DE PIRAMIDE VAN ONDERWIJS-ZORG
Bouwplan van onderwijs en jeugdzorg op initiatief van Altra 15 mei 2012
0
De eerste steen
1
Het bouwplan van de piramide
2
Het hart van de piramide Netwerken voor multifocale basiszorg
3
Bijlagen: Bouwmateriaal A:Gezinnen met kinderen (4-12 jaar) B: Gezinnen met jongeren (12+) C: Gezinnen met jonge kinderen (0-4 jaar) D:Jonge moeders E: Bouwadviseurs aan de basis: wat vinden ouders?
Bouwplan van de basiszorg| 2
0
De eerste steen
‘Maak een plan’, vroeg de gemeente Amsterdam. ‘Laat zien hoe de jeugdzorg straks in elkaar moet zitten. Met alles er op en er aan.’ Dat is voor ons, medewerkers uit de jeugdzorg, de mooiste opdracht die er is. Ruimte voor alles wat je altijd al had willen zeggen. Bedankt, gemeente, dat jullie in onze oplossingen geloven, net zoals wij geloven in de oplossingen van onze cliënten. Ons plan is een gezamenlijk plan. We organiseerden een zestal bijeenkomsten rond een simpel basisidee: bouw de jeugdzorg rond de school en doe dat zo efficiënt mogelijk: zorg dat je zo min mogelijk zware en dure hulp nodig hebt doordat je problemen laat oplossen waar ze het beste opgelost kunnen worden: door ouders zelf of anders op school. Regel dat ouders en school voor alles wat ze niet zelf kunnen oplossen direct hulp beschikbaar hebben: korte lijnen, mensen die je van gezicht kent, hulpverleners die elkaar ook kennen en met elkaar samenwerken. We tekenden een piramide. Een piramide van onderwijs-zorg. Het basisidee bleek bij al onze partners van onderwijs en jeugdzorg te leven. Hulp die dichtbij is, vertrouwd, hulpverleners die trouw zijn aan hun cliënten en ze niet loslaten als het moeilijk wordt. Dat is voor iedereen het ideaal. Maar ook het idee om de jeugdzorg rond het onderwijs te bouwen wint terrein. Met de nodige huiver van beide kanten. ‘Staat het onderwijs dan nog wel centraal, als we onderwijs aan jeugdzorg koppelen?’ vraagt het onderwijs. ‘Staat de eigen keuze van cliënten nog wel centraal?’’ vraagt de jeugdzorg. Maar de voordelen zijn sterker dan de twijfels. Er is veel waardering voor het idee van schoolmaatschappelijk werk nieuwe stijl, de generalist op school die een groot deel van de problemen samen met de ouders oplost, en die en passant een bijdrage levert aan het pedagogisch klimaat op school. Er is veel vertrouwen in de gedachte dat passend onderwijs en zorg elkaar gaan versterken. En het wordt ook steeds duidelijker hoe een schoolgerichte aanpak – rond schoolgerelateerde problemen – en een wijkgerichte aanpak elkaar kunnen aanvullen. De onderwijs-zorg piramide wordt met elke bijeenkomst steviger.
Bouwplan van de basiszorg| 3
We danken, naast onze eigen medewerkers, de medewerkers van ABC, Samenwerkingsverband VO, Orion, de Achtsprong, de Pionier, de Mr. De Jonghschool, Swazoom, Spirit, MOC, Bascule, VTO, The Busy People voor hun bijdrage. Zoveel mogelijk discussies en ideeën zijn opgenomen in het hoofdstuk bouwmateriaal. Altra tekent zelf voor het bouwplan van de piramide. Samen met de Opvoedpoli werkte Altra het idee van de netwerken voor multifocale basiszorg uit. Dat idee is in dit plan opgenomen, een meer uitgewerkte versie van dit idee presenteren we met de Opvoedpoli samen in een aparte notitie.
Het laatste woord in dit plan is aan de cliënten. Altra heeft voor dit plan ouders en kinderen uitgenodigd om over de toekomst van de jeugdzorg mee te denken. Hun visie versterkt het basisidee. Het is goed dat er hulpverleners zijn die je beter kent, die je vaker ziet, die naast je staan. Maar het is ook belangrijk dat hulpverleners echt naar je luisteren en dat ze doen wat ze beloven. Want als ze dat niet doen is het niet zo makkelijk hen ter verantwoording te roepen. ‘ Je bent kwetsbaar, juist omdat het om je kind gaat.’ Amsterdam, 14 mei 2012 Ella Kalsbeek/Nicolette Engbers Raad van Bestuur Altra
Bouwplan van de basiszorg| 4
UITGANGSPUNTEN Basiszorg in Amsterdam Eigen kracht van gezinnen en hun netwerk is het fundament. Behoeften van ouders en kinderen bepalen de inrichting van het jeugddomein. Ambulante zorg is het grondgebied, verblijf is buiten de piramide geregeld. Op school zijn schoolmaatschappelijk werkers het eerste contact met jeugdzorg. Zij zijn generalisten: dichtbij, bereikbaar, vertrouwd, deskundig. Zij pakken het grootste deel van de problemen ter plekke aan. De schoolmaatschappelijk werkers kunnen een beroep doen op het netwerk voor multifocale basiszorg. Het netwerk voor multifocale basiszorg bestaat uit generalisten die hulp bieden naar aanleiding van vragen in de wijk, maar die ook complexere problemen aanpakken. Zij laten de gezinnen niet los tot de problemen zijn opgelost. De medewerkers zijn van vele markten (jeugdzorg, GGZ, LVB) thuis. In het team zijn ook specialisten beschikbaar – diagnostici,psychiaters, GGZ-behandelaars, speltherapeuten, trainers – die de generalisten bijstaan. In de top van de piramide wordt hulp gedwongen hulp. Als de veiligheid in het geding is en het gezin maakt zelf geen plan of kan/wil zich daar niet aan houden, gaat uiteindelijk alles opzij; dan wordt ingegrepen. Vrijwel elk traject is gericht op terugkeer naar het fundament: de eigen kracht van gezinnen en hun netwerk. Er blijft een groep, waarbij dat niet kan: als de beperkingen in het gezin en het netwerk te groot zijn, blijft de basiszorg langdurig de vinger aan de pols houden.
Passend onderwijs in Amsterdam Het pedagogisch didactisch klimaat in de school is het fundament. Dat zorgt voor een veilige school waarin leerlingen optimaal kunnen presteren. De onderwijs(ondersteunings)vraag van de leerling bepaalt het onderwijsaanbod. De eerste lijnszorg is generalistisch: dichtbij, bereikbaar, vertrouwd, deskundig. De tweede lijn in het onderwijs vormen de binnenschoolse voorzieningen. In de top van de piramide biedt het onderwijs kortdurende en langdurende plaatsen in het speciaal onderwijs. Vrijwel elk traject is gericht op terugkeer naar het fundament:terugkeer naar een reguliere plek op school.
Bouwplan van de basiszorg| 5
DE PIRAMIDE VAN ONDERWIJS-ZORG IN DE GEMEENTE AMSTERDAM
Bouwplan van de basiszorg| 6
1
Het bouwplan van de piramide
Begin bij de eigen kracht van ouders en kinderen Als jongeren en ouders hulp nodig hebben en ze kunnen die zelf regelen, loop dan niet in de weg. Los de problemen niet voor hen op, maar zorg dan dat er plekken zijn waar ze hulp kunnen halen: bij huisartsen, op scholen, maar ook in de buurt, bij het welzijnswerk of bij de nog op te richten basiszorgteams. Begin altijd met het versterken van wat er goed gaat: bij de jongere, bij het gezin, bij het netwerk. Blijf geloven dat jongeren en ouders het zelf kunnen oplossen, zelfs als ze dat zelf niet meer geloven. Help via EKC’s en andere vormen van netwerkberaad mee aan het organiseren van hun oplossingen. Resultaat is een jeugdzorg waar je als jongere vertrouwen in hebt en waar je als ouders je eigen kinderen wilt laten helpen. Bouw op een sterke basis: de school Als ouders en jongeren geen problemen ervaren, maar hun omgeving houdt het hart vast, als ouders wel het idee hebben dat het niet goed gaat, maar ze kunnen er geen vat op krijgen, als jongeren geen idee hebben hoe ze hun eigen kracht kunnen gebruiken, dan hebben ze een duwtje in de rug nodig. Voor ouders én voor kinderen en jongeren van 2,5 tot 18 jaar is de school de beste plaats om dat duwtje te organiseren. Amsterdamse cijfers geven aan dat 22%1 van de leerlingen zorg nodig heeft. Bij een groot deel van de leerlingen zijn de problemen op school zichtbaar en belemmeren ze de schoolcarrière. Los deze schoolgerelateerde problemen op vanuit het onderwijs. Bouw de piramide van zorg op de stevige basis die de school kan bieden. Resultaat is dat je de problemen sneller ziet en sneller kan aanpakken. Resultaat is ook dat kinderen en jongeren zich met meer succes op hun schoolwerk kunnen richten. Zorg er overigens wel voor dat de school niet de enige plek is waar jongeren en ouders met hun problemen terecht kunnen. Voor problemen die de school niet ziet en die de schoolprestaties niet negatief beïnvloeden, is hulp op school niet nodig.
