De paradigmatische conditionering van het Engelse -er suffix Maarten Lemmens, K.U.Leuven Leuvense Bijdragen 84. 1995, p. 519-528 Net als in het Nederlands is de -er derivatie in het Engels polyfunctioneel. Voor het Nederlands wijzen Moortgat en van der Hulst (1981) op de polyfunctionaliteit van het -er suffix, maar verder dan een opsomming van de verschillende betekenissen of referenten van de nomina agentis gaan zij niet. In dit artikel, waarin ik me beperk tot -er formaties afgeleid van werkwoorden, wil ik twee belangrijke stellingen beargumenteren. Ten eerste wil ik aantonen dat de verschillende -er formaties in het Engels semantisch gerelateerd zijn. Een dergelijke semantische benadering slaagt erin de verschillende -er derivaties op systematische wijze te verklaren zonder beroep te doen op ad hoc oplossingen zoals deze in de syntactisch geörienteerde beschrijving van Levin & Rappaport (1988). Ten tweede beschrijf ik in dit artikel hoe de -er derivatie geconditioneerd wordt door de transitieve en ergatieve paradigmata. Vooraleer ik dieper inga op deze twee hoofdgedachten, is het noodzakelijk dat ik in het kort het onderscheid tussen transitiviteit en ergativiteit in het Engels toelicht. Vooraf vermeld ik nog even dat deze beschrijving van het -er suffix gebaseerd is op mijn doctorale studie over “verbs of killing” (Lemmens 1995), gebaseerd op een uitgebreid corpus, m.n. een 4-tal maanden van de krant Wall Street Journal. Laat ik mijn inleidende beschrijving beginnen met het transitieve model. Zoals schematisch voorgesteld in Figuur 1, staat in het transitieve paradigma de Agens centraal, of beter gezegd de Actor, de transitieve instantiatie van de Agens categorie. (a)
Ac
(b)
Process
Go
Ac
Go
Figure 1
De handeling uitgedrukt door het werkwoord vertrekt vanuit de Agens en richt zich op een passief doel —vandaar de term Goal— dat geaffecteerd wordt door de actie van de Agens. De structurele centraliteit van de Actor wordt duidelijk in de mogelijkheid van een éénparticipant constructie, zoals blijkt uit de alternatie John killed Mary versus John killed. In het ergatieve model is, zoals figuur 2 illustreert, de centrale participant de geaffecteerde participant, de Medium.
(a)
(b)
Is
Process
Me
Me
Is
Figure 2
In tegenstelling tot de transitieve Goal is de Medium echter niet passief, maar co-participeert deze in het process en kan zelf het process op gang brengen, in de figuur voorgesteld door de binnenste pijl. De structurele centraliteit van de Medium blijkt uit het feit dat de Medium behouden blijft in de één-participant structuur, vb. Mary choked. In veel gevallen echter richt het paradigma zich naar links om de Instigator in de conceptualisatie te betrekken. Deze Instigator wordt toegevoegd aan een process dat in feite al semi-autonoom is (cf. ook Smith 1978). Vanuit taaltypologisch perspectief kan dus het onderscheid tussen het transitieve en het ergatieve model voorgesteld worden als in figuur 3: Transitive
Ac
proc
Ac
proc
Ergative
Go
Me
proc
Is
proc
Me
Figure 3
De omkadering geeft duidelijk aan dat de Actor de centrale participant is in het transitieve paradigma en de Medium die van het ergatieve. Tot zover de erg summiere achtergrondschets van de transitieve en ergatieve paradigmata in het Engels.1 Zo dadelijk zal blijken hoe de twee paradigmata relevant zijn voor de beschrijving van de -er derivatie. Hoewel het transitieve of ergatieve karakter van een werkwoord niet absoluut vaststaat maar kan variëren al naar gelang de betekenis van het werkwoord (cf. Lemmens 1995)2, zal ik gemakkelijkheidshalve spreken van transitieve en ergatieve werkwoorden als verwijzing naar hun prototypisch gedragspatroon. Zowel transitieve als ergatieve werkwoorden hebben een gelijkaardige variatie in de betekenis van de -er derivaties, zoals aangegeven in voorbeelden (1) tot (3), waarbij het gaat in de a-zinnen om het transitieve killer en in de b-zinnen om het ergatieve break.
