5-6-2012
JULIETTE
DE OPENING VAN DE WEEK CHRONISCH ZIEKEN2012
BARZILAIJ
PROJECTPLAN
|Van concept tot evenement| © Juni 2012, Juliette Barzilaij, Hogeschool Inholland Rotterdam, Media en Entertainment Management
Voorwoord Mijn naam is Juliette Barzilaij vierdejaars student Media en Entertainment Management aan de Hogeschool Inholland Rotterdam. Dit onderzoek is gedaan in het kader van het afstuderen.
In opdracht van de stichting Week van de Chronisch Zieken is dit projectplan geschreven. In het kader van de opening in november 2012 is er een onderzoek gedaan naar de doelgroep. Het doel van dit onderzoek is om erachter te komen wat de doelgroep leuk vindt, waarin zij geïnteresseerd is en betrokken voelt met het thema ‘Samen Werken’. De resultaten van het onderzoek worden gekoppeld aan de opening, wat leidt tot een projectplan. Het projectplan kan mede fungeren als een fondsenwervingsplan. Tevens kan het worden gebruikt als wervingsplan voor scholen.
1
Inhoudsopgave
Voorwoord .............................................................................................................................................. 1 Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 2 Inleiding ................................................................................................................................................... 3 1| Speciaal onderwijs en Passend onderwijs .......................................................................................... 5 2| De externe analyse ........................................................................................................................... 12 2.1 Politieke factoren ........................................................................................................................ 12 2.2 De economische factoren............................................................................................................ 18 2.3 Sociale factoren ........................................................................................................................... 20 2.4 Technologische factoren ............................................................................................................. 23 3| Het onderzoek .................................................................................................................................. 26 4| De resultaten .................................................................................................................................... 30 4.1 De respondenten inclusief de algemene gegevens..................................................................... 30 4.2 Thema omschrijving (het thema ‘Samen Werken’) ..................................................................... 34 4.3 De activiteiten ............................................................................................................................. 41 4.4 Marketing .................................................................................................................................... 49 4.5 De locatie ..................................................................................................................................... 53 5| Aanbevelingen .................................................................................................................................. 55 5.1 De indeling van het programma van de opening ........................................................................ 55 5.2 De marketingmiddelen ................................................................................................................ 57 Bijlage I .................................................................................................................................................. 59 Bijlage II ................................................................................................................................................. 62 Bijlage III ................................................................................................................................................ 65 Bijlage IV ................................................................................................................................................ 67 Bijlage V ................................................................................................................................................. 70
2
Inleiding De aanleiding van dit onderzoek is de opening van de Week Chronisch Zieken die plaatsvindt in november 2012. Waarbij de belangrijkste vraag is ‘Wie is de primaire doelgroep?’. Voor de stichting is het een nieuwe specifieke groep en heeft zij hulp ingeschakeld om deze doelgroep te onderzoeken. Aan de hand van deskresearch en fieldresearch; de enquêteresultaten kan het projectplan worden geschreven voor de opening van 2012.
De centrale vraag die in dit onderzoek gesteld is:
Wat voor soort concept, zowel qua vorm als inhoud, past bij de primaire doelgroep van de opening van de Week Chronisch Zieken en -in verband met- de financiering bij doelen van de fondsen.
Het antwoord op deze vraag is dit projectplan, de gevonden fondsen worden beschreven in het hoofdstuk aanbevelingen. Het projectplan wordt geschreven volgens de stappen van Jan Verhaar. Dit plan wordt tot en met de ontwerpfase beschreven. De overige fases uitwerking, realisatie, functionering en afwikkeling komen voor in een later stadium.
Initiatieffase
Definitiefase
Evaluatiefase
Ontwerpfase
Uitwerkingsfase
Functioneringsfase
Productiefase
(Bron: Jan Verhaar,2005,Projectmatig werken,pag.55) De initiatieffase: In deze fase worden de uitgangspunten en randvoorwaarden van het project in kaart gebracht en op papier gezet. De definitiefase: In deze fase worden de globale eisen en criteria uit de voorgaande fase uitgewerkt. In het geval van dit onderzoek worden in deze fase de enquêtes gehouden en verwerkt in SPSS.
3
De ontwerpfase: In deze fase worden de enquêteresultaten verwerkt die leiden tot het ontwerp van het projectplan. Bij het schrijven van het projectplan wordt de doelstelling en de missie van de stichting meegenomen.
Het doel van de stichting: De Week van de Chronisch Zieken heeft tot doel bekendheid te geven aan nieuwe ontwikkelingen en de stand van zaken op het terrein van de zorg en het maatschappelijke leven van chronisch zieken. De missie van dit jaar van de Week Chronisch Zieken: Het organiseren van activiteiten over werken met een beperking, van 9-16 november 2012.
Het thema Het thema van de opening is ‘Samen Werken’. De opening staat in het teken van de toekomst van deze leerlingen. Voor de mensen zonder een beperking is het in deze tijd moeilijk om aan een baan te komen, laat staan wanneer men een beperking heeft. Door dit evenement wil de stichting de leerlingen helpen bij het maken van een keuze wat zij na de school willen gaan doen; werken of verder leren. Bijvoorbeeld door een informatiemarkt, verschillende workshop en lezingen te gegeven. Naast informatie zal er ook amusement worden toegevoegd aan de opening.
De opzet Het projectplan bestaat uit de volgende onderdelen: De theorie over speciaal en passend onderwijs Een externe analyse Het onderzoek De enquêteresultaten Aanbevelingen
De theorie geeft een beschrijving over het speciaal en passend onderwijs waaronder de doelgroep van het openingsevenement valt. In de externe analyse worden de politieke, economische, sociologische en technologische factoren beschreven. Voor de bovenstaande onderwerpen is de literatuur uit Thinking Big van Stephen Cashman (2007), Methoden en Technieken van Baarda & De Goede (2006) en Projectmatig werken van Jan Verhaar (2005).
4
1| Speciaal onderwijs en Passend onderwijs De doelgroep zijn jongeren die in hun laatste jaar zitten van het voortgezet speciaal onderwijs. De leerlingen die het speciaal onderwijs volgen zijn aan de hand van hun beperking/aandoening verdeeld in vier clusters. In Nederland zijn er vier clusters opgericht in het speciaal onderwijs, zowel op basisschoolniveau als op het middelbare onderwijs.
Geschiedenis voortgezet speciaal onderwijs (De Groot & Van Rijswijk, 1999) Tot 1998 was het speciaal onderwijs in één wet geregeld: vanaf 1920 was dat de Wet op het Lager Onderwijs. Vanaf 1985 werd het de Interimwet Speciaal Onderwijs en Voorgezet Speciaal Onderwijs (ISOVSO). De Interimwet Speciaal Onderwijs en Voortgezet Speciaal Onderwijs werd in 1998 in drie delen gesplitst. Deel 1: Onderwijsvoorzieningen voor in hun ontwikkeling bedreigde kleuters, voor moeilijk lerende kinderen en voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden. Deze groepen vallen onder de Wet Primair Onderwijs (WPO). Deel 2: Het voorgezet onderwijs (VSO) voor moeilijk lerende kinderen en voor kinderen met leerproblemen en opvoedingsmoeilijkheden. De groepen vallen onder de Wet op het Voortgezet Onderwijs. (WVO) Deel 3: De Wet op de Expertisecentra (WEC) dit zijn groepen die niet onder de bovenstaande groepen vallen, het overgebleven deel.
In 1996 is het ‘Weer Samen Naar School’-beleid opgericht. Het beleid zorgt er voor dat de scheiding tussen basisonderwijs en speciaal onderwijs vermindert. Dit beleid heeft geleid tot de nieuwe Wet op het primair onderwijs. De wet is alleen van toepassing op het reguliere basisonderwijs en het speciaal basisonderwijs.
In de bijlage is een tijdlijn van de belangrijkste gebeurtenissen en wetten op het gebied van speciaal onderwijs te vinden.
Het spreekt niet voor zich dat leerlingen met een beperking het speciaal onderwijs volgen. Er bestaat een andere methode, namelijk het ‘passend onderwijs’. De doelgroep bestaat uit leerlingen die het laatste jaar volgen van het voorgezet onderwijs.
5
Passend onderwijs Passend onderwijs is bedoeld voor leerlingen die vanwege hun handicap, stoornis of andere beperking niet gewoon deel kunnen nemen aan het reguliere onderwijs, zowel op het basis- als voortgezet onderwijs. Voor deze leerlingen zijn er speciale voorzieningen ontwikkeld om toch onderwijs te kunnen volgen binnen de reguliere scholen. Met speciale voorzieningen wordt bedoeld extra begeleiding en wanneer nodig extra hulpmaterialen. Passend onderwijs is sinds 2005 ingevoerd door de overheid. 1 Het doel van passend onderwijs is het verbeteren van de ontwikkeling voor ieder kind. De naam passend onderwijs is afgeleid van het leveren van maatwerk waar passend onderwijs voor nodig is.
Extra begeleiding wordt in het ‘passend onderwijs’ met ambulante begeleiding aangeduid. Er bestaan drie soorten ambulante begeleiding: Ambulante begeleiding vanuit het rugzakje, terugplaatsing van ambulante begeleiding en preventieve ambulante begeleiding.2
Ambulante begeleiding: Deze vorm van begeleiden is het bieden van extra hulp aan leerlingen, die zonder deze hulp naar het speciaal onderwijs moeten. Met deze begeleiding zijn de leerlingen in staat regulier onderwijs te volgen. De hulp wordt gegeven door docenten van scholen voor speciaal onderwijs. Het is niet alleen gericht op de leerling, maar ook op het begeleiden van de docenten van de reguliere school. Deze vorm van ambulante begeleiding wordt alleen gegeven aan leerlingen die door de Commissie voor Indicatiestelling niet worden toegewezen aan het speciaal onderwijs.
Terugplaatsing ambulante begeleiding: Deze vorm van begeleiding is bedoeld voor leerlingen die na één jaar worden overgeplaatst naar een reguliere school, zij zullen na de overplaatsing niet meer voor deze indicatie in aanmerking komen.
Preventieve ambulante begeleiding: Deze vorm van begeleiding is bedoeld voor leerlingen die nog niet voldoen aan de leerlinggebonden financiering, het rugzakje. Zij hebben wel behoefte aan ambulante begeleiding.
1 2
http://www.ouders.net/school-en-thuis/passend-onderwijs.html
http://eacea.ec.europa.eu/education/eurydice/documents/eurybase/eurybase_full_reports/NL_NL. pdf
6
Speciaal onderwijs Speciaal onderwijs wordt gegeven op basisscholen voor speciaal onderwijs, scholen voor voorgezet speciaal onderwijs en in gecombineerde scholen van basisscholen en voorgezet speciaal onderwijs. Speciaal onderwijsscholen zijn basisscholen (SO) en voortgezet speciaal onderwijs zijn middelbare scholen (VSO).
Het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs is afgestemd op de ontwikkelingsmogelijkheden van de leerling. Het onderwijs richt zich op de emotionele ontwikkelingen, verstandelijke ontwikkelingen, de ontwikkeling van creativiteit en het verwerven van noodzakelijke kennis, sociale en culturele en lichamelijke vaardigheden. De scholen hebben als uitgangspunt het kind zover mogelijk te kunnen ontwikkelen, zodat het les kan gaan volgen op het regulier onderwijs.