11
Bron: Gemeente Amsterdam/DMO, (2012), onderzoek naar zorgleerlingen in het basisonderwijs Bouwplan van de basiszorg| 7
Versterk het pedagogisch klimaat van de school De school is voor alle kinderen van 2,5- 18, na het gezin, de belangrijkste pedagogische omgeving. Kinderen hebben een consequent en positief pedagogisch klimaat nodig zodat zij weten welk gedrag van hen gevraagd wordt en zodat zij zich beloond en veilig voelen. Dit is de verantwoordelijkheid van de school, net zoals het pedagogisch klimaat thuis de verantwoordelijkheid is van de ouders. Het is voor het kind prettig als er afstemming is tussen thuis en school. De ervaring van de leerkracht met het kind kan de ouders helpen, en andersom. Versterk het pedagogisch klimaat op school door goede methodes te gebruiken voor het creëren van een veilige en uitdagende leeromgeving. Zorg ook voor preventieve programma’s en trainingen op het gebied van bijv. omgaan met pesten. Het mooiste zou een integrale aanpak zijn, met als doel alle medewerkers van de school – én de ouders - op één lijn te krijgen wat betreft het omgaan met gedrag. Zo kan antisociaal gedrag van kinderen zo vroeg mogelijk omgebogen worden naar positief gedrag. Resultaat is, als je dit consequent uitvoert, een vermindering van antisociaal gedrag en criminaliteit op latere leeftijd. Laat gedrags- en onderwijsspecialisten docenten ondersteunen bij problemen in de klas. Trainingen zouden kunnen worden uitgevoerd door medewerkers uit jeugdzorg en/of speciaal onderwijs. Betaal dit uit middelen van onderwijs en jeugdzorg samen. De combinatie van expertise van jeugdzorg en speciaal onderwijs maakt meer mogelijk voor minder geld. Versterk de functie schoolmaatschappelijk werk Hulp die op tijd gegeven wordt op het moment waarop een probleem ontstaat, zorgt dat kleine problemen klein blijven. Zorg voor schoolmaatschappelijk werkers nieuwe stijl die ouders, kinderen en leerkrachten op verzoek van de school kunnen ondersteunen als het gaat om opvoeding. ‘Nieuw’ is dat het accent van het werk komt te liggen op problemen oplossen en niet meer alleen op signaleren en verwijzen. Met name in het basisonderwijs is het aantal uren per school soms zo laag dat signaleren en verwijzen, naast wat incidentele gesprekken, de enige optie is. Geef de schoolmaatschappelijk werkers zoveel uren dat ze aan al deze taken toekomen, dat ze ook langere trajecten met gezinnen kunnen uitvoeren. De schoolmaatschappelijk werkers nieuwe stijl zijn verbonden met het zorgbreedteoverleg – in het basisonderwijs - of van het zorgadviesteam – in het voortgezet onderwijs -, net als de medewerkers van leerplicht en JGZ en krijgen een taak als aanspreekpunt voor verdere zorg.
Bouwplan van de basiszorg| 8
Financier de uitbreiding van het schoolmaatschappelijk werk in het basisonderwijs zowel uit jeugdzorg- als uit onderwijsmiddelen. Het is immers een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Resultaat van meer schoolmaatschappelijk werk is dat er minder specialistische zorg nodig is. Richt in de wijken én op de scholen basiszorgteams in Zorg dat er in alle stadsdelen van Amsterdam een aantal basiszorgteams voor jeugd en gezin komen. Elk team met een eigen verzorgingsgebied. Een team kan bijvoorbeeld een wijkteam zijn en tegelijkertijd gekoppeld worden aan een tiental scholen. Met huisartsen en andere verwijzers worden afspraken gemaakt wie naar welk team verwijst. Voor het basisonderwijs gaan een schoolgerichte én een wijkgerichte aanpak goed samen. Voor het voortgezet onderwijs ligt dat anders, omdat de meeste jongeren niet in hun eigen wijk naar school gaan. Richt daarom ook basiszorgteams voor het voortgezet onderwijs in. Teams die direct aansluiten op de zorg in de VO-scholen. Laat het voortgezet onderwijs zelf bepalen op welke schaal en voor welke scholen deze teams moeten werken. Resultaat is een betere afstemming binnen een gebied waarin alle partners elkaar kennen en van elkaar kunnen leren. Maak de verbondenheid tussen onderwijs en jeugdzorg ook expliciet door de teams te huisvesten op scholen. Maak van elk basiszorgteam een multifocaal basiszorgteam Laat elk team bestaan uit gezinsbegeleiders, begeleiders van jongeren, trainers en behandelaren uit de jeugdzorg, de GGZ, de LVB. Met korte lijnen naar de schuldhulpverlening, gezondheidszorg, jeugdbescherming en jeugdreclassering. Overleg met scholen en andere verwijzers welke functies uitgevoerd moeten worden en welke specialisaties nodig zijn. Zorg dat de teams, binnen de afgesproken kwaliteitskaders en op basis van programma’s die effectief zijn, zelfstandig kunnen opereren. Geef teamleden én teams de vrijheid om, binnen het aangevraagde onderwijs-zorgarrangement, de hulp in te richten naar hun eigen professionele inzicht. Werk altijd volgens het principe van één gezin, één plan. Resultaat is dat je efficiënter kunt werken. Er lopen geen los van elkaar opererende hulpverleners meer in het zelfde gezin of op dezelfde school rond. Geef het onderwijs een sleutelrol in de toegang tot de basiszorg Het onderwijs is bezig met het inrichten van ‘passend onderwijs’. Schoolbesturen krijgen de taak passend onderwijs te bieden voor elke leerling die onderwijsondersteuning nodig heeft.
Bouwplan van de basiszorg| 9
Dit passend onderwijs wordt bijvoorkeur geboden op een gewone school met ondersteuning aan de leerling in en/of buiten de klas, maar soms ook op een speciale school. Het onderwijs krijgt de verantwoordelijkheid te bepalen welke leerling ondersteuning nodig heeft en in welke vorm. Laat het onderwijs, in het verlengde daarvan, ook bepalen welke basiszorg er nodig is voor leerlingen die slecht functioneren op school. Koppel de toegang tot de basiszorg aan de ZAT’s en de zorgbreedte-overleggen. Organiseer die ZAT’s en zorgbreedte-overleggen zo dat ze dat soepel kunnen doen. Dat de medewerkers van de ZAT’s niet hoeven wachten tot het volgende overleg. Dat kan bijv. door elke medewerker van het ZAT de bevoegdheid te geven naar de basiszorg te verwijzen, op voorwaarde dat hij overlegt met een collega. De schoolmaatschappelijk werker, die ook verbonden is aan het ZAT, kan dan ook verwijzen, maar overlegt eerst met de school. Resultaat is een snellere inzet van zorg en een grotere kans dat de hulp aanslaat. Zorg er als gemeente en schoolbesturen samen voor dat de toegang simpel blijft. Beperk de toegang tot de basiszorg overigens niet tot de scholen. Huisartsen en andere verwijzers moeten ook bij de basiszorg kunnen aankloppen. Koppel onderwijs aan jeugdzorg in onderwijs-zorgarrangementen In het voortgezet onderwijs zijn tal van projecten ontwikkeld, waarbij jeugdzorg aan onderwijs is gekoppeld: bovenschoolse voorzieningen als TOP, Transferia en School2Care, en allerlei vormen van steun voor docenten en leerlingen, voortgekomen uit de ambulante begeleiding. Dit zijn allemaal voorbeelden van onderwijszorgarrangementen. Ga door met het ontwikkelen van onderwijszorgarrangementen, ook in het basisonderwijs. Doel is dat leerlingen hun schoolcarrière zonder al te veel wisselingen doorlopen. Ga bij elke leerling die in aanmerking komt voor speciale voorzieningen in het onderwijs na of er ook jeugdzorg nodig is en andersom. Koppel onderwijs en jeugdzorg bijvoorbeeld in de vorm van traject-klassen, special classes, of STOP’s. Deze “binnenschoolse voorzieningen” kunnen verschillende functies aanbieden: tijdelijk onderwijs overnemen, zorg inzetten en docenten bijstaan met observatie en advies. Resultaat is een integrale aanpak en dus meer kans op succes. Geef het onderwijs een sleutelrol in de nazorg De inzet van multifocale basiszorg is, net zoals dat bij de inzet van speciaal onderwijs het geval is, in principe tijdelijk. Het doel is altijd dat mensen de problemen weer zelf de baas kunnen. Het onderwijs kan er samen met de basiszorg voor zorgen dat ‘het geleerde’ beklijft.
