een eerste en een tweede vorm van agressie
We kunnen spreken van een eerste vorm van agressie, namelijk de veroudering. De veroudering is een proces dat slaat op de biologische, sociale, cognitieve en gedragsaspecten van een individu. De ouderdom is een geschiedenis en geen toestand. In deze geschiedenis beschouwen we achtereenvolgens drie fasen die hieronder terug te vinden zijn. 2
1) De tijd van de overgang van de beroepsactiviteit naar de inactiviteit
Wanneer iemand zijn hele leven actief bezig is geweest, is het niet eenvoudig om geen activiteiten meer uit te voeren. De tijd van het werk wijkt dan voor het gebruik van de tijd.
2) De reorganisatie van het gezinsleven
Man en vrouw die hun hele leven lang een beroep hebben uitgeoefend, moeten terug leren samenleven wanneer zij op pensioen gaan. Zij moeten terug dingen leren samen doen en hun levensstijl aanpassen. Sommigen gaan meer culturele activiteiten verrichten of vinden hun tijdverdrijf bij de vrijwilligerswerking.
1
CASMAN, M., LENOIR, V. en BAWIN LEGROS, B., o.c., p. 24.
2
CASMAN, M., LENOIR, V. en BAWIN LEGROS, B., o.c., p. 17.
35
3) De echte ouderdom wordt gekenmerkt door het geleidelijk verlies van de fysieke zelfstandigheid
Het is enorm persoonsgebonden op welk moment dit bij iemand plaatsvindt. Het kan zijn dat er ouderen zijn die deze fase nooit bereiken, omdat ze al overleden zijn. Anderen blijven lange tijd gezond en bereiken deze fase pas op uiterst late leeftijd. Deze fase wordt vooral gekenmerkt door een gevoel van eenzaamheid, waarbij de begrippen hulp en zorg samen vallen. We spreken van een tweede vorm van agressie, namelijk de verhuizing naar het rusthuis. 1 Vele ouderen beschouwen deze stap als een vorm van agressie. De verhuizing brengt immers heel wat veranderingen en aanpassingen met zich mee. Ze krijgen een breuk te verwerken die samengaat met lijden en het voelen van pijn.
Wanneer de oudere naar een rusthuis gaat, zal de plaats waar hij verblijft voor hem belangrijk zijn. Er is immers maar één enkele plaats en die moet dienen als leef-, werk-, en ontmoetingsruimte. Vroeger waren deze beter af te bakenen. Er was namelijk een werkomgeving, een woonomgeving, een vrijetijdsomgeving, … Vele ouderen hebben het hier enorm moeilijk mee. Het feit dat ook activiteiten zoals eten, slapen, toiletbezoek, … door een gemeenschappelijk ritme geregeld wordt, is voor hen een hele aanpassing. Doordat alles in een bepaalde ruimte gebeurt, heeft dit gevolgen voor het leven van de oudere. Iedereen zal bijvoorbeeld op de hoogte zijn wanneer een oudere weigert om mee te werken of naar het toilet moet, … Dit kan leiden tot stigmatisatie of etikettering van de persoon in kwestie.
Het leven in een rusthuis kan heel duf lijken. Er zijn rusthuizen die heel weinig of zelfs geen activiteiten aan de bewoners aanbieden, wat het leven voor de oudere niet gemakkelijk maakt omdat hij zich steeds verveelt. De meeste rusthuizen organiseren wel activiteiten, samen met de ergotherapeuten: knutselen, een spel spelen, een taart bakken, gymnastiek, … Op die manier gaat de tijd voor de oudere voorbij en hebben ze hun dag zinvol besteed.
1
CASMAN, M., LENOIR, V. en BAWIN LEGROS, B., o.c., p. 17.
36
2.4
Gedwongen of vrijwillige verhuizing?
2.4.1 Redenen voor de overstap naar een rusthuis
Er kunnen verscheidene redenen aan de basis liggen waarom iemand zijn vertrouwde omgeving verlaat en naar het rusthuis verhuist. Gezondheidsredenen staan op de eerste plaats, omdat de persoon dan afhankelijk wordt van iemand anders. Andere redenen kunnen zijn: 1 •
verlies van een partner;
•
om aan de eenzaamheid te ontsnappen;
•
ontoereikende beschikbaarheid van de omgeving;
•
om niet afhankelijk te zijn van de omgeving;
•
omdat de oudere de huishoudelijke taken niet meer aankan;
•
om veiligheidsredenen;
•
andere redenen, bijvoorbeeld misbruik vanwege de naaste verwanten.
2.4.2 Mogelijke vormen van verhuizing
We kunnen vier verschillende vormen van verhuizing onderscheiden. 2 We stellen hierbij dikwijls de vraag: ‘Hoe vrijwillig is vrijwillig?’ Achter elke verhuizing zit immers een beweegreden.
1) Geheel vrijwillige verhuizing
De oudere kiest volledig zelfstandig, zonder enige dwang of druk van buitenaf, om naar een rusthuis te verhuizen. Wanneer iemand aanvoelt dat hij de tuin en zijn huis niet meer zelf kan onderhouden, kan hij de beslissing nemen om te verhuizen. Hij loopt dan een beetje vooruit op wat eventueel allemaal zou kunnen gebeuren in de toekomst, namelijk dat hij afhankelijk wordt van iemand anders om zijn huis en tuin op te knappen.
1
CASMAN, M., LENOIR, V. en BAWIN LEGROS, B., o.c., p. 29-30.
2
VINK, H., o.c., p. 42-45.
37
2) Gedeeltelijke vrijwillige verhuizing
Wanneer er ongewenste omstandigheden zijn die een verhuizing in de hand werken, maar echter niet noodzakelijk zijn, spreken we van een gedeeltelijke vrijwillige verhuizing. Wanneer iemand moeite heeft om nog zelf boodschappen te doen. De winkel ligt een aantal kilometer verderop en hij kan geen gebruik meer maken van de fiets, waardoor hij dus een beroep moet doen op anderen. Hij wil niet van iedereen afhankelijk zijn en neemt in volle vrijheid de beslissing om te verhuizen, maar die is echter wel ingegeven door de situatie.
3) Gedeeltelijk gedwongen verhuizing
Wanneer iemand door een bepaalde situatie gedwongen wordt om zijn huis te verlaten, spreken we van een gedeeltelijk gedwongen verhuizing. De persoon in kwestie begrijpt wel dat het de beste oplossing is, maar het gebeurt uiteindelijk toch buiten de eigen wil om. De persoon heeft wel de nodige inspraak bij de verhuizing. Wanneer iemand zelf aanvoelt dat er valgevaar is en daardoor niet meer alleen kan blijven, kan deze persoon de beslissing nemen om naar een rusthuis te gaan. Hij begrijpt dat het onverantwoord is om alleen thuis te blijven.
4) Geheel gedwongen verhuizing
Bij een geheel gedwongen verhuizing valt er niets te betwisten en dient de oudere dringend worden opgenomen. De situatie is dikwijls onhoudbaar en de familieleden en thuiszorgdiensten kunnen de zorg niet meer aan. De oudere beslist niet meer zelf om te verhuizen, maar anderen doen dat in zijn plaats.
Er is een enorme kloof tussen de geheel vrijwillige verhuizing en de geheel gedwongen verhuizing. Dit zijn de twee uitersten waarover we kunnen spreken. Daartussen lopen de scheidingslijnen in elkaar over en kunnen ze elkaar overlappen. Iedereen ervaart een verhuizing op een andere manier. Wat voor de één een geheel vrijwillige verhuizing is, voelt de andere aan als een gedeeltelijke vrijwillige verhuizing of zelfs als een gedeeltelijke gedwongen verhuizing.
38
2.4.3 Hoe ervaart de oudere de overstap naar het rusthuis?
Er zijn ouderen die de overstap naar een rusthuis moeilijk kunnen verwerken, maar er zijn ook personen waarvoor het een opluchting is om naar een rusthuis te mogen verhuizen. De cijfers die hieronder terug te vinden zijn, zijn bekomen uit een enquête aan de hand van een lijst met 39 vragen, in opdracht van de toenmalige Minister van Tewerkstelling, Arbeid en Gelijkekansenbeleid, Miet Smet. Deze vragen werden voorgelegd aan een testgroep van bewoners van rusthuizen. De lijst bevat vragen met betrekking tot de volgende aspecten: leeftijd, burgerlijke staat, ontvangst in het rusthuis, de aanpassing in het rusthuis, de activiteiten, de relaties, … In wat volgt staan drie mogelijke ervaringen beschreven met betrekking tot een opname in het rusthuis. 1
1) De opname in een rusthuis: een moeilijke stap (22,7 %)
Meer dan één persoon op vijf ervaart de overstap naar een rusthuis als een moeilijke stap. Wanneer de oudere zelf kiest om naar een rusthuis te gaan, vindt hij de opname in een rusthuis nog steeds angstaanjagend (20,35 %). Dit percentage gaat de hoogte in wanneer de familie beslist dat de oudere dient opgenomen te worden, namelijk 33, 3 % en 54,17 % wanneer de opname onder druk gebeurde.
Er worden een aantal redenen aangehaald die ouderen aangeven, waardoor ze de stap naar het rusthuis als moeilijk ervaren. •
Problemen om alles achter te laten
Wanneer iemand in een rusthuis wordt opgenomen, verandert alles. De oudere bezit niet langer een huis, zijn mobiliteit vermindert, zijn gezondheid gaat achteruit, … Wanneer die persoon dan enkele persoonlijke bezittingen mag meenemen naar het rusthuis, zal dat gevoel afzwakken.
1
CASMAN, M., LENOIR, V. en BAWIN LEGROS, B., o.c., p. 34-36.
39
•
Het zich moeten aanpassen aan het leven in groep
De oudere heeft waarschijnlijk zijn heel leven lang met een partner, en eventueel met kinderen, gewoond. Het kan ook zijn dat de oudere zijn leven als alleenstaande heeft doorgebracht. Wanneer de oudere in een rusthuis verblijft, zal hij zich moeten aanpassen aan het leven in groep, wat een hele verandering voor hem zal zijn. Hij is het immers gewoon dat hij op een zelfstandige wijze door het leven gaat en dit is nu niet meer mogelijk. •
Een gevoel van in de steek te worden gelaten
Als de oudere niet zelf beslist om naar een rusthuis te gaan, voelt hij zich in de steek gelaten door zijn familie en vrienden. Zij hebben immers de beslissing in zijn plaats genomen. Het valt hem dan ook enorm zwaar om de stap naar het rusthuis te zetten. •
Problemen om zich aan de nieuwe verblijfplaats en aan het nieuwe bestaan aan te passen
Iemand die gedurende een bepaalde tijd van zijn leven op een welbepaalde plaats heeft gewoond, heeft het moeilijk om zich aan een nieuwe omgeving aan te passen. De oudere is die dingen gewoon uit zijn vertrouwde omgeving.
2) De opname in een rusthuis: een gedwongen opname (12,7 %)
Omwille van gezondheidsredenen kan een opname in een rusthuis gedwongen gebeuren. De gezondheid van de ouderen laat het niet meer toe dat ze nog alleen thuis blijven. Ouderen ervaren de overstap naar een rusthuis ook als een gedwongen opname, wanneer ze zich in de steek gelaten voelen door de familie: “Het was een beslissing van mijn echtgenoot en van mijn dochter, ik had niets in te brengen”.
De oudere kan ook aangeven dat de familie ongerust is als hij heel alleen in zijn huis blijft wonen: “Mijn dochter zal geruster zijn dan wanneer ik helemaal alleen thuis zat”.
40
Een laatste reden die we kunnen aanhalen is de veiligheid van de oudere: “Ik werd op twee maand tijd drie maal overvallen, ik durfde niet meer thuis te blijven”.
3) De opname in een rusthuis: een opluchting (47, 3 %)
Er zijn ouderen die de overstap naar een rusthuis als een opluchting ervaren. Het wil dus niet altijd zeggen dat een oudere negatief tegenover een opname in een rusthuis staat. Hieronder staan een aantal redenen opgesomd, waarom de oudere opgelucht is dat hij in een rusthuis kan verblijven. •
Het gevoel zich omringd te voelen, zich niet langer alleen te voelen;
•
voorkomen dat de oudere afhankelijk wordt van zijn kinderen;
•
zich niet langer hoeven te bekommeren om de huiselijke taken;
•
zich veilig voelen.
Voor de betrokkene kan een verhuizing veel emoties met zich meebrengen, maar doorgaans wordt er door de maatschappij weinig aandacht aan geschonken of wordt het hele gebeuren geminimaliseerd. We mogen de emotionele kant van de mens niet over het hoofd zien. Het is heel belangrijk dat we hier voldoende rekening mee houden. Als iemand zegt: ‘Het is het beste dat u verhuist’, heeft de oudere daar heel weinig aan. Vele mensen bedoelen het wel goed, maar er zijn mensen die niet eens zullen vragen hoe de oudere er zich bij voelt.
Ouderen hebben nood aan respect en willen dat je laat zien dat je met hen meeleeft. Het is belangrijk de emoties te herkennen en te erkennen, waardoor de ander zich serieus genomen voelt. Toch praten ze niet graag over hun gevoelens en proberen hun emoties dan ook zo weinig mogelijk te tonen aan de buitenwereld. Vooral emoties van verdriet, boosheid, onverschilligheid, onzekerheid, angst en lusteloosheid verbergen ze het liefst. Deze reacties zijn ook terug te vinden in het rouwproces, waar in het eerste hoofdstuk uitgebreid op is ingegaan. 1
Verhuizen brengt ongetwijfeld stress met zich mee. Stress ontstaat immers als de psychische druk te groot wordt en te zwaar gaat doorwegen. Ouderen die hun vertrouwde omgeving verlaten om naar een nieuwe woning te verhuizen, ondervinden vaak een te grote druk
1
VINK, H., o.c., p. 29.
41
waardoor ze het als iets negatiefs gaan ervaren. Het wil natuurlijk niet zeggen dat elke oudere een verhuizing negatief beleeft. Sommige kiezen er immers zelf voor om hun oude huis te verlaten en staan voor honderd procent achter hun beslissing.
Een positieve beleving geeft energie en maakt mensen blij. Deze positieve energie ontstaat als de ouderen die verhuizen: 1 •
eindelijk in een omgeving komen waarnaar zij al zo lang verlangd hebben;
•
dichter bij de familie komen wonen;
•
de zorg ontvangen die bij zelfstandig wonen niet optimaal kan worden gegeven;
•
een woonruimte krijgen die beter past bij hun situatie;
•
weg kunnen uit een wijk waarin zij zich niet prettig meer voelen;
•
minder een beroep hoeven te doen op de kinderen;
•
meer in het centrum komen te wonen, waardoor zij beter in staat zijn aan het sociale leven deel te nemen en zij minder afhankelijk zijn van anderen.
Als ouderen bij de verhuizing veel verliezen, zullen zij zich ook anders gaan gedragen en een andere houding aannemen. Deze negatieve beleving ontstaat, doordat zij: 2 •
afstand moeten doen van het vertrouwde milieu;
•
vrienden en buren zullen achterlaten;
•
allerlei sociale verbanden en contacten moeten afbreken;
•
in onzekerheid verkeren over de aanpassing in de nieuwe omgeving;
•
het huisdier waar zij aan gehecht zijn, niet meer mee kunnen nemen;
•
geen logés meer kunnen hebben, zoals de kleinkinderen of kinderen die ver weg wonen;
•
opzien tegen de verandering van kerk, vereniging en ander sociaal leven.
Deze positieve en negatieve gevolgen kunnen in evenwicht zijn, maar het kan ook gebeuren dat de balans naar één bepaalde kant helt. Dit alles heeft invloed op het verwerkingsproces van de oudere, dat vergelijkbaar is met het rouwproces. Het is de betrokkene zelf die dit in de hand heeft en beslist hoe hij ermee om gaat. Het is enorm belangrijk dat er de nodige aandacht 1
VINK, H., o.c., p. 31.
2
VINK, H., o.c., p. 31-32.
42
uitgaat naar de beleving van de oudere. Wanneer dit niet het geval zou zijn, zal de integratie van de oudere in de nieuwe omgeving moeilijker verlopen.
2.4.4 Samen of alleen naar een rusthuis?
Het heeft een invloed op de verwerking van de opname of iemand alleen naar een rusthuis verhuist of dat ze als echtpaar de stap zetten. Wanneer een echtpaar naar een rusthuis verhuist, voelen ze zich niet zo alleen en zal de aanpassing aan de nieuwe omgeving ook gemakkelijker verlopen. Als koppel kunnen ze er over praten en kunnen ze elkaar steunen als het moeilijk wordt. Ze hebben elkaar nog als de integratie in het rusthuis wat stroef verloopt en ze kunnen op elkaar terugvallen als dat nodig is. 1
Echtparen denken al wat verder naar de toekomst. Zij houden er rekening mee dat één van hen beiden kan wegvallen, waardoor de andere partner dan de huishoudelijke taken heel alleen moet doen. Wanneer zij dan naar een rusthuis verhuizen, weten ze dat ze zich hier geen zorgen meer over moeten maken. Als één van hen sterft, krijgt de andere nog de nodige zorgen en opvang. Echtparen zetten om die reden dan ook vlugger de stap om te verhuizen.
Als een koppel samen kiest voor een opname in een rusthuis, kunnen ze deze stap op hun eigen tempo voorbereiden en moeten ze geen overhaaste beslissingen nemen. Ze hebben de tijd om aan dat idee te wennen en het is voor hen dan ook de ideale situatie.
Voor een alleenstaande, die altijd samen met zijn partner de beslissingen heeft genomen, is het enorm moeilijk om zelf de keuze te maken om naar een rusthuis te gaan. Hij kan er niet met zijn partner over praten en moet er in zijn eentje proberen uit te komen. Er kunnen wel familieleden zijn die de oudere steunen, maar niemand kan een partner vervangen. Wanneer er op voorhand, toen beide partners nog leefden, al een beslissing was genomen in verband met de verhuis, moet de achtergebleven partner de beslissing alleen maar uitvoeren. Hij moet zichzelf niet meer voor de keuze stellen en is blij dat ze vroeger de beslissing al samen hadden genomen. 2
1
VINK, H., o.c., p. 45-46.
2
VINK, H., o.c., p. 47.
43
2.5
Is het rusthuis een tweede ziekenhuis?
Hieronder volgt de beschrijving van een rusthuis: 1
“Eén of meer gebouwen die functioneel een inrichting voor collectief verblijf vormen, waar, onder welke benaming ook, aan bejaarden die er op duurzame wijze verblijven, huisvesting wordt gegeven alsmede geheel of gedeeltelijk, de gebruikelijke gezins –en huishoudelijke verzorging”.
Deze beschrijving blijft voor sommige rusthuizen vrij actueel, waarbij er zich dus een overwaardering van de zorgen voordoet die neigt naar het puur technische. Er zullen rusthuizen blijven bestaan die het grootste accent op het puur technische leggen, namelijk de dagdagelijkse verzorging. De bewoners krijgen hun verzorging en voor de rest wordt er niet veel aandacht besteed aan het menselijke aspect.
De manier waarop een rusthuis georganiseerd is, kan dicht aanleunen bij de organisatie van een ziekenhuis, waarbij weinig aandacht uitgaat naar de sociale en relationele aspecten zoals weinig animatoren, psychologen, sociaal assistenten, …. Dit is natuurlijk niet in elk rusthuis het geval.
De ouderen die in een rusthuis verblijven, hebben niet het gevoel dat ze aan hun genezing werken, maar willen het einde van hun leven op een zo goed mogelijke manier doorbrengen. Het kan voorkomen dat de oudere geen vooruitzichten meer heeft om ooit het rusthuis te verlaten, waardoor er een gevoel van leegte ontstaat. De activiteiten die de animatoren organiseren zijn hierbij erg belangrijk. Het zou nuttig zijn als er activiteiten plaatsvinden die meer op de buitenwereld zijn gericht en nuttiger zijn. 2
Zoals al eerder is aangehaald, staat de verzorging in het ziekenhuismodel meer centraal en gaan we pas in tweede instantie aan het wonen zelf denken. Het is daarom belangrijk om aan te halen dat we best kunnen overgaan van een ziekenhuismodel naar een woonhuismodel, waarbij de klemtoon ligt op het wonen. Rusthuizen die werken volgens het model van het 1
Definitie rusthuis. Internet, 18 december 1992.
(http://www.wvc.vlaanderen.be/ouderenzorg/regelgeving/norminterpretaties/norminterpretaties%20ROB/Art%2 02,6%20Decreet%20van%2018-12-91%20Definitie%20rusthuis%20ROB.doc) 2
CASMAN, M., LENOIR, V. en BAWIN LEGROS, B., o.c., p. 20-21.
44
ziekenhuis hebben meer aandacht voor de lichamelijk verzorging van de ‘patiënt’. Er wordt dus niet gesproken over bewoners of residenten, maar wel over ‘patiënten’. De organisatie denkt aan snel en efficiënt werken en de patiënt moet luisteren naar wat er dient te gebeuren. Het instituut bepaald immers bijna volledig het leven van de patiënt. Het woonhuismodel daarentegen spreekt van ‘bewoners’ en we proberen van het rusthuis een echte thuis te maken, zodat het woonaspect ten volle tot zijn recht kan komen. 1
Het woonhuismodel brengt natuurlijk ook implicaties met zich mee, namelijk voor de inhoud van het werk. Het is van belang dat de bewoner, in de mate van het mogelijke, dezelfde zorgverleners krijgt en niet dat ze elke dag iemand anders krijgen om zich te verzorgen. Het is belangrijk dat de zorgverleners en de bewoners een band kunnen opbouwen, wat de aanpassing van de resident in het rusthuis ten goede komt. We dienen er wel rekening mee te houden dat er spanningen kunnen ontstaan, wanneer dezelfde zorgverleners en bewoners met elkaar in contact komen. We dienen hier dus flexibel mee om te gaan. 2
Het woonhuismodel legt de nadruk op een goede opvang en onthaal bij een opname van een bewoner. De eerste indruk en de eerste kennismaking met het rusthuis en het personeel is namelijk van essentieel belang. We moeten de aandacht vestigen op de wensen en verwachtingen van de bewoner, zodat het personeel deze in de mate van het mogelijke, kan invullen. Hier speelt de familie van de bewoner een belangrijke rol, want als de bewoner de nodige gegevens niet meer zelf kan doorgeven, moet de familie deze meedelen. Zij kunnen immers onmisbare informatie geven omtrent de voorkeuren van de bewoner. Deze informatie is voor iedereen van belang, zowel voor de maatschappelijk assistente als voor het verzorgend personeel, want op die wijze kunnen ze de wensen van de bewoners het beste verwezenlijken. 3
2.6
Besluit
Ouderen die naar een rusthuis verhuizen, moeten dingen kunnen loslaten en dit is niet altijd even eenvoudig. Zij worden geconfronteerd met verscheidene gevoelens, die hun gedrag kan beïnvloeden. De aanzet tot de verhuizing, kan mede bepalend zijn voor het integratieproces 1
VERHAEST, P., Werken aan wonen en leven voor zorgbehoevende ouderen. Leuven, Acco, 1994, p. 91-92.
2
VERHAEST, P., o.c., p. 94.
3
VERHAEST, P., o.c., p. 95-97.
45
van de oudere in het rusthuis. Het onderstaand gedichtje geeft een beter beeld van hoe de ouderen de verhuis naar een rusthuis ervaren. 1
Dag huis, dag fijne oude woning. Waar al die mooie herinneringen liggen. De plek die ik altijd in gedachten zal griffen.
Dag veldje achter ons huis dat ik missen ga, en mijn beste vriendin waarmee ik alles samen doe, en al mijn vrienden die ik ook missen moet.
Een nieuw huis, een nieuw plekje, en het vinden van een nieuw stekje, en niet meer praten bij dat hekje.
Nieuwe mensen leren kennen, en ook de omgeving verkennen. Aan alles opnieuw moeten wennen.
1
Verhuizen. Internet, 28 maart 2005. (http://www.gedichten-freaks.nl/toon.asp?num=317041)
46
Hoofdstuk 3: Wonen is meer dan een dak boven je hoofd
3.1
Inleiding
In het laatste hoofdstuk van het theoretisch gedeelte gaan we in op de verschillende aspecten die samenhangen met het wonen en het leven in een rusthuis. Bij een verhuizing van de oudere naar een rusthuis, komt er immers veel meer kijken dan het zoeken van een gepaste woonplaats. De oudere moet zich ook goed voelen in het rusthuis en er op een waardige manier kunnen leven. Daarbij zijn er aspecten die de integratie van de oudere in het rusthuis vergemakkelijken en er zijn andere dingen die de aanpassing voor de oudere bemoeilijken.
3.2
De hulp van anderen bij de verhuizing naar een rusthuis
3.2.1 De rol van de familie bij de verhuizing
Als ouderen verhuizen naar een rusthuis, is de relatie tussen de familie en de oudere van uiterst belang. Familieleden willen hun vader, moeder, broer, zus, … helpen met de verhuizing, omdat ze bekommerd zijn over de toestand en het leven van de oudere. Er is een bekende slogan en die gaat als volgt: “Mensen hebben mensen nodig.” Want wanneer er een goede relatie is met de familie en zij de oudere de nodige ondersteuning biedt, voelt deze dat hij er niet alleen voor staat. Dit kan het aanpassingsproces bevorderen. Vroeger waren de kinderen afhankelijk van de ouders, maar mettertijd keren deze rollen om en worden de ouders afhankelijk van hun kinderen. De oudere aanvaardt dan ook dikwijls het advies dat zijn kinderen hem geven. Er zijn echter ouderen die hun hele leven op een zelfstandige wijze hebben doorgebracht en geen inmenging van hun kinderen dulden. Wanneer zij hulp nodig hebben, zullen ze dit wel aangeven. Oudere ouderen gaan wel sneller de hulp van anderen aannemen dan jongere ouderen, omdat deze meer afhankelijk zijn van anderen.
Er zijn drie verschillende patronen te onderscheiden bij de bijdrage die de kinderen leveren aan de oudere. Hieronder volgt een korte toelichting. 1
1
VINK, H., o.c., p. 110-114.
47
1) Het eerste patroon: de kinderen regelen alles, zij nemen ouders alles uit handen
De kinderen willen de oudere niet belasten met de administratieve rompslomp die bij een verhuizing komt kijken. Zij nemen de beslissingen in de plaats van de oudere. De kinderen doen dit uit goede wil, maar de oudere kan dit op een andere manier ervaren. De ouders ondergaan de verhuizing op zekere hoogte passief en gaan zich nauwelijks verzetten tegen de keuzes die de kinderen voor hen maken. De verhuizing gebeurt als het ware buiten hen om, terwijl het eigenlijk de oudere is die gaat verhuizen. Na de verhuis naar het rusthuis, beseffen ze pas wat er aan hen is voorbij gegaan, maar dan is het moeilijk om er over te praten. Er is dus voldoende reden voor de stelling: “Hoe minder iemand betrokken wordt bij de eigen verhuizing, hoe langer de integratie duurt in de nieuwe woning.”
2) Het tweede patroon: de kinderen overleggen weliswaar, maar duwen hun ouders nadrukkelijk in een bepaalde richting die hen het geschiktst lijkt
De kinderen gaan met hun ouders overleggen waar ze het beste kunnen verblijven, maar ze sturen hun ouders in een bepaalde richting die de kinderen het beste lijkt door hun mening uitdrukkelijk mee te delen. Bij een verhuizing komen vaak spanningsvolle momenten kijken waardoor de ouders gaan instemmen met de mening van hun kinderen, omdat ze hen geen problemen willen bezorgen. Achteraf, wanneer de beslissing al genomen is, komen de ouders tot het besef dat ze toch beter hun mening hadden meegedeeld.
3) Het derde patroon: de kinderen laten zich leiden door de beslissing van de ouders
Zowel bij de grote als bij de kleine beslissingen, houden de kinderen rekening met de wensen van hun ouders. Deze houding vergt van de kinderen wel veel tijd en energie, maar voor de oudere zelf is het veel beter. Op die manier kunnen zij het proces, dat zij doormaken bij een verhuizing, beter accepteren. Ze gaan zich vlugger thuis voelen en kunnen bepaalde dingen gemakkelijker loslaten.
Bij dit alles speelt de factor tijd een belangrijke rol. Om over de verhuizing na te denken en om aan mogelijke veranderingen te wennen, is er tijd nodig. Die tijd is er niet altijd. Het kan voorkomen dat bepaalde omstandigheden er iemand toe dwingen om snel een bepaalde keuze 48
te maken. Dit is dan vaak een ondoordachte keuze, wat de uiteindelijke beslissing niet ten goede komt. Er zijn ook ouders en kinderen die genoten van het verhuisproces, omdat er geen tijdsdruk aanwezig was en ze op een rustige manier een beslissing hebben kunnen nemen. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat er ook geen spanningsvolle momenten zijn geweest, maar alles is op een bewuste manier verlopen. 1
3.2.1.1 Aandachtspunten
Er zijn enkele punten waar we onze aandacht op kunnen vestigen, wanneer de familie met de verhuizing betrokken is. 2
1) Als kinderen hun ouders helpen, zouden ze de volgende vragen kunnen stellen: •
Wat zou vader en/of moeder echt willen?
•
Wat is het effect en belang van die beslissing voor de ouders?
•
Hoe kan ik hen zoveel mogelijk betrekken bij het proces, ook in het geval dat zij minimale mogelijkheden hebben om te participeren?
•
Wat is mijn eigen belang bij die beslissing?
•
Wat is de reden dat ik die bepaalde kant opstuur bij de keuzes die we maken?
•
Wat zijn mijn beperkingen en de grenzen waarbinnen ik mijn ouders kan helpen?
2) Als ouderen zich bij hun verhuizing door familie laten helpen, dan doen ze er goed aan bewust na te denken over de volgende vragen: •
Houd ik zelf de leiding over de verhuizing of geef ik die uit handen aan familieleden?
•
Welke onderdelen van de verhuizing wil ik graag zelf regelen of doen?
•
Hoe kan ik iets uit handen geven zonder mijn onafhankelijkheid te verliezen?
3) Er kan een familiebijeenkomst georganiseerd worden, van zodra de beslissing is gevallen dat er een verhuizing zal komen. De familie en de verhuizende kunnen dan
1
VINK, H., o.c., p. 114-115.
2
VINK, H., o.c., p. 120.
49
samen overleggen wat het beste is en wat tegemoet komt aan de noden en de wensen van zowel de familie als de verhuizende.
3.2.2 De rol van de arts bij de verhuizing
Wanneer iemand naar het rusthuis verhuist, wil deze persoon meestal zijn huisarts behouden. De huisarts is dikwijls een vertrouwenspersoon van de oudere. Wanneer het niet mogelijk is om de eigen huisarts te behouden, zal de oudere het hiermee erg moeilijk hebben. Er zijn rusthuizen die liever hebben dat de oudere de arts van het rusthuis kiest, omdat dit gemakkelijker is voor de oudere en voor de organisatie. 1 .
Wanneer de oudere zijn eigen huisarts mag kiezen, is dit weer een extra stimulans om de verhuizing naar een rusthuis gemakkelijker te aanvaarden. Dit is iets waar de oudere zich dan geen zorgen meer over moet maken. Het lijkt voor buitenstaanders slechts een detail of de eigen huisarts in het rusthuis mag komen, maar voor de resident kan dit enorm belangrijk zijn.
We zeggen dat de huisarts niet veel aandacht heeft voor de immateriële kant van de verhuizing, omdat de huisarts er niet altijd bij stil staat. Net zoals vele anderen, beseft de huisarts niet dat een verhuizing naar een rusthuis een ingrijpende gebeurtenis is voor de oudere. Dit is slechts een algemeen besluit en sluit niet uit dat er toch huisartsen zijn die hier wel de nodige aandacht aan besteden. 2
3.2.3 De rol van een geestelijk persoon bij de verhuizing
Hoe gaan geloofsgemeenschappen en de daarbij horende pastoors om met het gegeven verhuizen? Wanneer we ons concentreren op de inhoud van de pastorale zorg, zal er weinig terug te vinden zijn rond de verhuizing. De pastoors besteden weinig aandacht aan het proces dat rond de verhuizing hangt, waardoor veel mensen gewoon niet naar de pastoor durven te stappen om erover te praten. De mensen dachten dat de pastoor hen niet ernstig ging nemen.
