B2283
De positie van arbeidsgehandicapten in Noord-Holland Zuid Een eerste verkenning Eindrapport
Dit onderzoek is uitgevoerd door Research voor Beleid in opdracht van WerkNet Arbeidsmarkt Noord-Holland Zuid
P.M. de Klaver E. Hornstra J.A. Bouwmeester B2283 Leiden, 6 juni 2001
VOORWOORD
Sinds de herziening van de WAO staan arbeidsgehandicapten in het middelpunt van politieke en maatschappelijke belangstelling. Het debat spitst zich daarbij vooral toe op methoden om te voorkomen dat werknemers in de WAO belanden en op mogelijkheden voor reïntegratie van arbeidsgehandicapten in het arbeidsproces. Daarnaast is er toenemende aandacht voor de maatschappelijke en financieel-economische positie van arbeidsgehandicapten. Gemeenten zijn - onder meer op basis van de Wet Reïntegratie Arbeidsgehandicapten (Wet Rea) en de nieuwe Wet Sociale Werkvoorziening (nWSW) - beleidsmatig betrokken bij (de problematiek rondom) arbeidsgehandicapten. Met het oog op het (beter) kunnen ontwikkelen van specifiek op arbeidsgehandicapten gericht beleid, bestond bij de gemeenten Zaanstad, Amsterdam en Amstelveen en de provincie Noord-Holland behoefte aan meer inzicht in de omvang en samenstelling van deze groep, hun beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt en hun financieel-economische positie. Namens genoemde gemeenten en de provincie Noord-Holland heeft het regionale samenwerkingsverband WerkNet, Arbeidsmarkt Noord-Holland Zuid Research voor Beleid daarom gevraagd een studie te verrichten naar de groep arbeidsgehandicapten in de regio NoordHolland Zuid. Van de resultaten van een in dat kader uitgevoerd vooronderzoek wordt in dit rapport verslag gedaan. Het betreft de uitkomsten van een eerste verkenning van de positie van de arbeidsgehandicapten in Noord-Holland Zuid. Het onderzoek is uitgevoerd in de maanden maart en april 2001 door Peter de Klaver en Eimert Hornstra. Ondergetekende was verantwoordelijk voor de projectleiding.
Drs. J.A. Bouwmeester projectleider arbeidsmarkt en sociale zekerheid Leiden, 6 juni 2001
INHOUDSOPGAVE Pag.
Samenvatting en conclusie
i
1
Achtergrond en opzet van het onderzoek 1.1 Achtergrond 1.2 Doel- en vraagstelling totale onderzoek 1.3 Afbakening vooronderzoek 1.4 Opzet van het vooronderzoek 1.5 Leeswijzer
1 1 1 2 3 4
2
Omvang en samenstelling van de arbeidsgehandicaptenpopulatie 2.1 Inleiding 2.2 Beschrijving doelgroep 2.3 Omvang en samenstelling deelpopulatie uvi’s 2.4 Omvang en samenstelling deelpopulatie sociale diensten 2.5 Omvang en samenstelling deelpopulatie arbeidsbureaus 2.6 Totale omvang arbeidsgehandicaptenpopulatie
5 5 5 6 10 15 16
3
Beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt 3.1 Inleiding 3.2 Reeds werkende arbeidsgehandicapten 3.3 Persoonsgebonden belemmeringen voor niet-werkende arbeidsgehandicapten 3.4 Niet-werkende arbeidsgehandicapten die (op termijn) in principe (weer) werk kunnen verrichten 3.5 Intrinsieke motivatie en financiële motieven van niet-werkende arbeidsgehandicapten 3.6 Belemmerende omgevingsfactoren voor niet-werkende arbeidsgehandicapten
17 17 17
4
Reïntegratie 4.1 Inleiding 4.2 Reïntegratiekansen 4.3 (Resultaten van) reïntegratieactiviteiten
27 27 27 28
5
Slotbeschouwing 5.1 Voorlopige typologie naar kansrijkheid/inzetbaarheid 5.2 Vervolgonderzoek
32 32 33
18 19 22 25
Bijlage 1
Tabellen arbeidsgehandicapten uvi’s
34
Bijlage 2
Overzicht geinterviewde organisaties
62
Bijlage 3
Checklist interviews
63
i
SAMENVATTING EN CONCLUSIE Achtergrond en opzet onderzoek In dit rapport wordt verslag gedaan van een verkennend vooronderzoek dat Research voor Beleid in opdracht van Werknet, Arbeidsmarkt Noord-Holland Zuid heeft uitgevoerd naar de positie van arbeidsgehandicapten in de regio Noord-Holland Zuid. Doel van deze verkenning was een eerste inzicht te verkrijgen in de omvang en samenstelling van de groep arbeidsgehandicapten, hun beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt en hun reïntegratie-inspanningen. Verder is in het vooronderzoek de beschikbaarheid/bruikbaarheid in kaart gebracht van bronnen voor een mogelijk vervolgonderzoek. In het kader van het vooronderzoek is een korte desk research verricht, zijn bestandsgegevens geanalyseerd en hebben interviews met sleutelinformanten plaatsgevonden. Binnen de totale groep van arbeidsgehandicapten is onderscheid te maken tussen drie deelpopulaties: de arbeidsgehandicapten die een uitkering ontvangen van een uvi, arbeidsgehandicapten met een uitkering bij de gemeentelijke sociale dienst en arbeidsgehandicapten die staan ingeschreven bij het arbeidsbureau. Bij laatstgenoemde deelpopulatie gaat het om arbeidsgehandicapten zonder uitkering of met alleen een Anw-uitkering. Dit is een qua omvang verwaarloosbare groep, die in het vooronderzoek grotendeels buiten beschouwing is gelaten. Bij de analyse van bestandsgegevens heeft de nadruk gelegen op verwerking van de relatief makkelijk toegankelijke bestandsgegevens van de uvi’s. Gemeenten beschikken ook over achtergrondgegevens van hun arbeidsgehandicapte cliënten. De verwerking daarvan vergde echter aanvullende analyses die in het kader van het vooronderzoek nog niet konden worden uitgevoerd. Voor deze populatie moest daarom wat de kwantitatieve gegevens betreft veelal worden volstaan met globale schattingen en/of kwalitatieve indicaties. In een mogelijk vervolgonderzoek zullen de gemeentelijke bestandsgegevens nader worden geanalyseerd. Omvang en samenstelling Naar schatting tellen de gemeenten Amsterdam, Amstelveen en Zaanstad tezamen ruim 94 duizend arbeidsgehandicapten. Hierbij is de qua omvang verwaarloosbare deelpopulatie van de arbeidsbureaus niet meegerekend. Voor de regio Noord-Holland Zuid in zijn geheel gaat het bij benadering om zo’n 150 duizend personen. Van deze arbeidsgehandicapten is naar schatting ruim 80% uvi-cliënt en 20% cliënt van de GSD. Tabel A Gemeente
Schatting totale omvang arbeidsgehandicaptenpopulatie in de gemeenten Amsterdam, Amstelveen en Zaanstad (exclusief deelpopulatie arbeidsbureaus). Arbeidsgehandicapte uvi-cliënten*
Schatting aantal arbeidsgehandicapte Abw-ers (minus overlap met uvi’s)
IOAW-ers en IOAZ-ers**
Schatting totaal aantal arbeidsgehandicapten (kolom 1+2+3)
Amsterdam Amstelveen Zaanstad
60.324 4.743 12.664
14.446 236 761
855 45 180
75.625 5.024 13.605
Totaal
77.731
15.443
1080
94.254
* Bron: LISV (peildatum 15-12-1999); ** Bron: CBS Statline (peiljaar 1999);
Samenvatting en conclusie
ii
De arbeidsgehandicaptenpopulatie van de uvi’s telt in de drie gemeenten samen ongeveer 78 duizend personen (voor de regio Noord-Holland Zuid als geheel is dat naar schatting 123 duizend). Dit komt neer op 12% van de totale beroepsbevolking in de drie gemeenten. Over de samenstelling van deze deelpopulatie is het volgende bekend: • het grootste deel van de arbeidsgehandicapten die staan geregistreerd bij de uvi’s, heeft een arbeidsongeschiktheidsuitkering (het merendeel een WAO- en een aanzienlijk kleinere groep een WAZ- of Wajong-uitkering). Daarnaast worden tot deze deelpopulatie gerekend personen van wie de ao-uitkering is beëindigd, personen van wie de aanvraag voor een ao-uitkering is geweigerd omdat men minder dan 15% arbeidsongeschikt is en ‘andere categorieën’1. • mannen en vrouwen zijn ongeveer even sterk vertegenwoordigd. In de gemeente Amstelveen zijn vrouwen enigszins oververtegenwoordigd. Er blijken in die gemeente vooral in de WAO relatief gezien aanzienlijk meer vrouwen dan mannen te zitten; • de groep is relatief oud (het zwaartepunt ligt bij de leeftijdscategorieën 45-54 en 55+). De categorie 55+ is in Amstelveen relatief gezien iets groter dan in Amsterdam en Zaanstad. In Zaanstad komen relatief wat meer jongere arbeidsgehandicapten voor dan in de andere twee gemeenten; • ongeveer 70% is volledig arbeidsongeschikt, een kwart is gedeeltelijk arbeidsongeschikt en 5% staat te boek als niet (dat wil zeggen voor minder dan 15%) arbeidsongeschikt. Opvallend is dat in Amstelveen relatief weinig volledig en relatief veel gedeeltelijk arbeidsongeschikten voorkomen; • meest voorkomende diagnosegroepen zijn psychische klachten (35%), klachten betreffende het bewegingsapparaat (20%) en ‘symptomen’ (18%). In Zaanstad gaat het relatief wat minder vaak om psychische klachten en relatief vaker om klachten betreffende het bewegingsapparaat; • de gemiddelde uitkeringsduur van de groep uvi-cliënten met een lopende arbeidsongeschiktheidsuitkering is lang. Van genoemde groep ontvangt bijna tweederde al vijf jaar of langer een arbeidsongeschiktheidsuitkering. In Amstelveen is deze groep iets kleiner dan in de andere twee gemeenten. De populatie van arbeidsgehandicapten bij de gemeentelijke sociale diensten bestaat voornamelijk uit arbeidsgehandicapten met een Abw-uitkering. Voor de drie gemeenten samen gaat het - gecorrigeerd voor overlap met de arbeidsgehandicaptenpopulatie van de uvi’s - naar schatting om 15.500 arbeidsgehandicapte Abw-ers (voor de regio Noord-Holland Zuid als geheel om 24.500). Dit komt neer op een kleine 3% van de totale beroepsbevolking van de drie gemeenten. IOAW-ers en IOAZ-ers vormen met in totaal zo’n duizend personen in de drie gemeenten samen een relatief kleine groep. Over de achtergrondkenmerken van de arbeidsgehandicapten in bestanden van de gemeentelijke sociale diensten van Amstelveen, Amsterdam en Zaanstad kan het volgende worden opgemerkt: • mannen en vrouwen zijn min of meer gelijkelijk verdeeld; • de gemiddelde leeftijd is relatief hoog; • het opleidingsniveau is in het algemeen laag; • de afstand tot de arbeidsmarkt is relatief groot. Vaak gaan hoge leeftijd, laag opleidingsniveau en langdurige werkloosheid/uitkeringsafhankelijkheid samen;
1
Het gaat om de volgende categorieën: ex-WSW-ers, loondispensatie, loonkostensubsidie, werkvoorzieningen eigen werk, woonwerkvoorzieningen, scholing en overige reïntegratie-inspanningen.
Samenvatting en conclusie • •
iii
onder de arbeidsgehandicapten bevinden zich relatief veel allochtonen (met name in Amsterdam); eenoudergezinnen en alleenstaanden zijn oververtegenwoordigd.
Lichamelijke en psychische klachten zijn onder arbeidsgehandicapte bijstandscliënten min of meer gelijkelijk verdeeld. Wel neemt het aantal cliënten met psychische problemen toe. Bij arbeidsgehandicapte bijstandscliënten gaat het vaak om lichamelijke en/of psychische problemen van structurele aard. Het algemene beeld dat uit het onderzoek naar voren komt, is dat de groep arbeidsgehandicapte uvi-cliënten gemiddeld genomen kansrijker is dan de groep arbeidsgehandicapte GSDcliënten. Een rol in dit verband speelt ook de minder gunstige financieel-economische positie van arbeidsgehandicapte GSD-cliënten. Een Abw-uitkering is in het algemeen lager dan een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Verder wordt de Abw-uitkering verstrekt aan huishoudens terwijl de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen aan personen worden versterkt. Bij arbeidsgehandicapte uvi-cliënten kan dus sprake zijn van een aanvullend inkomen van de partner. Beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt Van de 94 duizend arbeidsgehandicapten in de gemeenten Amsterdam, Amstelveen en Zaanstad is slechts een gedeelte beschikbaar voor de arbeidsmarkt. Een aanzienlijk deel van de arbeidsgehandicapte uvi-cliënten is nog steeds aan het werk of is inmiddels opnieuw ingetreden. Van de 78 duizend arbeidsgehandicapte uvi-cliënten in de drie gemeenten heeft bijna een derde (31%) een dienstverband, hetgeen neerkomt op ongeveer 24 duizend personen. In de gehele regio gaat het naar schatting om zo’n 38 duizend personen. De arbeidsparticipatie van de arbeidsgehandicapte uvi-cliënten is in Amsterdam lager dan in Zaanstad en Amstelveen (respectievelijk 30%, 34% en 37%). Bij de arbeidsgehandicapte GSD-cliënten gaat het vermoedelijk om een relatief kleine groep. Een indicatie is het aantal arbeidsgehandicapte cliënten dat inkomstenvrijlating geniet. In Amsterdam ging het in 1999 om zo’n 200 personen. Ruim twee op de drie arbeidsgehandicapten met een uitkering bij een uvi heeft dus geen werk (54 duizend personen in de drie gemeenten). Verder is aannemelijk dat vrijwel alle 15 duizend arbeidsgehandicapten bij de sociale diensten eveneens geen betaald werk verrichten. Voor een deel van de arbeidsgehandicapten is dit volledig toe te schrijven aan de arbeidshandicap. Er zijn ook arbeidsgehandicapten die naast hun arbeidshandicap andere persoonsgebonden belemmeringen ondervinden die reïntegratie in de weg (kunnen) staan (zoals hoge leeftijd, laag opleidingsniveau, gebrek aan sociale vaardigheden, taalproblemen, sociale problemen, financiële problemen, huisvestingsproblemen, acceptatie van de handicap, gebrekkig zelfbeeld, frustratie/berusting etc.). Vaak gaat het daarbij om een combinatie van belemmeringen. Onder de 70 duizend niet-werkende arbeidsgehandicapten is wellicht potentieel te vinden voor de arbeidsmarkt. Van deze groep is echter slechts een beperkt deel beschikbaar voor werk. Bij een groot deel zijn de arbeidshandicap en eventuele andere persoonsgebonden belemmering(en) van dien aard dat deze (her-)intrede in het arbeidsproces in de weg staan. Er is echter een deel dat mogelijk wel in staat is tot de arbeidsmarkt toe te treden. Naar schatting zou minimaal een achtste van de niet-werkende arbeidsgehandicapte uvi-cliënten (op termijn) in principe (aangepast) werk kunnen verrichten. Voor de gemeenten Amsterdam, Amstelveen en Zaanstad zou dit neerkomen op respectievelijk 5.500, 400 en 1.100 niet-werkende arbeidsgehandicapte uvi-cliënten. Voor de drie gemeenten samen zou dat het dan gaan om 7 duizend
Samenvatting en conclusie
iv
personen, voor de regio als geheel om 11 duizend. Bij arbeidsgehandicapte GSD-cliënten gaat het zowel relatief als absoluut gezien om een veel kleinere groep.1 Als totaalcijfer voor het aantal beschikbare arbeidsgehandicapten hanteren we daarom vooralsnog een schatting van 7 duizend voor de drie gemeenten en 11 duizend voor de hele regio. Deze schatting is vermoedelijk nog te optimistisch. De werkelijke omvang van de populatie die op termijn beschikbaar is voor werk is zeer waarschijnlijk kleiner dan het bovengenoemde aantal van 7 duizend. Niet alle arbeidsgehandicapten die dat zouden kunnen, willen namelijk ook daadwerkelijk weer herintreden in het arbeidsproces. Uit landelijk onderzoek blijkt dat van alle niet-werkende arbeidsgehandicapten ruim een derde (zeer) gemotiveerd is (weer) aan het werk te gaan, een tiende staat er neutraal tegenover en bijna de helft is (in het geheel) niet gemotiveerd.2 Hoewel dus een derde van de arbeidsgehandicapten zegt (zeer) gemotiveerd te zijn, is het percentage dat de kans (zeer) groot acht binnen één jaar weer aan het werk te komen gering (ongeveer een tiende). Aan het gebrek aan motivatie liggen vaak begrijpelijke redenen ten grondslag (leeftijd, teleurstelling/frustratie, angst/onzekerheid etc.). In een aantal gevallen is ook sprake van echte onwil. Bij de arbeidsgehandicapten die wél gemotiveerd zijn, spelen intrinsieke motieven (zoals het af willen zijn van het stigma van arbeidsongeschiktheid, het hebben van een zelfstandig inkomen, sociale contacten en herwinnen van eigenwaarde) veelal een belangrijkere rol dan financiële motieven. Uit het eerdergenoemde landelijk onderzoek komt het weer willen deelnemen aan het maatschappelijk leven als belangrijkste motief naar voren. Het verhogen van het inkomen is slechts voor een enkeling een doorslaggevend motief, zo blijkt uit dat onderzoek. De niet-werkende arbeidsgehandicapten die (op termijn) kunnen én willen herintreden kunnen vervolgens nog te maken krijgen met belemmerende omgevingsfactoren. In dit verband kan worden gedacht aan de ingewikkelde wet- en regelgeving, bureaucratie, gebrekkige afstemming tussen instanties, de geringe prioriteit voor arbeidsgehandicapten bij de uvi’s, het gevaar van afroming door reïntegratiebedrijven, het ontbreken van specifieke expertise bij de reïntegratiebedrijven, vooroordelen/houding van werkgevers (en collega’s) etc. Reïntegratie De totale populatie van arbeidsgehandicapten is te segmenteren op basis van een drietal kenmerken: 1. de instantie die verantwoordelijk is voor de uitkering en eventuele reïntegratie van de betrokkene; 2. het soort uitkering ; 3. de inschatting door uitkeringsinstanties van de positie/kansen op de arbeidsmarkt
1
Zelfs indien voor de Abw-ers hetzelfde (en voor deze groep onwaarschijnlijke) beschikbaarheidspercentage zou gelden als voor de uvi-clienten gaat het om maximaal 2.000 personen in de drie gemeenten tezamen. Waarschijnlijker is echter dat het om slechts enkele honderden gaat. 2 Naast motivatie spelen ook andere psychologische/subjectieve factoren een rol, zoals het zelfbeeld van arbeidsgehandicapten, hun houding t.o.v. werk en hun algemene instelling (positivisme/negativisme).
Samenvatting en conclusie
v
Dit leidt tot een indeling in zes segmenten1: Segment
1
2
3
4
5
6
Reeds werkende arbeidsgehandicapte uvi-cliënten Door uvi’s (relatief) kansrijk geachte nietwerkende uvi-cliënten
Categorieën
dienstverband, WSW, art 44. WAO, zelfstandige. reeds in bemiddeling, tijdelijk niet bemiddelbaar, fase 1, bemiddelings-populatie Rea. Door uvi’s kansarm fase-4, 55+ en de vollegeachte niet-werkende dig arbeidsongeschikten uvi-cliënten die niet behoren tot fase 2/3 Arbeidsgehandicapte ABW-ers mét arbeidsAbw-ers verplichtingen en ABWers zonder arbeidsverplichtingen IOAW-ers en IOAZ-ers I.h.a. ouderen die niet meer beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt. Arbeidsgehandicapten ingeschrevenen bij de zonder uitkering of arbeidsbureaus. met een Anw-uitkering totaal
Kansen
Aantal in A’veen, A’dam en Zaanstad
Aantal in regio
24.000
38.000
7.000
11.000
relatief kansarme groep.
47.000
75.000
deels relatief kansrijk en deels relatief kansarm
15.000
24.000
relatief kansarme groep.
1.000
1.600
kansrijke groep
vrijwel nihil
vrijwel nihil
94.000
150.000
afgezien van de categorie WSW kansrijke groep. relatief kansrijke groep
Hoewel door de uitkeringsinstanties zeker al activiteiten worden ontplooid om niet werkende arbeidsgehandicapten weer aan het werk te krijgen, lijken de mogelijkheden die (met name) de Wet Rea biedt nog niet volledig te worden benut. Het aantal Rea-trajecten dat in opdracht van de uvi’s en de gemeenten wordt uitgevoerd, is in vergelijking met het totaal aantal arbeidsgehandicapten nog relatief beperkt. De plaatsingsresultaten van de Rea-trajecten laten ook nog te wensen over. Verder wordt door werkgevers lang niet altijd gebruik gemaakt van de Rea-plaatsingssubsidies en komt job coaching nog maar mondjesmaat voor. Slotbeschouwing Hoewel een aanzienlijk deel van de niet-werkende arbeidsgehandicapten door de uitkeringsinstanties als kansarm wordt beschouwd, mag worden aangenomen dat ook onder hen nog enig potentieel zit. Dwars door de (uitkerings-)instanties en het soort uitkering heen kunnen naar kansrijkheid en inzetbaarheid voor de arbeidsmarkt de volgende groepen arbeidsgehandicapten worden onderscheiden:
1
Ex-WSW-ers en personen die voor de WSW op de wachtlijst staan, komen verspreid voor in de segmenten 2 t/m 6, met name in de segmenten 3 en 4. WSW-ers voorzover niet bij een uvi als arbeidsgehandicapt geregistreerd, vallen niet onder de in de Wet Rea gehanteerde definitie van arbeidsgehandicapte en zijn in dit overzicht niet opgenomen.
Samenvatting en conclusie
vi
1. arbeidsgehandicapten die reeds een (reguliere dan wel additionele) baan hebben; 2. arbeidsgehandicapten die objectief gezien nog (enige) kansen hebben op de arbeidsmarkt én gemotiveerd zijn. Hieronder vallen naast kansrijke ook relatief kansarme arbeidsgehandicapten, die hun ‘kansarmoede’ compenseren door een zeer sterke motivatie; 3. arbeidsgehandicapten die objectief gezien nog (enige) kansen hebben op de arbeidsmarkt, maar niet (voldoende) gemotiveerd zijn als gevolg van (teleurstellende) ervaringen in verleden en/of angst/onzekerheid; 4. arbeidsgehandicapten die objectief gezien nog (enige) kansen hebben op de arbeidsmarkt, maar uit onwil niet gemotiveerd zijn; 5. arbeidsgehandicapten die objectief gezien géén kansen meer hebben op de arbeidsmarkt. Theoretisch gezien wordt het eventueel beschikbare potentieel voor de arbeidsmarkt gevormd door de groepen 2, 3, 4. In een mogelijk vervolgonderzoek op individueel cliëntniveau kan deze voorlopige typologie worden getoetst en eventueel aangepast/verfijnd, kan meer inzicht worden verkregen in (de omvang en achtergronden van) de te onderscheiden (sub-)groepen en in de manier waarop deze (sub-)groepen het best kunnen worden aangepakt.
1
1
ACHTERGROND EN OPZET VAN HET ONDERZOEK
1.1
Achtergrond
Arbeidsgehandicapten staan sinds de herziening van de WAO in het middelpunt van politieke en maatschappelijk belangstelling. Het debat spitst zich daarbij vooral toe op methoden om de instroom in de WAO te beperken én op de mogelijkheden voor reïntegratie van arbeidsgehandicapten in het arbeidsproces. Als gevolg van het aanhoudende gunstige economische tij is het reservoir van bemiddelbare (niet arbeidsgehandicapte) werkloze werkzoekenden momenteel nagenoeg leeg. Om op de krappe arbeidsmarkt aan personeel te komen, moeten werkgevers andere bronnen aanboren. Een mogelijk bron is de groep arbeidsgehandicapten. De vraag is echter in hoeverre deze groep in staat en bereid is (weer) aan het arbeidsproces deel te nemen. Naast arbeidsparticipatie krijgen ook de maatschappelijke en financieeleconomische positie van de groep arbeidsgehandicapten in toenemende mate aandacht. Bij (de problematiek rondom) de groep arbeidsgehandicapten zijn naast de uitvoeringsinstellingen sociale zekerheid (uvi’s) ook de gemeenten betrokken.1 De gemeenten Zaanstad, Amsterdam en Amstelveen en de provincie Noord-Holland willen in de nabije toekomst extra aandacht besteden aan de problematiek van de arbeidsgehandicapten. Voordat (beleids)initiatieven (kunnen) worden ontwikkeld specifiek gericht op arbeidsgehandicapten, is meer inzicht nodig in de omvang en samenstelling van deze groep, hun arbeidsmarktpositie en hun financieel-economische situatie. Met name relevant is antwoord te krijgen op de vraag in hoeverre arbeidsgehandicapten kunnen en willen reïntegreren in het arbeidsproces. Namens de gemeenten Zaanstad, Amsterdam en Amstelveen en de provincie Noord-Holland heeft het regionale samenwerkingsverband Werknet, Arbeidsmarkt Noord-Holland Zuid2 Research voor Beleid daarom gevraagd onderzoek te verrichten naar de groep arbeidsgehandicapten in de regio Noord-Holland Zuid. Het onderzoek beoogt een representatief beeld te geven van de arbeidsgehandicapten in genoemde regio.3 In dit rapport wordt verslag gedaan van de resultaten van het eerste deel van deze studie, een oriënterend vooronderzoek.
