DE PROFETIEËN IN HET BOEK DANIËL Hoofdstuk 6 Met deze zesde studie zijn wij nog niet gekomen aan de climax van het boek Daniël. Met het hoofdstuk dat thans voor u ligt, zijn we gekomen aan het laatste deel van het historisch gedeelte binnen het boek Daniël. Vanaf de volgende brochure zal het profetische aspect ervan benaderd worden. Het zullen confrontaties worden met de geweldige voorkennis van de toekomst. Wij zullen er stilstaan bij een drietal merkwaardige visioenen die aan Daniël gegeven werden. In de eerste plaats zal het gaan over enkele merkwaardige dieren die uit de zee opkomen en een heel bijzondere betekenis hebben, in de zin van het grote beeld dat we in hoofdstuk twee bestudeerden. Hierna zullen we de totaliteit van het boek bekijken om zo de algemene lijn, de samenhang erin te ontdekken. Nu bespreken we hoofdstuk per hoofdstuk, omdat het kan gebeuren dat we met onze neus tegen een boom zitten en hierdoor de harmonie van het totale bos uit het oog dreigen te verliezen. Daarom lijkt het ons belangrijk ook de algemene lijn binnen het boek Daniël van dichterbij te overdenken. De vorige brochure behandelde hoofdstuk vijf. Hierin stond als thema centraal: het oordeel over Babylon. Wij beleefden de laatste dag van haar bestaan. Terwijl dat dagenlange feest van Belsassar plaats had, verscheen plots die geheimzinnige hand op de muur die volgende woorden schreef : Mene, mene, tekel, ufarsin. Dat is: Gij zijt gewogen en te licht bevonden en uw koninkrijk is gebroken en aan de Meden en Perzen gegeven. De tijd was gekomen: God sprak zijn oordeel over Babylon uit. Inderdaad, de geschiedenis vermeldt hoe Kores, de grote leider van het Medo-Perzische rijk, de beslissing nam om Babel ten val te brengen. Hij vertelt op een cilinder, die in een museum in Londen bewaard wordt, hoe hij een belangrijk tijdstip had uitgekozen: de tijd waarop het volk van Babel de feest– en wijngod Bacchus aanbad. Wetende dat Babel dan helemaal in feestroes en dronkenschap verkeerde, is hij de stad binnengedrongen. Het is wel belangrijk vast te stellen hoe de profane en de bijbelse geschiedenis na zoveel eeuwen harmonisch samengaan - ze vullen mekaar aan. Dat hoofdstuk informeerde ons eveneens over het waarom van het oordeel over Babylon: gij wist al deze dingen, maar gij hebt niets gedaan … God had Babel zoveel openbaringen gegeven en het had niet geluisterd. Tenslotte zag God Zich genoodzaakt een laatste oproep tot Babel te richten om het oordeel aan te kondigen. Huidige brochure kenmerkt zich opnieuw door een boeiend verhaal: Daniël in de leeuwenkuil. Dit is ons zeker niet onbekend en het herinnert velen van ons aan onze kindertijd: een man wordt zomaar voor de leeuwen geworpen! Wie het evenwel aandachtig doorleest ontdekt er het principe achter: wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in. Deze ervaring is niet slechts een kinderverhaal. Boven alles zou de levensles volwassenen eveneens moeten aanspreken en wij hopen dat bij u te bereiken. Na de Babylonische val wordt Kores de monarch van het Medo-Perzische rijk. Het verhaal van hoofdstuk zes speelt zich af volop in de periode van dat rijk. Merkwaardig genoeg vinden we hier geen vermelding van Kores, maar we maken kennis met Darius. Kores was een Pers en Darius een Meed. Medo-Perzië was een coalitie van twee volken. Meestal hadden de Perzen de leiding. Vandaar ook dat Darius niet direct de grote monarch is van dit nieuwe wereldrijk. Darius is veeleer een onderkoning – een koning aangesteld over het rijk Babylon, nu
deel van dat nieuwe, grote Medo-Perzische rijk. Omdat de geschiedenis zich blijft concentreren op Babylon, wordt hier slechts gesproken over Darius. Hij is de meest gezaghebbende figuur waarmee Daniël geconfronteerd wordt. We beginnen met de eerste drie verzen: Darius, de Meder, ontving het koningschap, toen hij tweeënzestig jaar oud was. Het behaagde Darius over het koninkrijk honderd en twintig stadhouders aan te stellen, die over het gehele koninkrijk verdeeld zouden zijn; en over hen drie rijksbestuurders, van welke Daniël er een was; aan hen moesten die stadhouders rekenschap geven, opdat de koning geen schade zou lijden – Daniël 6: 1 - 3 . Darius wordt hier dus als nieuwe koning aangesteld. Zo vindt hij dat er een aantal zaken moeten gereorganiseerd worden. Hij begint met honderd en twintig stadhouders aan te stellen. We zouden hen kunnen vergelijken met burgemeesters. Over die honderd en twintig worden drie rijksbestuurders aangesteld – in feite verantwoordelijken over een district van veertig stadhouders. Hun taak bestond er in te zorgen dat de wetten van de koning binnen hun gebied geëerbiedigd werden. Wij mogen ook aannemen dat zij verantwoordelijk waren om de belastingen voor de koning te innen en door te geven. De rijksbestuurder was belast met de supervisie van het geheel. Hij moest toezien op de nauwgezetheid waarmee die