1
VINK, H., o.c., p. 123.
2
VINK, H., o.c., p. 124.
50
Er waren natuurlijk verhuizenden die de pastoor wel aanspraken, maar dan kregen ze weinig reactie en kwam het voor dat de pastoor zelfs niet eens langskwam. 1
Als de pastoor wel contact met de verhuizende zou opnemen of voor hen klaar zou staan, wanneer ze over het verhuisproces willen praten, zou het eenvoudiger zijn om dit alles te aanvaarden. De oudere zou vlugger accepteren dat hij wordt opgenomen in een rusthuis. Wanneer de pastoor er geen aandacht voor heeft, hebben zij het gevoel dat niemand naar hen wil luisteren en dat ze er als het ware alleen voor staan. Vele oudere mensen zijn gelovig en hechten daarom veel belang aan de pastoor.
Vele verhuizende ouderen hebben behoefte aan een gesprek, ook met de pastoor. We radeb daarom aan dat de geloofsgemeenschap vanuit deze invalshoek rond het verhuizingsproces meer initiatieven zou opzetten. De psychosociale kant van het verhuizen en de woonbeleving mogen we niet uit het oog verliezen. 2
3.2.4 De opvang van de oudere in het rusthuis
Op welke wijze de oudere wordt opgevangen, kan een invloed hebben op het integratieproces in het rusthuis. Wanneer de oudere niet goed wordt opgevangen, kan dit de aanpassing in het rusthuis belemmeren.
De cijfers die verder in de tekst terug te vinden zijn, zijn bekomen uit een enquête aan de hand van een lijst met 39 vragen, in opdracht van de toenmalige Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Gelijke-kansenbeleid, Miet Smet. 57,7 % van de ondervraagden zijn van mening dat de opvang in het rusthuis zeer hartelijk was, 26,8 % vond het tamelijk hartelijk, 9,1 % schatten de opvang eerder koel in en 6,3 % vond de opvang echt koel en onvoldoende. De ouderen die niet tevreden waren over de opvang, beschrijven deze als volgt:“ Er was niemand om ons op te vangen, ze hebben ons enkel getoond waar de kamer was”. 3
1
VINK, H., o.c., p. 124.
2
VINK, H., o.c., p. 126.
3
CASMAN, M., LENOIR, V. en BAWIN LEGROS, B., o.c., p. 32.
51
Gelukkig is er niet in elk rusthuis een slechte opvang. Er zijn ook rusthuizen die er voldoende tijd voor vrijmaken en die de bewoner zo goed mogelijk willen ontvangen. De opvang kan verschillende vormen aannemen, die we hieronder kort weergeven. 1 •
Bezoek aan de instelling door de toekomstige bewoner;
•
bezoek van de directeur of van een personeelslid aan de toekomstige bewoner;
•
voorstelling van het personeel en van de rusthuisbewoners aan de nieuwkomer;
•
gesprek met de nieuwkomer om zijn persoonlijke smaken en gewoonten te leren kennen (inzake voeding, activiteiten, … );
•
klein welkomstgeschenk (bloemetje, lichte maaltijd, een kaartje, … ).
Wanneer er een nieuwe bewoner komt, moet er de nodige tijd voor die persoon worden vrijgemaakt en krijgt hij speciale aandacht, zodat hij het gevoel heeft dat ze met hem bezig zijn. Er worden dan een aantal vragen aan hem gesteld rond zijn slaapgewoonten, zijn eetgewoonten, zijn verwachtingen, … De personeelsleden gaan met de nieuwe bewoner kennis maken, zodat zij hem beter leren kennen en weten wie hij is. Wanneer een nieuwkomer de eerste dagen nog wat afstandelijk is, moet het personeel dit respecteren. Hij zal moeten wennen aan de veranderde situatie. Na verloop van tijd is het natuurlijk wel belangrijk dat hij in contact komt met andere bewoners van het rusthuis, maar dit mogen we niet forceren. De andere residenten zijn uiteraard nieuwsgierig naar de nieuwe bewoner en zullen zoveel mogelijk proberen te weten te komen, wat voor de nieuwkomer niet altijd even aangenaam is. Er zijn rusthuizen die, wanneer de mogelijkheid er is, vooraleer iemand naar het rusthuis komt eerst op huisbezoek gaan. Er zijn ook foldertjes die ze aan de familie kunnen geven, waarbij deze dan meer informatie krijgen omtrent de opvang in het rusthuis.
Hoe de opvang verloopt en hoe de nieuwe bewoner deze ervaart, is heel belangrijk voor het verdere verblijf in het rusthuis. De opvang is immers het overgangselement van de vroegere omgeving naar een nieuwe omgeving. Wanneer de opvang op een goede wijze gebeurt, kan de nieuwe bewoner een gevoel opbouwen waarbij hij zich in het rusthuis thuis kan voelen. Het rouwproces, dat in het eerste hoofdstuk is besproken, kan vergemakkelijkt worden als het onthaal optimaal is. 2
1
CASMAN, M., LENOIR, V. en BAWIN LEGROS, B., o.c., p. 32-33.
2
CASMAN, M., LENOIR, V. en BAWIN LEGROS, B., o.c., p. 33.
52
Het is belangrijk om de opvang in een rusthuis te onderscheiden van de opvang in een ziekenhuis. Een nieuwe bewoner die naar het rusthuis gaat, zal er waarschijnlijk zijn verdere leven verblijven, wat in het ziekenhuis niet het geval is. In het ziekenhuis ligt de nadruk daarom meer op het administratieve aspect. Ook rusthuizen hebben een administratieve functie, maar de nadruk zou op het sociale aspect moeten liggen. Dit is spijtig genoeg niet altijd het geval. Er zijn nog rusthuizen die dit uit het oog verliezen en geen tijd maken om de wensen en verwachtingen van de nieuwe bewoners te leren kennen.
3.3
De levenskwaliteit in een rusthuis
3.3.1 De woonbeleving
Het is heel belangrijk waar iemand verblijft en welke contacten deze bewoner heeft, omdat dit bepalend kan zijn voor de mate van de levensvreugde. Een bewoner die zich niet goed voelt in het rusthuis, zal ook een stuk genoegen missen in het leven. Het heeft een positief effect op de bewoner, wanneer die persoon zich thuis voelt in het rusthuis. Welke aspecten er aanwezig moeten zijn, opdat iemand zich thuis kan voelen, is verschillend van persoon tot persoon. Elke bewoner heeft immers een andere levensgeschiedenis, een ander karakter, een andere opvoeding, … Iedereen heeft zijn eigen behoeften en wensen. Er zijn bewoners die goed met drukte om kunnen, omdat ze het stadsleven gewoon zijn. Anderen hebben op het platteland geleefd en houden van de stilte om zich heen.
De woonbeleving is wat het wonen ons doet, wat we ondervinden en ervaren bij het wonen. Bij een verhuizing verandert er veel voor de oudere. Ze ruilen de vertrouwde omgeving in voor een nieuwe omgeving, waardoor de woonbeleving van de oudere ook verandert. Deze beleving kan zowel in de positieve als de negatieve zin wijzigen. Als het positieve overheerst, zal dit de integratie in de nieuwe omgeving bevorderen. De aanpassing voor de bewoner zal minder vlot verlopen als het negatieve de bovenhand neemt. Velen zijn zich niet bewust van de woonbeleving maar wanneer ze hier inzicht in krijgen, kan dit het integratieproces in het rusthuis bevorderen.
In wat volgt worden de vier aspecten aangehaald die de woonbeleving bepalen.
53
woon-
woon-
omgeving
comfort
woonbeleving
woon-
woon-
gedrag
behoeften
1) Woonomgeving
De woonomgeving is het gebied waarin de woning zich bevindt. Hierbij maken we een onderscheid tussen de directe omgeving en de indirecte omgeving. De directe omgeving slaat op alles wat de persoon vanuit de woning kan zien en waarnemen, zoals de tuin, de buren, de straat, het uitzicht, … De indirecte omgeving is de verdere omgeving rond het huis, zoals de wijk, het dorp, de stad, de regio, …
Wanneer de oudere enorm gehecht was aan de oude omgeving, is het moeilijk voor hem om zich aan te passen aan de nieuwe veranderde omgeving. Vroeger kon de oudere op straat met de buren praten, wat in een rusthuis niet meer het geval is. De bewoner heeft wel contacten met andere rusthuisbewoners, maar niet meer met zijn vroegere buren. Een nieuwe omgeving kan dus tegenvallen. Een andere omgeving kan ook meevallen, wanneer de verhuis naar een rusthuis meer positieve aspecten dan negatieve aspecten inhoudt. 1
2) Wooncomfort
Datgene wat het huis behaaglijk en aangenaam maakt, zoals gemakkelijk in onderhoud en gebruik, noemen we het wooncomfort. De invulling van het comfort is persoonsgebonden. De ene bewoner heeft vroeger geen comfort gekend en voor hem is het minste comfort een teken van luxe. Er zijn ook bewoners die vroeger met veel
1
VINK, H., o.c., p. 17-19.
54
luxe hebben geleefd en niet snel tevreden zijn met het gebruikelijke comfort. De individuele wensen van de bewoners komen steeds meer op de voorgrond. 1
3) Woongedrag
Gedrag is de manier waarop een bepaalde persoon gaat reageren op iets, de manier van doen. Er zijn bepaalde factoren die het gedrag van een persoon bepalen, zoals het persoonlijk karakter, de mate van zelfstandigheid, de sociale omgeving, … Het woongedrag hangt samen met de cultuur waarin de oudere leeft en met bepaalde gedragscodes. Elke persoon heeft bepaalde gedragscodes, naargelang de omgeving en de cultuur waarin hij of zij gewoond heeft. Wanneer die persoon dan in een omgeving terecht komt waar er andere gedragscodes heersen dan die hij gewoon is, zal hij moeite hebben om zich hieraan aan te passen. Het moet ook niet altijd negatief zijn, want een omgeving met andere gedragscodes kan ook een positief effect hebben. Er gaat zich dan een nieuw woongedrag ontwikkelen en de bewoners zoeken samen naar een manier van wonen waar ze zich goed bij voelen. 2
4) Woonbehoeften
Vooraleer iemand naar een nieuwe omgeving gaat, heeft hij bepaalde verwachtingen en wensen die we woonbehoeften noemen. Die behoeften kunnen zowel betrekking hebben op het wooncomfort als de woonomgeving. De woonbehoefte is een subjectief gegeven, want niet iedereen heeft dezelfde voorkeuren en verlangens. We gaan telkens proberen om aan deze wensen te voldoen, maar soms is dit echter niet mogelijk omdat de financiële middelen het niet toe laten. Dit kan de aanpassing aan de nieuwe omgeving belemmeren.
Het is belangrijk dat de ouderen bewust zijn van hun woonbehoeften en dat we een mogelijkheid creëren om er over te praten. Er zijn altijd bewoners die hun verlangens en behoeften niet durven te zeggen, omdat ze anderen daar niet mee willen lastig
1
VINK, H., o.c., p. 20.
2
VINK, H., o.c., p. 20-22.
55
vallen. Het is natuurlijk niet altijd eenvoudig om bepaalde wensen onder woorden te brengen, omdat vele ouderen nooit geleerd hebben om over hun gevoelens te praten. 1
3.3.2 De levensomstandigheden
Zijn er aanvaardbare levensomstandigheden in een rusthuis? Om hier meer zicht op te krijgen is het belangrijk om het begrip ‘levensomstandigheden’ eventjes onder de loep te nemen. Wat verstaan we onder ‘levensomstandigheden’?
Het is niet eenvoudig om het begrip ‘levensomstandigheden’ in een rusthuis te definiëren, omdat dit een subjectief gegeven is. Het is een persoonsgebonden begrip en iedereen zal dit anders invullen. Wanneer een oudere zich niet kan aanpassen aan de levensomstandigheden in een rusthuis, zal het integratieproces moeilijker verlopen. Wanneer de oudere zich goed voelt in het rusthuis, zal hij het verlies van de thuissituatie gemakkelijker aanvaarden.
Ondanks het moeilijk te definiëren begrip, doen we toch een poging om de levensomstandigheden in een rusthuis zo goed mogelijk weer te geven, waarbij we ook een aantal criteria vooropstellen. 2
1) Respect voor het leven en voor de privé-ruimte; 2) erkenning van en respect voor de identiteit van het individu, voor zijn gevoeligheid, zijn overtuigingen, zijn talenten, kortom het respect voor zijn persoonlijke voorgeschiedenis; 3) een constante analyse van de situaties en beslissingen met het oog op de vrijwaring van de individueel bepaalde gevoeligheid van de persoon in kwestie; 4) in de mate van het mogelijke, de vrije keuze op alle terreinen van het eigen leven, buiten de medische context, gekoppeld aan de mogelijkheid van overleg met het verzorgend personeel; 5) respect voor de waardigheid van het individu, zijn persoonlijke keuzes, zowel op het vlak van zijn ambities als wat betreft zijn huidige situatie en algemeen via alle facetten van het bestaan die zijn persoonlijkheid kunnen opwaarderen.
1
VINK, H., o.c., p. 23-24.
2
CASMAN, M., LENOIR, V. en BAWIN LEGROS, B., o.c., p. 22.
56
De relatief gezonde ouderen in een rusthuis kunnen aan deze criteria voldoen, maar het is natuurlijk niet gemakkelijk om deze in de praktijk om te zetten. Voor dementerende ouderen is het moeilijker om aan deze vijf criteria te beantwoorden. Zij kunnen immers gedesoriënteerd zijn in tijd en ruimte.
Wanneer we de levensomstandigheden in een rusthuis evalueren, omschrijven we deze als de levensomstandigheden waarbij de menselijke tussenkomst centraal staat. In wat volgt staan enkele aspecten beschreven die hiermee verband houden. 1
1) De inrichting van de rusthuiskamer en de andere vertrekken, het individueel aspect, is heel erg belangrijk. Ook het collectief aspect, het ‘bij ons-gevoel’, is niet te verwaarlozen. Hierbij aansluitend is het onthaal van onschatbare waarde, want we proberen de levensomstandigheden van de rusthuisbewoner te verbeteren via de aanpassing aan zijn nieuwe leefruimte.
2) De animatie die in het rusthuis georganiseerd wordt, is belangrijk als integratiemechanisme. Animatie kunnen we vertalen als de dynamiek van het dagelijks bestaan. Animatie geeft ritme aan de tijd en de tijd kunnen we opsplitsen om het institutionalisme tegen te gaan. Animatie is daarom een belangrijk aspect voor de levenskwaliteit.
3) De relaties mogen we ook niet uit het oog verliezen. Het zijn immers de indicatoren van het sociaal leven. Het rusthuis heeft de taak om de contacten tussen de bewoner en zijn vrienden, personeelsleden, andere rusthuisbewoners, … in stand te houden en om nieuwe relaties op te bouwen. Hier gaan we in het volgende puntje dieper op in.
Er zou veel aandacht moeten uitgaan naar de sociale contacten in het rusthuis, maar dit kan het personeel niet altijd waarmaken. Afhankelijke bewoners hebben immers veel zorgen nodig, waardoor het verzorgend aspect de bovenhand neemt. We stellen dus vast dat de werking in een rusthuis niet altijd overeenkomt met het respecteren van de optimale levenskwaliteit van de rusthuisbewoners. Het personeel moet zijn tijd nuttig besteden, waardoor het verzorgend aspect dikwijls op de eerst plaats komt en het sociale aspect hierop volgt. Voor de relationele contacten is er vaak niet genoeg tijd meer.
1
CASMAN, M., LENOIR, V. en BAWIN LEGROS, B., o.c., p. 22.
57
Hier kunnen we misschien de link leggen met het ziekenhuis, waar de verzorging op de eerste plaats komt. We mogen echter niet vergeten dat het er in een rusthuis heel anders aan toe zou moeten gaan. Er dient zowel de nodige aandacht uit te gaan naar het verzorgend aspect als naar het sociale aspect. We moeten immers rekening houden met alle levensomstandigheden en dit kan enkel wanneer de relationele contacten niet uit het oog worden verloren.
De rusthuisbewoner zal zich vlugger gaan integreren als er een goede uitbouw is van de sociale contacten. Wanneer ze echter het gevoel krijgen dat ze enkel in het rusthuis verblijven omwille van de verpleegkundige zorgen, zal de aanvaarding langer op zich laten wachten. We moeten de bekwaamheden van de bewoners activeren en ze moeten het gevoel krijgen dat hun leven nog op een zinvolle manier wordt ingedeeld. Indien mogelijk is de stimulatie van de zelfzorg ook erg belangrijk.
3.3.3 Familierelaties en vriendschapsrelaties 1
De oudere gaat zich gemakkelijker aan het verblijf in het rusthuis aanpassen, wanneer hij de banden met zijn familie en vrienden kan blijven onderhouden. We stellen vast dat sociale contacten een positieve invloed hebben op de rusthuisbewoner. We dienen het belang van de sociale contacten wel te nuanceren. Het onderscheid tussen vriendschapsrelaties en familierelaties is immers een belangrijk gegeven.
Vriendschapsrelaties zijn vrijwillig gekozen en die relatie bouwen we geleidelijkaan op. Mensen waarmee we liever niet omgaan, zoeken we ook niet meer op. Vrienden zijn gelijkwaardige partners, waardoor er geen sprake is van een hiërarchie. Ze hebben vaak vele dingen gemeenschappelijk en blijven met elkaar in contact, omdat ze goed met elkaar opschieten.
Familierelaties berusten op normen en voorgeschreven rollen en deze relaties kiezen we niet zelf. Naargelang de aard van de verwantschap zijn er van bij de geboorte reeds verschillende rechten en plichten voorgeschreven, waar we ons met het opgroeien geleidelijkaan leren aan te houden. Er is bijvoorbeeld geen gelijkwaardigheid tussen kinderen en hun ouders. Familierelaties zijn minder emotiegeladen dan vriendschapsrelaties. Wat familie voor iemand
1
VERHAEST, P., o.c., p. 76-77.
58
betekent, wordt als evident beschouwd en slechts bij afwezigheid van een familielid zal er een invloed zijn op het emotioneel welbevinden.
De aanwezigheid van vrienden heeft een positieve invloed op de rusthuisbewoner. We hebben geen verwachtingen ten aanzien van vrienden en hetgeen we krijgen is mooi meegenomen. Wanneer veel vrienden op bezoek komen, zal de bewoner zich minder eenzaam voelen. Wanneer de bewoner echter veel contact heeft met zijn familie, heeft dit geen positief effect op de eenzaamheidsgevoelens. Het is natuurlijk afhankelijk van persoon tot persoon hoe iemand dit ervaart.
Niet iedere relatie is hetzelfde en dus heeft elke relatie een welbepaalde taak. Vriendschapsrelaties zijn vooral gericht op persoonlijke betrokkenheid, vertrouwen en ze hebben een positief effect op het zelfwaardegevoel van de bewoner. Vrienden geven op de eerste plaats emotionele zorg en de fysieke zorg kan hier soms bij aansluiten. Het is voor hen geen verplichting en zij doen het dan ook op vrijwillige basis. Voor familie kan dit een heel andere zaak zijn en kan de vrije wil ondermijnd worden. Kinderen voelen zich verplicht om voor hun moeder te zorgen, omdat ze hen op de wereld heeft gezet.
In de context van het rusthuis spreken we van vitale relaties. Het zijn die relaties die we zullen moeten onderkennen en ondersteunen in functie van het welbevinden van de bewoner. We spreken van ‘een vitale relatie’ wanneer iemand een belangrijke functie vervult voor de bewoner die niet door iemand anders vervuld kan worden: vertrouweling, emotionele steun, veiligheid, geborgenheid, hulp die niet door anderen gegeven wordt, …
3.3.4 Relaties met het personeel 1
Een goede relatie tussen het personeel en de rusthuisbewoner werpt zijn vruchten af, wanneer het gaat om de integratie in het rusthuis. Dit is vrij logisch, omdat het personeel immers elke dag met de bewoners in contact komen. Wat verstaan we onder een goede relatie? Een goede relatie tussen de bewoners en het personeel houdt ondermeer het respect in voor de persoonlijke waardigheid en de individualiteit. De relatie moet niet uitgroeien tot een diepere band, het kan louter functioneel blijven. Het is belangrijk dat het personeel een bepaalde
1
VERHAEST, P., o.c., p. 78.
59
afstand houdt van de bewoner. Als er te nauwe contacten zijn, komt dit de hulpverlening niet altijd ten goede. De band die er kan ontstaan is zowel afhankelijk van de resident als van het personeel.
In de relatie tussen de bewoner en het personeel kunnen we niet spreken van wederkerigheid, wat bij vriendschapsrelaties wel terug te vinden is. Een bewoner die zorgafhankelijk is, kan nooit teruggeven wat hij krijgt, ook al zou hij dat wel willen. Het is steeds het personeel dat geeft en de bewoner is de persoon die altijd krijgt. Hierdoor kan een afstand ontstaan tussen de verzorgende en de verzorgde.
Er is ook sprake van een spanning tussen de professionele en de persoonlijke rol. De rusthuisbewoner kan ineens te hoge eisen stellen, die het persoonslid niet meer kan vervullen. Het personeelslid gaat zich dan houden aan hetgeen hem is voorgeschreven vanuit zijn beroep. Ze gaan zich professioneel met de bewoner engageren, maar niet persoonlijk. Dit wil niet zeggen dat het personeelslid geen rekening meer houdt met de persoonlijke waardigheid en individualiteit van de bewoner. Het personeelslid heeft hier wel oog voor, maar het blijft louter uitvoerend. Dit heeft ook zijn positieve kant, want een te grote betrokkenheid met de bewoners komt het professionele werk niet altijd ten goede. Wanneer het personeelslid zich immers te hard gaat hechten aan de bewoner, zal het moeilijker zijn om hem los te laten bij overlijden. Voor het personeel is het natuurlijk altijd erg als een rusthuisbewoner overlijdt, maar als ze de gepaste afstand hebben gehouden van de bewoner, kan het personeel hier op een betere manier mee omgaan. Het is niet de bedoeling dat bij elk overlijden het personeel in zak en as zit en hierdoor niet kan komen werken of dat zijn dagdagelijkse activiteiten eronder lijden. Het is natuurlijk niet altijd eenvoudig om de gepaste afstand te vinden tussen het personeel en de resident. Dit is onder andere afhankelijk van zowel het karakter van de bewoner als van het personeelslid.
We gaan er steeds van uit dat de bewoner over weinig mogelijkheden beschikt, waardoor we ook geen verwachtingen stellen ten aanzien van de relatie met de bewoner. Het personeel laat dikwijls kansen liggen om een beter contact met de bewoner op te bouwen, doordat ze zich steeds concentreren op het verzorgend aspect. Wanneer een bewoner voor een langere tijd hetzelfde verpleegkundig personeel krijgt, kan er gelijktijdig met de fysieke verzorging ook een dieper contact groeien. Ze kunnen ook gebruik maken van aandachtspersonen. Deze personen kunnen verzorgenden zijn, maar kunnen evengoed administratieve medewerkers of ergotherapeuten zijn. Hier is er dan wel een mogelijkheid tot wederkerigheid. De relatie kan 60
een band worden, omdat ze de bewoners leren kennen en er andere vormen van zorg kunnen ontstaan zoals emotionele ondersteuning, opvang van familieleden, … Ze gaan de bewoner waarderen en ze voelen aan wat de bewoner echt wil.
Hierbij aansluitend dienen we te wijzen op het belang van aanrakingsgedrag, zoals het vastnemen van een hand of een schouderklopje. Voor rusthuisbewoners die zwaar zorgbehoevend zijn, is dit vaak de enige mogelijkheid tot contact.
3.3.5
Relaties met medebewoners 1
De relaties met andere rusthuisbewoners kunnen enorm belangrijk zijn, want er zijn ouderen die naar een rusthuis gaan om de eenzaamheid tegen te gaan. Het is geen garantie dat een opname in een rusthuis de oplossing is voor de eenzaamheid. Een opname kan ook een oorzaak van eenzaamheid zijn, want de oudere zal zijn vroegere vrienden en buren moeten achterlaten. De oudere zal contacten moeten opgeven, maar in het rusthuis bestaat een grote kans op het terug opbouwen van nieuwe contacten. De organisatie van het rusthuis kan de oudere aanmoedigen om sociale contacten te leggen.
Het is belangrijk dat er ontmoetingsmogelijkheden zijn voor de bewoners en dat het personeel er ook voldoende tijd voor vrijmaakt. Het is mogelijk dat er bepaalde factoren meespelen die de kans op contact met medebewoners vergroten of verminderen, zoals de gelijkheid qua leeftijd, achtergrond, het aantal jaren verblijf in het rusthuis, … Bewoners die in hetzelfde jaar geboren zijn en gelijke interesses hebben, zullen vlugger met elkaar aan de praat gaan dan met andere bewoners.
Nog andere aspecten kunnen belemmerend werken, zoals een slecht gehoor, een minder goed zicht en een verminderde spraak. Hier dient het personeel dan de nodige maatregelen te nemen, bijvoorbeeld het aanschaffen van een hoorapparaat, dat de contacten met andere bewoners kan bevorderen. De negatieve beeldvorming die er over ouderen heerst, heeft ook een negatieve invloed op de sociale contacten met andere medebewoners. Ze willen zich niet met elkaar identificeren en hebben liever contact met vrienden en familie. Dit is sterk terug te vinden bij de valide bewoners die zo weinig mogelijk in contact willen komen met de zwaar
1
VERHAEST, P., o.c., p. 79.
61
zorgbehoevenden. Dit negatieve beeld kunnen we verhelpen door de bewoners te stimuleren om meer contact te hebben met verschillende bewoners. Hier speelt de animatie een belangrijke rol. De meeste contacten ontstaan immers tijdens de activiteiten die de ergotherapeuten meestal in de namiddag organiseren. De bewoners zijn niet verplicht om hieraan deel te nemen, maar dit bevordert de contacten met de medebewoners. 1
3.3.6
Relaties met de bezoekers
De bezoekers kunnen zowel de familieleden zijn van andere bewoners als de vrijwilligers. Deze laatste mogen we zeker niet uit het oog verliezen, want zij vervullen een zeer belangrijke rol.
Wanneer familieleden van andere bewoners op bezoek komen, komen zij automatisch in contact met andere rusthuisbewoners. Ze slaan al gauw een babbeltje en zo leren ze elkaar geleidelijkaan kennen. Hier kunnen zelfs diepere relaties uit groeien, als de familie vaak op bezoek komt. De contacten zijn dus enorm belangrijk voor zowel de rusthuisbewoners als voor de familieleden met weinig communicatieve mogelijkheden. Zij hebben een gesprekspartner gevonden en kunnen zo hun communicatieve vaardigheden bevorderen. 2
De vrijwilligers kunnen een belangrijke verrijking bieden voor het leven in een rusthuis. We onderscheiden een aantal functies van vrijwilligerswerk die in drie belangrijke groepen zijn in te delen. 3
1) Het ondersteunen van de idealen van de vrijwilligers
In onze samenleving is het niet altijd evident dat iemand nog gratis werk verricht. Het is daarom belangrijk dat de idealen van de vrijwilligers de nodige aandacht krijgen. Het wil niet zeggen dat ze hun gang maar moeten gaan, want ook de indicatoren voor een optimaal woon- en leefklimaat is in de relatie met een vrijwilliger van uiterst belang. De vrijwilligers moeten zich kunnen vinden achter de waarden en normen die het rusthuis heeft vooropgesteld, zoals het bevorderen van de zelfredzaamheid van de 1
VERHAEST, P., o.c., p. 80-81.
2
VERHAEST, P., o.c., p. 82.
3
VERHAEST, P., o.c., p. 82-83.
62
rusthuisbewoners, … De meeste vrijwilligers hebben ook een opleiding of een vorming gehad, waar onder andere deze aspecten aan bod komen. Werken met vrijwilligers kan een positieve invloed hebben op de levenskwaliteit van het rusthuis, omdat zij individuele aandacht kunnen geven aan de bewoners. Het is wel belangrijk om te weten dat een vrijwilliger niet in de plaats komt van een personeelslid, maar steeds iets surplus doet.
2) De verhoogde mogelijkheid tot contact, integratie en deelname aan het socio-culturele leven
We kunnen vrijwilligers inzetten in de maaltijdbedeling, de bibliotheek, het bieden van vervoer, … Het bezoek op zich is heel belangrijk en ook de emotionele steun die ze aan de bewoners kunnen geven.
3) Een kritische en stimulerende functie
Wanneer we spreken over de kritische functie, kunnen we dit verduidelijken aan de hand van een bewonersraad. Als vrijwilligers zich alleen hiervoor gaan inzetten, kan dit een enorme bedreiging zijn voor het personeel en dit komt de samenwerking niet ten goede. Vrijwilligers kiezen hier vaak niet voor, omdat ze zich eigenlijk zien als iemand met een luisterend oor voor de bewoners en hen willen opvangen wanneer dat nodig is. Zij zien zichzelf niet als ‘advocaten’ in een bewonersraad. De aanwezigheid van een vrijwilliger heeft ook een preventief effect op eventuele slechte behandelingen van de bewoners. De verzorgende heeft vaak het gevoel dat hij door de vrijwilliger in het oog wordt gehouden en zal daardoor letten op bepaalde onheuse handelingen. Vaak kent de vrijwilliger de achtergrond niet waarom een verzorgende een bepaalde bewoner zo behandelt. Daarom is het beter om één contactpersoon in te schakelen waar de vrijwilligers dan bepaalde bedenkingen aan kunnen overmaken.
3.4 Besluit
Er zijn mensen die de oudere op weg kunnen helpen met de integratie in het rusthuis. Zowel vrienden, familieleden, het personeel, de arts, de pastoor als de vrijwilligers en andere bezoekers, kunnen de oudere een hart onder de riem steken en hen bijstaan met de gevoelens 63
en gedachten waarmee ze worstelen. Het is daarom voor de oudere heel belangrijk dat hij mensen om zich heen heeft die hem respecteren en naar hem willen luisteren.
De nieuwe omgeving waarin de oudere terecht komt, heeft ook een invloed op het integratieproces. Hij moet zich goed voelen in het rusthuis, waarbij de levensomstandigheden en de woonbeleving een belangrijke rol spelen.
Wanneer rusthuisbewoners de nodige mensen om zich heen hebben en hun kunnen settelen in het rusthuis, kan de oudere zich opnieuw thuis voelen in zijn nieuwe omgeving. Het onderstaand gedicht geeft dit op een speciale wijze weer. 1
De stille ruimte waar zonder mensen geen warmte te vinden is.
De stille ruimte waar zonder muziek de stilte de vloeren bekleedt.
De stille ruimte waar zonder meubels de echo je angstvallig toespreekt.
Maar als ik in die stille ruimte de lichten weer ontsteek, me nestel op mijn fijnste plekje en het me weer even eigen maak,
dan voel ik me thuis, in die kleine stille ruimte, helemaal van mij.
1
Verhuizen. Internet, 1 februari 2005. (http://www.nederlands.nl/nedermap/hartenkreten/hartenkreet/80955.html?browse=categorie)
64
Praktijk
65
Hoofdstuk 1: Voorbereiding van de praktische component
1.1
Inleiding
Allereerst is het nodig om een beeld te vormen van de stageplaats, namelijk Huize Sint-Jozef te Nieuwerkerken. Het is belangrijk om de aandacht te vestigen op zowel de doelgroep als de doelstellingen van de stageplaats. Deze begrippen zijn immers van belang om onder andere de juiste onderzoeksmethode te kiezen. In dit hoofdstuk wordt de meest gepaste onderzoeksmethode vastgelegd, zodat het onderzoek naar het integratieproces in het rusthuis kan worden volbracht. De resultaten die hieruit voortvloeien, moeten uiteraard relevant zijn voor het werkveld.