1.2
Doel- en vraagstelling totale onderzoek
Het doel van het totale onderzoek (vooronderzoek én mogelijk vervolgonderzoek) is meer inzicht te verkrijgen in de omvang en samenstelling van de groep arbeidsgehandicapten in de gemeenten Amsterdam, Amstelveen en Zaanstad, teneinde deze gemeenten beter in staat te stellen specifiek gemeentelijk beleid voor arbeidsgehandicapten te ontwikkelen.
1
Gemeenten zijn (beleidsmatig) betrokken bij arbeidsgehandicapten op grond van de Wet Reïntegratie Arbeidsgehandicapten (Wet Rea), de nieuwe Wet Sociale Werkvoorziening (nWSW) en de verantwoordelijkheden die de gemeenten krijgen in het kader van de vernieuwing van de sociale zekerheid. 2 WerkNet, Arbeidsmarkt Noord-Holland Zuid is geen instantie, maar een structuur om mensen en organisaties met elkaar in contact te brengen en kennis en informatie uit te wisselen op het terrein van de (regionale) arbeidsmarkt. 3 De ‘WerkNet’-regio Noord-Holland Zuid omvat de volgende gemeenten: Almere, Amstelveen, Amsterdam, Beverwijk, Diemen, Haarlemmermeer, Heemstede, Hilversum, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Velsen, Waterland en Zaanstad.
Achtergrond en opzet van het onderzoek
2
Om aan deze doelstelling te kunnen voldoen, dient antwoord te worden gegeven op de volgende concrete onderzoeksvragen: 1. Hoe groot is de groep arbeidsgehandicapten? 2. Hoe is de groep arbeidsgehandicapten samengesteld naar: a. persoonskenmerken; b. aard en mate van arbeidshandicap; c. arbeidsmarktpositie; d. financieel-economische situatie (inkomen/uitkering)? 3. Welke relevante deelpopulaties/segmenten zijn te onderscheiden? 4. In hoeverre zijn arbeidsgehandicapten (op termijn) beschikbaar voor (aangepast) werk? a. Welke persoonsgebonden belemmeringen (anders dan hun handicap) ondervinden arbeidsgehandicapten om te reïntegreren in het arbeidsproces? b. In hoeverre zijn arbeidsgehandicapten intrinsiek gemotiveerd om (weer) aan het werk te gaan? c. In hoeverre spelen financiële motieven bij (her-)intrede in het arbeidsproces een rol? 5. Zijn er omgevingsfactoren die (her-)intrede in het arbeidsproces in de weg staan? 6. In hoeverre is de groep arbeidsgehandicapten reeds daadwerkelijk bezig met reïntegratie in het arbeidsproces? Wat zijn de (voorlopige) resultaten van deze reïntegratieactiviteiten?
1.3
Afbakening vooronderzoek
Het vooronderzoek was verkennend van aard. Doel van deze verkenning was vooral een eerste inzicht te verkrijgen in de omvang en samenstelling van de groep arbeidsgehandicapten en hun beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt (onderzoeksvragen 1 t/m 5 in paragraaf 1.2). De reïntegratie-inspanningen (onderzoeksvraag 6 in paragraaf 1.2) zijn zijdelings aan de orde geweest. Verder is in het vooronderzoek de beschikbaarheid/bruikbaarheid van bronnen voor een mogelijk vervolgonderzoek in kaart gebracht. Binnen de totale groep van arbeidsgehandicapten is onderscheid te maken tussen drie deelpopulaties: de arbeidsgehandicapten die een uitkering ontvangen van een uvi, arbeidsgehandicapten met een uitkering bij de gemeentelijke sociale dienst en arbeidsgehandicapten die staan ingeschreven bij het arbeidsbureau. Bij laatstgenoemde deelpopulatie gaat het om arbeidsgehandicapten zonder uitkering of met alleen een Anw-uitkering. Dit is een qua omvang verwaarloosbare groep, die in het vooronderzoek grotendeels buiten beschouwing is gelaten. Het vooronderzoek was deels kwantitatief deels kwalitatief van aard (zie paragraaf 1.4 voor de gehanteerde onderzoeksmethoden). In het kwantitatieve deel heeft de nadruk gelegen op verwerking van de relatief makkelijk toegankelijke bestandsgegevens van de uvi’s. Gemeenten beschikken ook over achtergrondgegevens van hun arbeidsgehandicapte cliënten. De verwerking daarvan vergde echter aanvullende analyses die in het kader van het vooronderzoek nog niet konden worden uitgevoerd. Voor deze populatie moest daarom wat de kwantitatieve ge-
Achtergrond en opzet van het onderzoek
3
gevens betreft veelal worden volstaan met globale schattingen en/of kwalitatieve indicaties. In een mogelijk vervolgonderzoek zullen de gemeentelijke bestandsgegevens nader worden geanalyseerd.
1.4
Opzet van het vooronderzoek
In het kader van het vooronderzoek zijn de volgende onderzoeksactiviteiten uitgevoerd: • literatuurstudie; • kwantitatieve analyse bestandsgegevens; • gesprekken met sleutelinformanten; • integrale analyse. Literatuurstudie Begonnen is met een korte desk research. Bestudeerd zijn relevante wet- en regelgeving, knipselarchieven en resultaten van diverse onderzoeken naar (de positie van) arbeidsgehandicapten. Onderzocht zijn onder meer (landelijke, regionale en lokale) aanbodsanalyses. De resultaten van deze onderzoeken zijn vertaald naar de lokale situatie in de drie onderzoeksgemeenten. Kwantitatieve analyse bestandsgegevens De kwantitatieve analyse heeft zich in het vooronderzoek, zoals reeds vermeld, vooral toegespitst op de arbeidsgehandicaptenpopulatie van de uvi’s. Gebruik is gemaakt van door het Lisv aangeleverd op gemeentelijk niveau geaggregeerd cijfermateriaal over de arbeidsgehandicaptenpopulatie van de uvi’s in de gemeenten Amsterdam, Amstelveen en Zaanstad (peildatum 12-12-1999). Gesprekken met sleutelinformanten Doel van de gesprekken met sleutelinformanten was het verzamelen van aanvullende kwantitatieve maar vooral kwalitatieve informatie over de groep arbeidsgehandicapten in betreffende gemeenten. Op basis van de resultaten van de expertinterviews is het beeld van de groep arbeidsgehandicapten, zoals dat uit literatuurstudie en kwantitatieve analyse naar voren kwam, verder aangescherpt. In totaal zijn zo’n 20 gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van bij (arbeidsmarkttoeleiding van) arbeidsgehandicapten betrokken partijen. Deels betrof het face-to-face interviews, deels is telefonisch een gesprek gevoerd. De keuze van de gesprekspartners heeft plaatsgevonden in overleg met (leden van) de begeleidingscommissie. Bij de selectie van de sleutelinformanten is niet zozeer uitgegaan van hun formele positie als wel van hun concrete kennis en ervaring op het terrein van (arbeidsmarkttoeleiding van) arbeidsgehandicapten. Gesproken is zowel met personen op management- en beleidsniveau als met meer direct bij de uitvoering betrokkenen. Onder meer zijn interviews gehouden met vertegenwoordigers van het Lisv/uvi’s, gemeentelijke sociale diensten, sociale werkvoorziening, reïntegratiebedrijven/toeleidingsorganisaties, een arbodienst en belangenorganisaties van arbeidsgehandicapten. Voor een meer gedetailleerd overzicht van de betrokken organisaties wordt verwezen naar bijlage 2. De checklist die in de interviews als leidraad heeft gefungeerd, is opgenomen in bijlage 3.
Achtergrond en opzet van het onderzoek
4
Integrale analyse In de laatste fase van het onderzoek zijn de resultaten van de literatuurstudie, kwantitatieve analyse en de gesprekken met sleutelinformanten met elkaar in verband gebracht en is een aantal conclusies getrokken.
1.5
Leeswijzer
Het rapport is als volgt opgebouwd. Nadat in dit hoofdstuk is ingegaan op de achtergrond en opzet van het onderzoek, wordt in hoofdstuk 2 een beeld geschetst van de omvang en samenstelling van de groep arbeidsgehandicapten in de gemeenten Amsterdam, Amstelveen en Zaanstad. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op beschikbaarheid van arbeidsgehandicapten voor de arbeidsmarkt. Daarna komen in hoofdstuk 4 kort de reïntegratiekansen en daadwerkelijke reïntegratieactiviteiten (ten behoeve) van arbeidsgehandicapten aan bod. Ten slotte wordt in hoofdstuk 5 een aantal inhoudelijke conclusies getrokken en een voorlopige typologie gepresenteerd van arbeidsgehandicapten naar kansrijkheid en inzetbaarheid voor de arbeidsmarkt. Aan het rapport is een uitgebreide tabellenbijlage toegevoegd betreffende de arbeidsgehandicaptenpopulatie van de uvi’s. Een samenvatting van de onderzoeksresultaten is te vinden voor in het rapport.
5
2
OMVANG EN SAMENSTELLING VAN DE ARBEIDSGEHANDICAPTENPOPULATIE
2.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de omvang en samenstelling van de arbeidsgehandicaptenpopulatie in de gemeenten Amsterdam, Amstelveen en Zaanstad. Allereerst wordt in paragraaf 2.2 de doelgroep beschreven. Het begrip arbeidsgehandicapte wordt nader gedefinieerd en de totale groep arbeidsgehandicapten wordt uiteengelegd in een drietal deelpopulaties, te weten arbeidsgehandicapte uvi-cliënten, arbeidsgehandicapte GSD-cliënten en arbeidsgehandicapten die onder verantwoordelijkheid van de arbeidsbureaus vallen. Vervolgens worden in paragraaf 2.3 tot en met 2.5 de omvang en samenstelling van de drie deelpopulaties beschreven. Daarbij wordt gebruik gemaakt van verschillende bronnen. De beschrijving van de omvang en samenstelling van de deelpopulatie van de uvi’s is gebaseerd op cijfermateriaal van het Lisv (peildatum 15-12-1999). Bij de beschrijving van de omvang en samenstelling van de deelpopulaties van de sociale diensten en de arbeidsbureaus is gebruik gemaakt van meer kwalitatieve bronnen. Ten slotte wordt in paragraaf 2.6 op basis van de gegevens uit paragraaf 2.3 tot en met 2.5 een schatting gemaakt van de totale omvang van de arbeidsgehandicaptenpopulatie in de drie gemeenten en in de regio Noord-Holland Zuid als geheel.
2.2
Beschrijving doelgroep
Arbeidsgehandicapt op basis van de Wet Rea zijn alle werkzoekenden die door ziekte of gebrek verminderde kansen hebben op de arbeidsmarkt. Het gaat om een ruime doelgroep. Tot de doelgroep van de Wet Rea behoren: • mensen met een - volledige of gedeeltelijke - arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO/ WAZ/Wajong); • mensen met (subsidie voor) een voorziening voor behoud, herstel of bevordering van de arbeidsgeschiktheid1; • ex-WSW-ers en mensen die zijn geïndiceerd voor de WSW (d.w.z. op de wachtlijst staan voor een WSW-baan); • mensen die niet behoren tot voorgaande groepen, maar bij wie op grond van een medisch-arbeidskundige beoordeling (de zogenaamde arbeidsgehandicapten- of Rea-toets) is vastgesteld dat ze arbeidsgehandicapt zijn. De beoordeling of sprake is van een arbeidshandicap wordt gedaan door (of in opdracht van) de uitkeringsinstantie (uvi of gemeente). In geval men geen uitkering of alleen een Anw-uitkering heeft, is de beoordeling in handen van het arbeidsbureau.2
1
Het gaat hier om (vergoedingen voor) werkplekgebonden en/of persoonsgebonden voorzieningen op grond van de artikelen 15 respectievelijk 22 en 31 van de Wet Rea. Bij voorzieningen moet worden gedacht aan technische hulpmiddelen, speciaal vervoer voor woon-werkverkeer, omscholing etc. 2 Om tot de doelgroep van de Wet Rea te kunnen behoren, moeten mensen zonder uitkering of met alleen een Anwuitkering als werkloos werkzoekend staan ingeschreven bij het Arbeidsbureau.
Omvang en samenstelling van de arbeidsgehandicaptenpopulatie
6
Bovenstaande groepen behoren tot de doelgroep van de Wet Rea tot 5 jaar nadat de uitkering, subsidie, voorziening of het WSW-dienstverband is beëindigd. In het onderhavige onderzoek wordt het begrip arbeidsgehandicapte nog ruimer opgevat, dan in de Wet Rea het geval is. Tot de doelgroep worden ook gerekend personen met alleen een bijstandsuitkering, bij wie sprake is van medische/psychische belemmeringen maar die (nog) niet medisch-arbeidskundig zijn beoordeeld (dus [nog] geen REA-status hebben). Deze kunnen worden beschouwd als potentiële Rea-klanten. De totale groep arbeidsgehandicapten kan naar verantwoordelijke uitkeringsinstantie worden uiteengelegd in een drietal deelpopulaties: • deelpopulatie arbeidsgehandicapten uvi’s; • deelpopulatie arbeidsgehandicapten sociale diensten; • deelpopulatie arbeidsgehandicapten arbeidsbureaus. In de hiernavolgende paragrafen wordt ingegaan op de omvang en samenstelling van deze deelpopulaties.
2.3
Omvang en samenstelling deelpopulatie uvi’s
Op basis van door het LISV aangeleverd cijfermateriaal (peildatum 15-12-1999) is onderstaand overzicht gemaakt van de omvang en samenstelling van de arbeidsgehandicaptenpopulatie van de uvi’s De (GAK, Cadans, GUO, SFB en USZO) in de gemeenten Amsterdam, Amstelveen en Zaanstad. Meer gedetailleerde informatie is te vinden in de tabellen in bijlage 1. Omvang Tot de arbeidsgehandicaptenpopulatie (Rea-populatie) van de uvi’s worden de volgende categorieën gerekend: • arbeidsgehandicapten met een lopende arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO-, WAZ- of Wajong); • personen van wie de arbeidsongeschiktheidsuitkering is beëindigd (tot vijf jaar na beëindiging tellen deze mee als arbeidsgehandicapt); • personen van wie de aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering is afgewezen omdat men minder dan 15% arbeidsgehandicapt is (ook deze groep telt tot 5 jaar na afwijzing mee als arbeidsgehandicapt); • ‘andere categorieën’ (ex-WSW-ers, loondispensatie, loonkostensubsidie, werkvoorzieningen eigen werk, woonwerkvoorzieningen, scholing en overige reïntegratie-inspanningen).1 Het gaat bij de arbeidsgehandicaptenpopulatie van de uvi’s dus niet uitsluitend om personen met een lopende arbeidsongeschiktheidsuitkering. Wel vormen deze personen de grootste groep. Landelijk gezien bestaat de arbeidsgehandicaptenpopulatie van de uvi’s voor 80% uit mensen met een lopende arbeidsongeschiktheidsuitkering en voor 16% uit mensen van wie de arbeidsongeschiktheidsuitkering in de afgelopen vijf jaar is beëindigd.2
1 2
Zie voor een nadere definitie van deze doelgroepen schema B1 in bijlage 1. Lisv, Jaaroverzicht gehandicapten 1998, Amsterdam: augustus 2000.
Omvang en samenstelling van de arbeidsgehandicaptenpopulatie
7
De omvang van de totale arbeidsgehandicaptenpopulatie van de uvi’s in de gemeenten Amsterdam, Amstelveen en Zaanstad bedroeg ultimo 1999 respectievelijk 60.324, 4.743 en 12.664 personen. Voor de drie gemeenten samen ging het dus om zo’n 78.000 personen (zie tabel 2.1. De drie onderzochte gemeenten vertegenwoordigen samen 63% van de totale beroepsbevolking in de regio Noord-Holland Zuid. Vertalen we het aantal arbeidsgehandicapte uvi-cliënten in de drie gemeenten naar de regio als geheel, dan zou het naar schatting gaan om zo’n 123.000 personen.1 Tabel 2.1
Arbeidsgehandicapte uvi-cliënten in de gemeenten Amsterdam, Amstelveen en Zaanstad (absolute aantallen en als percentage van de beroepsbevolking)
Gemeente
Beroepsbevolking
Arbeidsgehandicapte
Arbeidsgehandicapte uvi-cliënten als
(15-64 jaar)*
uvi-cliënten**
% van de totale beroepsbevolking
Amsterdam
521.400
60.324
12%
Amstelveen
50.987
4.743
9%
Zaanstad
92.369
12.664
14%
664.756
77.731
12%
Totaal
Bron: * CBS Statline (peiljaar 1999) ; ** Lisv (peildatum 15-12-1999)
In tabel 2.1 is het aantal arbeidsgehandicapte uvi-cliënten gerelateerd aan de beroepsbevolking (de leeftijdscategorie 15-64 jaar). In de drie gemeenten samen zijn de arbeidsgehandicapte uvi-cliënten goed voor zo’n 12% van de totale beroepsbevolking. Het percentage voor Zaanstad is iets hoger en dat voor Amstelveen iets lager (respectievelijk 14% en 9%). Samenstelling Figuur 2.1 geeft inzicht in de samenstelling van de arbeidsgehandicaptenpopulatie van de uvi’s in de drie gemeenten naar geslacht.2 Wordt gekeken naar het totaal van de drie gemeenten, dan zijn mannen en vrouwen even sterk vertegenwoordigd. In de gemeente Amstelveen zijn vrouwen enigszins oververtegenwoordigd. Figuur 2.1
Arbeidsgehandicapte uvi-cliënten naar geslacht (Bron: Lisv, 15-12-1999)
Totaal Zaanstad
Mannen Vrouwen
Amstelveen Amsterdam 0%
1
20%
40%
60%
80%
100%
Amsterdam, Amstelveen en Zaanstad tellen samen zo’n 665.000 inwoners in de leeftijdscategorie 15-64 jaar. Het totaal van alle 14 gemeenten in Noord-Holland Zuid bedraagt 1.058.000 personen (Bron: CBS Statline [peiljaar 1999]). De gegevens ui de figuren in deze paragraaf zijn in tabelvorm opgenomen in bijlage 1 (zie tabel B4a tot en met B4f).
2
Omvang en samenstelling van de arbeidsgehandicaptenpopulatie
8
Uit figuur 2.2 kan worden afgeleid dat de groep van arbeidsgehandicapte uvi-cliënten in de drie gemeenten relatief oud is. Het zwaartepunt ligt bij de categorieën 45-54 jaar en 55 jaar en ouder: beide vertegenwoordigen iets minder dan een derde van de arbeidsgehandicapten. De categorie 55+ is in Amstelveen relatief gezien iets groter dan in Amsterdam en Zaanstad. In Zaanstad komen onder de arbeidsgehandicapte uvi-cliënten relatief wat meer jongeren voor dan in de andere twee gemeenten. Figuur 2.2
Arbeidsgehandicapte uvi-cliënten naar leeftijd (Bron: Lisv, 15-12-1999)
Totaal T/m 24 jaar 25-34 jaar
Zaanstad
35-44 jaar Amstelveen
45-54 jaar 55 jaar e.o.
Amsterdam 0%
20%
40%
60%
80%
100%
De samenstelling van de arbeidsgehandicaptenpopulatie van de uvi’s in de drie gemeenten naar wet wordt weergegeven in figuur 2.3. Bijna acht van de tien arbeidsgehandicapte uvicliënten vallen onder de WAO, een twaalfde onder de Wajong en een kleine minderheid (3%) onder de WAZ. Van een achtste is de wet waaronder men valt niet bekend.1 Figuur 2.3
Arbeidsgehandicapte uvi-cliënten naar wet (Bron: Lisv, 15-12-1999)
Totaal WAO
Zaanstad
WAZ Wajong
Amstelveen
Onbekend Amsterdam 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Opvallend is dat in Amstelveen aanzienlijk meer vrouwen in de WAO zitten dan mannen. In de twee andere gemeenten is de verdeling min of meer gelijk. In de WAZ en Wajong zijn in alle drie de gemeenten mannen oververtegenwoordigd. Wat leeftijd betreft, kan worden opgemerkt dat in de WAO en met name de WAZ ouderen zijn oververtegenwoordigd. In de Wajong zitten logischerwijze relatief veel jongeren (zie tabel B1a, B2a en B3a respectievelijk B1b, B2b en B3b in bijlage 1).
1
Het gaat daarbij voornamelijk om de categorieën ex-arbeidsongeschikt en minder dan 15% arbeidsongeschikt.
Omvang en samenstelling van de arbeidsgehandicaptenpopulatie
9
Figuur 2.4 geeft inzicht in de mate van arbeidsongeschiktheid van de arbeidsgehandicapte uvicliënten. Het merendeel (70%) is volledig arbeidsongeschikt, een kwart is gedeeltelijk arbeidsongeschikt. Daarnaast staat 5% van de arbeidsgehandicapten te boek als niet arbeidsongeschikt. Opvallend is dat in Amstelveen relatief weinig volledig en relatief veel gedeeltelijk arbeidsongeschikten voorkomen. Figuur 2.4
Arbeidsgehandicapte uvi-cliënten naar mate ao (Bron: Lisv, 15-12-1999)
Totaal Deels ao
Zaanstad
Geheel ao Amstelveen
Niet ao
Amsterdam 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Uit tabel B1c, B2c en B3c in bijlage 1 blijkt dat mannen en vrouwen elkaar wat betreft het arbeidsongeschiktheidspercentage niet veel ontlopen. Alleen in Zaanstad blijken vrouwen relatief vaker dan mannen geheel arbeidsongeschikt te zijn. Bij 55-plussers gaat het in alle drie de gemeenten relatief vaker om volledige arbeidsongeschiktheid dan bij de andere leeftijdscategorieën. Jongere arbeidsgehandicapten staan relatief vaak te boek als niet arbeidsongeschikt (zie tabel B1d, B2d en B3d in bijlage 1). De aard van de arbeidshandicap wordt weergegeven in figuur 2.5. Deze figuur geeft inzicht in de samenstelling naar diagnosegroep. Onder diagnose wordt verstaan de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid zoals die door verzekeringsgeneeskundigen is vastgesteld bij (of omstreeks) de aanvang van de arbeidsongeschiktheidsuitkering.1 De ‘diagnose top vijf’ is in alle drie gemeenten dezelfde. Meest voorkomend zijn psychische klachten. In meer dan een derde van de gevallen wordt deze diagnose gesteld. In een vijfde van de gevallen gaat het om klachten betreffende het bewegingsapparaat (rugklachten, RSI etc.). Bij een wat omvang betreft vergelijkbare groep wordt de diagnose ‘symptomen’ gesteld.2 Verder komen nog relatief veel voor de diagnosegroepen letsels en hart- en vaatstoornissen. Uit de figuur kan worden afgeleid dat het in Zaanstad relatief wat minder vaak gaat om psychische klachten en relatief vaker om klachten betreffende het bewegingsapparaat.
1
Deze diagnose wordt door de verzekeringsgeneeskundigen vervolgens omgezet in een diagnosecode conform de van de International Classification of Diseases (ICD) afgeleide CAS code. 2 Het gaat daarbij om alle (erkende) medische klachten, waarvan de artsen de oorzaak niet precies kunnen achterhalen.
Omvang en samenstelling van de arbeidsgehandicaptenpopulatie Figuur 2.5
10
Arbeidsgehandicapte uvi-cliënten naar diagnosegroep (Bron: Lisv, 15-12-1999)
Totaal
Psychisch Bewegingsapp.
