DE PROFETIEËN IN HET BOEK DANIËL Hoofdstuk 5 Tot hier hebben we vier hoofdstukken van het boek Daniël overdacht. Vandaar dat het belangrijk is deze even samen te vatten. U herinnert zich hoofdstuk één: de inval van Nebukadnessar in Jeruzalem. Hij voert velen mee in ballingschap naar Babylon. Ook Daniël en zijn drie vrienden waren weggevoerd en krijgen een opleiding van drie jaar aan het koninklijke hof in Babel. In hoofdstuk twee kregen wij die merkwaardige droom van Nebukadnessar: het grote beeld, met gouden hoofd, zilveren borst en armen, koperen dijen, benen van ijzer, voeten van leem gemengd met ijzer. Geen menselijke geleerden noch astrologen konden de betekenis ervan geven. Daniël bad ernstig tot God en Hij gaf hem de droom en de verklaring te kennen. In het derde hoofdstuk kregen wij het merkwaardige verhaal over de drie vrienden van Daniël, die omwille van hun onwrikbare trouw aan God, in de vurige oven geworpen werden. Op een wonderbaarlijke manier heeft God hen gered. Wij leren er de ware God kennen, die in staat is te redden en te verlossen, zelfs uit de meest hachelijke situaties. In het vierde hoofdstuk krijgt Nebukadnessar een tweede goddelijke droom. Hij ziet een grote en prachtige boom, waarin de vogels nestelen en waaronder het gedierte des velds beschutting vindt. De boom wordt afgehouwen, maar de wortel blijft in de aarde, wel bewaard. Die boom stelt Nebukadnessar voor, die omwille van zijn hoogmoed en zijn verzet tegen God, voor zeven jaar uit zijn koningschap ontheven wordt – totdat hij de ware God erkent. Wij zagen hoe God, doorheen al deze wonderbare ervaringen, Zich wilde kenbaar maken, zelfs aan de meest afgodische volkeren. Het hoofdstuk vijf handelt niet langer over koning Nebukadnessar, maar over koning Belsassar, een achterklein / schoonzoon van Nebukadnessar. Belsassar wordt in de Bijbel genoemd als de laatste koning van Babel. Dat lijkt een probleem te vormen, want aan de hand van opgravingen en gevonden archieven, heeft men lijsten gevonden van koningen die Babel regeerden. Zo ontdekte men dat niet Belsassar maar Nabonidus de laatste koning van Babel was. Dat gaf voedsel aan bijbelcritici, want nu konden die aantonen dat de Bijbel niet altijd exact is. Gelukkig zijn de opgravingen hier niet gestopt. Men heeft namelijk nog veel gegevens gevonden die ons een duidelijker beeld geven van hoe het toen in werkelijkheid was. Er wordt namelijk een cilinder, afkomstig van Nabonidus, bewaard in het Brits Museum te Londen. Nabonidus was inderdaad de laatste koning. Hij was gehuwd met een dochter van Nebukadnessar; zij was de wettelijke troonopvolgster. Zoals het in de geschiedenis al vaak is gebleken, kon zij als vrouw de functie van koning niet bekleden en Nebukadnessar heeft haar dan ook uitgehuwelijkt. Nabonidus is dus de wettelijke echtgenoot en is de troonopvolger geworden. Echter, Nabonidus was de zoon van een priesteres, waardoor hij een zeer diepe godsdienstige achtergrond bezat. Dit bracht met zich dat hij zich op een gegeven ogenblik terugtrok uit de gewone samenleving en een kloosterleven is gaan leiden in Arabië. In één van zijn cilinders vertelt hij ondermeer dat hij zijn koningschap mede opgedragen heeft aan zijn zoon Belsassar. In die cilinder vinden we dan ook voor de eerste maal, buiten de Bijbel om, de naam van Belsassar. Belsassar was in werkelijkheid mederegent. Nabonidus is koning gebleven maar hij heeft zijn zoon de macht gegeven om samen
met hem te regeren. Hij was in naam de koning, maar zijn zoon functioneerde – oefende het ambt uit. De man met wie Daniël te maken krijgt, is Belsassar. De archeologie laat ook hier zien dat de bijbelse gegevens betrouwbaar zijn. Het vijfde hoofdstuk behandelt de val van Babel, die grote, machtige, oninneembare stad, met driedubbele muren. Spijts dit alles was haar ondergang voorspeld. Hoe dit gebeurde laat de Bijbel duidelijk zien. Het relaas wil onze aandacht bepalen bij de oorzaak van haar val; de mankracht waarmee dit gebeurde is niet de essentie van het verhaal. Babel, wààrom is ze gevallen? Wij mogen niet uit het oog verliezen dat er in de Bijbel twee maal sprake is van Babylon: het geschiedkundige en het geestelijke Babylon. Hun beider geschiedenis is gelijklopend. Wij lezen in Daniël 5:1 Koning Belsassar richtte een grote maaltijd aan voor zijn machthebbers, duizend in getal; en in tegenwoordigheid van die duizend was hij aan het wijn drinken. Babylon was bekend om zijn feesten – het maakte deel uit van de