De Meerwaarde van Weeksluitingen In opdracht van:
Basisschool De Zevensprong, Cuijk Door Paula van Strien UniPartners Nijmegen (augustus, 2014)
Voorwoord UniPartners Nijmegen is een non-profit academisch adviesbureau dat verbonden is aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Daarnaast maakt UniPartners Nijmegen deel uit van een uitgebreid nationaal en internationaal netwerk van "Junior Entreprises" in Europa. De doelstelling van UniPartners is om de kennis die beschikbaar is op universiteiten te delen met het bedrijfsleven. UniPartners voert op projectbasis opdrachten en onderzoeken uit voor bedrijven en instellingen. De projecten worden uitgevoerd op basis van “fixed price, fixed service” principe en hebben betrekking op diverse vakgebieden. De consultants zijn (master)studenten van de Radboud Universiteit die hierbij een waardevolle praktijkervaring opdoen. De begeleiding van het project geschiedt door projectmanagers van UniPartners Nijmegen.
2
Inhoudsopgave Deel 1: Het proces Inleiding.............................................................................................................
4
Methode………………………………………………………………………………
4
Resultaten: samenvatting………………………………………………………….. 5 Conclusie…………………………………………………………………………….. 8 Deel 2: Het artikel Inleiding………………………………………………………………………………. 10 Theorie………………………………………………………………………………… 11 Methode………………………………………………………………………………. 15 Resultaten…………………………………………………………………………….. 16 Discussie……………………………………………………………………………… 24 Bibliografie…………………………………………………………………………… 25 Bijlagen Bijlag 1: Checklist kwaliteit van kunstonderwijs…………………………………… 27 Bijlag 2: Checklist kwaliteit van weeksluitingen…………………………………… 28 Bijlag 3: Checklist gemeenschapszin………………………………………………. 29 Bijlag 4: Checklist mediawijsheid…………………………………………………… 30 Bijlage 5: Vragenlijst …………………………………………………………………..31 Bijlage 6: Codes………………………………………………………………………. 35 Bijlage 7: Initiële gecodeerde interviews…………………………………………… 37 Bijlage 8: Gefocuste gecodeerde interviews………………………………………. 66
3
Deel 1: Het proces
Inleiding Wim Spijkerboer is telefonisch benaderd door Jesse van Scherrenburg van UniPartners Nijmegen. Dhr. Spijkerboer had vervolgens interesse om te kijken of UniPartners wat voor de Zevensprong kon betekenen. De Zevensprong houdt eenmaal in de twee weken een weeksluiting waarbij iedere klas zich kan manifesteren op het podium. Hierbij is ruimte voor initiatieven van leerlingen. Rond de feestdagen worden speciale themavoorstellingen gehouden. Ook zijn er ieder jaar slotdagen, waarbij de leerlingen een musical neerzetten. In een gesprek dat plaatsvond op maandag 24-02-2014 tussen Dhr. Spijkerboer en Jesse van Scherrenburg en Michiel Rouschop van UniPartners gaf Dhr. Spijkerboer aan dat hij graag de positieve resultaten die de leerling ondervindt als gevolg van het bevorderen van podiumkunsten zoals toegepast op basisschool de Zevensprong, in kaart zou willen brengen. Naar aanleiding van dit gesprek is het onderzoek van UniPartners naar de podiumkunsten van De Zevensprong gestart. Doelstelling Doelstelling van het onderzoek is als volgt geformuleerd: het onderzoeken van de manieren waarop de podiumkunsten bijdragen aan het ontwikkelen van bepaalde vaardigheden. Deze doelstelling levert de volgende onderzoeksvraag op: welke vaardigheden verwerven leerlingen tijdens de podiumactiviteiten op De Zevensprong? Om deze hoofdvraag adequaat te kunnen beantwoorden, werden de volgende deelvragen geformuleerd: - Wat is er bekend uit de literatuur over de vaardigheden die leerlingen verwerven door het beoefenen van podiumkunsten? - Op welke manier geeft De Zevensprong invulling aan de podiumkunsten? - Wat zijn de overeenkomsten tussen de gevonden resultaten uit de literatuur en de manier waarop De Zevensprong invulling geeft aan de podiumkunsten? - Waar is winst te halen in de manier waarop De Zevensprong invulling geeft aan de podiumkunsten? Resultaat Het resultaat van het onderzoek is een helder rapport waarin de meerwaarde van het bevorderen van de podiumkunsten op de Zevensprong duidelijk in kaart gebracht is en dat tevens een publicabel artikel en een kortere tekst voor het grote publiek bevat.
Methode Methode De antwoorden op de deelvragen zijn tot stand gekomen door gebruik te maken van literatuuronderzoek op basis waarvan checklists zijn geformuleerd voor het beoordelen van de kwaliteit van weeksluitingen (bijlage 1 t/m 4). Vervolgens werd informatie over De Zevensprong verzameld door gebruik te maken van kwalitatieve onderzoeksmethoden, te weten: acht semigestructureerde interviews (de gestelde vragen zijn te vinden in bijlage 5); en observaties van twee voorstellingen en vijf dvd’s met opnames van eerdere voorstellingen. Daarnaast zijn verschillende krantenartikelen en relevante andere documenten geanalyseerd.
4
Gegevensverzameling Acht betrokkenen bij de school, te weten drie leerlingen, een oud-leerling, twee docenten en twee ouders, die door directeur Wim Spijkerboer werden aangedragen, werden benaderd. De interviews werden opgenomen en werden vervolgens globaal uitgewerkt. Tijdens het observeren van de twee voorstellingen en de vijf dvd’s met eerdere voorstellingen werden aantekeningen gemaakt en deze werden vervolgens uitgewerkt. De overige documenten werden bestudeerd en samengevat. Analyse De uitgeschreven gegevens werden gecodeerd zodat de informatie met elkaar vergeleken kon worden en aan de hand daarvan conclusies konden worden getrokken (zie bijlage 6 t/m 8). De observaties hebben vooral gefungeerd als referentiekader bij het stellen van de vragen. In het uiteindelijke verslag ligt de nadruk op de ervaringen van de geïnterviewde betrokkenen bij de school. De resultaten werden vervolgens vergeleken met de bevindingen uit het literatuuronderzoek.
Resultaten: samenvatting Wat is er bekend uit de literatuur over de vaardigheden die leerlingen verwerven door het beoefenen van podiumkunsten? In de 21st century skills ligt de nadruk sterk op innovatie, samenwerken en het gebruik van ICT (Van den Oetelaar 2012). Winner et all. (2013) en IJdens (2012) stellen dat die vaardigheden deels direct of indirect kunnen worden versterkt door het volgen van kunstonderwijs, mits de kwaliteit hoog genoeg is. Aan de hand van een onderzoek van Seidel et al. (2009), samengevat en vertaald door Schönau (2012) zijn kwaliteitseisen voor kunstonderwijs in het algemeen opgesteld. Vervolgens zijn specifieke kwaliteitseisen voor weeksluitingen geformuleerd op basis van opvattingen binnen de jenaplanliteratuur, waarin veel geschreven is over weeksluitingen (Fijbes 2011, Korteweg en Overeem 1993, Meijer 2011). Daar zijn ook enkele aspecten aan toegevoegd die betrekking hebben op het bevorderen van de gemeenschapszin en de mediawijsheid van de leerlingen (op basis van Rule et al. 2009 en Hobbs 1998). Die verschillende kwaliteitseisen zijn vertaald naar vier checklists die te vinden zijn in bijlage 1 t/m 4. Deze checklists kunnen worden gebruikt om vast te stellen of de kwaliteit van de kunsteducatie van basisschool De Zevensprong van voldoende kwaliteit is. Indien dat het geval is, dan is op basis van het onderzoek van Winner et all.(2013) te verwachten dat het kunstonderwijs op de school bijdraagt aan het verhogen van het IQ en het verbeteren van de algemene schoolprestaties; het ontwikkelen van de verbale vaardigheden, het ruimtelijk inzicht en het gehoor; het leren van andere talen; het bevorderen van de emotieregulatie; het verhogen van empathie; het oefenen van het innemen van een standpunt; het verbeteren van het zelfvertrouwen en het leren samenwerken. Daarnaast kan het kunstonderwijs het schoolklimaat verbeteren en worden vaardigheden ontwikkeld die direct samenhangen met een vak, zoals tekenen en het denken over kunst. Ook worden vaardigheden ontwikkeld die later in het leven relevant zijn voor creatieve beroepen. Bovendien leren kinderen te experimenteren en betekenis te geven. Op basis van Rule et al. (2009) kan worden gesteld dat, als de school goed scoort op de checklists, de podiumkunsten op De Zevensprong in dat geval bevorderlijk zijn voor de gemeenschapszin en voor de saamhorigheid, het zelfvertrouwen, het accepteren van diversiteit, het respect tussen leerlingen, het schoolklimaat en de schoolprestaties. Op basis van Hobbs (1998) kan worden gesteld dat de podiumkunsten dan bijdragen aan het bevorderen van de mediawijsheid van de leerlingen, zowel het analyseren van hoge kunsten en media, als het zelf produceren van boodschappen en het leren bedienen van (computer)knoppen. Op welke manier geeft De Zevensprong invulling aan de podiumkunsten? Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan worden vastgesteld dat De Zevensprong op de volgende manier invulling geeft aan de podiumkunsten: Uit alle klassen doen steeds enkele leerlingen mee aan de slotdagen en weeksluitingen. Wie er mee doet wordt afgewisseld. De nadruk ligt binnen de school op zang, dans en toneel, maar ook andere podiumkunsten komen aan bod. De accenten binnen een groep hangen af van de leeftijd en
5
de talenten van de leerlingen, maar ook van de interesses van de leerkracht. Naarmate de leerlingen ouder worden, krijgen ze meer mogelijkheden voor eigen inbreng. Er zijn geen vaste doelen, methodes of protocollen voor de lessen en oefenmomenten. Zo kan het voorkomen dat een groep nooit muziekles heeft, maar wel veel doet aan dans. Er is iedere week voldoende tijd voor deze vakken, in totaal ongeveer 2 of 3 uur. Het analyseren van dans, theater en muziek en media speelt geen centrale rol tijdens de lessen. Wel wordt soms ingegaan op de betekenis van liedjes. Ook wordt er nadruk gelegd op het inleven in een rol. Bovendien komen de leerlingen spelenderwijs in aanraking met verschillende kunstvormen en stijlen, zonder daar verder veel achtergrondinformatie over te krijgen. Computers spelen slechts sporadisch een rol tijdens deze activiteiten. Het is opvallend dat alle betrokken leerlingen in hun vrije tijd ook redelijk veel met kunst doen, hoewel een direct verband met de lessen op school in dit onderzoek niet aangetoond kan worden. De betrokkenen vinden de beschikbare ruimtes geschikt voor de activiteiten. Zij zijn van mening dat de podiumactiviteiten voldoende zichtbaar zijn in het gebouw. Bovendien vinden zij dat de voorstellingen, waaronder de aankleding daarvan, op een professionele manier wordt aangepakt en dat er voldoende samenhang is tussen de verschillende onderdelen van de voorstellingen. De samenwerking tussen de docenten wordt eveneens als positief ervaren. Daarnaast worden ouders intensief bij de activiteiten rondom de slotdagen en weeksluitingen betrokken. Er is weinig aandacht voor evaluatiemomenten, feedbackmomenten en nabesprekingen, terwijl de leerlingen hier wel veel waarde aan hechten. De momenten waarop wel feedback wordt gegeven worden minder gestructureerd aangepakt dan de feedbackmomenten bij spreekbeurten, waarbij wordt gewerkt met ‘tips en tops’. Op basis van de resultaten kunnen de volgende waardevolle elementen van weeksluitingen en slotdagen worden onderscheiden: • Leerlingen leren o zichzelf vol zelfvertrouwen te presenteren aan een publiek, ook als ze dat aanvankelijk eng vinden o elkaar dingen te leren o zich in te leven in personages o sneller teksten uit hun hoofd te leren, totdat ze in groep 8 hele lappen tekst zonder haperen kunnen voordragen o creatieve vaardigheden als dansen en zingen • Leerlingen komen op spelenderwijs met kunst in aanraking • Het geeft kinderen een goede reden om vol enthousiasme naar school te gaan • Leerlingen die op dat moment niet mee doen leren op een respectvolle manier te luisteren • De activiteiten zijn bevorderlijk voor het contact tussen leerlingen van verschillende klassen • Het helpt bij het bevorderen van de algemene sfeer. Zo worden ruzies snel opgelost en zijn de leerlingen trots op de bijdrage van hun eigen klas • De leerlingen krijgen complimenten en applaus, waar ze motivatie uit halen om het volgende keer nog beter te doen Wat zijn de overeenkomsten tussen de gevonden resultaten uit de literatuur en de manier waarop De Zevensprong invulling geeft aan de podiumkunsten? Op basis van het literatuuronderzoek werd geconcludeerd dat kunsteducatie meerwaarde heeft als de kwaliteit van de lessen van voldoende niveau is. Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan hierover het volgende worden gezegd in relatie tot de specifieke situatie op De Zevensprong: Wat betreft de kwaliteit van het leren van de leerling kan vastgesteld worden dat de betrokkenheid van leerlingen groot is: ze zijn enthousiast over de activiteiten en nemen er serieus aan deel. Er komt duidelijk uit de resultaten naar voren dat de leerlingen veel van de activiteiten opsteken, zoals hierboven is weergeven. Ook is er voldoende ruimte om te exploreren en te experimenteren: verschillende kunstvormen komen aan bod en er is ruimte voor eigen inbreng. Met name de oudere leerlingen hebben een zekere mate van ‘eigenaarschap over het leerproces’: ze kunnen zelf zaken aandragen en toneelstukjes of dansjes in groepjes in elkaar zetten en aan de groep leren. Wat betreft de begeleiding kan worden gesteld dat de voorstellingen professioneel worden aangepakt en dat de docenten deelnemen aan het leerproces door enige sturing te geven, met name als het gaat om het scheppen van de kaders waarbinnen de slotdagen en weeksluitingen
6
plaatsvinden. Ook merken de docenten dat de leerlingen door de jaren heen groeien en nieuwe vaardigheden verwerven. Er is veel bereikt op het gebied van de dynamiek van de groep. Met name de onderlinge samenwerking tussen leerlingen (zowel binnen als tussen verschillende groepen) is waardevol te noemen. Ook het respect voor andere leerlingen tijdens het luisteren (stil zijn, elkaar niet uitlachen en dergelijke) verhoogt de kwaliteit van de dynamiek van de groep. De organisatorische voorwaarden, zoals de inrichting van de klaslokalen, de zichtbaarheid van de kunsten in het gebouw en de tijd die wordt uitgetrokken voor deze activiteiten, is volgens de betrokken personen voldoende. Op basis van de checklist van de kwaliteit van de weeksluitingen kan worden gesteld dat deze school daarop goed scoort. Zo is er samenhang tussen de verschillende onderdelen van de weeksluitingen en slotdagen; voelen de leerlingen enthousiasme voor de activiteiten; komen verschillende disciplines aan bod; krijgen de leerlingen, naarmate ze ouder worden, meer verantwoordelijkheden; nemen kinderen uit alle groepen deel aan de activiteiten; wordt zowel naar de talenten van de kinderen als naar die van de leerkrachten gekeken; en zijn ouders intensief betrokken bij de weeksluitingen. Ook op het gebied van de punten die de gemeenschapszin zouden kunnen bevorderen scoort de school goed. Zo ligt sterk de nadruk op de samenwerking van kinderen binnen en tussen groepen; worden er complimenten gegeven en wordt na voorstellingen geklapt; zijn ouders intensief bij de school betrokken; en werken de docenten naar eigen zeggen op een prettige manier samen. Een ander belangrijk punt is dat de kinderen leren om kunst (en in mindere mate media) te waarderen. Dat blijkt onder andere uit de interesse van de leerlingen in de kunsten in hun vrije tijd. Gebruikmakend van de checklists kan dus in algemene zin worden vastgesteld dat de kwaliteit van de kunsteducatie op De Zevensprong hoog is. Waar is winst te halen in de manier waarop De Zevensprong invulling geeft aan de podiumkunsten? Tegelijkertijd levert een vergelijking tussen het literatuur onderzoek en het kwalitatieve onderzoek naar De Zevensprong ook enkele punten op die verbeterd zouden kunnen worden: Zo is het woord ‘doelgericht’ niet echt op de lessen van toepassing, aangezien er geen methode, protocol of vaste doelen door het jaar heen zijn geformuleerd. De ontwikkeling van de kinderen zou wellicht meer richting kunnen krijgen als duidelijkere doelen zouden worden geformuleerd die gedurende het jaar behaald kunnen worden (bijvoorbeeld op het gebied van ritme, de opbouw van liedjes, technieken op het gebied van samenzang, verschillende disciplines die aan bod komen etc.). Op het gebied van openheid en eerlijkheid kan ook winst worden behaald indien er meer ruimte wordt geboden voor het op een respectvolle manier geven van feedback. Dit zou ook aan kunnen sluiten op de lessen van de ‘vreedzame school’. Met name de kinderen die op dat moment niet deelnemen aan de activiteiten zouden deze taak op zich kunnen nemen. Aan de ene kant geven de leerlingen aan dat zij goede feedback op prijs stellen. Aan de andere kant kunnen de leerlingen die de feedback geven hierdoor oefenen om de verschillende onderdelen van de slotdagen en weeksluitingen op een diepgaande manier te analyseren, waarbij zij tegelijkertijd leren nadenken over kwaliteitseisen. Het geven van goede feedback door de leerlingen zou ook verbonden kunnen worden met het punt van mediawijsheid, waarop ook nog flink wat winst te behalen is. Zo speelt het analyseren van de vorm en stijl van hoge kunsten en media eigenlijk geen rol in de lessen. Wel leren de kinderen sporadisch om kunsten en media te interpreteren, maar daar zou nog wat meer de nadruk op kunnen komen te liggen. Daarnaast zou meer aandacht kunnen komen voor het bedienen van de knoppen, het zoeken vinden en gebruiken van boodschappen en het produceren van media boodschappen, met name als het gaat om het gebruik van computers en (social)media. De leerlingen die op dat moment niet deelnemen aan de activiteiten zouden, bijvoorbeeld, informatie kunnen opzoeken over de achtergrond van de gezongen liedjes, de gespeelde toneelstukjes of de stijl van de dansjes. Ook zouden zij betrokken kunnen worden in het technische aspect van de weeksluitingen en de slotdagen: het maken van de filmpjes en PowerPointpresentaties, het aanzetten van de muziek etc. Daarnaast zouden zij een recensie kunnen schrijven die in de klas, in de vorm van een schoolkrant, of op de website gepresenteerd zou kunnen worden. De geïnterviewde personen hebben zelf ook nog enkele tips:
7
Een ouder gaf aan dat de weeksluitingen niet al te vaak hoeven plaats te vinden, liefst om de drie weken, omdat ze anders soms van haar kinderen hoort dat ze wéér moeten. Ook zou ze het leuk vinden als de weeksluitingen een keer op een woensdag zouden zijn, omdat ze op vrijdag meestal moet werken. Ze vindt de dansjes minder leuk omdat dan vaak steeds dezelfde leerlingen meedoen, maar ze kijkt graag naar de versjes of de toneelstukjes. De oud-leerling gaf aan dat er meer aandacht mag komen voor grote Nederlandse schilders “Ze hoeven niet alles mooi te vinden, maar wel dat ze er over weten.” Één van de leerlingen zou graag meer met solozang willen doen.
