1 Universiteit Gent Academiejaar DE SPELLING VAN DE ENGELSE WERKWOORDEN Een onderzoek naar de regels voor de spelling van de Engelse werkwoorden van v...
DE SPELLING VAN DE ENGELSE WERKWOORDEN Een onderzoek naar de regels voor de spelling van de Engelse werkwoorden van verleden tot heden
Promotor : Prof. Dr. Johan De Caluwe
Verhandeling voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte voor het verkrijgen van de graad van master in de taal- en letterkunde: Nederlands - Engels door Ann Declerck
De taal is van de mensen. De mensen zijn niet van de taal. Urbanus
Woord vooraf Graag zou ik enkele mensen in het bijzonder willen bedanken voor hun steun en hulp gedurende het voorbije academische jaar waarin ik aan deze masterproef heb gewerkt. Allereerst natuurlijk Prof. Dr. Johan De Caluwe, want zonder hem was er nooit een masterproef gekomen. Hij heeft mij van in het begin enthousiast ondersteund in mijn ideeën en geholpen waar hij kon. Bedankt voor al uw steun en de tijd die u voor mij hebt vrijgemaakt. Daarnaast wil ik ook mijn ouders bedanken die me altijd hebben gesteund in de keuzes die ik heb gemaakt en mijn mama in het bijzonder omdat zij heeft ook de tijd heeft vrijgemaakt om deze masterproef na lezen. Ten slotte wil ik ook mijn vriend, Maarten Van Looy, bedanken voor het nalezen en voor de vele debatten over dit onderwerp die tot nieuwe inzichten hebben geleid.
3
Inhoud Woord vooraf ……………………………………………………………………..
3
0. Inleiding ……………………………………………………………………….
7
1. De spelling …………………………………………………………………….
10
1.1. Het begin van de Nederlandse spelling ……………………………….......
10
1.2. De beginselen van de Nederlandse spelling ………………………………
11
1.3. Het verschil tussen Nederland en Vlaanderen …………………………….
12
1.4. De optimale spelling ………………………………………………………
13
2. De nieuwe spelling ....….…………….……………...........................................
15
2.1. De groene spelling 2005 …………………………………………………..
15
2.2. De alternatieve witte spelling …………………………………………….. 2.2.1. Hoe is de witte spelling ontstaan? ………………………………… 2.2.2. Wat maakt de witte spelling anders? ......………………………......
16 16 17
2.3. De opkomst van de Engelse werkwoorden in de nieuwe spelling …...........
19
2.4. De spellingregels van de Engelse werkwoorden in 2005 ………………… 2.4.1. De hoofdregel…………………………………………………......... 2.4.2. De uitzonderingsregels ………………………………………..........
19 20 21
3. Methode ………………………………………………………………….……
22
3.1. Het diachrone onderzoek ……………………………………………......... 3.1.1. Het aanleggen van een lijst …………………………………..……. 3.1.2. De keuze voor het Groene Boekje ……………………………...….
22 22 23
3.2. Het synchrone onderzoek ………………………………………………… 3.2.1. Het aanleggen van een lijst ………………………………….….…. 3.2.1.1. De lijst van Timmers …………………………………….…… 3.2.1.2. Andere naslagwerken ……………………………………...… 3.2.1.3. De opgenomen werkwoorden …………………………….…. 3.2.1.4. Het continuüm van de Engelse werkwoorden ……………....... 1. Vernederlandste uitgang ……………………………………. 2. Vernederlandsing volgens de uitzonderingsregels van het Groene Boekje ……………………………….……………. 3. Vernederlandsing van een deel van het werkwoord ………... 4. Engelse leenvertalingen …………………………………….. 5. Vernederlandste werkwoorden ……………………………...
24 24 24 26 27 28 28 29 29 30 31
4
3.2.2. De indeling in categorieën ………………………………………… 3.2.2.1. De criteria …………………………………………………....... 3.2.2.2. De samengestelde en afgeleide werkwoorden …………….….. 3.2.2.3. Het expressiviteitspartikel …………………...……………..…. 3.2.3. Toetsen van de gegevens met Google ….………………………….. 3.2.3.1. Werken met Google …………………………………….…….. 3.2.3.2. Werkwijze ……………………………………………….……. 3.2.3.3. De resultaten …………………………………………….…… 1. Werkwoorden die sinds 1866 zijn opgenomen in de Woordenlijst ……………………………………………….. 2. ICT-werkwoorden die recent in onze taal zijn opgenomen … 3. Twijfelachtige werkwoorden ……………………………….. 4. Moeilijke werkwoorden …………………………………….. 5. Werkwoorden met fricatief (+ e) ……………..…………….. 3.2.3.4. Conclusie ……...……………………………………………….