1 2
Voor een uitgebreidere beschrijving van de twee paradigmata verwijs ik naar Davidse (1991, 1992) en Lemmens (1995). Een mooi voorbeeld van een dergelijke paradigmatische variatie bij één en hetzelfde werkwoord is het Engelse abort. In letterlijk gebruik activeert dit werkwoord het transitieve model (vb. She aborted the child vs. Black women are more likely to abort than white women) terwijl het in metaforisch taalgebruik het (oudere) ergatieve model instantieert (vb. The pilot aborted the takeoff vs. The takeoff aborted). Zie ook Lemmens (1994) voor een uitvoerige beschrijving van dit fenomeen.
(1) a. b. (2) a. b. (3) a. b.
The police arrested the South Side serial killer. Mr. Charming is a true heartbreaker. They should pass a law banning cop-killer bullets. Every house should have a circuit-breaker installed. This crash was a real killer. The football game was a good ice-breaker.
In (1) verwijzen killer en breaker naar een typische agens, in (2) naar een instrument of een object en in (3) naar een gebeurtenis. In objectivistisch georiënteerde semantiek (die de extralinguïstische werkelijkheid als criterium hanteert) zouden alleen de vormen in (1) geacht worden de agens te coderen, (2) en (3) zouden wellicht gedefinieerd worden als respectievelijk instrument en oorzaak. In de cognitieve benadering die de grondslag vormt van mijn werk, wordt betekenis echter niet gezien als de overeenstemming met de werkelijkheid maar als een conceptualisatie van deze werkelijkheid. In mijn cognitieve aanpak, in deze beschrijving sterk geïnspireerd door, maar toch niet helemaal equivalent met de visie van Ryder (1991), gelden aldus alle -er vormen in deze voorbeelden als coderingen van het concept Agens. Als je deze visie vertaalt naar zinsniveau, dan houdt ze in dat in de voorbeelden (4) tot (6) het onderwerp steeds de agens van de kill- en break-acties uitdrukt: (4) a. b. (5) a. b. (6) a. b.
John Smith killed 14 people in three weeks. Mr. Charming broke Sally’s heart. Stray bullets killed an innocent bystander. This device breaks the electricity circuit in case of a short-circuit. The plane crash killed 112 people. The football game broke the ice.
De Agens wordt dus hier gezien als de participant die direct verantwoordelijk is voor de gebeurtenis. De Agens categorie is dus met andere woorden een prototype categorie, waarbij volitionele handelende personen prototypisch zijn. Wanneer niet-levende voorwerpen, zoals kogels, ongevallen of ziektes, als Agens geconstrueerd worden, gaat het om extensies van dit prototype.3 In deze interpretatie gelden de -er formaties in zinnen (1), (2) en (3) alle als nomina agentis. Deze voorbeelden zijn een eerste aanwijzing dat -er een polyseem complex vormt. Ik wil er terloops op wijzen dat er in het hedendaags Engels een productief extensiepatroon aan de gang is, met name de extensie naar de kledij die gedragen wordt bij het uitoefenen van een bepaalde activiteit. Denk maar aan vormen als sneakers, romper (“kruippakje”), walker/drifter (jasje om resp. te wandelen en te kuieren). Een eerste vorm van paradigmatische conditionering betreft wat men in Lakoffiaanse zin zou kunnen noemen de ecologische nis van het -er suffix. Vanuit de eerdere karakterizering van de transitieve en ergatieve systemen zou men kunnen afleiden dat het profileren van de Agens d.m.v. -er derivatie het meest voorkomt bij transitieve werkwoorden die per definitie 3
Zie Lemmens (1995:108-115) voor een uitgebreidere argumentatie dat de Agens categorie een prototype categorie vormt.