1.2
Voorstelling van de stageplaats: Huize Sint-Jozef te Nieuwerkerken
1.2.1 Doelstellingen
Velen zijn het er over eens dat we alles in het werk moeten stellen om oudere mensen de kans te geven om zo lang mogelijk in hun eigen leefomgeving te blijven. Voor een aantal onder hen, en voor hun omgeving, zal echter vroeg of laat de overstap naar een rusthuis de meest aangewezen oplossing zijn. Dit is niet alleen om hun levenskwaliteit, maar ook die van hun directe omgeving te optimaliseren. Rusthuizen zijn bij uitstek voorbehouden voor ouderen die zorg nodig hebben en daardoor in een afhankelijke positie verkeren. Daarom is het zo belangrijk dat we toezien op de levenskwaliteit van die mensen.
Huize Sint-Jozef wil in dit kader een zo goed mogelijke opvang garanderen voor senioren. Deze senioren kunnen zowel zwaar zorgbehoevend als niet zwaar zorgbehoevend zijn. Vanuit het woon -en zorgcentrum zijn er vier verschillende opvangmogelijkheden voor de senioren: 1
1
-
een rust –en verzorgingstehuis;
-
een dagverzorgingscentrum;
-
een kortverblijf;
-
een serviceflatgebouw.
MUNSTERS, A., maatschappelijk werkster, Mondelinge mededeling. Informeel gesprek, 17 november 2005.
66
Aan de hand van de zorgbehoevendheid van de ouderen gaat de maatschappelijk assistente na welke woonvorm het geschiktst is. In het dagverblijf en in het kortverblijf kan de zorgbehoevendheid variëren. In het dagverblijf komen senioren terecht, omdat bijvoorbeeld de eenzaamheid hen parten speelt. In het dagverblijf gaat het personeel dan daar aan werken, doordat senioren mekaar ontmoeten en een babbeltje kunnen slaan. Het kortverblijf vangt die personen op waarvan de familie instaat voor hun verzorging, maar waarbij de verzorgende er eventjes tussenuit wil. Het kortverblijf is ook voor die senioren die eerst een korte tijd in het rusthuis willen verblijven, alvorens definitief te beslissen of ze er willen komen wonen. Wat de serviceflats betreft, moeten de senioren nog een zeker mate van zelfredzaamheid hebben.
Een gebouw is meer dan een hoop stenen met een dak. Een gebouw, en vooral de inrichting ervan, moet een belangrijk effect hebben op de omgeving. Het moet ook vertrouwen en huiselijkheid schenken aan zijn bewoners. Vooral het ‘thuis-gevoel’ wordt nagestreefd. Het is de bedoeling dat de bewoner zijn vroegere levenswijze kan verder zetten en bovendien vrijblijvend kan inpikken op het ruime, actuele en vraaggestuurde vrijetijds –aanbod. De bewoner blijft dicht bij de familie, vrienden en kennissen, die te gast zijn op de campus. De familieleden worden trouwens nauw betrokken bij de werking van de vzw, de zorgverlening en de activiteiten. Het is van belang dat er een spontaan contact is tussen de bezoekers en de medewerkers van het huis.
1.2.2
De doelgroep
Huize Sint-Jozef biedt woongelegenheden aan valide, semi-valide, zwaar zorgbehoevende en dementerende ouderen. 1
Valide senioren zijn ouderen die slechts een beperkte zorg nodig hebben en op een rustige en zelfstandige manier hun oude dag willen doorbrengen. Senioren die meer zorgen nodig hebben, noemen we de semi-valide senioren. Deze ouderen zijn gedeeltelijk zorgbehoevend. De senioren die meerdere zorgen nodige hebben, noemen we de zwaar zorgbehoevende ouderen. Zij worden meestal door hun familie in een rusthuis geplaatst, omdat zij de zorgen niet meer aankunnen. Als laatste doelgroep zijn er de dementerende senioren. Zij hebben geen
1
MUNSTERS, A., o.c., 2 maart 2006.
67
oriëntatie meer in tijd en ruimte en kunnen zowel semi-valide als zwaar zorgbehoevende senioren zijn.
Huize Sint-Jozef heeft een erkenning voor 65 RVT-bedden. Senioren die in het Rust- en Verzorgingstehuis verblijven, zijn zwaar zorgafhankelijke ouderen. Deze RVT-bedden zijn dus bedoeld voor het opvangen van zwaar zorgbehoevende ouderen, die er van een intensieve verzorging kunnen genieten. Naast de 65 RVT-bedden, heeft Huize Sint-Jozef een erkenning voor 15 ROB-bedden. Een Rust –en Bejaardentehuis biedt ouderen een thuisvervangend milieu aan met de nodige diensten, dagdagelijkse hulp en verzorging.
1.3
Verantwoording van het praktisch gedeelte
1.3.1 Het onderwerp van het onderzoek
Voor een oudere persoon is het niet gemakkelijk om zijn thuismilieu te verlaten. Dit is onder andere het geval wanneer een oudere persoon naar een rusthuis verhuist. De persoon bevindt zich niet meer in zijn vertrouwde omgeving en zal zich doorheen de tijd moeten aanpassen aan de nieuwe situatie. Dit is niet voor iedereen zo eenvoudig. Er zijn veel senioren die een bepaald proces doormaken alvorens ze kunnen aanvaarden dat ze in een rusthuis gaan verblijven. Zij doorlopen als het ware bepaalde fasen, die we ook in het rouwproces terug kunnen vinden. Voor de senior zelf kan dit een probleem zijn, zeker wanneer we er geen aandacht aan besteden.
Aan de hand van mijn eindwerk zou ik de fasen van het rouwproces willen vergelijken met de opname in een rusthuis. Ik zal nagaan of er bij de opname ook die bepaalde fasen aanwezig zijn als in het rouwproces. Het kan zijn dat alle fasen erin voorkomen, maar het is ook mogelijk dat er slechts enkele of zelfs geen overeenkomsten terug te vinden zijn. Elke oudere maakt dus een integratieproces door, alvorens hij zijn verblijf in een rusthuis kan aanvaarden. Hierbij spelen vaak verscheidene aspecten een rol, die het aanpassingsproces bemoeilijken of eenvoudiger maken. Deze aspecten worden ook in de praktische component onder de loep genomen. Er wordt hier te weinig aandacht aan besteed, vandaar dat ik dit verder wil uitdiepen en onderzoeken.
68
Er zijn bepaalde mensen die bij deze problematiek nog nooit hebben stil gestaan, omdat een opname in een rusthuis voor die personen vanzelfsprekend lijkt. We gaan niet altijd na of de senioren die in een rusthuis gaan verblijven dit ook wel degelijk willen en welke gevoelens en emoties dit bij hen teweeg brengt. Ik ben van mening dat iedereen, op eender welke leeftijd, zich goed moet voelen in zijn woonomgeving en wanneer dit niet het geval is, we deze persoon daarbij moeten helpen.
1.3.2
Relevantie tot het werkveld
Het is belangrijk om na te gaan dat datgene wat onderzocht wordt, ook nuttig is voor anderen en dat ze er eventueel uit kunnen leren. De resultaten van het onderzoek kunnen alleen maar betrouwbaar en geldig zijn als de gegevens op de juiste manier verzameld worden.
Deze problematiek rond het aanpassingsproces van ouderen in een rusthuis, is vooral van belang voor maatschappelijk assistenten die in contact komen met senioren. Het kan gaan om senioren die hun thuissituatie nog moeten verlaten of deze stap al hebben gezet. Ik denk hierbij aan de thuiszorgdiensten, sociale dienst van een rusthuis, sociale dienst van ziekenhuizen, … Zij moeten inzien dat het niet altijd even eenvoudig is voor de senior om in een andere woonomgeving te verblijven. Aan de hand van mijn praktische component kan ik duidelijk maken dat er dus wel degelijk senioren zijn die er moeite mee hebben om hun thuissituatie te verlaten. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat alle senioren er zo over denken. Er zijn immers senioren die de stap vrijwillig zetten en kunnen aanvaarden dat ze hun vertrouwde omgeving moeten verlaten.
Uit de resultaten van mijn eindwerk kan blijken dat er nood is aan (meer) begeleiding naar de senioren toe, om deze stap te helpen verwerken en om te leren accepteren dat ze in een andere woonsituatie terecht komen.
1.3.3
Onderzoeksmethoden
Informatie vergaren kan op verschillende manieren gebeuren. Door het lezen van rapporten of het raadplegen van digitale bronnen, maar ook door het stellen van vragen.
69
Hieronder zijn de meest gebruikte onderzoeksmethoden in een notendop besproken, namelijk het gestandaardiseerd interview, het half-gestandaardiseerd interview en het open interview.
Een eerste vorm is het gestandaardiseerd interview, ook wel enquête genoemd. Hier liggen de vragen en de antwoorden van tevoren al vast, want de geïnterviewde kan slechts uit een bepaald aantal antwoorden kiezen. Enquêtes kunnen zowel mondeling als schriftelijk plaatsvinden. 1
Een tweede vorm is het half-gestandaardiseerd interview. Alvorens het gesprek aanvangt, heeft de interviewer enkele onderwerpen op papier gezet die hij met de geïnterviewde wil bespreken. De gesprekspartner kan het gespreksonderwerp dus niet bepalen, maar kan zijn antwoorden op de vragen wel zelf formuleren. 2
Als laatste vorm is er het open interview. Hier stelt de interviewer alleen het onderwerp en de beginvraag vast. Nadat hij de beginvraag heeft gesteld, kan de gesprekspartner allerlei onderwerpen bespreken. De taak van de interviewer is om het gesprek te sturen. 3
1.3.3.1 Definitie van een interview
Een interview noemen we ook wel eens een vraaggesprek. Het is een gesprek waarbij een of meerdere personen worden ondervraagd door een of meerdere personen en is een methode om een persoon systematisch kennis van een andere te laten vergaren. 4
1.3.3.2 Het open interview
Ik heb gekozen om aan de hand van open interviews te achterhalen wat er bij senioren omgaat die de stap naar een rusthuis zetten. Dit is een veelgebruikte methodiek om individuele
1
VAN COILLIE, J., Bij de tekst. Schrijfboek voor sociaal werkers. Mechelen, Wolters Plantyn, 2005, p. 209- 210.
2
De interviewvorm. Internet, z.d. (http://www.feo.hvu.nl/biotechnologie/Hoe/interv_2.htm#1c)
3
De interviewvorm. Internet, z.d. (http://www.feo.hvu.nl/biotechnologie/Hoe/interv_2.htm#1c)
4
Wikipedia De vrije encyclopedie: interview. Internet, 26 maart 2006. (http://nl.wikipedia.org/wiki/Interview)
70
meningen en opvattingen op te sporen en in kaart te brengen. Open interviews kenmerken zich door een direct contact tussen de interviewer en degene die geïnterviewd wordt. Het verloop van het interview (duur, wijze en inhoud van vragen) is afhankelijk van de doelstelling. Een groot voordeel van open interviews is dat er veel ruimte bestaat voor de geïnterviewde om mee sturing te geven aan het verloop van het gesprek en daarmee ook de inhoudelijke resultaten. Geïnterviewden kunnen zelf aangeven wat zij belangrijk vinden, onduidelijkheden kunnen worden toegelicht, onderwerpen kunnen worden uitgediept en indien nodig kan worden doorgevraagd.
Volgens mij is dit voor ouderen, in deze context, de meest aangewezen onderzoeksmethode. Voor de residenten is het eenvoudiger om gewoon hun verhaal te vertellen over de ervaringen die ze hebben gehad bij de opname, dan dat ze aan een reeks vragen worden onderworpen. Ze moeten dan veel te strikt en te beperkt op bepaalde vragen antwoorden, waar ze bij een open interview gewoon kunnen doorvertellen over hun beleving.
1.3.3.3 Afbakening van de doelgroep
Op mijn stageplaats bestaat het merendeel van de senioren uit zwaar zorgbehoevende senioren. Alle 65 RVT-bedden zijn volzet en er zijn slechts 15 ROB-bedden beschikbaar. Interviewen neemt veel tijd in beslag en daarom is het ook noodzakelijk om een beperkt aantal senioren te selecteren, die nog de nodige verstandelijke vermogens hebben om aan het interview deel te nemen en daarbij nog een gesprek kunnen aanknopen. In het rusthuis verblijven immers senioren die zich nog wel veel herinneren en het ook wel zouden willen vertellen, maar spijtig genoeg kunnen ze het niet meer zeggen omwille van de aantasting van hun spraakvermogen.
Rekening houdend met dit alles heb ik, in samenspraak met de stageplaats, een tiental senioren uitgekozen. Deze ouderen zijn nog goed verstaanbaar en zijn bereid om over hun ervaringen, omtrent de opname in een rusthuis, te praten. Het zijn zowel mannen als vrouwen die aan het onderzoek zullen deelnemen. Sommige verblijven al meerdere jaren in het rusthuis, anderen wonen er nog niet zo lang.
71
1.3.3.4 Verwerking van de resultaten
Het interview moet uiteraard worden uitgewerkt en het is niet altijd haalbaar om alle interviews letterlijk uit te schrijven, ook omwille van het feit dat ik geen bandopnemer gebruik om de interviews vast te leggen. Dit kan immers een afschrikwekkend effect hebben op de senioren. Het lijkt mij daarom veel efficiënter om alleen de meest relevante gedeeltes eruit te halen en te verwerken, om deze daarna aan de theorie te koppelen.
1.4
Vragenlijst en aandachtspunten bij een open interview
Een interviewer moet met vele dingen tegelijk rekening houden, alvorens hij het interview afneemt. De interviewer moet zich dus grondig voorbereiden en verscheidene aspecten in het achterhoofd houden. Bij een open interview moet hij er rekening mee houden dat zijn gesprekspartner niet te ver van het onderwerp afwijkt. Indien dit toch het geval zou zijn, moet de interviewer ingrijpen en het gesprek in een andere richting sturen. Het is ook belangrijk dat de interviewer durft door te vragen wanneer hij iets niet begrijpt of wanneer hij gewoon meer uitleg over iets wil. Dit zijn enkele van de vele belangrijke aandachtspunten waar de interviewer zich van bewust moet zijn.
Voor de interviewer is het ook handiger als hij op voorhand voor zichzelf een vragenlijst opstelt, waardoor hij het gesprek in een bepaalde richting kan sturen als de geïnterviewde van het onderwerp afwijkt. Aan de hand van de vragenlijst weet de interviewer welke onderwerpen hij moet bevragen en kan hij achteraf nagaan of hij genoeg informatie heeft over die welbepaalde aspecten.
Ik heb voor mezelf een vragenlijst opgemaakt die ik als ruggensteuntje kan gebruiken tijdens en na de interviews 1 . Het is afhankelijk van het verloop van het gesprek of ik bepaalde vragen moet stellen. Er zijn immers residenten die tijdens het vertellen van hun verhaal op alle vragen zijn ingegaan. Aan de hand van die antwoorden, kan ik dan het integratieproces bij een opname in het rusthuis schetsen.
1
Zie bijlage 1: vragenlijst
72
1.5
Besluit
Aan de hand van de doelstelling en de doelgroep van de stageplaats, Huize Sint-Jozef te Nieuwerkerken, is de doelgroep afgebakend die zal deelnemen aan het onderzoek rond de integratie in het rusthuis, namelijk die personen met nog voldoende verstandelijke vermogens. Rekening houdend met die doelgroep, is het open interview de meest geschiktste onderzoeksmethode om de juiste informatie te bekomen. Een aantal richtvragen dienen als ruggensteuntje bij het afnemen van het interview.
73
Hoofdstuk 2: Onderzoek naar het integratieproces van de resident in het rusthuis Huize Sint-Jozef in Nieuwerkerken
2.1
Inleiding
In dit hoofdstuk zijn de meest relevante gedeeltes van de interviews, met betrekking tot de stap naar het rusthuis, met de residenten uitgeschreven. Elk interview heb ik kort samengevat. Het is namelijk niet mogelijk om elk interview letterlijk uit te typen. Vele bewoners vertellen immers dingen die niet van toepassing zijn voor mijn onderzoek. Elk interview koppel ik dan terug aan de theorie. Hieruit zal blijken of alles wat de theorie voorschrijft, ook gelijk loopt met hoe de bewoner het in de praktijk ervaart. Hoe voelde de bewoner zich in het begin van zijn verblijf en hoe is dit geëvolueerd? Elke naam die genoemd wordt, is fictief.
2.2
Voorstelling en bespreking van de resultaten
2.2.1 Interview met Albert
Albert verblijft negen maanden in het rusthuis. In eerste instantie is hij alleen naar het rusthuis verhuisd, omdat hij niet meer alleen kon blijven en zijn kinderen niet tot last wilde zijn. Albert heeft ook een vriendin, die enkele maanden geleden naar het rusthuis is verhuisd. Albert voelde zich eenzaam zonder haar en samen verblijven ze nu op een rusthuiskamer. Hij begint meer en meer te sukkelen met zijn gezondheid, maar samen slaan ze zich er wel doorheen. Hij heeft het uiteraard wel moeilijk met het feit dat hij minder zelf kan doen als vroeger, maar dat hoort er nu eenmaal bij.
Albert heeft, met pijn in het hart, zelf de beslissing genomen om naar een rusthuis te verhuizen. Hij heeft er wel met zijn kinderen en zijn familie over gepraat, maar zij hebben er geen stem in gehad. Hij heeft zich niet laten beïnvloeden door de anderen. Hij heeft kunnen wennen aan de idee van de verhuizing, maar toch lijkt het nog altijd alsof alles van de ene op de andere dag geregeld werd. Ondanks dat hij zelf beslist heeft om naar een rusthuis te gaan, was het voor hem een hele aanpassing. Albert vertelt dat niets meer hetzelfde is als vroeger en dat alles verandert. Niets blijft zoals voorheen! Albert heeft zich er wel zelf voor ingezet 74
om aan onder andere de activiteiten van de animatie mee te doen en om in contact te komen met de medebewoners. Op die manier heeft hij geprobeerd om zich te integreren in het rusthuis. Albert heeft het er nog steeds moeilijk mee, omwille van de grote aanpassingen, maar hij heeft er zich grotendeels bij neergelegd. Hij was heel verdrietig en vooral bang voor het onzekere. Hij wist niet wat er allemaal ging gebeuren. Hij voelde zich ook in de steek gelaten door zijn kinderen. Hij weet dat zij al het mogelijke hebben gedaan, maar toch worstelt hij nog steeds met dat gevoel.
Albert had vroeger veel buren. Hij woonde in de stad en daar heeft hij altijd graag gewoond. Hij had geen vrienden, maar veel ‘kennissen’. Er werd alleen over het noodzakelijke gepraat en verder ging het niet. Hij heeft daarom ook nooit over de verhuizing gepraat met iemand van zijn ‘vrienden’, ook niet met zijn buren. De dagelijkse contacten met hen, mist hij echter wel.
In het begin van zijn verblijf had Albert het moeilijk met het feit dat alles volgens een welbepaald ritme verliep, zoals de dagdagelijkse verzorging. Vroeger deed hij alles op zijn eigen tempo en nu is dat bijna niet meer mogelijk. Albert heeft met het personeel naar een ritme gezocht, dat voor hen beiden haalbaar en aanvaardbaar is. Hij heeft nooit problemen gehad met de activiteiten die doorgaan in groep, zoals het middagmaal. Daarom heeft hij de maaltijden ook niet op zijn kamer laten brengen.
Het personeel vindt hij heel vriendelijk en aangenaam. Er zijn natuurlijk uitzonderingen, maar die zijn er nu eenmaal en daar legt hij zich bij neer. Op tijd en stond wordt er een babbeltje geslagen en hij vindt dat hij genoeg privacy en respect krijgt.
Albert is sinds zijn verhuizing naar het rusthuis van huisarts veranderd. Om praktische redenen kon hij zijn vroegere huisarts niet behouden. Hij heeft weinig gemerkt van de overgang naar de nieuwe huisarts, omdat hij deze zelf heeft gekozen en hij akkoord ging met deze beslissing. Hij had liever zijn vroegere huisarts gehouden, maar Albert heeft zich hieraan aangepast zonder verdere problemen. Over de verhuizing heeft hij met zijn vroegere huisarts nooit gepraat, maar Albert geeft wel aan dat hij dat wel graag zou hebben gedaan.
Albert is erg gelovig en gaat elke zondag, samen met zijn vrouw, naar de misviering in de kapel van het rusthuis. Hij heeft nooit met de pastoor van zijn vroegere gemeente over de
75
verhuizing gepraat en daar heeft Albert ook geen enkel probleem mee. Hij had geen behoefte om er met zijn pastoor over te praten.
Van het onthaal in het rusthuis kan hij zich nog maar weinig herinneren. Hij vindt dat, in het algemeen, het onthaal van het personeel normaal verlopen is. Verder kan hij er niets meer over zeggen. Albert heeft op voorhand geen gesprek gehad met het personeel en hij heeft ook geen rondleiding gekregen. Hij heeft het rusthuis pas voor de eerste keer gezien, de dag van de opname. Het personeel heeft wel genoeg rekening gehouden met zijn wensen en verwachtingen, omtrent maaltijden, privacy en dergelijke.
Albert vindt dat het comfort in het rusthuis nooit geëvenaard kan worden met zijn vroegere thuissituatie. Vroeger had hij een heel huis waarin hij zich kon bewegen, nu zegt hij dat hij slechts een klein kamertje heeft. Het comfort in het rusthuis is voldoende, maar nooit zo goed als vroeger. Over de woonomgeving is hij wel tevreden. Hij heeft een mooi uitzicht en het rusthuis is goed gelegen. Toch geeft hij aan dat hij hieraan weinig belang hecht. Met betrekking tot het comfort en de woonomgeving had hij daarom ook geen speciale wensen.
De animatie in het rusthuis is voor Albert heel belangrijk. Hij vindt het een nuttig tijdverdrijf. Er komen ook regelmatig familieleden op bezoek en dit stelt hij erg op prijs. Als hij iets aan hen vraagt, staan ze steeds voor hem klaar. Er komen geen ‘vrienden’ meer op bezoek, maar dit vindt Albert niet zo erg. Het waren toch ‘maar’ kennissen. Hij heeft wel een goed contact met het personeel, ze dringen zich niet op. Met de vrijwilligers en andere medebewoners heeft hij echter weinig contact. Albert heeft wel met één welbepaalde bewoner een vriendschapsband opgebouwd, waar hij enorm veel belang aan hecht.
2.2.2
Bespreking
2.2.2.1 Het rouwproces
De eerste periode van het verblijf in het rusthuis, kan ik koppelen aan het begin van het rouwproces. Albert ervaart verscheidene emoties. Extreme gevoelens, zoals zelfdoding, komen niet aan bod in het begin van zijn rouwproces. In de theorie zijn deze gevoelens wel weergegeven. Hij is vooral bang voor het onzekere en voelt zich verdrietig dat hij zijn vertrouwde omgeving heeft moeten verlaten. Hij voelt zich een klein beetje in de steek 76
gelaten door zijn kinderen, ook al weet hij dat ze alles hebben gedaan om hem te helpen. Deze gevoelens zijn ook kenmerkend voor het midden van het rouwproces en zijn duidelijk in de theorie terug te vinden. Hieraan merk ik dat de verschillende fasen van het rouwproces in elkaar kunnen overlopen. De emoties van in het begin van het rouwproces, komen ook terug in het midden van het rouwproces.
Albert worstelt niet met gevoelens van woede, noch ten opzichte van zichzelf of van anderen. Hij praatte vlot over zijn gevoelens omtrent de opname in het rusthuis, maar ik merkte toch dat hij het soms moeilijk had om met die emoties in aanraking te komen. Andere gevoelens die in de theorie terug te vinden zijn, zijn niet op Albert van toepassing. Hij heeft geen schuldgevoelens en heeft de zin van het leven nog steeds niet verloren. Hij heeft het wel nog moeilijk om aan zijn vroegere omgeving terug te denken, maar toch heeft Albert zijn gevoelens onder controle.
In de theorie staat dat het in het begin van het rouwproces belangrijk is dat de rouwende weet dat er een verlies is geleden en dat hij de werkelijkheid aanvaardt, maar dat de rouwende het hier moeilijk mee kan hebben. Dit is inderdaad het geval bij Albert. Hij weet dat hij zijn vroegere thuis heeft moeten achterlaten, maar kan het daarom nog niet aanvaarden. Dit is normaal in de eerste fase van het rouwproces. Albert heeft zich wel aangepast in het rusthuis, maar na negen maanden heeft hij het er toch nog steeds moeilijk mee. Hij beseft wel dat er een verlies geleden is, maar het gevoelsmatig aanvaarden is voor hem niet eenvoudig. Dit gevoelsmatig aanvaarden is kenmerkend voor het midden van het rouwproces. Albert kan na een verblijf van negen maanden terug normaal functioneren en de intensiteit van zijn gevoelens zijn geleidelijkaan afgenomen. Tijdens het interview zijn de emoties terug naar boven gekomen, maar hij heeft geen probleem gehad om deze te hanteren. Hij weet ook dat er voor hem veel veranderd is. Albert heeft de draad van zijn leven terug opgenomen, maar hij heeft het nog steeds moeilijk om het verlies emotioneel een plaats te geven. De laatste fase van het rouwproces heeft hij dus nog niet volbracht, maar dit kan mettertijd nog gebeuren.
2.2.2.2 De emotionele beleving van de resident
In de theorie staat vermeld dat ouderen niet graag over hun gevoelens praten. Bij Albert heb ik daar weinig van gemerkt. Hij deelde zijn emoties met mij en vertelde hoe hij er zich bij voelde en hoe hij er nu tegenover staat. Hij heeft bij de verhuizing naar het rusthuis ook geen stress ervaren. Albert is alleen naar het rusthuis verhuisd, maar enkele tijd nadien is zijn 77
vriendin ook naar het rusthuis gekomen. Hij voelde zich heel eenzaam zonder haar en is blij dat ze terug samen zijn. Ze steunen elkaar als het moeilijk wordt.
Albert is naar het rusthuis verhuisd, omdat hij niet meer alleen thuis kon blijven en zijn kinderen niet verder tot last wilde zijn. Hier kunnen we dan spreken van een gedeeltelijk vrijwillige verhuizing, omdat de situatie van Albert de verhuizing in de hand heeft gewerkt en hij wil niet afhankelijk zijn van anderen. Hij heeft het echter wel moeilijk om zijn vertrouwde omgeving achter te laten en hij mist de contacten met zijn buren. Albert was ook angstig voor wat hem te wachten stond. De positieve en negatieve gevolgen van de verhuizing zijn ongeveer in evenwicht, vandaar dat Albert zich heeft neergelegd bij het feit dat hij in een rusthuis verblijft, ook al heeft hij het nog steeds moeilijk om het verlies emotioneel een plaats te geven.
In het begin had Albert het moeilijk met het dagdagelijkse ritme, maar nu is hij dit al gewoon. Hij heeft wel nooit problemen gehad om in een gemeenschappelijke ruimte te eten, wat de aanpassing in het rusthuis natuurlijk bevordert. Er is nu immers maar één enkele plaats die dient als leef-, werk-, en ontmoetingsruimte. Albert heeft zich ook aangepast aan de cultuur en de activiteiten van het rusthuis, maar ik kan niet zeggen dat er sprake is van een cultuurverlies. Het personeel schenkt hier voldoende aandacht aan en staan erbij stil dat dit van belang is. Er is bij Albert ook geen sprake van een berusting, maar wel van een aanpassingsproces. Hij weigert immers niet om aan de activiteiten deel te nemen en is niet in zichzelf gekeerd.
Van hetgeen hij zich nog kan herinneren, is hij goed opgevangen geweest de dag van zijn opname. Het rusthuispersoneel heeft hier de nodige tijd en energie in gestoken. Dit bevordert de integratie in het rusthuis. Ondanks het feit dat Albert er zelf voor gekozen heeft om naar een rusthuis te gaan, vond hij de opname nog steeds angstaanjagend. Hij heeft het moeilijk gehad om alles achter te laten en voelde zich in de steek gelaten, ook al heeft hij die keuze zelf gemaakt. Hij vond het niet eenvoudig om zich aan zijn nieuwe verblijfplaats aan te passen. Deze kenmerken komen duidelijk terug in de theorie.
2.2.2.3 De hulp van anderen en de woonbeleving
Albert heeft uiteindelijk zelf de beslissing genomen om naar het rusthuis te verhuizen en zijn kinderen hebben hen laten leiden door zijn keuze. Het derde patroon uit de theorie is dus hier 78
van toepassing. Kenmerkend voor dit patroon is dat Albert zijn verhuizing gemakkelijker zou accepteren. Hij heeft zijn verblijf in het rusthuis duidelijk aanvaard, maar heeft het nog moeilijk met de gevoelens die hiermee samenhangen.
Hij is om praktische redenen van huisarts moeten veranderen, maar is nu ook tevreden over zijn huidige dokter. Hij heeft de overgang niet slecht ervaren, wat de theorie in zekere zin wat tegenspreekt. In de theorie staat vermeld dat de residenen het moeilijk hebben met een verandering van huisarts. Albert had graag met zijn vroegere huisarts over de verhuizing naar het rusthuis gepraat, maar dit is er niet van gekomen. In de theorie staat ook vermeld dat een gesprek met de pastoor een invloed op het verhuisproces kan hebben, maar Albert ervaart dit zo niet. Hij heeft daar geen behoefte aan.
Albert had op voorhand geen contact gehad met het rusthuis. Hij heeft geen rondleiding of kennismakingsbezoek gehad. Toch heeft het personeel hem de eerste dag van zijn verblijf genoeg aandacht gegeven en hebben ze naar zijn wensen en verwachtingen geluisterd. Volgens de theorie heeft dit een positief effect op de integratie in het rusthuis en Albert kan dit ook bevestigen.
Aan het gebied waarin het rusthuis zich bevindt, hecht hij weinig belang. Toch is hij hier tevreden over. Het wooncomfort kan altijd verbeteren, maar Albert beseft dat het thuis altijd beter is en in het rusthuis de kamers nu eenmaal veel kleiner zijn. Omwille van die reden maakt hij er zich ook niet druk over. Hij had hiervoor ook geen bepaalde wensen. Het woongedrag van Albert is heel normaal. Hij komt thans in een omgeving terecht waarin er verschillende gedragscodes heersen, maar toch heeft hij niet veel moeite gehad om zich hieraan aan te passen.
Albert krijgt het nodige respect van het personeel en ook zijn privé-ruimte wordt gerespecteerd. Hij mag zijn kamer inrichten op de wijze die hij wil. Albert vindt de activiteiten die in de namiddag georganiseerd worden heel belangrijk. In de theorie staat duidelijk dat dit een goed integratiemechanisme is. Ook de sociale contacten worden hierbij aangehaald. De kinderen van Albert staan altijd voor hem klaar, waardoor hij zijn familierelaties erg belangrijk vindt. Aan vriendschapsrelaties hecht hij ook veel belang, maar hij heeft slechts één goede vriend. Beide relaties hebben, volgens de theorie, een positieve invloed op het aanpassingsproces. Dit kan Albert bevestigen. De relatie met het personeel kan
79
hierbij aansluiten. Ook zij hebben een positief effect op de integratie in het rusthuis. Een goede babbel volstaat en moet niet te diepgaand zijn.
Met de medebewoners, de bezoekers en de vrijwilligers die in het rusthuis werken, komt Albert minder in contact. Hier maakt hij zich echter niet druk om. Ook zonder deze relaties kan hij zich integreren in het rusthuis. Nochtans zou dit de integratie kunnen bevorderen. Voor Albert is dit echter niet van toepassing.
2.2.2.4 Reflectie
Ik vind het fantastisch dat Albert nog samen met zijn vriendin in het rusthuis kan wonen. Dit is al een reden te meer om zich gemakkelijker te integreren, omdat hij zijn vrouw goed kent en steun bij haar vindt. Na het interview vond ik het heel raar dat hij het toch nog moeilijk heeft met zijn verblijf, ook al heeft hij allerlei positieve aspecten die zijn integratie in de hand kunnen werken. Ik denk dat Albert iemand is die zich bij de situatie heeft neergelegd, maar zich binnenin nog niet helemaal goed in zijn vel voelt.