Bouwplan van de basiszorg| 10
Docenten en schoolmaatschappelijk werkers kunnen een oogje in het zeil houden, een steun in de rug bieden en eventueel signaleren dat er opnieuw hulp nodig is. Resultaat is een betere begeleiding gericht op de bestendiging van het nieuw geleerde gedrag en een snellere terugkoppeling als er iets mis gaat. Ondersteun het onderwijs als het gaat om kindermishandeling en crimineel gedrag Docenten, intern begeleiders en zorgcoördinatoren hebben ook een taak als het om kindermishandeling gaat en om crimineel gedrag. Ondersteun de docenten en de school vanuit het basiszorgteam. Help docenten met gespreksvoering en neem de gesprekken over als dat nodig is. Elke gezinsbegeleider uit het team moet EKC’s kunnen initiëren. De meeste gezinsbegeleiders moeten, als er sprake is van kindermishandeling,volgens de methode Signs of Safety veiligheidsplannen kunnen opstellen met het gezin. Als de veiligheidsplannen niet tot stand komen of niet uitgevoerd worden, wordt Bureau Jeugdzorg ingeschakeld. Ook als BJAAdat gebeurt, laten de gezinsbegeleiders de gezinnen niet los, maar proberen met andere middelen dezelfde doelen te bereiken. Resultaat: kinderen worden minder lang bloot gesteld aan bedreigende situaties. Jongeren komen eerder terug op het rechte pad.
Bouwplan van de basiszorg| 11
2
‘Het hart van de piramide: Netwerken Jonge moeders voor multifocale basiszorg
Binnen de wijk en rondom de school werken hulpverleners van verschillende organisaties, die samen een netwerk vormen. We spreken van netwerken en niet van teams omdat we willen benadrukken dat netwerken uit medewerkers van verschillende organisaties kunnen bestaan. Maar in feite opereren de netwerken als teams. De basiszorg rondom het onderwijs vindt plaats via deze netwerken voor multifocale basiszorg.Netwerken in de wijken en op de scholen. Netwerken die direct aansluiten op het onderwijs. Netwerken waar generalisten in zitten die het merendeel van de cliënten met hun vragen helpen. Netwerken waar ook specialisten in zitten die met elkaar een antwoord hebben op de vragen die ze krijgen doorgespeeld van de generalisten. Netwerken met een grote diversiteit aan expertise: jeugdzorg, jeugdGGZ, jeugd-LVB, onderwijszorg. Netwerken die nauw aansluiten bij de zorgstructuren van het onderwijs. Ons voorstel voor de invulling van deze netwerken combineert het beste uit de klassieke jeugdzorg met een vernieuwende – en dringend noodzakelijke – vraaggerichte en ondernemende benadering.
Uitgangspunten De eigen kracht van kinderen, jongeren en hun ouders is leidend. Kinderen, jongeren en gezinnen kunnen veel zelf. Ook als er problemen zijn. Het multifocale netwerk zoekt naar oplossingen. Een zelfstandig leven zonder extra hulpverlening is het doel. Steun vinden en organiseren in de eigen context hoort daarbij. The civil society is het sleutelbegrip. Hulp krijg je in je directe omgeving van iemand die je kent en vertrouwt. Netwerken voor multifocale basiszorg opereren in de wijk én op de scholen. De mensen die er werken zijn in de wijk bekende gezichten, omdat ze te vinden zijn op allerlei plekken waar het over opvoedingsvragen gaat. Er zijn geen ingewikkelde procedures om medewerkers van het team te ontmoeten. Langslopen volstaat. Hulp is integraal Niet één probleem, maar álle problemen worden aangepakt. Multidisciplinair – oftewel vanuit alle disciplines die nodig zijn om de problemen aan te pakken. Bouwplan van de basiszorg| 12
Multifocaal noemen we dat. Alles in één. De hulpverlener maakt uiteraard gebruik van de collega’s uit het netwerk van basiszorg en schakelt specialismen in wanneer dat nodig is. Welke hulpverlener aan de slag gaat, hangt af van de problematiek. Maar ook – waar mogelijk – van de voorkeur van de cliënt zelf. Je hulpverlener blijft je trouw, wat er ook gebeurt. De hulpverleners zijn vanaf de start verantwoordelijk voor alle hulp aan het gezin, ook als ze die hulp door collega’s laten uitvoeren. Ze lopen niet weg als de hulp dreigt te mislukken en ze dragen niet over aan andere collega’s. Je kunt op hen rekenen. Onderwijs staat centraal De school is een vertrouwde omgeving. Naast vrienden, vriendinnen en hun ouders zijn leerkrachten en begeleiders er dagelijks aanwezig. Het is een omweg als je voor het oplossen van schoolgerelateerde problemen de school niet als startpunt gebruikt. En omdat kinderen, jeugdigen en ouders veel jaren achtereen zijn verbonden aan de school – zowel praktisch als emotioneel – bereik je ook het beste resultaat als je de zorg vanuit de school organiseert.
Functies van de basiszorg Een netwerk voor multifocale basiszorg is een team waar kinderen, jongeren en ouders in de wijk direct en zonder verwijzing terecht kunnen. Het netwerk onderhoudt vaste contacten met alle medewerkers van instellingen die regelmatig kinderen, jongeren en ouders verwijzen: huisartsen, wijkverpleegkundigen, medewerkers uit het welzijnswerk, maatschappelijk werkers van de thuiszorg en vele anderen. Er zijn ook vaste contacten met het onderwijs. Een deel van de medewerkers van het netwerk werkt als schoolmaatschappelijk werker in het onderwijs. Ook bij hen kunnen kinderen, jongeren en ouders terecht, zij zijn daarnaast ook vraagbaak en steun voor de leerkrachten en intern begeleiders of zorgcoördina-toren op hun school. De medewerkers helpen bij opvoedvraagstukken; herstellen structuren; helpen risico’s te voorkomen of te verkleinen; voeren diagnostiek; bieden hulp aan kwetsbare huishoudens; komen op voor de veiligheid van jeugdigen en bieden hulp op maat al naar gelang de vraag. Ze werken voor alle gezinnen: voor gezinnen met relatief eenvoudige opvoedingsproblemen, voor gezinnen in scheiding, maar ook voor multi-problemgezinnen en gezinnen die jarenlang een steuntje in de rug nodig hebben.