Babylonische cultuur. Haar filosofie was: alles wat deugd doet, doet dat; wat lekker is, eet het. Er was o.a. het Bacchusfeest - Bacchus, zijnde de god van de wijn. Het feest volgde op de oogst van de druiven en andere gewassen. Het duurde verscheidene weken naeen. Men heeft in Babylon zelfs de fundamenten blootgelegd van een grote banketzaal, waar honderden mensen konden plaatsnemen om deel te hebben aan dergelijke feesten. Bepaalde inscripties en geschriften leren ons met hoeveel pracht en praal die feesten opgeluisterd werden. Fakkels zorgden in die zalen voor indirecte verlichting; dansgroepen en orkesten zorgden voor de nodige sfeer en ambiance. In Jesaja 21:4 lezen wij: Mijn hart bonst, schrik overvalt mij; dit maakt de schemering (andere vertalingen zeggen: de nacht van mijn plezier) (zie ook de GNB), die mij lief is, voor mij tot een verschrikking. Dit is een vers uit de profetie met betrekking tot Babel (Jesaja leefde vóór Nebukadnessar). De toepassing van het spreekwoord: als de wijn is in de man, is de wijsheid in de kan, kan hier zeker gelden. Dit wordt met kracht benadrukt in het bijbelboek Spreuken, hoofdstuk 23: 29 – 33 Bij wie is ach? bij wie is wee? bij wie is twist? bij wie geklaag? bij wie zijn wonden zonder reden? bij wie troebele ogen? Bij hen die laat opzitten bij de wijn, die komen om de gemengde drank te proeven. Zie niet naar de wijn, wanneer hij roodachtig fonkelt, wanneer hij in de beker parelt; vlot glijdt hij naar binnen, tenslotte bijt hij als een slang en spuwt gif als een adder. Dan zien uw ogen vreemde dingen en uw hart spreekt wartaal. Babylon was een stad waar gezocht werd naar zelfvoldoening. De Bijbel zegt dat dit eveneens het kenmerk zal zijn van de mensen van de eindtijd: men leeft slechts om plezier te maken – het diepste uit de kan te halen, met meer liefde voor genot dan voor God – 2 Timotheüs 3: 1 – 4. Jezus zelf zegt hoe de tijd van het einde zal zijn: Want zoals het was in de dagen van Noach, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn. Want zoals ze in die dagen voor de zondvloed waren, etende en drinkende, huwende en ten huwelijk gevende, tot op de dag, waarop Noach in de ark ging, en zij niets bemerkten, eer de
zondvloed kwam en hen allen wegnam, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn – Mattheüs 24: 37 – 39 . Eten, drinken en huwen zijn drie gaven welke God de mensen geschonken heeft en het is zeker niet Gods bedoeling dat we die gaven zouden missen. Waar het om gaat is dat de mensen in de eindtijd slechts zullen leven om te eten en te drinken en het bedrijven van seks. Het fysieke genot wordt een doel op zich waardoor plaats en tijd voor God volkomen uitgesloten wordt. Vandaag wordt geen tijd vrijgemaakt om zich te verdiepen in het woord van God. 2 Timotheüs 3: 1 – 5 is werkelijkheid geworden: Weet wel dat er in de laatste dagen zware tijden zullen komen: want de mensen zullen zelfzuchtig zijn, geldgierig, vermetel, onheilig, liefdeloos, onmatig, ..., met meer liefde voor genot dan voor God, die met een schijn van godsvrucht de kracht daarvan verloochend hebben; houd ook dezen op een afstand. Toch wel even zeggen: God wenst dat wij van het leven zouden genieten en levensvreugde zouden hebben. Immers, oprechte christenen zijn levensblije mensen. Er zijn evenwel twee soorten levensvreugde: een levensvreugde die écht is, die voldoening schenkt, die het hart verwarmt, die een mens innerlijk verrijkt en gelukkig maakt. Er is ook de pseudo levensvreugde: zij laat een wrang gevoel na, zij laat een leegte na, de vreugde is er niet écht – een bittere kilte. Onze Here en Heiland wil ons die eerste soort leren kennen en beleven. Zijn waarschuwing in de zopas aangehaalde bijbelteksten is dan ook ernstig te nemen. Uit Daniël 5: l leren we hoe de drankzucht niet alleen een zaak was van het volk, maar dat die eveneens de machthebbers, de regeerders, het gezag, tot de koning toe, had aangegrepen. Het wijndrinken vorm t zo de basis voor de ondergang van Babel. Dit heeft ook te maken met de heersende levensvisie binnen het koninkrijk Babel. Volgens de Babylonische levensopvatting bestond de mens uit ziel en lichaam: de ziel is onsterfelijk en geroepen voor de eeuwigheid; alleen het lichaam is sterfelijk. Twee duidelijk onderscheiden gegevens dus, die weinig met elkaar gemeen hebben. Vandaar dat het van weinig belang was wat je met je lichaam deed, zelfs al zou je er een ganse wijnkelder in gieten die alle weefsels en cellen vernietigt. Enkel