2.2.3 Interview met Lucie
Lucie woont bijna vijf jaar in het rusthuis. Zij woonde samen met haar man in een klein huisje in een gemeente in Limburg. Zij hadden een gezellig leven samen, totdat haar man plots overleed. Haar wereld stortte in en op de koop toe is ze ook nog gevallen. Omwille van die reden werd ze opgenomen in het ziekenhuis, waar ze een tijdje verbleef. Toen de revalidatie achter de rug was, zei haar familie dat ze naar huis zou gaan. Ze kwamen haar halen, maar in plaats van haar naar haar huis te brengen, brachten ze haar naar het rusthuis. Lucie had dit totaal niet verwacht en had het daar uiteraard moeilijk mee. Ze wilde het haast niet geloven. Ze kon niet meer alleen thuis blijven en haar familie was genoodzaakt om contact op te nemen met een rusthuis. Haar familie had alles achter haar rug geregeld, zonder dat zij daar iets van af wist. Alles was heel snel gegaan, omdat ze niets van de verhuizing af wist. Lucie had niet aan de gedachte kunnen wennen om in een rusthuis te verblijven. Toch heeft ze niet het gevoel dat haar kinderen haar in de steek hebben gelaten.
De eerste dagen en weken was het niet gemakkelijk voor haar om zich in het rusthuis thuis te voelen. Lucie had het immers niet zien aankomen. Ze was ook bang voor wat er allemaal ging 80
gebeuren. Nu, na vijf jaar, voelt ze zich goed in het rusthuis. Haar kinderen komen regelmatig op bezoek en nemen haar wekelijks mee naar haar oude vertrouwde omgeving. Haar buren komen dan altijd een babbeltje met haar slaan. Dit vindt ze natuurlijk heel fijn, omdat ze veel van vroeger terug kan zien. Dit helpt haar om het verblijf in het rusthuis te aanvaarden. Met haar vrienden heeft ze geen enkel contact meer en dit vindt ze jammer. Vroeger was ze lid van een vereniging en ging ze wekelijks kaarten. Nu ze in het rusthuis verblijft, mist ze dit wel omdat ze dit vroeger zo gewoon was. Noch met haar buren, noch met haar vroegere vrienden heeft ze ooit over de verhuizing gepraat. Ze kon er eigenlijk niet over praten omdat ze er niets van af wist, maar sinds het verblijf in het rusthuis komt dit onderwerp nog steeds niet aan bod. Lucie heeft daar geen behoefte aan.
Elke dag gaat Lucie de activiteiten van de animatie meevolgen. Zo kan ze in de namiddag haar tijd goed besteden. Ze moet wel veel rusten, omdat ze last heeft van haar hart maar ze probeert om zoveel mogelijk activiteiten mee te doen. Lucie heeft niet veel contacten met de medebewoners. Er zijn wel enkele residenten waar ze het goed mee kan vinden, maar het blijft steeds oppervlakkig. Ze vindt het wel jammer dat ze niet veel vrienden heeft in het rusthuis, maar ze geeft aan dat ze niet zo sociaal is aangelegd.
Lucie kan het goed vinden met het personeel. Ze zijn heel vriendelijk en als ze aan hen iets vraagt, doen ze dat met plezier. Het personeel besteedt aandacht aan haar en komen af en toe een praatje maken. Het contact dat ze heeft met de vrijwilligers is ook goed, maar Lucie zal ze zelf nooit opzoeken. Van de eerste dagen in het rusthuis kan ze zich nog maar weinig herinneren, omdat haar geheugen toen gedeeltelijk weg was. Nu is dit allemaal weer in orde. Ze kan zich niet meer goed herinneren hoe het onthaal was toen ze werd opgenomen in het rusthuis. Ze kan alleen maar zeggen dat ze zich geen slechte dingen herinnert, dus veronderstelt ze dat ze goed werd opgevangen door het personeel. Ze heeft achteraf een rondleiding gekregen, want ze wist immers niet op voorhand dat ze naar het rusthuis kwam.
Ze heeft haar huisarts van vroeger niet kunnen behouden, maar hier heeft Lucie geen problemen mee. De dokter die ze nu heeft, zorgt ook goed voor haar en ze zegt dat ze toch niet dikwijls een dokter nodig heeft. Er komt regelmatig iemand van ziekenzorg op bezoek en dit apprecieert ze wel. Lucie is gelovig en ging vroeger elke zondag naar de kerk. Nu gaat ze nog maar zelden naar de kapel in het rusthuis. Toen haar man ziek was, kwam de pastoor dagelijks op bezoek om eens te praten. Dit vond Lucie heel aangenaam, maar ze hebben het
81
nooit gehad over een verhuizing naar het rusthuis. Ze stond hier ook niet bij stil en wist niet dat dit ging gebeuren.
De woonomgeving waarin ze verblijft, bevalt haar wel. Het rusthuis is goed gelegen en ze heeft een mooi uitzicht op de straat. Ze is tevreden over het comfort en heeft er geen problemen mee dat dit heel anders is dan vroeger.
2.2.4 Bespreking
2.2.4.1 Het rouwproces
Onmiddellijk na de opname in het rusthuis worstelde Lucie met een gevoel van ongeloof, omdat ze de beslissing niet zelf had genomen. De verhuizing kwam voor haar uit de lucht vallen. Dit zijn normale reacties in het begin van het rouwproces. Ondanks het feit dat ze niet zelf de keuze heeft gemaakt, zijn de gedachten aan bijvoorbeeld zelfdoding helemaal niet bij haar opgekomen en voelt ze zich niet in de steek gelaten. Dit zou nochtans een normaal verschijnsel zijn in het midden van het rouwproces. Ze was wel bang voor de nieuwe omgeving. Nochtans had ze geen opdringerige gedachten en herinneringen aan de verhuizing naar het rusthuis en datgene waar ze afscheid van moest nemen. Na een verblijf van vijf jaar in het rusthuis, heeft ze zich helemaal geïntegreerd. Ze vertelt graag over vroeger en gaat nog regelmatig, samen met haar kinderen, terug naar haar oude omgeving.
Lucie heeft de fasen van het rouwproces allemaal doorstaan en voelt zich nu helemaal thuis in het rusthuis. In het begin was het moeilijk om de werkelijkheid te aanvaarden, vandaar haar gevoelens van ongeloof. De eerste dagen vond ze het niet eenvoudig om hiermee om te gaan, maar naderhand kwam steeds meer het besef dat ze in het rusthuis verbleef. In het midden van het rouwproces heeft Lucie het verlies emotioneel aanvaard. Dit is niet voor iedereen weggelegd. Ze heeft nooit met iemand over haar gevoelens gepraat, wat dus niet wil zeggen dat ze niet bezig is met haar verwerkingsproces. Dit staat ook duidelijk vermeld in de theorie. Het wil niet zeggen omdat iemand zijn gevoelens niet toont, dat hij geen emoties voelt of ervaart. Lucie heeft zich uiteindelijk aan de situatie aangepast en ziet de toekomst hoopvol tegemoet. Ze vertelt graag over vroeger en door het feit dat ze nog steeds naar haar vroegere omgeving terug gaat en daarna met plezier terugkeert naar het rusthuis, heb ik gemerkt dat ze het verlies heeft aanvaard en een nieuw leven is begonnen. Lucie heeft het verlies emotioneel 82
een plaats gegeven. De theorie geeft duidelijk weer dat dit niet wil zeggen dat ze alles moet vergeten wat er is gebeurd, want het blijft steeds een belangrijke plaats in haar leven innemen.
2.2.4.2 De emotionele beleving van de resident
In het begin van haar verblijf werd Lucie geconfronteerd met een negatieve beleving, omdat ze de verhuizing naar het rusthuis niet had zien aankomen. Ze moest afstand doen van haar vertrouwde omgeving en haar vrienden en buren achterlaten. Ze was ook onzeker of ze zich wel zou kunnen aanpassen aan de nieuwe omgeving. Er zijn dus meer negatieve dan positieve gevolgen. Uit de theorie blijkt dat het verwerkingsproces dan moeilijker zou verlopen, maar eigenlijk is dit bij Lucie niet het geval. Ze heeft zich goed kunnen aanpassen aan het leven in het rusthuis en voelt zich er nu thuis. Ze heeft zich helemaal aangepast aan het dagdagelijkse ritme.
De situatie van Lucie kunnen we aangeven als een geheel gedwongen verhuizing. Zij wist immers niets van de verhuizing en haar kinderen hebben de beslissing in haar plaats genomen. Toch kunnen we bij Lucie spreken van een proces van aanpassing, omdat ze niet in zichzelf gekeerd is en elke namiddag moeite doet om de activiteiten mee te volgen. Ze wil zich duidelijk integreren. Ze heeft niet het gevoel dat haar kinderen haar in de steek hebben gelaten, waardoor ze het verblijf in het rusthuis niet als een gedwongen opname heeft ervaren. Ze vond het uiteraard wel een moeilijke stap. Ze is immers alleen, zonder haar man, naar het rusthuis verhuisd. Haar man was voordien al overleden. Ze hadden het er ook nog nooit met hem over gehad om naar een rusthuis te verhuizen. Al deze aspecten zijn duidelijk in de theorie terug te vinden.
2.2.4.3 De hulp van anderen en de woonbeleving
In de theorie zijn drie patronen te onderscheiden met betrekking tot wie de beslissing neemt om naar een rusthuis te verhuizen. Lucie is in het eerste patroon onder te brengen, namelijk dat de kinderen alles regelen en de ouders hen alles uit handen neemt. De kinderen willen de ouders immers niet belasten met de administratieve rompslomp die een verhuizing met zich mee brengt. Toch heeft Lucie het niet zo moeilijk gehad om zich te integreren in het rusthuis, wat de theorie eigenlijk tegenspreekt.
83
Lucie is sinds haar verblijf in het rusthuis van huisarts veranderd, maar heeft hier geen enkel probleem mee. De theorie geeft anders wel duidelijk weer dat een rusthuisbewoner meestal enorm gehecht is aan zijn of haar dokter, maar dit is op Lucie niet van toepassing. Met de pastoor had Lucie een betere band en aan zijn gesprekken hechtte ze wel veel belang. Ze heeft vroeger met hem dikwijls over de ziekte van haar man gepraat, dus de pastoor maakte tijd als Lucie nood had aan een gesprek. Over de verhuizing heeft ze het echter nooit gehad, omdat ze dit niet had zien aankomen.
Het geheugen van Lucie was op het moment van de opname niet optimaal. Omwille van die reden kan ze zich er nog maar weinig van herinneren. Toch zijn er haar geen slechte dingen bijgebleven, waaruit ik kan afleiden dat het personeel haar goed heeft opgevangen. Er werd aandacht aan haar besteed, want ze heeft achteraf de nodige uitleg gekregen over het rusthuis.
Over de woonomgeving is Lucie heel tevreden. Ze heeft een kamer aan een rustige kant van het rusthuis en zij kijkt uit op een straatje. Het wooncomfort bevalt haar ook goed en ze heeft geen eisen hieromtrent gesteld. Over de levensomstandigheden in het rusthuis heeft ze niet te klagen. Het personeel maakt regelmatig een praatje met haar, respecteert haar mening en ze heeft haar kamer, in de mate van het mogelijke, naar eigen smaak mogen inrichten. Uit de theorie blijkt dat wanneer deze aspecten positief door de resident ervaren worden, deze een gunstige invloed hebben op het integratieproces van de resident.
De relatie met haar familie vindt ze het allerbelangrijkste. Zij krijgt veel steun van hen, want ze nemen haar ook regelmatig mee terug naar haar oude omgeving en dit helpt haar om zich beter te kunnen aanpassen in het rusthuis. In de theorie staat vermeld dat contacten met de familie geen positief effect hebben op de eenzaamheidsgevoelens, maar Lucie ervaart dit heel anders. Ze vindt het wel spijtig dat haar vrienden niet meer langskomen, maar toch vindt ze haar familie belangrijker. Lucie heeft niet zo veel contact met andere rusthuisbewoners en daar heeft ze het in het begin van haar verblijf wel moeilijk mee gehad. De animatie moedigt de bewoners wel aan om met andere residenten te praten, maar wanneer zij er niet voor open staan, wordt dit ook gerespecteerd. Volgens de theorie zou dit ook zo moeten. Aan de vrijwilligers hecht Lucie niet zo veel belang, maar het contact met hen is wel goed.
84
2.2.4.4 Reflectie
Het is een moeilijke situatie wanneer iemand naar het rusthuis komt en er zelf niets van af weet. Daarom was ik heel verrast dat Lucie haar zo goed heeft aangepast. Ik had zeker verwacht dat ze zich tegen haar verblijf in het rusthuis zou verzetten, maar dit was duidelijk niet het geval. Het verbaasde mij dat ze haar kinderen geen verwijten maakte, want zij hebben uiteindelijk de beslissing genomen. Lucie beseft nu dat het beter voor haar was om te verhuizen.
2.2.5
Interview met Emile
Sinds september 2001 woont Emile in het rusthuis. Samen met zijn vrouw is hij rechtstreeks van het ziekenhuis naar het rusthuis verhuisd. Emile heeft in coma gelegen en kon niet meer naar huis. Hij moest immers nog herstellen van de coma. Ze verbleven een tweetal weken samen in het rusthuis, waarna zijn vrouw noodgedwongen terug naar het ziekenhuis moest waar ze jammer genoeg overleed.
Toen Emile in het ziekenhuis lag, hebben zijn kinderen naar een rusthuis gezocht waar hij zich thuis zou kunnen voelen. Hij kon in die periode immers niet zelf de beslissing nemen om naar een rusthuis te verhuizen. Nadat hij in het rusthuis verbleef, hebben zijn kinderen meerdere keren aan hem gevraagd of hij zich goed voelde bij de situatie. Hij wist dus niet op voorhand dat hij zou verhuizen naar een rusthuis, vandaar dat hij ook niet heeft kunnen wennen aan de gedachte van een verhuizing. Dat hij in een rusthuis terecht kon, voelde hij achteraf aan als een opluchting. In zijn thuissituatie had hij zich immers niet meer kunnen behelpen en zeker niet na het overlijden van zijn vrouw.
Omwille van Emile zijn comateuze toestand, moest hij helemaal van nul beginnen waardoor hij in het begin van zijn verblijf toch wat aanpassingsmoeilijkheden ondervond. De bewoner die de kamer naast hem verbleef, heeft hem goed opgevangen en hem altijd gezelschap gehouden. Die persoon heeft hem ook een rondleiding gegeven doorheen het rusthuis. Hij was een echte vriend van Emile geworden. Enkele maanden geleden is de vriend van Emile echter overleden. Hier heeft hij het moeilijk mee gehad, maar de andere rusthuisbewoners hebben hem erdoor geholpen. Hij heeft een goed contact met zijn medebewoners en zou hun gezelschap niet meer kunnen missen. Emile geeft aan dat de vriendschap met de andere 85
residenten belangrijk is om zich thuis te kunnen voelen in het rusthuis. Als hij dit niet had, zou hij zich vervelen en zou hij moeilijker zijn dag kunnen doorkomen. De familie van Emile zijn overleden vriend komt nog regelmatig langs en dit apprecieert hij wel. Emile heeft ook zes kinderen, waarvan drie kinderen hem regelmatig komen opzoeken. Met de overige drie heeft hij het contact verloren. In het begin piekerde hij hier veel over, maar naderhand heeft hij dit kunnen loslaten. Zijn buren komen hem ook nog vaak opzoeken. Emile mist de vroegere contacten met hen wel, maar is blij dat ze hem nog niet vergeten zijn.
Bij Emile heeft het niet zo lang geduurd vooraleer hij zich echt thuis voelde in het rusthuis. Het uitzicht bevalt hem enorm goed, omdat hij door zijn raam op de straat en de tuin uitkijkt en dus veel beweging kan zien. Hij vindt zijn kamer voldoende groot, omdat hij toch dikwijls in de dagzaal zit. Na twee à drie maanden was hij heel ingeburgerd en had hij geen enkele moeite meer met zijn verblijf. Hij heeft zich volledig aangepast aan het dagdagelijkse ritme van het rusthuis. Op het begin van zijn verblijf ging hij ’s morgens dikwijls naar de misviering, maar dit kan nu niet meer omdat de verpleging rond dat tijdstip hem komt verzorgen. Emile heeft zich hieraan aangepast en gaat nu naar de kapel als dat mogelijk is. Hij kende zijn pastoor van in zijn vroegere gemeente, maar heeft geen nood gehad aan een gesprek met hem over zijn verblijf in het rusthuis.
Het personeel is heel vriendelijk en springen regelmatig eens binnen. Soms hebben ze even tijd om een babbeltje te slaan en dat vindt hij heel aangenaam. Zo gaat de tijd immers goed voorbij. Onder de medebewoners en met het personeel wordt ook veel gelachen. Niemand is voor een grap verlegen. Hetzelfde geldt voor zijn huisarts, die hem om de twee weken komt opzoeken. Emile is blij dat hij zijn vroegere huisarts heeft kunnen behouden. Hij weet alles van Emile en hij voelt aan als er iets scheelt. Wanneer hij daar behoefte aan heeft, praat hij soms met zijn huisarts over het verblijf in het rusthuis. Emile kan ook goed met zijn huisarts praten over andere onderwerpen, zowel van vroeger als van nu.
Emile had vroeger de leiding van een fruitbedrijf en dat mist hij wel een beetje. Hij heeft hard gewerkt en is altijd druk bezig geweest. Wonen in een rusthuis is veel rustiger. Hier heeft hij zich wel moeten aan aanpassen. Om de tijd door te krijgen, gaat hij dagelijks naar de activiteiten die in de namiddag plaatsvinden. Hij heeft graag mensen om zich heen en dit is dan het ogenblik om contacten te leggen met de medebewoners. Ook met de vrijwilligers slaat Emile graag een babbeltje. Hij vindt het ook niet erg dat het middagmaal in een
86
gemeenschappelijk ruimte plaatsvindt. Hij maakt graag een praatje met de andere rusthuisbewoners.
Het personeel heeft Emile goed opgevangen en ze besteden nog altijd aandacht aan hem. Ze zijn altijd bereid om te luisteren, als de tijd dit toe staat. Ze houden, in de mate van het mogelijke, ook rekening met hetgeen hij vraagt en wanneer dit verwezenlijkt kan worden, zullen ze dit met plezier doen. Hij heeft nooit bepaalde eisen gesteld aan het personeel met betrekking tot zijn verblijf.
2.2.6 Bespreking
2.2.6.1 Het rouwproces
Wanneer we het begin van zijn rouwproces vergelijken met de theorie, komen enkel de gevoelens van opluchting naar voren. Niet alle gevoelens moeten immers negatief zijn, ook positieve gevoelens kunnen aan bod komen. Wanneer iemand deze positieve gevoelens ervaart, kan het zijn dat de familie deze als ongepast benoemen maar bij Emile was dit helemaal niet zo. De familie heeft hiermee geen enkel probleem. Zij hebben immers de beslissing genomen dat Emile best naar een rusthuis verhuist. De andere reacties die in de theorie in het begin van het rouwproces beschreven worden, zijn niet van toepassing op Emile.
In het midden van het rouwproces komt het gevoel van opluchting opnieuw aan bod. Dit is een normale reactie in het midden van het rouwproces. Emile had geen angst en was niet kwaad op zijn kinderen. Emile voelde zich ook niet eenzaam, want hij had onmiddellijk een goede vriend gemaakt die hem door dik en dun heeft gesteund. Er waren geen negatieve gevoelens en reacties bij hem terug te vinden. Het gevoel van opluchting komt zowel voor in het begin als in het midden van het rouwproces. Dit wijst erop dat de fasen in elkaar kunnen overlopen.
Na enkele maanden heeft Emile geen moeite meer om te praten over zijn verblijf in het rusthuis. Hij vertelt vele anekdotes van vroeger en heeft geen problemen om hieraan terug te denken. Dit is kenmerkend voor het einde van het rouwproces. De rouwende kan nu terugdenken aan de verliessituatie zonder daarbij verdrietig te worden. Emile beleeft ook 87
plezier aan de herinneringen van vroeger. Emile heeft een goede vriend in het rusthuis gemaakt, die jammer genoeg overleden is, maar aan wie hij veel had. Hier kan ik aangeven dat er misschien wel een verandering van waarden is opgetreden bij Emile. Ik heb gemerkt dat hij veel belang hechtte aan zijn vriend en dat daarbij de vriendschapsrelaties voor hem nu belangrijker zijn geworden. Hij geeft ook aan dat hij de vriendschap met de residenten heel belangrijk vindt om zich thuis te kunnen voelen.
Wanneer we het volledige rouwproces van Emile vergelijken met de theorie, valt het op dat Emile zijn rouwproces niet zo lang heeft geduurd. Na een tweetal maanden voelde hij zich helemaal thuis in het rusthuis. Hij heeft ook enkel gevoelens van opluchting ervaren. Pas op het einde van het rouwproces gaat een rouwende normaal gezien het verlies gevoelsmatig aanvaarden, maar Emile heeft dit volgens mij al in het midden van het rouwproces gedaan. Hij heeft alle fasen in een sneltempo doorlopen en heeft het einde van het rouwproces bereikt. Hij heeft de draad van zijn leven terug opgenomen en het verlies emotioneel een plaats gegeven.
2.2.6.2 De emotionele beleving van de resident
Emile heeft de verhuizing naar het rusthuis op een goede wijze ervaren. Hij heeft geen stress gekend en heeft geen probleem om met zijn gevoelens naar buiten te komen. Toch geeft de theorie aan dat niet iedereen het zo eenvoudig vindt om over zijn emoties te praten.
Na zijn coma, kon hij niet meer alleen in zijn huis blijven. Hij vond het daarom ook niet erg dat hij naar een rusthuis moest verhuizen. In een rusthuis kan hij immers die zorg ontvangen die hij bij het zelfstandig wonen niet zou krijgen. Hij verblijft nu ook in een woonruimte die beter past bij zijn situatie en hij hoeft minder beroep te doen op zijn kinderen om hem te helpen. Deze positieve aspecten nemen volledig de bovenhand van de negatieve aspecten. Emile heeft het alleen moeilijk gehad om zijn vertrouwde milieu achter te laten, maar hier heeft hij zich vlug bij neergelegd. De balans helt dus meer over naar de positieve dan naar de negatieve kant. Vandaar dat Emile zich vlug thuis voelde in het rusthuis en het rouwproces in een sneltempo heeft doorlopen. We kunnen hier duidelijk een proces van aanpassing aanhalen, omdat hij de verhuizing niet aanvoelt als een breuk.
Bij Emile kunnen we zowel van een gedeeltelijk gedwongen verhuizing spreken als van een geheel gedwongen verhuizing. Zijn kinderen hebben eigenlijk de beslissing genomen zonder 88
dat Emile er iets van wist, maar hij lag in coma en kon dus de beslissing zelf niet meer nemen. Zijn kinderen hebben achteraf gevraagd of hij zich goed voelde bij de situatie, dus ze hebben wel rekening met hem gehouden. Emile begrijpt dat het onverantwoord was om nog alleen thuis te blijven. We kunnen eigenlijk aangeven dat de twee vormen van verhuizing elkaar doorkruisen.
Emile heeft de opname in het rusthuis als een opluchting ervaren. Hij staat niet negatief ten opzichte van die beslissing die door zijn kinderen is genomen. Hij voelt zich niet meer alleen en hij moet zich niet meer druk maken over de huishoudelijke taken. Vroeger zorgde hij immers voor zijn vrouw en moest hij al deze taken op zich nemen. Samen met zijn vrouw is hij rechtstreeks van het ziekenhuis naar het rusthuis verhuisd. Dit had voor hem een gunstige invloed op het aanpassingsproces in het rusthuis, omdat hij al iemand kende. Spijtig genoeg is zijn vrouw twee weken na haar opname in het rusthuis overleden. Emile heeft altijd veel steun aan haar gehad en nu staat hij er helemaal alleen voor. Toch was hij blij dat hij de eerste weken samen met haar in het rusthuis heeft mogen doorbrengen.
2.2.6.3 De hulp van anderen en de woonbeleving
Er zijn drie verschillende patronen te onderscheiden met betrekking tot de bijdrage die de kinderen leveren aan de ouders. Het is moeilijk om één specifiek patroon eruit te halen en toe te kennen aan de situatie van Emile. We kunnen zeggen dat de kinderen alles geregeld hebben en Emile alles uit handen hebben genomen. Toch hebben de kinderen achteraf aan hem gevraagd of hij er akkoord mee was. Op het ogenblik zelf was Emile niet in staat om deze beslissing te nemen, vandaar dat het een mengelmoes is van de eerste twee patronen.
Emile heeft zijn huisarts kunnen behouden en hij heeft enkele weken na de opname in het rusthuis met zijn huisarts over de verhuizing gepraat. Emile heeft vertrouwen in zijn huisarts en praat regelmatig met hem over koetjes en kalfjes. Doordat Emile zo goed met zijn huisarts kan praten, is dit een extra stimulans om zijn verblijf in het rusthuis te accepteren. Dit blijkt duidelijk uit de theorie. Emile is ook gelovig, maar hij heeft geen behoefte gehad om met zijn pastoor over de verhuizing te praten.
Het personeel heeft Emile goed opgevangen. Ze luisteren naar hem wanneer het nodig is en respecteren zijn beslissingen. Hij heeft een rondleiding gekregen van zijn vriend, die de kamer naast hem verbleef, omdat hij in het begin van zijn verblijf zich nog niet van alles bewust was 89
en van nul af aan is moeten beginnen omwille van zijn comateuze toestand. Op de levensomstandigheden in het rusthuis heeft Emile niets aan te merken. Hij krijgt respect en vrijheid om zichzelf te ontplooien. Hij heeft zijn kamer ook mogen inkleden met persoonlijke spullen.
Het uitzicht vanuit zijn kamer bevalt hem heel goed. Hij is dus tevreden met zijn woonomgeving. Over het wooncomfort heeft hij ook niet te klagen. Hij geeft aan dat hij dikwijls in de dagzaal zit en niet zo veel op zijn kamer is, vandaar dat zijn kamer in het rusthuis voor hem ook niet zo groot moet zijn. Hij heeft hieromtrent geen eisen gesteld. Zijn woongedrag heeft hij goed aangepast aan de andere medebewoners. Hij heeft geen problemen om met de anderen in contact te komen.
Emile heeft zes kinderen en drie kinderen daarvan komen hem bezoeken. Daarbij had hij veel gezelschap van zijn vroegere vriend in het rusthuis, die ondertussen overleden is. Emile krijgt nu nog steeds bezoek van de familie van die overleden vriend en dat doet hem enorm deugd. Hij hecht veel belang aan zijn familie, maar vriendschapsrelaties mogen volgens hem ook niet uit het oog worden verloren. Met het personeel kan hij het altijd goed vinden en de vrijwilligers staan steeds klaar om een grapje te maken. Al deze contacten hebben een positieve invloed op zijn integratieproces. Dit is duidelijke terug te vinden in de theorie. Zijn medebewoners
zijn
ook
heel
belangrijk
voor
hem.
Er
worden
voldoende
ontmoetingsmogelijkheden gecreëerd en vooral de namiddagactiviteiten werpen hun vruchten af.
2.2.6.4 Reflectie
Emile is iemand die zich heel vlug aan de situatie heeft aangepast en dat vind ik bewonderenswaardig. Niet iedereen heeft het immers zo gemakkelijk om zich in een rusthuis thuis te voelen. Hij heeft eerst in coma gelegen en heeft zich daarna in het rusthuis moeten integreren. Zijn vrouw stierf kort na de opname in het rusthuis. Al deze gebeurtenissen heeft Emile goed verwerkt. Dit is niet voor iedereen weggelegd.
90
2.2.7 Interview met Jeanne
Jeanne woont bijna vierenhalf jaar in het rusthuis. Ze woonde op een klein boerderijtje en dit begon te verouderen, waardoor het moeilijk werd om het te onderhouden. Omwille van die reden heeft ze zelf de beslissing genomen om naar een rusthuis te verhuizen. Hierbij komen nog de gezondheidsproblemen waarmee ze stilaan te kampen kreeg. Jeanne heeft geen kinderen en daarom is ze samen met haar broer een kijkje komen nemen in het rusthuis. Ze heeft zelf kunnen kiezen waar ze zou willen verblijven. Jeanne heeft, samen met haar broer, een rondleiding gehad volgend op een gesprek. Ze heeft niet veel moeite gehad om deze stap te zetten, omdat ze wist waar ze terecht zou komen. Haar broer heeft meegezocht om een goed rusthuis te vinden, maar Jeanne heeft uiteindelijk de knoop zelf doorgehakt. Ze voelde zich als het ware opgelucht dat er een oplossing uit de bus viel en voelde haar zeker niet in de steek gelaten door haar familie. Het personeel heeft haar de eerste dagen van haar verblijf goed opgevangen. Ze kan niets bedenkingen wat er eventueel verbeterd kan worden. Het onthaal heeft een goede indruk op haar nagelaten. Ze hebben aandacht aan haar besteed, zodat ze zich hier thuis zou kunnen voelen. De eerste weken verbleef ze op een andere afdeling waar ze zich niet zo goed voelde.
Ze ondervond weinig problemen om haar vertrouwde omgeving te verlaten. In het begin heeft Jeanne wel op een ander afdeling gelegen, waar ze haar draai niet zo goed kon vinden. Het personeel heeft veel moeite gedaan om met haar te praten en naar haar te luisteren, zodat ze zich vlugger thuis zou voelen. Naderhand is Jeanne verhuisd naar een nieuwe afdeling, waar ze zich nog altijd heel goed voelt. Elke dag probeert ze om met andere medebewoners naar de activiteiten te gaan. Zo kan ze een praatje maken en nieuwe mensen leren kennen. De eerste weken voelde ze zich wat eenzaam, maar naarmate ze meer mensen leerde kennen ging dit gevoel vlug voorbij. Jeanne heeft zich nu helemaal aangepast en verblijft graag in het rusthuis. Ze krijgt regelmatig bezoek van haar familie en haar vroegere buren. In het begin van haar verblijf heeft ze de contacten met haar buren wel gemist, maar naarmate de buren op bezoek kwamen ging het beter. Haar buren doen haar terugdenken aan vroeger, maar Jeanne heeft zich hierbij neergelegd en is tevreden dat ze haar nog komen opzoeken. Met haar vrienden van vroeger heeft ze helemaal geen contact meer. Ze heeft ook niet zo veel contact met de vrijwilligers, maar deze zijn volgens haar wel altijd heel vriendelijk.
Jeanne was het gewoon om op een boerderij te wonen. Toen ze verhuisde naar het rusthuis, was ze bang dat ze niet veel ‘groen’ meer zou zien. Ze verblijft nu op een kamer met uitzicht 91
op de tuin en is blij dat ze op deze kamer verblijft. De woonomgeving bevalt haar duidelijk. Over haar kamer zelf heeft ze ook niet echt te klagen. Ze heeft een prachtig uitzicht, maar soms is de kamer wel wat klein als er veel mensen op bezoek komen. Jeanne gaat dan gewoon in een andere ruimte zitten en het probleem is opgelost. Ze vindt het niet erg dat ze dan van ruimte moet veranderen.
Het personeel is over het algemeen heel vriendelijk en medelevend. Ze doen hun uiterste best om alles naar haar zin te maken. Jeanne krijgt voldoende privacy en ze wordt niet gedwongen om iets te doen wat ze niet wil. Wanneer ze over iets wil praten, staat het personeel steeds klaar om te luisteren. Jeanne heeft ook geen enkel probleem met het dagdagelijkse ritme. Ze gaat graag naar de dagzaal en is tevreden met de vele medebewoners die ze kent.