Bouwplan van de basiszorg| 13
Voor gezinnen met LVB-kinderen – of ouders en voor gezinnen met GGZproblematiek. En zeker ook voor gezinnen met veiligheidsproblemen. En tenslotte is het netwerk een kring van specialisten die de generalisten ondersteunen. Met elkaar hebben ze een brede range aan deskundigheden in huis, waaronder in elk geval diagnostiek, kennis en ervaring in het omgaan met veiligheidsissues, de meest voorkomende GGZ-specialismes, jeugdzorginterventies en het omgaan met LVB-problematiek. De functies die in elk geval door het netwerk uitgevoerd kunnen worden zijn: het initiëren van EKC’s, gezinscoaching, individuele begeleiding van kinderen en jongeren, groepsbegeleiding, alle vormen van ambulante hulp en behandeling (inclusief die van de jeugd-GGZ), trainingen (waaronder in elk geval Triple P ) begeleiding van leerkrachten bij gedragsproblemen en gezinsgesprekken, diagnostiek en observatie, psychiatrische behandeling waar onder behandeling van leerstoornissen, gedragsstoornissen, ADHD, eetstoornissen, speltherapie, creatieve therapie, psycho-educatie, participatie en re-integratie en Signs of Safety. Een netwerk voor multifocale basiszorg heeft niet alle specialisaties zelf in huis. Complexe vormen van verslavingszorg bijvoorbeeld kunnen beter door een meer gespecialiseerde instelling geleverd worden. En ook als een jongere buiten zijn eigen gezin moet verblijven, kan dat wel via, maar niet door het netwerk uitgevoerd worden. Welke specialisaties wel en niet in het team ondergebracht worden, hangt uiteindelijk af van de vragen die bij het team terecht komen. Dat kan per wijk, per school en per stadsdeel verschillen. Organisatie van de netwerken De netwerken voor multifocale basiszorg functioneren als kleine zelfstandige teams, die met elkaar zijn verbonden via hun moederorganisatie(s). Ze opereren efficiënt en effectief en bestaan uit maximaal 20- 30 professionals. Die schaalgrootte garandeert de noodzakelijke verscheidenheid aan expertise. Tegelijk kent men elkaar goed en vormt men samen een lerende eenheid. Een netwerk voor multifocale basiszorg bestaat uit medewerkers die zijn aangesloten bij meerdere organisaties. De vragen in de wijk en vanuit de scholen zijn bepalend voor het aantal medewerkers en het soort disciplines. De hulpverleners zijn zelf verantwoordelijk voor de dagelijkse gang in termen van hulpverlening, verdeling van zaken, registratie, aansluiting vinden bij lokale prioriteiten etc. Autonomie van de hulpverleners is uitgangspunt.
Bouwplan van de basiszorg| 14
De hulpverleners in het netwerk verantwoorden zich over de geleverde resultaten. Het netwerk rapporteert en publiceert regelmatig op voor cliënten transparante wijze hoe zij presteert. Gegevens over de tevredenheid van cliënten en over afname van de problematiek staan centraal in compacte, gemakkelijk op te stellen publicaties. Publicaties van netwerken uit de stad zijn vergelijkbaar. De financier borgt dat de eisen aan publicaties binnen de perken blijven. Overhead van instellingen moet immers uiterst laag blijven. Het netwerk is flexibel. Het groeit mee met de problemen en vragen in de wijk en op de scholen. Als er veel vragen zijn, worden meer hulpverleners ingeschakeld. Als de vragen teruglopen, wordt het aantal hulpverleners verminderd. Dat kan doordat het netwerk een flexibele schil heeft: medewerkers met tijdelijke contracten. Door deze flexibele schil is het netwerk in staat soepel in te spelen op een grotere vraag en kan zo wachtlijsten voorkomen. De financiering houdt hier rekening mee: de middelen worden voortdurend afgestemd op de vraag. In slappe tijden krijgt een netwerk minder geld, in drukke tijden meer. Deze harmonicabeweging zorgt voor een optimale inzet van de bestaande middelen.
Bouwplan van de basiszorg| 15
Bijlagen Discussies rond onderwijs en jeugdzorg
A
Gezinnen met kinderen (4-12 jaar)
B
Gezinnen met jongeren (12+)
C
Gezinnen met jonge kinderen (0-4 jaar)
D
Jonge moeders
E
Bouwadviseurs aan de basis: wat vinden ouders?
A
Gezinnen met kinderen (4-12 jaar)
Jeugdzorg op school: staat de vraag van ouders en leerlingen dan nog wel centraal? Jeugdzorg op school is heel zinvol – onderwijs kan daar ook een bijdrage aan leveren – maar de ouders zijn de eerstverantwoordelijken voor de opvoeding. Het onderwijs moet de verantwoordelijkheid van de ouders niet overnemen. Je moet de vraag van ouders en kinderen als vertrekpunt blijven nemen. Als die vraag zichtbaar wordt binnen het onderwijs, dan is dat een goede plek om die vraag te beantwoorden. Maar dwing ouders niet in een keurslijf. Als zij liever andere wegen kiezen, laat die dan open. Het gebeurt te vaak dat voor ouders bedacht wordt wat goed voor hen is. Aan de andere kant: De vraag van ouders is in de praktijk niet altijd het eerste vertrekpunt. Er zijn ouders die niet vinden dat ze problemen hebben, terwijl hun omgeving dat wel vindt. De school kan dan het vertrekpunt voor de hulp zijn, met name als de ontwikkeling van kinderen in het gedrang komt en ze op school achter blijven in hun prestaties. De school vertegenwoordigt dan de vraag van het kind, omdat het kind – vooral het jonge kind – zijn vragen en problemen nog niet kan verwoorden, maar juist door zijn gedrag - een andere taal - laat zien dat er iets mis is. Overigens, óók als je vanuit de signalen van de school met ouders aan de slag gaat, moet je eerst nagaan wat hun vraag is. Zonder meer naar een cursus sturen is geen goed idee, maar het werkt juist goed als ouders op school met een cursus opvoeden in aanraking komen en er zelf voor kiezen daar naar toe te gaan. Ze zien hun opvoedvragen dan minder als een probleem en meer als iets waar alle ouders mee te maken hebben. Je krijgt dan ook dat ouders, die elkaar dagelijks op het schoolplein tegenkomen, zich meer verbonden voelen met elkaar en elkaar gaan steunen. Jeugdzorg op school: staat het onderwijs dan nog wel centraal? Het is de allereerste taak van school om onderwijs te geven. Juist dat onderwijs moet de ruimte krijgen. Omdat kinderen diploma’s nodig hebben, maar ook vanuit pedagogisch perspectief. Bouwplan van de basiszorg| 17
Bedenk maar eens hoe prettig het voor een kind kan zijn om zich een paar uur niet met de problemen van zijn ouders bezig te houden, maar gewoon lekker tafels te leren en daar goed in te worden. Dat geeft zelfvertrouwen en dat geeft ook een nieuwe impuls. Jeugdzorg op school is heel zinvol – onderwijs moet daar ook een bijdrage aan leveren – maar leg niet alles bij het onderwijs neer. Onderwijs moet onderwijs geven, jeugdzorg moet zich met de problemen van ouders en kinderen bezig houden. Niet elkaars werk overnemen. Schoenmaker, hou je bij je leest! Scholen kunnen er niet onderuit dat ze iets moeten doen met de problemen van de leerlingen en hun gezinnen. Leerlingen die niets gegeten hebben, die thuis net een heftige ruzie hebben meegemaakt, die te veel taken hebben binnen het gezin, kunnen zich op school niet concentreren. En iedereen weet dat je met een lege maag niet kunt leren. Juist omdat scholen er niet onderuit kunnen, is er hulp van de jeugdzorg nodig. Interne begeleiders, die zijn aangesteld om leerkrachten te helpen met didactische vragen, zijn nu soms de hele dag bezig met signalen van leerkrachten over situaties thuis, met het bellen van instanties – ‘9% van onze leerlingen heeft OTS en het zijn allemaal andere gezinsvoogden’ - voeren van gesprekken met ouders, met het afstemmen van wat al die instanties doen en wat er op school gebeurt. En dan wil je ook nog preventieve dingen doen. Jeugdzorg op school: een goed idee, maar het kan wel een onsje meer Er zijn zoveel instanties die iets met ouders en gezinnen doen. Het is volstrekt onoverzichtelijk. Ik had mezelf tot doel gesteld om binnen een jaar een goed overzicht te krijgen van de sociale kaart. Dat is me niet gelukt. Laatst kreeg ik een soort telefoonboek met 140 pagina’s met instellingen. Ik dacht: ja dag… Ik heb hulp nodig van mensen die ik ken en die ik makkelijk kan bereiken. Laatst had ik hulp nodig en ik wist bij wie ik moest zijn. Maar die organisatie werkt met 0900-nummers en die mogelijkheid is bij ons geblokkeerd. Te duur. Er zou veel meer hulpverlening vanuit de school georganiseerd kunnen worden. Wij zijn een school met heel veel problemen. Ik heb een dag in de week schoolmaatschappelijk werk, maar ik zou wel drie keer zoveel kunnen gebruiken. We gebruiken de schoolmaatschappelijk werker nu om gesprekken met ouders aan te gaan, als we ons zorgen maken over de kinderen. Dat werkt goed, juist omdat de SMW-er niet van de school is, een onafhankelijke partij. Schoolmaatschappelijk werkers hebben nu te weinig tijd. Ze zouden de contacten kunnen onderhouden met de andere hulpverleners.