Conclusie Als we kijken naar de vaardigheden die volgens het onderzoek van Winner et all. (2013) kunnen worden verworven door kunstonderwijs en deze vergelijken met de situatie van De Zevensprong, dan kunnen we de volgende algemene conclusies trekken: Op De Zevensprong wordt in de meeste klassen aandacht besteed aan muziek, wat volgens de onderzoekers niet alleen bevorderlijk is voor het verhogen van het IQ en de algemene academische prestaties, maar ook bijdraagt aan het leren van talen en het ontwikkelen van het gehoor. Wel moet hierbij worden opgemerkt dat sommige leerlingen aangeven dat zij geen muziekles hebben. Dit zou kunnen betekenen dat zij in dat jaar minder kansen hebben om deze vaardigheden te ontwikkelen. Deze conclusie kan echter niet zo stellig worden getrokken, aangezien deze leerlingen wel aangeven veel met dans te doen, waarbij het luisteren naar muziek ook een rol speelt. De mate waarin de leerlingen deze vaardigheden verwerven, kan dus per klas wisselen. Ook wordt in de meeste klassen aandacht besteed aan acteren, presenteren en het inleven in andere personen. Volgens de onderzoekers is dit bevorderlijk voor het ontwikkelen van de verbale vaardigheden, de emotieregulatie, het ontwikkelen van empathie en het leren innemen van een standpunt. Daarnaast wordt zowel door de onderzoekers als door de geïnterviewde personen benadrukt dat deze activiteiten bevorderlijk kunnen zijn voor het ontwikkelen van het zelfvertrouwen, het samenwerken en het verbeteren van het schoolklimaat. Ook komt uit het onderzoek naar voren dat de leerlingen, zoals de onderzoekers ook stellen, creatieve vaardigheden aanleren die direct samenhangen met de lessen, zoals zingen en dansen, maar ook experimenteren, reflecteren en betekenis geven. De specifieke vaardigheden die worden aangeleerd kunnen van klas tot klas wisselen. Als we kijken naar de 21st century skills, zoals beschreven door Van den Oetelaar (2012), dan kunnen we vaststellen dat deze activiteiten met name bevorderlijk zijn voor de vaardigheden ‘samenwerken’; ‘kennisconstructie’ (dus het combineren van kennis met nieuwe inzichten); ‘probleemoplossend denken en creativiteit’; en ‘planmatig en zelfstandig werken’. Er zou nog wat meer aandacht kunnen komen voor het ontwikkelen van ‘ICT vaardigheden’, zoals het gebruik maken van computers, laptops, smartphones, tablets, digitale videorecorders en fotocamera’s. Uit het onderzoek blijkt ook dat er nog wat meer nadruk zou kunnen komen te liggen op het ontwikkelen van mediawijsheid, aangezien het analyseren van ‘hoge kunsten’ en media, zoals uitgewerkt door Hobbs (1998), nauwelijks een rol speelt in de lessen. Wel kan, op basis van het onderzoek van Rule et al. (2009), worden vastgesteld dat de lessen naar alle waarschijnlijkheid bevorderlijk zijn voor de gemeenschapszin, omdat er veel nadruk ligt op samenwerkingen tussen leerlingen en docenten en veel ouders nauw betrokken zijn bij de school. Bovendien krijgen de leerlingen zowel van elkaar als van ouders en leerkrachten complimenten. Deze zaken zijn volgens onderzoekers bevorderlijk voor de saamhorigheid, het zelfvertrouwen, het accepteren van diversiteit, het respect, het schoolklimaat en de schoolprestaties. Interessant is dat in dit onderzoek sterk naar voren komt dat de podiumactiviteiten op De Zevensprong bevorderlijk zijn voor het geven van presentaties en spreekbeurten. Alhoewel in de literatuur in algemene zin zaken als ‘het innemen van een standpunt’ en ‘het vergroten van het zelfvertrouwen’ worden genoemd, wordt presenteren niet als specifieke vaardigheid genoemd die versterkt kan worden door de podiumkunsten. Op dat punt vormt dit onderzoek dus een aanvulling op de bestaande theorieën rondom kunsteducatie. In algemene zin kan op basis van dit onderzoek worden vastgesteld dat de activiteiten rondom de weeksluitingen en de slotdagen op De Zevensprong naar alle waarschijnlijkheid bevorderlijk zijn voor zowel individuele vaardigheden (zoals de algemene sociaal-emotionele ontwikkeling, maar ook samenwerken, presenteren en op een podium staan) als meer algemene kwaliteiten van burgers
8
(zoals vreedzaamheid, verbondenheid en gemeenschapszin). Er kan dan ook worden vastgesteld dat de weeksluitingen en slotdagen, als ook de lessen daaromheen, van grote waarden zijn voor de ontwikkeling van de leerlingen. Zoals een oud-leerling in dit onderzoek stelde: “Rekenen is nodig voor toekomst, maar theater is nodig voor de sociaal-emotionele ontwikkeling. Want als een kind niet goed meedoet, dan komt hij ook niet in die baan. Dus beide zijn van belang”. Implementatie van de resultaten Het is belangrijk om te vermelden dat alle geïnterviewde personen, zowel de leerlingen, als de oudleerling, als de ouders en de docenten tevreden zijn over hoe het nu gaat en trots zijn op de voorstellen die nu worden neergezet. Het is dan ook de vraag of de betrokkenen voldoende noodzaak zien om de tips uit dit onderzoek in de praktijk toe te passen. Het advies is om hier toch serieus naar te kijken, want er liggen nog kansen om de waarde van de activiteiten rondom de slotdagen en weeksluitingen nog verder te vergroten. UniPartners zou betrokken kunnen worden bij een eventueel vervolgtraject waarin de bevindingen uit dit onderzoek, in nauwe samenwerking met de leerkrachten, worden vertaald naar een concreter plan van aanpak, dat vervolgens geïmplementeerd kan worden. Verder onderzoek Een kanttekening die bij dit onderzoek geplaatst moet worden, is dat slechts acht betrokkenen bij deze school zijn geïnterviewd. Deze personen hadden zich aangemeld voor dit onderzoek en stonden naar verwachting gemiddeld positief tegenover de slotdagen en weeksluitingen. Er kan niet worden uitgesloten dat er ook leerlingen, oud-leerlingen, ouders of leerkrachten zijn die de meerwaarde van de slotdagen en de weeksluitingen in mindere mate ervaren. Uitgebreider onderzoek is nodig om de ervaringen van alle betrokkenen bij de school te kunnen achterhalen. Desondanks kan er vanuit worden gegaan dat dit de resultaten van het onderzoek niet fundamenteel zou veranderen. Ten eerste is ieder onderwerp steeds vanuit meerdere perspectieven benaderd, dus bijvoorbeeld niet enkel vanuit het perspectief van één leerling. Daarnaast zijn de resultaten vergeleken met de bevindingen uit het literatuuronderzoek, waarin conclusies zijn getrokken op basis van honderden andere studies. Daardoor worden de bevindingen uit dit onderzoek in een breder kader geplaatst. Deze benaderingen verkleinen de kans dat de resultaten slechts de meningen van een kleine groep betrokkenen bij de school vertegenwoordigen. Wel moet in ogenschouw worden genomen dat dit onderzoek zich enkel richt op De Zevensprong. De resultaten van dit onderzoek kunnen daarom niet één op één worden toegepast op andere scholen; daar is verder onderzoek voor nodig waarin de specifieke situatie van andere scholen wordt geanalyseerd. Wel kan het theoretische kader door anderen worden gebruikt als hulpmiddel bij het bepalen van de meerwaarde van de kunsteducatie op andere scholen. Ook kunnen de checklists in de bijlagen worden gebruikt bij het vaststellen van de kwaliteit van kunsteducatie. In die zin is dit onderzoek dus ook relevant voor andere scholen die de meerwaarde van kunsteducatie in het algemeen en de podiumkunsten in het bijzonder willen onderzoeken.
9
Deel 2: Het Artikel De Meerwaarde van Weeksluitingen Casus: De Zevensprong1
Inleiding Context Beleidsmakers leggen tegenwoordig steeds vaker de nadruk op de opbrengsten van onderwijs. Bij de ‘hardere’ vakken als rekenen en spelling is dat vrij goed te bepalen, maar bij de ‘zachtere’ vakken, waaronder de podiumkunsten, is dat soms lastiger. Bij de docenten en directeur van basisschool De Zevensprong in Cuijk heerst sterk het gevoel dat de podiumkunsten, die een centrale plaats innemen op de school, zinvol zijn en iets opleveren, maar zij zouden dit graag concreter willen beschrijven en onderbouwen. Dat is de aanleiding voor het onderhavige onderzoek. In dit onderzoek zal de nadruk liggen op de podiumkunsten en zal worden onderzocht op welke manieren zij bijdragen aan het ontwikkelen van bepaalde vaardigheden. Casus De Zevensprong is een basisschool die deel uitmaakt van een stichting bestaande uit 33 scholen. Het is een zogeheten ‘vreedzame school’ met een Katholieke identiteit. De kinderen worden onder andere gestimuleerd om maatschappelijke taken uit te voeren, zoals het deelnemen aan de schoolraad of aan de Beestenbende (waarbij de wijk wordt schoongehouden). Het is ook een open school, die ouders bij de school probeert te betrekken. Zo worden er (taal)cursussen voor ouders aangeboden, bijvoorbeeld om laaggeletterdheid (van allochtone ouders) tegen te gaan. Op De Zevensprong worden al 40 jaar lang weeksluitingen gehouden. In het begin was dat iedere week het geval; nu is dat om de twee à drie weken. In verhouding tot andere scholen, waar ook weeksluitingen worden gehouden, worden volgens Wim Spijkerboek, directeur van de basisschool, bij De Zevensprong vrij hogen eisen gesteld aan de kwaliteit: “er wordt niet geplaybackt. De kinderen zingen en dansen zelf, spelen toneel en maken hun eigen maskers en andere attributen.” Ter voorbereiding hierop wordt er ongeveer twee à drie uur per week aandacht besteed aan de creatieve vakken, niet alleen aan handvaardigheid en muziekles, maar vooral aan de podiumkunsten. Alle creatieve vakken worden geïntegreerd in de weeksluitingen. Zo wordt, als onderdeel van de reguliere lessen, geoefend met het zingen van de liedjes of worden de attributen gemaakt. Buitenstaanders die de school binnenkomen, valt vaak meteen op dat er overal kleding en attributen te vinden zijn. De lessen worden verzorgd door de leraren. Sommige van hen hebben een achtergrond op het gebied van de podiumkunsten. Zo heeft één docent, die ook gitaar speelt, aan een musicalacademie gestudeerd. Ook is er een docent die danst. Soms wordt begeleiding van buitenaf (bijvoorbeeld van een ouder) ingeschakeld. De weeksluitingen vinden plaats op vrijdagmiddag tussen 14.00 en 15.00. Leerlingen uit alle groepen nemen daar aan deel en zijn daarbij aanwezig. Daarnaast zijn ouders welkom. Sommige ouders nemen speciaal vrij op vrijdagmiddag om bij de weeksluitingen te kunnen zijn. Ook zijn er ieder jaar slotdagen, bestaande uit een musical waarin de kinderen acteren en zingen. Deze wordt geregisseerd door één van de docenten. Alle leerlingen uit groep 8 doen hier aan
1
De onderzoeker bedankt alle partijen die meegewerkt hebben aan de totstandkoming van dit onderzoek: Dhr. Wim Spijkerboer, directeur van basisschool De Zevensprong; de ouders, (oud)leerlingen en docenten van basisschool De Zevensprong die geïnterviewd zijn of op andere manieren betrokken waren bij dit onderzoek; Stichting UniPartners Nijmegen, in het bijzonder Hamid Nasiri.
10
mee. Uit de andere klassen nemen ook enkele leerlingen deel. Er wordt gerouleerd, zodat niet steeds dezelfde kinderen centraal staan. Vraagstelling en focus De hoofdvraag van dit onderzoek luidt: welke vaardigheden verwerven leerlingen tijdens de podiumactiviteiten op De Zevensprong? Om deze vraag te kunnen beantwoorden, zijn enkele deelvragen opgesteld: - Wat is er bekend uit de literatuur over de vaardigheden die leerlingen verwerven door het beoefenen van podiumkunsten? - Op welke manier geeft De Zevensprong invulling aan de podiumkunsten? - Wat zijn de overeenkomsten tussen de gevonden resultaten uit de literatuur en de manier waarop De Zevensprong invulling geeft aan de podiumkunsten? - Waar is winst te halen in de manier waarop De Zevensprong invulling geeft aan de podiumkunsten? De nadruk ligt hierbij op de slotdagen en de weeksluitingen. Zowel individuele vaardigheden (zoals de algemene sociaal-emotionele ontwikkeling, maar ook samenwerken, presenteren en op een podium staan) als meer algemene kwaliteiten van burgers (zoals vreedzaamheid, verbondenheid en gemeenschapszin) worden onderzocht.
Theorie 21st century skills Volgens Frank van den Oetelaar vereisen de recente ontwikkelingen op het gebied van techniek en ICT nieuwe vormen van kennis: “Het aantal banen waarin productiewerk wordt verricht, neemt af. Banen waarin een beroep wordt gedaan op competenties als kennisconstructie, samenwerking, probleemoplossend vermogen en creativiteit nemen toe” (Van den Oetelaar 2012, p.6). Dit vraagt ook een andere kijk op onderwijs, waarin de nadruk minder moet komen te liggen op kennisoverdracht en meer op het ontwikkelen van de zogenoemde ‘21st century skills’, te weten ‘samenwerken’; ‘kennisconstructie’, dus het combineren van kennis met nieuwe inzichten; ‘ICT vaardigheden’, zoals het gebruik maken van computers, laptops, smartphones, tablets, digitale videorecorders en fotocamera’s; ‘probleemoplossend denken en creativiteit’; en ‘planmatig en zelfstandig werken’. De leerkracht fungeert hierbij meer als coach dan als bron van kennis en de nadruk ligt op vakoverstijgende projecten, die zowel binnen als buiten de school plaatsvinden en waarin kennis op een actieve manier verworven wordt. Relatie tussen kunstvakken en de 21st century skills De weeksluitingen van De Zevensprong lijken goed aan te sluiten bij deze nieuwe benadering van het (basis)onderwijs, onder andere omdat de vaardigheid ‘samenwerken’ hierin een belangrijke rol speelt en er sprake is van vakoverstijgende projecten. Maar om deze relatie definitief te kunnen leggen, is het eerst van belang om dieper in te gaan op de relatie tussen de kunstvakken en de ‘21st century skills’. Een goed beginpunt is een recente metastudie van het Centre for Educational Research and Innovation waarin honderden studies naar de vaardigheden die leerlingen ontwikkelen door het volgen van kunstvakken worden samengebracht en geanalyseerd (Winner et all. 2013). In het onderzoek wordt aandacht besteed aan kunstonderwijs binnen en de buiten school, waaronder muziek, theater, beeldende kunst en dans. Verschillende methoden, van vragenlijsten tot experimenten, werden bestudeerd en zowel lange- als korte termijnstudies werden erbij betrokken. De onderzoekers verwijzen expliciet naar de ‘21st century skills’ en leggen daarbij, net als Van den Oetelaar, de nadruk op het belang van innovatie. In het eindrapport, dat ruim 200 pagina’s telt, bespreken zij in detail 2 welke van deze vaardigheden wel en niet door kunstvakken bevorderd worden. 2
Wel merken zij hierbij op dat er nog veel meer, systematischer en uitvoeriger onderzoek nodig is om tot werkelijk sterke conclusies te kunnen komen. Hierbij is een degelijk theoretisch framework (dat nu vaak ontbreekt) essentieel. Een andere kanttekening is dat het gezien de aard van het onderwerp niet mogelijk is om de volledige controle te hebben over alle essentiële variabelen, zoals het oorspronkelijke IQ, de sociaaleconomische uitgangspositie, de reeds verworven academische vaardigheden en de familiesituatie. Toch kunnen de onderzoekers enkele conclusies trekken die relevant zijn voor de situatie op De Zevensprong en die hier nu besproken zullen worden.