Jeanne heeft nog steeds dezelfde huisarts als vroeger en daar hecht ze veel belang aan. Ze zou het spijtig vinden als een nieuwe dokter haar moest behandelen. Met haar huisarts heeft ze in het begin van haar verblijf wel over de verhuizing naar het rusthuis gepraat. Ze is blij dat hij tijd maakte om naar haar te luisteren. Jeanne is ook gelovig, maar heeft geen behoefte gehad om hier met de pastoor over te praten. Ze gaat éénmaal in de week naar de kapel in het rusthuis.
2.2.8 Bespreking
2.2.8.1 Het rouwproces
Reacties zoals ontkenning en ongeloof zijn bij Jeanne niet terug te vinden in het begin van het rouwproces. Ze heeft zelf de beslissing genomen om naar een rusthuis te verhuizen, dus ze was eerder opgelucht dat er een oplossing uit de bus viel. Jeanne besefte goed wat er aan de hand was en ze was zeker niet verward. In het midden van het rouwproces kunnen we het gevoel van eenzaamheid aanhalen. De eerste weken voelde Jeanne zich eenzaam, maar naarmate ze meer mensen leerde kennen ging dit gevoel vlug voorbij. Het gevoel van eenzaamheid is bij haar zowel in het begin als in het midden van het rouwproces terug te vinden. Toch voelde ze haar niet in de steek gelaten, wat kenmerkend is voor deze fase van het rouwproces. Jeanne werd ook niet geconfronteerd met opdringerige gedachten en herinneringen en ze had nog energie om bepaalde activiteiten te verrichten.
92
Jeanne vertelt graag over vroeger en heeft geen probleem om herinneringen naar boven te halen. Hieraan merkte ik dat ze het rouwproces doorlopen heeft en de laatste fase heeft bereikt. Jeanne heeft in het begin van haar verblijf op een andere afdeling gelegen en dit heeft haar rouwproces een beetje tegengehouden. Op die afdeling was ze niet zo graag, maar na de verhuis naar een andere kamer kon haar rouwproces pas echt beginnen. Vanaf dat moment heeft ze zich redelijk snel aan de situatie aangepast. In het begin van het rouwproces, toen ze nog op de andere afdeling lag, had ze meer moeite om het verlies te aanvaarden omdat ze haar daar niet goed voelde. Naderhand heeft ze het verlies gevoelsmatig kunnen aanvaarden. Dit is kenmerkend voor het einde van het rouwproces, maar dit is niet voor iedereen weggelegd. Tijdens het rouwproces werd ze niet geconfronteerd met afwisselende gevoelens. Het was haar keuze en ze heeft de eerste weken wat aanpassingsmoeilijkheden ondervonden, maar hier kon ze goed mee omgaan. Na bijna vijf jaar is Jeanne volledig geïntegreerd in het rusthuis en is ze aan een nieuwe leven begonnen in haar nieuwe omgeving.
2.2.8.2 De emotionele beleving van de resident
De positieve en negatieve gevolgen van de verhuizing naar het rusthuis zijn in evenwicht. Jeanne krijgt nu de zorg die ze vroeger niet had en ze verblijft in een omgeving die aangepast is aan haar situatie. Jeanne had geen problemen om haar vertrouwde omgeving achter te laten, maar in het begin van haar verblijf miste ze wel de contacten met haar buren. Jeanne was niet bang voor de nieuwe omgeving, ze liet alles op zich af komen.
Ze probeert elke dag mee te doen aan de activiteiten die door de animatie georganiseerd worden. Hierdoor kunnen we spreken van een aanpassingsproces, omdat ze moeite doet om zich te integreren. Ze heeft er immers zelf voor gekozen om naar een rusthuis te verhuizen. We kunnen hier van een gedeeltelijk vrijwillige verhuizing spreken. Jeanne heeft in vrijheid kunnen beslissen of ze wou verhuizen, maar er was natuurlijk een reden voor de verhuizing. Haar woning kon ze nog moeilijk onderhouden en ze kreeg last van haar gezondheid. Omwille van deze situatie heeft ze dan de keuze gemaakt om in een rusthuis te verblijven. Jeanne heeft dus in volle vrijheid de beslissing genomen, maar deze is echter ingegeven door de situatie.
Jeanne heeft haar opname in het rusthuis niet als een moeilijke stap ervaren, maar eerder als een opluchting. Ze besefte dat ze niet langer alle taken alleen kon doen en in het rusthuis voelt ze zich veel veiliger. 93
2.2.8.3 De hulp van anderen en de woonbeleving
Jeanne heeft geen kinderen, dus kan haar situatie eigenlijk niet vergeleken worden met de drie patronen die vooropgesteld worden met betrekking tot de bijdrage die de kinderen leveren bij de beslissing. Er kan alleen aangegeven worden dat Jeanne en haar broer samen naar een rusthuis hebben gezocht waar ze zich goed kon voelen. Ze heeft alles zelf geregeld en werd door niemand gedwongen om deze beslissing te nemen.
Ze heeft met haar huisarts gesproken over de verhuizing naar het rusthuis en daar hecht ze veel belang aan. Ze heeft nu nog steeds dezelfde huisarts en ze zou het spijtig vinden als ze nu nog moest veranderen. Dit komt overeen met wat de theorie voorschrijft. Met haar vroegere pastoor heeft ze hier niet over gepraat, maar ze had daar ook geen behoefte aan.
Voor haar opname is ze samen met haar broer naar het rusthuis gekomen en hebben ze een rondleiding gekregen. Na de rondleiding volgde een gesprek. Dit is één van de mogelijke vormen die een rusthuis kan hanteren om iemand op te vangen. De dag van haar opname werd het personeel aan haar voorgesteld en hebben ze veel aandacht aan haar besteed. Omwille van die redenen heeft het onthaal een goede indruk op haar nagelaten en heeft ze zich achteraf ook beter kunnen aanpassen in het rusthuis, net zoals in de theorie vermeld staat.
Over de woonomgeving is Jeanne erg tevreden. Ze heeft altijd op een boerderij gewoond tussen de velden en ze was een bang dat ze een uitzicht zou hebben zonder enige beplanting. Nu kijkt ze uit op de tuin van het rusthuis en de vogels beginnen stilaan in de bomen te zitten, waar Jeanne uren naar kan kijken. Dit was haar enige wens die ze had met betrekking tot haar verblijf, dat ze een kamer kreeg met een ‘landelijk’ uitzicht. Over het wooncomfort heeft ze niet te klagen. Soms vindt ze haar kamer wat te klein als er veel bezoek langs komt, maar daar wordt telkens een oplossing voor gezocht. Dit wordt ook door het personeel gerespecteerd en samen wordt dan naar een andere locatie gezocht waar iedereen gezellig kan samen zitten. Over de levensomstandigheden heeft ze daarom ook zeker niet te klagen. Er is een goede uitbouw van sociale contacten en deze worden door ergo-animatie gestimuleerd.
De buren van Jeanne komen regelmatig op bezoek en dit vindt ze heel aangenaam. Haar vrienden van vroeger ziet ze echter niet meer. Haar familie, en zeker haar broer, komen bijna elke dag een kijkje nemen. Op die manier voelt Jeanne haar minder eenzaam. Jeanne kent veel andere rusthuisbewoners en het contact met hen wil ze voor geen geld meer missen, net als 94
het contact met het personeel. Met de familieleden van andere bewoners en de vrijwilligers heeft ze geen echte band, maar toch zijn ze altijd vriendelijk en gedienstig als Jeanne iets aan hen vraagt.
2.2.8.4 Reflectie
Ik heb nog nooit iemand gezien die zo overtuigd was van haar verhuizing naar het rusthuis als Jeanne. Het is natuurlijk beter zo, want wanneer iemand gedwongen naar een rusthuis moet verhuizen is dit geen lachertje. Ze heeft geluk gehad dat haar broer haar steunde en haar wilde helpen met haar keuze. Ik denk dat het ontzettend moeilijk is als een persoon niemand meer heeft om op terug te vallen.
2.2.9
Interview met Juliette
Juliette verblijft anderhalf jaar lang in het rusthuis. Ze woonde in een groot herenhuis, samen met haar man. Sinds de dood van haar man is het een beetje bergaf gegaan met haar. Toen ze op een dag gevallen was, werd ze naar het ziekenhuis gebracht waar ze de nodige verzorging kreeg. Daarna is ze rechtstreeks van het ziekenhuis naar het rusthuis verhuisd. Na haar opname-aanvraag kon ze op amper vier dagen in het rusthuis terecht. Voor haar was alles snel gegaan en daar had ze het toch moeilijk mee. Haar kinderen hebben alles voor haar geregeld, zonder dat ze er veel van af wist. Toch hebben de kinderen om haar instemming gevraagd bij de verhuizing naar het rusthuis.
Juliette had het moeilijk om haar vertrouwde omgeving te verlaten. Ze moest alles opnieuw leren kennen, maar uiteindelijk werd ze haar nieuwe omgeving gewoon. Toch was ze niet bang voor wat komen zou en was ze eerder nieuwsgierig naar wat er allemaal ging gebeuren. Stilaan heeft ze zich aangepast aan de situatie en nu voelt ze haar goed met haar verblijf in het rusthuis. Haar kinderen hebben haar geholpen om de stap naar het rusthuis te zetten en om het haar zo aangenaam mogelijk te maken. Juliette krijgt veel steun van haar kinderen en dit helpt haar er telkens weer bovenop als ze het moeilijk heeft. Op het begin van haar verblijf voelde ze zich wat eenzaam. Juliette zit nu soms ook nog liever rustig alleen op haar kamer dan in de drukke dagzaal. Het personeel respecteert dit. Ze heeft daarom ook zelf niet veel pogingen ondernomen om andere bewoners te leren kennen. Naderhand was ze wel klaar om in contact te komen met anderen en nu gaat het beter om met andere bewoners en de 95
vrijwilligers te praten. De activiteiten die in de namiddag georganiseerd worden, vindt ze niet zo belangrijk. Op bepaalde momenten is ze immers liever eventjes alleen.
Na de verhuizing heeft ze met haar familie en met haar huisarts over het verblijf in het rusthuis gepraat. Met haar pastoor van vroeger had ze geen nood aan een gesprek. Ze vindt het wel spijtig dat ze is moeten overgaan naar een andere huisarts. De huisarts die ze vroeger had, nam ze in vertrouwen en wist alles van haar. Voor Juliette was het moeilijk om een andere huisarts terug in vertrouwen te nemen.
Vroeger had ze een goed contact met haar buren, maar deze komen haar nu niet meer opzoeken. Juliette vindt dit niet zo erg, omdat ze veel bezoek krijgt van haar familie. Ze heeft nooit veel vrienden gehad en diegene die ze als vriend aanschouwde, zijn intussen al overleden. Deze contacten mist ze echter niet. Juliette is wel blij dat ze goed overeenkomt met het personeel. Wanneer ze op haar kamer zit, wil ze liever niet gestoord worden en daar houdt het personeel rekening mee. Als Juliette in de dagzaal zit, maakt ze er geen probleem van om een babbeltje te slaan maar op haar kamer wil ze liever alleen gelaten worden. Ze vindt het ook niet erg dat alles volgens een bepaald ritme verloopt, omdat ze nog veel zelf kan doen en niet altijd op het personeel is aangewezen. Bepaalde dingen kan ze dus op haar eigen tempo, zoals het aan –en uitkleden. De eerste dagen van haar verblijf werd Juliette heel goed opgevangen. Ze hebben de nodige tijd voor haar vrijgemaakt en ze heeft uitleg gekregen over het rusthuis. Ze had een goed gevoel bij het onthaal, wat haar ook meer gerust stelde.
Juliette is tevreden over haar kamer en het uitzicht op de tuin. Ze heeft altijd in het ‘groen’ gewoond en is blij dat het rusthuis in een omgeving ligt waar veel ‘groen’ is. Ondanks het feit dat ze altijd in een herenhuis heeft gewoond, vindt ze toch dat ze genoeg comfort heeft. Ze had geen bepaalde wensen met betrekking tot haar verblijf in het rusthuis.
2.2.10 Bespreking
2.2.10.1 Het rouwproces
In het begin van het rouwproces komen bij Juliette geen gevoelens naar voor die in de theorie terug te vinden zijn. Zij ervaart geen gevoelens van ontkenning en ongeloof. Zij is ook niet bang voor wat er haar allemaal te wachten staat. Juliette is eerder nieuwsgierig naar wat er 96
gaat gebeuren. Dit gevoel is niet terug te vinden in de theorie. Hieraan merk ik dat de voorgeschreven gevoelens niet altijd aanwezig zijn en dat andere gevoelens die niet vernoemd zijn, ook kunnen voorkomen. In het midden van het rouwproces komt bij Juliette het eenzaamheidsgevoel terug. Ondanks het contact dat ze op dat moment heeft met haar familie, is het dus ook mogelijk dat zij zich eenzaam voelt. Toch zit Juliette soms liever alleen op haar kamer. Na de verhuizing heeft Juliette met haar familie hierover gesproken. Dit maakt duidelijk dat ze genoeg controle heeft over haar gedachten en herinneringen om over de verhuizing te praten. Dit laatste is kenmerkend voor het einde van het rouwproces.
Juliette beseft dat er een verlies geleden is en dat ze de werkelijkheid onder ogen moet durven zien. Deze rouwtaak hoort thuis in het begin van het rouwproces. Naderhand heeft ze de werkelijkheid aanvaard. In de volgende fase is ze immers bezig met het verwerken van het verlies, maar toch ervaart ze geen afwisseling van gevoelens. Juliette past zich stilaan aan de nieuwe situatie aan. Dit is normaal in het midden van het rouwproces. Ze heeft tegen het einde van het rouwproces het verlies ook gevoelsmatig aanvaard en ze kan haar emoties onder controle houden wanneer ze over de verhuizing praat. Ze heeft de draad terug opgenomen en het verlies emotioneel een plaats gegeven.
2.2.10.2 De emotionele beleving van de resident
Juliette heeft geen stress ervaren bij haar verhuizing naar het rusthuis. Volgens de theorie komt dit gevoel thans ongetwijfeld naar voor. Toch is dit bij Juliette niet terug te vinden. In het rusthuis kan ze die zorg ontvangen die ze bij zelfstandig wonen niet kan krijgen. Ze had het wel moeilijk om haar vertrouwde omgeving achter te laten, maar hier heeft ze zich vlug aan aangepast. De positieve en negatieve gevolgen van de verhuizing zijn bij Juliette in evenwicht, wat het verwerkingsproces positief beïnvloedt. We kunnen hier duidelijk spreken van een proces van aanpassing.
Bij Juliette is de gedeeltelijk gedwongen verhuizing het meest van toepassing. Juliette begrijpt dat het niet meer mogelijk is om alleen te wonen en dat het rusthuis de beste oplossing is, maar toch gebeurt het uiteindelijk buiten de eigen wil om. Doordat ze al meerdere keren gevallen is, is het onverantwoord om nog alleen thuis te blijven. Toch ervaart ze haar opname in het rusthuis niet als een gedwongen opname, maar als een moeilijke stap. Juliette had immers problemen om alles achter te laten en het leven in groep was ook iets nieuw voor
97
haar. Omwille van die reden zit ze nog op bepaalde momenten graag alleen op haar kamer en wil ze dan liever niet gestoord worden.
2.2.10.3 De hulp van anderen en de woonbeleving
De kinderen van Juliette hebben de beslissing genomen om hun moeder in het rusthuis te laten opnemen. Juliette wist er niet veel van, maar toch hebben haar kinderen om haar instemming gevraagd bij de verhuizing naar het rusthuis. Patroon één en twee, die in de theorie beschreven zijn, kunnen hier worden aangehaald. De kinderen hebben eigenlijk alles geregeld en haar in een bepaalde richting geduwd, maar toch hebben ze met haar overlegd. Er is geen duidelijk patroon te onderscheiden.
Juliette is van huisarts moeten veranderen en dit vindt ze toch wel spijtig. Haar huisarts was haar vertrouwenspersoon en ze heeft ook met hem over de verhuizing gepraat. Dit is een extra stimulans om het verwerkingsproces gunstig te beïnvloeden. Met haar familie heeft ze hierover ook gepraat, maar met haar vroegere pastoor had ze daar geen behoefte aan.
Het onthaal in het rusthuis was heel goed verlopen. Ze heeft op voorhand geen rondleiding gehad, omdat ze in het ziekenhuis verbleef, maar de eerste dagen heeft het personeel hard hun best gedaan om naar haar te luisteren. Het personeel respecteert daarbij de beslissingen die Juliette neemt. Soms zit ze liever eventjes alleen op haar kamer en het personeel weet dit ondertussen en laten haar dan rustig alleen. Het contact met andere bewoners is ook erg belangrijk, maar niemand mag uiteraard gedwongen worden om iets te doen tegen hun zin. In het begin had Juliette het inderdaad moeilijk om met anderen in contact te komen, maar nu is dit geen probleem meer. Aan de namiddagactiviteiten hecht Juliette weinig belang, maar desondanks vlotten de contacten met de medebewoners en de vrijwilligers beter dan voorheen. Haar kinderen komen regelmatig op bezoek en van hen krijgt ze enorm veel steun. Zij hebben haar ook geholpen om moeilijke perioden door te komen. Haar familie vindt ze daarom belangrijker dan haar vrienden. Vroeger had ze weinig vrienden en deze komen haar niet meer opzoeken, net zoals haar buren. Deze contacten mist ze echter niet, omdat ze tevreden is met het bezoek van haar familie.
Juliette was het gewoon om in een groot herenhuis te wonen, maar toch vindt ze dat ze genoeg comfort heeft. Het uitzicht vanuit haar kamer bevalt haar ook goed. Ze was het gewoon om tussen de groene velden te wonen, maar het rusthuis is in een goede omgeving 98
gelegen zodat ze genoeg ‘groen’ kan zien. Op het woongedrag van Juliette is weinig aan te merken. Ze heeft zich goed aangepast, maar toch had ze het eerst moeilijk om met anderen in contact te komen. Haar karakter kan volgens de theorie hiervan de oorzaak zijn.
2.2.10.4 Reflectie
Wat mij bij Juliette opvalt, is dat ze de contacten met haar vrienden en buren niet mist. Ze heeft geen nood aan hun gezelschap. Zij heeft dit zo aan mij meegedeeld, maar toch zou ik het raar vinden als het haar niets doet. Ik denk dat ze het misschien niet wil toegeven dat ze hen eigenlijk toch wel mist. Ze verblijft ook nog graag alleen op haar kamer in plaats van in de dagzaal. Het kan zijn dat dit zal veranderen en dat ze meer contact gaat zoeken met andere medebewoners. Wanneer dit niet het geval zou zijn, moet haar keuze uiteraard gerespecteerd worden.
2.2.11 Interview met Floor
Floor is drieënhalfjaar geleden in het rusthuis komen wonen. Haar man is al enkele jaren overleden, waardoor ze alleen in haar huis achterbleef. Alles ging goed tot dat ze in haar tuin viel en het ziekenhuis de enige oplossing was. Na haar herstelperiode in het ziekenhuis is ze terug naar haar huis gegaan waar ze opnieuw een tijdje verbleef. De tijd wees uit dat ze toch niet meer alleen kon blijven, waardoor ze samen met haar kinderen de beslissing nam om naar een rusthuis te gaan. Voorheen was ze al meerdere keren in dagopvang geweest, dus Floor wist hoe het er in een rusthuis aan toe ging. Ze stemde ermee in om haar vertrouwde omgeving achter te laten en te verhuizen naar een rusthuis.
Ondanks het feit dat Floor ermee instemde om niet langer in haar woning te blijven, heeft ze het nog steeds moeilijk met haar verblijf in het rusthuis. Ze legt zich erbij neer, omdat er geen andere uitweg is. Als ze kon kiezen, zou ze terug naar haar vroegere woonst gaan. Floor praat niet graag over vroeger, omdat ze dan steeds moet terugdenken aan de ‘goede oude tijd’. Ze heeft zich aangepast aan haar huidige situatie, maar heeft het nog steeds niet helemaal aanvaard. Ze doet wel moeite om zich te integreren, door af en toe naar de activiteiten te gaan die door de ergotherapeuten georganiseerd worden. Floor heeft met verscheidene medebewoners contact, maar zet zich niet in om nieuwe mensen te leren kennen. Over het contact met het personeel is ze wel tevreden. Ze zijn heel behulpzaam en regelmatig 99
komen ze eens langs om eens te babbelen, als de tijd het toelaat. Voor de vrijwilligers is hetzelfde van toepassing.
Waar ze vroeger woonde, had Floor maar weinig buren omdat haar huisje nogal afgelegen lag. Veel vrienden had ze evenmin, alleen haar familie was belangrijk voor haar. De kinderen van Floor komen regelmatig op bezoek en nemen haar af en toe ook mee naar haar broer, die in een ander rusthuis verblijft. Ze mist hem en was misschien liever in zijn buurt gebleven, maar daar wijkt Floor niet verder over uit.
Ze verblijft soms liever alleen op haar kamer dan naar de activiteiten te gaan, maar toch vindt ze het niet erg om in de gemeenschappelijke ruimte het middag –en het avondmaal te nuttigen. Op die momenten heeft ze geen moeite om met anderen samen te zijn. Vroeger ging Floor wekelijks naar de misviering en dit blijft ze nu nog steeds verder zetten. Ze is nooit een echte babbelaar geweest, waardoor ze over de verhuizing naar het rusthuis ook met niet veel mensen heeft gesproken.
Over het onthaal in het rusthuis kan ze zich nog maar weinig herinneren. Er zijn haar geen slechte dingen bijgebleven en dat vindt ze het belangrijkste. Haar kamer bevalt haar goed en is groot genoeg. Ze kijkt uit op de straat waar ze voortdurend beweging ziet en daarom brengt ze veel tijd door op haar kamer. Er staan heel veel foto’s van haar kinderen en achterkleinkinderen op de kast en over hen begint ze graag te vertellen.
2.2.12 Bespreking
2.2.12.1 Het rouwproces
Bij Floor is het moeilijk om het rouwproces tot in detail te schetsen, omdat ze niet graag praat over vroeger en hoe ze de verhuizing heeft ervaren. Ze heeft samen met haar kinderen beslist om naar een rusthuis te verhuizen, maar toch kan ze het niet goed verwerken. Ze heeft er zich bij neergelegd, maar heeft het nog altijd niet aanvaard. Ondanks het feit dat ze zelf de beslissing heeft genomen, is het eigenaardig dat ze het na vier jaar nog steeds moeilijk heeft met haar verblijf in het rusthuis. Ze heeft duidelijk haar rouwproces nog niet helemaal doorlopen. Ze geeft ook weer dat als ze terug naar haar vroegere woonst kon, dat ze dit ongetwijfeld zou doen. In het midden van het rouwproces komt dit gevoel naar boven, 100
namelijk het verlangen naar de situatie die verloren is gegaan. Aan het einde van het rouwproces zou Floor aan vroeger terug moeten kunnen denken, zonder daarbij verdrietig te worden. Dit is echter niet het geval. Floor praat er ook niet graag over. Ik denk dat Floor in het begin van het rouwproces geconfronteerd werd met een emotionele verdoving. Het is een soort gevoel van afgesloten te zijn van de dingen die in de omgeving gebeuren, maar omdat Floor niet veel wilde vertellen kan ik dit niet met zekerheid concluderen.
Floor beseft dat er een verlies geleden is, maar aan het gevoelsmatig aanvaarden is ze nog niet toe. Ze heeft zich wel aangepast aan de nieuwe situatie. Het verlies heeft ze echter nog geen emotionele plaats gegeven. Toch neemt ze de draad van het leven terug op. Bij Floor is het moeilijk om een onderscheid te maken tussen de gevoelens die ze heeft ervaren en de rouwtaken die ze heeft doorstaan. Alles loopt als het ware in elkaar over.
2.2.12.2 De emotionele beleving van de resident
In de theorie staat vermeld dat ouderen niet altijd graag over hun gevoelens praten. Bij Floor is dit duidelijk merkbaar. Ze vertelt alleen het hoogstnodige en na eventjes doorvragen kom ik stap voor stap meer te weten over haar beleving omtrent haar verblijf in het rusthuis.
In het rusthuis kan zij die zorg krijgen, die in haar thuissituatie niet kan worden gegeven. Ze moet nu ook minder beroep doen op haar kinderen, maar toch weegt dit alles niet op tegen de negatieve beleving van de verhuizing. Floor moet afstand nemen van haar vertrouwde omgeving en dit is waar ze het het moeilijkste mee heeft. Toen ze in dagopvang kwam, keerde ze steeds terug naar haar oude omgeving maar dit is nu niet meer het geval. De positieve en negatieve gevolgen zijn bij haar niet in evenwicht. Zij ervaart dit althans niet zo. Bij haar kunnen we zowel spreken van een gedeeltelijke aanpassing als van een berusting. Ze heeft zich neergelegd met de situatie waarin ze zich bevindt.
Bij Floor halen we de gedeeltelijk vrijwillige verhuizing en de gedeeltelijk gedwongen verhuizing aan. Floor wil niet van iedereen afhankelijk zijn en heeft daarom in volle vrijheid de beslissing genomen om naar het rusthuis te verhuizen. Toch is dit echter ingegeven door haar situatie, want ze kan niet meer alleen thuis blijven. Floor begrijpt dat het onverantwoord is om nog alleen te blijven, maar het gebeurt uiteindelijk buiten haar eigen wil om.
101
Floor ervaart haar opname in het rusthuis als een moeilijke stap. Vooral het probleem om haar vertrouwde omgeving achter te laten, geeft de doorslag. Ze zit soms ook liever alleen op haar kamer, wat een teken kan zijn dat ze zich moeilijk kan aanpassen aan het leven in groep. Toch vindt ze het niet erg om in de gemeenschappelijke ruimte samen te eten.
2.2.12.3 De hulp van anderen en de woonbeleving
De relatie tussen Floor en haar familie is heel goed en dit geeft haar veel steun om haar verblijf proberen te accepteren. De theorie geeft duidelijk weer dat wanneer er een goede relatie is met de familie en zij de oudere de nodige ondersteuning biedt, deze dat voelt alsof hij er niet alleen voor staat. Dit kan het aanpassingsproces bevorderen. Voor Floor heeft dit ook een gunstige invloed, maar toch kan ze de verhuizing niet helemaal aanvaarden.
Samen met haar kinderen heeft Floor ervoor gekozen om naar het rusthuis te verhuizen. Het patroon waarbij de kinderen alles regelen en de ouders alles uit handen nemen, overlapt het patroon waarbij de kinderen met de ouders overleggen, maar hen wel in een bepaalde richting duwen. Floor heeft uiteraard zelf de beslissing genomen, maar haar kinderen hebben alles geregeld. Ze hebben samen overlegd wat er bij de verhuizing diende te gebeuren.
Floor heeft met niet veel mensen over de verhuizing gesproken. Over haar huisarts en over de pastoor van haar vroegere gemeente wilde liever ze niets kwijt. Over het contact met het personeel en de vrijwilligers is ze wel tevreden. Ze zijn heel behulpzaam en af en toe komen ze een praatje maken. Floor heeft met enkele medebewoners sporadische contacten, maar meer hoeft dat voor haar ook niet te zijn. Ze heeft geen behoefte om andere mensen te leren kennen. In het begin heeft ze wel moeite gedaan om zich te integreren door naar de namiddagactiviteiten te gaan.
Haar familie is het belangrijkste voor haar. Dit is duidelijk te merken aan de vele foto’s die in haar kamer terug te vinden zijn. Hier praat ze ook graag over, zeker over haar kinderen en kleinkinderen. Ze hecht dus meer belang aan haar familie dan aan haar vrienden of buren.
Over de woonbeleving heeft ze niet te klagen. Zowel haar kamer als het uitzicht bevallen haar heel goed. Ze kijkt uit op de straat en ziet daardoor veel beweging. Ze zoekt niet veel contact met andere bewoners, vandaar dat ik kan concluderen dat ze andere gedragscodes heeft. Dit hangt samen met het woongedrag, de wijze waarop iemand gaat reageren op een bepaalde 102
situatie. Over het algemeen heeft ze ook niet te klagen over de levensomstandigheden, omdat ze voldoenden respect krijgt van het personeel en ze de nodige vrijheid krijgt. Ze heeft haar kamer naar eigen smaak mogen inrichten met onder andere foto’s van haar familie.
2.2.12.4 Reflectie
Ik was verrast dat iemand na vier jaar zich nog steeds niet voor honderd procent thuis kon voelen in het rusthuis. Floor heeft zich wel aangepast, maar toch wringt er nog iets. Ik vind het ook heel raar dat ze haar verblijf in het rusthuis nog steeds niet heeft aanvaard, omdat ze immers zelf de beslissing had genomen om te verhuizen. Ze kende het rusthuis al van toen ze in dagopvang kwam. Ik denk dat ze dat toen niet zo erg vond, omdat ze steeds terug naar huis kon gaan. Een verblijf in een rusthuis daarentegen is heel anders en is definitiever.
2.2.13 Interview met Pauline
Op zeven augustus van dit jaar verblijft Pauline zeven jaar in het rusthuis. Zij woonde alleen in haar huisje en kon goed haar plan trekken. Op een dag was het heel hard aan het regenen en is ze uitgegleden, waardoor ze dringend naar het ziekenhuis moest. Na drie maanden revalidatie mocht Pauline het ziekenhuis verlaten. Ze kon echter niet meer alleen thuis blijven en daarom heeft haar dochter naar een oplossing gezocht. Haar vier kinderen overlegden welk rusthuis het beste was voor Pauline. Ze heeft niet zelf de beslissing genomen, maar haar kinderen hebben haar duidelijk om haar mening gevraagd. Enerzijds voelde Pauline haar verhuizing aan als een opluchting en anderzijds was ze toch verdrietig dat ze haar vertrouwde omgeving moest verlaten.
In het begin had Pauline het moeilijk met haar verblijf in het rusthuis maar naarmate de tijd voorbij ging, paste ze zich geleidelijk aan. Ze vindt het nu goed in het rusthuis, maar heeft het er nog steeds een beetje moeilijk mee. Ze zit graag op haar kamer en gaat niet altijd naar de activiteiten van de animatie. Ze hecht hier niet zo veel belang aan en zal niet speciaal naar de dagzaal komen, omdat er een activiteit is. Ze leest liever een boek uit de bibliotheek van het rusthuis. Op die manier komt ze niet zo veel in contact met andere bewoners. Aan één medebewoonster heeft ze wel veel steun, namelijk haar vroegere vriendin die voorheen ook in het rusthuis verbleef maar nu in een serviceflat woont. De eerste weken toen Pauline in het rusthuis was, verbleef haar vriendin de kamer langs de hare. Dit was voor Pauline iets heel 103
positiefs. Wanneer ze het moeilijk had, kon ze bij haar terecht. Ook nu nog bezoeken ze elkaar dagelijks en praten ze over verscheidene dingen. Vroeger hebben ze in dezelfde straat gewoond en dat schept een band. Pauline woonde in een klein dorpje waar ze, samen met haar man, een bakkerij had. Uiteraard kwam er veel volk over de vloer en kende ze enorm veel mensen. Toch heeft ze in het rusthuis niet de behoefte om met veel mensen in contact te komen. Met haar klanten en vrienden van vroeger heeft ze geen contact meer, omdat er veel van hen al overleden zijn. Pauline mist haar winkel wel, maar is blij dat ze zovele jaren een goede bakkerij heeft gehad.
Haar kinderen komen haar regelmatig opzoeken. Pauline heeft vier kinderen en elk kind komt op een andere dag. Er is een schema opgesteld wie wanneer Paulina gaat bezoeken. Ze vindt het heel fijn dat haar kinderen nog steeds op bezoek komen. Ze praat meestal over haar oude bakkerij die ze nu aan het ombouwen zijn tot een restaurant, maar over de verhuizing naar het rusthuis praat ze liever niet met haar kinderen. Ook met het personeel praat ze er liever niet over. Dit wil niet zeggen dat ze met hen geen babbeltje slaat, want dit komt wel regelmatig voor. Ze vindt het personeel heel vriendelijk en bij iedereen kan ze het evengoed vinden. Ook met de vrijwilligers maakt ze af en toe een praatje.