veertig zich van hun taak kweten. Ook hier vinden wij Daniël terug. Het loont de moeite nog even de geschiedenis van Daniël te hernemen. Hij is een Jood, gevankelijk naar Babylon gevoerd. Ondanks hij een vreemdeling – een balling – is, gaat hij een van de voornaamste posities bekleden in Babylon. Dit rijk valt en een nieuw rijk vervangt het en opnieuw bekleedt Daniël een vrij voorname plaats binnen de heersende hiërarchie – hij is een zeer vooraanstaand persoon. Dit is niet het gevolg van zijn listige en sluwe manipulaties. Bij al de politieke verschuivingen binnen het rijk, is Daniël gebleken politiek neutraal te zijn en te blijven – hij doet niet aan politiek. Onafgezien de omstandigheden waarin hij terechtkomt is en blijft zijn énige levensprincipe: trouw zijn en blijven aan zijn God en de hem opgedragen taken heel consequent, toegewijd, eerlijk en nauwgezet uitvoeren – geen geschipper, geen compromissen. Het komt er bij hem niet op aan zich zo goed mogelijk aan te passen om hieruit zoveel mogelijk voordeel en profijt te halen. Of het nu voor het Babylonische rijk was of voor het MedoPerzische, zijn bedoeling bleef gelijk: zorgen voor een blijvende goede gang van zaken. Naar onze tijd overgebracht zouden wij kunnen stellen: Daniël was een figuur die net zo goed onder een socialistisch, een liberaal, een katholiek of een communistisch regime integer zou kunnen functioneren. Hem interesseert niet de kleur. In onze oren klinkt dat alsof je met die man alle kanten uit kunt. We zullen zien dat dit helemaal niet zo is. Daniël weet heel goed wat hij wil. Hij is niet iemand die zo maar van links naar rechts loopt of te manipuleren is. Hij is gewoon de man die zich distantieert van elke vorm van politiek. Hij is alleen bekommerd voor de goede gang van zaken, voor de welvaart van het land en van het volk. De opdrachten en bevelen mogen dan komen van welke kleur ook. Er zijn dus honderdentwintig stadhouders en drie rijksbestuurders. Daniël is niet een van die honderd en twintig, maar een van die drie. Hij is dus een heel belangrijk figuur. In vers 4 lezen wij: Toen overtrof deze Daniël de rijksbestuurders en de stadhouders, doordat een uitnemende geest in hem was; en de koning was van zins hem over het gehele koninkrijk te stellen. Daniël is niet zo maar één van de drie rijksbestuurders. De koning heeft het plan opgevat hem tot de belangrijkste van die drie te promoveren. In andere vertalingen van het boek komt dat reeds
naar voor in het vers drie, waar staat: van wie Daniël de eerste was. In elk geval, in vers vier wordt dit bevestigd. Waarom stelde de koning Daniël aan als eerste van de drie? Deze drie werden aangesteld opdat de koning geen schade zou lijden, zoals we in vers drie lazen. Het gaat hier om het innen van de belastingen. Niemand betaalt graag belastingen, ook nu nog niet. Zo bestond er toen ook corruptie. Men probeerde de aangestelde stadhouders met allerlei zaken om te kopen. Een extra zak koren zouden zij zeker niet versmaden. Daarom waren er hoofdcontroleurs nodig; maar ook zij waren corrupt. Ook bij ons komt dit verschijnsel niet zelden voor; in het oosten was en is die mentaliteit nog erger. De zwarte markt tiert daar welig. In sommige landen kan je onder het oog van de politie geld kopen op de zwarte markt. Het zit zo in mekaar: wie geld wisselt, beoogt jouw voordeel - je kunt gunstiger kopen- hij beoogt echter zijn eigen voordeel. In zijn winst is ook een gedeelte zwijggeld ingerekend voor de politieman. Door op die corrupte manier te werken, krijgt in werkelijkheid het hele land een financiële aderlating. Nu zou Daniël aangesteld worden als hoofd van die hoofdcontroleurs. Waarom? Het is toch merkwaardig dat hij – een Joodse balling - die in het ten onder gegane Babylonische rijk een regeringsfunctie bekleedde, ook nu de hoogste functie wordt toevertrouwd. Waarom? De tekst zegt het in vers vier: omdat er een uitnemende geest in hem was. Dit betekent dat hij niet vatbaar was voor corruptie; hij was een eerlijk man. Zo was zijn levensprincipe. Hij was onder alles betrouwbaar. Wanneer de bijbeltekst zegt dat er een uitnemende geest in hem was, wil dat niet direct zeggen dat hij intellectueel sterk begaafd was, boven de anderen. Het gaat hier om een man die in zijn gehele wezen betrouwbaar en eerlijk was, als gevolg van zijn trouw aan de God des hemels. Wanneer we het boek Daniël bestuderen, doen we dat in de visie dat het een boek is voor de eindtijd. Dat wil zeggen: de problematiek ervan is eveneens deze van de eindtijd. De Heilige Schrift wil hier eigenlijk mee zeggen dat de wereld van heden – de eindtijd – ook mannen zoals Daniël nodig heeft. Mannen die eerlijk en betrouwbaar zijn; wier godsdienstig leven niet zo maar oppervlakkig is, maar het denken en zijn van hun totale wezen uitmaakt. Dat komt trouwens in de ganse Bijbel aan bod. Het is eigenlijk het plan van God met al zijn kinderen. Wat dat betreft lezen we even in het bijbelboek Ezechiël 36: 26, 27 Een nieuw hart zal Ik u geven en een nieuwe geest in uw binnenste; het hart van steen zal Ik uit uw lichaam verwijderen en Ik zal u een hart van vlees geven. Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven en maken, dat gij naar mijn inzettingen wandelt en naarstig mijn verordeningen onderhoudt. Hier wordt gezegd wat God zal doen voor zijn getrouwe volk: Hij zal hen een ander hart geven; hun stenen hart wegnemen en hen een vlezen hart geven. Wat wordt bedoeld met dat stenen hart en met het vlezen hart? Er zijn bijvoorbeeld twee manieren om vriendelijk of eerlijk of dienstbaar te zijn: men kan vriendelijk zijn omdat anders de mensen niet goed over je denken. Men kan het echter ook zijn omdat het heel normaal is – als levensprincipe. Men kan eerlijk zijn uit schrik voor mogelijke straf, als men het niet is. Iemand kan eerlijk zijn omdat het gewoon goed is het te zijn. Zo kan men ook dienstbaar zijn met de bedoeling beloond te worden. Men kan het ook zijn omdat het gewoon normaal is om iemand te helpen. De eerste manier heeft te maken met een stenen hart. Het is iets oppervlakkigs, kunstmatigs; het vloeit niet uit een meevoelend of meelevend hart. Het geheel is niet écht. Wat God hier belooft is: Ik wil u een nieuw hart geven, zoals het hart van Daniël – eerlijk, trouw,
oprecht, zonder bijbedoelingen, zonder berekendheid, uit één stuk wil Ik u maken, net zoals Daniël was. Als het hedendaagse christendom doodbloedt, is het omdat er teveel schijnchristendom is – een christendom waar oppervlakkigheid de rode draad is. Teveel christenen hebben een stenen hart; hun christen-zijn vloeit niet voort vanuit hun diepste innerlijke zijn. In het evangelie van Johannes zegt Jezus dan ook in hoofdstuk 3: 3 Tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien. Met andere woorden: indien er geen andere geest in u gaat wonen – zoals de Geest die in Daniël woonde – zal het Koninkrijk Gods aan u voorbijgaan. Laten wij verder gaan met de ervaring van Daniël. Normaal zouden we mogen verwachten dat mensen als Daniël – eerlijk, betrouwbaar, op wie men kan rekenen – met groot enthousiasme onthaald en op de handen zouden gedragen worden. Dit lijkt op z’n minst niet zo te zijn. Leest u maar vers 5: Daarop trachtten de rijksbestuurders en de stadhouders een grond voor een aanklacht tegen Daniël te vinden inzake het rijksbewind, maar zij konden geen enkele grond voor een aanklacht of iets verkeerds vinden, omdat hij getrouw was en er geen verzuim of iets verkeerds bij hem gevonden werd. Wat hier opvalt is dat Daniël, een eerlijk en betrouwbaar man, aan de basis ligt van afgunst en jaloezie. Er ontstaat wrijving en men gaat op zoek naar iets dat zou kunnen verhinderen dat Daniël zijn verantwoordelijkheden zou kunnen blijven dragen. De heersende naijver was groot. Alle soorten aanklachten werden gezocht, maar men vond helemaal niets dat tegen hem getuigde. Wat een bevestiging van Daniëls integriteit. De naijver geeft echter niet op. Zie vers 6: Toen zeiden die mannen: Wij zullen tegen deze Daniël geen enkele grond voor een aanklacht vinden, tenzij wij iets tegen hem vinden in de dienst van zijn God. Men had getracht iets te vinden tegen hem in zijn werkkring, in zijn relaties met zijn medemensen, maar overal en in alles was hij correct. Dan maar proberen op vlak van zijn godsdienst. De verzen 7 - 10 vertellen welk een hinderlaag men voor Daniël legt: Daarop drongen de rijksbestuurders en stadhouders onstuimig bij de koning aan en zeiden tot hem: O koning Darius, leef in eeuwigheid! Alle rijksbestuurders van het koninkrijk, oversten, stadhouders, raadsheren en landvoogden hebben zich beraden, dat een koninklijk besluit behoort te worden uitgevaardigd en een verbod vastgesteld, dat ieder die binnen dertig dagen een verzoek richt tot enige god of mens behalve tot u, o koning, in de leeuwenkuil zal worden geworpen. Vaardig dan nu, o koning, dat verbod uit en schrijf een bevelschrift, dat onveranderlijk is, naar de wet der Meden en Perzen, die niet kan worden herroepen. Dus schreef koning Darius dat bevelschrift met dat verbod. Het verbaast u misschien dat Darius daar zo vlug op ingaat. We hebben hier natuurlijk een samengevat gesprek. Het is duidelijk dat men probeerde de koning te vleien. Er zou een periode van dertig dagen zijn waarin het gehele volk van Babylon zijn toewijding, zijn devotie aan de koning moest betonen. Eigenlijk zeggen zij: Koning Darius, u bent de enige, de grootste, de belangrijkste en gedurende dertig dagen worden er feesten in het land georganiseerd waarin het volk zijn erkentelijkheid en toewijding aan u zal betonen. Wel een zeer handige manier om een heidens monarch te vleien, zodanig dat hij het decreet tekent, waarmee men denkt Daniël te kunnen strikken. Wij zullen zien hoe dit ook aardig lukt.