11
De onderzoekers stellen dat kunsteducatie vaak wordt gelegitimeerd vanuit het argument dat het de prestaties in niet-artistieke vakken, als wiskunde, lezen en schrijven bevorderd. Inderdaad is uit verschillende studies uit de VS gebleken dat kinderen die aan meerdere kunstvakken deelnemen over het algemeen hogere schoolprestaties hebben, gemeten in schoolcijfers, verbale en wiskundige tests, dan kinderen die aan minder of geen kunstvakken deelnemen. De onderzoekers benadrukken echter dat niet bewezen is dat de kunstvakken deze betere prestaties direct veroorzaken, omdat dit bijvoorbeeld ook te maken kan hebben met de thuissituatie van de kinderen, waar er meer of minder aandacht is voor zowel kunstvakken als voor andere schoolvakken. Wel zijn er sterke aanwijzingen dat muziekonderwijs bevorderlijk is voor het IQ en de academische prestaties, wellicht doordat bijvoorbeeld het leren spelen van een instrument of het leren van een lied lijkt op de manier waarop voor andere schoolvakken gestudeerd wordt. Er zijn echter geen aanwijzingen dat muziek specifiek bevorderlijk is voor de wiskundeprestaties, zoals vaak wordt beweerd. Wel helpt muziekonderwijs bij het leren van andere talen, waarschijnlijk omdat de verbale vaardigheden (inclusief het lezen van een andere taal) en het gehoor geoefend worden. Er zijn ook sterke aanwijzingen dat theater in de vorm van acteren de verbale vaardigheden versterkt en er zijn lichte aanwijzingen dat dans het ruimtelijke inzicht verbetert. Er zijn geen overtuigende aanwijzingen dat theater en dans ook andere academische vaardigheden direct bevorderen. De onderzoekers stellen dat het ook maar de vraag is of dit vereist is. Specifieke vaardigheden zoals lezen, schrijven en rekenen worden volgens hen naar verwachting sterker ontwikkeld wanneer hier op een meer directe manier aandacht aan wordt besteed. Winner et all. hebben ook enkele studies gevonden die suggereren dat sociale vaardigheden, zoals zelfvertrouwen, communicatie, samenwerken, empathie en emotieregulatie bevorderd worden door het volgen van kunstvakken. Vooral dramavakken zijn op dit gebied veelbelovend, met name als het gaat om emotieregulatie, het ontwikkelen van empathie en het innemen van een standpunt. Er zijn ook aanwijzingen dat het schoolklimaat verbetert door kunsteducatie, aangezien leerlingen direct betrokken worden bij het onderwijs en de lessen een onderzoekende stijl hebben. De onderzoekers zijn helaas vaag over wat dit concreet inhoudt. Er zijn ook meerdere studies die suggereren dat kunsteducatie de motivatie voor het onderwijs bevordert (onder andere blijkend uit laag verzuim en minder schoolverlaters), maar er is niet voldoende bewijs om hier stellig over te zijn. Het zou ook kunnen zijn dat scholen die aan kunstonderwijs doen ook op andere punten de leerlingen meer motiveren. De onderzoekers stellen dat vaak over kunsteducatie wordt gezegd dat het een manier is om te leren kritisch en creatief te denken. Echter, aangezien creativiteit lastig te meten is en er meestal geen gestandaardiseerde testen gebruikt worden, is het volgens Winner et all. moeilijk om harde uitspraken te doen over de relatie tussen de kunsten en creativiteit. Een andere reden hiervoor is dat het ontwikkelen van creativiteit sterk samenhangt met de specifieke manier waarop de lessen worden ingevuld: worden leerlingen gestimuleerd om zelf na te denken of niet? Alhoewel de relatie tussen kunst en creativiteit dus niet eenduidig te leggen is, is het wel duidelijk dat kunstvakken verschillende vaardigheden bevorderen die van belang kunnen zijn in creatieve beroepen. Studenten van een kunstopleiding hebben volgens de onderzoekers de grootste kans om vijf jaar na hun afstuderen in een innovatief beroep terecht te komen en dragen op die manier bij aan productinnovatie en kennisinnovatie. Zij werken niet noodzakelijk als kunstenaar, maar kunnen bijvoorbeeld ook actief zijn als grafisch vormgever, productontwerper, of in de marketing. Niet iedereen die een kunstvak volgt zal later ook een kunstopleiding volgen, maar de leerlingen ontwikkelen wel creatieve vaardigheden die ook in andere beroepen van belang kunnen zijn. Dit kan in algemene zin een bijdrage leveren aan de creatieve industrie, die een essentiële bijdrage levert aan de economie. De onderzoekers concluderen dat de belangrijkste vaardigheden die worden geleerd direct samenhangen met kunsteducatie. Daaronder valt niet alleen het leren van een instrument, het voorbereiden van een theaterpresentatie, dansen, choreografie, schilderen, acteren etc., maar ook het ontwikkelen van de manier van denken en het gedrag dat met de kunsten samenhangt. Ook leren kinderen omgaan met de dagelijkse kunstuitingen om hen heen, bijvoorbeeld op het gebied van muziek, musea, tv series, dans etc. Daarnaast stellen de onderzoekers dat de kunsten ook een belangrijk deel van de geschiedenis en van het menselijke bestaan vormen en daarom ook waarde op zich hebben. Het biedt een plek om te experimenteren en te reflecteren en om betekenis te geven. Consequenties van dit onderzoek
12
Teunis IJdens had nog voor de officiële publicatie van dit onderzoek toegang tot het rapport en licht er enkele relevante punten uit. Evenals de onderzoekers beschouwt hij opvoeding en onderwijs in kunst en cultuur als een integraal en uniek onderdeel van de ontwikkeling van kinderen en jongeren: “Net als taal, rekenen en wereldoriëntatie draagt kunstzinnige oriëntatie bij aan een veelzijdige algemene ontwikkeling van kinderen en aan kennis en vaardigheden die ze nu en later nodig hebben om de wereld om zich heen te kunnen lezen en te begrijpen, ervan te kunnen genieten en er actief aan deel te nemen (IJdens 2012, p.24).” Ook benadrukt hij, net als de onderzoekers “Misschien kan kunsteducatie net als andere schoolvakken wel bijdragen aan de ontwikkeling van metacognitieve skills for innovation, waaronder creativiteit. Dat ligt dan echter niet aan de vakinhoud, maar aan de manier waarop het wordt onderwezen” (p.12). Hij stelt dat het daarom belangrijk is om een beter beeld te krijgen van wat er in de les gebeurt aan kunstzinnige oriëntatie en wat de kwaliteit daarvan is. Dat is op dit moment nog niet het geval.
Kwaliteit van kunstonderwijs Winner et all stellen dus dat kunstonderwijs waarin muziek, dans, drama en andere kunsten centraal staan, bijdraagt aan het verhogen van het IQ en het verbeteren van de algemene schoolprestaties; het ontwikkelen van de verbale vaardigheden, het ruimtelijk inzicht en het gehoor; het leren van andere talen; het bevorderen van emotieregulatie; het verhogen van empathie; het oefenen van het innemen van een standpunt; het verbeteren van het zelfvertrouwen en het leren samenwerken. Daarnaast kan het kunstonderwijs het schoolklimaat verbeteren en worden vaardigheden ontwikkeld die direct samenhangen met een vak, zoals tekenen en het denken over kunst, en worden daarnaast vaardigheden ontwikkeld die later in het leven relevant zijn voor creatieve beroepen. Ook leren kinderen te experimenteren en betekenis te geven. Dit alles is enkel het geval indien de kwaliteit van het kunstvakonderwijs hoog genoeg is, zoals IJdens nog eens extra benadrukt. Het is dan ook van belang om te bepalen aan welke kwaliteitsnormen het kunstonderwijs zou moeten voldoen. Een grondig Amerikaans onderzoek waarin dit onderwerp aan bod komt is van Seidel et al. (2009). Diederik Schönau (2012) heeft de relevante punten uit dit onderzoek samengevat en vertaald. Er worden voorwaarden geformuleerd voor de kwaliteit van de leerervaring van kinderen, de begeleiding door de docent, de dynamiek van de groep en de organisatorische benodigdheden. Op basis van deze voorwaarden kunnen enkele kwaliteitseisen worden gedestilleerd (bijlage 1). Ondanks de lange waslijst aan terechte kanttekeningen die Schönau bij het onderzoek van Seidel et al. plaatst (onder andere dat de conclusies vaak algemeen zijn en niet specifiek zijn voor de kunsteducatie), leveren deze punten een checklist op die gebruikt kan worden om een houvast te krijgen bij het beoordelen van de kwaliteit van kunstonderwijs. Aan de hand hiervan kan in dit onderzoek concretere invulling worden gegeven aan de uitspraak van Wim Spijkerboer dat de kwaliteit van de weeksluitingen op zijn school hoog is. Specifieke kwaliteitseisen voor weeksluitingen Naast deze algemene kwaliteitseisen voor kunsteducatie is het ook interessant om te onderzoeken of er specifieke kwaliteitseisen gesteld kunnen worden aan weeksluitingen. Er zijn verschillende bruikbare artikelen over weeksluitingen verschenen in Mensenkinderen, tijdschrift van het Jenaplanonderwijs. Alhoewel De Zevensprong geen Jenaplanschool is, zijn er belangrijke overeenkomsten met de manier waarop de weeksluitingen op Jenaplanscholen worden aangepakt. Zo ligt de nadruk in beide schoolsystemen op een multidisciplinaire benadering van de weeksluiting (waarin onder andere dans, theater, muziek en andere kunstvakken worden gecombineerd), wordt de hele school erbij betrokken, zijn de ouders aanwezig, vindt de voorbereiding plaats onder schooltijd en hecht de scholleiding grote waarde aan de weeksluitingen. Felix Meijer stelt dat Peter Petersen, pedagoog en oprichter van de Jenaplanscholen sprak over de ‘viering’. Daarbij gaat het “niet alleen om het openen of afsluiten van een week of project, maar om meer dan dat, bijvoorbeeld het benadrukken van gezamenlijkheid en verbondenheid, presenteren, waardering opbrengen voor de presentaties en terugkijken op wat er geleerd en gepasseerd is’” (Meijer 2001, p.1). Alhoewel het begrip ‘viering’ dus breder is, vallen weeksluitingen hier ook onder. Remko Fijbes, groepsleider aan een Jenaplanschool in Hoorn, stelt dat het gaat om “Een situatie waarvoor wellicht niet meteen meetbare en concrete doelstellingen te formuleren zijn of waarop een niveau-indicatie te plakken is, zoals door de inspectie verwacht wordt. Ik zou wel
13
doelstellingen kunnen noemen als het ontwikkelen van creativiteit, stimuleren van de fantasie, esthetiek, leren presenteren en het gebruiken van media en humor” (Fijbes 2011, p.3). Ook stelt hij “Vieringen kunnen een waardevolle bijdrage leveren aan de totale persoonlijkheidsontwikkeling van een kind. Oud-leerlingen kunnen zich heel goed de weeksluitingen, verslagkringen, musicals, nieuwe groependagen, verjaardagen en kerstvieringen herinneren. Leuk om te zien dat zij nog regelmatig naar het oude nest terugkeren voor de weeksluiting of de musical van de schoolverlaters” (p.3). Wim Spijkerboek, directeur van De Zevensprong, vertelt dat oud-leerlingen van zijn school ook sterke herinneringen hebben aan de weeksluitingen en slotdagen en zich zelfs vaak nog de liederen herinneren die er gezonden werden. De algemene uitgangspunten van het Jenaplanonderwijs, besproken door Meijer en Fijbes, kunnen in gedachte worden gehouden kunnen worden bij een artikel van Rinus Korteweg en Henk Overeem (1993), verbonden aan Jenaplanschool De Morgenster, waarin zij op zoek gaan naar kwaliteitseisen voor een goede weeksluiting. Ze noemen enkele aspecten van een geslaagde weeksluiting, die eruit zijn gedestilleerd en zijn samengebracht tot een specifieke checklist voor weeksluitingen (bijlage 2). Zoals besproken zijn er sterke overeenkomsten tussen deze weeksluitingen en de weeksluitingen op De Zevensprong. Daarom zullen deze punten als leidraad dienen voor het bepalen van de kwaliteit van het kunstonderwijs op De Zevensprong. Gemeenschapszin Bij basisschool De Zevensprong zijn er ouders die speciaal vrij nemen om de weeksluitingen te kunnen bijwonen. Ook Korteweg en Overeem vertellen: “De afgelopen tijd is het aantal ouders dat speciaal voor de weeksluiting naar school komt gestegen, ook hun reacties naar ons toe zijn enorm positief. Ouders van kinderen die mogelijk binnenkort naar school zullen gaan, worden al vaak meegenomen naar de weeksluiting, om te ervaren wat voor leef- en werkgemeenschap De Morgenster is” (Korteweg en Overeem 1993, p.5). Uit dit citaat blijkt dat weeksluiting niet enkel individuele vaardigheden bevorderen (zoals besproken door Winner et all.), maar dat zij ook kunnen bijdragen aan het versterken van de gemeenschapszin. Dit wordt ook expliciet gesteld in een ander citaat uit het artikel van Korteweg en Overeem: met name een grotere viering was “zeer arbeidsintensief, maar gaf in je groep wel een groot stuk saamhorigheid in het je samen verantwoordelijk voelen voor het uiteindelijke resultaat, wat te merken was aan een gezonde spanning” (p.4). Dit zou ook kunnen zijn wat bedoeld wordt met de niet verder gespecificeerde conclusie van Winner et all. dat kunstonderwijs kan bijdragen aan het verbeteren van het schoolklimaat. Kunstonderwijs wordt inderdaad vaak verbonden met het doel van het wekken van respect en het bevorderen van burgerschap, bijvoorbeeld in een rapport van de Raad voor Cultuur uit 2007. Ook in een advies van de Onderwijsraad staat dat het bij kan dragen aan “de versterking van burgerschap of sociale cohesie”, met name aan de integratie van allochtonen (Onderwijsraad 2006, p.13). In deze gevallen gaat het vooral om erfgoed onderwijs en dan specifiek om educatie over de Nederlandse ‘vaderlandse traditie’, een thema dat verder niet aan bod zal komen in het onderhavige onderzoek. Rule en Kyle (2009) bespreken enkele onderzoeksresultaten die wel relevant zijn voor dit onderzoek. Zo stellen zij dat is gebleken dat kinderen zonder inmenging van docenten vaak naar medeleerlingen van dezelfde etniciteit trekken, ondanks het feit dat klassen cultureel steeds meer divers worden. Een focus op samenwerking is niet alleen belangrijk gebleken voor het zelfvertrouwen van studenten, maar ook voor het accepteren van diversiteit. Daarnaast is in multiculturele klassen positieve aandacht voor de kwaliteiten van kinderen belangrijk voor het ontwikkelen van zelfvertrouwen. Een focus op geloofwaardige complimenten en aanmoedigingen is een krachtig middel om kinderen zelfvertrouwen te geven. Daarnaast zijn complimenten en de nadruk op sterke kwaliteiten van belang voor het creëren van respect in een klas. Ook is gebleken dat het betrekken van ouders bij de school een belangrijke factor is bij het overbruggen van raciale kloven. Daarnaast draagt het bij aan het verbeteren van de schoolprestaties van kinderen uit lagere sociale klassen. Samenwerking tussen thuis en school heeft een aantoonbaar positief effect op de leerprestaties van jonge kinderen en stelt docenten ook beter in staat om te gaan met culturele verschillen. De betrokkenheid van ouders is van essentieel belang om een klimaat te creëren waarin kinderen kunnen leren en diversiteit kunnen respecteren. Samenwerking tussen docenten is ook van belang. Zo ontstaat meer respect tussen de docenten onderling. Ook zorgt het voor een hogere motivatie van de docenten, wat een bewezen positief effect heeft op de academische prestaties van leerlingen. Docenten hebben een grote impact op de schoolprestaties van kinderen met een andere culturele achtergrond en op kinderen die uit een
14
familie met een laag inkomen komen. Docenten die samenwerken hebben een positief effect op de schoolprestaties van deze kinderen. Deze door Rule en Kyle besproken aspecten kunnen ook een rol kunnen spelen bij de weeksluitingen. Deze punten zijn daarom vertaald in een ‘checklist voor gemeenschapszin’ (bijlage 3). Samenwerking speelt hierin een belangrijke rol, net als in de ‘21st century skills’.