de ziel, het geestelijke primeerde. Een ernstig onderzoek over dat punt in Gods woord leert ons dat God hierover helemaal niet zo denkt: lichaam en geest zijn zeer met elkaar verweven - ze horen bij elkaar. In 1 Corintiërs 6: 19, 20 lezen we: Of weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u woont, die gij van God ontvangen hebt, en dat gij niet van uzelf zijt? Want fij zijt gekocht en betaald. Verheerlijkt dan God met uw lichaam. Niemand kan ontkennen dat wie alcohol drinkt, zijn geest bedwelmd is. Wat je dus met je lichaam doet, heeft directe gevolgen op je geest en denkvermogen. Op heel wat plaatsen laat Gods woord de directe relatie tussen lichaam en geest zien. Via zijn Woord roept God de mens toe: Houd uw lichaam in de beste conditie! Denkt er aan: het is een tempel van de Heilige Geest; Hij woont in u. Daarom, houd het rein en zuiver of anders gezegd: Streef naar een gezond lichaam waar een gezonde geest in kan wonen. Dat wetende begrijpen we beter Daniëls houding aan het hof van Babel. Hij had het bijzondere voorrecht te zitten aan de tafels van de koning: het koninklijke voedsel was uitermate heerlijk; lekkernijen en wijnen waren in ruime mate aanwezig. Daniël echter weigerde te drinken van die wijn. Hij wilde zijn lichaam niet verontreinigen. Daniël
was zich bewust wat alcohol veroorzaakt in de geest en hoe dit het zenuwstelsel aantast. Daarom ging zijn voorkeur naar water en groenten – Daniël 1. In Babylon echter werden al die onderwijzingen gewoon genegeerd. Het genoot van al wat het leven bood en dit benevelde dermate de geesten van de feestvierders, dat deze zich helemaal niet realiseerden hoe dicht het Medo-Perzische leger hun stad reeds genaderd was – ze merken de vijand niet die reeds voor de poorten stond. Het Brits museum te Londen bewaart de cilinder van Kores, de koning van Medo-Perzië, die Babylon ten val bracht. Hierop staat vermeld hoe hij Babylon innam: één van zijn listen was wachten tot het feest van Bacchus. Kores kende de jaarlijkse gewoonten ter ere van de wijngod Bacchus, die verscheidene weken duurden: iedereen was er in die dagen vrolijk en beneveld, wat hem het ideale moment leek om Babel binnen te vallen. Zo is het dan ook geschied: terwijl Babel in volle feestviering was en genoot van alle lekkere wijnen, omsingelde Kores met zijn leger die machtige stad. U moet er eens op letten hoe de profeet Jeremia dat alles reeds voorspelde. Hij heeft de overwinning van Nebukadnessar op Jeruzalem immers meegemaakt; de val van Babel was evenwel na zijn dood. Zijn voorspelling van de ondergang van Babel lezen we in Jeremia 51:36 – 40. We lezen er de verzen 38 en 39: Tezamen brullen ze als jonge leeuwen, zij grommen als leeuwenwelpen; als zij verhit zijn, zal Ik hun een drinkgelag aanrichten en hen dronken maken, opdat zij in onmacht neervallen en inslapen tot een eeuwige slaap en niet ontwaken, luidt het woord des HEREN. Dezelfde verzen willen we nu eens lezen in de Groot Nieuws Bijbel, waar de betekenis duidelijker naar voren komt: Nu nog brullen zijn inwoners als hongerige leeuwen en huilen als gulzige welpen. Maar Ik laat ze zoveel eten en drinken, dat zij dronken worden, hun tong dubbel slaat, tot ze in slaap vallen om nooit meer wakker te worden. Dat kondig Ik aan. Niet God maakt ze dronken en bewerkt hun ondergang! In Jeremia 51: 9 staat overduidelijk: Wij hebben Babel trachten te genezen, maar het is niet te genezen. God heeft letterlijk alles gedaan om Babel te redden, maar het heeft niet gewild. Hij laat Babel vrij de redding te aanvaarden of niet. God echter dringt Zich niet op; met droefheid trekt Hij Zich terug. Zo wordt de mens aan zichzelf overgelaten. Wat hem dan nog rest is het voldoen aan het dierlijke in hem: alle lagere driften komen nu tot volle ontplooiing en de gevolgen hiervan laten niet op zich wachten. Het volk zelf brengt het onvermijdelijke oordeel over zichzelf. Jeremia 51: 52 zegt: Daarom zie, de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat Ik bezoeking doe aan zijn gesneden beelden en in heel zijn land zullen de verslagenen kermen. Daar heb je dan het oordeel: Ik zal bezoeking doen aan de beelden. De beelden waren in werkelijkheid de goden van Babel. Babel had niet de ware God des hemels aanbeden. Ze hadden zelf allerlei goden gemaakt. Uiteindelijk zegt God: Nu Ik Mij op alle mogelijke manieren gemanifesteerd heb en je toch niet hebt willen luisteren, ga Ik uw gesneden beelden vernietigen, de schuldigen zullen niet ontkomen.