Bouwplan van de basiszorg| 18
Niet alle contacten, want de leerkrachten moeten natuurlijk ook zelf met de hulpverleners praten, maar ze zouden het overzicht kunnen houden over alles wat er aan hulpverlening gebeurt. Verder zou het fijn zijn om ook andere hulpverleners binnen de school te kunnen krijgen. We organiseerden laatst een cursus. Die zat zo vol, ook met ouders van kinderen van omliggende scholen. De tamtam deed zijn werk. We hebben cursussen voor ouders nodig, maar ook voor kinderen: omgaan met emoties, rots en water, speltherapie voor kwetsbare kinderen. Wat voor soort mensen heb ik nodig op school? In de eerste plaats mensen die niet schrikken van je vraag of die met je gaan meeleven. Mensen die weten hoe ‘ons’ soort gezinnen in elkaar zit en die meteen praktisch kunnen optreden. En vooral mensen die direct beschikbaar zijn. Schoolmaatschappelijk werkers als generalisten Wij schoolmaatschappelijk werkers zouden ook veel meer problemen zelf kunnen aanpakken. We hebben nu geen tijd om langere tijd met een gezin aan de slag te gaan. Maar dat kan wel natuurlijk. Ik denk dat we, als we ons niet hoeven te beperken tot vier of vijf gesprekken, maar een gesprek of toen mogen voeren, dat we dan 40 à 50% van de vragen die wij op scholen zien zelf kunnen afhandelen. We kunnen dan bijvoorbeeld ook Triple P aanbieden, zowel voor groepen als voor individuele ouders. Natuurlijk kan je als generalist niet alles. Het is ook te lastig om één hulpverlener in alles specialist te laten zijn. En de ene hulpverlener heeft ook andere talenten dan de andere. Een generalist is niet zozeer een duizendpoot, maar wel iemand die duizend poten kan organiseren. Een generalist is eigenlijk geen persoon, het is een functie die je alleen samen met anderen kan realiseren. Je moet een team hebben, waarin je je generalisten inbedt, met een waaier van specialisaties waar ze gebruik van kunnen maken. Maar wel allemaal specialisten die dichtbij zijn, die jou kunnen helpen met lastige zaken, maar die eventueel ook iets over kunnen nemen. Een soort groepspraktijk, eigenlijk. Toegang tot de gespecialiseerde jeugdzorg Hoe regelen we dat onze leerlingen bij de basiszorg komen? Via het zorgbreedte-overleg? Dat is wel een goed idee, maar voorlopig betekent het vooral dat allerlei instellingen aan ons zorgbreedte-overleg willen deelnemen. Het moet wel ‘ons’ overleg blijven, want wij zijn de enigen die kunnen bewaken of we alle stappen doorlopen hebben voor we aan een hulpvraag toe zijn.
Bouwplan van de basiszorg| 19
Het zorgbreedte-overleg komt nu één keer in de maand of in de zes weken bij elkaar. Dat is veel te weinig als er snel gehandeld moet worden. Daar zijn verschillende oplossingen voor. Je zou vaker bij elkaar kunnen komen. Maar je zou ook meer in bilateraal overleg kunnen regelen: zorgcoördinator met schoolmaatschappelijk werker, intern begeleider met ABC, zorgcoördinator met leerplicht. Twee mensen die deelnemen aan het zorgbreedte-overleg , één uit de school, de andere uit het ondersteuningsteam hebben samen dezelfde bevoegdheden als het hele overleg. In Utrecht gebeurt dat al. Jeugdzorg in het speciaal onderwijs We hebben op onze SO-school een ander soort schoolmaatschappelijk werker. Het is een medewerkster die intensief met gezinnen werkt. Onze gezinnen hebben ook veel meer nodig. De gewone gesprekken met gezinnen, zoals het SMW die in het reguliere basisonderwijs doet, doen onze medewerkers zelf. Bij onze ouders is vaker bemoeizorg nodig. We zijn een school met minder dan 100 leerlingen. We hebben nu hulp voor 25% van de gezinnen, maar eigenlijk heeft elk gezin hulp nodig. Onze school voor SO – misschien een aantal scholen voor SO gezamenlijk – zou een vast budget willen hebben waar we zelf zorg mee in kunnen kopen. Thuiszitters: als kinderen nergens meer terecht kunnen Onze SO-school is vorig jaar een afdeling voor autistische kinderen begonnen. Ik had gelezen dat er veel kinderen thuis zitten omdat ze in het onderwijs nergens terecht kunnen. Ik probeerde contact te krijgen met deze kinderen o.a. via het meldpunt thuiszitters. Maar daar waren die kinderen niet te vinden. Als leerplicht eenmaal ontheffing heeft gegeven, zijn de leerlingen moeilijk te traceren. Nu we begonnen zijn, gaat de tamtam rond en komen er steeds meer ouders bij ons terecht. Ik ben bang dat scholen, nu passend onderwijs ingevoerd moet worden, meer van de ontheffingsroute gebruik gaan maken. Daar moeten we iets aan doen.
Bouwplan van de basiszorg| 20
B
Gezinnen met jongeren (12+)
Een bijzondere kans voor Amsterdam Het functioneel ontwerp dat jullie in Amsterdam neerleggen getuigt van een andere visie dan in Den Haag en Rotterdam. Dáár staat de wijkaanpak centraal en wordt de verbinding met passend onderwijs nauwelijks gelegd. In jullie plan lijkt bijna het omgekeerde het geval: de infrastructuur rond het onderwijs staat centraal en de wijk lijkt aan te moeten sluiten. Het gekozen ontwerp doet recht aan de situatie in Amsterdam. Er is hier een veel sterkere zorgstructuur op de scholen neergezet dan in Rotterdam en den Haag. Die zorgstructuur heeft zijn waarde al bewezen, bijv. als je kijkt naar het lage aantal thuiszitters in Amsterdam. Het zou jammer zijn om van die zich ontwikkelende zorgstructuur nu geen gebruik te maken. Sterker uitgedrukt: Het passend onderwijs is een hefboom om eindelijk een al lang gewenste situatie te realiseren: een goede aansluiting van onderwijs en zorg. De infrastructuur rondom het onderwijs kan niet alles oplossen. Het onderwijs kan en hoeft zich niet verantwoordelijk te voelen voor alle problemen op straat en in gezinnen. Richt de infrastructuur rond het onderwijs op schoolgerelateerde problemen. Dat zijn alle problemen die zichtbaar zijn of worden op school en die het functioneren van de leerling op school belemmeren. Een brede range, overigens. Daarnaast kan het onderwijs ook andere problemen signaleren en doorschakelen. Die andere problemen moet je niet via de school willen oplossen. Ook ouders zouden niet willen dat ze voor alle problemen op school moeten zijn.