De hinderlaag die Daniël gelegd wordt, heeft een leugengrond. Zij zeggen: alle rijksbestuurders, oversten, ... hebben zich beraden, hebben ingestemd dat dit zou gebeuren. Ze stellen voor alsof dit een eenparig besluit is. De koning wordt hier dus een valse indruk gegeven. Daniël, de overste van al die mannen, zou hier zeker niet mee instemmen. Ook anderen werden terzake niet geraadpleegd. De Bijbel spreekt over de geheimenis van het kwaad. Jeremia 17: 9 zegt: Arglistig is het hart boven alles, ja, verderfelijk is het; wie kan het kennen? Wij laten ons soms in een aantal dingen leiden, maar we zijn ons niet altijd bewust waar het zal op uitlopen. We kennen niet altijd de werkelijke beweegredenen van ons eigen hart, van de motieven die ons dringen iets te doen. Dat is wat zich ook hier, met betrekking tot Daniël, voordoet. Jezus zegt dat er slechts één middel bestaat tegen het kwaad : er bewust en radicaal tegen ingaan en ons niet in allerlei redeneringen laten meesleuren – Mattheüs. 18: 8, 9. Psalm 1: 1 onderstreept dit ook duidelijk: Welzalig de man die niet wandelt in de raad der goddelozen, die niet staat op de weg der zondaars, noch zit in de kring der spotters." Als men op de drie hier gebruikte werkwoorden: wandelen, staan en zitten let, dan ontdekt men de evolutie van het kwaad. Het begint met er even over te denken en te praten. Dan gaat men er zich in begeven – men staat er bij stil. Tenslotte gaat men er in zitten - men gaat er zich volledig aan overgeven. Jezus zegt: je moet er niet eens over denken, zet het radicaal uit je hoofd. Daniël was zo'n persoon. Er is een andere zaak in verband met het punt dat we hier behandelen: de list die men bedacht om Daniël in een hinderlaag te lokken. Er bestaat een parallel in wat hier gebeurt met Daniël en dat wat voorkomt in het boek Openbaring. De Openbaring voorspelt dit als een zaak, die zich ook in de eindtijd zal voordoen. In het boek Daniël wordt een decreet uitgevaardigd waarbij zij, die trouw willen blijven aan God, vervolgd en gedood worden. Toch vinden we mensen, zoals Daniël, die zich daardoor niet laten afschrikken. In Openbaring 13: 15 - 17 lezen we over een gelijkaardige situatie in de eindtijd: En hem werd gegeven om aan het beeld van het beest een geest te geven, zodat het beeld van het beest ook zou spreken, en maken dat allen, die het beeld van het beest niet aanbaden, gedood werden. En het maakt, dat aan allen, de kleinen en de groten, de rijken en de armen, de vrijen en de slaven een merkteken gegeven wordt op hun rechterhand en op hun voorhoofd, en dat niemand kan kopen of verkopen, dan wie het merkteken, de naam van het beest, of het getal van zijn naam heeft. Wij gaan hier nu niet in op de ontleding van het beest en van het beeld van het beest. In volgende brochure behandelen we de vier dieren die uit de zee opkomen: een leeuw met arendsvleugels, een panter met vier koppen, een beer en een vreselijk dier met ijzeren tanden. We zullen dan zien dat die dieren symbolen zijn van wereldse machten – koninkrijken. Dat hoeft niet zo abnormaal te klinken; ook nu hebben veel landen een dier als symbool: Duitsland een adelaar, Frankrijk een haan, Vlaanderen een leeuw. enz... Vandaag de dag worden militaire staatsmachten nog steeds voorgesteld als roofzuchtige dieren. Hiermee wil gezegd zijn dat die bijbelse taal niet zo vreemd is, eerder begrijpelijk zelfs. Een beest, een beeld van het beest: de structuur, de geest van het beeld van het beest, is dezelfde als deze van het eerste beest. Het gaat ook bij het beeld van het beest over een macht die dictatoriaal is, die verdrukt, vervolgt en doodt. Het is intolerant en staat niet toe dat andere zaken gehoorzaamd en geëerbiedigd worden dan zichzelf. Net dezelfde mentaliteit als in Babel en Medo-Perzië. Het is de streling van de mens die macht
verworven heeft: hij wil gehoorzaamd worden en geëerbiedigd. Het is een sterke vorm van tirannie of dictatuur. Wanneer men zich niet onderwerpt aan zijn inzettingen. dan … ! In de teksten in Openbaring 13 lazen we dat er in de eindtijd een macht zal opstaan, die zodanig zichzelf verheerlijkt, dat wie zich er niet zal aan onderwerpen, vervolgd zal worden. Men kan in het conflict komen, waarin men als gelovige – net zoals Daniël – staat tussen een wet door mensen gemaakt – in strijd met de wet van God en het gehoorzaam zijn aan Gods wetten. Het gaat hier dan om een gewetensconflict. Gehoorzamen aan de wet van mensen, strijdig met de wet van God, is Gods wet verzaken en omgekeerd. Personen zoals Daniël, die verkozen om trouw te blijven aan God, vindt men eveneens in de voorspelling van het boek Openbaring. In die