Het speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs is bedoeld voor leerlingen die door hun handicap en/of stoornis het regulier onderwijs niet kunnen volgen. De permanente commissie Leerlingenzorg en de Regionale Verwijzingscommissie beoordelen of een kind voor het speciaal onderwijs in aanmerking komt en de Commissie voor Indicatiestelling beoordeelt de toewijzing van de clusters en de daarbij horende financiële bijdrage. 3
Het onderwijsaanbod De scholen in het speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs zijn vrij in het kiezen van hun onderwijsmethoden. De overheid schrijft de leerstof, de leermiddelen en het onderwijsmethodiek niet voor. Wel zijn de volgende vakken verplicht; Nederlandse taal, wiskunde, geschiedenis, lichamelijke opvoeding en maatschappijleer. De school is vrij om te bepalen hoeveel uur er aan de genoemde vakken wordt besteed. Sinds augustus 2009 gelden voor speciaal onderwijs richtlijnen voor leerlingen, deze richtlijnen moeten zij aan eind van hun schooltijd kennen en kunnen. De grote van de klassen worden bepaald door de schoolorganisatie. In een klas kunnen leerlingen zitten van verschillende leeftijden. Voor de indeling wordt er gekeken naar het niveau van de leerling.
Speciaal basisonderwijs Op het speciaal basisonderwijs zitten leerlingen van 4 tot 12 jaar, met uitzondering van cluster 2 daar is de leeftijdsgrens vanaf 3 jaar. Bij het speciaal basisonderwijs zijn de groepen veel kleiner, het gaat om 10 tot hoogstens 12 leerlingen. Ook zijn er meer deskundigen aanwezig om deze leerlingen te begeleiden. 3
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/passend-onderwijs/speciaal-onderwijs
7
Voortgezet speciaal onderwijs Op het voortgezet speciaal onderwijs zitten leerlingen van 12/13 tot 18/20 jaar. Zowel op het voortgezet als het speciaal voortgezet onderwijs wordt er les gegeven op vmbo (theoretische leerweg, gemende leerweg, beroepsgerichte leerweg en kaderberoepsgerichte leerweg), havo en vwo. Het voortgezet speciaal onderwijs geeft ook het AGL: arbeidsmarktgerichte leerweg. Het merendeel van de VSO-scholen geeft les op vmbo-niveau. Wanneer het behalen van een vmbodiploma niet vanzelfsprekend is, krijgt de leerling leerwegondersteunend onderwijs (lwoo). Wanneer het lwoo-onderwijs niet genoeg is, krijgt de leerling praktijkonderwijs. In dit geval ontvangt de leerling geen vmbo-diploma, maar een certificaat voor bepaalde vakken. De clusters In 2003 werden de leerlingen op de speciale scholen onderverdeeld in de vier clusters (Dolf Janson, Mogelijkheden voor kinderen met beperkingen, 2003). De verdeling van de vier clusters zien er als volgt uit4: Cluster 1: Visuele beperkingen Hieronder vallen scholen voor kinderen met een visuele handicap en kinderen met een meervoudige beperking die slechtziend of blind zijn. De meeste kinderen gaan naar het reguliere onderwijs met speciale begeleiding, ‘passend onderwijs’. De andere leerlingen volgen speciaal onderwijs op de instellingen Bartiméus, Sensis en Visio. Cluster 2: Auditieve en communicatieve beperkingen Hieronder vallen scholen voor dove en slechthorende kinderen en kinderen met ernstige spraakproblemen en taalmoeilijkheden. Ook kinderen met communicatieve problemen vallen hieronder. Er is een belangenvereniging opgericht genaamd Siméa, die zich bezighoudt met dit cluster. Cluster 3: Lichamelijke en verstandelijke beperkingen Hieronder vallen scholen voor kinderen met een lichamelijke beperking, zeer moeilijk lerende kinderen, kinderen die langdurig ziek zijn en kinderen met een meervoudige beperking. Voor kinderen die lijden aan de ziekte epilepsie, zijn er speciale epilepsie scholen opgericht. De Landelijke Vereniging Cluster 3 (LVC3) is sinds 2005 opgericht.
4
http://speciaalonderwijs.kennisnet.nl/cluster1/2/3/4
8
Cluster 4: Psychische stoornissen en (ernstige) ontwikkelingsstoornissen Hieronder vallen scholen voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen, langdurig zieke kinderen zonder een lichamelijke handicap en kinderen met psychische stoornissen. De scholen zijn (meestal) verbonden aan een pedologisch instituut. De Landelijke Vereniging Cluster 4 (LVC4) is opgericht voor dit cluster.
Extra uitleg Cluster 3 Voor leerlingen die onder cluster drie vallen zijn er Mytylscholen opgericht. (LDC, Onderwijs aan lichamelijk gehandicapte kinderen, 1996) Een mytylschool is een school voor kinderen met een motorische handicap. De scholen werken samen met een revalidatiecentrum of zij werken zelfstandig.
Het woord ‘Mytylschool’ is ontleend aan een sprookje van de Belgische schrijver Maurice Maeterlinck. Het is een verhaal over de kinderen Mytyl en Tyltyl, die samen op zoek gaan naar een blauwe vogel, die genezing kan brengen aan hun gehandicapte buurmeisje. Door dit verhaal kreeg de eerste school in Nederland voor motorisch gehandicapte kinderen de naam ‘Mytylschool’. Nu dient deze term als een verzamelnaam voor scholen die binnen cluster 3 vallen. Een motorische handicap houdt in, dat de desbetreffende persoon een stoornis heeft bij het bewegen van het lichaam. Alle leerlingen die op een Mytylschool zitten hebben een motorische handicap, ook wel een lichamelijke handicap genoemd. Er zijn ook leerlingen die een spina bifida hebben, een ‘open rug’ en leerlingen die lijden aan spierziekten. Leerlingen met een meervoudige handicap krijgen les op de Tytylafdeling. Een meervoudige handicap kan zijn; emotionele problemen, moeilijkheden met communiceren, zoals spraakproblemen of een geestelijke handicap.
9
Cluster
1 Visuele Beperking
2 Auditieve en communicatie beperkingen
3 Lichamelijke en verstandelijke beperkingen
4 Psychische stoornissen en (ernstige) ontwikkelingsstoornissen
Kenmerken
Een visuele beperking is het gevolg van onvoldoende werking van het oog, oogzenuw, of een deel van de hersenen wat in contact staat met het visueel waarnemen. Deze personen worden blinde en slechtziende genoemd.
Een auditieve beperking leidt tot slechthorende personen, dove personen en personen met spraaktaalmoeilijkheden.
Onder dit cluster vallen aangeboren stoornissen en verworven stoornissen. Aangeboren stoornissen: -Spierdystrofie - Spina bifida - Jeugdreuma - Infantiele encefalopathie - Ontbreken van ledematen
Onder dit cluster vallen personen met psychische problemen, aanpassing problemen, Autisme.
Verworven stoornissen kunnen zijn: Zeer moeilijke lerende kinderen Verstandelijke Beperkingen Langdurig zieken kinderen Meervoudige handicap
10
Voortgezet speciale scholen in Nederland
Acht scholen Bartiméus Sensis Visio
22 scholen De scholen vallen onder de belangenvereniging Siméa.
Aantal leerling op VSO5
249 leerlingen
2320 leerlingen
146 scholen Over het algemeen zijn het Mytylscholen en Tytylscholen. De scholen vallen onder de Landelijke Vereniging Cluster 3 (LVC3) 16477 leerlingen
70 scholen Over het algemeen zijn de scholen aangesloten aan een pedologische instituten. De scholen vallen onder de Landelijke vereniging Cluster 4 (LVC4)
16819 leerlingen
5
http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=37746SOL&D1=0,1517&D2=27,30,37,42&D3=a&D4=l&HDR=T,G3,G2&STB=G1&VW=T(25-05-2012)
11
2| De externe analyse Voor het beschrijven van de externe analyse van de situatiebeschrijving wordt het Pest-model toegepast. (Cashman, 2007, p. 32) Het Pest-model staat voor; politieke, economische, sociale en technologische factoren. Het is een afkorting van het bekende DESTEP of PESTEL model. Er wordt gebruik gemaakt van het Pest-model, omdat het de belangrijkste factoren bevat die invloed hebben op zowel de stichting als het openingsevenement.
2.1 Politieke factoren Een van de belangrijkste wetten op gebied van mensen met een beperking is de wet gelijke behandelingen. Sinds donderdag 4 juli 2002 bestaat de wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte. De wet staat voor de mensen met een chronische ziekte of handicap die niet langer gediscrimineerd mogen worden op het gebied van arbeid, beroepsonderwijs en vervoer. Het doel van deze wet is een gelijke behandeling en het tegengaan van discriminatie op grond van een handicap en/of chronische ziekte. Het wetvoorstel beperkt zich tot arbeid, beroepsonderwijs en vervoer. Bij arbeid gaat het om het gehele arbeidsproces, van werving en selectie tot aan arbeidsvoorwaarden en ontslag. Bij beroepsonderwijs gaat het om het beroepsonderwijs tot en met het wetenschappelijk onderwijs en om- en bijscholingscursussen. Bij vervoer gaat het om de toegankelijkheid van treinen en bussen maar ook voor stations en de reisinformatie. (Irma Vollenga,2003,Vrij Baan)
De politieke factor is de belangrijkste factor voor zowel de stichting als het openingsevenement. Dit heeft te maken met de hedendaagse politiek en hun bezuinigingsplannen. De politieke factor die invloed heeft op het evenement, zijn de bezuinigingen. Dit jaar 2012, zoals eerder aangegeven, staan de jongeren centraal. Deze jongeren volgen het speciaal onderwijs. Het is bekend dat er veel bezuinigd is en gaat worden op het speciaal onderwijs. Als informatiebron worden de krantartikelen gebruikt die gaan over de hedendaagse bezuinigingen op het speciaal onderwijs.
12
In het artikel dat op 31-01-2011 werd gepubliceerd staat het volgende beschreven. Minister van Bijsterveldt wil de klassen op het speciaal onderwijs 10 % groter maken, er zal flink bezuinigd worden op ambulante begeleiding, ongeveer 91 miljoen euro. De regionale expertisecentra zal verdwijnen. Dit zal bij elkaar opgeteld een bezuiniging van ongeveer €300 miljoen opleveren. Meer dan helft van de SO-scholen (speciaal basisonderwijs) raakt 1/6de van hun inkomsten kwijt, dit gaat ongeveer 6000 banen kosten. De cluster 2 scholen voor kinderen met een auditieve beperkingen worden het zwaarst getroffen. Deze scholen zullen 22% van inkomsten kwijt raken.