Hoe versterk je de pedagogische basis? In de jaren 2012 en 2013 wordt in totaal 250 miljoen euro ter beschikking gesteld voor een professionaliseringsslag, bedoeld om de zorgplicht in het regulier onderwijs gestalte te geven. Dat is belangrijk, want de docenten zijn de eerste lijn. Docenten kunnen, als ze daarin geschoold worden, veel eerder en sneller signaleren wat er met leerlingen aan de hand is en daar ook de juiste hulp bij inroepen. Bouwplan van de basiszorg| 21
Een goede methode om docenten in te trainen is PBS. Positive Behaviour Support reikt doelmatige strategieën aan om het gedrag van leerlingen te kunnen beheersen op het niveau van de school, de klas én individueel. Het is een compleet programma om antisociaal gedrag van kinderen in de leeftijd van 4-18 jaar op school zo vroeg mogelijk aan te pakken en om te buigen naar positief gedrag. Het gaat uit van drie pijlers: respect, verantwoordelijkheid en veiligheid. Het is een integrale aanpak, met als doel alle medewerkers van de school op één lijn te krijgen wat betreft het omgaan met gedrag. Maar het gaat hier niet om het promoten van een methode. Ook met andere methodes kunnen goede resultaten behaald worden. Verder is het belangrijk dat docenten elkaar gaan ondersteunen. Onder docenten wordt er, anders dan bij hulpverleners, minder uitgewisseld over hoe je omgaat met moeilijke leerlingen in de klas. De ervaring leert dat intervisie veel resultaat oplevert. Docenten voelen zich gesteund en leren van elkaar. Welke taken en functies kan een generalist op school (SMW-er) vervullen? SMW-ers zijn generalisten. Daar wordt mee bedoeld dat ze een brede blik hebben, verschillende methodes en strategieën kunnen toepassen en dat ze 80% van de problemen zelf kunnen oplossen. Generalisten zijn mensen die hun vak verstaan en zelfvertrouwen hebben. Het zijn ook mensen die hun eigen beperkingen kennen en die hulp van anderen inroepen als ze het zelf niet aankunnen. Er is discussie over of dit soort mensen wel bestaan. Wij denken van wel. Ze zijn er nu al, terwijl in feite niemand als generalist is opgeleid. Een generalist kan nooit zonder een specialistische achterwacht. Die achterwacht is georganiseerd in de basiszorg rond de scholen en/of in de wijken. Welke taken worden uitgevoerd moet in grote lijnen bepaald worden door schoolbesturen en gemeenten. Daarbinnen is het maatwerk en moeten we per school vragen wat nodig is. Binnenschoolse voorzieningen Binnenschoolse voorzieningen zijn een antwoord op het onnodig afstromen van leerlingen en/ of het uitplaatsen van leerlingen naar (S)TOP, Transferia, S2C. De regie moet bij het zorgadviesteam liggen. Het onderwijsschakelloket is de toezichthouder.
Bouwplan van de basiszorg| 22
Welke functies heeft de multifocale basiszorg rond het onderwijs? Ook hier geldt dat dit een vraag aan de scholen is. De grote lijnen moeten bepaald worden door schoolbesturen en gemeenten. Op het niveau van de individuele school is het maatwerk. Er moeten teams rond de school én teams in de wijk zijn. Voor het PO kunnen teams in de wijk en teams rond een aantal scholen dezelfde teams zijn. Voor een deel van het VO en voor het SO moeten er aparte teams komen. De kracht van de teams is dat ze een netwerk vormen met iedereen die op school en in de buurt van belang is. Mensen kennen elkaar, komen elkaar dagelijks tegen en hebben elkaars telefoonnummers op zak. De kracht van de teams is ook dat ze bestaan uit medewerkers met verschillende deskundigheden. Voor het onderwijs levert dat kortere lijnen op, directere hulp. Als er vanwege bezuinigingen niet voldoende hulp geboden kan worden, dan kunnen partijen samen de beste oplossing kiezen. Komen de nieuwe teams nu in plaats van de ZAT’s? Dat is niet de bedoeling. Het onderwijs heeft een eigen zorgstructuur, al is het niet ondenkbaar dat die binnen het nieuwe systeem anders wordt opgezet. Hoe realiseren we de toegang tot de basiszorg? De scholen moeten, bijvoorbeeld via de ZAT’s, rechtstreeks toegang tot de basiszorg hebben. De procedures moeten dan wel aangepast worden, want bij de huidige overlegfrequentie zou het te lang duren voor je kunt verwijzen. De scholen gaan dan als opdrachtgever functioneren. Om te voorkomen dat het beroep op de jeugdzorg te groot wordt, zou elk ZAT een budget moeten hebben waarmee zorg ingekocht kan worden. De opdrachtgever kan dan zelf prioriteiten stellen. Teams in de wijken kunnen dezelfde teams zijn die het basisonderwijs ondersteunen. Bij het VO, het SO en het MBO ligt dat anders. Als je de scholen, die leerlingen hebben uit de hele stad, leerlingen laat verwijzen naar verschillende teams in de stad, loop je de kans dat de verwijzingen, net als nu, slecht blijven lopen. Men kent elkaar niet. Voor scholen met veel leerlingen met problemen zou het daarom van belang kunnen zijn een eigen team te hebben of in elk geval een aantal medewerkers die vast aan de school verbonden zijn.
Bouwplan van de basiszorg| 23
C
Gezinnen met jonge kinderen (0-4 jaar)
Een piramide bouwen van onderwijs en zorg lijkt vanzelfsprekend voor kinderen tussen 4 en 18. Maar wat hebben gezinnen met jonge kinderen daar aan? Cijfers over jonge kinderen Er zijn relatief veel jonge kinderen in de bevolking van Amsterdam. 33,5% van de kinderen is tussen de 0 en 4, 45% is tussen de 0 en 6. De OKC’s zien via de consultatiebureaus alle jonge kinderen op verschillende momenten in hun ontwikkeling. Meer dan de helft van de kinderen maakt gebruik van kinderopvang. Van de kinderen van 2 en 3 gaat 90% naar kinderopvang, peuterspeelzaal of voorschool. De opvang neemt voor jonge kinderen – de allerjongsten uitgezonderd - eenzelfde plaats in als de school voor kinderen van 4 – 18. Leidsters zien kinderen daar op dagelijkse basis. De kinderopvang is voor jonge kinderen de belangrijkste pedagogische omgeving. Basiszorg De gemeente Amsterdam geeft prioriteit aan het verstevigen van de basiszorg voor jonge kinderen. Als er problemen zijn kun je daar het beste zo vroeg mogelijk iets aan doen. Dat levert het meeste op en kost het minste. JGZ heeft een aantal preventieve programma’s die als vervolg op het consultatiebureaubezoek kunnen worden ingezet. Samen Starten geeft meer mogelijkheden tot signalering. Voorzorg heeft aantoonbaar effect op vermindering van Huiselijk Geweld De basiszorg voor jonge kinderen kan daarnaast het beste versterkt worden via de kinderopvang. De belangrijkste maatregelen zijn het versterken van het pedagogisch klimaat en vroegstimulering. In een veilige omgeving durven kinderen te exploreren en te spelen, twee belangrijke wegen waarlangs het leren en de sociaal emotionele ontwikkeling plaatsvindt. Versterk pedagogisch medewerkers in het scheppen van een optimaal leer- en speelklimaat voor de jonge kinderen en maak hen bewust van hun rol in de interactie met de kinderen. Versterk de betrokkenheid van ouders via oudertrainingen en ouderontmoetingen.
Bouwplan van de basiszorg| 24
Daarnaast is vroegsignalering van belang. Versterk de vaardigheden van de leidsters en leerkrachten op het gebied van de vroegsignalering door coaching on the job of via de training “Als een kind je opvalt”. Zorg er voor dat de leidsters en leerkrachten de signalen die ze zien ook kunnen bespreken met ouders. Ondersteun leidsters en leerkrachten in het omgaan met alledaagse gedragsen ontwikkelingsproblemen. Dit kan bijvoorbeeld via Alert4You. Alert4You is een samenwerking tussen kinderopvang en jeugdzorg, waarbij jeugdzorgmedewerkers leidsters in de kinderopvang problemen helpen te onderkennen én op te lossen. Naast Alert4You zou je in de kinderopvang, op de peuterspeelzaal en in de voorscholen ook een variant op schoolmaatschappelijk werk in kunnen voeren. Iemand die, als de leidsters de problemen zelf niet aankunnen, contact heeft met de gezinnen waar problemen zijn met de opvoeding. Je zou ook kunnen denken aan een variant op ambulante begeleiding. Met een vergelijkbaar doel: passende kinderopvang voor ieder kind. Maar voor welke variant je ook kiest: breid in elk geval de directe zorg in de kinderopvang uit. Specialistische zorg Leidsters in de kinderopvang moeten als dat nodig is steun kunnen krijgen van hulpverleners die gespecialiseerd zijn in de ontwikkeling van jonge kinderen. De problemen van kinderen zijn niet altijd zo makkelijk te zien. Een jong kind kan vaak niet vertellen wat er aan de hand is maar laat dit zien via zijn gedrag en via zijn lichaam. Het vereist veel kennis en ervaring om de signalen te kunnen duiden. Tegelijkertijd is het belangrijk dat deze specialistische kennis direct inzetbaar is. In elke wijk zouden specialisten, zoals bijvoorbeeld de medewerkers van het VTO-team, snel ingezet moeten kunnen worden. De toegang tot de specialisten moet zo simpel mogelijk zijn. Liefst direct vanuit de kinderopvang. Specialistische inzet is tijdelijk en is er altijd op gericht dat mensen de problemen weer zelf de baas kunnen. Juist bij jonge kinderen is vroegtijdig inschakelen van gespecialiseerde hulp/diagnostiek in de basisjeugdzorg belangrijk. De kinderopvang, de peuterspeelzaal en de voorschool kunnen er samen met de specialistische hulp voor zorgen dat de problemen tijdig gezien worden en dat de oplossingen goed worden toegepast. Pedagogisch medewerkers, vaste contactpersonen en schoolmaatschappelijk werkers kunnen een oogje in het zeil houden, een steun in de rug bieden en eventueel signaleren dat er opnieuw hulp nodig is.