Mediawijsheid Een ander aspect dat vaak genoemd wordt in relatie tot kunstonderwijs, is ‘mediawijsheid’. De Onderwijsraad stelde in 2006 dat “kinderen en jongeren opgroeien in een maatschappij die zich kenmerkt door enerzijds een culturele overvloed en anderzijds een cultureel tekort” (Onderwijsraad 2006, p.9). De ‘culturele overvloed’ zou kunnen verwijzen naar de lage kunsten, zoals film, terwijl het ‘culturele tekort’ zou kunnen slaan op de hoge kunsten, zoals theater (zie ook: Burn 2009). In hetzelfde rapport van de Onderwijsraad uit 2006 wordt gesuggereerd dat kinderen en jongeren meer in aanraking zouden moeten komen met de hoge kunsten, terwijl ze tegelijkertijd juist ‘wegwijs’ dienen te worden gemaakt in de wereld van de lage kunsten. Uit een artikel van Renée Hobbs (1998) kan worden opgemaakt dat dit ‘wegwijs maken’ betekent dat kinderen vaardigheden leren waarmee ze mediaboodschappen en andere ‘lage cultuuruitingen’ kunnen interpreteren en evalueren. Andrew Burn (2009) stelt dat in het kunst- en cultuuronderwijs op lage cultuuruitingen over het algemeen een ‘retorische analyse’ wordt toegepast. Dit houdt in dat met name de boodschap wordt geanalyseerd. De toepassing van deze analysevorm in het onderwijs komt volgens Burn voort uit het aloude idee dat media en andere lagere kunsten verderfelijk zijn en dus met achterdocht benaderd dienen te worden (zie ook: Brottman 2007 en Bennett et al. 2008). Op de hoge kunsten, daarentegen, wordt volgens Burn vaak een ‘poëtische analyse’ toegepast. Daarin staan de vorm en stijl van het werk centraal. Deze benadering van de hoge kunsten komt voort uit het aloude idee dat kunsteducatie tot taak heeft om kinderen vertrouwd te maken met de westerse tradities van muziek, toneel, dans en literatuur. Hierbij wordt benadrukt dat kinderen moeten leren om de hoge kunsten te waarderen. Burn pleit voor een betere mix van deze twee benaderingen. Ook de Raad voor Cultuur (2008) bespreekt in het advies “Medediawijsheid in perspectief” uit 2008 het fenomeen “mediageletterdheid”. In dat advies worden drie aspecten van deze vaardigheid genoemd: “het bedienen van knoppen, het zoeken, vinden en gebruiken en het produceren van boodschappen”, het ontwikkelen van “de wenselijke mentaliteit”, namelijk “het besef van de houding waarmee men gebruik maakt van media” en het aanleren van de kennis die nodig is “om mediaboodschappen te kunnen interpreteren en te kunnen waarderen”. De conclusie van Winner et all. dat kunstonderwijs bijdraagt aan het verbeteren van het denken over kunst kan hiermee verbonden worden. Bovendien worden ‘ICT-vaardigheden’ door Van den Oetelaar genoemd als één van de ’21 Century Skills’. Al deze aspecten zouden een plaats kunnen krijgen in de weeksluitingen. Daarom zijn zij omgevormd tot een ‘checklist mediawijsheid’ (bijlage 4). Wat is er bekend uit de literatuur over de vaardigheden die leerlingen verwerven door het beoefenen van podiumkunsten? Uit bovenstaand literatuuronderzoek zijn de volgende conclusies te trekken: In de 21st century skills ligt de nadruk sterk op innovatie, samenwerken en het gebruik van ICT (Van den Oetelaar 2012). Winner et all. (2013) en IJdens (2012) stellen dat die vaardigheden deels direct of indirect kunnen worden versterkt door het volgen van kunstonderwijs, mits de kwaliteit hoog genoeg is. Aan de hand van een onderzoek van Seidel et al. (2009), samengevat en vertaald door Schönau (2012) zijn kwaliteitseisen voor kunstonderwijs in het algemeen opgesteld. Vervolgens zijn specifieke kwaliteitseisen voor weeksluitingen geformuleerd op basis van opvattingen binnen de jenaplanliteratuur, waarin veel geschreven is over weeksluitingen (Fijbes 2011, Korteweg en Overeem 1993, Meijer 2011). Daar zijn ook enkele aspecten aan toegevoegd die betrekking hebben op het bevorderen van de gemeenschapszin en de mediawijsheid van de leerlingen (op basis van Rule et al. 2009 en Hobbs 1998). Die verschillende kwaliteitseisen zijn vertaald naar vier checklists die te vinden zijn in bijlage 1 t/m 4. Deze checklists kunnen worden gebruikt om vast te stellen of de kwaliteit van de kunsteducatie van basisschool De Zevensprong van voldoende kwaliteit is. Indien dat het geval is, dan is op basis van het onderzoek van Winner et all.(2013) te verwachten dat het kunstonderwijs op de school bijdraagt aan het verhogen van het IQ en het verbeteren van de algemene schoolprestaties; het ontwikkelen van de verbale vaardigheden, het ruimtelijk inzicht en het gehoor; het leren van
15
andere talen; het bevorderen van de emotieregulatie; het verhogen van empathie; het oefenen van het innemen van een standpunt; het verbeteren van het zelfvertrouwen en het leren samenwerken. Daarnaast kan het kunstonderwijs het schoolklimaat verbeteren en worden vaardigheden ontwikkeld die direct samenhangen met een vak, zoals tekenen en het denken over kunst. Ook worden vaardigheden ontwikkeld die later in het leven relevant zijn voor creatieve beroepen. Bovendien leren kinderen te experimenteren en betekenis te geven. Op basis van Rule et al. (2009) kan worden gesteld dat, als de school goed scoort op de checklists, de podiumkunsten op De Zevensprong in dat geval bevorderlijk zijn voor de gemeenschapszin en voor de saamhorigheid, het zelfvertrouwen, het accepteren van diversiteit, het respect tussen leerlingen, het schoolklimaat en de schoolprestaties. Op basis van Hobbs (1998) kan worden gesteld dat de podiumkunsten dan bijdragen aan het bevorderen van de mediawijsheid van de leerlingen, zowel het analyseren van hoge kunsten en media, als het zelf produceren van boodschappen en het leren bedienen van (computer)knoppen.
Methode In het tweede deel van dit onderzoek wordt de specifieke situatie van De Zevensprong onderzocht. Deze wordt geanalyseerd aan de hand van de eerder genoemde checklists in bijlage 1 t/m 4. Kwalitatieve onderzoeksmethoden zijn zeer geschikt voor een onderzoek dat zich richt op één specifieke casus met het doel om een fenomeen beter te kunnen begrijpen (Fontana & Frey 2000; Kvale, S. & Brinkmann, S. 2009; Silverman 2001). Er wordt gebruik gemaakt van een zogeheten ‘theoretical sample’, waarbij gebruik wordt gemaakt van een interessante, in plaats van een representatieve, steekproef (Charmaz 2000). In dit onderzoek gaat het om leerlingen, docenten, oudleerlingen en ouders die verbonden zijn aan De Zevensprong. In totaal werden acht vertegenwoordigers van deze verschillende ‘categorieën’ personen geïnterviewd: een ouder van drie kinderen uit groep 3, 6, en 8; een ouder van twee kinderen uit groep 1 en 4 die tevens administratief medewerker op de school is; twee leerlingen uit groep 6 (beiden deel van een tweeling); een leerling uit groep 7; een oud-leerling die rond 1981 het laatste jaar op de school had gezeten en tevens ouder is van een leerling uit groep 7 en van een 18-jarig kind dat ook op deze basisschool heeft gezeten; een docent van groep 3; en een docent van groep 7 die tevens de regisseur van de slotdag is. De interviews vonden plaats aan de hand van een semigestructureerde interviewstijl. Dit betekent dat personen uit dezelfde categorie dezelfde vragen krijgen. Daarnaast is er ruimte is om door te vragen naar specifieke voorbeelden die een bepaald antwoord verhelderen. Op die manier kan veel inhoudelijke informatie van verschillende soorten personen worden verzameld, zodat het onderwerp diepgaand en van verschillende kanten bekeken wordt. De vragen die aan de verschillende soorten personen werden gesteld, zijn samengesteld op basis van de checklists (zie bijlage 5). Uit praktische overwegingen is ervoor gekozen de thema’s op de checklists niet in ieder gesprek te behandelen, maar ze onder te verdelen (die onderverdeling is weergegeven in bijlage 1 t/m 4). In de praktijk leverde dat geen problemen op, omdat belangrijke thema’s als ‘samenwerken’ in meerdere checklists aan bod komen. De eerste interviews duurden ongeveer 20 minuten. De laatste interviews duurden iets langer omdat daarin ook antwoorden die eerder door andere geïnterviewde personen waren gegeven, werden geverifieerd. Vervolgens werden die antwoorden gecodeerd op bepaalde kerntermen, zodat de antwoorden op een wetenschappelijk verantwoorde manier met elkaar vergeleken konden worden (zie hiervoor: Lewins & Silver 2007 en bijlage 6). De antwoorden werden, zoals gebruikelijk is, eerst globaal gecodeerd (dit wordt ‘initieel coderen’ genoemd, zie bijlage 7) en werden vervolgens meer specifiek gecodeerd (dit wordt ‘gefocust coderen’ genoemd, zie bijlage 8). Om de privacy van de geïnterviewde personen te waarborgen, zijn hun namen weggelaten. Naast deze diepte interviews, werd een tweede kwalitatieve methode toegepast, namelijk ‘observatie’. Aangezien er geen weeksluitingen meer waren in de periode dat dit onderzoek werd uitgevoerd, waren die observaties gericht op de slotavond en op het videomateriaal dat beschikbaar werd gesteld (bestaande uit 5 dvd’s met opnamen van eerdere slotdagen). Tijdens het observeren hiervan werden aantekeningen gemaakt, die vervolgens ook weer werden geanalyseerd aan de hand van de codes en checklists. Deze observaties zijn uiteindelijk vooral gebruikt als referentiekader bij het stellen van de vragen. In dit artikel is ervoor gekozen om de nadruk te leggen op de ervaringen van de geïnterviewde personen en minder op de subjectieve ervaringen van de onderzoeker die, ondanks de rijkheid van het beschikbare materiaal, zelf geen toegang had tot de weeksluitingen en slechts een beperkt beeld kon krijgen van de slotdagen (de video-opnames zijn immers niet gelijk te
16
stellen aan het ‘life’ ervaren van een show en de onderzoeker kon slechts één generale repetitie en één life slotdag bijwonen). Ten derde werden relevante ‘documenten’, zoals enkele krantenartikelen, in het onderzoek meegenomen. Deze zijn in de bibliografie opgenomen onder het kopje ‘primaire bronnen’. De data die op deze manier werd verzameld zal later in dit artikel worden vergeleken met de resultaten die in de literatuur werden gevonden. Op basis daarvan zullen vervolgens conclusies worden getrokken en aanbevelingen worden gedaan.
Resultaten Beschrijving van de slotdagen, weeksluitingen, lessen en oefenmomenten Allereerst zal aan de hand van de interviews, de observaties en de analyse van de documenten een beschrijving worden gegeven van de slotdagen, de weeksluitingen, de lessen en de oefenmomenten. Slotdag De slotdag wordt door de betrokkenen omschreven als “het grote spektakel van het jaar”. De docent van groep 7 schrijft het script van de musical, meestal vanuit een bestaand verhaal. In 2014 was dit Minoes van Annie M.G. Schmidt. Ze bespreekt het script met de leerlingen van groep 8, die de hoofdrollen spelen en ze stelt de verschillende stukjes vast waar de docenten van de overige klassen uit kunnen kiezen. Die kunnen daar dan zelf verder invulling aan geven. De docenten van de hogere klassen overleggen daarover met de leerlingen. Zowel de ouders als de docenten vinden het bijzonder dat tijdens de slotdag niet alleen groep 8, maar leerlingen uit alle klassen op het podium staan. De docent uit groep 3 zegt: “Dat vind ik de kracht van de school.” Dit is sinds eind jaren ’70 het geval (Kusters 2014). De leerlingen komen ongeveer om het jaar aan bod. Weeksluitingen Ook aan de weeksluitingen nemen kinderen uit elke klas deel. Al 40 jaar lang worden op De Zevensprong weeksluitingen gehouden. “De weeksluitingen zijn nog altijd de basis van de slotdag. kinderen ervaren wat het betekent om op het podium te staan” (Kusters 2014, p.16). Er wordt vaak gekeken naar het talent binnen de klas: iemand kan breakdansen en daar wordt dan iets omheen verzonnen. Tot groep en met groep 4 neemt de leerkracht hierin het voortouw, maar in de hogere groepen komen steeds meer ideeën van de leerlingen zelf. De ouders en leerlingen waarderen dat. In de hogere groepen gaan groepjes leerlingen soms buiten de klas een dansje of toneelstukje in elkaar zetten dat ze vervolgens de rest van de groep aanleren. Één van de leerlingen uit groep 6 had, samen met een vriend die net als hij op breakdansen zit, bijvoorbeeld een dans bedacht die ze later aan andere leerlingen hebben geleerd. Hij vond het best lastig om kinderen die niet zo goed zijn te helpen, maar: “Als je de makkelijke dingen kent, dat zijn allemaal basisdingen, dan kun je ook de moeilijkere dingen leren.” De docent van groep 7 schrijft vaak zelf een tekst voor een toneelstukje dat haar klas opvoert. De leerlingen mogen dan zelf aangeven welke rol ze zouden willen spelen. Binnen die vaststaande kaders is ruimte voor eigen initiatief. Zo zegt de docent: “Al doende komen er zoveel ideetjes boven: ‘Zullen we dat dan zo doen? Zal ik dan dit aantrekken?’.” De gesproken leerlingen zijn tevreden over de hoeveelheid zaken die ze zelf mogen beslissen. Diversiteit De nadruk ligt bij de slotdagen en weeksluitingen op toneelstukjes, dansjes en liedjes. Waar het accent binnen een klas op ligt, is afhankelijk van de leeftijdsgroep. Kleuters doen vaak een dansje of liedje, terwijl groep 8 hele stukken opvoert of, zoals de oud-leerling opmerkt, “een dans show neerzet met moves die je in de clips terugziet.” De kinderen die net hebben leren lezen zeggen een versje op en andere kinderen uit de klas beelden dat dan uit. Ook wordt er gebruik gemaakt van de kleding en attributen die op school aanwezig zijn. Andere leerlingen lezen iets voor dat ze hebben geschreven of ze laten in een modeshow-achtige voorstelling zien wat ze hebben geknutseld, bijvoorbeeld een Carnavalskop of een tekening. Waar de nadruk op ligt hangt ook af van de docenten, zo zegt de leerkracht van groep 7: “Groep 6 is meer richting dans. Andere docenten geven ook demo’s van wat ze met gym hebben gedaan.” De ouders, (oud)leerlingen en docenten vinden de weeksluitingen voldoende divers. De lessen en oefenmomenten
17
Beide docenten geven aan dat er geen vaste doelen, methodes of protocollen voor de creatieve lessen of voor de oefenmomenten zijn. De lessen sluiten vaak aan op de weeksluitingen. Tijdens de muzieklessen ligt de nadruk bij beide docenten op zang en minder op dans. De leerlingen van groep 6 zeggen dat er iedere week wel iets aan dans en handvaardigheid wordt gedaan, maar dat ze nooit muziekles hebben. Volgens de docenten wordt er ongeveer twee à drie per week aan de creatieve vakken besteed. Dat komt ongeveer overeen met de tijd die de leerlingen noemen: soms een half uur en soms een heel uur per dag. De leerlingen geven aan dat dit voldoende is. Daarnaast oefenen sommige leerlingen thuis een tekst of dansje. Aandacht voor de hoge kunsten (analyseren) Uit de verschillende interviews blijkt dat er niet veel aandacht is voor het analyseren van dans, theater en muziek. De docent van groep drie gaat, bijvoorbeeld nooit met haar leerlingen stukjes muziek analyseren of maten tellen. De docent van groep 7 doet dat ook niet vaak. Wel leren haar leerlingen soms hoe een liedje in elkaar zit: “We hebben een heel beperkt aantal instrumentjes op school dus dan doe je het gewoon met blokjes of op de tafel, dat je ritmes aanleert en een liedje opbouwt of een beetje dirigeert: eerst jullie groep en dan jullie groep en dan dingen door elkaar laten lopen.” De geïnterviewde leerling uit haar klas zegt ook dat ze meestal zingen en soms iets met instrumenten doen. Ze geeft aan dat ze ook wel eens muziek luisteren: “Dan gaan we eerst luisteren en mag je daarna iets zeggen.” Ze gaan dan bijvoorbeeld niet alleen de inhoud van de tekst bespreken, maar ook de manier waarop het wordt gezongen. Net als de docent geeft ze aan dat ze niet vaak stukjes terugluisteren en dan analyseren. Ze vindt met name de combinatie van muziek en dans leuk: “Dan hoor je het ritme en dan weet je precies wanneer je het moet doen.” Maar dat oefenen ze niet op die manier in de klas. Ook het tellen (“5,6,7,8”) tijdens het dansen leert ze bij streetdance, niet op school. De oud-leerling vertelt dat het vroeger ook zo ging. Ze leerde eigenlijk niets over de soorten bewegingen en stijlen. Wel leerde ze zich inleven in haar rol. Dat noemen de docenten ook als belangrijk punt. Zo zegt de docent van groep 3: “Je ziet echt het verschil tussen kinderen die in groep 8 voor het eerst een musical doen en kinderen die van kleuter af aan om de week op het podium staan en die echt hebben geleerd om zich in te leven in de persoon achter de rol.” De docent van groep 7 besteedt veel aandacht aan het inleven in het karakter tijdens het oefenen voor de slotdag. De oud-leerling herinnert zich dat er ook werd uitgelegd wat de betekenis van teksten was, zodat je die goed kon uitbeelden. Bovendien kwam ze indirect in aanraking met verschillende stijlen: “Ik deed een gorilladans. Die heeft een heel ander soort muziek.” Wat zij goed vindt aan deze lessen is dat kunst zo spelenderwijs onder de aandacht wordt gebracht: “Dan kan het kind zelf kijken of zijn interesse daar ligt.” Het is opvallend dat de gesproken leerlingen in hun vrije tijd best veel met kunst bezig zijn. Zo zitten ze bijvoorbeeld op zangles of breakdance en zitten de kinderen van de gesproken ouders op muziekles of dansles. Ook spelen ze thuis wel eens een toneeltje, doen ze een dansje, maken ze een filmpje of oefenen ze voor de weeksluitingen. De oud-leerling bezoekt wel eens een muziekfestival of kijkt een film. “Maar een echte dansvoorstelling is niet iets waar ik heen ga.” Haar dochter, die ook op De Zevensprong heeft gezeten, gaat wel eens naar musicals: “En ze zit in animatieteams dan gaat ze musicals doen of liedjes zingen.” Ze denkt echter niet dat dit direct verband houdt met de aandacht voor theater op de basisschool: “Ik denk dat ze het van mij heeft meegekregen. Ik ben zelf een musicalgek. We kijken vaak musicals, dus dat heeft ze wel meegekregen.” Zelf zegt ze vooral na de basisschool met musicals in aanraking te zijn gekomen. Aandacht voor media (analyseren en zelf doen) Zowel de leerlingen als de docenten, de oud-leerling en de ouders geven aan dat computers en media geen grote rol spelen tijdens de slotdagen en de weeksluitingen. De gesproken leerlingen hebben er nauwelijks gebruik van gemaakt, afgezien van het uittypen van een tekst of het opzoeken van muziek. De docent van groep 7 geeft aan dat leerlingen wel eens een powerpointpresentatie of een filmpje op de computer maken die ze tijdens een weeksluiting laten zien, maar dat de computer verder geen grote rol speelt. Wel is er één leerling geweest die tijdens de jaarlijkse kerstmusical met de techniek helpt, met name met het aanzetten van de muziek. Organisatorische voorwaarden Soms wordt er in de klas geoefend en soms daarbuiten. Ook mogen de leerlingen op het podium oefenen “om te voelen hoe dat gaat”. De ruimtes worden geschikt bevonden, alhoewel de gemeenschapsruimte soms wat aan de kleine kant is voor het houden van de voorstellingen. De geïnterviewde personen vonden ook dat er voldoende aandacht voor de activiteiten in het gebouw is, onder andere in de vorm van foto’s en werkstukken die in het gebouw worden opgehangen of