Er is veel gelijkenis met de tijd waarin wij leven. Ook nu zijn er afgoden allerhande en vertoont de denkwijze van de mens veel gelijkenis met die van Babel. Ook nu denken de mensen aan brood en spelen als levensdoel op zich. Men gaat zijn afgoden aanbidden in de vorm van alcohol, drugs, bezoek aan huizen van verderf, en nog veel meer... Het vermogen bij velen een onderscheid te kunnen maken tussen goed en kwaad is quasi onbestaand. Moreel is de menselijke geest beneveld. De verleidelijke goden van het materialisme worden met veel offers aanbeden. Een plaats in hun leven voor de Gods des hemels, de Schepper en Verlosser is er niet (meer). Als wij beseffen dat al die zaken samen de oorzaak vormden voor de ondergang van Babylon, dan dienen wij meer dan ooit op onze hoede te zijn bij het onderkennen van het parallellisme in de geestesgesteldheden vroeger en nu! Keren we nu terug naar Daniël 5: 2 – 5: Belsassar beval bij het genot van de wijn, dat men het gouden en zilveren gerei zou brengen, dat zijn vader Nebukadnessar uit de tempel te Jeruzalem had weggevoerd, opdat de koning en zijn machthebbers, zijn gemalinnen en zijn bijvrouwen daaruit zouden drinken. Daarop bracht men het gouden gerei dat uit de tempel, het huis Gods te Jeruzalem, was weggevoerd, en de koning en zijn machthebbers, zijn gemalinnen en zijn bijvrouwen, dronken daaruit; zij dronken wijn en roemden de goden van goud en zilver, koper, ijzer, hout en steen. Tezelfdertijd verschenen vingers van een mensenhand, die tegenover de luchter op de kalk van de wand van het koninklijk paleis schreven, en de koning zag de rug van de hand, die aan het schrijven was. Wij moeten vaststellen dat Belsassar, in zijn benevelde toestand, alle eerbied en ontzag voor de heilige dingen verloren had. Zo spreekt hij over het gerei van de heilige zaken uit de tempel van Jeruzalem. U zal zich herinneren dat, toen Nebukadnessar Jeruzalem verwoest had, hij al de gouden voorwerpen uit de tempel had meegenomen: de gouden kandelaar, de gouden tafel met de toonbroden, en nog meer van die voorwerpen. In de grootste heiligschennis gaat hij die gebruiken in zijn overspelig feestvieren en dronkenschap. Dat gaat maar door, tot plots een geheimzinnige hand verschijnt die een paar vreemde woorden op de muur schrijft: Mene mene tekel ufarsin. Het wordt doodstil in de zaal. Eerder was er veel buitensporige feestvreugde, veel muziek, ongepaste intimiteit ... Aan dat alles komt nu een einde en iedereen houdt de ogen gericht op dat geschrift. Belsassar, een zelfverzekerd en machtig persoon voor wie mensen in angst leefden, wordt plots geconfronteerd met iets dat hem vreselijk angstig maakt. Daniël 5: 6 zegt: Toen verschoot de koning van kleur, en zijn gedachten verontrustten hem, zijn heupgewrichten werden los en zijn knieën stieten tegen elkaar. De Groot Nieuws Bijbel zegt het zo: Hij verschoot van kleur. Hij raakte geheel in de war en stond te trillen op zijn benen. Daniël 5: 7 gaat verder: En de koning riep met luider stem, dat men de bezweerders, Chaldeeën en waarzeggers zou doen komen. De koning nam het woord en zeide tot de wijzen van Babel: Ieder die dit schrift kan lezen en mij de uitlegging daarvan kan te kennen geven, zal met purper bekleed worden, een gouden keten zal om zijn hals gehangen worden, en hij zal als de derde in het koninkrijk heersen. In zijn angst roept de koning tot zijn Chaldeeërs, zijn astrologen, magiërs en geleerden. Wanneer de Baby1oniërs in moeilijkheden zaten, deden zij steeds een beroep op dit soort mensen voor een oplossing. En dat doet Belsassar nu ook: hij roept luid, schreeuwend, om die mensen bij
hem te brengen, ondanks zij tot hiertoe nog niets hebben opgelost. Hij geeft hen geweldige beloften: Wie mij kan helpen, zal ik een gouden ketting omhangen, ik zal hem met purper bekleden en hij zal de derde in het koninkrijk worden. Nabonidus was de werkelijke koning, Belsassar was de mede-regent en dan volgde de derde: hij zou dus de belangrijkste persoon worden, onder Belsassar. Daniël 5: 8: Toen waren al de wijzen des konings, die gekomen waren, niet in staat het schrift te lezen en de uitlegging daarvan de koning bekend te maken. Niets nieuws dus. Nog nooit hebben ze het gekund. Ook deze maal niet! Nogmaals wil de Bijbel dit hier benadrukken. In onze dagen gaat het al niet anders: mensen zijn in de war of hebben met moeilijkheden te kampen en de waarzeggerij lijkt hun het toevluchtsoord. Ze vertellen het wel niet aan iedereen, maar ze doen het. In vertrouwelijke gesprekken sta je soms verstomd hoeveel mensen hun heil zoeken bij die soort zogenaamde zieners en waarzeggers. Wat God eigenlijk duidelijk wil maken is: lieve mensen, verspil je tijd, je geld en je energie aan mensen niet die je doen geloven dit of dat te kunnen en het in wezen helemaal niet kunnen – ze bezitten zo ‘n vermogen in het geheel niet, wie of wat hij of zij beweert op dat vlak te kunnen. Wie vragen heeft rond de toekomst, wat er kan verwacht worden met betrekking tot het verloop van de wereldgeschiedenis,laat hij ernstig studie maken van de Bijbel en meer bepaald van de bijbelse profetieën. God heeft dààr al onze vragen die wij hebben in beantwoord. De hoofdstukken 7 tot en met 12 van het boek Daniël, bepalen onze aandacht volkomen bij de bijbelse profetieën. Daar zullen we zien hoe God de geschiedenis van onze wereld en van het leven in ontvouwd heeft. Waarzeggerij, magie, astrologie, enz. komen hierbij in de verste verte niet aan te pas. Om die reden zegt de apostel Petrus in 2 Petruis l:19 – 21: Wij hebben het profetische woord, dat zeer vast is, en gij doet wél er acht op te geven als op een lamp, die schijnt in een duistere plaats. Voor ons is de toekomst duister, maar Gods woord geeft het nodige licht in die duisternis. Daniël 5: 9, 10: Daarop werd koning Belsassar ten zeerste ontsteld en hij verschoot van kleur; ook zijn machthebbers waren ontzet. Naar aanleiding van de woorden van de koning en zijn machthebbers trad de koningin de feestzaal binnen. De koningin nam het woord en zeide: 0, koning, leef in eeuwigheid! Laten uw gedachten u niet verontrusten, en uw kleur verschiete niet. Er zijn bijbelcommentatoren die zeggen dat die koningin niet de vrouw van Belsassar was, maar de vrouw van Nabonidus. De samenhang van de bijbelteksten geeft ons veel redenen om dat ook te aanvaarden. Die koningin was de koningin-moeder, de dochter van Nebukadnessar. De redenen waarom zij zelf niet op dat feest was en er niet aan deelnam, blijken overduidelijk. Als dochter van Nebukadnessar, had zij al zijn ervaringen van dichtbij meegemaakt: zijn verschillende dromen, zijn ziekte om als een dier te gaan leven, al die machtige openbaringen die God door middel van Daniël en zijn drie vrienden gegeven had ... Zij kent dat allemaal en haar leven wordt er door beheerst. Na de bekering van Nebukadnessar heeft zij niet langer, als een afgodische, deelgenomen aan die afgodische feesten. Nu ze op de hoogte wordt gebracht van de moeilijkheden, verschijnt zij op het toneel om Belsassar in gedachte te brengen, dat hier een zeker man is, die toch wel heel merkwaardige dingen heeft teweeggebracht in het rijk van Babel. Zo zegt zij, in Daniël 5: 11, 12: Er is een man in uw koninkrijk, in wie de geest der heilige goden woont, en in wie in de dagen van uw vader verlichting, verstand en wijsheid, als de wijsheid der goden, gevonden werd;
hem heeft koning Nebukadnessar, uw vader, tot hoofd der geleerden, bezweerders, Chaldeeën en waarzeggers aangesteld, – uw vader, o koning. Omdat dan een uitnemende geest en kennis en verstand, uitlegging van dromen, onthullingen van verborgenheden en ontwarring van knopen in hem gevonden wordt, in Daniël, aan wie de koning de naam Beltesassar gegeven heeft, laat dan nu Daniël geroepen worden en hij zal de uitlegging te kennen geven. Er wordt hier gezegd dat Nebukadnessar de vader is van Belsassar. Hoe kan dat nu? Ook wij spreken van vader, grootvader, betovergrootvader, enz... Zo wordt ook Jezus genoemd: de zoon van David. Jezus was niet de zoon van David., maar wel zijn nakomeling, Hij kwam uit het geslacht van David, uit die lijn en Hij wordt gewoon de zoon van David genoemd. In diezelfde zin is Belsassar niet de directe zoon van Nebukadnessar, maar hij zit in die lijn; hij is zijn nakomeling. We zien dat hier ook Daniël vermeld wordt. Van hem wordt gezegd: hij is een man in wie de Geest Gods woont. Hij is diegene die knopen kan ontwarren. Ook onze denkwijze ligt vaak in de knoop. Wij hebben heel wat vragen en problemen. Daniël is de man die niet slechts de toekomst onthult; hij kan ook bepaalde vragen waarmee wij worstelen, beantwoorden: hoe