Bouwplan van de basiszorg| 25
Specialistische voorzieningen Kies ervoor om het jonge kind bij voorkeur niet uit de reguliere dagbesteding te halen. Bied ambulante gezinsbegeleiding aan of laat een specialist meekijken. En combineer dit, als het nodig is met ondersteuning van het kind op de dagbesteding. Gaat het echt niet meer op een reguliere dagopvang, zorg dan voor een gespecialiseerde pedagogische omgeving. Als het kind specifieke kindproblemen heeft, laat het dan naar een specialistische voorziening gaan, waar de begeleiding wordt gecombineerd met ondersteuning aan de ouders. Hulpverlening voor het jonge kind is veelal nog apart op ouder en op kind gericht; zorg dat ook de gespecialiseerde hulpverlening altijd gericht is op allebei met inbegrip van het netwerk en de dagelijkse omgeving van ouder en kind. Tenslotte: Kinderen in de leeftijdscategorie 0-4 jaar gaan op een gegeven moment naar de basisschool. Zorg dat kinderen die een steuntje in de rug nodig hebben, juist in deze overgangsperiode verzekerd blijven van hulp.
Bouwplan van de basiszorg| 26
D
Jonge moeders
Een piramide bouwen van onderwijs en zorg lijkt vanzelfsprekend voor kinderen tussen 4 en 18. Maar hoe past een doelgroep als jonge moeders in een dergelijke structuur? De doelgroep Er zijn zo’n 600 jonge moeders in de leeftijd van 0-24 met meervoudige problematiek. 160 van hen zitten in het zwerfcircuit. Jonge moeders komen vaak uit gezinnen met problemen. De problemen gaan over van generatie op generatie. De jonge moeders zitten meestal nog midden in de puberteit en hebben zelf nog problemen: Ze zijn vaak getraumatiseerd en verwaarloosd. Velen van hen hebben een lange hulpverleningsgeschiedenis (16+, Koppeling, Zutphen). Velen van hen zijn inmiddels ook zorgmijders. Een aantal van deze jonge moeders komt rechtstreeks uit een ander land, spreekt nauwelijks Nederlands en heeft een heel beperkt netwerk. Bij de jonge moeders die al langer in Nederland zijn, zitten veel Surinaamse en Antilliaanse moeders, minder Marokkaanse en nauwelijks Turkse moeders. De Turkse gemeenschap lost problemen in de familie vaker zelf op. De meeste jonge moeders zijn niet zelfstandig, hebben nooit een eigen huishouding gevoerd. Het is een forste taak om je zelf verder te ontwikkelen en tegelijkertijd verantwoordelijk te moeten zijn voor een baby. Een flink deel van de jonge moeders die in aanmerking komen voor zorg is licht verstandelijk beperkt. Voor ongeveer 50 – 60% - schatten we in – was de zwangerschap onbedoeld: de meisjes gebruikten geen voorbehoedmiddelen, waren daar onhandig mee of hadden een ongelukje. Bij 40 – 50% van de jonge moeders speelt dat ze een kind willen hebben omdat ze op zoek zijn naar liefde. Ze willen iemand voor zichzelf, iemand om voor te zorgen. Soms speelt de extra aandacht die jonge moeders in hun omgeving krijgen een rol. Dat zien ze bij andere jonge moeders en dan willen ze dat zelf ook. Als ze eenmaal zwanger zijn, zijn ze zich vaak ook bewust van hun bijzondere positie op de woningmarkt: ze hebben kans op een eigen woning. Dat is vaak ook de reden dat ze bij de hulpverlening aankloppen. Bouwplan van de basiszorg| 27
Als ze een kind hebben, raken ze overbelast: ze moeten in een kort tijdbestek veel stappen naar zelfstandigheid ondernemen. Ze gaan naar school én ze moeten voor hun kind zorgen. Bovendien willen ze ook nog puber zijn en uitgaan met hun vriendinnen. Ze hebben problemen met hun ouders, met hun vriendjes - vaak jongens die op het randje van crimineel of crimineel zijn, soms loverboys - , ze hebben een onzekere verblijfsplek én ze hebben schulden. Risico’s voor kinderen Kinderen van jonge moeders – dit is uit de literatuur bekend – hebben een verhoogd risico op: (1) Opgroeien in armoede; (2) Mishandeling en verwaarlozing; (3) Minder gunstige ontwikkelingskansen als gevolg van een kwalitatief minder gunstige moeder-kind interactie en beperktere opvoedingsvaardigheden. Het komt regelmatig voor dat jonge moeders een gevaar voor hun kind vormen. Ze zijn nog te veel met zichzelf bezig en ze hebben te weinig besef van wat er met een kind kan gebeuren. Ze letten niet op de temperatuur van het badwater, ze blijven slapen als het kind ’s nachts huilt, ze leggen het kind op de bank neer, waar het kan vallen, ze willen uitgaan en komen te laat thuis. Hoort de hulp aan jonge moeders bij de basiszorg? In de wijkgebonden teams en in de teams op de scholen moet voldoende kennis over en ervaring met jonge moeders aanwezig zijn. Schoolmaatschappelijk werkers signaleren dat er meisjes op school zwanger zijn en gaan in gesprek met de meisjes en met de docenten. Als de signalen niet van school komen, komen ze wel van het FIOM-team – de tamtam onder jonge moeders zorgt ervoor dat iedereen dit team weet te vinden. Schoolmaatschappelijk werkers en FIOMteam schakelen het basiszorgteam in als er trainingen op school nodig zijn of als de meisjes langerdurende begeleiding nodig hebben. De diverse organisaties die betrokken zijn bij jonge moeders kunnen hun krachten bundelen en komen tot een stedelijk team. Van daaruit kan expertise toevoegd worden aan de wijk- en buurtteams. Een combinatie van de gehandicaptenzorg en de jeugdzorg levert voldoende capaciteit om de in de directe leefomgeving zorg te leveren. “Zo gewoon als mogelijk, zo bijzonder als noodzakelijk”’. Basiszorg Op school moet seksualiteit bespreekbaar zijn. Als er voorlichting gegeven wordt, worden minder jongeren ongewenst vader of moeder worden, terwijl het tegelijkertijd minder ernstig is als het toch gebeurd. Er zijn, via het basiszorgteam goede cursussen preventie en educatie jong ouderschap beschikbaar. Bouwplan van de basiszorg| 28
De samenwerkende instelingen op het terrein van de Licht Verstandelijk Beperkten pleiten hier eveneens voor. Jonge moeders kunnen vanaf het begin van hun zwangerschap deelnemen aan het programma Voorzorg, waarbij gedurende een periode van twee jaar opvoedingsondersteuning gegeven wordt in combinatie met gezondheidsvoorlichting, vaardigheidsinstructie en persoonlijke begeleiding. Het basiszorgteam heeft verpleegkundigen die dit aanbieden. Doel van Voorzorg – een effectief programma - is het voorkomen van kindermishandeling en verwaarlozing. De belangrijkste factor in het tegengaan van de negatieve effecten van jong moederschap is sociale steun. Elke jonge moeder heeft haar familie en haar vrienden nodig. Juist als een moeder zegt dat ze die steun niet heeft en dat er geen netwerk is, is het van belang om dat netwerk alsnog te activeren via een Eigen Kracht Conferentie. Schoolmaatschappelijk werkers, maar ook medewerkers van het basiszorgteam zijn er op gefocust om juist bij jonge moeders met een onzekere verblijfsituatie altijd een EKC in te zetten. Het basiszorgteam biedt altijd hulp aan bij praktische zaken, waar in het netwerk geen oplossing voor gevonden is. Hat kan hierbij gaan om praktische steun in de huishouding, maar ook om het regelen van kinderopvang. Tegelijkertijd wordt