18
attributen die in de gangen hangen en staan. Tijdens de laatste dagen in het huidige gebouw (de school gaat verhuizen) hebben leerlingen zelfs samen met kunstenaars het hele gebouw in een kunstwerk veranderd (Franzen 2014). Ook zie je overal leerlingen oefenen, zelfs na schooltijd. De weeksluitingen worden verder niet aangekondigd in het gebouw, maar dat is ook niet nodig, omdat de kinderen goed weten wanneer het plaatsvindt. Daarnaast is op de website en in de agenda te vindenvwanneer er een weeksluiting is. Professionaliteit van de voorstelling De ouders en docenten zijn over het algemeen zeer tevreden over de kwaliteit van de voorstellingen, onder andere wat betreft de aankleding. Één van de docenten merkt op: “Het zijn echt decors, niet gewoon een doekje dat geverfd is, maar er wordt steeds gewisseld en ook het schminken is bijna professioneel. Dat zorgt er ook voor dat kinderen het heel belangrijk vinden om mee te doen, door de hele entourage er omheen.” Zo wordt er elk jaar ook een boekje gemaakt met de liederen en een samenvatting van het script, waar de directeur een inleiding voor schrijft. Ook ervaren de gesproken personen over het algemeen voldoende samenhang tussen de verschillende onderdelen van de slotdagen en de weeksluitingen. Tijdens de weeksluitingen is er een thema en is er een presentator die het geheel aan elkaar praat. De slotdag verbeeldt één verhaal dat bestaat uit verschillende scenes. Het is wel eens voorgekomen dat een scene minder goed in het geheel paste, maar over het algemeen is daar afstemming over. De lessen hangen vaak samen met het thema van de weeksluitingen. Zo stond in 2009 een weeksluiting in het teken van een les kist met een pop, hoeden, pruiken en andere theater-gerelateerde objecten, die door de Schouwburg was samengesteld (Van Rou 2009). De leerlingen lieten toen tijdens een weeksluiting zien wat ze tijdens de lessen met de objecten uit kist hadden bedacht. Samenwerking tussen docenten De beide docenten geven aan dat de samenwerking tussen docenten goed verloopt. Er wordt een taakverdeling gemaakt en dat gaat eigenlijk prima. Vaak wordt gewerkt met werkgroepen, bijvoorbeeld bij het voorbereiden van de slotdag of tijdens enkele bijzondere weeksluiting, zoals de sinterklaasviering. Er wordt dan onderling afgestemd wie wat gaat doen en er wordt gebruik gemaakt van een draaiboek. De docenten helpen elkaar waar nodig. Samenwerking tussen ouders en de school Er wordt ook vaak samengewerkt met ouders. De geïnterviewde ouders komen, waar mogelijk, kijken als hun kinderen meedoen. Één van de ouders zegt: “Ik kom ook wel eens als mijn kinderen niet mee doen. Ik vind het mooi om te zien hoe kinderen groeien.” De gesproken ouders doen ook veel voor de school, onder andere voor de slotdagen en weeksluitingen, zoals helpen bij het schminken, het draaien van bardiensten en het begeleiden van groepjes tijdens het wachten en omkleden in de gymzaal. De twee docenten roepen vaak de hulp in van ouders. Zo heeft de docent van groep 3 goed contact moet iemand die danslessen geeft aan de kinderen. Verder helpen ouders onder andere met het bouwen van de decors. Meerwaarde van de activiteiten In het volgende onderdeel zal, wederom op basis van de verzamelde data, worden weergegeven wat leerlingen zoal leren van de podiumactiviteiten op De Zevensprong. Enthousiasme De gesproken ouders geven aan dat hun kinderen over het algemeen graag naar school gaan en met plezier uitkijken naar de weeksluitingen en slotdagen. De oud-leerling vond de oefenmoment ook leuk ter afwisseling tussen de andere lessen. Bovendien was het iets dat je samen deed, bijvoorbeeld samen zingen. Over de weeksluitingen en de slotdag zegt ze: “Ik kan me veel details niet herinneren, maar wel de impact die het had.” Ze herinnert zich met name de slotdag nog goed: “Ik weet dat we daar weken lang naar toe geleefd hebben. Het was in de schouwburg toen. Het was echt een optreden.” 3 Ook haar oudste dochter, die enkele jaren op De Zevensprong heeft gezeten en inmiddels 18 jaar oud is, herinnert zich volgens haar de slotdagen nog goed. Haar dochter komt ook nog wel eens mee kijken naar de weeksluitingen: “Het brengt positieve herinneringen naar boven.” Haar zoon vindt de lessen er omheen ook leuk. “Dan zegt hij: ‘leuk, we hebben vandaag weer geoefend!’”. Ook de geïnterviewde leerlingen gaan over het algemeen met plezier naar school en kijken uit naar de 3
Tussen 1978 en 1992 werden de slotdagen in de Schouwburg opgevoerd (Kusters 2014).
19
slotdagen. Twee van hen vinden met name het optreden zelf extra leuk. Voor de docent van groep 3 is dit plezier een essentieel onderdeel van de weeksluitingen en de slotdagen. Zelfvertrouwen en jezelf presenteren De kinderen die het eng vinden om op het podium te staan, worden toch gestimuleerd om mee te doen. Één van de ouders zegt daarover: “Het is fijn dat de meester niet zegt ‘dan doe je niet mee’, want het is toch om zelfvertrouwen op te bouwen. In het begin mag je dan een keertje mee doen om te kijken hoe het is.” Alle gesproken ouders, oud-leerlingen en docenten geven aan dat de podiumactiviteiten bevorderlijk zijn voor de spreekbeurten, het presenteren, het krijgen van meer durf en voor de algemene sociaal-emotionele ontwikkeling. Één van de ouders zegt over haar kinderen: “Die staan gewoon in de kerk voor 500 man een stuk tekst voor te lezen, zonder te bibberen, met intonatie, dat ik denk: ‘Ik doe het ze niet na’.” De tweede ouder ervaart hetzelfde: “De kleinste is wel wat verlegen, maar dit jaar heeft ze toch in haar eentje een tekst voorgedragen. Ik was benieuwd of ze dat wel zou durven, maar ze was thuis aan het vertellen ‘mamma ik ga het toch doen’.” De oud-leerling merkt datzelfde bij haar zoon: “Hij is iemand die graag op de achtergrond staat, achteraan op het podium. Soms moet hij meer naar voren en dan doet hij dat ook, omdat de rest dat ook allemaal doet. Dus dat gaat geleidelijk aan, dat hij de angst overwint om de aandacht op zich te vestigen.” Ze denkt dat hij deze ontwikkeling op een andere school niet zou hebben doorgemaakt. Voor haar staan rekenen en theater dan ook op gelijke hoogte: “Rekenen is nodig voor toekomst, maar theater is nodig voor de sociaal-emotionele ontwikkeling. Want als een kind niet goed meedoet, dan komt hij ook niet in die baan. Dus beide zijn van belang”. De twee leerlingen uit groep 6 vonden noch het geven van een spreekbeurt, noch het op een podium staan tijdens de slotdag eng. Voor de leerling uit groep 7 lag dit anders. Zo heeft ze tijdens de kersmusical solo gezongen. Dat vond ze eerst eng, vooral omdat ze bang was om de tekst kwijt te raken, maar de docent motiveerde haar om het toch te doen. Ook andere keren vindt ze het nog wel eens eng om op het podium te staan: “Dan ga ik diep in en uitademen en het toch doen.” Ook het houden van spreekbeurten vindt ze nog wel spannend, maar ze vindt het tegelijkertijd ook leuk om over haar onderwerp te praten: “Als je er een keer staat gaan de zenuwen gewoon weg.” Beide docenten geven aan dat ze duidelijke groei zien doordat leerlingen vaak op het podium staan: het gaat ze steeds gemakkelijker af. De docent van groep 7 zegt: “Het vertrouwen dat ze krijgen door op een podium te durven staan, jezelf te presenteren en te leren dat je niet helemaal achterin moet staan, duidelijk moet praten, zorgt ervoor dat ze uiteindelijk een goede slotdag neerzetten.” De docent van groep 3 geeft aan dat er in groep 8 eigenlijk nooit kinderen zijn die nog nooit aan een slotdag hebben meegedaan. Het zijn juist vaak de jongere leerlingen uit groep 1 en 2 die dit in het begin eng vinden. “Ik kan me wel kinderen inbeelden die daar niet heel erg om staan te springen maar er is altijd wel een rolletje waarbij je niet heel herkenbaar op het podium staat.” Met haar klas doet ze vaak met de hele groep mee. De kinderen die het eng of spannend vinden, kunnen eventueel achteraan gaan staan “Tenzij ze heel expliciet aangeven dat ze niet willen, maar ik breng het meestal wel als een vanzelfsprekendheid van ‘O we doen met de hele groep mee en iedereen staat dan op het podium’.” Kinderen die niet meedoen De activiteiten van de kinderen die op dat moment niet mee doen aan de weeksluiting of de slotdag wisselen: ze werken gewoon verder, spelen buiten, mogen tekenen of kijken naar de repetitie en geven tips. Tijdens de uitvoering komt iedereen kijken. Daar leren de leerlingen volgens de docenten ook veel van. Zo zegt de leerkracht van groep 3: “Ik ben wel eens op andere scholen geweest en merk dat ze hier heel goed naar elkaar kunnen luisteren. Soms wordt er wel gepraat, maar tijdens stukjes is het meestal muisstil. Het is ook een stukje respect hebben voor elkaar, elkaar niet uitlachen, dat hoef je ze niet te leren, dat weten ze gewoon, want zij staan dadelijk zelf ook op het podium. Het zijn toch sociale vaardigheden die daarbij komen kijken.” De docent van groep 7 zegt: “Luisteren stimuleert al de creativiteit en het geeft een gevoel van ‘we laten samen iets zien waar je als groep trots op bent’. Ook al doe je niet mee.” Samenwerken en complimenten tussen leerlingen Ook in het algemeen merken de leerkrachten dat dat de weeksluitingen en slotdagen goed zijn voor de sfeer in de school. De docent van groep 3 zegt: “De kleuters leren al te kijken naar groep 8 en de meeste kleuters weten wie dat dan zijn, wie daar staan. Dat zorgt er ook voor dat de sfeer heel goed is.” De docent van groep 7 vertelt dat de samenwerkingen tussen leerlingen uit verschillende groepen
20
vaak goed gaat: “Ik heb wel eens gehad dat een jongen uit mijn klas, heel gaaf, had bedacht om een groepje kinderen uit groep 4 en 5 te begeleiden met dans.” Ook merkt ze dat jongere en oudere kinderen vaak bij elkaar zitten tijdens schoolfeesten. Het gaat vaak goed als jongere en oudere kinderen samen op het podium staan. De docent uit groep 3 zegt: “Het is echt samen, niet groep drie en groep acht, maar ze staan samen op het podium en maken samen dat stukje goed.” Ook zorgen de oudere leerlingen dan voor de jongere kinderen en geven ze complimenten. De leerling uit groep 7 maakte een keer mee dat er in haar klas tijdens het oefenen ruzie was: “Degene die hielp met oefenen zei: ‘Het is om te oefenen, niet om te ruziën’. Daarna ging het weer goed.” De docent van groep 7 geeft aan dat zij de ervaring heeft dat de podiumactiviteiten verbindend kunnen werken: “Ik had dit jaar een klas waar best wat dingen in speelden qua ruzie. Ze hebben de kerstmusical gemaakt en nu hebben we jaarafsluiting en we vroegen: ‘Wat is je bij gebleven?’ En toen werd benoemd dat andere kinderen die musical mooi hebben gedaan, bijvoorbeeld: ‘Ik mocht zingen, maar ik vond dat er ook mooi werd gespeeld’. Dat doet wel iets met een groep.” De docent van groep 3 merkt dat ook: “De leerlingen uit groep 7 en 8 zijn allemaal tieners aan het worden en dat kan wel eens botsen, maar met zo’n uitvoering heeft iedereen respect voor elkaar en is niet te merken dat ze elkaar niet mogen.” Ook de oud-leerling herinnert zich dit aspect: “We kunnen wel net buiten ruzie hebben gehad, maar we moeten toch met z’n allen daar staan. Dus die ruzie moet dan even on hold gezet worden.” Feedback tussen leerlingen Binnen de klassen spelen feedback momenten over het algemeen geen belangrijke rol rondom de slotdagen en de weeksluitingen. Wel wordt er na de weeksluitingen besproken wat de leerlingen leuk vonden. Aangezien de weeksluiting op vrijdagmiddag vlak voor het einde van de dag plaatsvindt, is er niet veel tijd voor een grondige nabespreking en op maandagochtend willen de kinderen eerst graag het weekend bespreken. Tijdens de korte nabespreking op vrijdagmiddag geven de leerlingen elkaar soms complimenten. Als de docent van groep 3 vraagt wat ze het leukste vonden “Dan komen ze heel vaak met het eigen klassenstukje: ja dat was toch wel het aller leukste. En dan zie je dat ze trots zijn op elkaar.” In groep 3 kan het sporadisch voorkomen dat ze elkaar tips geven, maar er wordt niet expliciet naar gevraagd. Als er wel commentaar op elkaar wordt gegeven, dan gebeurt dat in alle klassen binnen de kaders van het lesprogramma van de ‘vreedzame school’, waarbij kritiek altijd opbouwend geformuleerd dient te zien. De docent uit groep 3 zegt: “Je mag best zeggen wat je er van vond, maar het moet geen afbreker zijn. Dat is de afspraak. Dat leren ze al bij de kleuters. Als een kind wel een keer een afbreker geeft, dan benoem je dat: ‘Dit is een afbreker. Probeer het eens op een andere manier.’ Dat zit er op een gegeven moment zo in.” Deze manier van met elkaar om gaan is volgens haar ook van belang voor het motiveren van de leerlingen: “Iedereen doet zijn best en dat hoeft niet de grond in geboord te worden, want dan gaat die gene nooit meer op het podium staan. Dat is niet de bedoeling.” In groep 7 wordt soms wel iets uitgebreider feedback gegeven, maar dat gaat meestal niet zo gestructureerd als bijvoorbeeld bij het geven van feedback op spreekbeurten, waar met tips en tops wordt gewerkt (wederom positief geformuleerd zoals de leerlingen hebben geleerd binnen het kader van de ‘vreedzame school’). Wel vertelden de gesproken leerlingen dat ze na een optreden altijd applaus en vaak ook complimenten krijgen of dat leerlingen willen weten waar ze de technieken hebben geleerd. Dat vonden ze fijn om te horen. Feedback en complimenten van docent De docenten geven wel vaker opbouwende feedback. Zo zegt de docent van groep 3 tegen leerlingen: “Dat ging goed en dat ging goed en daar mag je nog even op letten.” De docent van groep 8 geeft ook wel eens tips: “Bijvoorbeeld: je moet meer spelen, of het moet harder, of: probeer het eens zo.” In principe vind ze dat ze alles mag zeggen, mits op de juiste manier: “Nooit afkatten. Dat gaat heel natuurlijk.” Één van de leerlingen uit groep 6 geeft aan dat de feedback van docenten, met name de complimenten, hem aansporen om het de volgende keer nog beter te doen. De leerling uit groep 7 zegt dat ze wel eens tips krijgt. Zo leerde ze bijvoorbeeld hoe ze boos moest spelen zonder te lachen, of kreeg ze te horen dat ze harder moest praten. Ze vertelt dat ze daar motivatie uit haalt om het de volgende keer nog beter te doen. Teksten leren Een opvallend punt is dat kinderen steeds sneller teksten uit het hoofd kunnen leren. De docent van groep 3 zegt: “Dat komt ook door eerder oefenen.” De teksten worden soms mee naar huis gegeven zodat ze samen met de ouders kunnen oefenen: “Die vinden het heel normaal en die doen dat ook.”