verloopt de geschiedenis verder? Hoe zit het met de verdere toekomst? Waar zal alles op uitlopen? Het boek Daniël geeft ons hierin inzichten. Dit konden we reeds vaststellen in het tweede hoofdstuk van zijn boek: er is een God in de hemel die de loop der geschiedenis kent, die precies weet wat er gaat gebeuren; Hij is niet zomaar een God, die plots voor de feiten komt te staan en zegt: Wat moet Ik nu gaan doen? Neen, Hij is een God die de zaken in handen heeft, die weet waarom Hij de ene koning aan de macht laat komen en de andere afzet. Wanneer we straks de hoofdstukken 7 tot en met 12 zullen bestuderen, wordt dit helemaal duidelijk. Daniël wordt hier dus bij de koning gebracht. Hij heeft nu reeds vijfentachtig jaar. Reeds meer dan vijfenzestig jaar is hij in Babel. Wij lezen in Daniël 5:13 – 15: Toen werd Daniël tot de koning gebracht. De koning nam het woord en zeide tot Daniël: Zijt gij die Daniël, die tot de ballingen van Juda behoort, welke de koning, mijn vader, uit Juda heeft weggevoerd? Nu, ik heb van u gehoord, dat de geest der goden in u woont, en dat verlichting, verstand en wijsheid in bijzondere mate in u gevonden worden. En nu zijn tot mij gebracht de wijzen, de bezweerders, opdat zij dit schrift zouden lezen en mij de uitlegging daarvan zouden bekendmaken, maar zij zijn niet in staat de uitlegging van de woorden te kennen te geven. Het is verwonderlijk te zien hoe de koning reageert tegenover Daniël: Zijt gij die Daniël? Ik heb reeds van u gehoord. En dan te weten dat Daniël reeds vijfenzestig jaar in Babel verblijft, dat hij de droom van Nebukadnessar verteld heeft en verklaard, dat de drie mannen uit de vurige oven gered zijn, hoe Nebukadnessar vernederd is geworden in zijn ziekte, en nog veel meer opzienbarende situaties waarbij Daniël betrokken was! Bovendien is hij het hoofd van de geleerden in Babel. De koningin–moeder kent hem zeer goed. Alleen Belsassar heeft slechts van hem gehoord ... Hoe komt het dat hij Daniël nooit eerder persoonlijk heeft ontmoet? Daniël was uiteindelijk toch een heel belangrijk man in Babel - een waardevol man, van aanzien!. Het antwoord is eenvoudig: Belsassar had noch voor die man, noch voor die zaken enige belangstelling, laat staan enige tijd. Alleen feesten en plezier maken had zijn bijzondere interesse. Hij was een soort zonnekoning, zonder verder enige interesse. Hij heeft er wel eens van gehoord. Babel was sterk en had hem niet nodig. Hij leefde veel meer voor het genot en het plezier dat Babel hem kon bieden.
Zo is het in feite ook met veel mensen in onze dagen. Ze hebben wel eens over het woord van God, de Bijbel, horen spreken en dit lijkt wel een heel belangrijk boek te zijn. Maar ze laten het daarbij; ze zonderen geen tijd af om er nader kennis mee te maken. Hun hobby ‘s, hun pleziertjes en genoegens, alles wat het leven hen te bieden heeft, lijkt hun veel belangrijker. Zoals u ziet, zijn de gedachten en gevoelens van Belsassar en deze van de meeste mensen van onze dagen, sterk gelijklopend. Belsassar was eigenlijk het type, de verpersoonlijking van Babylon. In werkelijkheid leven wij, in onze dagen, in een geestelijk Babylon temidden van veel Belsassars. Veel mensen leven voor niets anders dan voor seks, kopen en verkopen, eten en drinken, en voor alles wat het tijdelijke en materiële leven hen aanbiedt. Op zichzelf zijn al die dingen niet verkeerd. Ze nemen evenwel zoveel van onze tijd, aandacht en energie in beslag, dat men hogere levenswaarden negeert. Vandaar: Ik heb wel eens van u horen spreken. Ik heb wel eens van de Bijbel en van God horen spreken. Ik heb gehoord dat Christus wel ooit eens zou geleefd hebben. Men heeft echter nog nooit een persoonlijke ontmoeting gehad. Wij lezen verder in het vers 16: Maar ik heb van u gehoord, dat gij uitleggingen kunt geven en knopen ontwarren; nu dan, indien gij het schrift kunt lezen en mij de uitlegging daarvan kunt bekendmaken, dan zult gij met purper bekleed worden en een gouden keten zal om uw hals gehangen worden, en gij zult als de derde in het koninkrijk heersen. Op vijfentachtigjarige leeftijd was die aanbieding nu ook niet meer zo boeiend en zijn antwoord op dit aanbod verraadt Daniëls idee terzake. Er wordt hem een geweldige belofte gegeven en Daniël. zegt in vers 17: Daarop antwoordde Daniël de koning: Behoud uw geschenken en