Haar arts is nog steeds die van voorheen en ze zou het ontzettend erg vinden als ze van huisarts moest veranderen. Ze moet zich dan opnieuw aanpassen aan een andere dokter en dat ziet ze niet echt zitten. Ze neemt haar huidige huisarts in vertrouwen en kan er alles aan kwijt. Pauline is gelovig, maar gaat enkel nog naar de misviering als er een speciale gebeurtenis is. Omwille van die reden, heeft ze niet zoveel contact met de pastoor van het rusthuis. Met de pastoor van haar vroegere gemeente kwam ze ook niet veel in contact, ondanks het feit dat ze wekelijks naar de kerk ging.
Van het onthaal in het rusthuis kan ze zich weinig herinneren. Het is ook al zo lang geleden. Pauline had wel graag een kamer gehad waar veel zon binnen schijnt. Ze heeft zulke kamer gekregen en daar verblijft ze nog steeds. Ze is hier heel tevreden mee. Haar kamer is niet te klein en ze kan vele spullen opbergen.
Met het dagdagelijkse ritme heeft ze geen enkel probleem. Ze vindt het juist goed dat er bepaalde uren zijn waarop de verpleging komt, het middagmaal wordt opgediend, … Er is een structuur waaraan ze zich kan houden. Pauline weet op die manier wat er haar die dag allemaal te wachten staat. 104
2.2.14 Bespreking
2.2.14.1 Het rouwproces
Bij Pauline is in het begin van het rouwproces vooral het gevoel van verdriet op te merken. Toch is ze ook opgelucht dat ze in het rusthuis kan verblijven. Dit gevoel van opluchting is kenmerkend voor het midden van het rouwproces, maar bij Pauline komt dit vroeger aan bod. Pauline heeft geen hevige uitbarstingen gehad en ze was ook niet boos op haar kinderen omdat zij mede verantwoordelijk zijn voor haar verblijf in het rusthuis. Ze heeft geen hevige huilbuien gekregen, maar Pauline is in stilte met haar verdriet omgegaan. Deze reactie is kenmerkend voor het midden van het rouwproces. Pauline heeft geen nachtmerries gehad over vroeger en ze heeft ook niet het gevoel dat ze eenzaam is. Deze reacties schrijft de theorie voor, maar zijn bij Pauline niet op te merken Ze is niet pessimistisch ingesteld, maar ze durft terug aan de toekomst te denken. Ze praat niet graag over haar verhuizing naar het rusthuis maar over de bakkerij die ze vroeger samen met haar man had, praat ze met veel plezier. De herinneringen over vroeger heeft ze duidelijk onder controle. Dit is een teken dat ze het einde van het rouwproces heeft bereikt, ook al heeft ze het soms nog moeilijk met haar verblijf in het rusthuis. Het wil immers niet zeggen omdat ze haar in het rusthuis heeft aangepast, dat ze het verlies moet vergeten. Het kan nog steeds een belangrijke plaats in iemand zijn leven innemen. Pauline heeft de draad terug opgenomen en heeft aanvaard dat ze in het rusthuis verblijft. De rouwtaken die in de theorie op het einde van het rouwproces zijn voorgeschreven, komen hier duidelijk aan bod.
In het begin van het rouwproces is het de bedoeling dat de rouwende beseft dat er een verlies geleden is en dat ze weten dat het nooit meer zal zijn zoals vroeger. Pauline is zich hiervan bewust. Stilaan gaat ze het verlies aanvaarden en haar aanpassen aan de nieuwe omgeving. Pauline heeft het rouwproces doorlopen, maar haar gevoelens zijn in de verschillende fasen terug te vinden. Ze heeft het rouwproces goed verwerkt, maar toch heeft ze het er op bepaalde momenten nog moeilijk mee.
2.2.14.2 De emotionele beleving van de resident
Pauline heeft niet zo veel moeite gehad om zich in het rusthuis thuis te voelen. Dit is mede de oorzaak van het feit dat haar balans van positieve en negatieve gevolgen, met betrekking tot de verhuizing, in evenwicht is. Ze krijgt nu de zorg die ze nodig heeft, maar het negatieve 105
eraan is dat ze haar vertrouwde omgeving heeft moeten achterlaten. Doorheen de jaren heeft Pauline zich toch aangepast aan het dagdagelijkse ritme van het rusthuis.
De kinderen van Pauline hebben de beslissing genomen om naar een rusthuis te verhuizen. Toch hebben ze haar mening gevraagd omtrent de verhuizing. We kunnen daarom aangeven dat het eerder een gedeeltelijk gedwongen verhuizing is, waarbij de persoon in kwestie wel begrijpt dat het de beste oplossing is maar uiteindelijk gebeurt het toch buiten de eigen wil om. Pauline heeft de opname in het rusthuis als een moeilijke stap ervaren, vooral omdat ze afstand moest nemen van haar vertrouwde milieu. In het begin had ze problemen om zich aan de nieuwe verblijfplaats aan te passen, maar geleidelijkaan is alles op zijn pootjes terecht gekomen. Pauline voelde haar opname ook aan als een opluchting, omdat ze zich nu veel veiliger voelt dan thuis. Wanneer ze in het rusthuis moest vallen, is er altijd iemand beschikbaar die haar onmiddellijk kan helpen.
2.2.14.3 De hulp van anderen en de woonbeleving
De kinderen hebben met Pauline overlegd waar ze het beste zou kunnen verblijven, maar uiteindelijk hebben de kinderen wel zelf de beslissing genomen. In de theorie komt dit overeen met patroon één en twee. De kinderen hebben Pauline alles uit handen genomen, maar toch hebben ze om haar mening gevraagd.
Pauline heeft vier kinderen en ze hebben samen een beurtrol opgesteld, zodat elk kind een bepaalde dag heeft dat ze haar komen bezoeken. Pauline heeft graag haar kinderen om haar heen en krijgt veel steun van hen. Bij haar kinderen praat ze nog wel eens over haar vroegere bakkerij. Over haar verblijf in het rusthuis praat ze liever niet. Met haar huisarts en met haar vroegere pastoor heeft ze daar ook geen behoefte aan gehad. Toch ziet ze haar huisarts als een vertrouwenspersoon en ze zou het erg vinden wanneer ze nu nog van huisarts moest veranderen.
De vroegere vriendin van Pauline verbleef ook in het rusthuis op het moment dat zij werd opgenomen. Aan haar heeft ze enorm veel steun gehad. Die vriendschaprelatie is voor Pauline nu nog steeds erg belangrijk. Ze komen regelmatig samen om een babbeltje te slaan. Met haar klanten van de bakkerij en haar vrienden heeft ze geen contact meer. Pauline mist haar bakkerij wel, maar het contact met haar klanten en vrienden mist ze echter niet. Haar kinderen zijn het belangrijkste voor haar en daarom hecht ze veel belang aan de familierelaties. Elke 106
dag komen de kinderen haar opzoeken. In de theorie staat dat dit een negatief effect kan hebben op de eenzaamheidsgevoelens. Dit is bij Pauline niet van toepassing, ook ondanks het feit dat ze weinig belang hecht aan de contacten met andere bewoners en liever graag eventjes alleen zit.
Van het onthaal in het rusthuis kan ze zich nog maar weinig herinneren, omdat het al zo lang geleden is. Ze verblijft immers al zeven jaar in het rusthuis. Met het personeel kan Pauline het goed vinden en ze maken vaak een praatje over de dagdagelijkse dingen. Ook met de vrijwilligers maakt ze af en toe een praatje.
Over de woonbeleving heeft Pauline niet te klagen. Eén van haar woonbehoeften was een kamer met veel zon, voor de rest heeft ze geen bepaalde eisen gesteld. Ze is tevreden met haar kamer en met de omgeving waarin ze woont. Ze vindt haar kamer groot genoeg en is daarbij tevreden over het wooncomfort. Over de levensomstandigheden heeft ze weinig gezegd. Ze krijgt respect van het personeel en zij staan klaar als ze iets nodig heeft. Elke namiddag wordt er ook een activiteit georganiseerd, maar hier hecht Pauline weinig belang aan. Op die manier komt ze niet zo veel in contact met andere medebewoners.
2.2.14.4 Reflectie
Ondanks het feit dat Pauline vroeger een bakkerij heeft gehad en vele mensen heeft gekend, hecht ze nu niet veel belang aan de contacten met andere medebewoners. Dit vind ik toch wat eigenaardig, omdat ze het gewoon was om tussen de mensen te vertoeven. Ze leest graag een boek op haar kamer en af en toe komt ze eens naar de activiteiten. Misschien heeft ze genoeg van die drukte van voorheen en houdt ze het nu liever rustig.
2.2.15 Interview met Frans
Frans en zijn vrouw hebben altijd samen in een klein huisje gewoond. Toen zijn vrouw ziek werd, heeft hij lange tijd voor haar gezorgd tot op de dag dat Frans zelf naar het ziekenhuis moest. Zij zijn samen rechtstreeks van het ziekenhuis naar het rusthuis gekomen, omdat Frans niet meer voor zijn vrouw kon zorgen en hijzelf ook verzorging nodig had. Ze verblijven een jaar in het rusthuis en hebben het er goed naar hun zin. Hun kinderen hebben naar een rusthuis gezocht, waarvan ze dachten dat hun ouders er zich thuis konden voelen. Frans zijn 107
huis werd verkocht en samen met zijn vrouw trokken ze in het rusthuis in. Ze zijn enorm blij dat ze samen zijn kunnen verhuizen. Ze vinden steun bij elkaar. Ze waren beiden opgelucht dat ze niet meer alleen moesten blijven. Frans besefte maar al te goed dat hij zichzelf niet meer kon behelpen en niet meer voor zijn vrouw kon zorgen. Toch was het in het begin wat aanpassen aan het nieuwe ritme. Vroeger deed Frans alles op zijn eigen tempo en nu wordt dit voor hem beslist en moet hij zich neerleggen bij de organisatie van het rusthuis. Voor de rest heeft hij zich goed kunnen aanpassen in het rusthuis.
Als er een speciale activiteit is, gaan ze hier samen naartoe. Op andere dagen blijven ze liever gezellig op hun kamer zitten of gaat Frans met zijn vrouw wandelen. Ze krijgen ook veel bezoek van hun zoon. Elke maandag komt hij enkele versnaperingen brengen en brengt hij de propere was mee. Frans en zijn vrouw hebben veel aan dit bezoek. De andere dagen van de week komen zijn kleinzoon en kleindochter regelmatig langs. Jammer genoeg ziet hij niemand meer van zijn vroegere buren. Frans en zijn vrouw woonde in een klein dorpje waar iedereen elkaar kende. ’s Avonds gingen ze buiten op een bank zitten om met elkaar te praten. Frans heeft er altijd graag gewoond en sommige momenten mist hij zijn vroegere omgeving nog wel eens. Zijn buren zijn jammer genoeg allemaal overleden. Toch heeft Frans nog goede herinneringen aan hen. Frans is schilder geweest en heeft destijds mooie schilderijen gemaakt. Nu probeert hij nog steeds te schrijven en te tekenen, maar dit lukt hem niet meer zo goed. Hij heeft dit altijd heel graag gedaan en soms knaagt het een beetje aan hem dat hij dit nu niet meer kan.
Het personeel is volgens Frans heel gedienstig en zij proberen alles te doen om zijn verblijf zo aangenaam mogelijk te maken. Frans moet maar iets vragen en ze staan onmiddellijk paraat. Frans kan enerzijds een goede babbel met hen hebben, anderzijds wordt er ook veel gelachen. Net als bij het personeel heeft Frans met de vrijwilligers een goed contact. Op de kamer tegenover hem verblijft een andere bewoonster waar hij het heel goed mee kan vinden. Hij helpt haar soms met bepaalde dingen die hij nog kan, als de verpleging op dat ogenblik niet aanwezig is. Frans en zijn vrouw hebben een goede band met haar.
Frans heeft zijn vroegere huisarts niet kunnen behouden. Hij vindt dit wel spijtig, maar met zijn huidige dokter kan hij het ook goed vinden. Ze kunnen een goed gesprek aanknopen en in het begin van zijn verblijf hebben ze het af en toe wel eens over de verhuizing gehad. Ook met de pastoor van zijn vroegere gemeente en deze van de kapel in het rusthuis, heeft Frans het gehad over zijn verhuizing. Nu komt dit onderwerp nog maar zelden aan bod, omdat Frans 108
zich goed voelt in het rusthuis. Hij heeft zich ondertussen al helemaal geïntegreerd. Ze gaan wel niet zo dikwijls naar de activiteiten en hebben alleen een goed contact met de bewoners waarmee ze ’s middags en ’s avonds aan de tafel zitten. Voor de rest hebben ze elkaar en daar zijn ze tevreden mee.
Frans werd de eerste dag in het rusthuis heel goed opgevangen. Hij had een goede eerste indruk van het personeel en het rusthuis. Hij vond het fijn dat het zo goed was meegevallen. De eerste maanden hebben ze op een kleinere kamer verbleven. Deze kamer vond Frans wat te klein voor hem en zijn vrouw. Naderhand zijn ze verhuisd naar een grotere kamer, waar hij heel erg tevreden mee is. Ze hebben een mooi uitzicht en de omgeving is heel rustig. Als het mooi weer is, gaan ze af en toe een wandeling maken.
2.2.16 Bespreking
2.2.16.1 Het rouwproces
Frans is doorheen zijn rouwproces met geen negatieve gevoelens geconfronteerd geworden. Hij voelde geen woede, geen angst en was niet verdrietig dat hij moest verhuizen. Hij was alleen opgelucht dat hij naar het rusthuis kon komen, omdat hij besefte dat dat de enige oplossing was. Frans heeft altijd voor zijn vrouw kunnen zorgen, maar op een bepaald ogenblik ging dat niet meer. Toen hij zelf stilaan met zijn gezondheid begon te sukkelen, hebben de kinderen ingezien dat een opname in het rusthuis de beste oplossing was. Ook Frans begreep deze beslissing. Het gevoel van opluchting is terug te vinden in het midden van het rouwproces, maar bij Frans situeert zich dit al in het begin van het rouwproces. Hij is met een positief gevoel verhuisd en staat er nu nog altijd heel positief tegenover. Hij verlangt ook niet meer naar de situatie die verloren is gegaan, omdat hij zich nu samen met zijn vrouw in een woonomgeving bevindt waar ze hem optimaal kunnen helpen en verzorgen wanneer dat nodig is. Hij heeft geen gevoel van eenzaamheid gekend, dit ook omwille van het feit dat hij niet alleen naar het rusthuis is verhuisd. Frans kon steun vinden bij zijn vrouw en omgekeerd was dit ook zo. Frans heeft zijn energie behouden van voor de verhuizing. Wanneer het weer het toelaat, gaat hij regelmatig met zijn vrouw een wandeling maken. Deze kenmerken zijn vooral terug te vinden in het midden van het rouwproces. Na één jaar kan hij met plezier vertellen over vroeger. Hij is schilder geweest en daar vertelt hij zeer uitbundig over. Hij heeft
109
controle over zijn emoties en de herinneringen aan vroeger. Deze laatste reacties bevinden zich op het einde van het rouwproces.
Frans heeft weinig problemen ondervonden om zich in het rusthuis thuis te voelen. In het begin van zijn verblijf heeft hij zich moeten aanpassen aan het dagdagelijkse ritme, maar daar heeft hij nu geen problemen meer mee. Hij heeft het rouwproces in een sneltempo doorlopen, mede door het gezelschap van zijn vrouw. Vanaf de eerste weken heeft hij de verhuizing aanvaard en zich erbij neergelegd dat hij zijn vertrouwde omgeving moest achterlaten. Hij is zich bewust van de verhuizing en heeft zich aangepast aan het leven in het rusthuis. Frans heeft het verlies emotioneel een plaats gegeven en de draad van zijn leven terug opgenomen. Hij kijkt de toekomst hoopvol tegemoet.
2.2.16.2 De emotionele beleving van de resident
Bij Frans is de balans van de negatieve en positieve gevolgen zeker in evenwicht. We kunnen zelfs stellen dat de balans meer naar de positieve kant helt. Hij is immers in een omgeving terecht gekomen waarvan hij opgelucht is dat hij er verblijft. Hij kan telkens om hulp roepen, waarbij hij dan die zorg ontvangt die hij nodig heeft. De woonruimte in het rusthuis past beter bij zijn huidige situatie. Frans moet ook minder beroep doen op zijn kinderen. Het enige negatieve dat hij aan de verhuizing heeft ondervonden, is het achterlaten van zijn vertrouwde omgeving en hier heeft hij zich snel aan aangepast. Frans heeft duidelijk een aanpassingsproces doorlopen, maar dit proces heeft bij hem niet veel tijd in beslag genomen.
We kunnen hier spreken van een gedeeltelijk gedwongen verhuizing. Zijn verhuizing naar het rusthuis is echter wel ingegeven door de situatie, maar hij besefte dat het onverantwoord was om nog alleen thuis te blijven. Hij weet dat een rusthuisopname de beste oplossing was. Frans heeft de stap naar het rusthuis eerder als een opluchting ervaren. Hij hoeft zich nu niet meer te bekommeren om de huishoudelijke taken, wat hij voordien wel moest doen. Daarbij droeg hij nog zorg voor zijn vrouw. Dit kan hij nu met een gerust gevoel in handen geven van het personeel. In het begin van zijn verblijf heeft hij het wel moeilijk gehad, maar dat is vlug voorbij gegaan. Samen met zijn vrouw voelt hij zich nu thuis in het rusthuis.
110
2.2.16.3 De hulp van anderen en de woonbeleving
De kinderen van Frans hebben met hem gesproken over een mogelijk verhuizing naar het rusthuis, maar zij hebben uiteindelijk de beslissing genomen. Het tweede patroon dat in de theorie beschreven staat, is hierop het meest van toepassing. In de theorie wordt ook aangegeven dat de ouders later tot het besef komen dat ze toch beter meer hun mening hadden meegedeeld, maar Frans voelt dit niet zo aan. Hij vindt dat zijn kinderen de juiste keuze hebben gemaakt, hij vertrouwt ze voor de volle honderd procent.
Frans is sinds zijn verblijf in het rusthuis van huisarts moeten veranderen en dat vond hij wel spijtig. Toch heeft hij zich helemaal aangepast aan zijn nieuwe dokter. Frans heeft zelfs met zijn nieuwe dokter over de verhuizing gepraat. Hij vindt dat de nieuwe huisarts voldoende tijd vrijmaakt om met hem te praten. Hetzelfde geldt voor de pastoor van in het rusthuis. Ook met hem heeft hij over dit onderwerp gesproken.
De eerste dag van zijn verblijf in het rusthuis werd hij goed opgevangen door het personeel. Het onthaal heeft een goede indruk op hem nagelaten. Deze indruk heeft volgens de theorie een positieve invloed op het verdere verblijf in het rusthuis. Dit kan Frans zeker beamen. Het personeel respecteert hem en hij kan goed met hen praten. Deze contacten vindt hij heel belangrijk. Hij kan zowel een ernstig gesprek met hen aanknopen, maar af en toe wordt er ook eens gelachen. Hetzelfde geldt voor de vrijwilligers.
Zijn kinderen komen regelmatig op bezoek en zijn zoon komt elke maandag langs om de propere was terug te brengen. Naar dit bezoek kijkt Frans enorm uit. Van zijn zoon en schoondochter krijgt hij veel steun. Tegenover de kamer van Frans verblijft een andere bewoonster waarmee hij het goed kan vinden. Dit contact heeft een positief effect op zijn verblijf. De theorie geeft ook duidelijk weer dat deze contacten erg belangrijk kunnen zijn. Frans kent niet zoveel medebewoners, omdat hij alleen naar de namiddagactiviteit gaat als er iets speciaals te doen is. Andere momenten blijft hij liever bij zijn vrouw op zijn kamer of gaat hij met haar een wandeling maken.
Frans heeft in het begin van zijn verblijf een andere kamer gekregen, maar die vond hij te klein om samen met zijn vrouw te verblijven. Het wooncomfort is erop vooruitgaan, vanaf het moment dat hij, samen met zijn vrouw, naar een grotere kamer is verhuisd. Over alle andere aspecten van de woonbeleving is hij tevreden. Het uitzicht vanuit zijn kamer bevalt hem erg 111
goed en de omgeving is ideaal om te gaan wandelen met zijn vrouw. Hij kon het niet beter treffen. De levensomstandigheden in het rusthuis zijn voor hem ook duidelijk in orde.
2.2.16.4 Reflectie
Frans is samen met zijn vrouw naar het rusthuis verhuisd. Volgens mij is dit één van de belangrijkste redenen dat hij zich hier onmiddellijk heeft thuis gevoeld. Het heeft dus duidelijk een gunstige invloed op het verblijf in het rusthuis. Het is altijd aangenamer om als echtpaar naar een rusthuis te verhuizen. Jammer genoeg is dit niet meer voor iedereen weggelegd. Het contact met de mensen die de bewoner al kent, is zeer belangrijk en daar moet ook de nodige aandacht aan worden besteed.
2.2.17 Interview met Helena
Helena verblijft ongeveer anderhalf jaar in het rusthuis. Zij heeft altijd op een boerderij gewoond, samen met haar man. Toen haar man enkele jaren geleden stierf, stond ze er helemaal alleen voor. Ze kreeg wel hulp van haar kinderen, maar haar huis werd stilaan te groot. Helena kreeg moeite met stappen en kreeg wekelijks het wit-geel-kruis over de vloer. Na enige tijd is zij opgenomen in het ziekenhuis en is daarna rechtstreeks naar het rusthuis verhuisd.
Haar kinderen hebben een rusthuis voor haar gezocht, maar Helena wist hiervan en heeft er ook mee ingestemd. Na overleg leek het rusthuis in Nieuwerkerken de beste oplossing. Haar kinderen wonen hier niet ver vandaan en Helena kende het rusthuis. In het begin had ze nog gehoopt om terug naar haar huis te gaan en dat het met de hulp van het wit-geel-kruis nog wel zou lukken. Ze vond het dan ook spijtig dat dit niet meer mogelijk was. Ondanks het feit dat ze wist dat ze naar het rusthuis zou verhuizen, is alles voor haar toch redelijk snel gegaan. Ze was een beetje angstig voor wat er allemaal ging gebeuren, maar toch heeft ze zich niet verzet tegen de verhuizing. Haar kinderen hadden op voorhand een rondleiding gekregen. Helena heeft tijdens haar verblijf met alles kunnen kennis maken.
Helena heeft zich na anderhalf jaar goed aangepast in het rusthuis, maar ze vindt het thuis toch nog altijd beter omdat ze daar kon doen wat ze wou. In het rusthuis ervaart ze dit op een heel andere manier. Ze gaat en staat waar ze wil, maar toch zijn er bepaalde uren waarop 112
bijvoorbeeld de verpleging komt, het middagmaal wordt opgediend, … Ze woont nu graag in het rusthuis, maar mist haar vroegere omgeving nog steeds. Het contact met de buren mist Helena wel en ze vindt het spijtig dat deze niet meer op bezoek komen. Ze heeft daar toch jarenlang gewoond en zoveel mooie momenten met hen samen beleefd. In het begin zocht ze niet veel contact met haar medebewoners, omdat ze zich nog niet goed in haar vel voelde. Nu begint ze stilaan meer contact te zoeken met de anderen. Helena zit meestal in de grote dagzaal, waar ze dan eens kan babbelen met diegene die ze kent. Ze kijkt daarbij graag naar de activiteiten die er elke namiddag zijn, maar ze doet liever niet zelf mee. Alles in het oog houden is voor haar genoeg en zo krijgt ze haar tijd goed om. Elke namiddag ziet ze de vrijwilligers, maar een echt goed contact met hen heeft ze niet. Dit vindt Helena ook niet zo erg, omdat ze genoeg andere mensen kent.
Ze heeft altijd op een boerderij gewoond, waardoor ze niet zoveel buren en vrienden had. Over de verhuizing naar het rusthuis heeft ze met hen geen enkel woord gesproken, ook nu nog steeds niet. Enkel met haar familie heeft ze het hierover gehad. Met haar huisarts of met de pastoor heeft ze er nooit over gepraat. Helena is wel blij dat ze nog steeds haar huisarts heeft van vroeger. Ze had het niet fijn gevonden om nu nog een andere huisarts te krijgen.
De kinderen van Helena komen haar dagelijks bezoeken en daar hecht ze enorm veel belang aan. Ze vindt het fijn dat ze haar nog niet vergeten zijn. Helena was in het begin bang dat haar kinderen weinig op bezoek zouden komen, maar dit is dus zeker niet het geval. Zowel haar kinderen als haar kleinkinderen komen haar opzoeken. Ze heeft een goede band met haar kinderen en is steeds blij om hen te zien. Ook met het personeel kan ze goed opschieten. Vanaf de eerst dag werd Helena goed opgevangen en wanneer ze iets nodig heeft, mag ze altijd een seintje geven. Als de tijd het toelaat, komt het personeel een praatje maken. Helena is ook tevreden over haar kamer en is blij dat ze uitkijkt op de straat. Net zoals vroeger woont ze nog steeds in een rustige omgeving en dit bevalt haar wel.
2.2.18 Bespreking
2.2.18.1 Het rouwproces
In het begin van haar verblijf was ze angstig voor wat er allemaal ging gebeuren. Het was een heel nieuwe omgeving en dit was Helena niet gewoon. Toch werd ze niet geconfronteerd met 113
extreme gevoelens, zoals zelfdoding. De theorie geeft weer dat ook dit gevoel kan voorkomen in het begin van het rouwproces. Helena hoopte dat ze na verloop van tijd terug naar huis zou kunnen gaan. Dit verlangen naar de situatie die verloren is gegaan, is kenmerkend voor het midden van het rouwproces. Toch komt dit verlangen bij Helena al in het begin van het rouwproces aan bod. Andere gevoelens zoals een eenzaamheidsgevoel, depressiviteit, … zijn bij Helena niet terug te vinden. Helena heeft het einde van het rouwproces bereikt, maar toch mist ze op bepaalde momenten haar vroegere omgeving. Dit is een normaal verschijnsel. Het wil niet zeggen omdat iemand zich geïntegreerd heeft in het rusthuis, dat hij niet meer mag terugdenken aan vroeger.
In het begin van haar verblijf heeft ze het moeilijk gehad, maar na verloop van tijd heeft ze zich goed aangepast. Helena beseft duidelijk dat er een verlies is geleden. In het begin heeft ze toch problemen ondervonden om het verlies gevoelsmatig te aanvaarden. Naderhand is dit haar gelukt, ook al mist ze soms haar oude omgeving nog. Ze heeft zich aangepast aan het nieuwe ritme en het leven dat ze nu leidt. Helena heeft het verlies verwerkt en kan er op een goede manier mee omgaan. Het opnieuw oppakken van de draad van haar leven, is in de theorie op het einde van het rouwproces terug te vinden.
2.2.18.2 De emotionele beleving van de resident
Helena heeft afstand moeten nemen van haar vertrouwde omgeving en allerlei sociale verbanden en contacten moeten afbreken. Ze krijgt nu wel de zorg die ze nodig heeft, dus de balans van positieve en negatieve gevolgen van de verhuizing zijn in evenwicht. De theorie geeft weer dat wanneer deze balans in evenwicht is, dit een gunstig effect heeft op het verwerkingsproces van de resident.
Bij Helena kunnen we spreken van een gedeeltelijk gedwongen verhuizing. Helena kreeg moeite met stappen en werd noodgedwongen in het ziekenhuis opgenomen. De situatie heeft de beslissing van een verhuizing in de hand gewerkt. Toch heeft Helena inspraak gehad in de beslissing, maar de keuze was uiteindelijk buiten de eigen wil om. Ze was liever nog bij haar thuis gebleven, maar de situatie liet dit jammer genoeg niet meer toe.
Ze vond de verhuizing naar het rusthuis een moeilijke stap. Helena heeft in het begin problemen ondervonden om zich aan de nieuwe verblijfplaats en het nieuwe bestaan aan te passen. Ze had vooral problemen om alles achter te laten. Ondanks het feit dat haar kinderen 114
toch grotendeels de beslissing hebben genomen om Helena te laten opnemen in een rusthuis, voelt ze zich niet in de steek gelaten. De theorie spreekt dit echter tegen.
2.2.18.3 De hulp van anderen en de woonbeleving
Bij Helena kunnen we patroon één en twee, van de bijdrage die de kinderen leveren bij de verhuizing, combineren. In de theorie is terug te vinden dat bij patroon één de kinderen alles regelen en de ouders alles uit handen nemen. De kinderen hebben de opname in het rusthuis inderdaad zelf geregeld, maar toch wist Helena hiervan en heeft ze ermee ingestemd. Vandaar dat het tweede patroon ook van toepassing is op de situatie van Helena, namelijk dat de kinderen met hun ouders overleggen maar ze in een welbepaalde richting duwen.
Helena heeft nog steeds haar huisarts van vroeger en daar is ze enorm blij mee. Ze had niet graag van huisarts willen veranderen. Ondanks het feit dat ze een goede band heeft met haar dokter, heeft ze toch nooit over de verhuizing gepraat. Ook niet met de pastoor van haar vroegere gemeente. Hier had ze geen behoefte aan. Ze had wel nood aan een gesprek met haar kinderen over dit onderwerp. Met het personeel heeft ze hier ook nog nooit over gesproken. Met het personeel kan Helena thans goed opschieten. De eerste dag van haar verblijf werd ze heel goed opgevangen. Regelmatig komt het personeel een praatje maken, als de tijd dit toelaat. Dit vindt Helena zeer aangenaam. Dit alles heeft een gunstig effect op haar verblijf in het rusthuis. Ze heeft tijdens haar verblijf een rondleiding gekregen en met iedereen kennis gemaakt. Met de vrijwilligers heeft ze ook kennis gemaakt, maar hier heeft ze niet zo een goed contact mee, maar dit vindt ze niet erg. Helena zit overdag meestal in de grote dagzaal. Aan de activiteiten die er plaatsvinden doet ze niet mee, ze kijkt liever toe.
Haar kinderen komen haar dagelijks bezoeken en hier hecht ze veel belang aan. De familierelaties vindt ze belangrijker dan de vriendschapsrelaties. Helena had vroeger niet veel vrienden en buren maar met de buren die ze had, kon ze goed opschieten. Helena vindt het spijtig dat deze haar niet meer komen opzoeken. Ze heeft er zich ondertussen wel bij neergelegd.
Helena heeft altijd op een boerderij gewoond en is de open velden en de groene omgeving gewoon. De woonomgeving van het rusthuis bevalt haar wel, omdat het niet in het midden van de stad ligt en als ze wil kan ze in de tuin gaan wandelen. Over haar kamer is ze ook
115
tevreden. Ze heeft geen bepaalde eisen gesteld ten opzicht van haar verblijf. Met de woonbeleving en de levensomstandigheden heeft ze dus geen enkel probleem.
2.2.18.4 Reflectie
Ik denk dat het rusthuis prachtig gelegen is voor iemand die op het platteland heeft gewoond. Het rusthuis bevindt zich in een ‘groene’ omgeving en er is de gelegenheid om te gaan wandelen in de tuin. Ik merkte dat dit voor Helena heel belangrijk is. Ik veronderstel dat het een hele aanpassing zou zijn, wanneer ze in een rusthuis moest verblijven dat in de stad was gelegen.
2.2.19 Interview met Doris
Doris verblijft iets meer dan een jaar in het rusthuis. Ze is verlamd tot net onder haar armen en heeft elke dag verzorging nodig. Ze heeft geen familie meer en dus heeft ze zelf besloten om naar een rusthuis te verhuizen. Het was niet meer mogelijk om nog alleen thuis te blijven en dat er dag en nacht opvang voor haar zou zijn. Doris is tot het besef gekomen dat een verhuizing de enige oplossing was. Ze heeft op voorhand een rondleiding gekregen in het rusthuis en vanaf dat moment voelde ze dat alles goed zou komen. Het onthaal tijdens haar opname was immers goed verlopen. Ze heeft zelf de beslissing genomen om naar een rusthuis te verhuizen, vandaar dat ze er ook aan heeft kunnen wennen. Ze was opgelucht toen ze haar belde dat er een kamer vrij was en dat ze mocht verhuizen naar het rusthuis.