Agens-georiënteerd zijn. Het conceptuele zwaartepunt van ergatieve werkwoorden ligt bij de Medium; het is dus te verwachten dat zij minder vlug geneigd zullen zijn om het semantisch zwaartepunt te verschuiven naar de Instigator. Deze verwachtingen worden bevestigd door mijn corpus-onderzoek, zoals aangegeven in tabel 1. --------------------------|LEXICAL ITEM |Freq| Pct | |-------------+----+------| |killer | 68| 54.0| |-------------+----+------| |murderer | 25| 19.8| |-------------+----+------| |shooter | 13| 10.3| |-------------+----+------| |butcher | 12| 9.5| |-------------+----+------| |executioner | 3| 2.4| |-------------+----+------| |exterminator | 2| 1.6| |-------------+----+------| |slasher | 2| 1.6| |-------------+----+------| |strangler | 1| 0.8| |-------------+----+------| |TOTAL | 126| 100.0| ---------------------------
Tabel 1
De tabel geeft duidelijk aan dat in mijn corpus de -er derivatie enkel voorkomt bij transitieve werkwoorden en niet bij ergatieve.4 Deze laatste zijn niet onmogelijk (vb. choker), maar hun afwezigheid is significant. Opvallend is ook dat de vorm suffocator, afgeleid van het ergatieve suffocate, in geen enkel woordenboek aangetroffen wordt. Hoewel de afwezigheid accidenteel kan zijn, is het toch niet toevallig dat ze voorkomt bij een prototypisch ergatief werkwoord. Om de resultaten in tabel 1 wat uitvoeriger te testen heb ik een bijkomende studie gedaan van meer dan 45.000 -er vormen uit het WSJ corpus. Hierbij heb ik enkel de derivaties op -er weerhouden die afgeleid zijn van werkwoorden (vb. lawmaker, risk-taker, quota-breaker) en die bovendien meer dan 5 keer voorkomen in het corpus. Hoewel etymologisch verwant aan de -er derivatie werden eigennamen zoals Fisher of Baker ook niet opgenomen in de studie. Voor elk substantief heb ik een categorisatie van het basis werkwoord gecodeerd; d.w.z. het werkwoord werd gemarkeerd als intransitief, transitief, ergatief of een blend van de twee laatste (vb. sell, drive, etc., cf. infra). Het resultaat van de frequentietelling van deze markering is weergegeven in Tabel 2.
4
Het substanief butcher is de etymologische basis voor een latere werkwoordsvorming en is bijgevolg een atypisch voorbeeld van de er derivatie. De Oxford English Dictionary vermeldt echter ook de formatie butcherer (vb. Nero, that inhuman Butcherer of Christians (1689)) die echter enkel voorkomt in verwijzing naar het brutale doden van mensen. De motivatie voor deze hypercorrecte vorm zou kunnen zijn dat men een onderscheid wil maken tussen een moordende tiran en een “gewone” butcher.