eindstrijd zullen er ook mensen zijn die boven alles en iedereen verkiezen de wil van God te doen - ten koste van veel psychische en menselijke druk. Zo lezen we in Openbaring.14: 12 Hier blijkt de volharding der heiligen, die de geboden Gods en het geloof van Jezus bewaren. Ondanks alles en iedereen zijn er mensen die verkiezen om te volharden in het bewaren van Gods wet of geboden; ze hebben het geloof van Jezus bewaard. Zij blijven trouw en eerlijk tegenover de goddelijke levensbeginselen, wat wereldse machten ook van hen eisen. Wij hernemen nu onze tekst. en we lezen in Daniël 6: 11 Zodra Daniël vernomen had, dat het bevelschrift geschreven was, ging hij naar zijn huis; nu had hij in zijn bovenvertrek open vensters aan de kant van Jeruzalem; en driemaal daags boog hij zich neder op zijn knieën en bad en loofde zijn God, juist zoals hij dat tevoren placht te doen. Daniël wist wel dat de rijksgroten geregeld bijeen kwamen en vergaderingen hielden zonder hem. Op zekere dag verneemt hij welk nieuw decreet Darius ondertekend had. Zij, die het complot gesmeed hadden, waren erg benieuwd naar wat Daniël nu zou doen. Zij wisten dat hij de gewoonte had om zich driemaal per dag terug te trekken om te bidden. Dan verliet hij het paleis en ging naar zijn huis om er te mediteren en te bidden. Zij kenden dus zijn gewoonten en hoopten hem op die manier te strikken. We denken even na over die gewoonte van Daniël. Hij was een wijs en standvastig man met een sterk karakter. Dit sterke karakter en die buitengewone geest die Daniël bezat, was niet het gevolg van toeval. Het vond zijn oorsprong in zijn nauwe en innige geloofsverhouding met zijn God. Hetzelfde kan gezegd worden van Jezus. Hij was, in de meest volle betekenis van het woord, volkomen mens. De Schriften zeggen dat Hij in alle dingen is verzocht geweest – net zoals wij. Hij was geboren uit een vrouw, onder de wet - Galaten 4: 4 en Hebreeën 4: 15. Waar haalde Jezus zijn uitnemendheid vandaan? Vele nachten bracht Hij door in ernstig gebed en gemeenschap met zijn Vader. Hij had een innige relatie met God. Zo ook putte Daniël al zijn kracht uit zijn gebedsleven met God. Hij was geen geestelijke, priester of predikant, maar iemand die temidden van de problemen van het alledaagse leven stond. Ook voor ons – christenen – is het gebedsleven van het allereerste belang. De druk van het alledaagse leven kan ons soms boven het hoofd groeien. Vaak ook moeten wij de keuze maken tussen wat mensen vragen en wat God vraagt. Ook wij moeten tussen alles het geloofsevenwicht bewaren en standvastig blijven. Mochten wij toch maar begrijpen hoe allernoodzakelijk voor ons een leven van gebed wel is. Ook wij hebben rust in God nodig en vertrouwen – vrede temidden
van onrust. Wij moeten gemeenschap zoeken met de Bron van het ware leven, meer dan naar al het geld van de wereld. Dat deed Daniël, dat deed Jezus en dat doen alle oprechte gelovigen. Wat is nu eigenlijk bidden? Laat ons hierbij niet denken aan lange of minder lange van buiten geleerde gebeden, die we eindeloos herhalen. Bidden is een hartgemeenschap met God onderhouden. De mens stelt zijn hart open voor God. Hierbij gaat het niet om mooie prachtige volzinnen, waarbij wij laten horen hoe gelovig we wel zijn en hoe goed we alles kunnen formuleren. Neen, het is harts- of geestes- of levensgemeenschap onderhouden met de ware God des hemels. Het is de behoefte aanvoelen om God alles uit ons leven te vertellen, net zoals we het zouden doen aan een boezemvriend. Het is Hem zowel onze vreugden en blijdschap als onze pijnen, kommer en zorg vertellen – ook onze teleurstellingen en ontgoochelingen – ook onze noden en behoeften, onze plannen en besluiten. Gewoon àlles. We lezen in Lucas 18: 9 - 14 over onder andere een man die opging naar de tempel om er te bidden. Hij bidt als volgt: De tollenaar ... wilde zelfs zijn ogen niet opheffen naar de hemel, maar hij sloeg zich op de borst en zeide: 0 God, wees mij, zondaar, genadig. Dat was hartsgemeenschap. Die man zegt: Here, God, ik ben een slecht mens. Hij was ontgoocheld over zichzelf en hij vertelt het aan God. Daarom ook zegt Jezus van die man dat hij gerechtvaardigd naar huis terugkeerde. In het Marcusevangelie 9: 14 - 24 lezen we over een vader die zijn zieke zoon tot Jezus brengt om genezen te worden. In zijn gebed voelt hij die grote behoefte aan een sterker geloof, een geloof dat een antwoord van God verwacht, en hij bidt: Ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp. Die man stelt vast dat zijn geloof niet beantwoordt aan wat het zou kunnen zijn en hij belijdt zijn ongelovig zijn. Misschien zijn er ook nu velen die bij zichzelf