Minister Bijsterveldt is van mening dat het huidige stelsel van zorg niet werkt en wil een nieuw systeem opbouwen waardoor de leerlingen wel goed geholpen worden. Het huidige systeem voldoet volgens de minister niet optimaal; steeds meer leerlingen worden geïndiceerd, er ontstaan wachtlijsten en geld voor de zorg belandt onvoldoende in de klas. Door een efficiënt en effectief stelsel op te bouwen zullen de scholen een zogenaamde zorgplicht krijgen. Het nieuwe systeem staat beschreven onder het ‘wetsvoorstel passend onderwijs’. In het onderstaande schema ziet u de bezuinigingen op een rij6 1. Minder uitgaven ambulante begeleiding
€ -90,8 miljoen
2. Grotere klassen speciaal (voortgezet) onderwijs
€ -84,5 miljoen
3. Afschaffen rec’s
€ -12,1 miljoen
4. Afschaffen bekostiging steunpunten autisme
€ - 3,1 miljoen
5. Niet verlengen awbz-compensatie
€ -10,0 miljoen
6. Inzet enveloppemiddelen
€ -13,9 miljoen
7. Afschaffen cumiregeling wec
€ -25,2 miljoen
8. Afschaffen expertisebekostiging
€ -14,8 miljoen
9. Afschaffen preventieve en terugplaatsing ambulante Begeleiding 10. Afschaffen dubbele rugzak zeer moeilijk lerende Kinderen
€ -29,9 miljoen
€ - 6,5 miljoen
11. Stopzetten subsidie Hoenderloo Glenn Mills
€ - 1,1 miljoen
12. Minder geld naar op de rails
€ - 8,1 miljoen
(Bron: artikel, Bezuinigingspakket speciaal onderwijs: grotere klassen en snijden in ambulante begeleiding,31-01-11) 6
http://www.toponderwijs.nu/2011/01/bezuinigingspakket-speciaal-onderwijs-grotere-klassen-ensnijden-in-ambulante-begeleiding/
13
Op 25 april 2012 werd het artikel gepubliceerd ‘Minister gaat het onderhandelaarsakkoord mobiliteit passend onderwijs niet ondertekenen’. Door deze beslissing van minister Bijsterveldt vervalt de €30 miljoen die het speciaal onderwijs dit jaar zal krijgen voor de sociale plannen. Het is chaos geworden in het speciaal onderwijs, dit is merkbaar op de scholen. Vele docenten worden ontslagen of vertrekken vrijwillig. In het akkoord mobiliteit passend onderwijs werd in 2012 €30 miljoen uitgetrokken om de scholen te helpen met de gevolgen van de ontslaggolf door de bezuinigingen. Het bedrag zal aflopen; in 2013 naar €20 miljoen en in 2014 naar €10 miljoen. De algemene onderwijsbond vindt het bedrag veel te laag om er serieus werk van te kunnen maken en heeft het akkoord niet getekend.
Het onderwijs kost geld, ook voor de ouders. Voor het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs is de wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) opgericht. Het speciaal basisonderwijs is gratis. De schoolkosten zijn; kosten die samenhangen met het onderwijs en de school. Deze kosten worden niet door de overheid aan de scholen betaald, omdat ze niet wettelijk zijn vastgelegd. De wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, is bedoeld om ouders tegemoet te komen in de schoolkosten van hun kinderen. De grootte van het bedrag is inkomensafhankelijk van de ouders/verzorgers. De tegemoetkoming bestaat uit een kostendekkende vergoeding van het cursusgeld en een tegemoetkoming in de overige studiekosten.
Voor ouders waarvan de kinderen naar voorgezet speciaal onderwijs moeten is er een wettelijke regeling sinds 2003; leerlinggebonden financiering (LGF). De wet biedt ouders met kinderen die een handicap/beperking hebben de mogelijkheid om te kunnen kiezen tussen regulier- en speciaal onderwijs. Het is bedoeld voor leerlingen die door hun handicap/beperking, speciale voorzieningen nodig hebben om het regulier onderwijs te kunnen volgen. De school waar de desbetreffende leerling les volgt krijgt een leerlinggebonden budget toegekend, ook wel het rugzakje of rugzak genoemd. Of de leerling in aanmerking komt voor het toegekende budget, wordt bepaald door een onafhankelijke Commissie voor Indicatiestelling. Dit wordt in stand gehouden door het Regionale Expertisecentra en wordt op grond van landelijk vastgestelde criteria beoordeeld. Zij bepalen of de leerling in aanmerking komt voor een ‘rugzakje’ of voor plaatsing naar het speciaal onderwijs. Wanneer een leerling les gaat volgen in het speciaal onderwijs vervalt de LGF. Het budget is alleen bedoeld voor personele- en materiele voorzieningen en aanpassingen die nodig zijn voor het onderwijs. In het speciaal onderwijs zijn deze aanpassingen al aanwezig.
14
Het kabinet wil deze leerlinggebonden financiering per 1 augustus 2013 laten vervallen. Nu het kabinet gevallen is, staat het nog niet vast of de leerlinggebonden financiering wordt afgeschaft. Het wetsvoorstel speciaal onderwijs Het speciaal onderwijs was een belangrijk punt op de agenda van het kabinet. Het zou gaan om een nieuwe wet die ervoor gaat zorgen dat leerlingen vanuit het (voortgezet) speciaal onderwijs, wanneer mogelijk, weer kunnen instromen in het regulier onderwijs. Het speciaal onderwijs blijft bestaan met een capaciteit van ongeveer 70.000 leerlingen. Het wetsvoorstel moet de kwaliteit van het speciaal onderwijs verbeteren, er wordt gestreefd om de wet per augustus 2012 voor speciaal onderwijs in te laten gaan en per augustus 2013 voor voortgezet speciaal onderwijs. Het wetsvoorstel passend onderwijs Het wetsvoorstel is op 29 november 2011 gestuurd naar de Tweede Kamer om het stelsel van het passend onderwijs te herzien. Het nieuwe stelsel van het passend onderwijs eist dat speciale scholen gaan samenwerken met reguliere scholen, hierdoor zal het aantal leerlingen op het speciaal onderwijs verminderen.
De wet geeft de scholen en samenwerkingsverbanden meer ruimte om ‘passend onderwijs’ een vorm te geven. Ouders hoeven zelf geen ingewikkelde indicatieprocedures te doorlopen, dit wordt de verantwoordelijkheid van het schoolbestuur. De school is verantwoordelijk voor; extra ondersteuning aan de leerlingen te bieden en voor hen een zo goed mogelijke plek in het regulier onderwijs te vinden. Dit nieuwe stelsel is minder bureaucratisch, transparanter en eenvoudiger dan het huidige systeem. De wet zal per 1 augustus 2012 in werking treden, door de val van het kabinet is dit uitgesteld.7 (Bron: artikel, Wetsvoorstel passend onderwijs, Rijksoverheid, 1-12-11)
Het kabinet wilde €300 miljoen bezuinigen op het ‘passend onderwijs’. Door het akkoord van het CDA, VVD,D66, GroenLinks en de ChristenUnie, gaan de bezuinigingen van €300 miljoen niet door. Dit is besloten op 26 april 2012.8 (Bron: artikel, Passend onderwijs langer bezuinigingsvrij, Volkskrant,27-04-2012)
7
http://abonneren.rijksoverheid.nl/article/primair-onderwijs/nieuwsbrief-primair-onderwijsnummer-60/wetsvoorstel-passend-onderwijs/1016/9924 8 http://www.volkskrant.nl/vk/nl/5288/Onderwijs/article/detail/3247579/2012/04/27/Passendonderwijs-langer-bezuinigingsvrij.dhtml
15
Op 8 mei 2012 werd het artikel gepubliceerd ‘Passend onderwijs niet controversieel in eerst Kamer’. De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel ‘passend onderwijs’ niet controversieel verklaard. Niet controversieel verklaard betekent dat de behandeling van de wet doorgaat, ondanks dat er nieuwe verkiezingen komen. De sectorraden hebben ervoor gepleit meer tijd te genereren voor het invoeren van ‘passend onderwijs’.9 (Bron: artikel, Passend onderwijs niet controversieel, Algemene vereniging Schoolleiders, 9-05-2012)
In het artikel dat op 11 mei 2012 is gepubliceerd ‘voorlopig geen ontslagen door invoering passend onderwijs’, staat beschreven dat de bezuinigingen van de baan zijn en dat de invoering van ‘passend onderwijs’ wordt uitgesteld tot 2014. De scholen krijgen langer de tijd om de hervormingen rond het ‘passend onderwijs’ door te voeren. Minister van Bijsterveldt geeft de scholen een jaar extra. Wanneer de Eerste Kamer de wet voor 1 augustus aanneemt, zullen de nieuwe regels gelden in het schooljaar van 2014/2015.10 (Bron: artikel, Voorlopig geen ontslagen door invoering passend onderwijs, AOB,11-05-2012) De Toekomst van het speciaal onderwijs De overheid wil dat het onderwijs, zowel voor regulier- als speciaal onderwijs, de leerlingen meer voorbereidt op de arbeidsmarkt. Voor het voortgezet speciaal onderwijs zijn er drie verschillende uitstroomprofielen; arbeidsmatige dagbesteding profiel , arbeidsmarkt profiel en het profiel dat is gericht op het behalen van een diploma. Welk profiel de leerling volgt hangt af van haar of zijn mogelijkheid. 11 (Bron: artikel, Uitstroomprofielen in het voortgezet speciaal onderwijs, PON kennis in uitvoering 03-2010)
Het arbeidsmatige dagbesteding profiel Dit profiel is bestemd voor leerlingen, die worden voorbereid, op het mogelijk zelfstandig functioneren in vormen van arbeid in dagactiviteiten. Aan het eind van hun opleiding ontvangen deze leerlingen een VSO-diploma.
9
http://www.avs.nl/artikelen/eerste-kamer-passend-onderwijs-niet-controversieel http://www.aob.nl/default.aspx?id=12&article=48917 11 http://www.wetkwaliteitvso.nl/downloads/05_Uitstroomprofielen_onderzocht_PON.pdf 10
16
Het arbeidsmarkt profiel Deze leerlingen worden begeleid bij het uitoefenen van een functie op de regionale arbeidsmarkt. Dit kan ook een sociale werkvoorziening zijn. De leerlingen volgen praktijklessen en stages, aan het einde van de opleiding ontvangen de leerlingen een VSO-diploma. Ook stellen ze een portfolio samen, dat zo mogelijk ook certificaten bevat als onderdelen van het mbo beroepskwalificatiedossier, branchecertificaten of IVIO diploma’s.
Het behalen van een diploma In dit uitstroomprofiel wordt er gericht op het behalen van een regulier diploma, op het doorstromen naar het vervolgonderwijs of terugstroom van de leerling naar het reguliere onderwijs. Het onderwijs is inhoudelijk geënt op het reguliere onderwijs. De leerling behaalt een vwo-, havo- of vmbodiploma.
Tijdens het openingsevenement wordt er gericht op de leerlingen uit het arbeidsmarkt profiel. Het grootste gedeelte van deze leerlingen gaan na hun middelbare school werken. De leerlingen uit het uitstroom profiel, het behalen van een diploma, is een onderdeel van de doelgroep die voor een groot deel wil verder studeren. Ook hierop zal tijdens het openingsevenement worden ingespeeld, door lezingen te geven over bepaalde opleidingen en speciale voorzieningen.
De onderstaande tabel geeft weer hoeveel scholen gebruik maken van de uitstroomprofielen per cluster. Voor de gegevens hebben 297 voortgezet speciale scholen meegedaan. De N geeft aan hoeveel scholen per cluster de enquête hebben ingevuld.
12
Cluster 1
Cluster 2
Cluster 3
Cluster 4
(n=6)
(n=16)
(n=136)
(n=139)
Vervolgopleiding
67%
81%
26%
80%
Arbeidstoeleiding
67%
75%
64%
75%
Dagbesteding
67%
31%
86%
42%
De percentages kunnen worden gebruikt bij het bedenken van activiteiten bij de opening. Uit de tabel komt duidelijk naar voren dat de meeste leerlingen van cluster 3 gaan werken in een vorm van een dagbesteding. Leerlingen van cluster 4 gaan na het voorgezet speciaal onderwijs verder studeren.