Zaanstad
Symptomen Letsels
Amstelveen
Hart- en vaat Overig/onbekend
Amsterdam 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Klachten met betrekking tot het bewegingsapparaat, letsels en hart- en vaatstoornissen komen bij mannen relatief vaker voor dan bij vrouwen. Bij vrouwen gaat het relatief gezien iets vaker om psychische klachten. Psychische klachten komen onder 55-plussers minder vaak voor dan onder de andere categorieën. Naarmate de arbeidsgehandicapten ouder zijn, is relatief vaker sprake van klachten met betrekking tot het bewegingsapparaat en hart- en vaatstoornissen (zie tabel B1e, B2e en B3e respectievelijk B1f, B2f en B3f in bijlage 1). Uit figuur 2.6 kan worden afgeleid dat veel arbeidsgehandicapte uvi-cliënten al geruime tijd ‘in de uitkering zitten’. Bij ruim tweederde van de lopende uitkeringen (WAO, WAZ, Wajong) bedraagt de uitkeringsduur vijf jaar of meer. In Amstelveen is deze groep iets kleiner dan in de andere twee gemeenten. Figuur 2.6
Uitkeringsduur lopende ao-uitkeringen (Bron: Lisv, ultimo 1999)
Totaal Zaanstad
< 5 jaar => 5 jaar
Amstelveen Amsterdam 0%
2.4
20%
40%
60%
80%
100%
Omvang en samenstelling deelpopulatie sociale diensten
Omvang De arbeidsgehandicaptenpopulatie van de gemeentelijke sociale diensten bestaat uit arbeidsgehandicapten met een Abw-, IOAW- of IOAZ-uitkering. De gemeentelijke sociale diensten blijken op dit moment nog geen duidelijk beeld te hebben van de totale omvang van hun arbeidsgehandicaptenpopulatie. Men heeft doorgaans wel zicht op het aantal cliënten dat formeel de Rea-status heeft:
Omvang en samenstelling van de arbeidsgehandicaptenpopulatie •
•
•
11
In Amsterdam zijn ruim 50.000 bijstandsgerechtigde personen. Sinds de inwerkingtreding van de Wet Rea op 1 juli 1998 zijn in totaal om en nabij de 1.500 GSD-cliënten doorverwezen naar Kliq AI (voorheen Arbeidsvoorziening AI) voor een medisch-arbeidskundige beoordeling. In veruit de meeste gevallen is daarbij de Rea-status vastgesteld; Zaanstad telt zo’n 2.700 bijstandsontvangers. Z’aanbod in Zaanstad heeft naar eigen zeggen 755 klanten waarvan men vermoedt dat deze in aanmerking komen voor de Wet Rea. Daarvan zijn er op dit moment 470 aangemeld voor een Rea-toets. Bij 237 daarvan is die toets reeds uitgevoerd én is de Rea-status vastgesteld; Het totaal aantal bijstandscliënten in Amstelveen is ruim 800. De afdeling Werk en Activering van de Sociale Dienst van Amstelveen had ten tijde van het onderzoek 18 Reacliënten in de bak zitten.
Hoe groot de totale groep cliënten met medische/psychische belemmeringen is (dus inclusief de cliënten die [nog] géén arbeidsgehandicaptentoets hebben ondergaan), is voor gemeentelijke sleutelinformanten moeilijker aan te geven. Dit hangt samen met het feit dat in de gebruikte geautomatiseerde (cliëntvolg-)systemen niet wordt aangegeven of cliënten wel of geen medische/psychische belemmeringen hebben. Wél is duidelijk dat het aantal formeel vastgestelde Rea-klanten ‘het topje van de ijsberg’ vormt. Een belangrijk deel van de arbeidsgehandicapten heeft (nog) niet formeel het ‘Rea-stempel’ en is dus min of meer ‘verborgen’. Een eerste indicatie voor de omvang van de totale groep arbeidsgehandicapten wordt gevormd door de groep bijstandsgerechtigden die om medische/psychische redenen is vrijgesteld van arbeidsverplichtingen (inschrijvingsplicht bij het arbeidsbureau en sollicitatieplicht). In de gemeente Amsterdam waren dat er in 1999 ongeveer 10.000.1 Dit komt neer op ongeveer 20% van het totaal aantal bijstandsgerechtigden in Amsterdam. Aangezien er onder de bijstandscliënten mét arbeidsverplichtingen ook personen zullen voorkomen met medische/psychische belemmeringen, moet dit percentage worden gezien als een ondergrens. Een recent uitgevoerde screening van bijstandsgerechtigden in Regio Zuid van de Sociale Dienst Amsterdam wijst ook in deze richting. In het kader van deze screening zijn de dossiers van 1.098 cliënten gelicht. Daarvan bleken er 300 (27%) als arbeidsgehandicapt te kunnen worden aangemerkt. Uit verschillende andere aanbodanalyses komen vergelijkbare (of zelfs hogere) percentages naar voren.2 De meeste sleutelinformanten noemen een percentage van 30% een reële schatting. Al met al lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat (minimaal) 30% van de totale groep bijstandscliënten (dus zowel die met als die zonder arbeidsverplichtingen) medische/psychische belemmeringen heeft en dus in principe als arbeidsgehandicapt kan worden aangemerkt. Uitgaande van dit percentage is een schatting gemaakt van het totaal aantal arbeidsgehandicapte uitkeringsontvangers van de sociale diensten (Abw-ers en IOAW/IOAZ-ers) in de gemeenten Amsterdam, Amstelveen en Zaanstad. De resultaten worden weergeven in tabel 2.2.
1
Zie: Sociale Dienst Amsterdam, Quick Scan Arbeidstoeleiding SDA-cliënten. Januari – September 1999. Amsterdam: maart 2000. Zie in dit verband onder meer Gemeente Landgraaf, Arbeidsmarktanalyse gemeente Landgraaf, Landgraaf: 1997; M. Grootscholte en J.A. Bouwmeester, Nulmeting externe evaluatie ‘Inzet Bos en Lommer’, Leiden: 1999; Stichting Mens en Werk, Aanbodanalyse fase 4-cliënten gemeenten Appingedam en Delfzijl, 1999; en diverse rapportages van Arbeidsvoorziening in het kader van het Project Aanbodanalyse (1998/1999).
2
Omvang en samenstelling van de arbeidsgehandicaptenpopulatie
12
Tabel 2.2
Schatting aantallen arbeidsgehandicapte uitkeringsontvangers van de sociale diensten van de gemeenten Amsterdam, Amstelveen en Zaanstad
Gemeente
Abw-ers*
Amsterdam Amstelveen Zaanstad
50.685 825 2.670
Schatting aantal arbeidsgehandicapte ABW-ers (30% van kolom 1) 15.206 248 801
IOAW-ers*
IOAZ-ers*
730 45 155
125 0 25
Schatting totaal aantal arbeidsgehandicapte cliënten sociale dienst (kolom 2+3+4) 16.061 293 981
16.255
930
150
17.335
Totaal * Bron: CBS Statline (peiljaar 1999)
Naar schatting telt de sociale dienst van Amsterdam in totaal zo’n 16.000 arbeidsgehandicapte uitkeringsontvangers. Voor Amstelveen en Zaanstad gaat het naar schatting om respectievelijk zo’n driehonderd en duizend cliënten. De raming voor de drie gemeenten gezamenlijk bedraagt ruim 17.000. Vertalen we het aantal arbeidsgehandicapte GSD-cliënten in de drie onderzochte gemeenten naar de gehele regio, dan zou het voor Noord-Holland Zuid gaan om zo’n 27.500. Tabel 2.3
Gemeente
Arbeidsgehandicapte cliënten van de sociale diensten in de gemeenten Amsterdam, Amstelveen en Zaanstad (absolute aantallen en als percentage van de beroepsbevolking) Beroepsbevolking (15-64 jaar)*
Schatting totaal aantal arbeidsgehandicapte cliënten sociale dienst
Amsterdam Amstelveen Zaanstad
521.400 50.987 92.369
16.061 293 981
Schatting totaal aantal arbeidsgehandicapte cliënten sociale dienst in % van de beroepsbevolking 3% 1% 1%
Totaal
664.756
17.335
3%
Bron: * CBS Statline (peiljaar 1999)
In tabel 2.3 is het aantal arbeidsgehandicapte cliënten van de sociale diensten afgezet tegen de totale beroepsbevolking in de drie gemeenten. De arbeidsgehandicapte GSD-cliënten vertegenwoordigen naar schatting zo’n 3% van de totale beroepsbevolking in de drie gemeenten samen. Amstelveen en Zaanstad scoren met elk 1% lager dan Amsterdam met 3%. Samenstelling De eerder gememoreerde screening in Amsterdam Zuid geeft enig kwantitatief inzicht in de achtergrondkenmerken van de arbeidsgehandicapte bijstandscliënten. Tot nu toe zijn van 178 van de 300 arbeidsgehandicapten de dossiers nader onderzocht.1 De resultaten voor de groep onderzochte cliënten worden weergegeven in onderstaande tabel.
1
Met een deel van deze 178 cliënten is ook een gesprek gevoerd. Uiteindelijk wil men alle 300 arbeidsgehandicapten aan een nader ‘onderzoek’ onderwerpen.
Omvang en samenstelling van de arbeidsgehandicaptenpopulatie Tabel 2.4
13
Achtergrondkenmerken (leeftijd, werkloosheidsduur en uitkeringsduur) arbeidsgehandicapte bijstandscliënten in Amsterdam Zuid
Gemiddelde leeftijd Oudste cliënt Gemiddeld jaar aanvang uitkering Gemiddelde duur uitkering Gemiddeld jaar aanvang werkloosheid Gemiddelde duur werkloosheid Langste duur uitkering Langste duur werkloosheid
45 61 jaar 1988 13 jaar 1988 13 jaar 29 jaar 34 jaar (N=170)
Bron: SDA (2001)
Figuur 2.7 Arbeidsgehandicapte bijstandscliënten in Amsterdam Zuid naar geslacht (N=170) (Bron: SDA, 2001)
45%
man vrouw
55%
Figuur 2.8 Arbeidsgehandicapte bijstandscliënten in Amsterdam Zuid naar leeftijd (N= 174) (Bron: SDA, 2001)
14%
0% 1% 1%
< 23
15%
< 35 35 – 55 > 55 > 57½ 69%
Figuur 2.9
> 65
Arbeidsgehandicapte bijstandscliënten in Amsterdam Zuid naar opleidingsniveau (N=98) Geen BO (Bron: SDA, 2001) BO LB0 22%
1%
MAVO
8%
MBO 24%
HAVO VWO HBO
17% 5%
9%
3%
11%
WO
Omvang en samenstelling van de arbeidsgehandicaptenpopulatie
14
Ten aanzien van de samenstelling van de groep arbeidsgehandicapten in Amsterdam Zuid kunnen de volgende conclusies worden getrokken: • vrouwen zijn enigszins oververtegenwoordigd; • de gemiddelde leeftijd is relatief hoog. Het merendeel behoort tot de categorie 35-55 jaar; • de gemiddelde uitkerings- en werkloosheidsduur is erg lang; • onder de arbeidsgehandicapten bevinden zich relatief veel laaggeschoolden en tegelijkertijd ook veel hoger opgeleiden. Vermoedelijk hangt dit laatste samen met het feit dat Amsterdam veel HBO/WO-opleidingsinstituten herbergt. Uit de gesprekken met sleutelinformanten uit Amsterdam, Amstelveen en Zaanstad komt het volgende (kwalitatieve) beeld naar voren: • onder de arbeidsgehandicapten zijn mannen en vrouwen min of meer gelijk verdeeld; • doorgaans gaat het om oudere cliënten; • het opleidingsniveau is in het algemeen laag; • veel cliënten zijn langdurig werkloos en dus al lange tijd afhankelijk van een uitkering; • hoge leeftijd, laag opleidingsniveau en langdurige werkloosheid blijken vaak samen te gaan. De afstand tot de arbeidsmarkt is in het algemeen dan ook groot; • onder de arbeidsgehandicapten bevinden zich (met name in Amsterdam) relatief veel allochtonen1; • eenoudergezinnen en alleenstaanden zijn oververtegenwoordigd. Wat betreft de mate van de arbeidshandicap (gedeeltelijk of volledig arbeidsongeschikt) kunnen op basis van het vooronderzoek geen uitspraken worden gedaan. Wel is wat te zeggen over de aard van de arbeidshandicap van de arbeidsgehandicapte bijstandsgerechtigden. Volgens de meeste sleutelinformanten zijn onder arbeidsgehandicapte bijstandscliënten op dit moment lichamelijke en psychische klachten min of meer gelijkelijk verdeeld.2 Wel zou sprake zijn van een toenemend aantal cliënten met psychische/psychiatrische problematiek. Ook uit de screening van cliënten in Amsterdam Zuid blijkt dat medische en psychische belemmeringen redelijk evenwichtig zijn verdeeld.3 (zie tabel 2.5). Tabel 2.5
Aard van de arbeidshandicap van de arbeidsgehandicapte cliënten van de sociale dienst regio Amsterdam Zuid (2001)
Aard belemmering
mannen
vrouwen
Totaal
Medische belemmeringen Psychische belemmeringen Verslaving Psychische en medische belemmeringen Combinatie Onduidelijk beeld/anders
23 21 6 1 1
25 29 1 2 8 2
48 50 7 2 9 3
Totaal
52
67
119
Bron: SDA
1
Zo is volgens Commit Keuringen naar schatting 70% van de cliënten die men in opdracht van de GSD van Amsterdam keurt van allochtone afkomst. 2 Wat de lichamelijke klachten betreft, gaat het volgens Kliq net als bij de uvi-cliënten relatief vaak om rugklachten. 3 De aard van de belemmering is vastgesteld op basis van de subcategoriesering van cliënten.
Omvang en samenstelling van de arbeidsgehandicaptenpopulatie
15
Uit de tabel kan verder worden afgeleid dat vrouwen en mannen elkaar niet veel ontlopen wat betreft de aard van de arbeidshandicap. Onder mannen komt relatief meer verslavingsproblematiek voor. Bij vrouwen is vaker sprake van een combinatie van belemmeringen. Volgens de sleutelinformanten gaat het voor veel arbeidsgehandicapte bijstandscliënten om medische en/of psychische problemen van structurele aard. Daar komt bij dat in veel gevallen de (duurzame) medische en/of psychische klachten gepaard gaan met problemen van andere aard (sociaal, financieel, huisvesting etc.). Er is met andere woorden sprake van een opeenstapeling van belemmeringen en problemen (zie ook paragraaf 3.3). Opgemerkt door NV Werk wordt dat het feit dat vaak sprake is van meervoudige problematiek nog onvoldoende wordt onderkend door de politiek en in de opzet van werkgelegenheidsprojecten voor de doelgroep.
2.5
Omvang en samenstelling deelpopulatie arbeidsbureaus
Omvang Het arbeidsbureau is verantwoordelijk voor de reïntegratie van bij hen ingeschreven werkloos werkzoekende arbeidsgehandicapten zonder uitkering of met alleen een Anw-uitkering. Deze groep heeft geen arbeidsverplichtingen en heeft zich vrijwillig aangemeld bij het arbeidsbureau. De afdeling onderzoek van Arbeidsvoorziening Nederland geeft aan dat het landelijk gezien een heel kleine groep betreft. Precieze cijfers zijn niet voorhanden. TNO Arbeid meldt in de evaluatie van de Wet Rea eveneens dat over betreffende deelpopulatie geen aantallen bekend zijn. Ook volgens TNO Arbeid zou het landelijk gezien echter om een zeer kleine groep gaan.1 Volgens vertegenwoordigers van de locatie Amsterdam van Kliq AI (voorheen Arbeidsvoorziening AI) zouden voor Amsterdam en omliggende gemeenten tot op heden ‘enkele tientallen’ medisch-arbeidskundige beoordelingen zijn uitgevoerd voor arbeidsgehandicapten behorende tot de ‘eigen doelgroep’ van de arbeidsbureaus. Vermoedelijk zal deze groep in de regio Noord-Holland Zuid de honderd dan ook niet overtreffen. Vergeleken met de deelpopulaties van de uvi’s en de gemeenten gaat het dus om een (wat omvang betreft) verwaarloosbare groep. Samenstelling Volgens TNO Arbeid gaat het landelijk gezien vaak om personen zonder uitkeringsrechten die lang thuis hebben gezeten, met name vrouwen.2 Op dit moment wordt door het ministerie van SZW onderzoek verricht naar de nietuitkeringsgerechtigde ingeschreven werkloos werkzoekenden. Mogelijk dat dit onderzoek te zijner tijd ook meer licht zal werpen op de omvang en samenstelling van de groep bij het arbeidsbureau ingeschreven arbeidsgehandicapten zonder uitkering of met alleen een Anwuitkering.
1
Zie: C.W.J. Wevers, J.J.M. Besseling en E.L. de Vos. De Realiteit. Integrale rapportage evaluatie Wet Rea. Februari 2001. Zie: C.W.J. Wevers, J.J.M. Besseling en E.L. de Vos, o.c.
2
Omvang en samenstelling van de arbeidsgehandicaptenpopulatie
2.6
16
Totale omvang arbeidsgehandicaptenpopulatie
De totale omvang van de arbeidsgehandicaptenpopulatie kan worden bepaald door de verschillende deelpopulaties bij elkaar op te tellen. Idealiter gaat het om de volgende optelsom: + + + + =
Aantal arbeidsgehandicapte uvi-cliënten (bekend); Aantal arbeidsgehandicapte Abw-ers (te schatten) Aantal IOAW-ers en IOAZ-ers (bekend) Aantal arbeidsgehandicapten zonder uitkering of met alleen een Anw-uitkering (verwaarloosbaar klein) Totaal aantal arbeidsgehandicapten
Bij deze optelsom moet wel rekening worden met een zekere overlap tussen de arbeidsgehandicaptenpopulatie van de uvi’s en de groep arbeidsgehandicapte Abw-ers. Zo zal een deel van de Abw-ers een bijstandsuitkering ontvangen als aanvulling op een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Verder is het mogelijk dat onder de uvi-categorieën ex-ao en <15% ao bijstandscliënten zitten. In Amsterdam blijken ongeveer 2.000 Abw-ers (ongeveer 4% van alle Abw-ers) een bijstandsuitkering te ontvangen als aanvulling op hun WAO-uitkering. Uit landelijk onderzoek blijkt dat 5% van alle (al dan niet arbeidsgehandicapte) uitkeringsgerechtigden twee (of meer) uitkeringen ontvangt.1 Bij de schatting van de totale omvang van de arbeidsgehandicaptenpopulatie in de drie gemeenten is dit laatste percentage gebruikt om te corrigeren voor de overlap tussen de arbeidsgehandicaptenpopulatie van de uvi’s en de groep arbeidsgehandicapte Abw-ers. De deelpopulatie arbeidsgehandicapten zonder uitkering of met alleen een Anw-uitkering is bij de schatting buiten beschouwing gelaten. Deze is zoals vermeld verwaarloosbaar klein. De resultaten van de schatting worden weergegeven in tabel 2.6. Tabel 2.6
Schatting totale omvang arbeidsgehandicaptenpopulatie in de gemeenten Amsterdam, Amstelveen en Zaanstad (exclusief groep arbeidsgehandicapten zonder uitkering of met een Anw-uitkering).
Gemeente
Arbeidsgehandicapte uvicliënten *
Amsterdam Amstelveen Zaanstad
60.324 4.743 12.664
Schatting aantal arbeidsgehandicapte Abw-ers (minus 5% overlap met uvi’s) (0.95x15.206=) 14.446 (0.95x248=) 236 (0.95x801=) 761
Totaal
77.731
15.443
IOAW-ers en IOAZ-ers** 855 45 180
Schatting totaal aantal arbeidsgehandicapten (kolom 1+2+3) 75.625 5.024 13.605
1080
94.254
* Bron: LISV (peildatum 15-12-1999); ** Bron: CBS Statline (peiljaar 1999);
Naar schatting tellen de gemeenten Amsterdam, Amstelveen en Zaanstad respectievelijk zo’n 75.500, 5.000 en 13.500 arbeidsgehandicapten. In de drie gemeenten samen gaat het dus om ruim 94.000 arbeidsgehandicapten. Er van uitgaande dat de drie gemeenten samen goed zijn voor 63% van de totale bevolking in de regio Noord-Holland Zuid zou dit voor deze regio als geheel neerkomen op zo’n 150.000 arbeidsgehandicapten.
1
Zie: Arbeidsvoorziening, Hoe Zoeken Ingeschrevenen 1997. Managementsamenvatting, Zoetermeer: 1998.
17
3
BESCHIKBAARHEID VOOR DE ARBEIDSMARKT
3.1
Inleiding
In het vorige hoofdstuk is een beeld geschetst van de omvang en samenstelling van de arbeidsgehandicaptenpopulatie in de gemeenten Amsterdam, Amstelveen en Zaanstad. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de beschikbaarheid van (de deelpopulaties van) arbeidsgehandicapten voor de arbeidsmarkt.1 Van de totale arbeidsgehandicaptenpopulatie is slechts een gedeelte nog beschikbaar voor de arbeidsmarkt. Een aantal arbeidsgehandicapten is reeds aan het werk. Deze groep komt aan de orde in paragraaf 3.2. Van de niet-werkende arbeidsgehandicapten is een deel alleen al door hun arbeidshandicap of door een combinatie van die arbeidshandicap en andere persoonsgebonden belemmeringen/beperkingen niet in staat tot arbeid. Op deze belemmeringen wordt ingegaan in paragraaf 3.3. Paragraaf 3.4 geeft vervolgens een indicatie van de groep niet-werkende arbeidsgehandicapten die (op termijn) in principe wél (weer) aan het werk zouden kunnen. Van deze groep zal een deel niet (voldoende) gemotiveerd zijn voor herintrede. De intrinsieke motivatie en financiële motieven om al dan niet (her) in te treden vormen het onderwerp van paragraaf 3.5. Ten slotte gaat paragraaf 3.6 in op omgevingsfactoren die reïntegratie van de groep (op termijn) wél beschikbare en gemotiveerde arbeidsgehandicapten nog in de weg kunnen staan.
3.2
Reeds werkende arbeidsgehandicapten
Deelpopulatie arbeidsgehandicapten uvi’s Uit diverse onderzoeken blijkt dat landelijk gezien ongeveer een vijfde van de uvi-cliënten met een arbeidsongeschiktheidsuitkering reeds werkt. Volgens een verkennende analyse van de Stichting van de Arbeid (STAR) werkten begin 2000 zo’n 160.000 van de 900.000 WAO-ers (18%). Het betrof daarbij vaak ‘kleine’ banen (gemiddeld 12 uur per week).2 Volgens onderzoek van het LISV werkte begin 2000 22% van alle arbeidsongeschikten in ons land. De percentages voor gedeeltelijk en volledig arbeidsongeschikten waren respectievelijk 52% en 10%. Uit dit onderzoek blijkt dat mannen vaker dan vrouwen een uitkering met een dienstverband combineren (26% respectievelijk 16%).3 De arbeidsparticipatie van de arbeidsgehandicapte uvi-cliënten in de gemeenten Amsterdam, Amstelveen en Zaanstad wordt weergegeven in tabel 3.1. Van alle 78.000 arbeidsgehandicapte uvi-cliënten in de drie gemeenten samen blijken 24.000 (bijna eenderde) een dienstverband te hebben.4 De arbeidsparticipatie van de arbeidsgehandicapte uvi-cliënten is in Amsterdam lager dan in Zaanstad en Amstelveen (respectievelijk 30%, 34% en 37%). Vertalen we
1
De analyse in dit hoofdstuk spitst zich toe op de arbeidsgehandicaptenpopulatie van de uvi’s en die van de sociale diensten. De verwaarloosbaar kleine groep arbeidsgehandicapten zonder uitkering of met alleen een Anw-uitkering blijft grotendeels buiten beschouwing. 2 ‘Stille reserve’ wao-ers is kansloos op arbeidsmarkt. Telegraaf 20-01-2000. 3 H. Bruinsma en H. de Jongh. Werkenden in de WAO. ESB 25-02-2000. 4 Inclusief WSW-dienstverbanden.
Beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt
18
het aantal werkende arbeidsgehandicapte uvi-cliënten in de drie onderzochte gemeenten naar de gehele regio Noord-Holland Zuid, dan zou het naar schatting gaan om een kleine 38.000. Tabel 3.1
Aantal arbeidsgehandicapte uvi-cliënten in de gemeenten Amsterdam, Amstelveen en Zaanstad met en zonder dienstverband
Gemeente
Arbeidsgehandicapte uvi-cliënten zonder dienstverband
Arbeidsgehandicapte uvi-cliënten met dienstverband
Totaal aantal arbeidsgehandicapte uvi-cliënten
Amsterdam
42.348 (70%)
17.976 (30%)
60.324 (100%)
Amstelveen Zaanstad
2.995 (63%) 8.394 (66%)
1.748 (37%) 4.270 (34%)
4.743 (100%) 12.664 (100%)
53.737 (69%)
23.994 (31%)
77.731 (100%)
Totaal Bron: Lisv (peildatum 15-12-1999)
In de onderzochte gemeenten blijken arbeidsgehandicapte mannen en vrouwen elkaar nauwelijks te ontlopen wat betreft arbeidsparticipatie (zie tabel B1g, B2g en B3g in bijlage 1). Jongeren blijken vaker een arbeidsongeschiktheidsuitkering te combineren met een dienstverband dan ouderen (zie tabel B1h, B2h en B3h in bijlage 1). Deelpopulatie arbeidsgehandicapten sociale diensten De algemene indruk van de sleutelinformanten is dat van de arbeidsgehandicapte bijstandsclienten op dit moment slechts een klein gedeelte werkt. Precieze cijfers zijn niet te geven. Het gaat bij arbeidsgehandicapte bijstandsgerechtigden die werken altijd om parttime werk. Wanneer ze fulltime werken, hebben ze immers geen recht meer op een uitkering. Een indicatie van het aantal arbeidsgehandicapten dat parttime werkt is het gebruik dat wordt gemaakt van inkomstenvrijlating. In Amsterdam geldt voor uitkeringsgerechtigden met een arbeidshandicap (Rea-status) bij parttime werk inkomstenvrijlating. Van genoemde groep genoten er in 1999 zo’n 200 inkomstenvrijlating.
3.3
Persoonsgebonden belemmeringen voor niet-werkende arbeidsgehandicapten
Een aanzienlijk deel van de arbeidsgehandicapten werkt dus niet. Voor een deel van de arbeidsgehandicapten is dit volledig toe te schrijven aan de arbeidshandicap. Er zijn ook arbeidsgehandicapten die naast hun handicap andere persoonsgebonden belemmeringen ondervinden die reïntegratie in de weg (kunnen) staan. Zoals reeds vermeld gaat het daarbij vaak om een combinatie/opeenstapeling van belemmeringen. Uit de gesprekken met de sleutelinformanten komt het volgende scala van mogelijke belemmeringen/beperkingen naar voren: • hoge leeftijd; • laag opleidingsniveau vaak in combinatie met geringe schoolbaarheid; • grote afstand tot arbeidsmarkt. Met name arbeidsgehandicapte bijstandscliënten hebben vaak een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Veelal gaat het daarbij om een combinatie van geen/weinig werkervaring en/of langdurige werkloosheid, hoge leeftijd en laag opleidingsniveau; • geringe sociale vaardigheden; • gebrek aan doorzettingsvermogen/gebrek aan geduld;
Beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt •
• • • •
•
•
3.4
19
geringe taalvaardigheden van allochtonen. De taalachterstand van allochtonen gaat in veel gevallen gepaard met een laag opleidingsniveau en een geringe schoolbaarheid, waardoor het vaak moeilijk is leden van deze groep toe te leiden naar de arbeidsmarkt; sociale factoren/thuissituatie (bijvoorbeeld gebrek aan kinderopvang, relatieproblemen, scheidingsperikelen); financiën (schuldenproblematiek); huisvesting; acceptatie (van gevolgen van) handicap (voor functioneren op de arbeidsmarkt). Voor uvi-cliënten is veelal sprake van uitval uit werk. Terugkeer in de oude functie/op het oude niveau is meestal niet meer mogelijk. Deze cliënten moeten afscheid nemen van het verleden en een omslag maken. Zij moeten hun aspiratieniveau verlagen. Dat is vaak moeilijk en kost tijd; gebrekkig/negatief zelfbeeld. Een deel van de arbeidsgehandicapten weet niet wat men wil en wat men kan. Naast een gebrekkig zelfbeeld gaat het vaak ook om een negatief zelfbeeld (geen perspectief). Aan de andere kant zijn er natuurlijk ook arbeidsgehandicapten die zichzelf te hoog inschatten en dingen willen die niet realistisch zijn; teleurstelling in (contacten met) instanties/werkgevers. Met name arbeidsgehandicapten die al lang aan de kant staan, zijn vaak teleurgesteld in en gefrustreerd over (hun contacten met) instanties/werkgevers;
Niet-werkende arbeidsgehandicapten die (op termijn) in principe (weer) werk kunnen verrichten
Door hun arbeidshandicap of een combinatie van die arbeidshandicap en één of meer andere persoonsgebonden belemmeringen (zie paragraaf 3.3) is een deel van de op dit moment nietwerkende arbeidsgehandicapten niet in staat werk te verrichten. Bij een ander deel zijn de arbeidshandicap en eventuele andere persoonsgebonden belemmeringen echter niet zo ernstig dat (her-)intrede in het arbeidsproces in de weg wordt gestaan. In het vooronderzoek is getracht een eerste inzicht te krijgen in de omvang van de groep niet-werkende arbeidsgehandicapten die (op termijn) in principe (weer) al dan niet aangepast werk zou kunnen verrichten. Arbeidsgehandicaptenpopulatie uvi’s Op basis van nog niet gepubliceerde cijfers (maart 2000) van de afdeling Statistiek en Onderzoek van GAK Nederland BV kan voor de GAK-regio Noord-Holland Zuid de volgende indeling worden gemaakt van arbeidsgehandicapte GAK-cliënten naar het (op termijn) beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt: 1. reeds werkende arbeidsgehandicapten (categorieën: dienstverband, WSW, art. 44 WAO en zelfstandige). In de regio Noord-Holland Zuid gaat het om een kwart van de arbeidsgehandicapte GAK-cliënten; 2. kansrijke niet-werkende arbeidsgehandicapten (categorieën: reeds in bemiddeling, tijdelijk niet bemiddelbaar en fase 1). Het betreft een kleine minderheid (zo’n 4%) van de arbeidsgehandicapte GAK-cliënten in de regio Noord-Holland Zuid. Dit is een redelijk kansrijke groep die (op relatief korte termijn) zonder reïntegratietraject weer aan de slag zou kunnen; 3. ‘Bemiddelingspopulatie Rea’: een groep van ongeveer 6% die volgens het GAK beschikbaar is voor reïntegratie, d.w.z. bij reïntegratie-inspanningen een relatief grote kans heeft op succes. Deze groep komt in aanmerking voor een Rea-traject;
Beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt
20
4. relatief kansarme niet-werkende arbeidsgehandicapten (fase 4, 55+-ers en volledig arbeidsongeschikten die niet tot fase 2 of 3 behoren). Dit is de grootste groep. In totaal gaat het in Noord-Holland Zuid om tweederde van de arbeidsgehandicapte GAK-cliënten. Deze groep is volgens het GAK niet beschikbaar voor reïntegratie in het kader van de Wet Rea. Naast de Bemiddelingspopulatie Rea (categorie 3) zijn ook de cliënten die reeds in bemiddeling zijn, tijdelijk niet bemiddelbare cliënten en fase 1 cliënten (categorie 2) in principe (op termijn) beschikbaar voor de arbeidsmarkt. Tellen we beide categorieën bij elkaar op dan zou in totaal een tiende van alle arbeidsgehandicapte GAK-cliënten in Noord-Holland Zuid (op termijn) beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt.1 Zetten we deze groep af tegen de groep nietwerkende arbeidsgehandicapte GAK-cliënten dan is het percentage 13%. Aangetekend moet worden dat bij bovenstaande benadering van het GAK ervan wordt uitgegaan dat géén van de arbeidsongeschikte cliënten behorend tot de categorieën fase 4, 55+ of ‘volledig arbeidsongeschikten niet behorend tot fase 2 of 3’ (op termijn) beschikbaar is voor de arbeidsmarkt. Volgens de woordvoerder van het GAK zijn dit voor de uvi’s momenteel (nog) geen doelgroepen voor reïntegratie in het kader van de Wet Rea. De uvi’s sluiten op dit moment dus (nog) grote groepen arbeidsgehandicapten uit van reïntegratie. Aangenomen mag echter worden dat ook onder deze categorieën nog aan te boren potentieel zit. Dat blijkt onder meer uit een experiment van het GAK in de regio Venlo. Daar is men recentelijk met 50 leden van de groep volledig arbeidsongeschikten met een visuele of lichamelijke handicap aan de slag gegaan. Alle 50 leden bleken veel aandacht en persoonlijke begeleiding nodig te hebben, maar uiteindelijk kon na acht maanden maar liefst 40% van betreffende groep worden geplaatst.2 Voor een deel van de door het GAK als kansarm aangemerkte Uvi-cliënten zijn dus wel degelijk kansen op reïntegratie. In veel gevallen zal het wel gaan om intensieve/langdurige en dus dure trajecten. Het GAK-percentage van 13% is gebruikt om een schatting te maken van de aantallen nietwerkende arbeidsgehandicapte cliënten van alle uvi’s in de gemeenten Amsterdam, Amstelveen en Zaanstad, die (op termijn) beschikbaar (kunnen) zijn voor de arbeidsmarkt (zie tabel 3.2). Gezien de hierboven gemaakte kanttekening over het op dit moment door de uvi’s (nog) van reïntegratie uitsluiten van grote groepen arbeidsgehandicapten gaat het hierbij om een ondergrens.
1
Dit percentage komt redelijk overeen met de resultaten van de eerder gememoreerde analyse van de STAR. Daarin werd geconcludeerd dat hooguit 5% tot 9% van de WAO-ers redelijk kansrijk is om (op termijn) een baan te vinden. Gegevens verstrekt door manager reïntegratie van GAK Nederland BV, kantoor Venlo.
2
Beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt
21
Tabel 3.2
Schatting van het minimaal aantal (op termijn) voor de arbeidsmarkt beschikbare niet-werkende arbeidsgehandicapte uvi-cliënten in de gemeenten Amsterdam, Amstelveen en Zaanstad
Gemeente
Totaal aantal arbeidsgehandi- Schatting aantal uvi-cliënten zonder Schatting aantal uvi-cliënten zonder capte uvi-cliënten zonder dienstverband die (op termijn) niet dienstverband die (op termijn) wel dienstverband * beschikbaar zijn voor arbeidsmarkt beschikbaar zijn voor arbeidsmarkt (87% van kolom 1) (13% van kolom 1)
Amsterdam Amstelveen Zaanstad
42.348 2.995 8.394
36.843 2.606 7.303
5.505 389 1.091
Totaal
53.737
46.752
6.985
* Bron: Lisv (peildatum 15-12-1999)
Geschat wordt dat in de gemeenten Amsterdam, Amstelveen en Zaanstad respectievelijk minimaal 5.500, 400 en 1.100 niet-werkende arbeidsgehandicapte uvi-cliënten (op termijn) nog beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt. Voor de drie gemeenten samen zou dat neerkomen op 7000 en voor regio Noord-Holland Zuid als geheel op 11.000 niet-werkende arbeidsgehandicapte uvi-cliënten. Arbeidsgehandicaptenpopulatie sociale diensten Op basis van het vooronderzoek is moeilijk te bepalen hoe groot de groep arbeidsgehandicapte GSD-cliënten is die (op termijn) (weer) aan het werk zouden kunnen. IOAW-ers en IOAZ-ers zijn, gezien hun leeftijd, in het algemeen niet meer beschikbaar voor de arbeidsmarkt. De algemene indruk die uit de gesprekken met sleutelinformanten naar voren komt, is dat van de arbeidsgehandicapte Abw-ers slechts een zeer beperkt deel (op termijn) nog in aanmerking zou kunnen komen voor een reguliere baan (in enge zin, dus exclusief I/D-banen). Het moge duidelijk dat vooral de relatief kansrijke arbeidsgehandicapte bijstandscliënten (jongere, hoger opgeleide, autochtone cliënten met een niet al te zware medische/psychische problematiek) nog in aanmerking komen voor regulier werk. Niet uitgesloten moet echter worden dat ook onder de als kansarm bestempelde groep (arbeidsgehandicapte bijstandscliënten die zijn vrijgesteld van arbeidsverplichtingen) nog potentieel zit. In het additionele circuit (I/D, Wiw-dienstbetrekkingen, WSW) is volgens de sleutelinformanten in het algemeen nog wél het een en ander mogelijk. Daarbij wordt wel aangetekend dat het veel inspanningen vergt en dus een kostbare zaak is. De doelgroep vraagt om relatieve langdurige en op de cliënt toegesneden trajecten. Naast maatwerk is intensieve (specifieke) begeleiding en ondersteuning van groot belang. Met name geldt dat voor cliënten met psychische/psychiatrische problemen. Zoals vermeld gaat het daarbij vaak om onzekere cliënten met een meervoudige problematiek. Niet alleen het werken moet worden aangepakt, maar ook de organisatie/inrichting van de rest van hun leven. Dat noopt tot een integrale aanpak van de trajecten (gezondheid, wonen, werken, financiën). Na plaatsing op een (additionele) werkplek is goede en vaak langdurige nazorg nodig om terugval te voorkomen. De Wet Rea voorziet daar in principe ook in in de vorm van job coaching (voor een termijn van drie jaar). In de praktijk wordt van deze mogelijkheid echter nog maar weinig gebruik van gemaakt. Voor een aantal arbeidsgehandicapte bijstandscliënten zal echter ook additionele arbeid onder extra begeleiding geen haalbare kaart. De medische/psychische problematiek van deze groep is - in combinatie met andere problemen - zo groot dat (additioneel) werk geen reële optie is.
Beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt
22
Voor een deel van deze groep zal ook vrijwilligerswerk of een andere vorm van sociale activering niet zijn weggelegd. Met name voor cliënten met psychische/psychiatrische problematiek zal dit het geval zijn. Onder hen bevinden zich veel daklozen, depressieven, schizofrenen etc. Deze groep wil vaak het liefst met rust worden gelaten. De omvang van deze groep echte kansarmen verschilt per gemeente en is in een grote stad als Amsterdam groter dan in gemeenten als Amstelveen en Zaanstad. Het beeld dat uit het onderzoek naar voren komt, is dat de groep arbeidsgehandicapte uvicliënten gemiddeld genomen kansrijker is dan de groep arbeidsgehandicapte GSD-cliënten. Een rol in dit verband speelt ook de minder gunstige financieel-economische positie van arbeidsgehandicapte GSD-cliënten. Een Abw-uitkering is in het algemeen lager dan een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Verder wordt de Abw-uitkering verstrekt aan huishoudens terwijl de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen aan personen worden versterkt. Bij arbeidsgehandicapte uvi-cliënten kan dus sprake zijn van een aanvullend inkomen van de partner.
3.5
Intrinsieke motivatie en financiële motieven van niet-werkende arbeidsgehandicapten
Het beeld van de intrinsieke motivatie1 van de arbeidsgehandicapten, zoals dat uit de gesprekken met sleutelinformanten naar voren komt, is wisselend. Een deel van de arbeidsgehandicapten die in principe (op termijn) zouden kunnen (her-) intreden is (zeer) gemotiveerd om (weer) aan het werk te gaan. Andere arbeidsgehandicapten zijn niet of nauwelijks gemotiveerd. Bij een deel van deze laatste groep kan gesproken worden van echte onwil. Men vindt het wel best in de WAO of bijstand, heeft zijn/haar hele leven (en dat van het gezin) daarop ingericht en hoeft niet meer zonodig aan het werk. Volgens de sleutelinformanten zou het hier om een betrekkelijk kleine groep gaan.2 Wanneer arbeidsgehandicapten niet gemotiveerd zijn, liggen daar volgens de sleutelinformanten vaak andere (meer begrijpelijke) redenen aan ten grondslag dan pure onwil. Allereerst is de motivatie afhankelijk van leeftijd en arbeidsverleden. Jonge Wajongers zijn doorgaans reuze enthousiast. Voor een oudere WAO-er of arbeidsgehandicapte bijstandscliënt die na 20 of 30 jaar hard werken ‘versleten’ is, hoeft het allemaal niet meer zo. Daarnaast is er een groep die al lange tijd problemen ervaart met de arbeidsbelastbaarheid en mede daardoor al geruime tijd in een uitkeringssituatie zit. Men heeft de ervaring dat solliciteren of werken toch niet lukt, hetgeen kan resulteren in frustratie en berusting/vermijdingsgedrag. Bij weer een andere groep cliënten is sprake van een enorme angst en onzekerheid. Met name is dat het geval bij cliënten met psychische/psychiatrische problemen. Men is gewoon bang om (weer) te gaan werken. Ook voor contacten met instanties bestaat bij deze groep vaak angst.3 Met een actieve, intensieve en vooral zorgvuldige en per-
1
Onder intrinsieke motivatie wordt verstaan de motivatie voor een activiteit die geheel afhankelijk is van de aard van die activiteit en in het geheel niet van een externe beloning voor die activiteit. Naast motivatie spelen ook andere psychologische/subjectieve factoren een rol, zoals het zelfbeeld van arbeidsgehandicapten, hun houding t.o.v. werk en hun algemene instelling (positivisme/negativisme). 2 Dat blijkt ook uit de screening van arbeidsgehandicapten in Amsterdam Zuid. Van de 178 cliënten waren er maar drie ‘die echt niets wilden’. 3 Deze angst en onzekerheid kwam onder meer naar voren bij een pilot voorafgaand aan de eerder gememoreerde screening in Amsterdam Zuid. Vanuit de dossiers zijn toen door de sociale dienst dertig hoger opgeleide arbeidsgehandicapten direct benaderd voor een gesprek. Dat riep bij veel van de betrokken cliënten enorme schrik op. Een deel van hen kwam dan ook niet opdagen. Enkele behandelende psychiaters hebben daarover geklaagd bij de sociale dienst. Op grond daarvan heeft men de oproepprocedure voor het feitelijke screeningsproject aangepast, in die zin dat
(footnote continued)
Beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt
23
soonlijke benadering is een deel van genoemde groepen waarschijnlijk nog wel te motiveren.1 Het zal wel de nodige tijd en energie kosten om hen ‘over de streep te trekken’. De groep echte ‘niet-willers’ zal vermoedelijk niet (of althans heel moeilijk) te motiveren zijn. Een in december 2000-januari 2001 door Research voor Beleid uitgevoerde landelijke enquête onder arbeidsgehandicapten geeft enig kwantitatief inzicht in hun motivatie en inschatting van de eigen arbeidsmarktkansen (zie figuur 3.1 en 3.2).2 Figuur 3.1 Mate van m otivatie van niet-w erkende arbeidsgehandicapten om w eer aan het w erk te gaan (N=109) (Bron: RvB, Opinieonderzoek WAO-problem atiek, te verschijnen)
8%
zeer gemotiveerd
14%
gemotiveerd 27%
21%
neutraal niet gemotiveerd geheel niet gemotiveerd
10%
20%
w eet niet/geen antw oord
Figuur 3.2 Inschatting door niet-werkende arbeidsgehandiciapten van de kans binnen één jaar werk te vinden (N=109) (Bron: RvB Opinieonderzoek WAO-problematiek, te verschijnen)
11%
7%
4%
zeer groot 6%
groot 9%
neutraal gering zeer gering
63%
weet niet/geen antwoord
Landelijk gezien is ruim een derde van de niet-werkende arbeidsgehandicapten (zeer) gemotiveerd, een tiende staat er neutraal tegenover en bijna de helft is (in het geheel) niet gemotiveerd. Hoewel een derde van de arbeidsgehandicapten zegt (zeer) gemotiveerd te zijn, is het percentage dat de kans (zeer) groot acht binnen één jaar weer aan het werk te komen gering (ongeveer een tiende). Bijna driekwart van de groep schat de kansen op het verkrijgen van men schriftelijk aankondigt dat de cliënt binnen enkele weken een oproep krijgt voor een gesprek. Op die manier kan de cliënt alvast wennen aan het idee en zich mentaal voorbereiden op het gesprek. 1 Een voorbeeld van een actieve benadering is de aanpak van een reïntegratiebedrijf dat voor het GAK regio NoordHolland Zuid werkt. Om te voorkomen dat cliënten niet komen opdagen wordt de intake bij hen thuis gedaan. De ervaringen daarmee zijn positief. 2 Zie: Research voor Beleid. Opinieonderzoek WAO-Problematiek. Onderzoek onder burgers, leidinggevenden en arbeidsgehandicapten. (Leiden, te verschijnen). Doel van dit onderzoek is het verkrijgen van inzicht in kennis, houding en gedrag van werknemers, werkgevers en arbeidsgehandicapten ten aanzien van ziektepreventie en reïntegratie van arbeidsgehandicapten. In het kader van het onderzoek is onder meer een landelijke enquête gehouden onder arbeidsgehandicapten (n=206). Tot de arbeidsgehandicapten worden in betreffend onderzoek gerekend personen die een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen en/of om medische redenen (gedeeltelijk) zijn afgekeurd.
Beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt
24
een betaalde baan in als (zeer) gering. Deels zal dit samenhangen met de ervaringen die men heeft met sollicitaties. Van de 27 niet-werkende arbeidsgehandicapten die aangaven na te zijn afgekeurd te hebben gesolliciteerd, hebben er zes positieve en 19 negatieve ervaringen met sollicitaties (de overige twee staan er neutraal tegenover). De intrinsieke motieven van de gemotiveerde arbeidsgehandicapten om (weer) aan het werk te gaan zijn min of meer voor de hand liggend. Van belang volgens de sleutelinformanten is vooral: • het af zijn van het stigma/stempel van arbeidsongeschiktheid; • het niet meer geheel of in het geheel niet meer afhankelijk zijn van een uitkering. Naast het hebben van een zelfstandig inkomen, speelt ook een rol dat men af is van alle (papieren) rompslomp rondom de uitkering (‘geen gedoe meer’); • het weer kunnen deelnemen aan de samenleving (‘erbij horen’). Arbeidsparticipatie betekent vaak het doorbreken van een isolement. Men krijgt weer collegiale contacten en daardoor mogelijk ook (meer) andere sociale contacten; • het (weer) hebben van werk en de daarmee gepaard gaande collegiale/sociale contacten dragen bij aan het (terug-)winnen van eigenwaarde. Men ziet zichzelf weer en wordt ook door anderen weer gezien als volwaardig lid van de samenleving. Uit het eerder gememoreerde opinieonderzoek komt het weer willen deelnemen aan het maatschappelijk leven als belangrijkste intrinsiek motief naar voren (zie tabel 3.3). Tabel 3.3
Landelijk Opinieonderzoek WAO-Problematiek: Redenen voor al dan niet gemotiveerd zijn van niet-werkende arbeidsgehandicapten (december 2000-januari 2001)
Reden voor al dan niet gemotiveerd zijn niet in staat te werken door mijn beperkingen niet in staat passende functie te vinden werkgever wil mij niet aannemen persoonlijke reden anders dan beperking ondanks mijn beperking prima in staat te werken wil deelnemen aan het maatschappelijk leven wil inkomen verhogen weet niet/geen antwoord anders Totaal
Percentage 39% 1% 2% 12% 3% 17% 2% 4% 25% (n=109) 100%
Bron: Opinieonderzoek WAO-Problematiek (Research voor Beleid, te verschijnen)
Naast intrinsieke motieven kunnen ook financiële motieven een rol spelen bij de bereidheid tot reïntegratie van niet-werkende arbeidsgehandicapten. Voor een deel van de arbeidsgehandicapten zal herintrede in het arbeidsproces een financiële verbetering betekenen. Een ander deel zal er in financieel opzicht niet of nauwelijks op vooruitgaan (of mogelijk zelfs iets moeten inleveren). Met name is dat geval voor arbeidsgehandicapte bijstandscliënten die werk vinden aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Voor hen ligt de armoedeval op de loer. Arbeidsgehandicapte uvi-cliënten verspelen bij herintrede in het arbeidsproces op termijn hun WAO-rechten. Het verlies aan WAO-rechten zou voor hen een overweging kunnen zijn om niet in het arbeidsproces her in te treden.
Beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt
25
Het algemene beeld dat uit de gesprekken met sleutelinformanten naar voren komt, is dat financiële motieven voor arbeidsgehandicapten in de meeste gevallen niet van doorslaggevende betekenis zijn. Voor gemotiveerde niet-werkende arbeidsgehandicapten zijn de intrinsieke motieven veelal belangrijker dan de financiële. De resultaten van het opinieonderzoek onder arbeidsgehandicapten onderstrepen dit (zie tabel 3.3). Volgens een aantal sleutelinformanten is het gevaar van de armoedeval voor arbeidsgehandicapte bijstandsgerechtigden niet denkbeeldig. Meer dan andere bijstandsgerechtigden worden arbeidsgehandicapten bij werkhervatting geconfronteerd met extra kosten (bijvoorbeeld voor aangepast vervoer en andere voorzieningen), die niet in alle gevallen (volledig) worden vergoed. Dit komt dan bovenop het eventueel wegvallen van huursubsidie en vrijstelling van belastingen (en eventueel af te lossen schulden). Andere sleutelinformanten relativeren de armoedeval. Bij gedeeltelijke werkhervatting door bijstandsgerechtigden is er (tot op zekere hoogte) sprake van vrijlating van inkomsten. Ook bij volledige werkhervatting tegen minimumloon zouden alleenstaande bijstandsgerechtigden er niet op achteruit gaan. Voor gezinnen is dat mogelijk wel het geval, maar met overbruggingssubsidies/bijzondere bijstand is het gat redelijk te dichten. Bovendien kan men wanneer het werk onverhoopt weg zou vallen, weer terugvallen op de oude (uitkerings-)situatie. Het verlies van WAO-rechten wordt door een deel van de sleutelinformanten eveneens gerelativeerd. Arbeidsongeschikten kunnen na volledige werkhervatting nog gedurende vijf jaar terugvallen op hun WAO-rechten. Die termijn zou voldoende moeten zijn. Verder wordt art. 44 van de WAO betreffende bijverdiensten en verrekeningen ruim toegepast.
3.6
Belemmerende omgevingsfactoren voor niet-werkende arbeidsgehandicapten
De niet-werkende arbeidsgehandicapten die in staat zijn te reïntegreren en zich daartoe ook bereid tonen, kunnen te maken krijgen met omgevingsfactoren die (her-)intrede in het arbeidsproces in de weg staan. In de gesprekken met sleutelinformanten is een aantal in deze zin belemmerende factoren naar voren gebracht. Het gaat onder meer om: • ingewikkelde wet- en regelgeving. De wet- en regelgeving op het terrein van de sociale zekerheid is ingewikkeld en bovendien nogal eens aan veranderingen onderhevig. Dat geldt ook voor de wet- en regelgeving met betrekking tot arbeidsgehandicapten. Een en ander komt de bekendheid met de wet- en regelgeving van en het gebruik van de daarin geboden (subsidie-)mogelijkheden door instanties/werkgevers/arbeidsgehandicapten niet ten goede; • bureaucratie en administratieve rompslomp; • afstemming organisaties. Er zijn veel organisaties in beeld (uvi’s, sociale diensten, GGZ, arbodiensten, sociale werkvoorziening, reïntegratiebedrijven etc.). De afstemming/coördinatie is niet altijd even optimaal, zo merkt een woordvoerder van Stichting Nieuwe Werkvormen Amsterdam (SNWA) op; • geringe prioriteit arbeidsgehandicapten bij uvi’s. Mede als gevolg van het reorganisatieproces, zouden volgens Werkvoorziening Regio Amsterdam (WRA) arbeidsgehandicapten bij het GAK en andere uvi’s momenteel weinig prioriteit hebben. Zo kreeg WRA in het verleden jaarlijks om en nabij de 150 GAK-cliënten aangeleverd, nu zou het gaan om zo’n drie tot vijf per jaar. Ook zou bij doorverwijzing van Uvi-cliënten door de GGZ naar toelei-
Beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt
•
•
•
•
•
•
26
dingsorganisaties de benodigde formele toestemming daarvoor van het GAK vaak lang op zich laten wachten; privatisering van de reïntegratie. Het gevaar bestaat dat de privatisering van de reïntegratie leidt tot afroming. Reïntegratiebedrijven worden afgerekend op plaatsingsresultaten en zullen zich daardoor in eerste instantie richten op de relatief makkelijk toe te leiden arbeidsgehandicapten. Vermoedelijk zullen de ‘zware gevallen’ meer dan voorheen worden teruggestuurd naar de uitkeringsinstanties. Bovendien zou - door de concurrentie - in de huidige offerteprocedure door een aantal reïntegratiebedrijven ver onder de kostprijs zijn geoffreerd, hetgeen de kwaliteit van de trajecten voor arbeidsgehandicapten niet ten goede komt; ontbreken van specifieke expertise bij reïntegratiebedrijven. Een probleem is verder dat niet alle reïntegratiebedrijven beschikken over voldoende specifiek op de doelgroep van arbeidsgehandicapten gerichte expertise; aansluiting vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Met name arbeidsgehandicapte bijstandscliënten hebben volgens Kliq qua opleidingsniveau en werkervaring niet altijd te bieden wat werkgevers vragen. Daar komt bij dat de schoolbaarheid van een deel van hen gering is; imago arbeidsgehandicapten. Het imago van arbeidsgehandicapten is in het algemeen niet erg positief. Gesproken kan worden van een stigma. Dat stigma is voor een belangrijk deel het gevolg van de politiek en media; houding werkgevers. Enerzijds gaat het om onbekendheid van veel werkgevers met de groep arbeidsgehandicapten en met de betreffende wet- en regelgeving. Meerdere sleutelinformanten geven aan dat een deel van de werkgevers niet erg ‘happig’ is op het in dienst nemen van de in veel gevallen niet vol productieve arbeidsgehandicapten. Meestal komen bij werkgevers in het ‘commerciële circuit’ de sociale doelstellingen pas op de tweede plaats. Als men al arbeidsgehandicapten in dienst neemt, dan wil men graag kant-en-klare oplossingen. Eventuele problemen moeten zoveel mogelijk buiten boord worden gehouden. Het is wel zo, dat werkgevers door de krappe arbeidsmarkt steeds meer worden gedwongen zich - in ieder geval voor het laagste segment van de arbeidsmarkt – ook open te stellen voor arbeidsgehandicapten; collegiale acceptatie. Evenmin als werkgevers staan (potentiële) collega’s altijd even welwillend tegenover arbeidsgehandicapten. Het gaat om een doelgroep met ‘gebruiksaanwijzing’. Die gebruiksaanwijzing moeten arbeidsgehandicapten zelf én hun omgeving leren hanteren. Dat vraagt om een mentaliteitsverandering.
27
4
REÏNTEGRATIE
4.1
Inleiding
In het vooronderzoek stonden de omvang en samenstelling van de groep arbeidsgehandicapten en hun beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt centraal. Daarnaast is in het onderzoek - zij het meer zijdelings - aandacht besteed aan de feitelijke mogelijkheden tot reïntegratie en de mate waarin arbeidsgehandicapten daadwerkelijk al met reïntegratie bezig zijn. In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de reïntegratiekansen van te onderscheiden segmenten van de arbeidsgehandicaptenpopulatie (paragraaf 4.2 en de daadwerkelijke reïntegratieactiviteiten en de (voorlopige) resultaten daarvan (paragraaf 4.3).
4.2
Reïntegratiekansen
Binnen de naar de variabele ‘verantwoordelijke instantie’ (uvi’s, GSD-en en arbeidsbureaus) onderscheiden deelpopulaties kan weer een verdere segmentering worden aangebracht naar de variabelen ‘soort uitkering’ en ‘positie/kansen op de arbeidsmarkt’. In schema 4.1 wordt per segment een globale indicatie (in duizendtallen) gegeven van de omvang van de betreffende groep arbeidsgehandicapten en (de inschatting door uitkeringsinstanties van) hun reïntegratiekansen (zowel voor de drie gemeenten samen als voor de hele regio Noord-Holland Zuid).1 Schema 4.1 Globale indicatie omvang (in duizendtallen) en reïntegratiekansen segmenten arbeidsgehandicaptenpopulatie voor de drie gemeenten Amsterdam, Amstelveen, Zaanstad (AAZ) en de regio Noord-Holland (Zuid) 1. Reeds werkende arbeidsgehandicapte uvi-cliënten (AAZ: 24.000; regio: 38.000) Het gaat hier om de categorieën: dienstverband, WSW, art 44. WAO, zelfstandige. In die zin is reeds sprake van reintegratie. Arbeidsverplichtingen gelden dan ook niet voor deze groep. Ook behoren ze niet tot de bemiddelingspopulatie Rea van de uvi’s. Afgezien van de categorie WSW is sprake van een kansrijke groep. 2. Door uvi’s (relatief) kansrijk geachte niet-werkende arbeidsgehandicapte uvi-cliënten (AAZ: 7.000; regio 11.000) Dit segment bestaat uit twee subgroepen: • A. Ten eerste cliënten die reeds in bemiddeling zijn, tijdelijk niet bemiddelbare cliënten en fase 1 cliënten. Afgezien van de tijdelijk niet bemiddelbare cliënten gelden voor deze groep de arbeidsverplichtingen. De groep heeft naar het oordeel van de uvi’s (op termijn) voldoende perspectief op betaald werk. Daarom behoren ze niet tot de bemiddelingspopulatie Rea van de uvi’s (AAZ: 3.000; regio: 5.000) • B. Een tweede subgroep bestaat uit niet-werkende arbeidsgehandicapte uvi-cliënten die volgens de uvi’s bij reintegratie-inspanningen een relatief grote kans op succes hebben. Ze komen dan ook in aanmerking voor arbeidsmarkttoeleiding en/of bemiddeling naar (regulier) werk in het kader van de Wet Rea (Bemiddelingspopulatie Rea). Voor deze groep gelden in principe de arbeidsverplichtingen (tijdens het toeleidingstraject vervalt de sollicitatieplicht) (AAZ: 4.000: regio: 6.000).
1
Ex-WSW-ers en personen die voor de WSW op de wachtlijst staan, komen verspreid voor in de segmenten 2 t/m 6, met name in de segmenten 3 en 4. WSW-ers, voorzover niet bij een uvi als arbeidsgehandicapt geregistreerd, vallen niet onder de in de Wet Rea gehanteerde definitie van arbeidsgehandicapte en zijn in het schema niet opgenomen.
Reïntegratie
28
3. Door uvi’s kansarm geachte niet-werkende arbeidsgehandicapte uvi-cliënten (AAZ: 47.000; regio: 75.000) Tot deze groep behoren de categorieën fase-4, 55+ en de volledig arbeidsongeschikten die niet behoren tot fase 2 of 3. De reïntegratiekansen van deze categorieën worden door de uvi’s laag ingeschat. Om die reden behoren ze niet tot de bemiddelingspopulatie Rea van de uvi’s en zijn ze vrijgesteld van arbeidsverplichtingen. Ondanks de lage inschatting door de uvi’s van de kansen op reïntegratie mag worden aangenomen dat onder deze groep nog potentieel zit (zie het eerder gememoreerde experiment van GAK Regio Venlo). Voor het merendeel van deze groep zal (regulier) werk er echter niet meer inzitten. Zij zijn aangewezen op sociale activering (bijvoorbeeld in de vorm van vrijwilligerswerk) en zorg. 4. Arbeidsgehandicapte Abw-ers (zonder overlap met uvi’s AAZ: 15.000; regio: 24.000) Dit segment is verder onder te verdelen in de groep arbeidsgehandicapte ABW-ers mét en de groep zonder arbeidsverplichtingen: • A. Bij de arbeidsgehandicapte Abw-ers mét arbeidsverplichtingen gaat het om een relatief kansrijke groep. Vermoedelijk is deze groep wel minder kansrijk dan het vergelijkbare segment binnen de deelpopulatie van de uvi’s (de bemiddelingspopulatie Rea). • B. Arbeidsgehandicapte Abw-ers, die om medische/psychische redenen zijn vrijgesteld van arbeidsverplichtingen hebben duidelijk minder kans op reïntegratie. Toch zit ook onder deze groep vermoedelijk nog potentieel voor (met name additioneel) werk. Daarvoor zijn wel lange/dure trajecten nodig. Voor een deel van de groep is toeleiding (nog) niet aan de orde. Deze cliënten zijn aangewezen op sociale activering (bijvoorbeeld in de vorm van vrijwilligerswerk) en zorg. 5. IOAW-ers en IOAZ-ers (AAZ: 1000; regio: 1.600) In het algemeen gaat het hier om ouderen die niet meer beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt. De reïntegratiekansen zijn gering. 6. Arbeidsgehandicapten zonder uitkering of met een Anw-uitkering (AAZ: tientallen; regio: minder dan honderd) Het betreft hier de deelpopulatie van de arbeidsbureaus. Het gaat om een verwaarloosbare kleine groep. Deze is in het onderzoek buiten beschouwing gelaten.
4.3
(Resultaten van) reïntegratieactiviteiten
Er staan gemeenten, uvi’s en arbeidsbureaus verschillende instrumenten ter beschikking om hun populatie arbeidsgehandicapten te ondersteunen bij reïntegratie. De wet Rea voorziet onder meer in: • standaard plaatsingsbudget/standaard (her-)plaatsingsbudget/pakket-op-maat; • subsidie voor voorzieningen behoud eigen werk/subsidie voor persoonsgebonden voorzieningen; • proefplaatsing met reïntegratie-uitkering; • reïntegratietraject met reïntegratie-uitkering; • job coaching. Verder kunnen arbeidsgehandicapten die een uitkering hebben via een uvi met behulp van de regeling Starterskrediet arbeidsgehandicapten proberen een eigen onderneming op te zetten.1 Hoewel niet specifiek op hen gericht, kunnen niet-werkende arbeidsgehandicapten ook een beroep doen op de Wet Inschakeling Werklozen (WIW). Deze voorziet onder meer in WIWdienstbetrekkingen, WIW-werkervaringsplaatsen, sociale activering (bijvoorbeeld in de vorm
1
Arbeidsgehandicapte bijstandscliënten kunnen een beroep doen op het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz).
Reïntegratie
29
van vrijwilligerswerk)1 en scholing. Ten slotte kunnen arbeidsgehandicapten worden geplaatst in een I/D- of WSW-baan. Op basis van ander onderzoek is enig inzicht te verkrijgen in de mate waarin arbeidsgehandicapten landelijk gezien reeds met reïntegratie bezig zijn en wat de (voorlopige) resultaten van die inspanningen zijn. Begin dit jaar zijn de resultaten bekend geworden van een landelijke evaluatie van de Wet Rea. Sinds de invoering van de wet medio 1998 zijn landelijk gezien circa 40.000 trajecten gestart, waarvan iets meer dan 19.000 zijn geëindigd. Van deze 19.000 hebben 6.490 geresulteerd in een plaatsing, hetgeen neerkomt op een plaatsingsresultaat van 34%. Begin dit jaar liepen dus nog 21.000 trajecten die mogelijk in de toekomst tot plaatsing leiden. Daarnaast hebben bijna 17.000 arbeidsgehandicapten zelf werk gevonden of behouden met behulp van reïntegratiesubsidies. Het aantal werkhervattingen van arbeidsgehandicapten zonder toepassing van (het instrumentarium van) de Wet Rea is evenwel fors hoger geweest (68.000).2 Uit het eerder gememoreerde Opinieonderzoek WAO-Problematiek blijkt dat landelijk gezien voor ongeveer de helft van de niet-werkende arbeidsgehandicapten3 die na de invoering van de Wet Rea zijn afgekeurd een reïntegratieplan is opgesteld. Verder blijkt dat landelijk gezien één op de zes niet-werkende arbeidsgehandicapten ten tijde van het onderzoek (december 2000-januari 2001) daadwerkelijk door middel van regelingen en voorzieningen bezig is met reïntegratie. Uit de gesprekken met de sleutelrespondenten komt met betrekking tot (de resultaten van) reïntegratieactiviteiten in de drie onderzochte gemeenten onder meer het volgende naar voren: • Zoals eerder vermeld zijn in Amsterdam sinds de inwerkingtreding van de Wet Rea medio 1998 in totaal zo’n 1.500 GSD-cliënten doorverwezen naar Kliq AI (voorheen Arbeidsvoorziening AI) voor een medisch-arbeidskundige beoordeling. In veruit de meeste gevallen is daarbij de Rea-status vastgesteld. Slechts een deel van betreffende cliënten is op een Rea-traject gezet, zo’n 400 bij Kliq en 170 via het gemeentelijke Bureau Scholing en Inkoop (BSI) bij één van de toeleidingscentra4 en Werkvoorziening Regio Amsterdam. Het resultaat qua uitstroom is volgens de GSD van Amsterdam ‘nog niet denderend’. Eind vorig jaar werd van de via BSI gelopen geëindigde trajecten 25% uitstroom naar werk genoteerd. Via Kliq loopt het aantal plaatsingen op werk volgens de GSD ‘nog niet in de verhoopte vele tientallen’, aldus de GSD. Van de 178 arbeidsgehandicapten die in het kader van het screeningsproject in Regio Zuid zijn benaderd, hebben 10 tijdens/na de screening zelf werk gevonden. De vraag is natuurlijk in hoeverre het screeningsproject in dezen een activerende rol heeft gespeeld. Voor
1
Vrijwilligerswerk is niet in eerste instantie gericht op toeleiding naar de arbeidsmarkt. Het door middel van vrijwilligerswerk opdoen van werkervaring kan voor een aantal arbeidsgehandicapten wel een opstapje zijn naar een betaalde baan, zo blijkt uit het gesprek met de Vrijwilligerscentrale van Zaanstad. 2 Er worden in de evaluatie dan ook vraagtekens geplaatst bij de doeltreffendheid en doelmatigheid van de wet. Vermoedelijk zou een niet onaanzienlijk deel van de Rea-plaatsingen ook zonder inzet van het Rea-instrumentarium/de Rea-gelden tot stand zijn gekomen. Zie: C.W.J. Wevers, J.J.M. Besseling en E.L. de Vos. De Realiteit. Integrale rapportage evaluatie Wet Rea. Februari 2001. 3 Zoals eerder vermeld worden in betreffend onderzoek tot de groep arbeidsgehandicapten die personen gerekend die een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen en/of om medische redenen (gedeeltelijk) zijn afgekeurd. 4 Zoals Helios, Telewerkcentrum Amsterdam etc.
Reïntegratie
•
•
•
•
•
1
30
een groep van elf personen zijn motivatie/oriëntatietrajecten bij Start ingekocht, 7 personen zijn bij Kliq of een van de toeleidingscentra op een traject geplaatst1 en 2 op een zelfstandigentraject. Verder volgen nu 5 personen een taalcursus, zijn 6 personen vrijwilligerswerk gaan doen en 3 personen doorverwezen naar de Jellinek; In Amstelveen worden arbeidsgehandicapten door de GSD voor reïntegratie in eerste instantie doorverwezen naar Werk en Activering. Daarna zijn er drie soorten trajecten mogelijkheden: sociale activeringstrajecten (bij Actief op Maat), reïntegratietrajecten bij Vakwerk (WIW) of reïntegratietrajecten bij Kliq; Z ‘aanbod in Zaanstad (onderdeel van Dienst Welzijn, sector sociale zaken) stuurt arbeidsgehandicapte cliënten voor reïntegratie door naar Werktraject of Kliq (een deel van de cliënten blijft bij Z’aanbod voor een voortraject); Het GAK heeft van het LISV de opdracht om tenminste 35% van de Bemiddelingspopulatie Rea weer aan het werk te krijgen. De lat wordt voor de reïntegratiebedrijven waarmee het GAK werkt echter hoger gelegd. Gevraagd wordt een plaatsingspercentage van 50%. Het GAK heeft contracten met elf reïntegratiebedrijven. Deels richten deze zich op specifieke doelgroepen (bijvoorbeeld cliënten met een zwaar lichamelijke handicap, cliënten met psychische problemen, arbeidsgehandicapte vrouwen tussen de 25 en 35 jaar etc.). De Rea-trajecten bij Kliq bestaan uit: 1) intake; 2) medisch-arbeidskundige beoordeling; 3) oriëntatie; 4) kwalificering; 5) bemiddeling; 6) nazorg. Het gaat vooral om vakopleidingen, waarbij de nadruk ligt op automatisering en administratie.2 Uitgangspunt bij Kliq is plaatsing op een reguliere arbeidsplaats. Volgens Kliq lukt dat voor uvi-cliënten relatief vaak. Voor gemeentelijke cliënten is plaatsing op een additionele werkplek (WIW, ID, WSW) vaak de enige mogelijkheid. Concrete plaatsingsresultaten worden niet genoemd (geoffreerd wordt voor 40%); De plaatsingsbudgetten van de Wet Rea worden nog onvoldoende benut. Het blijkt dat werkgevers bij plaatsing van arbeidsgehandicapten lang niet altijd het Reaplaatsingsbudget opvragen waar zij recht op hebben. In Amsterdam is de semigemeentelijke instantie NV Werk verantwoordelijk voor de afhandeling van plaatsingssubsidies. Vanaf de inwerkingtreding van de Wet Rea zijn bij NV Werk slechts 85 aanvragen voor REA-plaatsingsbudgetten ingediend. In 48 gevallen zijn contracten met werkgevers afgesloten, in de resterende 37 gevallen (nog) niet.3 In 36 van de 48 gevallen waarin een contract met een werkgever is afgesloten is de arbeidsgehandicapte ook daadwerkelijk aangemeld, d.w.z. dat NV Werk subsidie verstrekt.4
Waarvan 3 bij Kliq, 2 bij Helios, 1 bij het Brugproject en 1 bij het project voor hoger opgeleiden in Amsterdam Zuid. De laatste tijd komen ook zelfstandigentrajecten meer in zicht. Verder worden veel cursussen Nederlandse taal gegeven 3 Soms bleek het niet om een GSD-cliënt te gaan en is de werkgever doorverwezen naar de uvi. Soms ook is de papierwinkel nog niet in orde (ontbreken van REA-verklaring, arbeidscontracte etc.). 4 Van deze 36 zijn er 4 weer teruggevallen, zodat nog 32 met plaatsingssubsidie aan het werk zijn. 2
Reïntegratie
31
Geconcludeerd kan worden dat, hoewel uitkeringsinstanties zeker al activiteiten ontplooien om niet werkende arbeidsgehandicapten weer aan het werk te krijgen, de mogelijkheden die (met name) de Wet Rea biedt nog niet volledig worden benut. Het aantal Rea-trajecten dat in opdracht van de uvi’s en de gemeenten wordt uitgevoerd, is in vergelijking met het totaal aantal arbeidsgehandicapten nog relatief beperkt. De plaatsingsresultaten van de Rea-trajecten laten ook nog te wensen over. Verder wordt door werkgevers lang niet altijd gebruik gemaakt van de Rea-plaatsingssubsidies en komt job coaching nog maar mondjesmaat voor.
32
5
SLOTBESCHOUWING
5.1
Voorlopige typologie naar kansrijkheid/inzetbaarheid
In dit rapport is verslag gedaan van een vooronderzoek naar de positie van arbeidsgehandicapten in Noord-Holland Zuid. De arbeidsgehandicapten blijken al met al een omvangrijke groep te vormen. In schema 4.1 in paragraaf 4.2 is deze groep nader gesegmenteerd naar verantwoordelijke uitkeringsinstantie, soort uitkering en inschatting van de reïntegratiekansen door de uitkeringsinstanties. Een aanzienlijk deel van de niet-werkende arbeidsgehandicapten blijkt op dit moment door de uitkeringsinstanties als (relatief) kansarm te worden beschouwd. Toch mag worden aangenomen dat ook onder deze groep nog enige potentiële kandidaten voor (Rea-)trajecten zitten. Onder meer het eerder gememoreerde experiment van GAK Regio Venlo wijst in deze richting. Voor toeleiding van deze personen naar (regulier dan wel additioneel) werk zijn vaak wel lange en dus dure trajecten nodig. Van belang daarbij is een actieve en persoonlijke benadering, extra begeleiding, een integrale aanpak en langdurige nazorg. De kansrijkheid en inzetbaarheid van individuele arbeidsgehandicapten wordt beïnvloed door een aantal factoren. Globaal beschouwd kan onderscheid worden gemaakt tussen: 1. objectieve factoren (‘harde’ persoons- en achtergrondkenmerken): a. specifieke belemmeringen voor arbeidsgehandicapten (aard en mate van de arbeidshandicap); b. persoonskenmerken (geslacht, leeftijd, etniciteit, samenstelling huishouden etc.); c. financieel-economische positie (inkomen, schulden etc.); d. arbeidsmarktpositie (opleidingsniveau, arbeidsverleden, werkloosheidsduur etc.). e. overige belemmeringen (sociale vaardigheden, taalvaardigheden, sociale problemen etc.) 2. subjectieve factoren: a. houding (algemene houding t.o.v. werk, zelfbeeld, motivatie etc.); b. gedrag (zoekgedrag, concrete reïntegratie-inspanningen etc.). Op grond van deze factoren kunnen - dwars door de (uitkerings-)instanties en het soort uitkering heen - naar kansrijkheid en inzetbaarheid voor de arbeidsmarkt de volgende groepen arbeidsgehandicapten worden onderscheiden: 1. arbeidsgehandicapten die reeds een (reguliere dan wel additionele) baan hebben; 2. arbeidsgehandicapten die objectief gezien nog (enige) kansen hebben op de arbeidsmarkt én gemotiveerd zijn. Hieronder vallen naast kansrijke ook relatief kansarme arbeidsgehandicapten, die hun ‘kansarmoede’ compenseren door een zeer sterke motivatie; 3. arbeidsgehandicapten die objectief gezien nog (enige) kansen hebben op de arbeidsmarkt, maar niet (voldoende) gemotiveerd zijn als gevolg van (teleurstellende) ervaringen in verleden en/of angst/onzekerheid; 4. arbeidsgehandicapten die objectief gezien nog (enige) kansen hebben op de arbeidsmarkt maar uit onwil niet gemotiveerd zijn; 5. arbeidsgehandicapten die objectief gezien géén kansen meer hebben op de (reguliere dan wel additionele) arbeidsmarkt.