vaststellen dat hun leven niet beantwoordt aan wat het zou kunnen en moeten zijn, als gelovige. Gaat in gebed tot de hemelse Vader en vertelt het Hem en smeekt Hem om zijn tussenkomst – zegt het Hem zoals u het aanvoelt. Dat is hartsgemeenschap hebben met God. Vertelt Hem van uw meest intieme of geheime problemen, die u aan niemand anders kunt zeggen – smeekt Hem u te helpen. Bidt in algehele onderworpenheid aan Hem en aan zijn wil. Ook Jezus heeft zo gebeden. In zijn ongelofelijke strijd, waar Hij eigenlijk tussen twee vuren stond – zijn eigen wil als mens doen of de wil van zijn hemelse Vader – bidt Hij vol overgave: Vader, indien Gij wilt, neem deze beker van Mij weg ; doch niet mijn wil, maar de uwe geschiede! – Lucas 22: 39 - 46. Dat was gemeenschap hebben met God in het gebed. Een andere gebedservaring lezen wij in Psalm 73. Daar vertelt Asaf dat, wanneer hij naar de mensen ziet, hij vaststelt dat zoveel goddelozen het materieel zo goed hebben, waardoor hij haast geneigd was ook goddeloos te worden. Als ik op hun welvaart lette, zegt hij , dan waren mijn voeten bijna afgegleden van het geloofspad. Dat is ook vandaag nog zo. Er zijn mensen die heel eerlijk willen leven – gelovig willen zijn – en ze krijgen de ene tegenslag na de andere. Er zijn anderen die niet in God of in zijn gebod geloven, of dit slechts zeer oppervlakkig doen en alles gaat ze voor de wind. Ook wij kunnen dat moeilijk begrijpen. Velen gaan ook allerlei trucjes proberen: een leugentje om bestwil, een oneerlijkheid hier en daar, ze nemen het niet zo nauw met de bijbelse voorschriften in hun geloofsleven … Net als voor Asaf kunnen ook wij het vaak niet begrijpen tot hij zijn
zielenstrijd bij God ging uitstorten. Asaf opende zijn hart en vertelde God al zijn strijd en problemen. O God, zegt hij, ik snap er niets van. En God geeft hem een helder inzicht in het geheel zodat Asaf die vrede krijgt die alles te boven gaat. Hij eindigt zijn gebed in het vers 28 en zegt: Het is mij goed dicht bij God te zijn, de Here HERE heb ik tot mijn toevlucht gesteld, en ik wil al uw werken vertellen. Dat was bidden, dat was hartsgemeenschap hebben met God. Ook in de medische wereld weet men dat elk jaar tienduizenden mensen sterven als gevolg van hart- en vaatziekten. Bij sommigen is de oorzaak slechte voeding of gebrek aan beweging. Velen echter sterven als gevolg van stress, psychische druk en spanningen, waarvoor ze geen uitweg weten. Veel mensen hebben een maagzweer omwille van een druk en uitputtend leven. Velen zijn zenuwziek. Veel huwelijken lopen uit op een mislukking. Voor al deze problemen zou er de oplossing kunnen zijn, indien de mens het geheim van het gebed maar wilde leren kennen; - wilde hij maar leren naar de Bron van het leven gaan! Hierin ligt een van de sleutels in dat merkwaardige leven van Daniël. Driemaal per dag had hij behoefte aan gebedsgemeenschap met zijn God. Hij zonderde zich af – alleen – in de rust en de stilte. Welk machtig voorbeeld voor ons, mensen van de eenentwintigste eeuw: die zekerheid in zich hebben dat God naar ons luistert en Hij zijn leven in ons wil laten doordringen ... Het wonderlijke van het gebedsleven van een gelovige gaat alle verstand te boven, omdat het hartsgemeenschap is – het geheim van een oprecht geloofsleven ... Laten we in dit verband een tekst lezen in Jesaja 26: 3, 4 in de Groot Nieuws Bijbel vertaling: Aan wie standvastig is, geeft U, Heer, vrede, ware vrede; want op U stelt hij zijn hoop. Stel toch uw hoop op Hem, altijd: Hij is voor ons een rots. Hij wankelt nooit. Eigenlijk zegt de tekst : Wie op een standvastige manier en vol vertrouwen zijn hoop op God stelt en dat uit in een geregeld gebedsleven, zal die innerlijke vrede en rust kennen, zo heilzaam voor onze geest en voor ons lichaam. Wat hebben onze hedendaagse, druk bezette mensen hieraan toch behoefte! God is een eeuwige Rots, die nooit wankelt; altijd kan men op Hem bouwen - Hij bevrijdt van ongeloof, angst, zorgen en twijfel. We zagen welk complot tegen Daniël gesmeed werd. Wat gaat hij nu doen? Zal hij verandering brengen in zijn gemeenschap met God? Zal hij nu zijn venster sluiten, waardoor men hem niet kan zien en toch bidden? We krijgen het antwoord in vers 11: zodra hij vernam wat er gaande was, deed en bad hij zoals hij dat gewoon was te doen. In zijn overgave en toewijding aan God, blijft hij vastberaden, standvastig – hij verandert zijn levenswi jze niet. Wel in tegendeel, nù heeft hij meer dan ooit behoefte aan die wonderlijke hulp van God. Hij beseft maar al te goed dat zijn moed en kracht om trouw te blijven aan zijn God, afhangt van zijn gebedsrelatie met Hem. Ook