21
Verder geeft ze aan dat de kinderen snel liedjes leren: “Moeilijke liedjes die in het boekje aangeduid worden als voor groep 5 kunnen ze in groep 3 al.” Één van de ouders merkt ook dat haar kinderen snel teksten leren. Vaardigheden die direct samen hangen met de lessen Daarnaast leren de leerlingen vaardigheden die direct samenhangen met de lessen. Één van de leerlingen uit groep 6 geeft bijvoorbeeld aan dat hij vooral leert dansen, omdat ze dat vaak doen: “Niet breakdans, want dat kon ik al, maar normaal dansen.” De docent van groep 7 zegt: “Ik ben zelf richting zingen en let er echt op dat ze goed leren zingen, articuleren, op de toon blijven, dat je je daarin laat horen. En qua spel ook. Ik verwacht wel een bepaalde kwaliteit van mijn groep, dus ik vind het leuk om daar aan te werken.” Op welke manier geeft De Zevensprong invulling aan de podiumkunsten? Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan worden vastgesteld dat De Zevensprong op de volgende manier invulling geeft aan de podiumkunsten: Uit alle klassen doen steeds enkele leerlingen mee aan de slotdagen en weeksluitingen. Wie er mee doet wordt afgewisseld. De nadruk ligt binnen de school op zang, dans en toneel, maar ook andere podiumkunsten komen aan bod. De accenten binnen een groep hangen af van de leeftijd en de talenten van de leerlingen, maar ook van de interesses van de leerkracht. Naarmate de leerlingen ouder worden, krijgen ze meer mogelijkheden voor eigen inbreng. Er zijn geen vaste doelen, methodes of protocollen voor de lessen en oefenmomenten. Zo kan het voorkomen dat een groep nooit muziekles heeft, maar wel veel doet aan dans. Er is iedere week voldoende tijd voor deze vakken, in totaal ongeveer 2 of 3 uur. Het analyseren van dans, theater en muziek en media speelt geen centrale rol tijdens de lessen. Wel wordt soms ingegaan op de betekenis van liedjes. Ook wordt er nadruk gelegd op het inleven in een rol. Bovendien komen de leerlingen spelenderwijs in aanraking met verschillende kunstvormen en stijlen, zonder daar verder veel achtergrondinformatie over te krijgen. Computers spelen slechts sporadisch een rol tijdens deze activiteiten. Het is opvallend dat alle betrokken leerlingen in hun vrije tijd ook redelijk veel met kunst doen, hoewel een direct verband met de lessen op school in dit onderzoek niet aangetoond kan worden. De betrokkenen vinden de beschikbare ruimtes geschikt voor de activiteiten. Zij zijn van mening dat de podiumactiviteiten voldoende zichtbaar zijn in het gebouw. Bovendien vinden zij dat de voorstellingen, waaronder de aankleding daarvan, op een professionele manier wordt aangepakt en dat er voldoende samenhang is tussen de verschillende onderdelen van de voorstellingen. De samenwerking tussen de docenten wordt eveneens als positief ervaren. Daarnaast worden ouders intensief bij de activiteiten rondom de slotdagen en weeksluitingen betrokken. Er is weinig aandacht voor evaluatiemomenten, feedbackmomenten en nabesprekingen, terwijl de leerlingen hier wel veel waarde aan hechten. De momenten waarop wel feedback wordt gegeven worden minder gestructureerd aangepakt dan de feedbackmomenten bij spreekbeurten, waarbij wordt gewerkt met ‘tips en tops’. Op basis van de resultaten kunnen de volgende waardevolle elementen van weeksluitingen en slotdagen worden onderscheiden: • Leerlingen leren o zichzelf vol zelfvertrouwen te presenteren aan een publiek, ook als ze dat aanvankelijk eng vinden o elkaar dingen te leren o zich in te leven in personages o sneller teksten uit hun hoofd te leren, totdat ze in groep 8 hele lappen tekst zonder haperen kunnen voordragen o creatieve vaardigheden als dansen en zingen • Leerlingen komen op spelenderwijs met kunst in aanraking • Het geeft kinderen een goede reden om vol enthousiasme naar school te gaan • Leerlingen die op dat moment niet mee doen leren op een respectvolle manier te luisteren • De activiteiten zijn bevorderlijk voor het contact tussen leerlingen van verschillende klassen • Het helpt bij het bevorderen van de algemene sfeer. Zo worden ruzies snel opgelost en zijn de leerlingen trots op de bijdrage van hun eigen klas
22
•
De leerlingen krijgen complimenten en applaus, waar ze motivatie uit halen om het volgende keer nog beter te doen
Wat zijn de overeenkomsten tussen de gevonden resultaten uit de literatuur en de manier waarop De Zevensprong invulling geeft aan de podiumkunsten? Op basis van het literatuuronderzoek werd geconcludeerd dat kunsteducatie meerwaarde heeft als de kwaliteit van de lessen van voldoende niveau is. Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan hierover het volgende worden gezegd in relatie tot de specifieke situatie op De Zevensprong: Wat betreft de kwaliteit van het leren van de leerling kan vastgesteld worden dat de betrokkenheid van leerlingen groot is: ze zijn enthousiast over de activiteiten en nemen er serieus aan deel. Er komt duidelijk uit de resultaten naar voren dat de leerlingen veel van de activiteiten opsteken, zoals hierboven is weergeven. Ook is er voldoende ruimte om te exploreren en te experimenteren: verschillende kunstvormen komen aan bod en er is ruimte voor eigen inbreng. Met name de oudere leerlingen hebben een zekere mate van ‘eigenaarschap over het leerproces’: ze kunnen zelf zaken aandragen en toneelstukjes of dansjes in groepjes in elkaar zetten en aan de groep leren. Wat betreft de begeleiding kan worden gesteld dat de voorstellingen professioneel worden aangepakt en dat de docenten deelnemen aan het leerproces door enige sturing te geven, met name als het gaat om het scheppen van de kaders waarbinnen de slotdagen en weeksluitingen plaatsvinden. Ook merken de docenten dat de leerlingen door de jaren heen groeien en nieuwe vaardigheden verwerven. Er is veel bereikt op het gebied van de dynamiek van de groep. Met name de onderlinge samenwerking tussen leerlingen (zowel binnen als tussen verschillende groepen) is waardevol te noemen. Ook het respect voor andere leerlingen tijdens het luisteren (stil zijn, elkaar niet uitlachen en dergelijke) verhoogt de kwaliteit van de dynamiek van de groep. De organisatorische voorwaarden, zoals de inrichting van de klaslokalen, de zichtbaarheid van de kunsten in het gebouw en de tijd die wordt uitgetrokken voor deze activiteiten, is volgens de betrokken personen voldoende. Op basis van de checklist van de kwaliteit van de weeksluitingen kan worden gesteld dat deze school daarop goed scoort. Zo is er samenhang tussen de verschillende onderdelen van de weeksluitingen en slotdagen; voelen de leerlingen enthousiasme voor de activiteiten; komen verschillende disciplines aan bod; krijgen de leerlingen, naarmate ze ouder worden, meer verantwoordelijkheden; nemen kinderen uit alle groepen deel aan de activiteiten; wordt zowel naar de talenten van de kinderen als naar die van de leerkrachten gekeken; en zijn ouders intensief betrokken bij de weeksluitingen. Ook op het gebied van de punten die de gemeenschapszin zouden kunnen bevorderen scoort de school goed. Zo ligt sterk de nadruk op de samenwerking van kinderen binnen en tussen groepen; worden er complimenten gegeven en wordt na voorstellingen geklapt; zijn ouders intensief bij de school betrokken; en werken de docenten naar eigen zeggen op een prettige manier samen. Een ander belangrijk punt is dat de kinderen leren om kunst (en in mindere mate media) te waarderen. Dat blijkt onder andere uit de interesse van de leerlingen in de kunsten in hun vrije tijd. Gebruikmakend van de checklists kan dus in algemene zin worden vastgesteld dat de kwaliteit van de kunsteducatie op De Zevensprong hoog is. Waar is winst te halen in de manier waarop De Zevensprong invulling geeft aan de podiumkunsten? Tegelijkertijd levert een vergelijking tussen het literatuur onderzoek en het kwalitatieve onderzoek naar De Zevensprong ook enkele punten op die verbeterd zouden kunnen worden: Zo is het woord ‘doelgericht’ niet echt op de lessen van toepassing, aangezien er geen methode, protocol of vaste doelen door het jaar heen zijn geformuleerd. De ontwikkeling van de kinderen zou wellicht meer richting kunnen krijgen als duidelijkere doelen zouden worden geformuleerd die gedurende het jaar behaald kunnen worden (bijvoorbeeld op het gebied van ritme, de opbouw van liedjes, technieken op het gebied van samenzang, verschillende disciplines die aan bod komen etc.). Op het gebied van openheid en eerlijkheid kan ook winst worden behaald indien er meer ruimte wordt geboden voor het op een respectvolle manier geven van feedback. Dit zou ook aan kunnen sluiten op de lessen van de ‘vreedzame school’. Met name de kinderen die op dat moment niet deelnemen aan de activiteiten zouden deze taak op zich kunnen nemen. Aan de ene kant geven
23
de leerlingen aan dat zij goede feedback op prijs stellen. Aan de andere kant kunnen de leerlingen die de feedback geven hierdoor oefenen om de verschillende onderdelen van de slotdagen en weeksluitingen op een diepgaande manier te analyseren, waarbij zij tegelijkertijd leren nadenken over kwaliteitseisen. Het geven van goede feedback door de leerlingen zou ook verbonden kunnen worden met het punt van mediawijsheid, waarop ook nog flink wat winst te behalen is. Zo speelt het analyseren van de vorm en stijl van hoge kunsten en media eigenlijk geen rol in de lessen. Wel leren de kinderen sporadisch om kunsten en media te interpreteren, maar daar zou nog wat meer de nadruk op kunnen komen te liggen. Daarnaast zou meer aandacht kunnen komen voor het bedienen van de knoppen, het zoeken vinden en gebruiken van boodschappen en het produceren van media boodschappen, met name als het gaat om het gebruik van computers en (social)media. De leerlingen die op dat moment niet deelnemen aan de activiteiten zouden, bijvoorbeeld, informatie kunnen opzoeken over de achtergrond van de gezongen liedjes, de gespeelde toneelstukjes of de stijl van de dansjes. Ook zouden zij betrokken kunnen worden in het technische aspect van de weeksluitingen en de slotdagen: het maken van de filmpjes en PowerPointpresentaties, het aanzetten van de muziek etc. Daarnaast zouden zij een recensie kunnen schrijven die in de klas, in de vorm van een schoolkrant, of op de website gepresenteerd zou kunnen worden. De geïnterviewde personen hebben zelf ook nog enkele tips: Een ouder gaf aan dat de weeksluitingen niet al te vaak hoeven plaats te vinden, liefst om de drie weken, omdat ze anders soms van haar kinderen hoort dat ze wéér moeten. Ook zou ze het leuk vinden als de weeksluitingen een keer op een woensdag zouden zijn, omdat ze op vrijdag meestal moet werken. Ze vindt de dansjes minder leuk omdat dan vaak steeds dezelfde leerlingen meedoen, maar ze kijkt graag naar de versjes of de toneelstukjes. De oud-leerling gaf aan dat er meer aandacht mag komen voor grote Nederlandse schilders “Ze hoeven niet alles mooi te vinden, maar wel dat ze er over weten.” Één van de leerlingen zou graag meer met solozang willen doen. Conclusie Als we kijken naar de vaardigheden die volgens het onderzoek van Winner et all. (2013) kunnen worden verworven door kunstonderwijs en deze vergelijken met de situatie van De Zevensprong, dan kunnen we de volgende algemene conclusies trekken: Op De Zevensprong wordt in de meeste klassen aandacht besteed aan muziek, wat volgens de onderzoekers niet alleen bevorderlijk is voor het verhogen van het IQ en de algemene academische prestaties, maar ook bijdraagt aan het leren van talen en het ontwikkelen van het gehoor. Wel moet hierbij worden opgemerkt dat sommige leerlingen aangeven dat zij geen muziekles hebben. Dit zou kunnen betekenen dat zij in dat jaar minder kansen hebben om deze vaardigheden te ontwikkelen. Deze conclusie kan echter niet zo stellig worden getrokken, aangezien deze leerlingen wel aangeven veel met dans te doen, waarbij het luisteren naar muziek ook een rol speelt. De mate waarin de leerlingen deze vaardigheden verwerven, kan dus per klas wisselen. Ook wordt in de meeste klassen aandacht besteed aan acteren, presenteren en het inleven in andere personen. Volgens de onderzoekers is dit bevorderlijk voor het ontwikkelen van de verbale vaardigheden, de emotieregulatie, het ontwikkelen van empathie en het leren innemen van een standpunt. Daarnaast wordt zowel door de onderzoekers als door de geïnterviewde personen benadrukt dat deze activiteiten bevorderlijk kunnen zijn voor het ontwikkelen van het zelfvertrouwen, het samenwerken en het verbeteren van het schoolklimaat. Ook komt uit het onderzoek naar voren dat de leerlingen, zoals de onderzoekers ook stellen, creatieve vaardigheden aanleren die direct samenhangen met de lessen, zoals zingen en dansen, maar ook experimenteren, reflecteren en betekenis geven. De specifieke vaardigheden die worden aangeleerd kunnen van klas tot klas wisselen. Als we kijken naar de 21st century skills, zoals beschreven door Van den Oetelaar (2012), dan kunnen we vaststellen dat deze activiteiten met name bevorderlijk zijn voor de vaardigheden ‘samenwerken’; ‘kennisconstructie’ (dus het combineren van kennis met nieuwe inzichten); ‘probleemoplossend denken en creativiteit’; en ‘planmatig en zelfstandig werken’. Er zou nog wat meer aandacht kunnen komen voor het ontwikkelen van ‘ICT vaardigheden’, zoals het gebruik maken van computers, laptops, smartphones, tablets, digitale videorecorders en fotocamera’s. Uit het onderzoek blijkt ook dat er nog wat meer nadruk zou kunnen komen te liggen op het ontwikkelen van mediawijsheid, aangezien het analyseren van ‘hoge kunsten’ en media, zoals uitgewerkt door Hobbs (1998), nauwelijks een rol speelt in de lessen.
24
Wel kan, op basis van het onderzoek van Rule et al. (2009), worden vastgesteld dat de lessen naar alle waarschijnlijkheid bevorderlijk zijn voor de gemeenschapszin, omdat er veel nadruk ligt op samenwerkingen tussen leerlingen en docenten en veel ouders nauw betrokken zijn bij de school. Bovendien krijgen de leerlingen zowel van elkaar als van ouders en leerkrachten complimenten. Deze zaken zijn volgens onderzoekers bevorderlijk voor de saamhorigheid, het zelfvertrouwen, het accepteren van diversiteit, het respect, het schoolklimaat en de schoolprestaties. Interessant is dat in dit onderzoek sterk naar voren komt dat de podiumactiviteiten op De Zevensprong bevorderlijk zijn voor het geven van presentaties en spreekbeurten. Alhoewel in de literatuur in algemene zin zaken als ‘het innemen van een standpunt’ en ‘het vergroten van het zelfvertrouwen’ worden genoemd, wordt presenteren niet als specifieke vaardigheid genoemd die versterkt kan worden door de podiumkunsten. Op dat punt vormt dit onderzoek dus een aanvulling op de bestaande theorieën rondom kunsteducatie. In algemene zin kan op basis van dit onderzoek worden vastgesteld dat de activiteiten rondom de weeksluitingen en de slotdagen op De Zevensprong naar alle waarschijnlijkheid bevorderlijk zijn voor zowel individuele vaardigheden (zoals de algemene sociaal-emotionele ontwikkeling, maar ook samenwerken, presenteren en op een podium staan) als meer algemene kwaliteiten van burgers (zoals vreedzaamheid, verbondenheid en gemeenschapszin). Er kan dan ook worden vastgesteld dat de weeksluitingen en slotdagen, als ook de lessen daaromheen, van grote waarden zijn voor de ontwikkeling van de leerlingen. Zoals een oud-leerling in dit onderzoek stelde: “Rekenen is nodig voor toekomst, maar theater is nodig voor de sociaal-emotionele ontwikkeling. Want als een kind niet goed meedoet, dan komt hij ook niet in die baan. Dus beide zijn van belang”.