12
http://www.wetkwaliteitvso.nl/downloads/05_Uitstroomprofielen_onderzocht_PON.pdf
17
2.2 De economische factoren De belangrijkste economische factor voor het openingsevenement is de economische crisis. Vele bedrijven zijn getroffen door de economische crisis zo ook de evenementenbranche. Er zijn vele evenementen niet doorgegaan in 2009 en 2010 door tegenvallende subsidiebedragen, teruglopende kaartverkoop en sponsors die zich terugtrokken. Toch blijven er vele evenementen bestaan, volgens de Vereniging Evenementenmakers, zullen de komende jaren ook deze evenementen het moeilijk krijgen. Want de bezoeker gaat het, mede door de crisis, merken in zijn of haar portemonnee.
In het nieuws wordt er voornamelijk gesproken over grote evenementen waarvan het bezoekersaantal terugloopt of de sponsors afhaken. Ook kleine evenementen leiden aan de economische crisis, het huren van catering, een zaal en amusement wordt duurder. Deze kosten hiervan zijn op lange termijn niet meer te compenseren door het geringe bezoekersaantal. In het nieuwsbericht ‘Minder evenementen, toch evenementenstad’ staat beschreven dat het college van Tilburg van plan is om op evenementensubsidies €25.000 te bezuinigen. Daarnaast gaan de kosten voor een aanvraag van een vergunning omhoog. In onderstaand voorbeeld wordt duidelijk wat de invloed is van de economische crisis op de evenementenstad Tilburg.13 (Bron: artikel, Minder evenementen toch evenementenstad, Gemeente Tilburg, 22-10-2010) De aanvraag van een vergunning voor een risicovol evenement is van €115,93 gestegen naar €6.540. Een vergunningaanvraag voor een klein evenement is gestegen van €37,50 naar €216. Volgens de Tilburgse wethouder Erik de Ridder van evenementen heeft de economische crisis ervoor gezorgd dat er kleinere evenementenbudgeten beschikbaar zijn en een verhoging van de evenementenaanvragen. Wel is er ook een voordeel aan de economische crisis volgens de wethouder, de sponsors kunnen hun sponsorgeld nu beter besteden. De sponsors hebben nu te maken met een kleiner speelveld, de evenementen die ondanks de crisis blijven bestaan kunnen nu met meer zekerheid rekenen op steun van de sponsors.
13
http://www.tilburg.nl/stad/ep/channelView.do?channelId=9338&programId=11793&pageTypeId=8371&contentTypeId=1001&displayPage=%2Fep%2Fchannel %2Ftl_channel_related_content.jsp&relCntPage=%2Fep%2Fcontent%2Ftl_ed_ne_content.jsp&conte ntId=34059
18
De stichting Week Chronische Zieken stelt ongeveer € 334.600 euro beschikbaar voor het organiseren van de Week van Chronisch Zieken. Het bedrag is minder dan de afgelopen jaren, de stichting zal sponsors en fondsen moeten werven om het openingsevenement te financieren. Een trouwe geldschieter, Fonds PGO, zal dit jaar geen financiële bijdrage leveren. Er is sprake van, dat het UWV bedrijf samen met de stichting de opening gaat organiseren. Het UWV bedrijf zal in dit geval hoofdsponsor worden. Naast financiële steun, zullen mensen vanuit het bedrijf workshops en/of lezingen geven over bijvoorbeeld werk met een beperking. De doelgroep bestaat uit jongeren met een leeftijd van 16 tot 20 jaar. Aan de hand van de enquêteresultaten zal blijken of deze jongeren bekent zijn met de stichting. Wanneer dit voor het merendeel niet het geval is, zal er extra aandacht worden geschonken aan de marketing. Hiervoor zijn sponsors en fondsen nodig. Ook zij zijn door de economische crisis getroffen, zij hebben minder geld te besteden. Een groot voordeel van het openingsevenement is dat het een uniek thema heeft. Er bestaan in Nederland verschillende evenementen voor mensen met een beperking, maar er bestaan zelden evenementen met een informatiemarkt over werk, studies en amusement voor deze doelgroep. Daarnaast is de opening gratis toegankelijk voor de bezoekers. Doordat het gratis toegankelijk is hoeft er nu niet worden ingegaan op het inkomensniveau van de doelgroep. Ook wordt de drempel om naar het evenement te gaan verlaagd.
19
2.3 Sociale factoren In Nederland zaten er vorig jaar schooljaar van 2010/2011 68.765 leerlingen op het speciaal onderwijs waarvan 34.409 leerlingen op het voortgezet speciaal onderwijs. In het schooljaar 2011/2012 volgen er momenteel 35.865 leerlingen het voortgezet speciaal onderwijs.
14
(Bron: CBS, 25-05-2012)
Het aantal leerlingen in het speciaal onderwijs is enorm gestegen. In het schooljaar 2010/2011 volgden er ongeveer 69.000 leerlingen het speciaal onderwijs en in het schooljaar van 2003/2004 waren het ongeveer 54.000 leerlingen. De groei is te verklaren door de sterke toename van leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs. Met namen leerlingen met ernstige ontwikkelingsstoornissen. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek, is de toename van deze categorie leerlingen te verklaren door de betere diagnostische kennis van gedragsproblemen en de maatschappelijke verschuiving. Deze groep leerlingen vallen onder cluster 4, deze cluster is van ruim 10.000 (2003/2004) verdubbeld naar ruim 19.000 leerlingen in 2010/2011. Daarnaast is het merkwaardig dat er veel meer jongens onder deze cluster vallen dan meisjes. In 2010/2011 waren er 26.000 jongens, dit is 81% van het cluster 4 onderwijs. Het aantal meisjes was in 2010/2011 6.000, dit is 19% van het cluster 4 onderwijs. 2/3de van deze leerlingen zowel jongens als meisjes zijn zeer moeilijk opvoedbaar (ZMOK). De overige leerlingen krijgen les op een pedologisch instituut of zijn langdurig psychisch ziek.15 (Bron: CBS, Aantal leerlingen op speciale scholen groeit aanhoudend, 15-12-11)
14
http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=37746SOL&D1=0,1517&D2=27,30,37,42&D3=a&D4=l&HDR=T,G3,G2&STB=G1&VW=T 15 http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/onderwijs/publicaties/artikelen/archief/2011/2011-3527wm.htm
20
Leerlingen met ernstige ontwikkelingsstoornissen op speciale scholen
Het toenemende aantal wil niet zeggen dat er in Nederland steeds meer kinderen gedragsproblemen krijgen, maar door de betere kennis van nu kunnen de problemen van de kinderen worden vastgesteld. Door het vaststellen van het probleem, wat voor soort stoornis heeft het kind, kan er beter gekeken worden wat voor soort onderwijs het beste bij het kind past.16
Leerlingen op speciale scholen
In de bovenstaande tabel is te zien hoe het speciaal onderwijs de afgelopen jaren is gegroeid. De groei van het voortgezet speciaal onderwijs is duidelijk zichtbaar. In 2010/2011 bestond het voortgezet speciaal onderwijs uit ongeveer 34.500 leerlingen, in 2003/2004 waren het er 20.500 leerlingen. Het aantal leerlingen in het speciaal basisonderwijs bleef constant, in 2010/2011 waren het er 34.400 leerlingen en in 2003/2003 waren het er 33.600 leerlingen.
16
http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/32/384.html, 19 december 2011
21
Leerlingen op speciale scholen naar cluster
De bovenstaande tabel geeft het aantal leerlingen per cluster weer. Ook hierin is de verdubbeling van cluster 4 tussen 2003/2004 en 2010/2011 te zien in het voortgezet speciaal onderwijs. In het voortgezet speciaal onderwijs zijn cluster 1 en 2 constant gebleven, het aantal leerlingen in cluster 3 is gestaag gegroeid. Bij het speciaal basisonderwijs is cluster 4 toegenomen en cluster 3 afgenomen, cluster 1 en 2 zijn constant gebleven. Er wordt gestreefd de opening op een vrijdag te houden. Wanneer de opening in het weekend gehouden wordt, is er een risico dat deze jongeren andere plannen hebben, bijvoorbeeld een sport of een hobby. Vorig jaar werd de opening op een zaterdag gehouden, met als thema ‘Jong en je wilt’. Dit was de eerste keer dat de stichting jongeren bij de opening wilden betrekken, de opkomst lag rond de 600 bezoekers. Uit de enquêteresultaten van vorig jaar blijkt dat, er ongeveer 5% van jongeren onder de 18 aanwezig waren en 56% van de bezoekers een leeftijd van 18-29 jaar hadden. De overige bezoekers waren tussen de 30-50 jaar en ouder. Door de grote leeftijdsverschillen was de dynamiek van het thema ‘Jong en je wilt’ weggevallen. Kortom door dit jaar de opening op een vrijdag te houden en de scholen eventueel te benaderen zal de kans op herhaling van vorig jaar vele malen verkleinen.
22
2.4 Technologische factoren De belangrijke technologische factor die van toepassing is op het openingsevenement is Social Media. Vorig jaar is er een aparte website gebouwd voor het openingsevenement van ‘Jong en je wilt’. Tegenwoordig gaan uitnodigingen van verjaardagen of een housewarming via Facebook of Twitter. De jongeren zullen niet zo snel kijken naar een nieuwsbrief om te lezen of er nog ergens wat leuks te doen is. De doelgroep zal dus verrast en geïnteresseerd moeten raken in het thema. Dit kan door middel van het gebruik van Social Media, televisie en radio. Veel jongeren van de doelgroep wonen thuis, door hun beperkingen is het lastig om zelfstandig te wonen. Het is belangrijk dat niet alleen de jongeren op de hoogte worden gesteld van de week maar ook de ouders/verzorgers. Wanneer de ouders/verzorgers van de opening afweten en tot de beslissing komen dat het belangrijk is voor hun kind, kunnen zij hun kind stimuleren om naar de opening te gaan. Naast de doelgroep te bereiken is het ook belangrijk door middel van mediagebruik meer naamsbekendheid te creëren. Uit voorlopig onderzoek is gebleken dat niet veel scholen en leerlingen wisten van het bestaan van de stichting Week Chronisch Zieken. Daarnaast wordt er vaak de fout gemaakt dat dit alleen bedoelt is voor mensen met een chronische ziekte. Een andere technologische factor is het gebouw waar de opening wordt gehouden. Het gebouw moet niet alleen een grote capaciteit hebben, het zal ook beperking proef moeten zijn. Hiermee wordt bedoeld; toiletten voor gehandicapten, een brede entree en gangen voor rolstoelgebruikers, grote liften. Ook moet het gebouw aangepast zijn voor slechtziende of blinde bezoekers. Aangezien de doelgroep vele variaties heeft wat betreft beperkingen, zal het gebouw hierop aangepast moeten worden. Een opmerking van vorig jaar was dat de bewegwijzering niet duidelijk was. Dit jaar zal de bewegwijzering niet alleen visueel worden aangegeven, maar ook door bepaalde stenen of ander materiaal wat voelbaar is voor mensen uit cluster 1. In Nederland zijn er zelden gebouwen die aan alle bovengenoemde facetten voldoen. De stichting zal samen met de fondsen en de sponsors de nodige aanpassingen financieren. Soms wordt er een subsidie gegeven door de overheid, in andere gevallen zorgt het gebouw zelf voor de aanpassingen. Het is nog niet bekend waar de opening wordt gehouden.