Doris heeft erg graag gezelschap en is heel sociaal aangelegd. Omwille van die reden was ze heel vlug geïntegreerd in het rusthuis. Ze maakte vlot contact met de andere medebewoners en het personeel. Met sommige bewoners vindt ze het wel moeilijk om een gesprek aan te knopen, maar dat houdt haar niet tegen. Ze hecht veel belang aan de contacten met de medebewoners, omdat ze geen familie meer heeft en dus van hen ook geen bezoek meer krijgt. Doris krijgt nog regelmatig haar buren en vrienden over de vloer. Vroeger was ze lid van een vereniging en die personen komen haar nog vaak een bezoekje brengen. Dit vindt Doris heel aangenaam en ze zou het spijtig vinden als ze geen bezoek meer zou krijgen. Ze verblijft het merendeel van de dag in de dagzaal, waar ze een babbeltje kan slaan. Doris heeft ook geen enkel probleem met het dagdagelijkse ritme. Ze vindt dit juist goed, omdat er dan meer
116
structuur aanwezig is. ’s Middags en ’s avonds eet ze liever in groep omwille van het gezelschap. Alleen op de kamer blijven vindt ze maar niets.
Met het personeel kan Doris goed opschieten en wanneer ze iets aan hen vraagt, helpen ze haar met plezier. Ze heeft veel uitleg gekregen over het rusthuis en heeft met vele personeelsleden kennis gemaakt. Het gaf haar een gerust gevoel dat iedereen zo vriendelijk was. Doris had geen wensen ten aanzien van haar verblijf, ze wilde alleen de verzorging krijgen die ze nodig had. Met betrekking tot het comfort had ze geen verwachtingen. Haar kamer is groot genoeg voor haar en het uizicht bevalt haar goed. Wanneer ze zich op haar kamer verveelt, gaat ze regelmatig naar de activiteiten die in de namiddag georganiseerd worden. Doris vindt dit een nuttig tijdverdrijf en zou het niet meer kunnen missen.
Het heeft slechts enkele weken geduurd, vooraleer Doris haar hier echt thuis voelde. Enkel de eerste twee weken was het voor haar een beetje aanpassen, maar omdat ze er zelf voor gekozen had, wist ze wat er allemaal kon gebeuren. Ze had op voorhand al een gesprek gehad met haar huisarts, waar ze het goed mee kon vinden. Omwille van praktische redenen is Doris van huisarts moeten veranderen, maar na enige aanpassing is ze nu ook tevreden met haar huidige dokter. Met de pastoor van haar vroegere gemeente heeft ze geen behoefte gehad om over de verhuizing te praten.
2.2.20 Bespreking
2.2.20.1 Het rouwproces
Bij Doris kunnen we niet echt spreken van een rouwproces. Ze heeft alleen gevoelens van opluchting ervaren. Doris had zelf de beslissing genomen om te verhuizen en slechts enkele weken na haar opname, voelde ze zich al thuis in het rusthuis. De eerste twee weken was het wel een beetje wennen aan de nieuwe omgeving, maar andere gevoelens zijn niet aan bod gekomen. Ze is niet verdrietig geweest of angstig voor de nieuwe omgeving. Gevoelens van woede en eenzaamheid zijn bij Doris niet op te merken. Ze verlangt ook niet meer naar haar vroegere situatie. Ze is tevreden met haar verblijf in het rusthuis. Ze vertelt met plezier over vroeger en ze heeft controle over haar gedachten en herinneringen.
117
De rouwtaken heeft Doris glansrijk doorstaan. Ze heeft het verlies aanvaard en zich aangepast aan het nieuwe leven, waar het verlies geen deel meer van uitmaakt. Doris heeft het verlies verwerkt en er de nodige tijd en energie in gestoken om het emotioneel een plaats te geven. Doris heeft de draad van haar leven terug opgenomen, zonder dat zij daarin belemmerd wordt door haar gevoelens, gedachten en gedragingen omtrent het verlies. Doris heeft zich aangepast aan het feit dat zij aan een toekomst moet bouwen, waar het verlies geen deel meer van uitmaakt. Het verlies kan toch nog een belangrijke plaats in iemand zijn leven innemen, ook al heeft die persoon het verlies verwerkt.
2.2.20.2 De emotionele beleving van de resident
De balans van de positieve en negatieve gevolgen helt duidelijk naar de positieve kant. Doris krijgt hierdoor veel positieve energie die haar helpt om zich aan te passen in het rusthuis. Doris krijgt nu de zorg waarvan ze vroeger niet optimaal kon genieten. De woonruimte past ook beter bij haar huidige situatie. Zij vindt het niet zo erg dat ze afstand heeft moeten nemen van haar vertrouwde omgeving.
Doris is naar het rusthuis verhuisd, omdat het niet meer mogelijk was om nog alleen thuis te blijven. Ze heeft nu nog steeds veel verzorging nodig, omwille van haar verlamming. Doris heeft de beslissing om te verhuizen op een vrijwillige basis genomen, maar toch kunnen we niet spreken van een geheel of gedeeltelijk vrijwillige verhuizing, omdat de situatie Doris ertoe gedwongen heeft om deze keuze te maken. Een gedeeltelijk gedwongen verhuizing sluit hier beter bij aan. Doris begrijpt immers dat het onverantwoord is om nog alleen thuis te blijven. Doris heeft de stap naar het rusthuis als een opluchting ervaren. Ze heeft nooit negatief gestaan tegenover een opname in het rusthuis. Doris voelt zich nu veilig in het rusthuis.
2.2.20.3 De hulp van anderen en de woonbeleving
Doris heeft geen kinderen en heeft de beslissing om te verhuizen naar een rusthuis in haar eentje genomen. De drie patronen die in de theorie beschreven staan, met betrekking tot de bijdrage van de kinderen, zijn voor haar hier niet van toepassing. Als we toch een patroon moeten kiezen, is het derde patroon het meest geschiktst namelijk daar waar de kinderen zich laten leiden door de beslissing van de ouders. Doris heeft immers zelf de beslissing genomen.
118
Hierdoor kan ze zich vlugger thuis voelen en bepaalde dingen vlugger loslaten. Dit is zeker van toepassing bij Doris.
Het onthaal en de rondleiding die ze vooraf heeft gekregen, hebben een goede indruk op haar nagelaten. Ze voelde dat alles in orde zou komen en dat ze haar in het rusthuis vlug thuis zou kunnen voelen. Dit is naderhand ook zo verlopen. Het personeel heeft daar zijn steentje in bijgedragen, door uitleg te geven over het rusthuis en door regelmatig een praatje te komen maken. Doris vond dat iedereen heel vriendelijk was en dit is nu nog steeds zo.
Doris heeft geen familie meer, maar ze krijgt veel bezoek van haar vrienden en buren. Deze bezoeken hebben een positief effect op haar verblijf. Doris heeft graag gezelschap en daarom probeert ze ook zoveel mogelijk contact te leggen met andere bewoners en volgt ze de namiddagactiviteiten mee. De theorie geeft weer dat al deze aspecten een gunstige invloed op het verblijf kunnen hebben.
Met haar huisarts heeft Doris een heel goede band. Ze is blij dat ze met haar huisarts over de verhuizing heeft kunnen praten. Dat heeft haar deugd gedaan. Spijtig genoeg is ze van huisarts moeten veranderen, maar haar nieuwe dokter valt ook heel goed mee. Met de pastoor heeft ze geen behoefte gehad om hierover te praten.
Over de woonbeleving heeft ze niets aan te merken. Het rusthuis is goed gelegen en haar kamer met het daarbij horende uitzicht bevalt haar goed. Doris had geen wensen ten aanzien van haar verblijf
2.2.20.4 Reflectie
Doris was één van de weinige bewoners die zo enthousiast over haar verblijf in het rusthuis vertelde. Ze heeft zich heel vlug aangepast aan haar nieuwe omgeving. Na enkele weken voelde ze haar helemaal thuis. Doris zit ook veel in met de andere bewoners. Dat merkte ik toen ze haar verhaal aan het vertellen was. Doris denkt niet alleen aan zichzelf, maar wil andere bewoners zich ook thuis laten voelen in het rusthuis. Dit is niet voor iedereen weggelegd. De meeste residenten hebben het al moeilijk genoeg om hun verblijf zelf te aanvaarden, laat staan om anderen daarmee te helpen.
119
2.3
Besluit
Dit praktische hoofdstuk heeft gezorgd voor een duidelijker beeld omtrent het integratieproces van de residenten in het rusthuis. Het geeft weer dat niet elke bewoner zich onmiddellijk thuis kan voelen, anderen hebben hier weinig problemen mee. Vele aspecten kunnen dit in de hand werken. Na elk interview heb ik, aan de hand van de voorgaande hoofdstukken, de theorie gekoppeld die er aan gelinkt kan worden. Hierna heb ik telkens een korte reflectie gegeven.
120
Hoofdstuk 3: Conclusies en kritische bedenkingen
3.1
Inleiding
In dit laatste hoofdstuk van mijn praktisch gedeelte wil ik, aan de hand van de verwerking van mijn interviews, per aspect een algemene conclusie formuleren. Hieraan koppel ik mijn eigen visie omtrent dat aspect. Ik wil duidelijk weergeven welke de aandachtspunten zijn, met betrekking tot het integratieproces in het rusthuis, en hoe ik daar tegenover sta.
3.2
Conclusies met betrekking tot het rouwproces
In het eerste theoretische hoofdstuk heb ik het rouwproces aangehaald. Na het onderzoek naar het integratieproces in het rusthuis kan ik hier duidelijk een besluit uit trekken. De theorie schrijft een aantal fasen voor die een rouwende zou ‘moeten’ doorlopen als hij geconfronteerd wordt met een verlies. Aan de hand van de tien interviews die ik van de rusthuisbewoners heb afgenomen, kom ik tot het besluit dat slechts twee residenten het nog moeilijk hebben met hun verblijf en het rouwproces nog niet volledig hebben doorlopen. De overige acht bewoners hebben het verlies rond de verhuizing aanvaard en voelen zich thuis in het rusthuis. Ik heb met geen enkele bewoner gesproken die zich absoluut niet goed voelde in het rusthuis. Van diegene die het rouwproces helemaal doorlopen hebben, kan het wel nog voorkomen dat wanneer zij aan de verhuizing terugdenken het nog eventjes moeilijk hebben, maar dit hebben zij voldoende onder controle.
De rouwreacties die de theorie voorschrijft, komen niet allemaal tot uiting. Na het onderzoek heb ik opgemerkt dat er emoties zijn die vaak terug naar voor komen, andere gevoelens komen helemaal niet ter sprake. De reacties die de meeste rusthuisbewoners benoemen zijn de volgende: ontkenning en ongeloof, angst, verdriet, opluchting, eenzaamheid en controle over de gedachten en herinneringen. Gevoelens van zelfdoding, woede, emotionele verdoving, schuldgevoelens, lusteloosheid, depressiviteit, concentratie –en geheugenproblemen, … kwamen slechts eenmalig of zelfs helemaal niet aan bod. Er was ook een resident die het gevoel van nieuwsgierigheid aanhaalde. Dit gevoel is niet in de theorie terug te vinden. Het kan dus voorkomen dat een bewoner andere emoties voelt dan die in de theorie zijn beschreven. 121
Er zijn telkens bepaalde gevoelens die kenmerkend zijn voor het begin, het midden en het einde van het rouwproces. Uit mijn onderzoek blijkt dat verscheidene gevoelens in de verschillende fasen kunnen voorkomen. Vooral het gevoel van opluchting komt zowel in het begin als in het midden van het rouwproces naar voor. Dit geeft duidelijk weer dat er geen vast stramien is voor de volgorde van bepaalde gevoelens. De ene bewoner voelt zich in het begin van zijn verblijf eenzaam en de andere voelt dit pas in het midden van het rouwproces. Dit is afhankelijk van persoon tot persoon.
De vier rouwtaken volgens William Worden, zijn niet bij elke resident goed te onderscheiden. De acht bewoners die de verhuizing hebben aanvaard, hebben deze rouwtaken wel doorlopen maar het is moeilijk om ze afzonderlijk bij hen op te merken. Meestal lopen ze in elkaar over en beseffen de residenten zelf niet eens dat ze een rouwtaak hebben vervuld. Aan de hand van hun verhaal heb ik telkens proberen te achterhalen of ze alle rouwtaken hebben vervuld of welke taken ze nog moesten ondergaan. Van de tien residenten waren er zich negen van bewust dat er een verlies was geleden. De eerste rouwtaak rond het aanvaarden van het verlies sluit hierbij aan. Het gevoelsmatig aanvaarden van het verlies is wel een andere zaak. Velen hebben zich hier doorheen het rouwproces voor ingezet en tijdens de laatste fase volbracht. Toch was er één bewoner die het er nog steeds moeilijk mee had om het verlies op emotioneel vlak te accepteren. De rouwtaak die hierop volgt, namelijk het ervaren van de gevoelens en reacties die volgen op het verlies, heeft geen enkele bewoner echt problemen mee ondervonden. De derde en de vierde taak, met betrekking tot het aanpassen aan een nieuw leven en de draad terug opnemen, hebben de meeste bewoners beantwoord. Slechts twee residenten zijn hier nog niet toe gekomen.
In de kanttekening bij het rouwproces wordt gesuggereerd dat het rouwproces op een wetmatige manier verloopt. Na de interviews kan ik met zekerheid zeggen dat niet elke bewoner het rouwproces op dezelfde manier doorloopt. Er zijn bewoners die zich na enkele weken al thuis voelen, anderen hebben het er na vijf jaar verblijf in het rusthuis soms nog moeilijk mee.
Over het algemeen kan ik dus stellen dat er zeker rouwreacties en rouwtaken zijn, die in de theorie beschreven worden, en die terugkomen in de praktijk. Toch kan ik aangeven dat het rouwproces niet helemaal volgens ‘het boekje’ verloopt en dat het veelal persoonsgebonden is. Er zijn duidelijk kenmerken terug te vinden, al kan het wel zijn dat het in de praktijk op een andere moment in het rouwproces aan bod komt. 122
3.2.1
Eigen visie
Ik vind het bewonderenswaardig dat de meeste ouderen in het rusthuis het rouwproces op een succesvolle manier hebben doorlopen. Dit had ik eigenlijk niet verwacht. Ik dacht dat er meer bewoners waren die zich nog niet bij hun verblijf in het rusthuis hadden neergelegd. De meeste bewoners hebben het in het begin van hun verblijf toch een beetje moeilijk, maar dat is best te begrijpen. Het moet niet eenvoudig zijn om de stap naar het rusthuis te zetten. Voor veel mensen lijkt dit evident, maar dit is zeker niet het geval.
Ik denk dat de meeste ouderen het zo al moeilijk genoeg hebben als er iets verandert. Er zijn ouderen die het nog niet kunnen verdragen als hun koffietas op een andere plaats in de kast staat. Hoe moeten ze zich dan voelen als hun hele omgeving verandert? Tegenwoordig verandert er zoveel voor hen, want er zijn bepaalde dingen die ze vroeger zelfs niet kende en waarmee ze nu moeten leren omgaan. Denk maar aan het internet, de mobiele telefoons, … Er komt enorm veel op hen af. Het enige waar ze nog mee vertrouwd zijn, is hun huis en wanneer ze dit dan nog eens verliezen, kan dit een zware klap voor hen zijn.
Waar ik vooral van geschrokken ben, is dat het niet wil zeggen omdat iemand al meerdere jaren in een rusthuis verblijft dat hij het verlies al verwerkt heeft. Ik dacht dat doorheen de jaren het verlies gemakkelijker te accepteren was, maar dit is niet voor iedereen van toepassing. Er is een resident die zich na een lange tijd in het rusthuis nog steeds niet goed voelt in haar vel. Anderen voelen zich na enkele weken al helemaal thuis. Deze resultaten had ik niet verwacht. Ik heb hierover nagedacht, maar weet niet wat er aan de basis kan liggen. Ik veronderstel dat wanneer een bewoner zich met man en macht tegen de verhuizing verzet, er altijd wel problemen mee zal hebben dat hij niet meer in zijn vertrouwde omgeving kan wonen.
Ik moet eerlijk toegeven dat ik vroeger niet had stilgestaan met het feit dat een verhuizing naar het rusthuis vergeleken kon worden met het rouwproces. Wanneer ik nu echter de resultaten bekijk, komen vele aspecten terug. Ik denk dat er nog veel mensen zijn die zich hiervan niet bewust zijn. Ik vind het belangrijk dat dit onderwerp aan bod komt en dat er geen taboe meer is om hierover te praten. Toch denk ik dat dit nog steeds zo is. Wanneer velen iets horen over ‘rouw’ of ‘verlies’ zijn ze erg terughoudend. Nu is natuurlijk de vraag: waarom is dit zo? Durven de mensen hier niet over praten of willen ze er niet over praten?
123
3.3
Conclusies met betrekking tot de emotionele beleving van de resident
De theorie haalt aan dat we een verhuizing naar het rusthuis kunnen opvatten als een meervoudig verlies. Ik kan met zekerheid zeggen dat de residenten het ook zo ervaren. De bewoner verliest niet alleen zijn vertrouwde omgeving maar ook zijn vrienden, zijn buren, zijn huisdieren, een stukje van hun vrijheid door het opgelegde ritme, …
Stress wordt als één van de gevolgen van een verhuizing opgegeven. Toch heb ik dit in mijn onderzoek zo niet ervaren. De tien bewoners die ik heb geïnterviewd, hebben helemaal geen stress ervaren. Ze hebben wel spanningsvolle momenten gekend, maar van stress kunnen we hier zeker niet spreken. Er wordt ook aangegeven dat ouderen niet graag over hun gevoelens praten. Toch heb ik hier weinig van gemerkt. Ik heb slechts met één bewoonster gepraat, waarbij het gesprek moeizamer verliep. Ze gaf ook duidelijk aan dat ze niet graag over de verhuizing naar het rusthuis praatte. In de mate van het mogelijke heb ik het gesprek proberen verder te zetten en verder haar mening hieromtrent gerespecteerd.
Normaal gezien moet de balans van positieve en negatieve gevolgen die met de verhuizing samengaan in evenwicht zijn. Wanneer dit het geval is, heeft dit een positieve invloed op het rouwproces. Van de tien geïnterviewde zijn er zes bewoners waarbij de balans in evenwicht is. Bij drie residenten helt de balans eerder naar de positieve kant en slechts bij één resident neemt het negatieve de bovenhand. Uit mijn onderzoek is wel zichtbaar dat de bewoners waarvan hun balans in evenwicht is, hun integratieproces vlugger hebben doorstaan. Bij de residenten waar de balans meer naar de positieve kant helt, is er ook een gunstige invloed op het proces. De belangrijkste aspecten die in deze balans aan bod komen en die een positieve energie bij hen vrijmaakt zijn de volgende: de zorg ontvangen die bij zelfstandig wonen niet optimaal kan worden gegeven en het minder beroep hoeven te doen op hun kinderen. De meest voorkomende aspecten die een negatieve energie teweeg brengen zijn: afstand moeten doen van het vertrouwde milieu, vrienden en buren moeten achterlaten, allerlei sociale verbanden en contacten moeten afbreken. Bij deze negatieve aspecten staat ook het niet kunnen meenemen van een huisdier. Over het algemeen waren de huisdieren van de geïnterviewde bewoners, op het moment van de verhuizing naar het rusthuis, al overleden. Wanneer dit niet het geval was, besefte de residenten dat het niet haalbaar was om een huisdier in een rusthuis te houden.
124
De eerste en de tweede vorm van agressie wordt in de theorie verduidelijkt. Van de tien bewoners waarvan ik een interview heb afgenomen, hadden ze het allemaal moeilijk met het ouder worden. Dit is de eerste vorm van agressie. Er was een bewoner die zelfs heel duidelijk aanhaalde dat hij het er moeilijk mee had dat hij zijn activiteiten van vroeger niet meer kon uitoefenen. Hij was schilder en heeft vele schilderijen gemaakt. Nu heeft hij zelfs moeite om iets neer te schrijven en dit vindt hij heel erg. Het is altijd zijn droom geweest om te tekenen en nu hij het niet meer kan, doet dat pijn.
Wanneer ik het na de verhuizing over de verandering van gewoonten en gedrag heb, kan ik aangeven dat het voor de bewoners niet altijd even eenvoudig is om met anderen samen te leven die een andere levensgeschiedenis met zich meedragen. Bij de tien geïnterviewde bewoners zijn zeker twee residenten die soms liever op hun kamer blijven, omdat ze de sociale contacten op die momenten niet zien zitten. Het is afhankelijk van de karakters van de bewoners of ze goed met elkaar overeen komen of niet. De ene moment lukt dat beter dan de andere moment.
De meeste bewoners zijn naar het rusthuis verhuisd, omdat ze thuis niet meer alleen konden blijven. Dit is bij de tien geïnterviewden de meest aangehaalde reden. In de theorie kunnen we hieraan de mogelijke vormen van verhuizing koppelen. Van de tien bewoners is er maar één resident waar we kunnen spreken van een geheel gedwongen verhuizing. Bij de andere residenten is het een mengelmoes van de gedeeltelijk vrijwillige en de gedeeltelijk gedwongen verhuizing. Deze twee vormen lopen vaak in elkaar over. Van de tien bewoners hebben er dus negen inspraak gehad bij de verhuizing maar toch was de beslissing meestal ingegeven door de situatie, namelijk het niet meer alleen thuis kunnen blijven.
Ondanks het feit dat er van een gedeeltelijk gedwongen verhuizing gesproken wordt, heeft niemand de opname als een gedwongen stap ervaren. Zes bewoners ervaren de stap naar het rusthuis als een moeilijk stap, de overige vier ervaren het eerder als een opluchting. Het wil dus niet zeggen omdat er sprake is van een gedeeltelijk gedwongen verhuizing, dat de residenten dit ook zo ervaren. Het blijkt dus zelfs dat er gevoelens van opluchting naar boven komen. Ze beseffen dat ze niet meer langer in hun thuissituatie kunnen verblijven en zijn opgelucht wanneer er een oplossing uit de bus valt. In het rusthuis krijgen ze immers die verzorging die de thuissituatie niet meer kan bieden. De bewoners voelen zich nu ook veiliger, omdat ze dag en nacht om hulp kunnen vragen.
125
In de theorie wordt aangehaald dat het een invloed kan hebben op het integratieproces als iemand alleen of als echtpaar naar het rusthuis verhuist. Ik heb twee bewoners geïnterviewd die samen met hun vriendin naar het rusthuis zijn verhuisd. Bij deze twee residenten is duidelijk merkbaar dat ze steun bij elkaar vinden als ze het moeilijk hebben en dit heeft een gunstig effect op het integratieproces.
Als laatste wordt er de vraag gesteld of het rusthuis een tweede ziekenhuis is. Het is mij duidelijk geworden dat dit absoluut niet het geval is. Zeker niet in Huize Sint-Jozef te Nieuwerkerken. Het ziekenhuis kan enkel met het rusthuis worden vergeleken op het gebied van de administratieve formaliteiten. Beide woonvormen moeten dag in dat uit de administratie bijhouden, dit hoort er nu eenmaal bij. Het verschil is dat er in het woonhuismodel, dat ik aan het rusthuis kan koppelen, de nadruk wordt gelegd op een goede opvang en onthaal bij de opname van de bewoner. Dit ervaren de residenten ook op deze manier. Er wordt op een andere wijze aandacht besteed aan de bewoners en het personeel houdt zich niet alleen bezig met hun verzorgende taak.
3.3.1
Eigen visie
Zoals ik had verwacht, zijn de meeste residenten naar het rusthuis verhuisd omdat ze niet meer alleen thuis konden blijven. De resultaten van mijn onderzoek kunnen dit bevestigen. Het is wel erg voor die mensen dat ze omwille van die reden hun thuissituatie moeten verlaten, maar ik denk dat een verhuizing naar het rusthuis dan de beste oplossing is.
Familieleden proberen meestal al het mogelijke te doen om hun vader of moeder zolang mogelijk in hun thuissituatie te laten verblijven. De omstandigheden laten het dus niet altijd toe om de wens van de oudere te vervullen. Vele ouderen willen namelijk zo lang mogelijk in hun vertrouwde omgeving blijven. In het begin dat de oudere begint te sukkelen met zijn gezondheid, vind ik dat al het mogelijk gedaan moet worden om zijn levensomstandigheden te verbeteren. Wanneer de hulpverlening aan huis echter niet meer mogelijk is, is het het beste dat de familie de knoop doorhakt en beslist dat de oudere naar een rusthuis verhuist. Het is niet de bedoeling dat de familieleden eronder doorgaan en dat hun gezin onder de situatie komt te lijden. Toch denk ik dat sommige familieleden het dan nog moeilijk hebben om de oudere naar een rusthuis te brengen. Schuldgevoelens kunnen dan vaak de kop op steken. De familie vindt dat zij tekort schieten. Ik denk dat ikzelf ook met dit gevoel zou worstelen, 126
vandaar dat ik mij best kan inleven in de situatie van vele familieleden. Toch moeten zij inzien dat zij al het mogelijke gedaan hebben om de oudere op te vangen en dat zij er zich zeker niet schuldig over moeten voelen dat ze die keuze genomen hebben. Wanneer een maatschappelijk werker zich hier niet in kan vinden, moet hij volgens mij de mening van de familieleden zeker en vast respecteren en oor hebben naar hun verhaal.
Bij de mogelijke vormen van verhuizing duikt de gedeeltelijk of de geheel gedwongen verhuizing op. Ik vind het heel erg wanneer een oudere naar een rusthuis moet verhuizen, zonder dat hij daar iets van af weet. Het is voor die persoon zo al moeilijk genoeg om de stap te zetten wanneer hij aan de gedachte van een verhuizing kan wennen, laat staan wanneer het onverwachts uit de hoek komt. De bijdrage van de kinderen, die in het volgende puntje besproken worden, sluit hier ook bij aan. Het minste wat de kinderen voor hun ouders kunnen doen, is hen op voorhand verwittigen van de verhuizing naar het rusthuis als de oudere er zelf niet voor gekozen heeft. Ik veronderstel dat de familie bang is om hun vader of moeder in te lichten, omdat ze niet weten hoe hij of zij hierop zal reageren. Ik vind dat zij goed moeten beseffen dat wanneer hun vader of moeder in het rusthuis terecht komt, zonder hen daarvan op de hoogte te brengen, de reactie nog erger zal zijn. Niemand wordt immers graag voor een voldomme feit gesteld. Wanneer de familie tijdens het opnamegesprek duidelijk weergeeft dat zij angst hebben om de oudere op de hoogte te brengen, kan de sociale dienst van het rusthuis hier eventueel op inspelen. Ik zou voorstellen dat de maatschappelijk werkster, in de mate van het mogelijke, de familie hierin kan begeleiden. Zo hebben zij het gevoel dat zij er niet alleen voor staan en dit kan hen moed geven om het de oudere op een rustige manier mee te delen.
Over de huisdieren die ter sprake zijn gekomen, ben ik toch wel geschrokken. Ik bedoel hiermee dat ik had verwacht dat vele bewoners het moeilijk gingen hebben om hun huisdier achter te laten. Blijkbaar is dit niet het geval. De meeste huisdieren waren wel al overleden, maar toch besefte ze allemaal goed dat het rusthuis geen plaats is voor dieren. Ik denk dus dat ze hun huisdieren van vroeger op de een of andere manier wel missen, maar begrijpen dat de situatie het nu niet mee toelaat. Een mooi initiatief hiervoor zou uit kunnen gaan van de animatie, die elke dag van de week een namiddagactiviteit organiseert. Er zouden meer activiteiten georganiseerd kunnen worden, waarbij verschillende dieren betrokken zijn. Dat de bewoners die hiervoor openstaan, terug in contact kunnen komen met de dieren. Eventueel kan er ook een uitstap georganiseerd worden, zoals naar de kinderboerderij of de zoo van Antwerpen, voor diegene die hier nog met mee kunnen meegaan.
127
3.4
Conclusies met betrekking tot de hulp van anderen en de woonbeleving
Wanneer ik de tien interviews bekijk kan ik concluderen dat de bijdrage van de kinderen een belangrijke rol speelt. Ik kan duidelijk zeggen dat er van het eerste patroon, waar de kinderen alles regelen en de ouders alles uit handen nemen, slechts één duidelijk te onderscheiden situatie is. Het tweede patroon, waar de kinderen wel overleggen maar hun ouders nadrukkelijk in een bepaalde richting sturen, is ook op maar één bewoner van toepassing. Het derde patroon, waar de kinderen zich laten leiden door de beslissing van de ouders, is op drie bewoners van toepassing. De overige vijf bewoners schommelen tussen het eerste en het tweede patroon. Kenmerken van beide patronen komen aan bod. Ik kan hieruit concluderen dat het niet altijd even eenvoudig is om één welbepaald patroon te onderscheiden.
Van de tien geïnterviewden zijn drie bewoners van huisarts moeten veranderen. Ze vonden dit allemaal heel spijtig, maar hebben zich aangepast aan hun nieuwe dokter. Acht bewoners hebben een goede band met de huisarts en zien hem als een vertrouwenspersoon. Slechts twee bewoners hechten minder belang aan zijn contact. De helft van de bewoners heeft met zijn huisarts over de verhuizing gepraat, de andere helft heeft dit niet gedaan. Van de vijf bewoners die hierover niet met hun dokter hebben gesproken, had slechts één behoefte aan een gesprek. De andere vier residenten hadden geen behoefte om over de verhuizing met hun huisarts te praten. Hieruit kan de conclusie voorvloeien dat de meeste bewoners wel liever hun vroegere huisarts hadden behouden, maar dat er slecht vijf met hem over dit onderwerp gepraat hebben. De huisarts stond wel open voor een gesprek, maar de bewoner had er zelf geen behoefte aan.
Negen van de tien geïnterviewden hebben niet over de verhuizing naar het rusthuis gepraat met hun pastoor. Eén van deze bewoners had er wel behoefte aan, maar het is er niet van gekomen. Slechts één bewoner heeft over de verhuizing naar het rusthuis met haar pastoor gepraat en was daar heel blij mee. De theorie geeft aan dat vele ouderen behoefte hebben aan een gesprek met de pastoor, maar dit blijkt niet het geval te zijn. De meeste bewoners hebben hier duidelijk geen behoefte aan.
Twee van de tien bewoners hebben, voor hun opname, een rondleiding gekregen doorheen het rusthuis. De overige bewoners hebben tijdens hun verblijf met alles kennis gemaakt. De reden hiervoor is dat meestal de familie op voorhand een kijkje in het rusthuis komt nemen, omdat ofwel de oudere niet meer zelf naar het rusthuis kan komen of omdat de oudere het op 128
voorhand niet wist dat hij naar een rusthuis ging verhuizen. Alle tien bewoners zijn tevreden over het onthaal in het rusthuis, op de dag van de opname, in hoeverre ze het zich nog kunnen herinneren. Ze hebben geen slechte ervaringen met de opvang in het rusthuis. In de theorie staat vermeld dat dit een gunstig effect heeft op het integratieproces. Dit kan ik zeker beamen.
Over het algemeen zijn de tien bewoners heel tevreden over de woonbeleving. De meeste bewoners komen uit een ‘groene’ omgeving en zijn blij dat het rusthuis rustig is gelegen met voldoende uitzicht op de tuin. Over het comfort heeft ook niemand niet te klagen. Ze geven wel aan dat het niet te evenaren is met vroeger, maar dat ze nu niet meer comfort nodig hebben aangezien de situatie. Niet elke bewoner heeft uitdrukkelijk zijn woonbehoefte geformuleerd. Er was één bewoner die had gevraagd om een kamer met veel zon, maar voor de rest zijn er geen eisen gesteld. Het woongedrag van de bewoners stemt grotendeels overeen. Er zijn maar een tweetal bewoners die soms liever eventjes alleen zitten. Hun karakter verschilt van de andere bewoners, waardoor ze zich op bepaalde momenten eventjes terug trekken. Geen van de tien bewoners heeft te klagen over de levensomstandigheden, ook als is dit begrip in de theorie moeilijk te definiëren. De bewoners zelf zien dit begrip niet zo ruim.