32 32 34 35 36 36 37 38 38 38 39 40 41 41
4. De categorisering van de werkwoorden ……………………………………..
43
4.1. Enkelvoudige werkwoorden ……………………………………………… 1. De Nederlandse stam en het Engelse woord zijn gelijk ………………. 2. De stam eindigt op -e …………………………………………………. 3. Het Engelse woord eindigt op een /oo/-klank ………………………… a) Het Engelse woord eindigt met een -e …………………..... b) Het Engelse woord eindigt met een -o ……………………. 4. De stam eindigt op een fricatief (+ -e) ………………………………... 5. De stam eindigt niet met een dubbele medeklinker …………………... 6. De stam behoudt de dubbele eindmedeklinkers ………………………. 7. De stam eindigt op -y …………………………………………………. 8. Het werkwoord is afgeleid van een Engelse woord met partikel ………………………………………………………… 9. Het werkwoord is gedeeltelijk vernederlandst ………………………... a) Enkel een metathesis van -le naar -el ……………………... b) Enkel het partikel is vernederlandst ………………………. 10. Het werkwoord is een letterwoord, initiaalwoord of verkorting …….. 4.2. Samengestelde werkwoorden ………………………………………..…… 1. Engels substantief/adjectief/bijwoord + Engels werkwoord …………. 2. Nederlands substatief + Engels werkwoord ………………………….. 3. Nederlands ongeleed bijwoord + Engels werkwoord ………………… 4. Expressiviteitspartikel + Engels werkwoord …………………………. 4. Nederlands geleed bijwoord + Engels werkwoord …………………... 5. Latijns/ Grieks substantief + Engels werkwoord ……………………... 4.3. Afgeleide werkwoorden ………………………………………...………… 1. Nederlands voorvoegsel + Engels substantief/werkwoord …………… 2. Engels voorvoegsel + Engels werkwoord …………………………….. 3. Latijns/ Grieks voorvoegsel + Engels werkwoord …………………….
5. Diachroon onderzoek: de evolutie van de Engelse werkwoorden ………..
55
5.1. De stijging van het aantal werkwoorden ……………………………..…... 5.2. De veranderingen in de spelling ………………………………………..… 5.3. Veranderende spellingpolitieken ……………………………………….....
55 56 57
6. Synchroon onderzoek: de resultaten ……………………….…………..……
59
6.1. Spellingproblemen en suggesties …………………………………..…….. 6.1.1. Aanvullingen bij de bestaande regels ………………………..……. 6.1.1.1. Aanvulling bij de hoofdregel …………………………………. 6.1.1.2. Aanvulling bij de eerste uitzonderingsregel ………………….. 6.1.1.3. Aanvulling bij de tweede uitzonderingsregel ………………… 6.1.1.4. Andere aanvullingen ………………………………………….. 1. Metathesis ……………………………………………….….. 2. Werkwoorden afgeleid van een afkorting ………………...… 6.1.2. Opmerkingen bij de regels van het Groene Boekje ………………. 1. De spelling gaat in tegen de uitspraakregels ……………………. 2. De spelling gaat in tegen andere spellingregels van het Nederlands …………………………………………………….. 3. Woorden met dubbele schrijfwijze in het Engels ………………. 4. Sterke werkwoorden ……………………………………………. 6.2. Evaluatie van de spelling …………………………………………………. 6.2.1. Evaluatie op basis van de lijst ……………………………………... 6.2.2. Evaluatie op basis van een vergelijking met het witte alternatief .… a) De hoofdregel …………………………………..………………. b) Uitzonderingsregel één …………………………..……………... c) Uitzonderingsregel twee …………………………..…………..... d) Verdere aanvullingen ……………………………...……………. e) Conclusie ………………………………………………………..
7.1. Verder onderzoek …………………………………………………………. 7.2. Algemene conclusies ……………………………………………………...
71 73
Bibliografie ……………………...………………………………………………...
75
Bijlagen ………………………………………………………….………………...
76
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5
76 107 129 144 152
De synchrone lijst van de Engelse werkwoorden ………...…………… De indeling van de werkwoorden ………………………………..……. De samengestelde en afgeleide werkwoorden ………………………… De diachrone lijst van de Engelse werkwoorden ……………...………. Vergelijking Groene en Witte Boekje ………………………………….