23
Aan de hand van de bevindingen tijdens het schrijven van de situatiebeschrijving, is er een SWOTanalyse van het openingsevenement opgesteld. Sterke punten De organisatie heeft jarenlange
Zwakke punten Het is een ‘nieuwe’ specifieke
ervaring in het organiseren van de opening van de Week Chronisch Zieken.
doelgroep voor de stichting. Het is niet duidelijk hoeveel leerlingen
Door zorgvuldig onderzoek zal de
er slagen in 2012.
opening overeenkomen met de behoefte en interesse van de doelgroep. Kansen
Bedreigingen
Dit is het eerste evenement in Nederland met dit thema en deze opzet.
De jongeren zijn moeilijk bereikbaar. Door gebruik te maken van alle clusters
Door de week een succes te maken zal
is er veel verscheidenheid qua
de doelgroep van de stichting uitbreiden.
interesses. De economische crisis, het afhaken van
Meer naamsbekendheid creëren
sponsors/fondsen.
(Bron: Geraamte SWOT-analyse, Cashman, 2007, pag. 51)
24
Confrontatiematrix
Organisatie
Behoefte van
Nieuwe
Geen duidelijkheid
jarenlange
doelgroep
doelgroep,
over het
ervaring (sterk
verwerkt in de
weinig ervaring
slagingspercentage
punt)
opening (sterk
(zwak punt)
(zwak punt)
punt) Eerste evenement
++
++
+/-
-/-
0
++
+/-
-
+
++
+
0
+
+
-/-
-/-
+
++
-
-
+
0
0
0
met dit thema en deze opzet (kans) Door succes een uitbreiding van de doelgroep van de stichting (kans) Naamsbekendheid creëren (kans) Jongeren zijn moeilijk bereikbaar (bedreiging)
Verschillende clusters veel verscheidenheid (bedreiging) Economische crisis, sponsors/fondsen afhaken (bedreiging) ++= Versterkt elkaar += Versterkt elkaar +-= Heft elkaar op --= Verzwakt elkaar
0= Wanneer de twee punten niets met elkaar te maken hebben
25
3| Het onderzoek Het onderzoek is gehouden door middel van enquêtes onder de primaire doelgroep. De primaire doelgroep zijn jongeren uit het voorgezet speciaal onderwijs, die in hun laatste schooljaar zitten. Zij zitten verspreid door heel het land, in bijlage ziet u een kaart van Nederland met daarop aangeven hoeveel scholen speciaal onderwijs geven. In Nederland bestaat het passend onderwijs en het speciaal onderwijs. Het passend onderwijs houdt in dat leerlingen op reguliere scholen, wanneer nodig, extra begeleiding krijgen. De extra begeleiding kan ambulante begeleiding zijn en/of extra hulpmiddelen. Het passend onderwijs is bestemd voor leerlingen die vanwege hun handicap, stoornis of beperking moeite hebben met deelnemen aan het regulier onderwijs. Door deze vorm van onderwijs kunnen zij les volgen op de reguliere scholen. Het passend onderwijs is sinds 2005 ingevoerd door de overheid.
Speciaal onderwijs wordt gegeven op basisscholen en op het voortgezet onderwijs. Zij worden aangegeven met de termen SO (speciaal basisonderwijs) en VSO (voortgezet speciaal onderwijs). Het onderzoek richt zich op de tweede groep mensen uit het voortgezet speciaal onderwijs die in hun laatste schooljaar zitten. De reden dat er wordt gekozen voor leerlingen in het laatste schooljaar is, omdat zij de keuze moeten maken om te gaan werken of te gaan studeren.
Het Speciaal Onderwijs is onderverdeeld in vier clusters sinds 2003. Cluster 1: Visuele beperkingen Cluster 2: Auditieve en communicatieve beperkingen Cluster 3: Lichamelijke en verstandelijke beperkingen Cluster 4: Psychische stoornissen en (ernstige) ontwikkelingsstoornissen Per cluster is geprobeerd de enquête onder de leerlingen af te nemen. Door het lage aantal scholen in cluster 1 is het niet gelukt deze leerlingen bij het onderzoek te betrekken.
26
De enquête In totaal zijn er vijf verschillende selecte steekproefpogingen gedaan om de scholen te benaderen. In de onderstaande tabel wordt een samenvatting weergegeven van de vijf pogingen. Per datum wordt aangegeven hoeveel clusterscholen er zijn benaderd. De uitgebreide versie van de vijf pogingen, inclusief de schoolnamen en de reden van de keuze voor deze scholen, is te vinden in de bijlage.
Cluster 1
Cluster 2
Cluster 3
Cluster 4
27-02-12
2 scholen
5 scholen
12 scholen
8 scholen
19-03-12
3 scholen
3 scholen
3 scholen
3 scholen
28-03-12
X
X
30 scholen
x
4-04-12
3 scholen
X
X
11 scholen
23-04-12
X
X
X
7 scholen
Non respons De onderstaande tabel geeft de respons na het mailen van de scholen weer. Het kan zo zijn dat bepaalde scholen de enquête doorgestuurd hebben naar andere vestigingen, dit is niet verwerkt in het aantal mailingen. In totaal zijn er 124 ingevulde enquêtes verwerkt in SPSS. De scholen die hebben meegedaan, stuurden 10 à 15 enquêtes minder terug dan afgesproken. Hierdoor schommelde het responsaantal, waardoor in de laatste maand ‘nogmaals’ scholen zijn gebeld en/of gemaild.
Clusters
Cluster 1
Cluster 2
Cluster 3
Cluster 4
Scholen
8
22
146
70
Gemaild
8
8
45
29
Respons
0
2 scholen
6 scholen
2 scholen
Enquêtes
0
35
66
23
Betrouwbaarheid en validiteit (Baarda & De Goede, 2006, Pag. 188-194) Hoe minder een meting afhankelijk is van toeval, hoe betrouwbaarder de resultaten. De enquêtes worden afgenomen in een klas door de docent, bijvoorbeeld tijdens een mentoruur. Er vanuit gaande dat de docent de orde handhaaft in de klas en geen invloed uitoefent op de antwoorden van de leerlingen. Het is de bedoeling dat de kinderen zo min mogelijk beïnvloed worden bij het invullen van
27
de enquête. Zo wordt de situatie uitgesloten waarin de geënquêteerde een ander antwoord invult dan van toepassing is.
De vragen en de antwoorden moeten ook voor iedereen dezelfde betekenis hebben (homogeniteit). Door het operationaliseren zijn de antwoorden en vragen zo specifiek mogelijk benoemd. Doordat er een enquêtepilot is gehouden op een VSO-school zijn alle vragen en antwoorden getest door de doelgroep. Deze zogenaamde face vadility heeft ervoor gezorgd dat de validiteit hoger is.
Validiteit betekent dat er gemeten wordt, wat er gemeten moet worden. Tijdens de enquêtepilot werd duidelijk dat de duur van de enquête ongeveer 5 minuten was. Als een enquête te lang duurt, kan dat slecht zijn voor de betrouwbaarheid, omdat respondenten dan niet meer geconcentreerd zijn. De leerlingen hebben een relatief laag concentratievermogen. Dit kan de betrouwbaarheid verslechteren. Omdat er in het verleden geen eerder onderzoek is gedaan voor de Week Chronisch Zieken, was het niet mogelijk om de resultaten te vergelijken met eerdere resultaten. Om de foutmarge te meten in de resultaten, wanneer de antwoorden van de respondenten worden afgezet tegenover de volledige populatie, wordt er een berekening gemaakt. Om vanuit de resultaten een uitspraak te doen over de hele populatie, is er een bepaalde foutmarge nodig. Bij een betrouwbaarheidspercentage van 95% (dit houdt in dat de antwoorden voor 95% betrouwbaar zijn) is de foutmarge ongeveer 9%. Dit is op onderstaande manier berekend:
(Bron: CBS,25-05-2012)
28
Het totaal aantal leerlingen in het VSO is 35.865. Omdat niet bekend is hoeveel leerlingen in het laatste schooljaar zitten, is gekozen om alle leerlingen in het VSO van 16 jaar en ouder als populatie te pakken, dat zijn 16.490 leerlingen. Dit geeft een foutmarge van 8,77% met een betrouwbaarheid van 95% bij 124 respondenten.17
(Bron: Journalinks)
17
http://www.journalinks.be/steekproef/
29
4| De resultaten 4.1 De respondenten inclusief de algemene gegevens In totaal zijn er 124 leerlingen ondervraagd deze zijn onderverdeeld in: 35 leerlingen van cluster 2, 66 leerlingen van cluster 3 en 23 leerlingen van cluster 4. Vanwege het onderzoek wordt er gesproken vanuit de populatie.
Clusters
Cluster 1
Cluster 2
Cluster 3
Cluster 4
Scholen
8
21
146
70
Gemaild
8
8
45
29
Respons scholen
0
2
5
2
Enquêtes
0
35
66
23
De enquêtes zijn afgenomen tijdens de lessen. De docent heeft uitgelegd dat het om een enquête over de opening van de Week Chronisch Zieken gaat. Er werd nadrukkelijk aangegeven ondanks dat het woord chronisch gebruikt wordt, de enquête ook voor hen bedoeld is. Wanneer de leerlingen een enquêtevraag niet begrepen en dit aangeven mogen docenten hulp bieden.
124 respondenten hebben deze enquête ingevuld, waarvan ruim 55% de leeftijd heeft van 18 jaar of ouder. Van de 124 respondenten hebben 81 (65%) jongens en 43 (35%) meisjes de enquête ingevuld.
30
De bovenstaande grafiek geeft aan op welke negen plaatsen de enquête is afgenomen. Doordat de enquêtes verspreid in Nederland zijn afgenomen, ontstaat er een divers beeld van de respondenten. Hierdoor kunnen er betere uitspraken gedaan worden over de gehele populatie.
31
De bovenstaande grafiek geeft in percentage aan hoeveel jongens en meisjes mee hebben gedaan per cluster. Alle clusters bij elkaar opgeteld vormt 100% dat gelijk staat aan de steeproef. De grootste groep van de respondenten valt onder cluster 3. Het verschil tussen jongens en meisjes in cluster 3 is 5%.
32
Ruim 85% van alle respondenten geeft aan de stichting niet te kennen. Hier zal rekening mee worden gehouden bij de promotie van de opening.
33
4.2 Thema omschrijving (het thema ‘Samen Werken’) Tot heden is het thema: ‘Samen Werken’. De ondervraagde leerlingen zitten in het laatste schooljaar, waarvan de meeste examen doen. De enquête is op verschillende scholen afgenomen in heel Nederland. Hierdoor is er een zo divers mogelijk beeld gecreëerd.
De enquêtevragen die betrekking hebben op het thema: Heb je werk, of werk gehad in de vorm van een bijbaantje of vakantiewerk? Heb je wel eens nagedacht over wat je wilt gaan doen na deze school? Indien nee, waarom? De laatste vraag is een subvraag van de laatste enquêtevraag ’Lijkt het je leuk om naar de opening van de Week Chronisch Zieken te gaan?’