geef uw gaven aan een ander; nochtans zal ik het schrift voor de koning lezen en hem de uitlegging bekendmaken. Daniël wil geen eer en beloningen ontvangen. Het gaat er bij hem niet om het dragen van rijkelijke purperen kledij om zo één van de belangrijkste mensen in Babel te zijn. Waar het bij hem op aan komt is mensen helpen. Immers, Belsassar zit in serieuze moeilijkheden - Daniël wil hem helpen. Dit lezen we in de verzen 18 – 23: O koning, God, de Allerhoogste, heeft uw vader Nebukadnessar koninklijke macht, grootheid, eer en majesteit geschonken en tengevolge van de grootheid die Hij hem geschonken had, leefden alle volken, natiën en talen voor hem in vrees en beven; wie hij wilde, doodde hij, en wie hij wilde, liet hij leven; wie hij wilde, verhoogde hij , en wie hij wilde, vernederde hij. Maar toen zijn hart zich verhief en zijn geest zich verhardde, zodat hij overmoedig werd, is hij van zijn koninklijke troon gestoten, en heeft men de eer van hem weggenomen; ja, uit de gemeenschap der mensen werd hij verstoten en zijn hart werd aan dat van de dieren gelijk, en bij de wilde ezels was zijn verblijfplaats; men gaf hem gras te eten als aan de runderen en door de dauw des hemels werd zijn lichaam bevochtigd, totdat hij erkende, dat God, de Allerhoogste, macht heeft over het koningschap der mensen en daarin aanstelt wie Hij wil. Gij echter, zijn zoon Belsassar, hebt uw hart niet verootmoedigd, hoewel gij dit alles wist, maar gij hebt u tegen de Heer des hemels verheven: men heeft het gerei uit zijn tempel voor u gebracht, en gij en uw machthebbers, uw gemalinnen en uw bijvrouwen hebben daaruit wijn gedronken; gij hebt de goden geroemd van zilver en goud, koper, ijzer, hout en steen, die niet zien of horen of kennis hebben, maar de God, in wiens hand uw adem is en die al uw paden beschikt, Hem hebt gij niet verheerlijkt.
Wat een uitermate gewichtig moment is hier aangebroken! De leiders en de bewoners van Babel zijn zich in het geheel niet bewust van wat zich buiten de muren van hun stad afspeelt. Wij mogen aannemen dat wanneer Daniël naar die grote feestzaal wordt ge- bracht, te midden van al de aanzienlijken van Babel, hij op de hoogte is van wat er buiten gebeurt. Hij weet dat veel van de mensen tot wie hij het woord zal richten, die nacht zullen sterven. In dit uur van oordeel dat op punt staat zich te voltrekken over Babel, probeert Daniël de mensen nog even tot bezinning te brengen. Hij wijst op al de voorrechten die ze gekregen hebben; hij herinnert ze eraan wat God al niet voor ze gedaan heeft. Tenslotte moet hij ze bekendmaken waar ze in de fout zijn gegaan: Hoewel gij dit alles wist, hebt gij u niet verootmoedigd. Ziedaar, de meest dramatische en smartelijkste woorden uit dit schriftgedeelte! Er is hier dus sprake van het oordeel over Babel. In het verleden heeft het christendom sterk de nadruk gelegd op het oordeel. Vandaag spreekt men er nog zo weinig mogelijk over. Zowel het ene als het andere is foutief. De Bijbel spreekt over het oordeel: een dag waarop alle bewoners op de aarde zullen geoordeeld worden. Hier, in Daniël 5, stellen we de manier vast waarop God dit brengt over Babylon: een stad van zedelijk verderf, van goddeloosheid, van verwarring, van opstand tegen God. Evenwel niet hierom verwerpt God die stad en brengt Hij een oordeel over haar. De geschiedenis van Babel toont ons hoe God met alle middelen geprobeerd heeft om de mensen, levend in goddeloosheid en opstand tegen Hem, verkerend in het veelgodendom, tot bezinning en inzicht te brengen; Hij stuurde hen zijn gezanten. Pas wanneer God Zich ten volle aan hen geopenbaard heeft en zij duidelijk blijk van volkomen onwil gaven voor de goddelijke aangelegenheden: ondanks gij dit alles wist, maar u niet verootmoedigd hebt, verschijnt die hand en spreekt God het oordeel uit over Babylon. Ook voor ons moet dit een heel belangrijk en niet te verwaarlozen teken zijn. Het doet denken aan wat Jezus zei in Lucas 13: 34: Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt wie tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels, en gij hebt niet gewild. Gods oordeel is niet zo maar een oordeel. God heeft geen behagen in de dood van de goddelozen; Hij wil dat alle mensen tot inzicht en bekering komen. De mens evenwel keert zich van God af. We zouden kunnen zeggen: Babel