Discussie Implementatie van de resultaten Het is belangrijk om te vermelden dat alle geïnterviewde personen, zowel de leerlingen, als de oudleerling, als de ouders en de docenten tevreden zijn over hoe het nu gaat en trots zijn op de voorstellen die nu worden neergezet. Het is dan ook de vraag of de betrokkenen voldoende noodzaak zien om de tips uit dit onderzoek in de praktijk toe te passen. Het advies is om hier toch serieus naar te kijken, want er liggen nog kansen om de waarde van de activiteiten rondom de slotdagen en weeksluitingen nog verder te vergroten. UniPartners zou betrokken kunnen worden bij een eventueel vervolgtraject waarin de bevindingen uit dit onderzoek, in nauwe samenwerking met de leerkrachten, worden vertaald naar een concreter plan van aanpak, dat vervolgens geïmplementeerd kan worden. Verder onderzoek Een kanttekening die bij dit onderzoek geplaatst moet worden, is dat slechts acht betrokkenen bij deze school zijn geïnterviewd. Deze personen hadden zich aangemeld voor dit onderzoek en stonden naar verwachting gemiddeld positief tegenover de slotdagen en weeksluitingen. Er kan niet worden uitgesloten dat er ook leerlingen, oud-leerlingen, ouders of leerkrachten zijn die de meerwaarde van de slotdagen en de weeksluitingen in mindere mate ervaren. Uitgebreider onderzoek is nodig om de ervaringen van alle betrokkenen bij de school te kunnen achterhalen. Desondanks kan er vanuit worden gegaan dat dit de resultaten van het onderzoek niet fundamenteel zou veranderen. Ten eerste is ieder onderwerp steeds vanuit meerdere perspectieven benaderd, dus bijvoorbeeld niet enkel vanuit het perspectief van één leerling. Daarnaast zijn de resultaten vergeleken met de bevindingen uit het literatuuronderzoek, waarin conclusies zijn getrokken op basis van honderden andere studies. Daardoor worden de bevindingen uit dit onderzoek in een breder kader geplaatst. Deze benaderingen verkleinen de kans dat de resultaten slechts de meningen van een kleine groep betrokkenen bij de school vertegenwoordigen. Wel moet in ogenschouw worden genomen dat dit onderzoek zich enkel richt op De Zevensprong. De resultaten van dit onderzoek kunnen daarom niet één op één worden toegepast op andere scholen; daar is verder onderzoek voor nodig waarin de specifieke situatie van andere scholen wordt geanalyseerd. Wel kan het theoretische kader door anderen worden gebruikt als hulpmiddel bij het bepalen van de meerwaarde van de kunsteducatie op andere scholen. Ook kunnen de checklists in de bijlagen worden gebruikt bij het vaststellen van de kwaliteit van kunsteducatie. In die zin is dit onderzoek dus ook relevant voor andere scholen die de meerwaarde van kunsteducatie in het algemeen en de podiumkunsten in het bijzonder willen onderzoeken.
25
Bibliografie Primaire bronnen Janneke Kusters (2014), “Een slotdag moet gewoon móói zijn!” 40 jaar De Zevensprong. Jubileum Uitgave De Zevensprong 40 jaar: pp.16-20 Geurt Franzen (2014), “Met Kunst gedag zeggen”, Gelderlander. Mariëtte van Rou (2009), “Inspirerende leskist”. De weekkrant: Cuijks weekblad. Secundaire bronnen Bennett, Sue Karl Maton & Lisa Kervin (2008) “The "digital natives" debate: A critical review of the evidence,” in: British Journal of Educational Technology, jg. 39, nr. 5: pp. 775-786. Brottman, Mikita (2007) “Nightmares in Cyberspace: Urban Legends, Moral panics and the Dark Side of the Net,” in: Katrien Jacobs, Marije Janssen & Matteo Pasquinelli (eds.) C'Lick Me: A Netporn Studies Reader. Amsterdam: Institute of Network Cultures: pp. 177-185. Burn, Andrew (2009) “Cultuur, kunst & technologie: naar een poëtica van media-educatie,” in: Media + Kunst + Educatie: internationale ontwikkelingen in media- en kunsteducatie. Utrecht: Cultuurnetwerk Nederland: pp. 34-57. Charmaz, K. (2000) “Grounded Theory. Objectivist and constructivist methods,” in: N.K. Denzin & Y.S. e Lincoln (Eds.), Handbook of Qualitative Research (2 editie). Thousand Oaks, CA: Sage: pp.509-536. Fontana, A. & Frey, J.H. (2000) “The interview. From structured questions to negotiated text,” in N.K. Denzin & Y.S. Lincoln (Eds.), Handbook of Qualitative Research (2e editie.). Thousand Oaks, CA: Sage: pp.645-672. Fijbes, Remko (2011) “Het belang van vieren,” Mensenkinderen. Jaargang 27, nr 129: pp. 2-3. Frank van den Oetelaar (2012) 21st Century Skills in het Onderwijs. Whitepaper versie 1.0. Hobbs, Renée (1998) “The Seven Great Debates in the Media literacy Movement,” in: Journal of Communication, jg. 48, nr. 2: pp. 16-32. IJdens, Teunis (2012) “Een kwestie van onderwijskwaliteit.” in: Teunis IJdens (ed.) (2012). Cultuureducatie: een kwestie van onderwijskwaliteit. Utrecht : Cultuurnetwerk Nederland: pp. 8-28. Korteweg, Rinus en Henk Overeem (1993) “De weeksluiting op de Morgenster,” Mensenkinderen. Jaargang 8, nr 4: pp.4-5. Kvale, S. & Brinkmann, S. (2009) InterViews. Learning the Craft of Qualitative Research Interviewing. Thousand Oaks, CA: Sage, pp. 123-140. Lewins, A. & Silver, C. (2007) Using Software in Qualitative Research. A Step-by-Step Guide. Thousand Oaks, CA: Sage: pp. 91-116. Meijer, Felix (2011) “Meer dan leuk,” Mensenkinderen. Jaargang 27, nr 129: p.1. Onderwijsraad (2006) Onderwijs in cultuur. Versterking van cultuureducatie in primair en voortgezet onderwijs. Den Haag: rapport van de onderwijsraad. Overmars, J (2005) “De nieuwe kerndoelen: de kans is blijven liggen, “ Kunstzone: 13-15 jan: pp.1517.
26
Raad voor Cultuur (2007) “Agenda cultuurbeleid,” in: Innoveren, participeren! Den Haag: rapport van de Raad voor Cultuur: pp. 9-34. Raad voor Cultuur (2008) Mediawijsheid in perspectief. Den Haag: rapport van de Raad voor Cultuur. Raad voor Cultuur (2011) Advies Bezuiniging Cultuur 2013 – 2016. Den Haag: rapport van de Raad voor Cultuur. Seidel, S., Tishman, S., Winner, E., Hetland, L. & Palmer, P. (2009) The Qualities of Quality.Understanding Excellence in Arts Education, Cambridge, MA: Harvard University, Project Zero. Schönau, Diederik (2012) “Kwaliteit in soorten: goede of excellente kunsteducatie?” in: Teunis IJdens (ed.) (2012). Cultuureducatie: een kwestie van onderwijskwaliteit. Utrecht : Cultuurnetwerk Nederland, pp.30-47. Silverman, D (2001) Interpreting Qualitative Data. Methods for Analysing Talk, Text and Interaction. (2nd edition). Thousand Oaks, CA: Sage: pp..285-302. Winner, Ellen, Thalia R. Goldstein, Stéphan Vincent-Lancrin (2013) Art for Art's Sake? The Impact of Arts Education. Centre for Educational Research and Innovation. Rule, Audrey C., Patricia B. Kyle (2009) “Community-Building in a Diverse Setting.“ Early Childhood Education Journal. 36: pp. 291–295 .
6. Bijlagen Bijlag 1: Checklist kwaliteit van kunstonderwijs L Kwaliteit van het leren van de leerling 1. Betrokkenheid van de leerling 2. Doelgerichte ervaringen in het maken of beleven van kunst 3. Emotionele openheid en eerlijkheid 4. Exploreren en experimenteren 5. Eigenaarschap over het eigen leerproces Kwaliteit van de pedagogische begeleiding door de docent
4
D
5
OL
6
O
7
X X X X X
4
Dit thema wordt omgevormd tot een vraag voor een leerling (zie bijlage 5) Dit thema wordt omgevormd tot een vraag voor een docent (zie bijlage 5) Dit thema wordt omgevormd tot een vraag voor een oud-leerling (zie bijlage 5) 7 Dit thema wordt omgevormd tot een vraag voor een ouder (zie bijlage 5) 5 6
27
1. Authenticiteit (dat wil zeggen: aansluitend bij wat professionals in de kunsten doen) 2. Sturing geven aan het leerproces 3. Deelnemen aan het leerproces 4. Verbinden met andere en eerdere kennis en ervaringen 5. Doelgerichtheid, flexibiliteit en transparantie Kwaliteit van de dynamiek van de groep 1. Respect en vertrouwen tussen leerling en docent en tussen leerlingen onderling 2. Open communicatie 3. Samenwerking Kwaliteit van de organisatorische voorwaarden van een school 1. Goed ingerichte klaslokalen 2. Een zichtbare aanwezigheid van de kunsten in het gebouw 3. Voldoende tijd om authentiek artistiek werk te kunnen maken.
X X X X X X X X X X X L
D
OL
O
Bijlag 2: Checklist kwaliteit van weeksluitingen 1. Samenhang van de verschillende onderdelen (bijv. blijkend uit de 2. 3. 4. 5. 6.
manier waarop de losse onderdelen aan elkaar verbonden worden; per weeksluiting staat één onderwerp centraal) Spanning en uitdaging (als ik het goed interpreteer gaat het hierbij om een vorm van enthousiasme voor de weeksluiting) Verschillende vormen (niet steeds hetzelfde): Presentatie, Toneel, Dans, Pantomime, Hoorspel, Decor, Muurkrant, Muziek, tableau vivant, Poppenspel, Spel, Verhaal, gedicht Directe betrokkenheid van de kinderen bij de keuze, de voorbereiding en de uitwerking van de weeksluiting: de docenten bereiden het voor, maar de kinderen hebben het gevoel dat het hun weeksluiting is Alle kinderen en groepen nemen deel Inventiviteit bij de kinderen en docenten
X
X X
X
X X
28
7. Betrokkenheid van de ouders bij de weeksluiting
X
Bijlag 3: Checklist gemeenschapszin Bijlage 3: Checklist gemeenschapszin 1. Samenwerking tussen leerlingen 2. Positieve aandacht voor de kwaliteiten van kinderen (geloofwaardige complimenten en aanmoedigingen) 3. Betrokkenheid van ouders bij de school en samenwerking tussen thuis en school 4. Samenwerking tussen docenten onderling
X X X X
29
Bijlag 4: Checklist mediawijsheid Aandacht voor de hoge kunsten 1. Analyseren van de vorm en stijl 2. Leren interpreteren 3. Leren waarderen/ houding ontwikkelen Aandacht voor media 1. Analyseren van de vorm en stijl 2. Leren interpreteren 3. Leren waarderen/ houding ontwikkelen Praktisch 1. Het bedienen van knoppen 2. Het zoeken, vinden en gebruiken van boodschappen
X X X X X X X X
30
3. Het produceren van boodschappen
X
Bijlag 5: Vragenlijst Vragen aan de leerlingen Vraag Wat kun je vertellen over de weeksluitingen en de slotdagen? Wat voor soort dingen doe jij zelf tijdens de weeksluitingen en de slotdagen? Wat leer jij daar allemaal van? Zijn er dingen die je eerder nog niet kon, maar die je hebt geleerd
Onderwerp uit de checklist Het produceren van boodschappen Eigenaarschap over het eigen leerproces
31
door mee te doen aan de weeksluitingen en slotdagen? Wat zou je nog willen leren? Wat doen de andere leerlingen en de docent als jij iets voor de weeksluitingen of de slotdagen doet? Hoe reageren ze? Hoeveel tijd krijg jij voor de voorbereidingen? Is dat genoeg? Waarover mag jij beslissen?
Met wie werk jij samen tijdens de weeksluitingen en slotdagen? Wat doe je als je liever niet met iemand wilt samenwerken? Wat voor positieve dingen zeggen mensen als jij aan de weeksluitingen en slotdagen mee doet? Kun je een voorbeeld geven? Wat doe jij allemaal op de computer voor de weeksluitingen en de slotdagen? Waar zoek jij naar informatie die je nodig hebt voor de weeksluitingen en slotdagen? Wat zou er anders kunnen aan de weeksluitingen en slotdagen?
Respect en vertrouwen tussen leerling en docent en tussen leerlingen onderling Voldoende tijd om authentiek artistiek werk te kunnen maken. Directe betrokkenheid van de kinderen bij de keuze, de voorbereiding en de uitwerking van de weeksluiting: de docenten bereiden het voor, maar de kinderen hebben het gevoel dat het hun weeksluiting is Samenwerking tussen leerlingen Positieve aandacht voor de kwaliteiten van kinderen (geloofwaardige complimenten en aanmoedigingen) Het bedienen van knoppen Het zoeken, vinden en gebruiken van boodschappen
Vragen aan de docenten Vraag Wat kunt u vertellen over de weeksluitingen en de slotdagen? Op welke manieren stimuleert u vernieuwing en creativiteit tijdens de voorbereidingen voor de weeksluitingen en slotdagen? Hoe pakt u de weeksluitingen en slotdagen aan? Welke opleidingen en andere ervaringen heeft u
Onderwerp uit de checklist Exploreren en experimenteren Authenticiteit (dat wil zeggen: aansluitend bij wat professionals in de kunsten doen)
32
op dit gebied? Op welke manieren leren de leerlingen van het proces? Hoe wordt de kennis die de leerlingen hierbij opdoen verbonden met andere kennis die zij hebben? Wat zijn de doelen van de weeksluitingen en slotdagen? Wat is de gebruikelijke aanpak? Op welke punten wijkt u daar wel eens van af? Op welke manieren worden de leerlingen gestimuleerd om samen te werken? Op welke manieren werkt u samen met andere docenten? Hoe ervaart u dat? Wat mogen de leerlingen wel en niet tegen elkaar zeggen en hoe mogen ze wel en niet reageren tijdens de weeksluitingen en slotdagen? Wat mag u wel en niet tegen de leerlingen zeggen en wat mogen zij wel en niet tegen u zeggen tijdens de weeksluitingen en slotdagen? Wat zou er anders kunnen aan de weeksluitingen en slotdagen?
Deelnemen aan het leerproces Verbinden met andere en eerdere kennis en ervaringen Doelgerichtheid, flexibiliteit en transparantie Samenwerking tussen leerlingen Samenwerking tussen docenten onderling Emotionele openheid en eerlijkheid
Open communicatie
Vragen aan de oud-leerlingen Vraag Wat kunt u vertellen over de weeksluitingen en de slotdagen? Weet u nog wat u dan deed? Wat leerde u daarvan? Wat kon u nog niet en heeft u specifiek geleerd door deel te nemen aan de
Onderwerp uit de checklist Doelgerichte ervaringen in het maken of beleven van kunst
33
weeksluitingen en de slotdagen? Op welke manieren was er samenhang tussen de verschillende onderdelen van de weeksluitingen en de slotdagen? Welke kunstvormen kwamen aan bod tijdens de weeksluitingen en slotdagen? Wat leerde u over de vorm en de stijl van theater, dans, muziek, beeldende kunst en dergelijke? Wat leerde u over de betekenis van theater, dans, muziek, beeldende kunst en dergelijke? Wat is voor u het belang van kunst? Op welke manieren hebben de weeksluitingen en slotdagen bijgedragen aan uw opvattingen hierover? Wat leerde u over de vorm en stijl van film, video, internetboodschappen, kranten etc.? Wat leerde u over betekenis van film, video, internetboodschappen, kranten etc.? Wat is voor u het belang van media? Op welke manieren hebben de weeksluitingen en slotdagen bijgedragen aan uw opvattingen hierover? Wat zou er anders kunnen aan de weeksluitingen en slotdagen?