Slotbeschouwing
33
Voor de categorie arbeidsgehandicapten die objectief gezien geen kansen meer hebben op de (reguliere dan wel additionele) arbeidsmarkt (groep 5) rest alleen sociale activering en/of zorg. Een deel van hen zal ook daar geen beroep op (willen) doen en alleen maar met rust gelaten willen worden. De overige categorieën niet-werkende arbeidsgehandicapten (2 t/m 4) vormen theoretisch gezien - potentieel voor de arbeidsmarkt en komen in principe in aanmerking voor reïntegratie(-trajecten).
5.2
Vervolgonderzoek
Het verkennend vooronderzoek heeft geresulteerd in een schets van de omvang en samenstelling van de groep arbeidsgehandicapten in de gemeenten Amsterdam, Amstelveen en Zaanstad en een eerste inzicht in hun kansrijkheid/inzetbaarheid. Verder is in voorgaande paragraaf een voorlopige typologie van arbeidsgehandicapten gepresenteerd. In een mogelijk vervolgonderzoek op individueel cliëntniveau kan deze voorlopige typologie worden getoetst en eventueel worden aangepast en/of verfijnd. Vervolgens kunnen dan de omvang, achtergronden en (on)mogelijkheden van de naar kansrijkheid/inzetbaarheid te onderscheiden (sub)groepen worden vastgesteld. Daarna kan worden bepaald welke actie op welke groep dient te worden ondernomen. Op basis van het vooronderzoek kan met betrekking tot eventueel te ondernemen acties in ieder geval al het volgende worden opgemerkt: • De (meervoudige) problematiek van arbeidsgehandicapte uvi-cliënten en GSD-cliënten is in veel gevallen vergelijkbaar. Het beleid zou zich dan ook in eerste instantie moeten richten op bepaalde kenmerken/categorieën van arbeidsgehandicapten en niet zozeer gebonden moeten zijn aan de verschillende uitkeringsinstanties. Een en ander pleit voor een gezamenlijke aanpak van (de problematiek van) arbeidsgehandicapten door gemeenten en uvi’s.1 Een dergelijke gezamenlijke aanpak sluit ook aan bij de recente ontwikkelingen op het terrein van de sociale zekerheid; • Gezien de vaak complexe, meervoudige problematiek van arbeidsgehandicapten lijkt een ‘één-op-één’ benadering waarbij wordt uitgegaan van de (on)mogelijkheden van de betreffende arbeidsgehandicapte meer aangewezen dan een vraaggerichte aanpak. Het vervolgonderzoek zal resulteren in meer concrete aanbevelingen. Voor een mogelijke opzet van het vervolgonderzoek wordt verwezen naar bijgevoegd onderzoeksvoorstel.
1
Een gezamenlijke aanpak sluit ook aan bij de recente ontwikkelingen op het terrein van de sociale zekerheid. Gedacht zou bijvoorbeeld kunnen worden aan een gezamenlijke, wijkgerichte aanpak waarbij naast arbeidsgehandicapte GSD-cliënten ook arbeidsgehandicapte uvi-cliënten worden benaderd
34
BIJLAGE 1 TABELLEN ARBEIDSGEHANDICAPTEN UVI’S Toelichting bij de tabellen In deze bijlage zijn de volgende tabellen opgenomen: Tabel B1a
Arbeidsgehandicapten Amsterdam naar categorie, wet en geslacht, 1999
Tabel B1b
Arbeidsgehandicapten Amsterdam naar categorie, wet en leeftijdsklasse, 1999
Tabel B1c
Arbeidsgehandicapten Amsterdam naar categorie, mate ao en geslacht, 1999
Tabel B1d
Arbeidsgehandicapten Amsterdam naar categorie, mate ao en leeftijdsklasse, 1999
Tabel B1e
Arbeidsgehandicapten Amsterdam naar categorie, diagnosegroep en geslacht, 1999
Tabel B1f
Arbeidsgehandicapten Amsterdam naar categorie, diagnosegroep en leeftijdsklasse, 1999
Tabel B1g
Arbeidsgehandicapten Amsterdam naar categorie, arbeidsparticipatie en geslacht, 1999
Tabel B1h
Arbeidsgehandicapten Amsterdam naar categorie, arbeidsparticipatie en leeftijdsklasse, 1999
Tabel B1i
Uitkeringsduur lopende uitkeringen, Amsterdam, ultimo 1999
Tabel B2a
Arbeidsgehandicapten Amstelveen naar categorie, wet en geslacht, 1999
Tabel B2b
Arbeidsgehandicapten Amstelveen naar categorie, wet en leeftijdsklasse, 1999
Tabel B2c
Arbeidsgehandicapten Amstelveen naar categorie, mate ao en geslacht, 1999
Tabel B2d
Arbeidsgehandicapten Amstelveen naar categorie, mate ao en leeftijdsklasse, 1999
Tabel B2e
Arbeidsgehandicapten Amstelveen naar categorie, diagnosegroep en geslacht, 1999
Tabel B2f
Arbeidsgehandicapten Amstelveen naar categorie, diagnosegroep en leeftijdsklasse, 1999
Tabel B2g
Arbeidsgehandicapten Amstelveen naar categorie, arbeidsparticipatie en geslacht, 1999
Tabel B2h
Arbeidsgehandicapten Amstelveen naar categorie, arbeidsparticipatie en leeftijdsklasse, 1999
Tabel B2i
Uitkeringsduur lopende uitkeringen, Amstelveen ultimo 1999
Tabel B3a
Arbeidsgehandicapten Zaanstad naar categorie, wet en geslacht, 1999
Tabel B3b
Arbeidsgehandicapten Zaanstad naar categorie, wet en leeftijdsklasse, 1999
Tabel B3c
Arbeidsgehandicapten Zaanstad naar categorie, mate ao en geslacht, 1999
Tabel B3d
Arbeidsgehandicapten Zaanstad naar categorie, mate ao en leeftijdsklasse, 1999
Tabel B3e
Arbeidsgehandicapten Zaanstad naar categorie, diagnosegroep en geslacht, 1999
Tabel B3f
Arbeidsgehandicapten Zaanstad naar categorie, diagnosegroep en leeftijdsklasse, 1999
Tabel B3g
Arbeidsgehandicapten Zaanstad naar categorie, arbeidsparticipatie en geslacht, 1999
Tabel B3h
Arbeidsgehandicapten Zaanstad naar categorie, arbeidsparticipatie en leeftijdsklasse, 1999
Tabel B3i
Uitkeringsduur lopende uitkeringen, Zaanstad, ultimo 1999
Tabel B4a
Arbeidsgehandicapten in de drie gemeenten naar geslacht, 1999, in %
Tabel B4b
Arbeidsgehandicapten in de drie gemeenten naar leeftijd, 1999, in %
Tabel B4c
Arbeidsgehandicapten in de drie gemeenten naar wet , 1999, in %
Tabel B4d
Arbeidsgehandicapten in de drie gemeenten naar mate van ao, 1999, in %
Tabel B4e
Arbeidsgehandicapten in de drie gemeenten naar diagnosegroep, 1999, in %
Tabel B4f
Uitkeringsduur lopende uitkeringen in de drie gemeenten, ultimo 1999, in %
Bijlage 1
Tabellen arbeidsgehandicapten uvi’s
35
Bron van de tabellen is steeds het LISV. Indien niet anders wordt aangegeven, hebben de totaalcijfers betrekking op de totale arbeidsgehandicaptenpopulatie (Rea-populatie) van de uvi’s in de gemeenten Amsterdam, Amstelveen en Zaanstad. Peildatum is, indien niet anders wordt aangegeven, steeds 15-12-1999. In onderstaand schema wordt weergegeven uit welke categorieën de totale arbeidsgehandicaptenpopulatie van de uvi’s is opgebouwd. Schema B1 Definitie categorieën arbeidsgehandicapten uvi’s A. Ao-uitkering Deze groep bevat alle personen die op de peildatum een lopende WAO-, WAZ- of Wajong-uitkering hadden. B. Ex-ao-uitkering Bij deze categorie gaat het om beëindigde arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. Deze mensen tellen mee tot 5 jaar na de beëindiging, mits ze in die periode niet 65 jaar geworden zijn en mits er intussen niet een nieuwe lopende uitkering is ontstaan. C. <15% ao Deze categorie omvat de afgewezen aanvragen. Hieronder vallen alle mensen die een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering hebben ingediend en bij wie bij de eindewachttijd claimbeoordeling bepaald is dat men minder dan 15% arbeidsongeschikt is. Deze groep telt mee tot 5 jaar na afwijzing. D. Andere categorieën: Hieronder vallen de volgende categorieën: •
Ex-WSW-ers: Deze categorie betreft de beëindigde WSW-dienstverbanden. Deze tellen mee tot 5 jaar na beëindiging, mits intussen niet 65 jaar geworden en mits er geen sprake is van een nieuw, lopend WSW-dienstverband;
•
Loondispensatie: Loondispensatie houdt in dat een werkgever een arbeidsgehandicapte werknemer, die duidelijk minder presteert dan een niet-arbeidsgehandicapte collega in dezelfde functie, een lager loon mag uitbetalen dan het CAO-loon of het wettelijk minimumloon. Loondispensatie kan worden toegekend voor maximaal 5 jaar. Nadat de loondispensatie is beëindigd, tellen deze mensen nog 5 jaar mee, mits hetzelfde dienstverband in stand blijft;
•
Loonkostensubsidie: Mensen met een loonkostensubsidie werden voorheen niet in beeld gebracht maar behoren wel tot de arbeidsgehandicapten. In de Wet Rea zijn de loonkostensubsidies een onderdeel van het pakket op maat;
•
Werkvoorzieningen eigen werk: De werknemers met een werkvoorziening tellen mee zolang het dienstverband bij dezelfde werkgever in stand blijft en tot 5 jaar nadat het dienstverband is beëindigd;
•
Woonwerkvoorzieningen: Voor deze groep geldt hetzelfde als de voorgaande categorie;
•
Scholing: De groep mensen die scholing volgen, telt mee zolang de scholing duurt en tot 5 jaar daarna;
•
Overige reïntegratie-inspanningen: De wet Rea kent nog andere reïntegratie-inspanningen, bijvoorbeeld (her)plaatsingsbudgetten of persoonlijke ondersteuning. Deze zijn bij elkaar gevoegd in deze laatste categorie.
Bron: Lisv, Jaaroverzicht arbeidsgehandicapten 1998, Amsterdam: augustus 2000
In de tabellen in deze bijlage kan één en dezelfde persoon in meerdere categorieën zijn geteld (bijvoorbeeld een gedeeltelijk arbeidsongeschikte cliënt die parttime werkt met een loonkostensubsidie). Voor dubbeltellingen is in de totalen van de tabellen echter gecorrigeerd: betreffende personen worden in de totalen maar één keer geteld. Onder de categorie ao-uitkering bevindt zich ook een aantal gedeeltelijk arbeidsongeschikte cliënten die naast hun arbeidsongeschiktheiduitkering ook nog een uitkering van de GSD hebben. Ook onder de categorieën ex-ao-uitkering en <15% ao en de andere categorieën kunnen zich GSD-cliënten bevinden. In die zin is sprake van een zekere overlap met de arbeidsgehandicaptenpopulatie van de GSD’s.
Bijlage 1
Tabellen arbeidsgehandicapten uvi’s
36
Tabel B1a Arbeidsgehandicapten Amsterdam naar categorie, wet en geslacht, 1999 categorie
wet
mannen
vrouwen
Ao-uitkering
WAO WAZ Wajong subtotaal
21.834 1.072 2.536 25.442
20.928 596 2.068 23.592
42.762 1.668 4.604 49.034
Ex- ao-uitkering
WAO WAZ Wajong onbekend subtotaal
1.162 19 46 2.344 3.571
1.525 71 37 3.337 4.970
1 1
2.687 90 83 5.682 8.542
WAO WAZ Wajong onbekend subtotaal
758 28 26 250 1.062
1.268 20 20 296 1.604
3 0 1 0 4
2.029 48 47 546 2.670
<15% ao
andere categorieën alle categorieën
1
onbekend
totaal
subtotaal
3.193
2.636
25
5.854
WAO WAZ Wajong onbekend
23.532 1.037 2.562 3.141
23.348 651 2.094 3.930
3 0 1 25
46.883 1.688 4.657 7.096
Totaal
30.272
30.023
29
60.324
1
personen kunnen in meerdere categorieën geteld zijn; deze worden bij het totaal achter maar één keer geteld. Het totaal is dus geen optelsom van de categorieën.
Tabel B1b Arbeidsgehandicapten Amsterdam naar categorie, wet en leeftijdsklasse, 1999 categorie
Wet
ao-uitkering
WAO
240
3.333
8.569
14.447
16.173
42.762
WAZ
6
65
200
521
876
1.668
ex- ao-uitkering
659
1.086
1.146
1.112
601
4.604
905
4.484
9.915
16.080
17.650
49.034
62
690
1.005
722
208
2.687
Wajong
44
14
7
90
10
16
1
83
66
1.183
2.447
1.568
418
5.682
143
1.939
3.506
2.320
634
8.542
WAO
109
658
731
406
125
2.029
WAZ
1
8
14
15
10
48
22
10
4
9
2
47
9
191
214
109
23
546
subtotaal
141
867
963
539
160
2.670
subtotaal
503
1.423
1.980
1.510
414
WAO
396
4.538
10.068
15.426
16.455
WAZ
7
92
248
510
831
1.688
Wajong
696
1.127
1.143
1.110
581
4.657
onbekend
277
1.541
2.876
1.845
533
24
7.096
1.376
7.298
14.335
18.891
18.400
24
60.324
Totaal 1
25 41
subtotaal
onbekend
alle categorieën
0 15
onbekend
Wajong
1
totaal
subtotaal WAZ
andere categorieën
onbekend
Wajong WAO
<15% ao
t/m 24 jaar 25-34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar 55 jaar e.o.
24
5.854 46.883
personen kunnen in meerdere categorieën geteld zijn; deze worden bij het totaal achter maar één keer geteld. Het totaal is dus geen optelsom van de categorieën.
Bijlage 1
Tabellen arbeidsgehandicapten uvi’s
37
Tabel B1c Arbeidsgehandicapten Amsterdam naar categorie, mate ao en geslacht, 1999 Categorie
mate ao
ao-uitkering
deels ao
ex- ao-uitkering
mannen
vrouwen
onbekend
totaal
6.095
5.099
geheel ao
19.347
18.493
11.194 37.840
subtotaal
25.442
23.592
49.034
deels ao
1.499
2.151
0
3.650
geheel ao
2.072
2.819
1
4.892
subtotaal
3.571
4.970
1
8.542
<15% ao
niet ao
1.062
1.604
4
2.670
andere categorieën
onbekend
3.193
2.636
25
5.854
alle categorieën
1
deels ao
7.570
7.244
0
14.814
21.228
21.196
1
42.425
niet ao
1.474
1.583
28
3.085
totaal
30.272
30.023
29
60.324
geheel ao
1
personen kunnen in meerdere categorieën geteld zijn; deze worden bij het totaal achter maar één keer geteld. Het totaal is dus geen optelsom van de categorieën.
Tabel B1d Arbeidsgehandicapten Amsterdam naar categorie, mate ao en leeftijdsklasse, 1999 Categorie
mate ao
ao-uitkering
deels ao
ex- ao-uitkering
55
1.001
2.686
4.191
3.261
3.483
7.229
11.889
14.389
37.840
subtotaal
905
4.484
9.915
16.080
17.650
49.034 3.650
16
601
1.556
1.185
292
127
1.338
1.950
1.135
342
4.892
subtotaal
143
1.939
3.506
2.320
634
8.542
141
867
963
539
160
503
1.423
1.980
1.510
414
71
1.600
4.239
5.366
3.538
geheel ao
976
4.790
9.096
12.927
14.636
niet ao
329
908
1.000
598
226
24
3.085
1.376
7.298
14.335
18.891
18.400
24
60.324
deels ao
totaal 1
11.194
geheel ao niet ao 1
totaal
850
andere categorieën subtotaal alle categorieën
onbekend
geheel ao deels ao
<15% ao
t/m 24 jaar 25-34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar 55 jaar e.o.
2.670 24
5.854 14.814 42.425
personen kunnen in meerdere categorieën geteld zijn; deze worden bij het totaal achter maar één keer geteld. Het totaal is dus geen optelsom van de categorieën.
Bijlage 1
Tabellen arbeidsgehandicapten uvi’s
38
Tabel B1e Arbeidsgehandicapten Amsterdam naar categorie, diagnosegroep en geslacht, 1999 Categorie
diagnose
ao-uitkering
infectieziekten
591
408
999
nieuwvormingen
309
481
790 167
ziekten bloed
vrouwen onbekend
totaal
62
105
endocrien
255
248
503
psychisch
9.245
9.765
19.010
zenuwstelsel
617
723
1.340
oogziekten
178
106
284
oorziekten
164
121
285
1.177
567
1.744
468
296
764
spijsvertering
541
338
879
huidziekten
152
94
246
5.296
4.200
9.496
129
292
421 285
hart en vaatst. ademhaling
bewegingsapp. urogenitaal zwangerschap
0
285
172
176
348
symptomen
4.061
3.851
7.912
letsels
1.363
921
2.284
aangeboren afw.
onbekend subtotaal ex- ao-uitkering
mannen
infectieziekten
662
615
1.277
25.442
23.592
49.034
47
67
114
nieuwvormingen
29
74
103
ziekten bloed
15
21
36
endocrien
28
39
67
psychisch
1.069
1.646
2.715
zenuwstelsel
53
59
112
oogziekten
14
8
22
oorziekten
17
7
24
hart en vaatst.
89
69
158
ademhaling
58
54
112
spijsvertering
92
62
154
huidziekten
22
26
48
778
755
1.533
bewegingsapp. urogenitaal zwangerschap aangeboren afw.
21
61
82
0
205
205
18
10
28
symptomen
810
1.333
2.143
letsels
171
139
onbekend
240
335
3.571
4.970
subtotaal
1
311
1
8.542
575
Bijlage 1
Tabellen arbeidsgehandicapten uvi’s
39
Tabel B1e Arbeidsgehandicapten Amsterdam naar categorie, diagnosegroep en geslacht, 1999 Vervolg Categorie
diagnose
<15% ao
7
5
4
8
12
ziekten bloed
2
3
5
1
6
7
psychisch
108
235
343
10
18
28
3
2
5
oorziekten
2
5
7
hart en vaatst.
7
15
22
spijsvertering huidziekten bewegingsapp.
9
3
12
15
8
23
0
3
125
224
urogenitaal
4
9
zwangerschap
0
54
aangeboren afw. symptomen letsels onbekend
4
4
399
433
3 1
350
1
55
1
833
13 8
33
38
71
329
531
860
subtotaal
1.062
1.604
4
2.670
subtotaal
3.193
2.636
25
5.854
infectieziekten
643
478
1
1.122
nieuwvormingen
341
556
897
79
128
207
endocrien
283
292
575
psychisch
ziekten bloed
10.331
11.548
21.879
zenuwstelsel
665
786
1.451
oogziekten
191
114
305
oorziekten
183
132
315 1.905
hart en vaatst.
1.260
645
ademhaling
533
350
883
spijsvertering
636
401
1.037
huidziekten
174
120
294
6.148
5.100
150
358
0
526
192
189
bewegingsapp. urogenitaal zwangerschap aangeboren afw.
1
11.249
1
527
508 381
symptomen
5.186
5.559
1
10.746
letsels
1.529
1.062
1
2.592
onbekend
1.748
1.679
24
3.451
30.272
30.023
29
60.324
totaal 1
13
endocrien
ademhaling
1
1
totaal
infectieziekten
zenuwstelsel
alle categorieën
vrouwen onbekend
nieuwvormingen
oogziekten
andere categorieën
mannen
personen kunnen in meerdere categorieën geteld zijn; deze worden bij het totaal achter maar één keer geteld. Het totaal is dus geen optelsom van de categorieën.
Bijlage 1
Tabellen arbeidsgehandicapten uvi’s
40
Tabel B1f
Arbeidsgehandicapten Amsterdam naar categorie, diagnosegroep en leeftijdsklasse, 1999
categorie
mate ao
ao-uitkering
infectieziekten
5
78
210
326
380
999
nieuwvormingen
5
55
119
273
338
790
ziekten bloed
2
23
54
42
46
167
endocrien
6
50
78
161
208
503
psychisch
476
2.134
4.397
6.313
5.690
19.010
44
183
307
414
392
1.340
oogziekten
3
25
41
91
124
284
oorziekten
11
16
39
94
125
285
hart en vaatst.
1
45
148
531
1.019
1.744
ademhaling
4
34
131
243
352
764
spijsvertering
4
65
169
288
353
879
huidziekten
0
15
53
82
96
246
38
446
1.283
2.994
4.735
9.496
5
29
72
158
157
421 285
zenuwstelsel
bewegingsapp. urogenitaal zwangerschap aangeboren afw. symptomen letsels
t/m 24 jaar 25-34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar 55 jaar e.o. onbekend
totaal
9
108
127
34
7
48
74
98
70
58
348
132
653
1.752
2.791
2.584
7.912
32
204
432
807
809
2.284
onbekend
80
247
405
368
177
1.277
subtotaal
905
4.484
9.915
16.080
17.650
49.034
2
28
37
32
15
114
nieuwvormingen
0
17
33
30
23
103
ziekten bloed
0
9
16
10
1
36
endocrien
1
5
27
28
6
67
psychisch
37
551
1.234
742
151
2.715
zenuwstelsel
1
24
42
34
11
112
oogziekten
0
3
12
6
1
22
oorziekten
0
3
10
8
3
24
hart en vaatst.
1
13
40
61
43
158
ex- ao-uitkering infectieziekten
ademhaling
1
24
53
21
13
112
spijsvertering
2
33
64
45
10
154
huidziekten bewegingsapp.
3
14
22
6
3
48
25
310
592
475
131
1.533
urogenitaal
0
13
34
28
7
82
zwangerschap
2
90
102
11
0
205
aangeboren afw. symptomen letsels
2
9
11
6
0
28
32
504
852
585
170
2.143
9
102
102
76
22
311
onbekend
25
187
223
116
24
575
subtotaal
143
1.939
3.506
2.320
634
8.542
Bijlage 1
Tabellen arbeidsgehandicapten uvi’s
Tabel B1f
41
Arbeidsgehandicapten Amsterdam naar categorie, diagnosegroep en leeftijdsklasse, 1999
Vervolg categorie
mate ao
<15% ao
infectieziekten
2
3
7
1
0
13
nieuwvormingen
0
1
6
3
2
12
ziekten bloed
0
0
4
0
1
5
endocrien
0
2
1
4
0
7
psychisch
17
108
137
63
18
343
zenuwstelsel
3
9
9
5
2
28
oogziekten
0
0
3
2
0
5
oorziekten
1
1
0
4
1
7
hart en vaatst.
0
5
5
6
6
22
1
2
6
2
1
12
spijsvertering
0
9
6
7
1
23
bewegingsapp.
0
1
1
0
3
129
106
73
24
350
0
4
5
2
2
13
zwangerschap
3
26
26
0
0
55
symptomen letsels
0
3
3
2
0
8
66
267
279
176
45
833
6
18
26
12
9
71
onbekend
23
280
333
176
48
860
subtotaal
141
867
963
539
160
2.670
andere categorieën
503
1.423
1.980
1.510
414
infectieziekten
9
109
253
358
393
1.122
nieuwvormingen
5
73
156
302
361
897
24
5.854
ziekten bloed
2
32
74
52
47
207
endocrien
7
56
105
193
214
575
psychisch
527
2.745
5.702
7.072
5.833
21.879
47
206
345
450
403
1.451
oogziekten
3
28
55
94
125
305
oorziekten
12
20
49
105
129
315
hart en vaatst.