-----------------------------------|TYPE WERKWOORD | | Gbl | | | Freq | Pct | |--------------------+------+------| |transitief | 35395| 77.6| |--------------------+------+------| |intransitief | 8065| 17.7| |--------------------+------+------| |ergatief | 1182| 2.6| |--------------------+------+------| |transitief & | | | |ergatief | 974| 2.1| |--------------------+------+------| |TOTAAL | 45616| 100.0| ------------------------------------
De tabel toont dat meer dan 1/3 van de nominalizeringen afgeleid zijn van transitieve werkwoorden en slechts 2.6% van ergatieve werkwoorden. De tabel bevestigt dus de resultaten van Tabel 1 die betrekkking had op “verbs of killing”. Een belangrijke methodologische bedenking bij tabel 2 is echter dat de resultaten mogelijks de normale verhouding tussen transitieve en ergatieve werkwoorden weerspiegelen en niet zozeer de transitieve voorkeur van de -er nominalizatie. Wegens praktische beperkingen was het onmogelijk om de verhouding te achterhalen tussen transitieve en ergatieve werkwoorden in het hele WSJ corpus (dat zo’n 5 miljoen tokens bevat). Echter, wanneer we aannemen dat mijn geëxtraheerde zinnen met “verbs of killing” een aanvaardbaar representatieve subgroep vormen van het WSJ corpus, dan kan deze subgroep als testbank genomen worden ter bepaling van de transitief/ergatief verhouding. Tabel 3 geeft de verhouding tussen intransitieve werkwoorden (vb. die, perish), transitieve werkwoorden (vb. kill, murder, enz.) en ergatieve werkwoorden (vb. drown, starve, suffocate) in de subgroep van “verbs of killing”. -----------------------------------|TYPE WERKWOORD | | Gbl | | | Freq | Pct | |--------------------+------+------| |transitief | 1121| 60.6| |--------------------+------+------| |intransitief | 556| 30.1| |--------------------+------+------| |ergatief | 130| 7.0| |--------------------+------+------| |transitief & | | | |ergatief | 43| 2.3| |--------------------+------+------| |TOTAAL | 1850| 100.0| ------------------------------------
Het percentage ergatieve werkwoorden ligt duidelijk hoger (7%) dan dat voor de -er nominalizering in tabel 2 (2.6%). Het lexikale veld van kill heeft echter een lichte transitieve voorkeur en bijgevolg kan aangenomen worden dat in een semantisch meer gediversifieerde groep de verhouding tussen transitieve en ergatieve werkwoorden in de buurt ligt van een 9 tegen 1 verhouding. De transitieve voorkeur van de -er derivatie lijkt m.i. zoniet met absolute dan toch met redelijke zekerheid bewezen. Er zijn echter nog andere factoren die de paradigmatische invloeden zichtbaar maken. In hun artikel “On the middle and ergative constructions in English”, stellen Keyser en Roeper (1984) dat -er nominalizaties afgeleid van ergatieve werkwoorden enkel kunnen verwijzen naar de Instigator en nooit naar de Medium. Zo zeggen ze bijvoorbeeld dat sharperner niet kan verwijzen naar het debat in the debate sharpened en dropper niet kan verwijzen naar de
ijspegels in the icicles dropped. Hoewel dit opgaat voor een groot deel van de ergatief gebaseerde derivaties, is hun visie niet helemaal juist. Een cracker bijvoorbeeld kan een entiteit zijn (een persoon of een voorwerp) die een andere entiteit kraakt, maar kan ook verwijzen naar een voorwerp dat kraakt, zoals bijvoorbeeld een koekje. In voorbeeld (2b) zagen we hoe circuit-breaker naar de Instigator verwijst (het apparaatje dat de stroom onderbreekt), maar een golf die schuimend op het strand rolt wordt ook wel eens een breaker genoemd. De golf vervult duidelijk de rol van Medium in dit break-proces. Binnen het domein van killing, gelden drowner and starver als goede voorbeelden. Zij kunnen verwijzen naar ofwel de Instigator ofwel de Medium, dus diegene die verdrinkt of verhongert. Dergelijke Medium-georienteerde -er derivaties vinden hun verklaring in de sterke onafhankelijkheid van deze participant in het geconceptualiseerde proces. In deze conceptualisaties is de Instigator van ondergeschikt belang. Zou men dan niet kunnen stellen dat de -er nominalizering een transitiverend effect heeft, in die zin dat het de conceptualisatie sterk naar de actionele modus trekt. Voor de Mediumgeorienteerde derivaties, zoals cracker of drowner zou men kunnen beargumenteren dat de Medium in feite gepromoveerd wordt tot een intransitieve Actor. Deze redenering gaat echter niet op. Het hoeft immers niet zo te zijn dat de -er derivatie een actieve participant codeert. Een belangrijke ondersteuning van deze stelling is een ander type van paradigmatisch bepaalde -er derivatie, m.n. de nominalizeringen die het object van een transitief process coderen. Ryder (1991) vermeldt bijvoorbeeld dipper, een hapje dat je moet dippen alvorens het te eten, of sipper, een drankje waaraan je moet nippen, of tenslotte —een hele leuke formatie overigens— scratcher, een lotterijbiljet waar je een laagje verf moet wegkrabben (om te winnen, moet je krabben). Ryder’s analyse van deze derivaties is echter onjuist. Allicht in navolging van Lakoff (1977) en van Oosten (1977), karakterizeert zij deze substantieven als verwijzend naar een “active patient”, een —laat ons zeggen— Agens-achtige geaffecteerde participant. Maar waar het hier in feite om gaat is een passieve constructie met een transitieve Goal als onderwerp, net zoals in het medio-passief (de middle construction). De middle construction heeft zijn eigen karakteristieken: hoewel het werkwoord in de actieve vorm staat is het semantisch passief. Verder wordt er een soort van kommentaar gegeven op de eigenschappen van het geaffecteerde object, eigenschappen die de uitvoering van het proces vermakkelijken of bemoeilijken. Zin (7) is een typisch voorbeeld. (7)
Stale bread cuts easily.