heeft voldoende signalen van Gods liefde, geduld, lankmoedigheid en kracht naar haar toe ervaren. Zij echter heeft die alle genegeerd en is er nooit op ingegaan. Dus, nu is het oordeel dààr! In die ervaring van Babel vinden we een beeld van wat ook het moderne geestelijke Babylon zal treffen. In dat verband is het bijzonder belangrijk de woorden van Jezus te lezen in het evangelie van Lucas, hoofdstuk 21 de verzen 34 - 36: Ziet toe op uzelf, dat uw hart nimmer bezwaard worde door roes en dronkenschap en zorgen voor levensonderhoud, en die dag niet plotseling over u kome, als een strik. Want hij zal komen over allen, die gezeten zijn op het oppervlak der ganse aarde. Waakt te allen tijde, biddende, dat gij in staat moogt wezen te ontkomen aan alles wat geschieden zal, en gesteld te worden voor het aangezicht van de Zoon des mensen. Ziet toe op uzelf. Dat is wel belangrijk, want wij zien meestal wel waar het bij de anderen mank loopt. Hoe vlug zien wij de splinter bij onze medemens; de balk echter in ons eigen oog ontgaat ons. Jezus’ raad is dan ook: toe te zien op onszelf! Waarvoor moeten wij op onze hoede
zijn? Waar moeten wij onze aandacht op vestigen? Jezus zegt: Ziet toe op uzelf., dat uw hart niet bezwaard worde door roes. In werkelijkheid leefde Babylon in een roes. Babylon was uitgegroeid tot een machtig rijk – in eigen ogen oninneembaar, onoverwinnelijk. Het eeuwigbestaan was hun deel, zo was haar overtuiging. Ze voelde zich sterk, veilig en waakzaam zijn leek het minste van hun zorgen. De roes waarin ze leefde versterkte hun die zekerheid. Wat een waanzinnige gedachte is dit gebleken. Hoe groot is het gevaar dat ook onze wereld eveneens het slachtoffer wordt van zo ‘n uitzinnige zelfverzekerdheid! Techniek, kennis, wetenschap, het zijn even zoveel roesmiddelen waarin de hedendaagse maatschappij verglijdt en hierdoor haar aandacht voor de werkelijkheid verliest. Het valse beeld van eeuwig bestaan lonkt en verblindt hem, waardoor zelfgenoegzaamheid en onverschilligheid hem domineert. Laat.die roes geen bezit van ons nemen, waardoor onze waakzaamheid verslapt en ons zicht op de realiteit binnen het wereldgebeuren onbestaande wordt. Laat we blijven bij de goddelijke essentie van het leven en dat aanvaarden. Het gevaar zit niet alleen in de roes. Jezus maant ons ook aan op te passen voor dronkenschap en voor de zorgen voor levensonderhoud. Er bestaan twee risico’s: ??
er is het gevaar dat de mens een zodanige welstand en zekerheid heeft uitgebouwd, dat hij zich volkomen veilig voelt, dat zijn aandacht verslapt ... Dan gaat hij het vaak zoeken in allerlei plezieren en genoegens en verzeilt hij nog al eens in dronkenschap - alcohol; vandaag een niet te onderschatten probleem zowel bij volwassenen als bij jongeren.
??
er is ook het gevaar van de werkeloosheid en de uitzichtloosheid. Bij velen is dit eveneens een reden om troost te zoeken in alcohol en drugs, met alles wat dit zou te bieden hebben. Armoede en zorgen voor levensonderhoud kunnen heel slechte raadgevers zijn. Via drank poogt men verdriet en gevoel van machteloos en niets zijn te vergeten.
Jezus zegt: ziet toe op uzelf, dat die twee zaken u niet in beslag nemen en dat die dag des oordeels niet plots over u komt; u, die denkt: mij kan niets gebeuren ... Om die reden roept Jezus ons op om bijzonder waakzaam te zijn en te allen tijde te bidden, opdat we in staat mogen zijn te ontkomen aan wat over de wereld zal komen. In Mattheüs 16: 26 zegt Hij het op een andere manier: Want wat zou het een mens baten, als hij de gehele wereld won, maar schade leed aan zijn ziel? Of wat zal een mens geven in ruil voor zijn leven? In Mattheüs 6: 33 geeft Jezus nog een speciale bemoediging dienaangaande: Maar zoekt eerst Zijn (Gods) Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden. Het is in de eerste plaats belangrijk de innerlijke vrede met God te bezitten; dan zal de rest, voor het leven van alledag, ons ook niet ontbreken. In de mate dat wij Gods bijbelwoord ernstig en onder gebed overdenken en beleven, leren wij de ware zin van het leven ontdekken, smaken en liefhebben. Dan zal die bittere ervaring van Belsassar niet de onze zijn: hij werd in de hemelse weegschaal gewogen en te licht bevonden. In zijn leven ontbrak de geloofswaarde die iemand in staat stelt aan het oordeel te ontkomen.