2
62
192
592
1.057
1.905
ademhaling
5
60
186
266
366
883
spijsvertering
6
103
233
333
362
1.037
huidziekten
3
29
75
88
99
294
78
856
1.940
3.509
4.866
11.249
5
45
109
186
163
508
zwangerschap
14
219
242
45
7
527
aangeboren afw.
50
86
110
77
58
381
229
1.404
2.834
3.508
2.771
10.746
45
319
545
867
816
2.592
zenuwstelsel
bewegingsapp. urogenitaal
symptomen letsels onbekend totaal 1
1 18
urogenitaal aangeboren afw.
1
totaal
ademhaling huidziekten
alle categorieën
t/m 24 jaar 25-34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar 55 jaar e.o. onbekend
219
411
501
306
123
24
1.584
1.376
7.298
14.335
18.891
18.400
24
60.324
personen kunnen in meerdere categorieën geteld zijn; deze worden bij het totaal achter maar één keer geteld. Het totaal is dus geen optelsom van de categorieën.
Bijlage 1
Tabellen arbeidsgehandicapten uvi’s
42
Tabel B1g Arbeidsgehandicapten Amsterdam naar categorie, arbeidsparticipatie en geslacht, 1999 Categorie
wet
ao-uitkering
geen dienstverb. dienstverband subtotaal
ex- ao-uitkering
ex-WSW-ers
loondispensatie
werkvoorziening
woonwerkvoorz.
<15% ao
alle categorieën
5.074
10.327 49.034
1.615
dienstverband
2.221
3.355
1
5.577
subtotaal
1
8.542
2.965
3.571
4.970
geen dienstverb.
298
135
433
dienstverband
110
28
138
subtotaal
408
163
571
0
0
0
dienstverband
17
38
55
subtotaal
17
38
55
geen dienstverb.
58
42
24
124
dienstverband
286
196
0
482
subtotaal
344
238
24
606
geen dienstverb.
40
39
79
dienstverband
56
76
132
subtotaal
96
115
211
geen dienstverb.
22
22
44
dienstverband
58
36
94
80
58
138
geen dienstverb.
223
249
472
dienstverband
285
279
564
subtotaal
508
528
geen dienstverb.
268
330
3
601
dienstverband
794
1.274
1
2.069
1.062
1.604
4
2.670
geen dienstverb.
878
740
1
1.619
dienstverband
862
756
0
1.618
1.740
1.496
1
3.237
21.865
20.456
27
42.348
8.407
9.567
2
17.976
30.272
30.023
29
60.324
geen dienstverb. dienstverband totaal
1
5.253
23.592
subtotaal 1
38.707
1.350
subtotaal ov. reint.inspan.
totaal
18.518
25.442
subtotaal Scholing
vrouwen onbekend
20.189
geen dienstverb.
geen dienstverb.
loonkostensubsidie
mannen
Het totaal is dus geen optelsom van de categorieën.
1.036
Bijlage 1
Tabellen arbeidsgehandicapten uvi’s
43
Tabel B1h Arbeidsgehandicapten Amsterdam naar categorie, arbeidsparticipatie en leeftijdsklasse, 1999 Categorie
mate ao
ao-uitkering
geen dienstverb. dienstverband subtotaal
691 214 905
3.241 1.243 4.484
7.218 2.697 9.915
12.205 3.875 16.080
15.352 2.298 17.650
38.707 10.327 49.034
ex- ao-uitkering
geen dienstverb. dienstverband subtotaal
48 95 143
579 1.360 1.939
1.205 2.301 3.506
816 1.504 2.320
317 317 634
2.965 5.577 8.542
ex-WSW-ers
geen dienstverb. dienstverband subtotaal
3 9 12
61 25 86
98 47 145
97 38 135
174 19 193
433 138 571
loondispensatie
geen dienstverb. dienstverband subtotaal
0 1 1
0 6 6
0 15 15
0 26 26
0 7 7
0 0
0 55 55
loonkostensubsidie geen dienstverb. dienstverband subtotaal
3 44 47
19 96 115
38 162 200
30 148 178
10 32 42
24 0 24
124 482 606
werkvoorziening
geen dienstverb. dienstverband subtotaal
21 1 22
21 31 52
20 49 69
11 39 50
6 12 18
79 132 211
woonwerkvoorz.
geen dienstverb. dienstverband subtotaal
19 0 19
6 21 27
10 31 41
5 24 29
4 18 22
44 94 138
Scholing
geen dienstverb. dienstverband subtotaal
44 39 83
137 182 319
184 209 393
100 124 224
7 10 17
472 564 1.036
<15% ao
geen dienstverb. dienstverband subtotaal
51 90 141
194 673 867
198 765 963
110 429 539
48 112 160
601 2.069 2.670
ov. reint.inspan.
geen dienstverb. dienstverband subtotaal
122 197 319
380 438 818
578 539 1.117
484 384 868
55 60 115
1.619 1.618 3.237
geen dienstverb. dienstverband
850 526
4.037 3.261
8.618 5.717
13.131 5.760
15.688 2.712
24 0
42.348 17.976
1.376
7.298
14.335
18.891
18.400
24
60.324
alle categorieën
1
totaal
t/m 24 jaar 25-34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar 55 jaar e.o. onbekend
totaal
1
personen kunnen in meerdere categorieën geteld zijn; deze worden bij het totaal achter maar één keer geteld. Het totaal is dus geen optelsom van de categorieën.
Tabel B1i
Uitkeringsduur lopende uitkeringen ultimo 1999
Amsterdam WAO WAZ Wajong
13.593 495 793
29.339 1.157 3.760
Toelichting Bovenstaande cijfers zijn afkomstig uit de Atlas SV 1999. Het gaat hier om de lopende ao-uitkeringen, ultimo 1999. Ten behoeve van de samenstelling van het arbeidsgehandicaptenbestand wordt een iets andere selectie gedaan, waardoor het aantal uitkeringsgerechtigden niet precies overeenkomt met de aantallen in de andere tabellen.
Bijlage 1
Tabellen arbeidsgehandicapten uvi’s
44
Tabel B2a Arbeidsgehandicapten Amstelveen naar categorie, wet en geslacht, 1999 Categorie
wet
ao-uitkering
WAO WAZ Wajong subtotaal
ex- ao-uitkering
<15% ao
andere categorieën alle categorieën
1
1
mannen
vrouwen onbekend
totaal
1.371 155 214 1.740
1.865 64 183 2.112
3.236 219 397 3.852
WAO WAZ Wajong onbekend subtotaal
89 1 3 130 223
137 16 5 283 441
226 17 8 413 664
WAO WAZ Wajong onbekend subtotaal
59 1 2 21 83
108 1 4 38 151
167 2 6 59 234
subtotaal
226
208
3
437
WAO WAZ Wajong onbekend
1.509 138 217 191
2.080 77 191 338
2
3.589 215 408 531
totaal
2.055
2.686
2
4.743
Het totaal is dus geen optelsom van de categorieën.
Tabel B2b Arbeidsgehandicapten Amstelveen naar categorie, wet en leeftijdsklasse, 1999 Categorie
wet
ao-uitkering
WAO WAZ Wajong subtotaal
13 0 63 76
219 8 119 346
563 21 100 684
1.011 63 73 1.147
1.430 127 42 1.599
3.236 219 397 3.852
ex- ao-uitkering
WAO WAZ Wajong onbekend subtotaal
2 1 1 6 10
39 6 6 91 142
82 7 1 152 242
73 1 0 111 185
30 2 0 53 85
226 17 8 413 664
<15% ao
WAO WAZ Wajong onbekend subtotaal
5 0 3 1 9
37 0 3 23 63
60 1 0 19 80
48 1 0 12 61
17 0 0 4 21
167 2 6 59 234
subtotaal
40
111
124
123
36
3
437
WAO WAZ Wajong onbekend
19 1 67 20
281 13 126 129
692 26 100 179
1.124 59 73 140
1.473 116 42 61
0 0 0 2
3.589 215 408 531
107
549
997
1.396
1.692
2
4.743
andere categorieën alle categorieën
1
totaal 1
t/m 24 jaar 25-34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar 55 jaar e.o. onbekend
personen kunnen in meerdere categorieën geteld zijn; deze worden bij het totaal achter maar één keer geteld. Het totaal is dus geen optelsom van de categorieën.
totaal
Bijlage 1
Tabellen arbeidsgehandicapten uvi’s
45
Tabel B2c Arbeidsgehandicapten Amstelveen naar categorie, mate ao en geslacht, 1999 Categorie
mate ao
ao-uitkering
deels ao
ex- ao-uitkering
584
588 1.524
2.680
subtotaal
1.740
2.112
3.852
1.172
deels ao
383
136
247
geheel ao
87
194
281
subtotaal
223
441
664
niet ao onbekend deels ao geheel ao niet ao totaal
1
totaal
1.156
<15% ao 1
vrouwen onbekend
geheel ao
andere categorieën alle categorieën
mannen
83
151
226
208
234 3
437
715
835
1.550
1.226
1.714
2.940
114
137
2
253
2.055
2.686
2
4.743
Het totaal is dus geen optelsom van de categorieën.
Tabel B2d Arbeidsgehandicapten Amstelveen naar categorie, mate ao en leeftijdsklasse, 1999 Categorie
mate ao
ao-uitkering
deels ao
ex- ao-uitkering
6
93
250
407
416
70
253
434
740
1.183
2.680
subtotaal
76
346
684
1.147
1.599
3.852 383
deels ao
1
60
152
126
44
9
82
90
59
41
281
subtotaal
10
142
242
185
85
664
niet ao subtotaal
1
1.172
geheel ao <15% ao 1
totaal
geheel ao
andere categorieën alle categorieën
t/m 24 jaar 25-34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar 55 jaar e.o. onbekend
deels ao
9
63
80
61
21
40
111
124
123
36
234 3
437
7
153
402
531
457
1.550
geheel ao
79
332
520
795
1.214
2.940
niet ao
21
64
75
70
21
2
253
totaal
107
549
997
1.396
1.692
2
4.743
personen kunnen in meerdere categorieën geteld zijn; deze worden bij het totaal achter maar één keer geteld. Het totaal is dus geen optelsom van de categorieën.
Bijlage 1
Tabellen arbeidsgehandicapten uvi’s
46
Tabel B2e Arbeidsgehandicapten Amstelveen naar categorie, diagnosegroep en geslacht, 1999 categorie
diagnose
ao-uitkering
infectieziekten
17
48
65
nieuwvormingen
35
65
100
ziekten bloed
vrouwen onbekend
totaal
4
12
16
endocrien
20
26
46
psychisch
622
827
1.449
zenuwstelsel
65
74
139
oogziekten
14
11
25
oorziekten
10
9
19
105
47
152
ademhaling
24
17
41
spijsvertering
36
35
71
5
9
14
319
353
672
13
29
42 28
hart en vaatst.
huidziekten bewegingsapp. urogenitaal zwangerschap
0
28
23
15
38
symptomen
248
338
586
letsels
110
96
206
aangeboren afw.
onbekend subtotaal ex- ao-uitkering
mannen
infectieziekten
70
73
143
1.740
2.112
3.852
4
3
7
nieuwvormingen
4
5
9
ziekten bloed
0
2
2
endocrien
2
4
6
psychisch
66
120
186
zenuwstelsel
1
2
3
oogziekten
2
0
2
oorziekten
1
1
2
11
1
12
ademhaling
3
2
5
spijsvertering
3
5
8
huidziekten
1
2
3
40
84
124
hart en vaatst.
bewegingsapp. urogenitaal
1
6
7
zwangerschap
0
14
14
aangeboren afw.
2
1
3
symptomen
50
137
187
letsels
10
17
27
onbekend
22
35
57
subtotaal
223
441
664
Bijlage 1
Tabellen arbeidsgehandicapten uvi’s
47
Tabel B2e Arbeidsgehandicapten Amstelveen naar categorie, diagnosegroep en geslacht, 1999 Vervolg categorie
diagnose
<15% ao
0
0
0
1
1
2
ziekten bloed
0
0
0
endocrien
0
0
0
psychisch
9
19
28
zenuwstelsel
0
0
0
oogziekten
0
0
0
oorziekten
0
0
0
hart en vaatst.
2
1
3
ademhaling
0
0
0
spijsvertering
1
1
2
huidziekten
0
0
0
bewegingsapp.
5
26
31
urogenitaal
1
1
2
zwangerschap
0
4
4
letsels onbekend
1
0
1
1
35
37
72
4
0
4
25
60
85
subtotaal
83
151
subtotaal
226
208
infectieziekten
21
51
72
nieuwvormingen
40
71
111
ziekten bloed
234 3
437
4
14
18
endocrien
21
30
51
psychisch
690
960
1.650
zenuwstelsel
64
76
140
oogziekten
16
11
27
oorziekten
11
10
21 161
hart en vaatst.
114
47
ademhaling
26
19
45
spijsvertering
40
40
80
6
11
17
357
457
814
14
34
48
0
45
45
25
17
42
huidziekten bewegingsapp. urogenitaal zwangerschap aangeboren afw. symptomen
329
507
836
letsels
122
112
234
onbekend totaal 1
totaal
infectieziekten
symptomen
alle categorieën
vrouwen onbekend
nieuwvormingen
aangeboren afw.
andere categorieën
mannen
Het totaal is dus geen optelsom van de categorieën.
155
174
2
331
2.055
2.686
2
4.743
Bijlage 1
Tabellen arbeidsgehandicapten uvi’s
Tabel B2f
48
Arbeidsgehandicapten Amstelveen naar categorie, diagnosegroep en leeftijdsklasse, 1999
categorie
mate ao
ao-uitkering
infectieziekten
0
6
11
15
33
65
nieuwvormingen
2
6
13
34
45
100
ziekten bloed
0
2
3
4
7
16
endocrien
1
5
8
11
21
46
psychisch
55 jaar e.o. onbekend
totaal
38
147
268
425
571
1.449
zenuwstelsel
5
20
23
46
45
139
oogziekten
0
3
3
10
9
25
oorziekten
0
1
2
2
14
19
hart en vaatst.
0
1
16
33
102
152
ademhaling
0
3
10
14
14
41
spijsvertering
1
3
9
27
31
71
huidziekten
0
1
1
7
5
14
bewegingsapp.
1
35
79
195
362
672
urogenitaal
0
4
14
8
16
42
zwangerschap
0
10
15
3
0
28
aangeboren afw.
8
11
6
6
7
38
12
53
116
190
215
586
7
17
55
65
62
206
symptomen letsels
ex- ao-uitkering
t/m 24 jaar 25-34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar
onbekend
1
18
32
52
40
143
subtotaal
76
346
684
1.147
1.599
3.852
0
2
0
5
0
7
infectieziekten nieuwvormingen
0
1
2
4
2
9
ziekten bloed
0
1
1
0
0
2
endocrien
0
2
3
1
0
6
psychisch
1
38
78
47
22
186
zenuwstelsel
0
2
1
0
0
3
oogziekten
0
0
2
0
0
2
oorziekten
0
1
0
1
0
2
hart en vaatst.
0
0
1
4
7
12
ademhaling
0
0
3
1
1
5
spijsvertering
0
1
1
5
1
8
huidziekten
0
1
2
0
0
3
bewegingsapp.
3
26
38
41
16
124
urogenitaal
1
2
1
2
1
7
zwangerschap
1
5
7
1
0
14
aangeboren afw.
0
1
0
1
1
3
symptomen
0
38
76
46
27
187
letsels
2
9
5
7
4
27
onbekend
2
12
21
19
3
57
subtotaal
10
142
242
185
85
664
Bijlage 1
Tabellen arbeidsgehandicapten uvi’s
Tabel B2f
49
Arbeidsgehandicapten Amstelveen naar categorie, diagnosegroep en leeftijdsklasse, 1999
Vervolg Categorie
mate ao
<15% ao
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1
1
2
ziekten bloed
0
0
0
0
0
0
endocrien
0
0
0
0
0
0
psychisch
1
4
12
8
3
28
zenuwstelsel
0
0
0
0
0
0
oogziekten
0
0
0
0
0
0
oorziekten
0
0
0
0
0
0
hart en vaatst.
0
0
1
1
1
3
ademhaling
0
0
0
0
0
0
spijsvertering
0
1
0
0
1
2
huidziekten
0
0
0
0
0
0
bewegingsapp.
0
9
13
7
2
31
urogenitaal
1
0
0
0
1
2
zwangerschap
0
2
1
1
0
4
aangeboren afw.
0
0
0
1
0
1
symptomen
5
14
21
26
6
72
letsels
1
1
1
0
1
4
onbekend
1
32
31
16
5
85
9
63
80
61
21
40
111
124
123
36
3
infectieziekten
0
8
11
20
33
0
72
nieuwvormingen
2
7
15
39
48
0
111
ziekten bloed
0
3
4
4
7
0
18
endocrien
1
7
11
12
20
0
51
psychisch
234 437
40
186
355
475
594
0
1.650
zenuwstelsel
5
21
24
45
45
0
140
oogziekten
0
3
5
10
9
0
27
oorziekten
0
2
2
3
14
0
21
hart en vaatst.
0
1
18
38
104
0
161
ademhaling
0
3
12
15
15
0
45
spijsvertering
1
4
10
32
33
0
80
huidziekten
0
2
3
7
5
0
17
bewegingsapp.
4
65
128
240
377
0
814
urogenitaal
1
6
14
10
17
0
48
zwangerschap
1
16
23
5
0
0
45
aangeboren afw.
8
12
6
8
8
0
42
symptomen
17
103
209
261
246
0
836
letsels
10
26
61
71
66
0
234
onbekend totaal 1
totaal
infectieziekten
subtotaal 1
55 jaar e.o. onbekend
nieuwvormingen
andere categorieën alle categorieën
t/m 24 jaar 25-34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar
17
74
86
101
51
2
331
107
549
997
1.396
1.692
2
4.743
personen kunnen in meerdere categorieën geteld zijn; deze worden bij het totaal achter maar één keer geteld. Het totaal is dus geen optelsom van de categorieën.
Bijlage 1
Tabellen arbeidsgehandicapten uvi’s
50
Tabel B2g Arbeidsgehandicapten Amstelveen naar categorie, arbeidsparticipatie en geslacht, 1999 Categorie
wet
ao-uitkering
geen dienstverb.
2.800
517
535
1.052
1.740
2.112
3.852
58
120
178
dienstverband
165
321
486
subtotaal
223
441
664
11
6
17
6
1
7 24
geen dienstverb.
geen dienstverb. dienstverband subtotaal
loondispensatie
loonkostensubsidie
werkvoorziening
woonwerkvoorz.
17
7
geen dienstverb.
0
0
0
dienstverband
4
8
12
subtotaal
4
8
12
geen dienstverb.
3
3
2
8
dienstverband
27
16
0
43
subtotaal
30
19
2
51
geen dienstverb.
3
6
9
dienstverband
5
8
13
subtotaal
8
14
22
geen dienstverb.
Scholing
<15% ao
3
6
9
dienstverband
15
5
20
subtotaal
18
11
29
geen dienstverb.
16
14
1
31
dienstverband
27
37
0
64
subtotaal
43
51
1
95
9
16
25
dienstverband
74
135
209
subtotaal
83
151
234
geen dienstverb.
ov. reint.inspan.
geen dienstverb.
50
42
92
dienstverband
56
56
112
106
98
204
1.283
1.710
2
2.995
772
976
0
1.748
2.055
2.686
2
4.743
subtotaal alle categorieën
1
geen dienstverb. dienstverband totaal
1
totaal
1.577
subtotaal
ex-WSW-ers
vrouwen onbekend
1.223
dienstverband ex- ao-uitkering
mannen
Het totaal is dus geen optelsom van de categorieën.
Bijlage 1
Tabellen arbeidsgehandicapten uvi’s
51
Tabel B2h Arbeidsgehandicapten Amstelveen naar categorie, arbeidsparticipatie en leeftijds klasse, 1999 Categorie
mate ao
ao-uitkering
geen dienstverb. dienstverband subtotaal
58 18 76
241 105 346
437 247 684
764 383 1.147
1.300 299 1.599
2.800 1.052 3.852
ex- ao-uitkering
geen dienstverb. dienstverband subtotaal
3 7 10
36 106 142
63 179 242
40 145 185
36 49 85
178 486 664
ex-WSW-ers
geen dienstverb. dienstverband subtotaal
0 0 0
1 0 1
6 3 9
4 3 7
6 1 7
17 7 24
loondispensatie
geen dienstverb. dienstverband subtotaal
0 0 0
0 4 4
0 5 5
0 2 2
0 1 1
0 12 12
loonkostensubsidie geen dienstverb. dienstverband subtotaal
1 3 4
0 12 12
4 11 15
0 13 13
1 4 5
werkvoorziening
geen dienstverb. dienstverband subtotaal
5 0 5
2 3 5
1 3 4
0 7 7
1 0 1
9 13 22
woonwerkvoorz.
geen dienstverb. dienstverband subtotaal
2 0 2
1 4 5
0 8 8
3 8 11
3 0 3
9 20 29
Scholing
geen dienstverb. dienstverband subtotaal
5 3 8
10 18 28
7 24 31
7 16 23
1 3 4
<15% ao
geen dienstverb. dienstverband subtotaal
2 7 9
6 57 63
9 71 80
4 57 61
4 17 21
25 209 234
ov. reint.inspan.
geen dienstverb. dienstverband subtotaal
6 15 21
23 33 56
22 30 52
31 29 60
10 5 15
92 112 204
geen dienstverb. dienstverband
67 40
285 264
504 493
806 590
1.331 361
2 0
2.995 1.748
107
549
997
1.396
1.692
2
4.743
alle categorieën
1
t/m 24 jaar 25-34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar 55 jaar e.o. onbekend
totaal
2 0 2
1 0 1
totaal
8 43 51
31 64 95
1
personen kunnen in meerdere categorieën geteld zijn; deze worden bij het totaal achter maar één keer geteld. Het totaal is dus geen optelsom van de categorieën.
Tabel B2i Amstelveen WAO
Uitkeringsduur lopende uitkeringen ultimo 1999 tot 5 jaar
vanaf 5 jaar
1.150
2.090
WAZ
64
155
Wajong
67
290
Toelichting Bovenstaande cijfers zijn afkomstig uit de Atlas SV 1999. Het gaat hier om de lopende ao-uitkeringen, ultimo 1999. Ten behoeve van de samenstelling van het arbeidsgehandicaptenbestand wordt een iets andere selectie gedaan, waardoor het aantal uitkeringsgerechtigden niet precies overeenkomt met de aantallen in de andere tabellen.
Bijlage 1
Tabellen arbeidsgehandicapten uvi’s
52
Tabel B3a Arbeidsgehandicapten Zaanstad naar categorie, wet en geslacht, 1999 Categorie
wet
ao-uitkering
WAO WAZ Wajong subtotaal
ex- ao-uitkering
<15% ao
mannen
1
1
totaal
4.346 101 395 4.842
9.077 344 826 10.247
WAO WAZ Wajong onbekend subtotaal
305 6 14 559 884
286 11 0 774 1.071
591 17 14 1.333 1.955
WAO WAZ Wajong onbekend subtotaal
115 7 3 74 199
203 1 2 68 274
318 8 5 142 473
andere categorieën subtotaal alle categorieën
vrouwen onbekend
4.731 243 431 5.405
881
519
WAO WAZ Wajong onbekend
5.109 230 439 719
4.778 103 389 887
totaal
6.497
6.157
12
1.412 9.887 333 828 1.616
10
12.664
Het totaal is dus geen optelsom van de categorieën.
Tabel B3b Arbeidsgehandicapten Zaanstad naar categorie, wet en leeftijdsklasse, 1999 Categorie
wet
ao-uitkering
WAO WAZ Wajong subtotaal
76 1 206 283
904 10 285 1.199
1.559 27 186 1.772
2.936 101 90 3.127
3.602 205 59 3.866
9.077 344 826 10.247
ex- ao-uitkering
WAO WAZ Wajong onbekend subtotaal
23 0 3 24 50
164 5 9 333 511
184 8 0 516 708
171 2 2 351 526
49 2 0 109 160
591 17 14 1.333 1.955
<15% ao
WAO WAZ Wajong onbekend subtotaal
23 0 3 10 36
105 1 2 69 177
89 3 0 39 131
76 3 0 19 98
25 1 0 5 31
318 8 5 142 473
andere categorieën subtotaal alle categorieën
1
1
t/m 24 jaar 25-34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar 55 jaar e.o.
onbekend
totaal
172
353
390
387
98
12
1.412
WAO WAZ Wajong onbekend
117 0 212 58
1.151 15 294 419
1.795 37 175 597
3.158 95 91 409
3.666 186 56 123
10
9.887 333 828 1.616
totaal
387
1.879
2.604
3.753
4.031
10
12.664
personen kunnen in meerdere categorieën geteld zijn; deze worden bij het totaal achter maar één keer geteld. Het totaal is dus geen optelsom van de categorieën.