Het brood snijdt niet zichzelf, maar wordt gesneden en het snijden is gemakkelijk omdat het oudbakken is. Een dergelijke constructie impliceert ook steeds een Agens: het snijden is makkelijk voor eender wie. De -er derivaties die gebaseerd zijn op dergelijke middle constructies erven deze karakteristieken: zij zijn semantisch passief en vestigen ook de aandacht op de eigenschappen
van de geaffecteerde participant. De essentie van de entiteiten waarnaar dipper, sipper, en scratcher verwijzen is dat zij resp. gedipt, genipt en gekrabd worden door een of andere (willekeurige) Agens. Een wat verrassend passief gebruik van killer is zin (8) (8)
As killing cattle or killers (cattle ready for killing) they are inferior to cornfed stock.
Het gaat hier duidelijk niet om vee dat doodt, maar vee dat voorbestemd is om gedood te worden, m.a.w. slachtvee. Deze lotsbestemming is in feite wat deze -er derivaties onderscheidt van de clausale middle constructies. Het is bij deze -er derivaties niet zozeer te doen om het feit dat de geprofileerde participant eigenschappen bezit die het proces vergemakkelijken, maar wel dat die participant voorbestemd is om te worden onderworpen aan het proces. De -er formatie verschuift dus de focus naar de lotsbestemming van de referent. Een dipper bijvoorbeeld is geen snack die eigenschappen heeft die het dippen vergemakkelijken (eigenschappen die het onderscheiden van andere snacks), maar wel een snack bedoeld om gedipt te worden. Vee waarnaar verwezen wordt als killers is voorbestemd om geslacht te worden en de derivatie is niet bedoeld als verwijzend naar eigenschappen van deze dieren die het slachten vergemakkelijken. De twee aspecten zijn weliswaar vaak gerelateerd, maar er blijft toch een duidelijk onderscheid. De focus op de lotsbestemming is eigen aan dit type van -er derivatie. Bij een aantal werkwoorden heeft het medio-passief aanleiding gegeven tot gemengde constructie karakteristieken, d.w.z. transitieve werkwoorden die onder invloed van het mediopassief ergatieve kenmerken zijn gaan vertonen. Een goed voorbeeld hiervan is sell (verkopen). In voorbeeld (9) worden de verschillende transitieve en ergatieve constructiemogelijkheden naast mekaar geplaatst. (9) a. b. c. d.
I sell books. These books sell well. These books sell. These books sell themselves.
[AC-PROC-GO] [GO-PROC-(AC)] [ME-PROC] [IS-PROC-ME]
Zin (a) is een gewone transitieve constructie; zin (b) een medio-passief waarbij aangegeven wordt dat de boeken eigenschappen bezitten die het verkopen vergemakkelijken (zie voorbeeld (7): Stale bread cuts easily). De constructies in (c) en (d) vertonen echter ergatieve karakteristieken. Opvallend is nu dat de -er derivatie seller dit gemengde karakter overerft, zoals het contrastieve paar in (10) aantoont: (10) a. bookseller: b. bestseller:
persoon/winkel die boeken verkoopt boek (of ander produkt) dat goed verkoopt (niet: boek dat goed verkocht wordt.)