Van de tien geïnterviewden is slechts één bewoner die geen familie meer heeft. De andere negen residenten hebben wel nog familie, hetzij kinderen of broers en zussen. Alle bewoners hechten enorm veel belang aan de familierelaties. Zij zijn allen heel blij wanneer ze bezoek van hen ontvangen. In de theorie staat geschreven dat wanneer een bewoner veel contact heeft met zijn familie, dit geen positief effect heeft op de eenzaamheidsgevoelens. Volgens mijn onderzoek is dit helemaal niet waar en kan zelfs het tegendeel worden beweerd. Wanneer de familie van de residenten op bezoek komen, maken ze een praatje en dit heeft een gunstige invloed op het integratieproces in het rusthuis.
Bij vier van de residenten, waarvan ik een interview heb afgenomen, komen nog regelmatig vrienden op bezoek. Zij hechten hier enorm veel belang aan. Voor die ene bewoner die geen familie meer heeft, zijn de vriendschapsrelaties uitermate belangrijk. Bij de overige zes bewoners komen nog enkel familieleden op bezoek en geen vrienden meer. Slechts enkele vinden dit erg. Over het algemeen kan ik stellen dat de bewoners meer belang hechten aan de familierelaties, maar ze geven duidelijk aan dat de vriendschapsrelaties ook niet uit het oog mogen worden verloren.
129
Het contact met het personeel verloopt bij alle tien bewoners heel goed. Zij zeggen dat er altijd wel een uitzondering is, maar over het algemeen worden ze heel goed verzorgd. Daarnaast komt het personeel, wanneer er tijd voor is, een praatje maken en ze respecteren de bewoners. Geen enkele bewoner heeft te klagen over het personeel. Dit heeft uiteraard een gunstig effect op de integratie in het rusthuis, want het personeel komt dag in dag uit met de bewoners in contact. Deze resultaten komen overeen met wat de theorie voorschrijft.
De helft van de geïnterviewden hechten belang aan de contacten met de medebewoners en de vrijwilligers. De andere hebben hier minder behoefte aan en vinden het niet zo belangrijk. Slechts één bewoner had een goede band met de familieleden van een andere bewoner. De theorie geeft weer dat wanneer een resident goede contacten heeft met medebewoners en vrijwilligers dat dit de integratie in het rusthuis bevordert. Dit is zeker het geval, maar diegene die aan deze contacten minder belang hechten geven aan dat zij zich ook zonder deze mensen kunnen integreren. Er worden thans genoeg ontmoetingsmogelijkheden gecreëerd, maar de bewoners worden niet gedwongen wanneer ze niet aan de namiddagactiviteiten willen deelnemen. Eén resident gaf ook aan dat het niet altijd eenvoudig is om in contact te komen met andere bewoners, omwille van de belemmerende aspecten. Met dementerende ouderen is het bijvoorbeeld moeilijker om mee te praten en een contact mee aan te knopen.
3.4.1
Eigen visie
De onthutsende resultaten met betrekking tot de contacten met de medebewoners en de vrijwilligers hebben mij verrast. Ik had niet verwacht dat de helft van de geïnterviewden hier weinig of zelfs geen belang aan hecht. Ik dacht dat het juist omgekeerd was en dat ze aan de contacten met andere residenten juist veel hadden, omdat ze allemaal in dezelfde situatie zitten en allemaal de stap naar het rusthuis hebben gezet. Blijkbaar is dit niet het geval. De animatie doet thans hun best om zoveel mogelijk bewoners aan de activiteiten te laten deelnemen, maar ze kunnen natuurlijk niemand dwingen. Als de bewoners niet willen meegaan, dan is dat hun volste recht en dit respecteer ik ook. Ik vind het eigenaardig dat sommige bewoners liever op hun kamer alleen zijn. Wanneer ze eventjes onder de middag naar hun kamer gaan om te rusten, kan ik mij dit goed voorstellen maar wanneer een resident de hele dag op zijn kamer verblijft, kan ik dit moeilijk begrijpen. Ik denk dat iedereen toch wel enkele contacten wil, met ofwel de medebewoners en/of de vrijwilligers, maar blijkbaar denkt niet iedereen hier zo over. 130
Ik heb opgemerkt dat slechts één bewoner belang hecht aan het contact met de pastoor en ook met hem over de verhuizing naar het rusthuis heeft gepraat. Alle bewoners zijn thans gelovig, vandaar dat ik deze resultaten nogal vreemd vind. De theorie geeft ook aan dat vele mensen bang zijn om er met hem over te praten. Ik kan deze uitslagen van het onderzoek ook enkel met die reden verklaren. Ik kan geen andere oorzaak bedenken waarom de bewoners nooit over de verhuizing met hun pastoor hebben gepraat. Hier kan vanuit de organisatie in het rusthuis eventueel aan gewerkt worden. Elke dag is er in de kapel van het rusthuis een misviering. Wanneer de pastoor die deze viering voordraagt, tijd zou vrijmaken om tijdens de eerste week bij iedere nieuwe resident binnen te springen, denk ik dat die resident meer geneigd zal zijn om over de verhuizing te praten. De pastoor heeft dan al de eerste stap gezet. Wanneer de bewoners er echt niet voor open staan, dient dit uiteraard gerespecteerd te worden. Wat mij tijdens de interviews ook is opgevallen is dat alle tien bewoners vroeger wekelijks naar de kerk gingen. In het rusthuis is dit vaak niet mogelijk, omdat de misviering om 09.30 uur plaatsvindt en de meeste bewoners rond dat uur gewassen worden door de verpleging. Dit vind ik wel jammer. Het is misschien mogelijk om deze misviering op een ander tijdstip te laten doorgaan, zodat geen enkele bewoner belemmerd wordt om naar de misviering te gaan. Er moet natuurlijk rekening gehouden worden met andere momenten, zoals het middagmaal en de namiddagactiviteiten, maar ik denk dat het zeker haalbaar is om de viering op een andere ogenblik te laten doorgaan.
Ik vind het spijtig dat vele bewoners hun het onthaal de dag van de opname niet meer zo goed herinneren. Dit vind ik thans één van de vele belangrijke aspecten waar er voldoende aandacht aan besteed moet worden. Een kleinte attentie, zoals een kaartje, is ook altijd mooi meegenomen. De bewoners hechten aan deze kleine gebaren veel belang.
Persoonlijk vind ik de woonomgeving in Nieuwerkerken ideaal om een rusthuis te bouwen. Het is er rustig en het is omgeven door een tuin. Wanneer de bewoners willen, en er begeleiding beschikbaar is, kunnen ze altijd in het park langs het rusthuis gaan wandelen. In de afgesloten tuin aan het rusthuis, kunnen ze op eender welk moment naar buiten gaan. Voor diegene die enkel onder begeleiding naar buiten mogen gaan, omdat ze bijvoorbeeld wegloopgedrag vertonen, kan ik mij voorstellen dat ze soms hunkeren om eens in het park te gaan wandelen. Er is spijtig genoeg niet altijd genoeg personeel om dit meermaals per week te doen. Studenten die stage komen lopen op de verpleegkundige dienst, worden hier dikwijls voor ingezet. Dit vind ik een heel goed initiatief, omdat de studenten op deze manier met de doelgroep leren werken en tegelijkertijd de bewoners een prachtige namiddag bezorgen. 131
3.5
Besluit
In het laatste hoofdstuk heb ik de algemene conclusies weergeven aan de hand van de resultaten mijn onderzoek. De resultaten heb ik teruggekoppeld aan de theorie, maar de praktijk komt duidelijk niet altijd overeen met wat de theorie weergeeft. Hierbij aansluitend heb ik telkens mijn bedenkingen neergeschreven van hoe ik de resultaten zie en wat ik denk dat eraan gedaan kan worden om bepaalde aspecten hiervan te veranderen.
132
Algemeen besluit In mijn eindwerk staat het integratieproces van de oudere in het rusthuis centraal. Dit proces heb ik gekoppeld aan het rouwproces, waarmee iemand in aanraking komt wanneer die persoon geconfronteerd wordt met een verlies. In de inleiding komen een aantal vragen aan bod waarop ik een antwoord wou krijgen, namelijk doorlopen de ouderen dezelfde fasen? Maakt elke oudere wel een rouwproces door? Welke aspecten kunnen een invloed hebben op het integratieproces? Wordt er genoeg aandacht besteed aan deze problematiek?
Aan de hand van mijn praktische component heb ik meerdere besluiten kunnen trekken. Elke bewoner maakt duidelijk een integratieproces door, dat in zekere mate overeen komt met het aangehaalde rouwproces. Toch zijn er zeker verschilpunten aan te halen. Verschillende factoren kunnen dit in de hand werken of belemmeren. De resultaten die hieronder staan weergegeven, ben ik aan de hand van de interviews bekomen die ik van tien residenten heb afgenomen. Het afnemen en het verwerken van de interviews heeft veel tijd in beslag genomen. Uiteindelijk zijn de interviews allemaal goed verlopen, alleen moet ik wel meegeven dat vele bewoners dikwijls meer aspecten aanhaalden dan dat ik eigenlijk kon gebruiken voor mijn eindwerk. Toch heb ik ook hier veel uit geleerd.
Ik kan dus aangeven dat het rouwproces persoonsgebonden is en dat niet elke bewoner het rouwproces op eenzelfde manier doorloopt. Het verhaal van de drie bomen, dat in de inleiding is meegegeven, is hierop zeker van toepassing. De meeste bewoners hebben hun verblijf in het rusthuis aanvaard en hebben er een nieuw leven opgebouwd. Toch zijn er enkele residenten die het verblijf in het rusthuis nog niet kunnen accepteren. Dit resultaat had ik ook verwacht. Naar aanleiding van deze bewering ben ik immers over het onderwerp van mijn eindwerk beginnen nadenken. Ik wilde weten of mijn idee hieromtrent overeen kwam met de praktijk en of er voldoende begeleiding is van het personeel omtrent dit aspect. Dit is zeker het geval. De bewoners worden goed opgevangen in het rusthuis en dit geven ze ook duidelijk aan.
De positieve en negatieve gevolgen van de verhuizing naar het rusthuis zijn bijna voor alle bewoners in evenwicht. Dit heeft uiteraard een positief effect op de integratie in het rusthuis, net zoals de theorie voorschrijft. Ondanks het feit dat voor de meeste bewoners deze balans in evenwicht is, is er toch bij één resident sprake van een geheel gedwongen verhuizing. Bij de overige bewoners is het een mengelmoes van de gedeeltelijke vrijwillige verhuizing en de 133
gedeeltelijke gedwongen verhuizing. Meer dan de helft van de residenten ervaren de overgang naar het rusthuis als een moeilijke stap. De andere bewoners ervaren de opname in het rusthuis eerder als een opluchting. Het merendeel van de bewoners laat zich door hun kinderen helpen bij de beslissing om naar een rusthuis te verhuizen. Het patroon waarbij de kinderen alles regelen en hun ouders alles uit handen nemen, loopt in elkaar over met het tweede patroon namelijk deze waarbij de kinderen met hun ouders overleggen maar hun wel nadrukkelijk in een bepaalde richting duwen. Er zijn slechts drie situaties waarbij de kinderen zich laten leiden door de beslissing van de ouders.
De rol van de arts heeft ook een gunstige invloed op het integratieproces van de bewoners. Van de tien residenten zijn er slechts twee die geen goede band hebben met hun huisarts. Toch zijn slechts de helft van de geïnterviewden die met hun dokter over de verhuizing hebben gespraat. Van de tien residenten heeft maar één persoon dit onderwerp aangehaald wanneer de pastoor aanwezig was. Velen hadden geen behoefte om er met hem over de praten. Dit stemt niet overeen met wat de theorie beweert.
De bewoners hechten meer belang aan de familierelaties dan aan de vriendschapsrelaties. Er zijn vier residenten die nog bezoek krijgen van vrienden, de overige krijgen enkel hun familie over de vloer. Met het personeel komen de bewoners dagelijks in contact en ze kunnen het goed met hen vinden. Het personeel respecteert de bewoners en staan steeds voor hen klaar. Ongeveer de helft van de geïnterviewden heeft een goed contact met de medebewoners en de vrijwilligers. De andere bewoners geven aan dat ze zich ook zonder deze contacten in het rusthuis kunnen integreren.
Hieruit blijkt dat we dit onderwerp zeker niet uit het oog mogen verliezen en dat er aandacht aan besteed moet worden. Het personeel moet beseffen dat de stap naar het rusthuis niet voor elke bewoner even gemakkelijk is. Wanneer de bewoner nood heeft aan gesprek vind ik dat het personeel hiervoor open moet staan. Aan de hand van de verhalen van de residenten, kan het personeel inzien of er de nodige begeleiding is en wanneer dit niet het geval zou zijn, zich hier meer op concentreren. Ik zou de directie van het rusthuis in Nieuwerkerken daarom aanbevelen om de begeleiding naar de residenten toe, bij een opname in het rusthuis, verder te onderzoeken en uit te werken. Het personeel vangt de nieuwe bewoners nu wel goed op door een welkomstgeschenkje en een kort gesprek, maar er is geen bepaalde procedure voorzien van hoe dit zou moeten verlopen. Ik raad hen daarom aan om over deze begeleiding naar de nieuwe residenten toe eens samen te zitten en een concrete werkwijze uit te werken die het 134
rusthuispersoneel kan hanteren bij een nieuwe opname. Dat er in het begin wekelijks een gesprek is met de nieuwe bewoner, of misschien zelfs dagelijks als deze daar behoefte aan heeft. Dit kan gebeuren door het verplegend en/of verzorgend personeel of door de maatschappelijk assistente. Het is misschien nodig dat er een persoon voor wordt aangesteld die deze taak op zich neemt en er dan ook voldoende aandacht aan kan besteden, want ik kan best begrijpen dat niet iedereen hier tijd voor heeft langs de dagdagelijkse beslommeringen. Ik denk dat het aan te raden is om de gesprekken geleidelijkaan af te bouwen, maar zeker niet te doen verdwijnen. Een luisterend oor is heel belangrijk voor de residenten, ook al hebben ze hun verblijf na een bepaalde periode geaccepteerd. Dit brengt uiteraard extra werk met zich mee. Daarom is het beter om iets concreets en realistisch uit te werken, zodat het ook haalbaar is voor iedereen.
Er is veel informatie te vinden over de ervaringen die de ouderen hebben wanneer ze naar een rusthuis verhuizen. Ik heb opgemerkt dat er personeelsleden zijn die naar bijscholingen gaan van rouw –en verliesverwerking, maar dit heeft enkel betrekking op het overlijden van een bewoner en gaat niet dieper in op het integratieproces. Ik raad de directie van het rusthuis in Nieuwerkerken aan om een interne bijscholing te organiseren over het integratieproces van de oudere bij de verhuizing naar het rusthuis, als er extern geen infoavonden worden georganiseerd. Bijna elke personeelslid komt in aanraking met de opname van een nieuwe bewoner en daarom vind ik het ook nodig dat alle personeelsleden minstens één keer naar dergelijke bijscholing gaat, indien nodig kan het verplichtend zijn wanneer er zich niet genoeg kandidaten vrijwillig aanbieden.
In het laatste hoofdstuk van mijn praktisch gedeelte heb ik bij mijn conclusies ook nog enkele aanbevelingen vermeld. Deze heb ik hier echter niet meer vernoemd, omdat ik vind dat ze beter aansluiten in de conclusies van mijn praktische component.
Als afsluiter vind ik de volgende uitspraak heel toepasselijk, namelijk: “Verdriet is als een vingerafdruk … voor iedereen herkenbaar en toch zijn geen twee vingerafdrukken gelijk!” 1
1
KEIRSE, M., o.c., p. 9.
135
BIBLIOGRAFIE
136
Audiovisuele bronnen
BOSMANS, P., e.a., (reg.), vzw Sint-Elisatbeth’s Dal 1973-2003. België, 2003. (video)
Boeken
ADRIAENSEN, M., Als ouderen rouwen: oudere mensen helpen bij verlies. Tielt, Lannoo, 2005.
BOELEN, P., HUISKES, C. en KIENHORST, I., Rouw en rouwbegeleiding. Utrecht, Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn, 1999.
BUIJSSEN, H., Verstoorde rouw bij ouderen. Signalering en hulpverlening. Baarn, Intro, 2000.
CASMAN, M., LENOIR, V. en BAWIN LEGROS, B., Oud worden in een rusthuis: rust of onrust. Universiteit van Luik, 1998.
KEIRSE, M., Vingerafdruk van verdriet. Woorden van bemoediging. Tielt, Lannoo, 2005.
VAN COILLIE, J., Bij de tekst. Schrijfboek voor sociaal werkers. Mechelen, Wolters Plantyn, 2005.
VERHAEST, P., Werken aan wonen en leven voor zorgbehoevende ouderen. Leuven, Acco, 1994.
VINK, H., Als ouderen verhuizen. Een praktische gids. Kampen, Kok, 2001.
Cursussen en verslagen CARREEL, M., Methoden Sociaal Werk 2de jaar. Hasselt, Xios Hogeschool Limburg, Departement Sociaal-Agogisch Werk, 2004. (niet-gepubliceerde cursus)
137
Informatie via het internet
Begripsbepalingen. Internet, z.d. (http://rouwen.berseba.nl/html/hoofdstuk1.htm)
BOELEN. P., Rouw en rouwbegeleiding, over rouw en ondersteuning bij rouw. Internet, z.d. (http://www.cnh.nl/thema/boeken/boek015.htm)
Definitie rusthuis. Internet, 18 december 1992. (http://www.wvc.vlaanderen.be/ouderenzorg/regelgeving/norminterpretaties/norminterpretatie s%20ROB/Art%202,6%20Decreet%20van%2018-1291%20Definitie%20rusthuis%20ROB.doc)
De interviewvorm. Internet, z.d. (http://www.feo.hvu.nl/biotechnologie/Hoe/interv_2.htm#1c)
Fasen in een rouwproces. Internet, z.d. (http://home.wanadoo.nl/cenlvellekoop/1.1%20fasen%20in%20een%20rouwproces.htm)
Informatie over rouw. Internet, z.d. (http://www.fiddelaers.nl/inforouw.html)
KRABBEN, A., Het nieuwe rouwen. Internet, z.d. (http://www.xs4all.nl/~akrabben/rouwen.html)
LANDELIJKE STICHTING ROUWBEGELEIDING., Het rouwproces. Internet, z.d. (http://www.verliesverwerken.nl/rouw/rouwproces.php
LANDELIJKE STICHTING ROUWBEGELEIDING., Rouwzorgverleners. Internet, z.d. (http://www.verliesverwerken.nl/rouwzorg)
MÖNNINK. H., Verlieskunde. Internet, z.d. (http://www.verlieskunde.nl/ALGEMEEN/algemeenherman.htm)
138
NATIONAAL FONDS GEESTELIJKE VOLKSGEZONDHEID., Psychowijzer, Internet, z.d. (http://www.psychowijzer.nl/Rouw%20en%20verliesverwerking/Rouw.htm)
Rouwzorg Vlaanderen. Internet, 11 december 2005. (http://www.rouwzorgvlaanderen.be/)
STAM. P., Verliesverwerking. Internet, z.d. (http://www.afscheidsbegeleiding.com/afscheid/verlies/index.html)
Tips en informatie over rouwen. Internet, 2004. (http://www.ggzdrenthe.nl/idx_tips.htm)
Verhuizen. Internet, 28 maart 2005. (http://www.gedichten-freaks.nl/toon.asp?num=317041)
Verhuizen. Internet, 1 februari 2005. (http://www.nederlands.nl/nedermap/hartenkreten/hartenkreet/80955.html?browse=categorie)
Verwerk. Internet, 7 december 2005. (http://www.verwerk.nl/index.html)
Wikipedia De vrije encyclopedie: interview. Internet, 26 maart 2006. (http://nl.wikipedia.org/wiki/Interview)
Mondelinge bronnen
KEIRSE, M., Mondelinge mededeling. Voordracht, 16 mei 2006.
MUNSTERS, A., maatschappelijk werkster, Mondelinge mededeling. Informeel gesprek, 17 november 2005. Tijdschriftartikel VAN DER PAS, G., De psychologische noden van zorgvragende ouderen. Weliswaar, nr. 64, 2005. 139
VAN DER PAS, G., Huisvesting ouderen stelt uitdagingen. Weliswaar, nr. 64, 2005.
140
Bijlagen
141
Bijlage 1: vragenlijst
1) Hoe lang verblijft u al in het rusthuis? 2) Waarom hebt u de stap naar een rusthuis gezet? 3) Bent u alleen naar het rusthuis gekomen of samen met uw partner? Had u het daar vroeger al eens over gesproken met elkaar? 4) Heeft u zelf de beslissing genomen om naar een rusthuis te verhuizen of hebben uw kinderen en familie deze beslissing voor u genomen? Indien ja, heeft toen u inspraak gehad? 5) Heeft u genoeg tijd gehad om aan de beslissing te wennen of is alles heel snel gegaan? 6) Voelde
u
zich
hier
onmiddellijk
thuis
of
had
u
op
het
begin
aanpassingsmoeilijkheden? Zo ja, welke? 7) Heeft u bepaalde dingen zelf bewust gedaan om u hier beter thuis te voelen? 8) Hoe voelde u zich bij de beslissing om naar een rusthuis te verhuizen? Hoe heeft u dit ervaren? 9) Hoe staat u nu tegenover het verblijf in het rusthuis? 10) Hoe lang heeft het geduurd vooraleer u zich hier echt thuis voelde? Of heeft u het nog steeds niet gemakkelijk met het verblijf in het rusthuis? 11) Heeft u met iemand kunnen praten over de verhuizing naar het rusthuis? 12) Waar woonde u vroeger? Woonde u daar graag? 13) Had u vroeger huisdieren? Indien ja, vindt u het spijtig dat u deze heeft moeten achterlaten? 14) Had u vroeger veel buren en vrienden? Had u goede sociale contacten met hen? Mist u deze contacten? 15) Heeft u het moeilijk (gehad) met het ouder worden? 16) Vindt u het erg dat alles volgens een welbepaald ritme verloopt ? Dat vele activiteiten in een gemeenschappelijke ruimte doorgaan? Dat u grotendeels in groep leeft? 17) Heeft u het gevoel dat het personeel genoeg aandacht aan u schenkt? Of heeft u het gevoel dat ze louter hun verzorgende taken uitvoeren? 18) Heeft u uw arts zelf mogen kiezen? Wat betekent dit voor u? 19) Heeft u met uw arts over de verhuizing naar het rusthuis gepraat? Indien nee, vindt u dat erg? 20) Bent u gelovig? Heeft u met een pastoor over de verhuizing naar het rusthuis gepraat? Indien nee, vindt u dat erg?
142
21) Werd u goed opgevangen door het personeel van het rusthuis? Hoe vond u het onthaal? Kunnen er verbeteringen worden aangebracht? 22) Heeft het onthaal invloed gehad op het verblijf in het rusthuis? Was u meer gerustgesteld of net niet? 23) Heeft u op voorhand een gesprek gehad met het personeel van het rusthuis (of een huisbezoek)? Heeft u een rondleiding gekregen? 24) Hebben ze genoeg rekening gehouden met uw wensen en verwachtingen? 25) Heeft u genoeg comfort in het rusthuis? (in vergelijking met vroeger) 26) Bevalt de woonomgeving u? Heeft u zich hieraan gemakkelijk kunnen aanpassen? 27) Had u bepaalde wensen/behoeften met betrekking tot het verblijf in het rusthuis, die betrekking hebben op het comfort en de woonomgeving? 28) Krijgt u genoeg respect van het personeel? Wordt uw privacy genoeg gerespecteerd? 29) Is de animatie in het rusthuis voor u belangrijk? Zo ja, waarom wel? Indien nee, waarom niet? 30) Komen uw familieleden veel op bezoek? Vindt u dit leuk of eerder storend? 31) Komen uw vrienden veel op bezoek? Vindt u dit leuk of eerder storend? 32) Kan u zich gemakkelijker aanpassen in het rusthuis, als u weet dat u veel bezoek krijgt? Heeft dit een ondersteunende functie of roept dit vroegere herinneringen op waaraan u liever niet meer terugdenkt? 33) Welke relatie is voor u het belangrijkste? Familie of vrienden? Voelt u zich ondersteund door hen? 34) Hoe is de relatie met het personeel? Nemen ze te veel afstand of zijn er genoeg sociale contacten met hen? 35) Heeft u contacten met andere medebewoners? Wat betekent dit voor u? 36) Heeft u contacten met andere bezoekers (familieleden van andere bewoners) of vrijwilligers? Wat betekent dit voor u?
143
BASISINFORMATIE EINDWERK
VOORNAAM : Karolien
NAAM: Gaens
KLAS : 3 MAW
DEPARTEMENT : Sociaal-Agogisch Werk
ACADEMIEJAAR : 2005 - 2006
TREFWOORD : Rusthuisopname TITEL : De stap naar het rusthuis: onderzoek naar het integratieproces van de oudere
SAMENVATTING :
Ouderen die naar een rusthuis verhuizen, kunnen dit aanvoelen als een verlies. Ze verliezen niet alleen hun huis maar ook hun vertrouwde omgeving, buren, vrienden, … De oudere die naar het rusthuis verhuist, maakt een integratieproces door. Dit proces is in mijn eindwerk vergeleken met het rouwproces, waarmee iemand in aanraking komt wanneer er een verlies is geleden. De ouderen dienen voldoende begeleiding te krijgen tijdens het aanpassingsproces in het rusthuis. Hierbij steken verschillende vragen de kop op, namelijk doorlopen de ouderen dezelfde fasen? Maakt elke oudere wel een rouwproces door? Welke aspecten kunnen een invloed hebben op het integratieproces? Wordt er genoeg aandacht besteed aan deze problematiek? Aan al deze aspecten wordt niet zoveel aandacht geschonken, omdat de meeste mensen het de normaalste zaak van de wereld vinden dat een oudere naar een rusthuis verhuist. Aan de hand van mijn eindwerk wil ik proberen te bewijzen dat dit een zeer belangrijk gegeven is dat we niet uit het oog mogen verliezen. Om een antwoord te krijgen op deze vragen heb ik gebruik gemaakt van interviews. In het rusthuis van Nieuwerkerken heb ik tien residenten geselecteerd die nog aan het interview konden deelnemen. Naderhand heb ik de belangrijkste aspecten uit de interviews samengevat en gekoppeld aan de drie theoretische hoofdstukken. Deze hoofdstukken hebben betrekking op het rouwproces, de beleving van de resident en de hulp van anderen bij de verhuizing naar het rusthuis. Aan de hand van de bekomen informatie heb ik per aspect een conclusie geformuleerd, aangevuld met een eigen visie. Uit mijn onderzoek blijkt dat het integratieproces, dat vergeleken is met het rouwproces, persoonsgebonden is en niet elke oudere het proces op eenzelfde manier ervaart. Er zijn bewoners die elke fase doorlopen, maar er zijn er anderen die bepaalde fasen overslaan. Het kan ook voorkomen dat iemand in een fase blijft 'steken' en het verlies rond de verhuizing niet verder kan verwerken. De ene resident heeft het rouwproces al na enkele weken of maanden doorlopen, de andere resident heeft pas na enkele jaren het verlies verwerkt en aanvaard. De duur van het rouwproces is dus duidelijk afhankelijk van persoon tot persoon. In verband met 144
dit aspect kan ik vaststellen dat de theorie grotendeels overeenkomt met de praktijk, maar dat er toch afwijkingen kunnen voorkomen. Aan de hand van mijn praktische component kan ik meerdere besluiten trekken in verband met de beleving van de resident. De balans van de negatieve en positieve gevolgen die met de verhuizing samengaan, zijn voor de meeste bewoners in evenwicht. Dit heeft, zoals de theorie aangeeft, een positief effect op het integratieproces. Slecht bij één bewoner is de verhuizing naar het rusthuis een gedwongen opname. Bij de andere bewoners kunnen we meestal spreken van een mengelmoes van twee vormen, namelijk de gedeeltelijk vrijwillige verhuizing en de gedeeltelijk gedwongen verhuizing. De kinderen nemen dus meestal de administratieve formaliteiten voor zich en regelen de opname in het rusthuis. Toch wordt de oudere op de hoogte gesteld van de verhuizing en kan hij zijn mening meedelen. De helft van de bewoners ervaren de stap naar het rusthuis als een moeilijk stap en de andere helft eerder als een opluchting. Niemand heeft de stap naar het rusthuis als een gedwongen opname ervaren, ook al is er een gedwongen verhuizing in mijn onderzoek op te merken. Deze betreffende oudere heeft de gedwongen opname niet zo beleefd en sprak enkel van een moeilijke stap. Wat ik kan conluderen met betrekking tot de hulp van anderen en de woonbeleving is dat de meeste bewoners inspraak hadden bij de verhuizing, maar dat de kinderen de administratieve rompslomp voor zich hebben genomen. We kunnen hier geen duidelijk patroon onderscheiden, maar een samenloop van enkele patronen. Iets meer dan de helft van de bewoners heeft ook een goede band met zijn huisarts en heeft met hem over de verhuizing gepraat. De andere residenten hadden hier geen behoefte aan. Opmerkelijke resultaten zijn deze in verband met het contact met de pastoor. Slechts één bewoner had hier behoefte aan. Over dit aspect komt de theorie duidelijk niet overeen met de praktijk. Hetzelfde geldt voor de vrijwilligers en de medebewoners. Slechts de helft hecht belang aan deze contacten. De ouderen geven aan dat ze zich ook zonder deze contacten kunnen integreren. Met het personeel heeft iedereen een goede band en dit vinden alle residenten heel belangrijk. Dag in dat uit komen ze immers met het personeel in aanraking. Het zou jammer zijn als dit contact niet goed verloopt. De meeste bewoners vinden de familierelaties belangrijker dan de vriendschapsrelaties, maar geven duidelijk aan dat de relaties met de vrienden zeker niet uit het oog mogen worden verloren. Iets minder dan de helft van de residenten heeft geen vrienden meer en daarom hechten ze zich automatisch meer aan de relaties met de familie. Over de woonbeleving heeft bijna niemand geen klachten. Ze verblijven graag in de omgeving, omdat het rustig is en voorzien is van het nodige comfort. Elke bewoner maakt dus duidelijk een integratieproces door, dat in zekere mate overeenkomt met het aangehaalde rouwproces. Toch zijn er zeker verschilpunten aan te halen. Er zijn factoren die het proces in de hand kunnen werken of belemmeren. Hieruit blijkt dat we dit onderwerp zeker niet uit het oog mogen verliezen en dat er aandacht aan besteed moet worden. Het personeel moet beseffen dat de stap naar het rusthuis niet voor elke bewoner even gemakkelijk is. Daarom raad ik de directie aan om een bepaalde procedure uit te werken, in samenspraak met het personeel, om de nieuwe bewoners zo goed mogelijk te begeleiden tijdens hun aanpassingsproces. De werkwijze die als resultaat van het overleg uit de bus komt, moet uiteraard realistisch zijn. Eventueel kan één bepaalde persoon worden aangeduid die deze taak op zich neemt. Op die manier is er iets concreets uitgewerkt rond de begeleiding naar de nieuwe bewoners toe en kan de uitgekozen werkwijze optimaal gehanteerd worden. Als tweede aanbeveling geef ik mee dat elk personeelslid best een bijscholing dient te volgen in verband met het integratieproces van de oudere. Bijna alle personeelsleden komen met een nieuwe resident in contact en zij dienen te weten hoe zij daarmee moeten omgaan.
145