er – via videofeedback – aandacht besteed aan de hechting tussen moeder en kind. Jonge moeders moeten leren een positieve interactie met hun kind aan te gaan, sensitief te reageren en zelfvertrouwen te ontwikkelen. Er zijn diagnostische instrumenten (MIG) die aangeven welke gedragspatronen van de moeder een verstoorde hechting tot gevolg hebben. Als dat het geval is wordt gespecialiseerde behandeling ingeschakeld. De basiszorgteams komen altijd in actie als er sprake is van veiligheidsissues. Ze gebruiken de methode Signs of Safety om de risico’s in kaart te brengen en ze schakelen het netwerk in voor oplossingen. School en hulpverlening werken samen als het gaat om de combinatie van de inspanningen die nodig zijn om het diploma te halen en de inspanningen die nodig zijn om een kind op te voeden. De hulpverlening respecteert zoveel mogelijk de schooltijden; de school gaat met die schooltijden flexibel om, als dat voor moeder en kind noodzakelijk is. Verblijf en behandeling Een deel van de meisjes heeft verblijf en/of specialistische behandeling nodig. HVO en Cordaan, Philadelhia, het Leger des Heils en Kwadrant ’s Heerenloo hebben verblijf- en behandelplekken voor jonge moeders. Er is, vanuit
Bouwplan van de basiszorg| 29
kostenoverwegingen, maar ook omwille van de veiligheid en de ontwikkelingskansen van de kinderen, dringend behoefte aan alternatieve vormen van verblijf. De organisaties kunnen gezamenlijk een keten met een diversiteit van woonvormen realiseren die passen bij de leeftijdsfase van de moeder en de problematiek. Het accent zal daarbij liggen op het verschuiven van intrale murale voorzieningen naar semi-zelfstandige wooneenheden. Het belangrijkste alternatief is het netwerk van de jonge moeder zelf. Elke jonge moeder die in aanmerking wil komen voor een verblijfsplek, kan die verblijfsplek pas krijgen als er eerst een onderzoek gedaan is naar de mogelijkheden van het eigen netwerk. Een EKC voor alle jonge moeders met een verblijfsvraag wordt verplicht. Uiteraard blijft de veiligheid voor het kind en de opvang van dakloze moeders na de bevalling doorslaggevend in afwegingen. Een ander alternatief is de pleegzorg. Jonge moeders die echt niet in hun eigen netwerk terecht kunnen en die nog te jong of te onzelfstandig zijn om zonder veiligheidsrisico’s hun kind op te voeden, moeten terecht kunnen in ‘nieuwe’ vormen van pleegzorg: moeder en kind worden samen in een pleeggezin opgenomen. Voor moeders die wat zelfstandiger zijn, is er het alternatief van begeleid wonen voor jonge moeders. Bijv: een groepje jonge moeders dat in een aantal woningen vlak bij elkaar woont, terwijl hun begeleidster – hulpverlener? student? – op loopafstand in dezelfde wijk woont. Daar waar specialistische GGZ-behandeling nodig is, moet beter afgestemd worden met het onderwijs. Nu is het nauwelijks mogelijk om jonge moeders in behandelprogramma’s te krijgen omdat dat niet te combineren is met het reguliere schoolprogramma. Daar moeten oplossingen voor komen, waarbij school en behandeling beter samenwerken. In Rotterdam wordt geëxperimenteerd met het programma Jonge Meiden of Moeders Zelfstandig (JMZ). Aanstaande tienermoeders van 12 tot 18 jaar kunnen hier speciaal voortgezet onderwijs volgen waarbij in kleine groepen lesgegeven wordt. Iedere aanstaande moeder krijgt tevens een persoonlijke hulpverlener toegewezen.
Bouwplan van de basiszorg| 30
E
Bouwadviseurs aan de basis: wat vinden ouders?
Acht ouders en twee kinderen uit Nieuw-West hebben gereageerd op een oproep van Altra om hun ervaringen met de jeugdzorg te vertellen en suggesties te doen voor verbeteringen. Ouders en kinderen kwamen met aantal zaken naar voren die een plaats verdienen in dit plan. Leuk was dat een klant ook de buurman had meegenomen die een grote steun bleek te zijn: een mooi voorbeeld van eigen kracht. Bijna iedereen was via de school in de hulpverlening terecht gekomen. Het feit dat er een schoolmaatschappelijk werker was, werd positief gewaardeerd. ‘Ik kende de schoolmaatschappelijk werker van een ouderavond, dus toen de school me zei dat ik met haar zou kunnen praten, was ik opgelucht. Ik hoefde niet naar de jeugdzorg, maar kon gewoon op school terecht.’ ‘Op een gegeven moment was ik het echt niet eens met wat de leerkracht deed. We hebben toen een gesprek met de schoolmaatschappelijk werker gehad. Daarna ging het beter.’ Vooral de vertrouwensband en de intermediaire rol naar vervolgvoorzieningen werden als prettig ervaren. De kinderen hadden op school en bij Altra trainingen gevolgd: een sociale vaardigheidstraining en een weerbaarheidstraing (Rots en Water). Ze vonden allebei dat ze veel geleerd hadden en dat ze het geleerde op school goed konden gebruiken. Wat moet je doen als je vindt dat je hulpverlener het niet goed doet? ‘Mijn gezinsvoogd was lange tijd niet bereikbaar, terwijl wij iemand uit de familie hadden gevonden die mijn dochter in huis wilde nemen. Alles werd toen op de lange baan geschoven. Ik wilde niet gaan klagen, want ik word toch gezien als iemand die het zelf niet goed doet’. Opvallend is de kwetsbare positie die ontstaat als ouders afhankelijk zijn van hulpverleners die het niet goed doen. Escaleren naar een hoger niveau durven de ouders in verband met hun kwetsbare positie niet aan. Gevolg is dat ze nog dieper in de put zitten. In de nieuwe teams voor basiszorg is daar misschien een oplossing voor. De hulpverleners rond een school kennen elkaar beter en zijn ook beter aanspreekbaar voor de ouders. Zij kunnen de ouders helpen om de ‘trage’ hulpverlener aan te spreken.
Bouwplan van de basiszorg| 31
Ouders vinden het storend als hulpverlening en school niet met elkaar samenwerken. ‘Mijn kind zat in een STOP-klas. Het ging daar goed en hij mocht weer terug naar school. Maar eenmaal terug op school, werd er niets aan begeleiding gedaan en was het al gauw weer het oude liedje. Dat heeft toch geen zin zo’. Schrijnend was het voorbeeld van een meisje dat zelf haar best deed terug te komen op haar school terwijl de school al besloten had dat zij niet terugmocht, maar dit niet aan haar verteld had. Voor ouders is dit helemaal lastig omdat ze op die manier hun eigen kind ook niet kunnen begeleiden in het zoeken naar een nieuwe school of het accepteren van een speciale onderwijs voorziening. Een praktisch probleem is het wegvallen van tolken. Ouders vragen hun kinderen dan om te vertalen, maar ja, als je iets negatiefs over je kind wilt vertellen, waar je mee omhoog zit, is dat toch lastig. En wat moeten kinderen met de huwelijksproblemen van hun ouders? Het is verstandig om in de opzet van de jeugdzorg nieuwe stijl tolken toch weer een plaats te geven. Enkele ouders gaven aan dat het delen van problemen in bijvoorbeeld de Marokkaanse cultuur veel minder gebruikelijk is dan waar wij in Nederland vanuit gaan.
De inrichting van de multifocale basiszorg De inrichting van de multifocale basiszorg
Bouwplan van de basiszorg| 32
Bijlagen Discussies rond onderwijs en