De resultaten van de bovenstaande vragen geven aan of het thema zal aanslaan op de doelgroep en of zij bezig zijn met hun toekomst. De resultaten worden eerst beschreven aan de hand van de ondervraagde leerlingen, deze worden vanaf nu respondenten genoemd. Vervolgens wordt er uitgelegd wat dit betekent voor de gehele populatie.
34
123 leerlingen hebben deze vraag ingevuld, waarvan 66 % ervaring heeft gehad met werk. Het merendeel heeft een bijbaantje gehad. Dit betekent voor de hele populatie dat tussen de 57% en 75% gewerkt heeft. Tussen de 25% en 43% heeft nog nooit gewerkt.
35
Ruim 90% heeft nagedacht over zijn of haar toekomst, de overige 10% nog niet, in enkele gevallen was aangeven op de enquête dat hij of zij het nog niet weet. Voor de populatie betekent dat tussen 81 % en 99 % weet wat hij of zij na haar ‘examenjaar’ wilt gaan doen. Er kan worden gesproken over een ruime meerderheid.
36
Van de 90% die heeft aangegeven te weten wat hij/zij na zijn/haar middelbare school wil gaan doen heeft ruim 37% ingevuld verder te willen studeren. Ruim 32% geeft de voorkeur om te gaan werken en ruim 20% geeft aan werk en leren te willen gaan combineren. Voor de populatie betekent dat tussen de 28% en 46% wil gaan studeren. Tussen de 23% en 41% wil gaan werken en tussen de 11% en 29% wil werk en studie gaan combineren.
37
Nu vaststaat dat de meerderheid van de doelgroep weet wat hij of zij gaat doen na de toekomst. Is de vraag of zij ‘nog eventuele ‘ interesse hebben in de opening.
Een meerderheid van 75% van de respondenten geeft aan dat hij/zij niet naar de opening komt. De overige 34% geeft aan wel te komen naar de opening. Gekeken naar de hele populatie wil tussen de 25% en 43% naar de opening gaan.
38
Op de vraag ‘Waarom kom je niet naar de opening?’ zegt 31% van de respondenten dat het thema ‘Samen Werken’ niet aanspreekt. Gekeken naar de populatie betekent dat tussen de 22% en 40% het thema waarschijnlijk niet aanslaat. Van de 46% van de respondenten die het niet hebben ingevuld, hebben enkelen op de enquête hun mening geschreven. De meningen van de respondenten, waarom zij niet naar de opening gaan: Geen zin Te druk Geen idee Oninteressant Geen behoefte
39
Conclusie Een punt waar goed naar gekeken moet worden is dat een ruime meerderheid nee heeft gezegd op de vraag of zij wel of niet naar de opening zouden gaan. Dit heeft voor een groot deel te maken met de naamsbekendheid van de stichting onder deze doelgroep, 86% geeft aan de stichting niet te kennen. Daarnaast speelt het woord chronisch een belangrijke rol. Tijdens het onderzoek is gebleken dat alle scholen moeite hadden met het woord chronisch. Dit omdat de kinderen geen chronische ziekte hebben, maar een beperking. Het is voorgekomen dat een school bij nader inzien de enquêtes niet afnamen door het woord chronisch.
40
4.3 De activiteiten Tijdens de opening zullen er verschillende activiteiten plaatsvinden. Het is belangrijk dat de activiteiten zijn afgestemd op de doelgroep en het thema ‘Samen werken’.
De enquêtevragen die betrekking hebben op de activiteiten: - Tijdens de informatiemarkt worden verschillende activiteiten gehouden, welke van de onderstaande activiteiten lijken jou het meest interessant? - Naast de informatiemarkt zal er ook een politiek debat plaatsvinden. Lijkt het jou leuk om naar zo’n debat te gaan? Indien ja, waarover zou je met de politici willen praten? - Stel, je wilt na deze school gaan werken, wat voor werk zou je dan willen gaan doen? - Stel, je gaat na deze school verder leren, welke opleiding zou je dan willen gaan doen?
De resultaten van deze vragen leiden tot de inhoud van het projectplan.
Op de de vraag ‘Welke van de onderstaande activiteiten lijken jou het meest interessant?’ hebben de respondenten verschillend gereageerd. Meerdere antwoorden waren mogelijk. Sollicitatietraining en opleidingsvoorlichtingen zijn met 37% het populairst onder de respondenten. Voor de populatie betekent dat tussen de 28% en 46% interesse heeft in deze twee activiteiten. 31% van de respondenten is geïnteresseerd in een lezing over uitkeringen. 26% van de respondenten wil met werkgevers in contact komen. 16% van de respondenten is geïnteresseerd in een lezing over werkgelegenheid met een beperking. 23% van de respondenten geeft aan geen van de activiteiten interessant te vinden.
41
Vorig jaar waren er verschillende activiteiten tijdens de opening, hierop is gereageerd dat er teveel activiteiten tegelijk waren. Daardoor hebben sommige bezoekers niet alles kunnen doen en bepaalde activiteiten onvrijwillig moeten missen. Deze argumentatie wordt meegenomen met de planning van de activiteiten tijdens de opening.
Een meerderheid van 75% van de respondenten geeft aan dat het niet geïnteresseerd is in een politiek debat. Van de overige 25% heeft een gering aantal personen op de open vraag ‘Waarover zou jij met politici willen praten?’ gereageerd. Hieronder ziet u de meest voorkomende onderwerpen. Werkgelegenheid (5 respondenten) Uitkeringen en beperkingen (4 respondenten) De eurocrisis (2 respondenten) Oneerlijke en eerlijke behandelingen Het gedoogbeleid Bezuinigingen Het speciaal onderwijs Geld Waarom wordt er bezuinigd op het speciaal onderwijs, met de bijhorende vraag ‘Wat vinden de politici er zelf van?’
42
Op de vraag ‘Stel je wilt na deze school gaan werken, wat voor werk zou je dan willen gaan doen?’ heeft 52% van de respondenten antwoord gegeven. Er waren meerdere antwoorden mogelijk. Van de respondenten die willen gaan werken heeft ruim 32% aangegeven te willen gaan werken in een winkel. Van de respondentenn die willen gaan leren en werken heeft 30% aangegeven te willen gaan werken in een frabriek. Wanneer de antwoorden van de respondenten die willen gaan werken en werken & leren worden samengevoegd is de keuze om in een winkel te gaan werken met 59% het grootst. Dit betekent dat van de werkende en werken & lerende populatie tussen de 50% en 68% kiest om te gaan werken in een winkel. Op de tweede plaats heeft 49% met de handen werken ingevuld. Dat betekent dat tussen de 40% en 58% van de werkende populatie graag wil werken met de handen. Op het opengedeelte van de bovenstaande vraag heeft 22 respondenten de volgende beroepen opgeschreven: (De zwartgedrukte beroepen komen meerdere keren voor) Beveiliging
Dagbesteding
Elektro
Wetenschappelijk onderzoek
Juridisch werk
Voetbaltrainer
Salon Beauty
Machinist grondwet
Achter de schermen
Vrachtwagenchauffer
Laboratorium
Licht- en/of
bij tv of theater Logistiek
geluidstechnicus Werken met kinderen
Busschauffer
Militair
43
Op de vraag ‘Stel, je gaat na deze school verder leren, welke opleiding zou je dan willen gaan doen?’ heeft 52% van de respondenten aangegeven dat hij/zij weet welke opleiding hij/zij gaat doen. 13% van de respondenten weet het nog niet. 35% heeft deze vraag niet ingevuld, deze groep gaat namelijk niet verder leren maar werken. Voor de ‘verder lerende of combinatie van leren & werken’ populatie betekent dat tussen de 43% en 61% weet welke opleiding hij/zij gaat doen. Van de antwoorden op de open vraag ‘Ik wil de opleiding ….. gaan doen’ is een top 10 gemaakt van de meest voorkomende opleidingen.
Top 10 Opleidingen ICT niveau 2 Elektrotechniek Verpleegkunde Transport & Logistiek Techniek Beveiliging Horeca Administratie Juridisch Maatschappelijk/zakelijk dienstverlener Life Science
44
Het schema hieronder geeft alle antwoorden van de 52% van respondenten weer. De opleidingen die vet gedrukt zijn, komen het vaakst voor (zie de top 10)
Verpleegkunde niveau 4 Administratie Juridisch medewerker en zakelijke dienstverlening Maatschappelijke zorg Pedagogische werker Beroeps begeleidende leerweg Kappersopleiding Schoonheidsspecialiste Horlogemaker Detailhandel MBO Horeca Life Science Dierenverzorging Banketbakker Biologie Biomedische technologie Orthopedische technologie Nederlands Grafische ontwerper vormgeving HBO Meubelhandel & Retail management
Techniek ICT niveau 2 Transport & Logistiek Elektrotechniek Werktuigbouwkunde Bouwkunde Veiligheid en vakmanschap Beveiliging Laboratorium Machinist GWW Automonteur Het leger Software science Kantooropleiding Applicatieontwikkeling Moleculaire levenswetenschappen Planologie/Sociale geografie Sport en Beweging Sociale maatschappelijk dienstverlener Podium- en Evenemententechniek
Tijdens de opening zal door middel van een informatiemarkt hierop in worden gespeeld. Door stands van scholen te plaatsen, zoals ROC’s, en voorlichtingen te geven over de meest voorkomende opleidingen.
45
Na de vragen over werk en opleiding, is aan de respondenten de vraag gesteld of zij speciale aanpassingen nodig hebben. 26% van de respondenten heeft een speciale aanpassing nodig wanneer hij/zij gaat studeren. Van de 26% respondenten die een speciale aanpassing nodig hebben, hebben sommige aangeven om welke aanpassing het gaat. Hieronder ziet u een tabel met de meest voorkomende aanpassingen op het gebied van studie: Goede uitleg 3
Extra tijd voor het MBO-examen 2
Extra aandacht/tijd 5
Mondeling toetsen i.p.v. schriftelijk 9
Ambulante Hulp bij dyslexie Laptop 2 Een aangepaste begeleiding 5 stoel en tafel (het getal achter de onderwerpen geeft het aantal respondenten weer)
Aangepaste tijd, opdrachten en duidelijke instructies Rustruimte
46
31% van de respondenten heeft een speciale aanpassing nodigt wanneer hij/zij gaat werken. Van de 31% respondenten die een speciale aanpassing nodig hebben, hebben sommigen aangeven om welke aanpassing het gaat. Hieronder ziet u een tabel met de meest voorkomende aanpassingen op het gebied van werk: Loopbaanbegeleiding/ begeleiding in het werk Weten wie ik ben 6
Gestructureerd werk 2
Extra tijd/meer pauze 3
Rustig werktempo 5
Rekening houden met werkdrukte
Kleiner toetsenbord, alles moeten binnen mijn bereik zijn. Duidelijkheid en structuur
Rustige omgeving, vertrouwd aanspreekpunt en hulp met plannen Rekening houden met spraakstoornis
Leuke sfeer en Aangepaste rolstoel en tafel en collega’s/ begrip van verzorgingsruimte collega’s (het getal achter de onderwerpen geeft het aantal respondenten weer)
47
Op de vraag ‘Heb je al begeleiding gehad bij het kiezen van wat je na deze gaat doen?’ heeft ruim 71% aangegeven begeleiding te hebben gehad; 12% van hun ouders/verzorgers, 20% van hun school en 39% zowel van hun ouders/verzorgers als hun school. De overige 29% heeft geen begeleiding gehad. Dit is wel opmerkelijk hoog in verhouding met de 10% van de respondenten die hebben aangegeven niet te weten wat zij na hun school willen gaan doen. Voor de populatie betekent dat tussen de 62% en 80% begeleiding heeft gehad bij het maken van de keuze; werken of verder studeren.