6
0. Inleiding
In oktober 2005 werd een nieuwe editie van de ‘Woordenlijst Nederlandse Taal’ ofwel ‘het Groene Boekje’ uitgegeven. Op 1 augustus 2006 werd deze ‘nieuwe’ spelling officieel van kracht in het openbare leven. Ongeveer een jaar na de ingangsdatum van de spelling 2005, was het tijd om na te beginnen denken over een onderwerp voor een masterproef. Dit leek ons het ideale moment voor een evaluatie van die nieuwe spelling. Door het korte tijdbestek enerzijds en om niet nodeloos te herschrijven wat al is gezegd in eerdere scripties en artikelen over de tussenletter-n- anderzijds, viel de keuze van het onderwerp van deze masterproef uiteindelijk op de spelling van de Engelse werkwoorden. Er zijn heel wat (hand)boeken op de markt die de spellingregels van deze werkwoorden uitleggen. Dit toont duidelijk aan dat de spelling van de Engelse werkwoorden toch iets is waarmee de gemiddelde taalgebruiker het moeilijk heeft en waarover hij graag wat meer uitleg krijgt. Zelden bieden deze naslagwerken echter meer dan dat, zoals onderzoek naar de toepasbaarheid van de spellingregels of een volledige inventarisatie van de werkwoorden die onder de noemer ‘Engelse werkwoorden’ vallen. Dit is dan ook wat we met deze masterproef willen bereiken. We willen een overzicht creëren van welke werkwoorden nu precies ‘Engelse werkwoorden’ zijn, welke regels er bestaan om deze werkwoorden correct te spellen en hoe adequaat deze regels zijn, gezien de enorme toename van Engelse werkwoorden in de Woordenlijst van het nieuwe Groene Boekje.
We beginnen in hoofdstuk één met het bespreken van het fenomeen spelling. Voor we kunnen beginnen met een masterproef over de huidige spellingregels van de Engelse werkwoorden, moeten we eerst onderzoeken wat de kenmerken van een goede spelling zijn. In dit hoofdstuk bekijken we ook hoe de problemen met de spelling zijn ontstaan. We belichten daarbij ook het verschil tussen Nederland en Vlaanderen die wel een eenheidsspelling hebben, maar geen eenheidsuitspraak.
In hoofdstuk twee zetten we de algemene veranderingen uiteen in de opmaak van het Groene Boekje van 2005 en de specifieke veranderingen in de regels van deze nieuwe spelling. Daarna schetsen we kort de belangrijkste punten van kritiek op de nieuwe spelling
7
en de gevolgen ervan, zoals het ontstaan van een alternatieve witte spelling. We bespreken ook welke zaken veranderd zijn in de spelling van de Engelse werkwoorden ten opzichte van de vorige spelling. Vervolgens onderzoeken we of er problemen ontstaan in de nieuwe spelling door de grote opkomst van de Engelse werkwoorden waardoor een correcte en logische spelling van deze werkwoorden aan belang lijkt te winnen. We eindigen dit hoofdstuk met een bespreking van de spellingregels zoals ze in 2005 in het Groene Boekje werden geformuleerd.
In hoofdstuk drie beschrijven we de verschillende stappen die we hebben genomen om het materiaal te verzamelen. We onderscheiden twee delen. Enerzijds het diachrone deel, waarin we de spelling van de werkwoorden in vorige spellingen bekijken en de toename van deze werkwoorden in de laatste woordenlijsten. Anderzijds het synchrone deel, waarin we onderzoeken welke Engelse werkwoorden er nu in onze taal worden gebruikt en hoe zij de huidige spellingregels volgen. Dit doen we aan de hand van lijsten. Hoe we tot deze lijsten komen, leggen we in dit hoofdstuk uitvoerig uit. Daarnaast onderzoeken we met Google hoe vaak bepaalde werkwoorden voorkomen en welke invloed dit uitoefent op hun (correcte) gebruik.
In hoofdstuk vier komen we tot de kern van deze masterproef. De hoofdregel voor de spelling van de Engelse werkwoorden zegt dat de stam van het een Engels werkwoord soms wordt aangepast aan de Nederlandse spelling. Wanneer de stam wordt aangepast en hoe, wordt echter niet gezegd. Dit is één van de zaken die we in deze masterproef willen ophelderen door de werkwoorden in te delen in categorieën volgens de aanpassingen die zijn gemaakt bij de overname uit het Engels en de kenmerken van hun vervoeging in het Nederlands. Er wordt een gedetailleerde beschrijving gegeven van de categorieën waarin we de werkwoorden uit de synchrone lijst hebben ingedeeld. We maken een onderscheid tussen de ‘gewone’ Engelse werkwoorden die gevormd zijn door aan een Engels grondwoord -en toe te voegen en de samengestelde en afgeleide werkwoorden die apart in het Nederlands zijn ontstaan door de combinatie van twee elementen.
In hoofdstuk vijf bespreken we het diachrone onderzoek van deze masterproef. We zetten de resultaten van onze diachrone lijst om in cijfers om zo de evolutie van de Engelse werkwoorden te bekijken. We onderscheiden enerzijds de evolutie van het aantal Engelse werkwoorden in onze taal en anderzijds de evolutie van de spelling. Om de eventuele 8
veranderingen in de spelling te kunnen plaatsen, geven we daarna een korte toelichting bij de verschillende Woordenlijsten.