Bijlage 1
Tabellen arbeidsgehandicapten uvi’s
53
Tabel B3c Arbeidsgehandicapten Zaanstad naar categorie, mate ao en geslacht, 1999 Categorie
mate ao
mannen
ao-uitkering
deels ao
1.648
912
geheel ao
3.757
3.930
7.687
subtotaal
5.405
4.842
10.247
ex- ao-uitkering
vrouwen onbekend
totaal 2.560
deels ao
439
405
844
geheel ao
445
666
1.111
subtotaal
884
1.071
1.955
<15% ao
niet ao
199
274
andere categorieën
onbekend
881
519
deels ao
2.074
1.315
3.389
geheel ao
4.154
4.562
8.716
269
280
559
6.497
6.157
alle categorieën
1
niet ao totaal 1
473 12
1.412
10
12.664
Het totaal is dus geen optelsom van de categorieën.
Tabel B3d Arbeidsgehandicapten Zaanstad naar categorie, mate ao en leeftijdsklasse, 1999 Categorie
mate ao
ao-uitkering
deels ao
ex- ao-uitkering
19
259
505
966
811
264
940
1.267
2.161
3.055
7.687
subtotaal
283
1.199
1.772
3.127
3.866
10.247
deels ao
11
151
353
263
66
844
39
360
355
263
94
1.111
subtotaal
50
511
708
526
160
1.955
niet ao subtotaal deels ao geheel ao
1
2.560
geheel ao <15% ao 1
totaal
geheel ao
andere categorieën alle categorieën
t/m 24 jaar 25-34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar 55 jaar e.o. onbekend
36
177
131
98
31
172
353
390
387
98
473 12
1.412
30
410
858
1.222
869
3.389
301
1.289
1.594
2.407
3.125
8.716
niet ao
56
180
152
124
37
10
559
totaal
387
1.879
2.604
3.753
4.031
10
12.664
personen kunnen in meerdere categorieën geteld zijn; deze worden bij het totaal achter maar één keer geteld. Het totaal is dus geen optelsom van de categorieën.
Bijlage 1
Tabellen arbeidsgehandicapten uvi’s
54
Tabel B3e Arbeidsgehandicapten Zaanstad naar categorie, diagnosegroep en geslacht, 1999 Categorie ao-uitkering
diagnose
vrouwen onbekend
totaal
infectieziekten
62
56
118
nieuwvormingen
58
90
148
ziekten bloed
12
16
28
endocrien
57
42
99
psychisch
1.715
1.806
3.521
130
158
288
38
23
61
zenuwstelsel oogziekten oorziekten hart en vaatst.
35
20
55
289
110
399
ademhaling
77
72
149
spijsvertering
88
61
149
huidziekten bewegingsapp. urogenitaal zwangerschap aangeboren afw.
23
20
43
1.623
1.180
2.803
17
55
72
0
79
79
34
40
74
symptomen
901
811
1.712
letsels
236
176
412
10
27
37
onbekend subtotaal ex- ao-uitkering
mannen
5.405
4.842
10.247
infectieziekten
11
2
13
nieuwvormingen
13
15
28
ziekten bloed
1
3
4
endocrien
4
8
12
psychisch
177
227
404
18
15
33
oogziekten
5
1
6
oorziekten
5
8
13
hart en vaatst.
26
11
37
ademhaling
15
7
22
spijsvertering
8
8
16
huidziekten
4
3
7
234
217
451
urogenitaal
4
10
14
zwangerschap
0
59
59
aangeboren afw.
2
3
5
301
425
726
45
26
71
zenuwstelsel
bewegingsapp.
symptomen letsels onbekend
11
23
40
subtotaal
884
1.071
1.955
Bijlage 1
Tabellen arbeidsgehandicapten uvi’s
55
Tabel B3e Arbeidsgehandicapten Zaanstad naar categorie, diagnosegroep en geslacht, 1999 Vervolg Categorie
diagnose
<15% ao
0
0
0
2
3
5
ziekten bloed
0
2
2
endocrien
0
1
1
psychisch
16
47
63
zenuwstelsel
2
2
4
oogziekten
0
0
0
oorziekten
0
0
0
hart en vaatst.
2
0
2
ademhaling
2
3
5
spijsvertering
0
1
1
1
1
53
73
0
3
3
zwangerschap
0
13
13
symptomen letsels onbekend
1
0
1
76
59
135
3
11
14
75
75
150
subtotaal
199
274
subtotaal
881
519
473 12
1.412
infectieziekten
73
58
131
nieuwvormingen
72
107
179
ziekten bloed
13
20
33
endocrien
61
50
111
psychisch
1.886
2.054
3.940
149
173
322
oogziekten
43
24
67
oorziekten
40
28
68 435
zenuwstelsel
hart en vaatst.
314
121
ademhaling
94
82
176
spijsvertering
96
70
166
huidziekten
27
24
51
1.859
1.433
3.292
20
67
87
0
148
148
35
40
75 2.534
bewegingsapp. urogenitaal zwangerschap aangeboren afw. symptomen
1.252
1.282
letsels
281
207
onbekend
182
169
10
361
6.497
6.157
10
12.664
totaal 1
0 20
urogenitaal aangeboren afw.
1
totaal
infectieziekten
bewegingsapp.
alle categorieën
vrouwen onbekend
nieuwvormingen
huidziekten
andere categorieën
mannen
Het totaal is dus geen optelsom van de categorieën.
488
Bijlage 1
Tabellen arbeidsgehandicapten uvi’s
Tabel B3f
56
Arbeidsgehandicapten Zaanstad naar categorie, diagnosegroep en leeftijdsklasse, 1999
Categorie
mate ao
ao-uitkering
infectieziekten
3
5
16
29
65
118
nieuwvormingen
4
11
19
49
65
148
ziekten bloed
0
4
6
10
8
28
endocrien
3
12
15
30
39
99
psychisch
142
574
691
1.035
1.079
3.521
11
51
65
83
78
288 61
zenuwstelsel
55 jaar e.o. onbekend
totaal
oogziekten
0
4
11
18
28
oorziekten
1
5
5
18
26
55
hart en vaatst.
0
5
32
129
233
399
ademhaling
2
8
20
48
71
149
spijsvertering
3
15
26
35
70
149
huidziekten
0
5
9
8
21
43
bewegingsapp.
8
148
358
951
1.338
2.803
urogenitaal
0
6
14
19
33
72 79
zwangerschap
1
51
21
5
1
aangeboren afw.
10
12
25
14
13
74
symptomen
79
215
351
526
541
1.712
letsels
16
59
80
103
154
412
onbekend
0
9
8
17
3
37
283
1.199
1.772
3.127
3.866
10.247
infectieziekten
1
3
3
5
1
13
nieuwvormingen
0
3
7
8
10
28
ziekten bloed
0
0
4
0
0
4
endocrien
0
2
4
5
1
12
psychisch
17
98
153
118
18
404
zenuwstelsel
0
8
13
10
2
33
oogziekten
0
1
2
3
0
6
oorziekten
0
2
4
4
3
13
hart en vaatst.
0
6
8
14
9
37
subtotaal ex- ao-uitkering
t/m 24 jaar 25-34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar
ademhaling
0
5
7
6
4
22
spijsvertering
0
4
2
7
3
16
huidziekten
0
1
5
1
0
7
bewegingsapp.
7
93
187
126
38
451
urogenitaal
0
4
3
5
2
14
zwangerschap
1
36
19
3
0
59
aangeboren afw.
0
1
3
1
0
5
18
219
244
183
62
726
letsels
3
16
31
16
5
71
onbekend
3
9
9
11
2
34
subtotaal
50
511
708
526
160
1.955
symptomen
Bijlage 1
Tabellen arbeidsgehandicapten uvi’s
Tabel B3f
57
Arbeidsgehandicapten Zaanstad naar categorie, diagnosegroep en leeftijdsklasse, 1999
Vervolg Categorie
mate ao
<15% ao
infectieziekten
0
0
0
3
2
5
0
0
0
0
0
0
ziekten bloed
2
0
0
0
0
2
endocrien
0
0
0
1
0
1
psychisch
3
22
18
16
4
63
zenuwstelsel
0
1
1
2
0
4
oogziekten
0
0
0
0
0
0
oorziekten
0
0
0
0
0
0
hart en vaatst.
0
0
1
1
0
2
ademhaling
1
0
1
2
1
5
spijsvertering
0
0
1
0
0
1
bewegingsapp.
0
0
1
0
1
25
18
13
6
73
urogenitaal
1
0
2
0
0
3
1
7
5
0
0
13
aangeboren afw.
0
0
0
1
0
1
symptomen
7
45
36
35
12
135
onbekend subtotaal andere categorieën
0
6
6
2
0
14
10
71
42
21
6
150
36
177
131
98
31
172
353
390
387
98
473 12
1.412
infectieziekten
4
8
19
34
66
131
nieuwvormingen
4
14
26
58
77
179
ziekten bloed
2
4
10
9
8
33
endocrien
3
14
19
35
40
111
psychisch
159
686
841
1.161
1.093
3.940
11
60
78
93
80
322
oogziekten
0
5
13
21
28
67
oorziekten
1
7
9
22
29
68
hart en vaatst.
0
11
40
144
240
435
ademhaling
3
13
28
56
76
176
spijsvertering
3
19
29
42
73
166
huidziekten
0
6
14
10
21
51 3.292
zenuwstelsel
bewegingsapp.
23
258
558
1.082
1.371
urogenitaal
1
10
18
24
34
87
zwangerschap
3
92
44
8
1
148
10
13
24
16
12
75 2.534
aangeboren afw. symptomen
104
474
620
729
607
letsels
19
79
114
121
155
onbekend
37
106
100
88
20
10
361
387
1.879
2.604
3.753
4.031
10
12.664
totaal 1
0 11
zwangerschap
letsels
1
totaal
nieuwvormingen
huidziekten
alle categorieën
t/m 24 jaar 25-34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar 55 jaar e.o. onbekend
488
personen kunnen in meerdere categorieën geteld zijn; deze worden bij het totaal achter maar één keer geteld. Het totaal is dus geen optelsom van de categorieën.
Bijlage 1
Tabellen arbeidsgehandicapten uvi’s
58
Tabel B3g Arbeidsgehandicapten Zaanstad naar categorie, arbeidsparticipatie en geslacht, 1999 categorie
wet
ao-uitkering
geen dienstverb.
3.840
3.902
7.742
dienstverband
1.565
940
2.505
subtotaal
10.247
ex- ao-uitkering
ex-WSW-ers
loondispensatie
werkvoorziening
woonwerkvoorz.
4.842
245
363
608
dienstverband
639
708
1.347
subtotaal
1.955
884
1.071
geen dienstverb.
47
14
61
dienstverband
14
9
23
subtotaal
61
23
84
0
0
0
dienstverband
22
14
36
subtotaal
22
14
36
geen dienstverb.
34
11
dienstverband
148
68
subtotaal
182
79
geen dienstverb.
10
12
22
dienstverband
34
13
47
subtotaal
44
25
69
alle categorieën
1
1
56 216
11
272
9
5
14
19
10
29
subtotaal
28
15
43
geen dienstverb.
51
50
dienstverband
98
59
149
109
30
53
83
dienstverband
169
221
390
subtotaal
199
274
473
geen dienstverb.
157
118
275
dienstverband
238
136
374
subtotaal
395
254
649
geen dienstverb.
4.088
4.296
dienstverband
2.409
1.861
totaal
6.497
6.157
geen dienstverb.
ov. reint.inspan.
11
dienstverband
subtotaal <15% ao
totaal
5.405
geen dienstverb.
scholing
vrouwen onbekend
geen dienstverb.
geen dienstverb.
loonkostensubsidie
mannen
Het totaal is dus geen optelsom van de categorieën.
1
102 157
1
10
259
8.394 4.270
10
12.664
Bijlage 1
Tabellen arbeidsgehandicapten uvi’s
59
Tabel B3h Arbeidsgehandicapten Zaanstad naar categorie, arbeidsparticipatie en leeftijdsklasse, 1999 Categorie
mate ao
t/m 24 jaar 25-34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar 55 jaar e.o. onbekend
ao-uitkering
geen dienstverb. dienstverband subtotaal
194 89 283
849 350 1.199
1.237 535 1.772
2.187 940 3.127
3.275 591 3.866
7.742 2.505 10.247
ex- ao-uitkering
geen dienstverb. dienstverband subtotaal
15 35 50
138 373 511
197 511 708
168 358 526
90 70 160
608 1.347 1.955
ex-WSW-ers
geen dienstverb. dienstverband
0 0
6 4
13 9
16 7
26 3
61 23
subtotaal
0
10
22
23
29
84
loondispensatie
geen dienstverb. dienstverband subtotaal
13 13
11 11
2 2
7 7
3 3
36 36
loonkostensubsidie geen dienstverb. dienstverband subtotaal
30 30
8 46 54
17 64 81
17 63 80
3 13 16
11 11
Totaal
56 216 272
werkvoorziening
geen dienstverb. dienstverband subtotaal
1 3 4
5 7 12
9 15 24
4 18 22
3 4 7
22 47 69
woonwerkvoorz.
geen dienstverb. dienstverband subtotaal
4 0 4
3 7 10
1 5 6
2 11 13
4 6 10
14 29 43
Scholing
geen dienstverb. dienstverband subtotaal
10 15 25
27 50 77
33 52 85
27 35 62
4 5 9
<15% ao
geen dienstverb. dienstverband subtotaal
8 28 36
35 142 177
22 109 131
13 85 98
5 26 31
83 390 473
ov. reint.inspan.
geen dienstverb. dienstverband subtotaal
32 64 96
71 108 179
71 99 170
83 97 180
18 6 24
275 374 649
geen dienstverb. dienstverband
222 165
1.022 857
1.444 1.160
2.349 1.404
3.347 684
10
8.394 4.270
totaal
387
1.879
2.604
3.753
4.031
10
12.664
alle categorieën
1
1 1
102 157 259
1
personen kunnen in meerdere categorieën geteld zijn; deze worden bij het totaal achter maar één keer geteld. Het totaal is dus geen optelsom van de categorieën.
Tabel B3i Uitkeringsduur lopende uitkeringen ultimo 1999 Zaanstad WAO WAZ Wajong
tot 5 jaar 3.001 97 179
vanaf 5 jaar 6.069 253 612
Toelichting Bovenstaande cijfers zijn afkomstig uit de Atlas SV 1999. Het gaat hier om de lopende ao-uitkeringen, ultimo 1999. Ten behoeve van de samenstelling van het arbeidsgehandicaptenbestand wordt een iets andere selectie gedaan, waardoor het aantal uitkeringsgerechtigden niet precies overeenkomt met de aantallen in de andere tabellen.
Bijlage 1
Tabellen arbeidsgehandicapten uvi’s
60
Tabel B4a Arbeidsgehandicapte uvi-cliënten in de gemeenten Amsterdam, Amstelveen en Zaanstad naar geslacht (N=77.731) Gemeente
Mannen
Vrouwen
Onbekend
Totaal
Amsterdam
50%
50%
0%
100%
Amstelveen Zaanstad
43% 51%
57% 49%
0% 0%
100% 100%
Totaal
50%
50%
0%
100%
Bron: Lisv (peildatum 15-12-1999)
Tabel B4b Arbeidsgehandicapte uvi-cliënten in de gemeenten Amsterdam, Amstelveen en Zaanstad naar leeftijd (N=77.731) Gemeente
T/m 24 jaar
25-34 jaar
35-44 jaar
45-54 jaar
55 jaar e.o. Onbekend
Totaal
Amsterdam Amstelveen Zaanstad
2% 2% 3%
12% 12% 15%
24% 21% 21%
31% 29% 30%
30% 36% 32%
0% 0% 0%
100% 100% 100%
Totaal
2%
13%
23%
31%
31%
0%
100%
Bron: Lisv (peildatum 15-12-1999)
Tabel B4c Arbeidsgehandicapte uvi-cliënten in de gemeenten Amsterdam, Amstelveen en Zaanstad naar wet (N=77.731) Gemeente
WAO
WAZ
Wajong
Onbekend
Totaal
Amsterdam Amstelveen Zaanstad
77% 76% 78%
3% 5% 3%
8% 9% 7%
11% 11% 13%
100% 100% 100%
Totaal
78%
3%
8%
12%
100%
Bron: Lisv (peildatum 15-12-1999)
Tabel B4d Arbeidsgehandicapte uvi-cliënten in de gemeenten Amsterdam, Amstelveen en Zaanstad naar mate van arbeidsongeschiktheid (N=77.731) Gemeente
Deels ao*
Geheel ao**
Niet ao ***
Totaal
Amsterdam Amstelveen Zaanstad
25% 33% 27%
70% 62% 69%
5% 5% 4%
100% 100% 100%
Totaal
25%
70%
5%
100%
Bron: Lisv (peildatum 15-12-1999). * 15-80% bij WAO en 25-80% bij WAZ/Wajong; **80-100%; *** <15% bij WAO en <25% bij WAZ/Wajong
Tabel B4e Arbeidsgehandicapte uvi-cliënten in de gemeenten Amsterdam, Amstelveen en Zaanstad naar diagnosegroep (aard van de arbeidshandicap) (N=77.731) Gemeente
Psychisch
Bewegingsapparaat
Symptomen
Amsterdam Amstelveen Zaanstad
36% 35% 31%
19% 17% 26%
18% 18% 20%
4% 5% 4%
Totaal
35%
20%
18%
4%
Bron: Lisv (peildatum 15-12-1999)
Letsels Hart- en vaatstoornissen
Overig / onbekend
Totaal
3% 3% 3%
20% 22% 16%
100% 100% 100%
3%
19%
100%
Bijlage 1 Tabel B4f
Gemeente
Tabellen arbeidsgehandicapten uvi’s
61
Uitkeringsduur lopende uitkeringen (WAO, WAZ, Wajong) van arbeidsgehandicapte uvi-cliënten in de gemeenten Amsterdam, Amstelveen en Zaanstad, ultimo 1999 < 5 jaar
=> 5 jaar
Totaal
Amsterdam Amstelveen Zaanstad
30% 34% 32%
70% 66% 68%
100% (n=49.137) 100% (n= 3.816) 100% (n=10.211)
Totaal
31%
69%
100% (N=63.164)
Bron: Lisv (peildatum 15-12-1999). De cijfers in deze tabel zijn afkomstig uit de Atlas SV 1999. Het gaat hier om de lopende arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, ultimo 1999. T.b.v. de samenstelling van het arbeidsgehandicaptenbestand is een andere selectie toegepast, waardoor het aantal uitkeringsgerechtigden niet precies overeenkomt met de aantallen in de andere tabellen.
62
BIJLAGE 2 OVERZICHT GEINTERVIEWDE ORGANISATIES Algemeen • Lisv • GAK kantoor Amsterdam • Landelijke cliëntenraad Amsterdam • Sociale Dienst Amsterdam (hoofdkantoor) • Sociale Dienst Amsterdam (Regio Amsterdam Zuid) • NV Werk • Werkvoorziening Regio Amsterdam (WRA) • Stichting Nieuwe Werkvormen Amsterdam (SNWA) • Kliq Arbeidsintegratie • Commit Keuringen • Amsosa Gemeente Amstelveen • Dienst Burgerzaken, Afdeling uitkeringen • Werk en Activering • WAM bedrijven Zaanstad • Z’Aanbod • Werktraject BV • Baanstede Industriële Dienstverlening • BWZ Belangenvereniging WAO Zaanstreek • Vrijwilligerscentrale
63
BIJLAGE 3 CHECKLIST INTERVIEWS
Checklist Interviews Arbeidsgehandicapten NHZ Introductie In opdracht van het samenwerkingsverband WerkNet Arbeidsmarkt Noord-Holland Zuid voert Research voor Beleid onderzoek uit naar de omvang en samenstelling van de groep arbeidsgehandicapten in de gemeenten Amsterdam, Amstelveen en Zaanstad. Het onderzoek beoogt een representatief beeld te geven van de arbeidsgehandicaptenpopulatie in Noord-Holland Zuid. Dit met het oog op het ontwikkelen van specifiek op arbeidsgehandicapten gericht gemeentelijk beleid. In de eerste (verkennende) fase van het onderzoek vindt analyse van statistisch materiaal plaats en worden interviews gehouden met sleutelinformanten. In een mogelijke tweede fase van het onderzoek worden aanvullende kwantitatieve data verzameld (d.m.v. bestandsanalyse en/of dossierstudie en mogelijk een enquête onder arbeidsgehandicapten). Indeling vragenlijst De vragenlijst is als volgt opgebouwd: • omvang en samenstelling van de groep arbeidsgehandicapten; • beschikbaarheid van arbeidsgehandicapten voor de arbeidsmarkt; • reïntegratieactiviteiten van arbeidsgehandicapten; • bruikbaarheid/informatieve waarde van gegevensbronnen voor dataverzameling in een mogelijke tweede fase van het onderzoek. 1. Achtergrond respondent • Wat is de betrokkenheid van de respondent bij de problematiek (welke invalshoek: reïntegratie, uvi, gemeente, keuring, belangengroep etc.)? • Over welke groep kan de respondent uitspraken doen (dekkingsgraad)? • In hoeverre heeft respondent beeld van de doelgroep (kwantitatief-kwalitatief)? 2. (Inschatting) Omvang en samenstelling groep naar persoonskenmerken • Hoeveel arbeidsgehandicapten zijn er in totaal in de gemeente c.q. in betreffend cliëntenbestand? • Wat is de samenstelling van de groep arbeidsgehandicapten naar: • Geslacht; • Leeftijd; • Opleidingsniveau; • Etniciteit; • Samenstelling huishouden; • Inkomenssituatie. 3. (Inschatting) Samenstelling groep naar mate en aard van de arbeidshandicap • Hoe is de samenstelling van de groep naar volledig-gedeeltelijk arbeidsongeschikt: • Hoe is de samenstelling van de groep naar aard van de handicap (lichamelijk, psychisch, verstandelijk) • Hoe is de samenstelling van de groep naar voorbijgaande aard dan wel structurele aard van de handicap?
Bijlage 3
Checklist interviews
64
4. (Inschatting) Samenstelling groep naar huidige arbeidsmarktsituatie • Hoeveel arbeidsgehandicapten werken er momenteel in de gemeente? • Voor hoeveel uren (parttime/fulltime)? • Hoeveel arbeidsgehandicapten zijn werkzaam in: • een reguliere baan (al dan niet aangepast); • WIW (wep/dienstbetrekking); • ID-baan; • WSW-baan; • Vrijwilligerswerk. 5. (Inschatting) Beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt (‘kunnen en willen’) • Welk deel van de niet-werkende arbeidsgehandicapten zou (op termijn) (weer) (volledig) aan het werk kunnen? • Gaat het hier alleen/hoofdzakelijk om gedeeltelijk of ook om volledig arbeidsongeschikten? • Wat zijn de achtergrondkenmerken van de groep niet-werkende arbeidsgehandicapten die (weer) aan het werk zouden kunnen (geslacht, leeftijd, opleiding enz)? • Voor hoeveel uur zou men weer aan het werk kunnen (parttime/fulltime)? • Op welke termijn? • Zijn er in financieel opzicht belemmeringen om (weer) aan het werk te gaan? • Zijn er naast arbeidshandicap en eventuele negatieve financiële gevolgen nog andere belemmeringen voor arbeidsgehandicapten om (weer) aan het werk te gaan? Zo ja welke? • Zijn arbeidsgehandicapten die kunnen werken voldoende gemotiveerd om (weer) te gaan werken? Welk deel van de arbeidsgehandicapten die kunnen werken wil ook (weer) aan het werk? • Wat zijn hun motieven om (weer) te gaan werken? 6. Feitelijke reïntegratieactiviteiten (‘doen’) • Hoe wordt door de gemeente/uvi/reïntegratiebedrijven omgegaan met de arbeidsverplichtingen voor arbeidsgehandicapten (<80% arbeidsongeschikt)? • Worden arbeidsgehandicapten voldoende gestimuleerd/ondersteund om (weer) aan het werk te gaan? Door wie en op welke wijze? • Wat voor middelen (voorzieningen) worden aangewend om arbeidsgehandicapten (weer) aan het werk te krijgen? • Voor hoeveel arbeidsgehandicapten is jaarlijks sprake van succesvolle reïntegratie? 7. Gegevensverzameling mogelijk vervolgonderzoek • Welke informatie is beschikbaar in cliëntenbestanden voor een mogelijk vervolgonderzoek? Idem in dossiers?