48
4.4 Marketing Het merendeel van de respondenten heeft nee gezegd op de vraag om naar de opening te gaan. Hiervan heeft meer dan de helft aangegeven dat het thema ‘Samen Werken’ niet aanspreekt. Daarnaast heeft ruim 85% aangegeven de stichting niet te kennen. Deze resultaten worden meegenomen in het bedenken van een marketingstrategie; Hoe wordt de doelgroep het best bereikt?
De volgende vragen hebben betrekking op deze marketingstrategie: - Maak je wel eens gebruik van het internet? - Lees je wel eens kranten?
Van alle respondenten heeft ruim 98% aangegeven gebruik te maken van het internet. Dit zijn 34% meisjes en 64% jongens. Voor de populatie betekent dat tussen de 89% en 100% gebruik maakt van het internet. Er kan in dit geval gesproken worden van een zeer grote meerderheid van de populatie die gebruik maakt van het internet.
49
De 98% (121 respondenten) die heeft aangegeven internet te gebruiken, kon bij de ‘indien ja vraag’ aangeven welke van de genoemde programma’s zij gebruikt, meerdere antwoorden waren mogelijk. Het open gedeelte van de vraag ‘namelijk, anders …’ is door ruim 83% van de respondenten ingevuld. Van de respondenten geeft 75% aan het chatprogramma MSN te gebruiken. Facebook komt op de twee plaats met ruim 70%. Vervolgens wordt Hyves met 30% gebruikt en heeft 26% van de respondenten een Twitter-account. Voor de populatie betekent dat een meerderheid tussen de 61% en 84% Facebook en MSN gebruikt. Op gebied van marketing kan hierop worden ingespeeld door middel van reclame. Daarnaast kan er een speciale chatgroep ontwikkeld worden voor deze doelgroep. Hier kunnen zij hun verhaal of vragen kwijt. Tijdens het onderzoek is gebleken dat op veel websites van scholen een chatgroep aanwezig is en er gebruik van wordt gemaakt.
50
De andere vraag die te maken heeft met marketing gaat over de krant. Dit jaar zal er geen magazine worden gepubliceerd. In plaats hiervan wil de stichting een katern plaatsen in de Metro. Aan de hand van de resultaten kan gekeken worden of de meerderheid van de doelgroep en krant leest en welke kranten onder de doelgroep populair zijn.
Van alle respondenten heeft een meerderheid van 64% aangegeven een krant te lezen. Voor de populatie betekent dat tussen de 55% en 73% een krant leest. Meer dan de helft van de populatie leest een krant.
51
Bij de vraag ‘Welke van onderstaande kranten lees je?’ waren meerdere antwoorden mogelijk. Een meerderheid van 57% van de lezende respondenten, leest de Spits. De Metro wordt door 42% van de lezende respondenten gelezen. Voor de lezende populatie betekent dat tussen 33% en 51% de Metro leest en tussen de 48% en 66% de Spits leest. Op de open vraag ‘Ik lees de …’ heeft 13% van de respondenten de Telegraaf ingevuld.
Kranten Telegraaf Leeuwarder AD 4 Trouw Parool Eindhovens dagblad NRC Volkskrant De Limburger Gelderlander
52
4.5 De locatie Waar kan de opening het beste worden gehouden? Er bestaat een kans dat de opening samen met het UWV-bedrijf wordt georganiseerd. Daarnaast is er sprake om de opening in verschillende plaatsen te houden. In de bijlage treft u de kaart van Nederland aan, waar de voortgezet speciaal onderwijsscholen gevestigd zijn. Provincie
Aantal scholen
Groningen
13
Friesland
9
Drenthe
6
Overijssel
15
Gelderland
39
Noord-Brabant
39
Limburg
20
Zeeland
7
Zuid-Holland
46
Utrecht
22
Noord-Holland
32
Flevoland
5
De meeste scholen bevinden zicht in de provincie Zuid-Holland, Gelderland en Noord-Brabant.
53
Op de vraag ‘Hoe lang zal je maximaal willen reizen?’ geeft 40% van de respondenten aan bereid te zijn tussen een half uur en uur te willen reizen. Deze vraag is ingevuld door de respondenten die hebben aangegeven naar de opening te gaan. Wanneer de opening op de centrale plekken zoals hierboven is aangegeven wordt gehouden, zal de reistijd voor de meeste van doelgroep geen probleem zijn. Daarnaast zullen er bussen ingehuurd worden, dit kan alleen met toestemming van de desbetreffende scholen.
54
5| Aanbevelingen De aanbevelingen die hieronder worden beschreven vormen de inhoud van het openingsevenement ‘Samen Werken’
5.1 De indeling van het programma van de opening Door de populaire activiteiten; sollicitatietraining en voorlichtingsopleidingen over de dag te verspreiden is de kans groot dat de leerlingen geïnteresseerd blijven. Wanneer de zekerheid is dat de desbetreffende scholen meewerken kunnen er bussen ingezet worden om de leerlingen naar het openingsevenement te brengen. De sollicitatietraining kan worden gegeven in een vorm van een workshop, die meerdere keren op een dag in groepen van 15-20 leerling kan worden gegeven. Het aantal komt overeen met het klassenaantal van deze leerlingen. Per cluster is de grote van een klas verschillend, gemiddeld zitten er maximaal 20 leerlingen in één klas. Het voordeel hiervan is dat er meer interactie kan worden gehouden met de leerlingen, zij kunnen in groepjes een oefening doen op gebied van solliciteren. Bijvoorbeeld door de leerlingen een elevator pitch te laten houden, de leerling krijgt ongeveer 5 minuten de tijd om zichzelf te ‘verkopen’ aan de werkgever. Zo leren de leerlingen wat de belangrijkste elementen zijn van solliciteren. Bij alle workshops moet rekening gehouden worden met leerlingen uit cluster 1 en 2. Voor cluster 2 zal er een doventolk aanwezig moeten zijn en voor cluster 1 aangepast beeldmateriaal. Op de derde plaats heeft de respondenten voor de activiteit uitkering gekozen. In de bijlage ziet u enkele suggesties van onderwerpen voor een lezing over uitkeringen. Uit onderzoek blijkt dat deze leerlingen ‘grote’ behoefte hebben aan structuur. Het is belangrijk dat tijdens de centrale opening aandacht wordt besteed aan alle activiteiten en waar deze plaatsvinden. Daarnaast kan er voordat de opening begint een programmaboekje worden uitgedeeld, zodat de leerling, begeleider of ouder de planning van de opening kan doornemen. De keuze om samen te gaan werken met de VSO scholen is gunstig. Er moet dan wel rekening gehouden worden met de lestijden van de leerlingen. De lestijden verschillen per school, de lestijden beginnen tussen 8.45-9.00 uur en eindigen tussen 14.55-15.30 uur. Het verschil qua lestijden is te verklaren, omdat sommige VSO scholen de lestijden van de bassischool aanhouden en de andere VSO scholen de lestijden van het regulier middelbaar onderwijs. Het aantal pauzes op een dag varieert tussen 1 à 4 keer.
55
De opening kan er als volgt uitzien:
08.15 Ophalen leerlingen en begeleiders 10.00 Aankomst opening van ‘Samen Werken’ 10.30 De centrale opening 11.00 Debat 11.30 Pauze 12.00 Workshops (uitkering, sollicitatie, voorlichtingsopleiding) 12.30 Workshops ronde 2 (uitkering, sollicitatie, voorlichtingsopleiding) 13.00 Pauze en amusement 13.30 Informatiemarkt (een stand over werken met beperking, opleidingen (ROC) en werk) 15.00 Sluiting
56
5.2 De marketingmiddelen Uit het onderzoek is gebleken dat veel jongeren Facebook, MSN en Hyves gebruiken. Er is een Facebookpagina aangemaakt over de opening. Door deze populair te maken onder de doelgroep moet deze pagina meer naamsbekendheid krijgen. Dit kan door zoveel mogelijk mensen en VSO scholen te verzoeken om de pagina ‘leuk te vinden’. Op de Facebookpagina zal net als op de website een poll worden gehouden. De meerderheid van de populatie maakt gebruik van het chatprogramma MSN. Tijdens het gebruik van dit programma verschijnen er banners met reclame. De stichting kan hierop inspelen door een banner te ontwikkelen en deze te plaatsen op de website van MSN. MSN heeft ook haar eigen Facebookaccount met meer dan 1.800.000 leden, door deze pagina te koppelen aan de stichting zal er meer naamsbekendheid worden gecreëerd onder de doelgroep. Iedere Hotmailgebruiker ontvangt een update over de website msn.nl. Door een persartikel te plaatsen op deze website, zodat de doelgroep op de hoogte wordt gesteld. Iedereen die gebruik maakt van MSN, heeft een Hotmailaccount waardoor hij/zij zo’n mail ontvangt. Een grote meerderheid van deze jongeren gebruikt internet. Het is niet uit te sluiten dat zij via het internet informatie zoeken over werken of studie met een beperking. Ook de ouders/verzorgers zoeken informatie voor hun kinderen. Om een website te bouwen met de titel ‘Samen Werken’ is de kans groot dat de leerlingen en ouders/verzorgers op deze website terecht komen via google. In de bijlage ziet u drie printscreens van de website die is gebouwd voor dit openingsevenement. Via www.wordpress.com is de website ‘Samen Werken’ gebouwd. Er zijn twee polls geplaats; de poll op de hoofdpagina bevat de vraag ‘Kom jij naar de opening van de Week Chronisch Zieken’. Wanneer de bezoeker op de button meer polls klikt verschijnt de poll ‘Waar wil jij later graag werken?’. Het gebruik van het chatprogramma MSN is het populairst onder deze doelgroep. Hierdoor is er een forum ontwikkeld op de hoofdpagina. Wanneer de bezoeker klikt op praat mee, opent er een forum met twee stellingen; ‘Wat vind jij van de bezuinigingen in het speciaal onderwijs?’ en ‘Heb jij tips voor de opening ‘Samen Werken’ 2012?’ De leerlingen die een Twitter- en/of Facebookaccount hebben kunnen de pagina delen met anderen. Ook worden de Twitter updates van de stichting bijgehouden door deze website.
57
De Spits en de Metro zijn de populairste kranten onder de doelgroep. Door een katern te plaatsen in beide kranten is de kans groter dat de doelgroep het leest, dan wanneer een katern alleen in de Metro wordt geplaats. Een katern in de Spits plaatsen kost in full colour18: Een katern van vier pagina’s midden in het blad: 53.785 euro, met bureaukorting is dat €44.867,25. Een Katern van acht pagina’s midden in het blad: 84.456 euro, met bureaukorting is dat €71.787,60.