laat hij niet toe dat anderen beslissen tot wie hij bidt. Hij sloot zijn venster niet omdat hij de gewoonte had met open vensters op Jeruzalem gericht te bidden. Zo was hij bekend in zijn omgeving en hij wijzigt hieraan niets! Indien hij hierin verandering bracht, zou schijnheiligheid zijn Gods-relatie omhullen – dat wilde hij absoluut niet. Daniël is dus niet zo maar een oppervlakkige gelovige. De diepte van zijn hart is edel en zuiver en zijn daden en zijnswijze weerspiegelen dat. Hij gaat recht door zee – hij trekt rechte voren: zijn hartsingesteldheid is niet anders dan wat naar buitenuit gezien wordt. Hij doet het zoals hij gewoon is te doen met, voor en naar zijn God. De gevolgen laten niet lang op zich wachten; de verzen 12 - 17 vertellen het ons:
Toen snelden die mannen toe en vonden Daniël biddende en smekende tot zijn God. Daarop naderden zij tot de koning en spraken tot hem over het koninklijk verbod: hebt gij niet een verbod uitgevaardigd, dat ieder mens, die binnen de dertig dagen een verzoek richt tot enige god of mens behalve tot u, o koning, in de leeuwenkuil zal worden geworpen? De koning antwoordde: De zaak staat vast naar de wet der Meden en Perzen, die niet kan worden herroepen. Toen zeiden zij tot de koning: Daniël, een van de ballingen uit Juda, heeft geen acht geslagen op u, o koning, noch op het verbod dat gij hebt uitgevaardigd, maar driemaal daags verricht hij zijn gebed. Zodra de koning de zaak gehoord had, mishaagde zij hem ten zeerste, en hij zon op middelen om Daniël te bevrijden, ja, tot zonsondergang gaf hij zich moeite om hem te redden. Toen drongen die mannen onstuimig bij de koning aan en zeiden tot hem: Weet, o koning, dat het een wet van Meden en Perzen is, dat geen enkel verbod of besluit dat de koning heeft uitgevaardigd, veranderd kan worden. Daarop gaf de koning bevel en men haalde Daniël en wierp hem in de leeuwenkuil. De koning nam het woord en zeide tot Daniël: Uw God, die gij zo volhardend dient, die bevrijde u. In deze bijbelteksten liggen belangrijke lessen opgesloten. In de eerste plaats leert het, hoe een groot monarch, een machthebber, een regeringsleider geprangd kan zitten binnen een bepaald systeem. De koning wil Daniël helemaal niet in de gevangenis zetten en nog minder voor de leeuwen werpen. Het systeem echter, waarvan hij zelf nu een slachtoffer is, verplicht hem te doen wat hij niet wil en dit tegen alle redelijke en menselijke bedenkingen in. Daniël was de meest getrouwe onderdaan van de koning, iemand op wie hij met zijn gehele hart kon vertrouwen. Maar er waren ook die anderen, zij die deze strik gespannen hadden en die hem met veel vleierij er toe gebracht hadden zijn eigen web te weven waarin hij nu verstrikt zat. De koning was zeer vatbaar voor vleierij, hij werd erdoor gestreeld, zijn eigen menselijke eer werd voldaan. Ook wees men hem op de onveranderlijkheid van de wet van de Meden en de Perzen waardoor hij niet in staat was hiertegen in te gaan. Zijn eerzucht maakte hem tot slachtoffer van zijn eigen wet. Hij was niet in staat om, vóór hij de wet ondertekende, na te denken over de mogelijke gevolgen ervan voor zichzelf en anderen … Alles draaide om de eer van zijn eigen persoon. Hoe hij ook probeerde om, spijts alles, Daniël toch te redden, hij kon niet op tegen de overmacht van de beschuldigers die hem wezen op het door hemzelf ondertekende bevelschrift, bevestigd door de onveranderlijkheid ervan. Zijn hart was zwaar bedroefd en hij realiseerde zich de sluwheid waarmee men hem een strik had omgedaan; maar toch kon hij zijn eigen bevelschrift niet terzijde laten: het bevel moest hij laten uitvoeren! Hij roept Daniël nog na: Daniël, ik zou je wel willen redden, maar ik kan niet. Het enige waarop je kunt vertrouwen is het geloof in uw God, die je gedurig eert. Laat Hij je nu verlossen. Het is buitengewoon leerzaam om de verdere gang van deze zaak te volgen. Daniël wordt in de leeuwenkuil geworpen. Daar zit hij nu tussen brullende en hongerige leeuwen. Het deksel wordt dichtgegooid. Daar zit hij nu: onbeduidend mensje, machteloos tussen hongerige leeuwen ... En Darius, hij zit in zijn paleis, omgeven van alle luxe – het schone en het goede. Maar hoe voelt hij zich? We lezen in vers 19: Toen ging de koning naar zijn paleis en bracht de nacht vastend door; en hij liet niets tot afleiding voor zich brengen, en zijn slaap vlood van hem. Toch wel een merkwaardig beeld: Daniël, met een gerust gemoed, zit daar tussen verscheurende leeuwen; Darius, in al zijn luxe en pracht, zit er met een enorm gewetensconflict – het is onrustig in zijn diepste binnenste. De tegenstelling is ontzettend en aangrijpend!