De eigenschappen van een bestseller zijn van die aard dat het verkopen ervan geen probleem is; zij verkopen als het ware zichzelf. Interessant is dat in het WSJ corpus, een goede bron voor attestaties met sell of seller, alle SELLER vormen die verwijzen naar de Medium of de
oorspronkelijke Goal, zoals in bestseller, nog steeds een modale commentaar incorporeren. Naast bestseller vind je big(gest) seller, hot seller, top seller, slow seller enz. Dit verraadt de transitieve oorsprong van deze formaties. Het medio-passief en aanverwante constructies (zoals deze -er vormen) kunnen de weg zijn naar een ergativizering, maar behouden voor een groot stuk toch nog hun transitieve karakter. Ik vat samen als volgt. Mijn analyse van -er derivatie in het Engels, waarvan ik hier slechts een schetsmatig beeld heb kunnen ophangen, toont aan dat in dit domein van werkwoordgebaseerde morfologie, de transitieve en ergatieve paradigmata aan het werk zijn. Ik heb verder aangetoond dat het suffix prototypisch de Agens profileert en bijgevolg zijn ecologische nis heeft in het transitieve paradigma. Voor sommige ergatieve werkwoorden is een -er nominalisatie eerder uitzonderlijk of komt het in het geheel niet voor, zoals bijvoorbeeld bij suffocate. Anderzijds kan de sterke onafhankelijkheid van de Medium in sommige conceptualisaties ertoe leiden dat het -er suffix precies deze participant profileert. Parallel met de recente opkomst van het medio-passief is de meest recente evolutie in het netwerk van het -er suffix die van de nominalisering die verwijst naar de passieve Goal van een transitief process. Hoewel een verdergaande studie van het -er suffix ongetwijfeld verdere aanvullingen kan geven op mijn analyse, denk ik toch te mogen besluiten dat het suffix een netwerk van betekenissen inhoudt die op complexe wijze aan mekaar verwant zijn en dat die verwantschap in grote mate bepaald wordt door de transitieve en ergatieve paradigmata.
Bibliografie Davidse, K. (1991), Categories of Experiential Grammar, Doctoraal Proefschrift, K.U.Leuven, Dept. Linguïstiek. Davidse, K. (1992) “Transitivity/Ergativity: The Janus-Headed Grammar of Actions and Events” in: M. Davies & L. Ravelli, eds. Advances in Systemic Linguistics, London: Pinter, 105-135. Keyser, S.J., and T. Roeper (1984), “On the middle and ergative constructions in English”, Linguistic Inquiry, 15, 381-416. Lemmens, M. (1994), “The Transitive-Ergative Interplay in a Polysemic Cluster: The case of Abort”, in: Carlon, K., K. Davidse & B. Rudzka-Ostyn, Perspectives on English. Studies in Honour of Professor Emma Vorlat, 345-385. Lemmens, M. (1995), Interaction Between Lexical and Constructional Meaning, Doctoraal Proefschrift, K.U.Leuven, Dept. Linguïstiek. Levin, B. and M. Rappaport (1988), “Nonevent –er Nominals”, Linguistics 26, 1067-1083. Moortgat, M. & H. van der Hulst (1981), “Geïnterpreteerde morfologie”, Glot 4, 179-214. Smith, C. (1978), “Jespersen’s ‘Move and Change’ Class and Causative verbs in English”, in: M.A. Jazayery et al., eds., Linguistic and Literary Studies in Honor of Archibald A. Hill, Vol.II: Descriptive Studies, The Hague: Mouton. Ryder, M.E. (1991b), “Mixers, Mufflers and Mousers: The Extending of the –Er Suffix as a Case of Prototype Reanalysis”, BLS 17, 299-311.