18
http://spitsadverteren.nl/mogelijkheden/formaten/speciaal
58
Bijlage I
59
60
61
Bijlage II Poging 1 was op 27 februari. (Alle scholen zijn na gebeld) De scholen zijn gemaild op grond van het lesniveau vmbo, havo, en vwo, en verspreiding over het hele land. Per klas zitten 10 à 20 leerlingen. Het doel was minimaal 100 en maximaal 200 respons te behalen. Cluster 1
Cluster 2
Cluster 3
Cluster 4
Kentalis Rafael
Hendrik Mol
Noteboomschool
De Brouwerij
Bartimeus
De Weerklank
De Regenboog
Fritz Redlschool
Amman College
Schreuder
Yulius
De Marwindt
Reconvalescenten
Sas
De Graafschool
Mytylschool
Arnhemse
Rotterdam
Buitenschool
De Twijn
Hoenderloo College
Het Berkenhofcollege
Instituut de Piloot
De Zwengel
De Keyzer
De Huifkar Ariane Mytyl Deltaschool Mytyl Franciscus
Poging 2 was op 19 maart. (Alle scholen zijn na gebeld) Ik was nog in contact met de scholen hierboven, vele ervan moest ik 2 à 3 keer bellen. In de tussentijd heb ik van elk cluster, de drie scholen gemaild met het grootst aantal leerlingen volgens de CBS gegevens. Cluster 1
Cluster 2
Cluster 3
Cluster 4
Visio Noord
Het Rotsoord
De Berkenschute
Van der Reeschool
Sensis Visio
Bellschool
Heliomare Onderwijs
Klein Borculo
Visio IOSB
Het Maatman
Mytyl De Trappenberg
Beukenrode
62
Poging 3 was op 28 maart. Alleen cluster 3 scholen zijn gemaild, omdat er genoeg respons was uit cluster 1 en 2. Later bleek cluster 1 niet mee te werken. Alle scholen, mist ze meteen zeiden dat ze niet meededen, hebben op 3 april een herinnering gehad. Cluster 3
Cluster 3
Emiluisschool
Beatrixschool
Meerlanschool
Mytyl Tilburg
Orion College West
Mytyl Maasgouw
Mytyl Roosendaal
Mytyl deVly
De Thriantaschool
W.A. van Lieflandschool
VD Ploegschool
Zonnebloemschool
Mytyl Lijndensteijn
Twaluk
De Wingerd
Piet Bakkerschool
Meester Duisterhoutsch
Conventschool
Danielbrouwer
De Lelie
De Ziep
De Triviant
Heldringschool
De Ark
De Keerkring
Het Prisma
Mariëndael
Werkrode
Kingmaschool
De Schalm
63
Poging 4 was op 4 april. Cluster 1 en cluster 4 scholen zijn gemaild. De scholen van cluster zijn gebeld, de scholen van cluster 4 hebben op 18 april een herinnering gehad. Cluster 1
Cluster 4
Visio Amsterdam
De Ambelt school
Visio Rotterdam
Kannerschool x 3 (3 verschillende locaties)
Visio Breda
De Bolster Altra College JC Pleysierschool De Anger Don Boscoschool Ortolaan Roermond Ortolaan Weert
Poging 5 was op 23 april wegens het lage respons van de cluster 4 scholen. Op woensdag 9 mei is er een herinnering gestuurd. Cluster 4
Cluster 4
Wintakker
VSO Leeuwarden
Kristallis
De Hilt
VSO Parcours
Hart de Ruyterschool
Elimschool
64
Bijlage III Suggesties uitkeringen voor workshops WAO
=
Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering
Wajong =
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
Waz
Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen
=
Wet Rea =
Wet op de re-integratie arbeidsgehandicapten
Deze wet Rea is erop gericht kansen op betaald werk of op terugkeer naar betaald werk te vergroten voor mensen met een arbeidshandicap. De wet wordt uitgevoerd door de gemeente en het UWV. Met een aantal maatregelen voor werknemers en werkgevers wil de overheid via deze wet de kans op betaald werk voor arbeidsgehandicapten vergroten, onder meer door het financieel gemakkelijker te maken passend werk te aanvaarden of aan te bieden. - aanpassing werkplek - werken op proef - scholing en begeleiding - Aanvulling op het loon - Premiekorting voor de werkgevers - Persoonsgebonden voorzieningen - Persoonsgebonden re-integratiebudget - Starterskrediet voor zelfstandigen - Onderwijsvoorzieningen - Toetrederskorting
WVG; Wet voorzieningen gehandicapten Mensen met een chronische ziekte of handicap zo lang mogelijk zelfstandig laten wonen en laten deelnemen aan het maatschappelijk leven.
65
Wet Wajong bestaat uit de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten. Deze wet biedt een uitkering voor mensen die al op jonge leeftijd arbeidsongeschikt zijn op minimumniveau. Veel leerlingen die van het speciaal voorgezet speciaal onderwijs komen, komen in aanraking met deze wet zonder dat ze het willen. Deze jongeren vallen onder de doelgroep van de opening. Door de vernieuwde uitstroomprofielen worden de leerlingen meer gericht voorbereid op de arbeidsmarkt. Tijdens de opening zal hierop in worden gegaan, dit kan tijdens een workshop over uitkeringen of tijdens een speech van een ambassadeur.
Wiw; Wet inschakeling werkzoekenden Deze wet is bedoeld om werkzoekenden en andere uitkeringsgerechtigden voorzieningen te bieden die een terugkeer naar de arbeidsmarkt vergemakkelijken of mogelijk maken. De wet varieert van sociale activering, werkervaringsplaatsen en dienstbetrekking. De uitvoering van deze Wiw is in handen van de gemeente. De doelgroep van de Wet inschakeling werkzoekenden: - Alle werkloze jongeren tot 23 jaar - Arbeidsgehandicapten volgens de Wet Rea - Alle personen met een bijstandsuitkering, een IOAW- of een IOAZ uitkering - Alle personen die langer dan een jaar staan ingeschreven bij het Centrum voor Werk en Inkomen
66
Bijlage IV
67
68
69
Bijlage V Fondsen
002; A.M.V.J. Fonds o
Jongeren voor wie sociaal-culturele activiteiten niet gemakkelijk zijn recreatief en creatief bezig laten zijn.
o
Gemiddelde bijdrage: 10.000 euro
o
www.amvjfonds.nl
005; Stichting Rotterdams Kinderrevalidatie Fonds Adriaanstichting o
Ontwikkeling en stimulering voor lichamelijke gehandicapten (kinderen en eventueel volwassenen) in de regio Rijnmond.
o
Gemiddelde bijdrage: Variabel
o
www.kinderfondsadriaan.nl
058; Stichting Theodora Boasson o
Ondersteunen van projecten voor kinderen met lichamelijke, geestelijke of sociale problemen.
o
Gemiddelde bijdrage: Onbekend
o
[email protected]
066; Stichting Boschuysen o
Bevorderen van scholing en ontwikkeling van jeugdige personen die maatschappelijk gezien hulp van derden nodig hebben.
o
Gemiddelde bijdrage: Onbekend
o
www.boschuysen.nl
108; Jan Schoo Charity Foundation-Dappere Dodo’s o
Bevorderen van welzijn, educatie en gezondheid van kinderen in Nederland.
o
Gemiddelde bijdrage: Onbekend
o
www.dappere-dodos.nl
120; Stichting Fonds voor het Dove en Slechthorende kind
70
o
Voor onderzoek, steun en voorlichting op het gebied van cultuur, sport, recreatie, onderwijs, educatie en gezondheid voor dove en slechthorende kinderen.
o
Gemiddelde bijdrage: Onbekend
o
Geen internet- of emailadres bekend
121; Stichting Fonds voor Dove Kinderen o
Bevorderen van welzijn van leerlingen van dovenscholen.
o
Gemiddelde bijdrage: Onbekend
o
[email protected]
126; Stichting Familiefonds van Dusseldorp o
Geluk en vreugde brengen in het leven van lichamelijk, verstandelijk en sociaalemotioneel beperkte kinderen.
o
Gemiddelde bijdrage: Onbekend
o
[email protected]
210; Katholieke Stichting Jongerenbelangen o
Bevorderen van lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn van jeugd in jongeren die door persoonlijke en maatschappelijke problemen in hun ontwikkeling worden bedreigd.
o
Gemiddelde bijdrage: Onbekend
o
[email protected]
222; Stichting Kinderpostzegels Nederland o
Steunt projecten gericht op verbetering van kansen en mogelijkheden voor kinderen die opgroeien in moeilijke omstandigheden. Ook kunnen via Pekoenja jongeren die activiteiten organiseren voor leeftijdsgenoten worden geholpen.
o
Gemiddelde bijdrage: Onbekend
o
www.kinderpostzegels.nl
237; Sint Laurensfonds o
Ondersteunen van projecten op het gebied van zorg en welzijn voor jeugdigen in de regio Rijnmond.
o
Gemiddelde bijdrage: Onbekend
71
o
www.sintlaurensfonds.nl
260; Stichting Marguérite o
Stimuleren van activiteiten ter bevordering van de positie van jonge mensen in de samenleving.
o
Gemiddelde bijdrage: 1.134 euro
o
Geen internet- of emailadres bekend
265; Stichting Medemens o
Voor kinderen tot 18 jaar met een lichamelijke of geestelijke handicap, die minder kansen hebben in hun huidige en toekomstige levenssituatie.
o
Gemiddelde bijdrage: 4.537 euro
o
Geen internet- of emailadres bekend
301; NSGK voor het gehandicapte kind o
Zet zich in voor kinderen en jongeren met een verstandelijke, lichamelijke, zintuiglijke of meervoudige handicap. Stimuleert projecten die deze mensen helpt te participeren en integreren in de samenleving.
o
Gemiddelde bijdrage: Per aanvraag verschillend
o
www.nsgk.nl
323; Nederlandse Stichting voor Psychotechniek o
Specifieke doelgroepen moeten hun capaciteiten optimaal benutten in de beroepsarbeid. Voorkomen van ongewenste arbeidsongeschiktheid.
o
Gemiddelde bijdrage: 20.000 euro
o
www.nsvp.nl
350; Sandia Stichting o
Jeugdige personen en gezinnen ondersteunen op het gebied van onderwijs, opvoeding, opleiding en vorming.
o
Gemiddelde bijdrage: Onbekend
o
[email protected]
369; Snickers-de Bruijn Stichting
72
o
Activiteiten om kinderen en jongeren te steunen op het gebied van educatie.
o
Gemiddelde bijdrage: Onbekend
o
Geen internet- of emailadres bekend
374; Stichting Sophia Kinderziekenhuis Fonds o
Behartigen van de belangen van zieken kinderen. Gericht op preventie, behandeling, verpleging en revalidatie. Ook voor chronische ziekten.
o
Gemiddelde bijdrage: Onbekend
o
www.vriendensophia.nl
391; Stichting Teknophilos o
Verlenen van bijstand aan gehandicapte kinderen in de regio Amsterdam.
o
Gemiddelde bijdrage: Onbekend
o
[email protected]
438; Stichting Vreugde voor Gehandicapte Jeugd o
Bevorderen van de belangen van lichamelijke en geestelijk gehandicapte kinderen in de regio Haaglanden.
o
Gemiddelde bijdrage: Onbekend
o
Geen internet- of emailadres bekend
456; Stichting Weeshuis der Doopsgezinden o
Jeugd- en jongerenwerk voor gezondheidszorg, scholing en culturele activiteiten.
o
Gemiddelde bijdrage: 5.000 euro
o
www.doopsgezinden.nl
467; Stichting Witte Bedjes Het Parool o
Financiering van activiteiten voor zieke, gehandicapte en hulpbehoevende kinderen. Projecten en scholen voor speciaal onderwijs.
o
Gemiddelde bijdrage: 7 euro per patiënt
o
www.stichtingwittebedjes.nl
73