Het is niet altijd even gemakkelijk om in het leven recht door zee te gaan. Ook voor ons zijn de leeuwenkuilen nooit ver weg. Maar, onder de leiding van Gods Geest – in het geloof – , trouw blijvend aan de God des hemels, is een rustig en vredig gemoed verzekerd. Compromissen zijn zo vlug gemaakt en de materiële of andere voordelen eraan verbonden zijn zo aanlokkelijk en aantrekkelijk om ze te begeren ... Maar wat met die innerlijke rust en een vredig geweten? Wat is hun waarde in het menselijk leven? Darius draaide en keerde zich bestendig in zijn bed, maar vrede en rust vond hij niet … De verzen 20 - 23 beschrijven ons de ontknoping van Daniëls situatie: Bij het ochtendkrieken, toen het licht werd, stond de koning op en ging inderhaast naar de leeuwenkuil, en toen hij nabij de kuil kwam, riep hij Daniël toe met droeve stem; de koning nam het woord en zeide tot Daniël: Daniël, gij dienaar van de levende God, heeft uw God, die gij zo volhardend dient, u van de leeuwen kunnen bevrijden? Toen sprak Daniël tot de koning: O, koning. leef in eeuwigheid! Mijn God heeft zijn engel gezonden en de muil der leeuwen toegesloten, en zij hebben mij geen kwaad gedaan, omdat ik voor Hem onschuldig ben bevonden; maar ook tegen u, o koning, heb ik geen misdaad begaan. Dit is een wonderbaar stukje geschiedenis. Een man is boven alles trouw gebleven aan zijn God en omwille hiervan komt hij in levensgevaar. Wat stellen wij vast? Wanneer iemand de levende God dient en liefheeft – wat ook gebeurt in zijn dagelijks leven – staat God borg voor zijn leven. God beschermt zijn trouwe kinderen. De wereld waarin wij vandaag leven, is heel vaak een leeuwenkuil, vooral als we willen leven naar Gods wil. In dat verband zegt de apostel Petrus in zijn eerste brief, het vijfde hoofdstuk, daar het vers 8: Wordt nuchter en waakzaam. Uw tegenpartij de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal verslinden. De Schrift zegt dat Gods kinderen, die eerlijk en oprecht met Hem willen samenleven, een tegenpartij of tegenstander hebben, net zoals Daniël die had. Die tegenstander werkt als een brullende leeuw die zoekt waar hij verslinden kan. Daarentegen leert de Bijbel ons ook dat wij daarvoor niet behoeven bevreesd te zijn; immers, God stuurt zijn dienaren – de engelen – om de muil van de leeuwen gesloten te houden. In 2 Koningen 6: 12 - 18 lezen we over een andere machtige tussenkomst van God voor zijn trouwe kinderen: Elisa wordt vervolgd door de koning van Aram. Hij vlucht met zijn dienstknecht naar een dorp. ‘s Morgens stelt de dienstknecht vast dat het dorp omsingeld is door het leger van de koning. In paniek rent hij terug naar Elisa en zegt hem: het is uit met ons, we zitten in de val, er is geen ontkomen mogelijk. Maar Elisa, rustig en niet verschrikt, vraagt God: Here, open toch de ogen van mijn knecht. En God opent de geestelijke ogen van die man. God beantwoordt het gebed van Elisa en de dienstknecht ziet overal en rondom het dorp vurige paarden en wagens, veel talrijker dan de tegenstander. Een hemels leger van heilige en schitterende engelen was aanwezig om zijn twee trouwe en in gevaar verkerende kinderen te beschermen. Zo gaat dat in de werkelijkheid in het geloofsleven van Gods ware en getrouwe kinderen. Vaak, wanneer zij in levensgevaarlijke situaties terechtkomen, is God, in al zijn sterkte, zeer dicht nabij. Het geloofsoog ziet Gods wonderlijke bescherming. Paulus zegt in Romeinen 8: 31 Als God vóór ons is, wie zal tegen ons zijn? Als de almachtige Schepper met ons is, wie zal dan tegen ons zijn? Psalm 91: 2 - 9 benadrukt dit op een zeer dichterlijke wijze: Ik zeg tot de HERE: Mijn toevlucht en mijn vesting,
mijn God. op wie ik vertrouw. Want Hij is het, die u redt van de strik des vogelvangers, van de verderfelijke pest. Met zijn vlerken beschermt Hij u, en onder zijn vleugelen vindt gij een toevlucht ; zijn trouw is schild en pantser. Gij hebt niet te vrezen voor de verschrikking van de nacht, voor de pijl, die des daags vliegt; voor de pest, die in het duister rondwaart, voor het verderf, dat op de middag vernielt. Al vallen er duizend aan uw zijde, en tienduizend aan uw rechterhand, tot u zal het niet genaken; slechts zult gij het met uw ogen aanschouwen, en de vergelding aan de goddelozen zien. Want Gij, o HERE, zijt mijn toevlucht. Welke machtige beloften van God, die altijd zijn beloften nakomt. Dit wil niet zeggen dat God ons hier, op deze wereld, van al onze moeilijkheden zal bevrijden. Het is een belofte in het licht van het eeuwige leven. Soms laat God moeilijkheden komen over ons, omdat ze voor ons – in verband met ons eeuwig heil – van belang zijn. Als mensen zien wij alles, en daar leggen we dan ook de nadruk op, in verband met dit tijdelijke leven. God is een wijze God: Hij ziet alles met betrekking tot ons eeuwig leven – alles staat in dienst hiervan. Dit is de bijbelse visie die wij moeten leren begrijpen en aanvaarden. In Openbaring 14: 13 staat iet heel merkwaardigs: Zalig de doden die in de Here sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, dat zij rusten van hun moeiten, want hun werken volgen hen na. Het is inderdaad goed om op een bepaald ogenblik van de vele beproevingen en verleidingen gespaard en uit het leven weggenomen te worden. God weet dat dit belangrijk is voor de persoon in kwestie met het oog op de eeuwigheid. Voor God telt niet alleen maar dit aardse leven; het is slechts een doortocht, een voorbereiding op het eeuwige leven. Hiermee eindigt het historisch gedeelte van het boek Daniël. Zoals u hebt kunnen vaststellen, houdt het een ongelooflijke waarde in zich voor ons, mensen in de eindtijd. Leer deze goddelijke principes uit dit gedeelte in uw eigen geloofsleven te ervaren en u zult er de gezegende vruchten van smaken. Het zal u eveneens helpen om het volgende gedeelte – het profetische – beter te verstaan en er naar te leven. Mag onze hemelse God en Vader, u overvloedig zijn zegen schenken en laten beleven.