In het zesde hoofdstuk bespreken we dan de resultaten van het synchrone onderzoek. Eerst bespreken we welke problemen er zich nu precies voordoen bij de huidige spellingregels en we geven suggesties hoe het eventueel beter kan. Daarna evalueren we de huidige spelling op basis van drie zaken. Eerst bekijken we het aandeel van de besproken problemen in het totale aantal werkwoorden en daarna vergelijken we met het Witte Boekje om te zien of één van beide een beter alternatief heeft uitgewerkt.
In het laatste hoofdstuk ten slotte vatten we de belangrijkste conclusies van ons onderzoek samen. We geven ook aan op welke vlakken er nog verder onderzoek is gewenst.
9
HOOFDSTUK 1: De spelling
In deze masterproef zullen we onder andere de regels voor de spelling van de Engelse werkwoorden onderzoeken. Voor we hieraan kunnen beginnen is het echter belangrijk dat we eerst het fenomeen ‘spelling’ onderzoeken. Voor we conclusies trekken over de adequaatheid van de regels is het immers belangrijk dat we weten wat de grenzen van de spelling zijn en aan welke eisen een goede spelling moet voldoen.
1.1. Het begin van de Nederlandse spelling Het schrift is ontstaan lang nadat de gesproken taal is ontstaan. Door het schrift kon wat vluchtig werd gezegd, langer worden onthouden. Het is dus de schrijftaal die de gesproken taal volgt en niet andersom. Dit is de basis voor heel wat van de problemen met spelling. Toen men het Nederlands wilde neerschrijven, heeft men daarvoor geen nieuw alfabet bedacht, maar gebruik gemaakt van het bestaande Latijnse alfabet. Aangezien beide talen andere klanken kennen, is dit alfabet al van in het begin ontoereikend geweest om de vele Nederlandse klanken neer te schrijven. Een volledig fonologische schrijftaal, waarbij één klank door één letter wordt gerepresenteerd, was dus van in het begin onmogelijk. Doordat de geschreven taal een reflectie is van de gesproken taal die uit verschillende dialecten bestond, ontstond er ook in de schrijftaal grote variatie. Al van in het begin was men echter op zoek naar een voorbeeld om te volgen zodat de geschreven teksten gemakkelijker te lezen zouden zijn door anderen. Toen volgde men de schrijftaal van het politiek en economisch belangrijkste gebied. Natuurlijk is het Nederlands enorm geëvolueerd sinds de eerste pogingen om het neer te schijven. Die evolutie in de gesproken taal gebeurt langzaam en haast onopgemerkt door de taalgebruiker. De taalgebruiker staat er echter meestal niet voor open om zijn geschreven taal aan te passen aan het veranderde gesproken taal. De redenen hiervoor worden uitgelegd in 1.4. Hierdoor worden sommige woorden etymologisch gespeld. De verschillende spellingen bijvoorbeeld van de [εi], namelijk <ei> en , zijn ontstaan doordat er vroeger ook twee verschillende klanken waren. Het verschil in de uitspraak is verdwenen, maar de spelling is onveranderd bewaard.
10
Uit het bovenstaande blijkt dat eenheid en stabiliteit heel belangrijk is voor de taalgebruiker. Wanneer men iets schrijft, wil men iets communiceren en om de aandacht niet af te leiden van de boodschap is er eenheid in de drager van die boodschap nodig. Het is namelijk zo dat wanneer de lezer het woordbeeld niet meteen herkent, hij zich zal concentreren op dat woordbeeld zelf en niet meer op de betekenis van wat er staat. Al in 1805 deed Matthys Siegenbeek in ons taalgebied een eerste poging om voor meer eenheid in de geschreven taal te zorgen met zijn ‘Verhandeling over de Nederduitsche spelling’. Later volgden er nog verschillende pogingen om de taal vast te leggen in woordenlijsten beginnend met de Woordenlijst van De Vries en Te Winkel. Het duurde echter tot 1954 voor de Nederlandse en Belgische overheden zelf het initiatief namen door de opdracht te geven voor het maken van het eerste ‘Groene Boekje’. Vandaag is het de Nederlandse Taalunie die in het Nederlandstalige gebied voor de eenheid in de schrijftaal zorgt door de spelling te beregelen. De beginselen waarop de Nederlandse spelling is gebaseerd, zijn echter al die jaren hetzelfde gebleven.
1.2. De beginselen van de Nederlandse spelling In onze spelling hanteren we drie beginselen. In de Leidraad van het Groene Boekje van 2005 zijn ze als volgt geformuleerd: beginsel van de standaarduitspraak We spellen een woord met de klanken die we horen in de standaarduitspraak van dat woord. beginsel van de gelijkvormigheid We spellen een woord of woorddeel zo veel mogelijk op dezelfde wijze. beginsel van de etymologie De spelling van een woord wordt soms bepaald door zijn herkomst. (het Groene Boekje 2005: 16-17)