Samenhang van de verschillende onderdelen (bijv. blijkend uit de manier waarop de losse onderdelen aan elkaar verbonden worden; per weeksluiting staat één onderwerp centraal) Verschillende vormen (niet steeds hetzelfde): Presentatie, Toneel, Dans, Pantomime, Hoorspel, Decor, Muurkrant, Muziek, tableau vivant, Poppenspel, Spel, Verhaal, gedicht Analyseren van de vorm en stijl van de ‘hoge kunsten’ Leren interpreteren van de ‘hoge kunsten’ Leren waarderen/ houding ontwikkelen van de ‘hoge kunsten’ Analyseren van de vorm en stijl van media Leren interpreteren van media Leren waarderen/ houding ontwikkelen van media
Vragen aan ouders Vraag Wat kunt u vertellen over de weeksluitingen en de slotdagen? Op welke manieren is uw kind betrokken bij de
Onderwerp uit de checklist Betrokkenheid van de leerling
34
weeksluitingen en slotdagen? Op welke manieren begeleidt de docent de weeksluitingen en slotdagen? Wat maakt de lokalen geschikt of ongeschikt voor het voorbereiden van de weeksluitingen en slotdagen? Op welke manieren zijn de weeksluitingen en de slotdagen zichtbaar in het gebouw? Wat vind u daarvan? In welke mate voelt uw kind spanning en enthousiasme over de weeksluitingen en slotdagen? Wat merkt u daar thuis van? Hoe vaak neemt uw kind deel aan de weeksluitingen en de slotdagen? Wat vindt u van de kwaliteit van de weeksluitingen en de slotdagen? Wat vindt u van de inventiviteit en de creativiteit? Op welke manieren bent u betrokken bij de weeksluitingen en de slotdagen? Op welke manieren bent u verder betrokken bij de school? Op welke manieren werkt u samen met de school? Wat zou er anders kunnen aan de weeksluitingen en slotdagen?
Sturing geven aan het leerproces Goed ingerichte klaslokalen Een zichtbare aanwezigheid van de kunsten in het gebouw Spanning en uitdaging Alle kinderen en groepen nemen deel Inventiviteit bij de kinderen en docenten Betrokkenheid van de ouders bij de weeksluiting Betrokkenheid van ouders bij de school en samenwerking tussen thuis en school
Bijlag 6: Codes Algemene code Betrokkenheid
Sub-codes
Item uit de checklist Betrokkenheid van de leerling (bijlage 1)
35
van de leerling Enthousiasme en motivatie voor school Organisatorische en inhoudelijke rol van de leerling en eigen inbreng
Samenwerken
Alle kinderen nemen deel Tussen leerlingen Tussen docenten Tussen ouders en de school
Diversiteit
Verschillende vormen
Analyseren
Aandacht voor de hoge kunsten (analyseren) Aandacht voor media (analyseren en zelf doen)
Leerproces
Verbinden met andere en eerdere kennis en ervaringen Doelgerichtheid, wat ze er van leren en hoe ze leren
Sturing, feedback en complimenten Feedback en complimenten tussen leerlingen
Feedback en complimenten tussen leerling en docent
Professionaliteit van de voorstelling
Professionele aanpak
Spanning en uitdaging (als ik het goed interpreteer gaat het hierbij om een vorm van enthousiasme voor de weeksluiting) (bijlage 2) Directe betrokkenheid van de kinderen bij de keuze, de voorbereiding en de uitwerking van de weeksluiting: de docenten bereiden het voor, maar de kinderen hebben het gevoel dat het hun weeksluiting is (bijlage 2) Deelnemen aan het leerproces (bijlage 1) Eigenaarschap over het eigen leerproces (bijlage 1) Inventiviteit bij de kinderen en docenten (bijlage 2) Alle kinderen en groepen nemen deel (bijlage 2) Samenwerken tussen leerlingen (bijlage 1 en bijlage 3) Samenwerking tussen docenten onderling (bijlage 3) Betrokkenheid van de ouders bij de weeksluiting (bijlage 2) Betrokkenheid van ouders bij de school en samenwerking tussen thuis en school (bijlage 3) Exploreren en experimenteren (bijlage 1) Verschillende vormen (niet steeds hetzelfde): Presentatie, Toneel, Dans, Pantomime, Hoorspel, Decor, Muurkrant, Muziek, tableau vivant, Poppenspel, Spel, Verhaal, gedicht (bijlage 2) Analyseren van de vorm en stijl (bijlage 4) Leren interpreteren van de vorm en stijl (bijlage 4) Leren waarderen/ houding ontwikkelen (bijlage 4) Analyseren van de vorm en stijl (bijlage 4) Leren interpreteren van de vorm en stijl (bijlage 4) Leren waarderen/ houding ontwikkelen (bijlage 4) Het bedienen van knoppen (bijlage 4) Het zoeken, vinden en gebruiken van boodschappen (bijlage 4) Het produceren van boodschappen (bijlage 4) Verbinden met andere en eerdere kennis en ervaringen (bijlage 1) Doelgerichtheid, flexibiliteit en transparantie (bijlage 1) Doelgerichte ervaringen in het maken of beleven van kunst (bijlage 1) Sturing geven aan het leerproces door de docent (bijlage 1) Open communicatie binnen de groep (bijlage 1) Respect en vertrouwen tussen leerling en docent en tussen leerlingen onderling (bijlage 1) Positieve aandacht voor de kwaliteiten van kinderen (geloofwaardige complimenten en aanmoedigingen) (bijlage 3) Emotionele openheid en eerlijkheid door de leerling (bijlage 1) Respect en vertrouwen tussen leerling en docent en tussen leerlingen onderling (bijlage 1) Positieve aandacht voor de kwaliteiten van kinderen (geloofwaardige complimenten en aanmoedigingen) (bijlage 3) Authenticiteit (dat wil zeggen: aansluitend bij wat professionals in de kunsten doen) (bijlage 1)
36
Samenhang van de verschillende onderdelen Organisatorische voorwaarden
Klaslokalen Aanwezigheid Voldoende tijd
Samenhang van de verschillende onderdelen (bijv. blijkend uit de manier waarop de losse onderdelen aan elkaar verbonden worden; per weeksluiting staat één onderwerp centraal) (bijlage 2) Goed ingerichte klaslokalen (bijlage 1) Een zichtbare aanwezigheid van de kunsten in het gebouw (bijlage 1) Voldoende tijd om authentiek artistiek werk te kunnen maken. (bijlage 1)
Vergroten van het zelfvertrouwen Verbeterpunten
Bijlag 7: Initiële gecodeerde interviews 37
Betrokkenheid van de leerling Enthousiasme en motivatie voor school Interview met ouder 1 In welke mate voelt uw kind spanning en enthousiasme over de weeksluitingen en slotdagen? • Alleen maar leuk, alle drie Gaan de kinderen graag naar school? • Niet met tegenzin • Bijna nooit dat ze zeggen ‘ik wil niet’ • Als dat wel zo is, dan is er iets aan de hand, en wordt dat opgelost Interview met ouder 2 In welke mate voelt uw kind spanning en enthousiasme over de weeksluitingen en slotdagen? Wat merkt u daar thuis van? • Niet dat ze moeite hebben om naar school te gaan, maar wel dat ze zenuwachtig zijn. De grootste dochter is helemaal niet verlegen, maar op het grote podium is ze toch wel aan het kijken om zich heen en zo. De kleinste durft meer en meer elke keer, dat is het mooie van het toneel • Van te voren zijn ze heel enthousiast, de kleinste helemaal. Ze zijn helemaal blij dat ze mee mogen doen Interview met oud-leerling Merkte u zelf een overgang tussen de verschillende scholen? • Nee want je doet het met de hele klas en het is iets anders tussen de andere lessen, dus het was altijd leuk. Je staat niet in je eentje. Ik vind zelf zingen dat het een saamhorig gevoel geeft: je bent samen aan het zingen. Ik weet dat mijn zoon het ook leuk vindt. Dan zegt hij: leuk, we hebben vandaag weer geoefend! Op het podium staan vindt hij moeilijker, maar het oefenen vindt hij leuk. Interview met leerling 1 Vind je dat leuk? • Soms wel, soms niet • Soms minder leuke dans Vind je het leuk om naar school te gaan? • Ligt eraan. Rekenen leuk, want dat is makkelijk dus mag ik snel achter de computer. Knutselen, gym, tekenen. Best veel vind ik leuk • En de slotdagen vind ik ook leuk Interview met leerling 2 Vind je het leuk? • Ja. • Het optreden zelf Vind je het leuk om mee te doen? • Ligt eraan wat we moeten doen Zeg je dat dan? • Ja Moet je het dan alsnog doen? • Ja Vind je het leuk om naar school te gaan? • Ja • Altijd wel
38
Interview met leerling 3 Vind je dat leuk? • Ja leuk om op het podium te staan Vind je het leuk? • Ja, behalve turnen. Dan mag je helpen Vind je school leuk? • Ja. Engels en oefenen voor de slotdag Organisatorische en inhoudelijke rol van de leerling en eigen inbreng Interview met ouder 1 Wat vindt u van de inventiviteit en de creativiteit? • Iemand kan breakdance: daar omheen • En gevraagd: wat gaan we doen? • Niet bij de slotdag. De juf schrijft het verhaal. Iedereen denkt mee over de invulling (ouders worden erbij betrokken) Interview met ouder 2 Wat vindt u van de inventiviteit en de creativiteit? • Heel mooi dat ze zelf wat dingen inbrengen in hun stuk. “Zullen we dat doen”. Niet dat de leerkracht zegt: we gaan dat doen en zo is het goed. Gaan ze daar ook thuis over nadenken • Ja de grootste heeft altijd wel iets te zeggen Is er daar ruimte voor? • Ja Interview met oud-leerling Deed u elk jaar mee? • Ik heb alleen het laatste jaar op deze school gezeten Wat doet u nu op creatief gebied? Wat voor werk? • Nu niet echt werk. Wel vrijwilligerswerk gedaan. Ik heb wel in een koor gezeten Interview met docent 2 Mogen de kinderen ook zelf ideeën aandragen? • Zeker, bijvoorbeeld die talenten show hadden ze zelf bedacht en soms komen ze ook met kunnen we een dans doen. Ik ben zelf minder van de dans dus dat is iets dat ze zelf aandragen en dat ze zelf ook gaan oefenen. • Dat gebeurt ook veel, dat ze zelf met een groepje buiten de klas iets in elkaar gaan zetten. Dat kunnen ze dan zelfstandig doen en dat leren ze dan de hele groep aan. Vindt dat onder lestijd plaats? • Ja. Dan zijn we soms bezig met andere dingen of met tekenen of zo en dan komen ze terug. Dit zijn vaak korte momenten en de rest mag dan een moment vrij spelen of iets tekenen of zo. Dan ga ik even met die kleinere groep naar het podium en dan repeteren we dat stukje. Dat kan 10 à 15 minuten zijn, afhankelijk van het stuk • Tijdens de lessen doet iedereen mee Op welke manieren stimuleert u vernieuwing en creativiteit tijdens de voorbereidingen voor de weeksluitingen en slotdagen? • Moeilijke vraag • Ik denk dat ik dat vrij strak regisseer • Soms mogen ze zelf wat bedenken, maar dat zijn vaak wel kinderen die dat van zichzelf al leuk vinden en met andere lessen. Ik geef zelf heel veel voorbeelden, met tekenen of
39
toneellessen en dan geef ik verschillende manieren zodat ze zelf hun eigen manier kunnen bedenken, hoe zij het leuk vinden om te doen, dus dat ze zelf ook kunnen kiezen. Kunnen ze zaken zelf invullen binnen een idee? • Jazeker. Soms maak ik een klein scriptje of een tekstje, soms maken de kinderen dat ook zelf, dat ze met een idee komen en zelf iets maken. En al doende komen er zoveel ideetjes boven: “o zullen we dat dan zo doen? Zal ik dan dit aantrekken?” Zo groeit dat samen met de klas en zie je dingen ontstaan. Interview met leerling 1 Wat voor soort dingen doe jij tijdens de weeksluitingen? • Niet zo veel meegedaan. Een keer gebreakdanst en gedanst • Met Carnaval hadden we Carnavalskoppen gemaakt met knutselen die hadden we laten zien. Die hadden we vast. Gewoon laten zien Wat deed je andere jaren? • Ook eerder breakdans. Daar moest je mee oefenen. Toen ging ik samen met een vriend (die zat er toen ook onder, maar nu niet meer) op het rode veldje zeker 2x per week oefenen. Alleen breakdans • Thuis ook oefenen: ik maakte voor elke oefening een eigen tekening. Het was een soort taal die alleen ik kon begrijpen. Eerst hebben een vriend en ik geoefend. Later kwamen er anderen bij. Waarom had je die eigen taal bedacht? • Anders vergeet ik het • Vooral buiten oefenen: meer ruimte zodat je groot kunt oefenen Zit je ook op breakdans? • Ik zit er bijna 3 jaar onder. Ik leer trucjes en losse dingen. • Sommige dingen laat de leraar zien en andere legt hij uit Hoe gaat het oefenen? • Zelf bedenken. Overleg met een vriend • Iedereen die meedoet is daarbij • In groep 5 en later is er een meester bij • Bovenbouw: zelf bedenken slotdag • Dan gaan we oefenen en bij de slotdag is ze er bij • Eerst gaan we het zelf oefenen, dan gaan we overleggen met de docent • De kinderen die niet mee doen moeten werken • Mijn broer deed ook mee Waarover mag jij beslissen? • Meestal zegt de leraar dat, soms zelf En bij de slotdag? • Meestal leraar • Vooral in de bovenbouw meer zelf Interview met leerling 2 Wat voor soort dingen doe jij zelf tijdens de weeksluitingen en de slotdagen? • Dans of een toneelstuk • Geen idee meer • Ook wel eens zingen. Vast wel een keer gedaan Waarover mag jij beslissen? • Met de groep beslissen • Dan overleg je: en zeg je: kan jij dit doen en jij dat
40
En als je dat niet wilt doen? • Als ik een keer niet mee wil doen dan bedenk ik gewoon iets anders en zeg ik “ik wil liever dat doen” Bedenkt de docent ook dingen? • Ook wel Interview met leerling 3 Wat voor soort dingen doe jij zelf tijdens de weeksluitingen en de slotdagen? • Nu niets gedaan Wat ga jij dan doen? • Iets voor jezelf. Ik ga dan tekenen En tijdens andere weeksluitingen? • Toneel gespeeld • Gedanst • Veel liedjes. Verjaardagsliedjes. Juf gaat dan beginnen op de gitaar en dan moeten we meezingen Omdat er kinderen jarig zijn? • Ja jarigen mogen op het podium komen en van de tafel afspringen en wij gaan dan een liedje zingen Waarover mag jij beslissen? • Dans: helemaal zelf • Tekst niet • Wel wie je zou willen zijn • Muziek ook bij dans Genoeg zelf beslissen? • Ja Wat deed je vorig jaar tijdens de slotdag? • Vuurdans, Pluk en de Petteflet, struik in de brand, haar rood en oranje en geel, schmink en een rode of zwarte broek of legging, zelf de dans oefenen en we hadden iemand die ons ging helpen bij het oefenen Alle kinderen nemen deel Interview met ouder 1 Op welke manieren is uw kind betrokken bij de weeksluitingen en slotdagen? • Doen ook mee • Oudste hoofdrol • Zusje poes van Jakkepoes • Je moet af en toe op het podium, maar als je het niet leuk vind, dan hoef je niet • In groep 8 doen ze allemaal mee Wat doen de kinderen die niet meedoen? • Soms buitenspelen • Groep 8: bijvoorbeeld onder een rekenles Hoe vaak neemt uw kind deel aan de weeksluitingen en de slotdagen? • Ongeveer om het jaar Wat doen ze als ze niet mee doen? • Dan komen ze kijken
41
Interview met ouder 2 Op welke manieren is uw kind betrokken bij de slotdag? • Één heeft alleen de donderdagavond mee gedaan. Ze was een poes. • De kleinste heeft alleen de woensdagochtend meegedaan met de computer journalisten Op welke manieren is uw kind betrokken bij de weeksluitingen? • Dansjes, liedjes, van alles eigenlijk • Toneel, dansje, zingen Hoe vaak doen uw kinderen mee? • De oudste doet altijd mee • De kleinste is wat verlegen • Het is fijn dat de meester niet zegt ‘dan doe je niet mee’, want het is toch om zelfvertrouwen op te bouwen • Ook alleen. Echt een tekst. Ik was benieuwd of ze dat wel zou durven, maar ze was thuis aan het vertellen “mamma ik ga het toch doen”. Ik vroeg “Durf je dat wel?”. En zij zegt “Jawel”. Ik vond dat wel apart • Ook voor de slotdag, meestal de grote kinderen, zij is één van de grote, maar ze durft niet zo veel. De leraar zegt: je mag meedoen, maar dan één keer om toch even te kijken van hoe is het. Ze was toch heel verlegen op het podium, maar voor haar is het wel goed om te kijken: hoe zit het in elkaar en een beetje meer durven Als ze niet mee doen, hoe gedragen ze zich dan? • Ze zitten te kijken Zijn er verschillen tussen kinderen die wel en niet hier op school zitten qua luisteren? • Nee Interview met docent 1 Kan het zijn dat een kind in groep 8 niet aan bod is geweest? • Gebeurt bijna niet. Vaak de kleintjes uit groep 1 en 2 die dat heel eng vinden. Ik geloof niet dat er nu kinderen in groep 8 of 7 zitten die nog nooit aan de beurt zijn geweest. Ik kan me wel kinderen inbeelden die daar niet heel erg om staan te springen maar er is altijd wel een rolletje waarbij je niet heel herkenbaar op het podium staat • We hebben ook nog een kerstmusical ieder jaar. Groep 7 heeft steeds de kerstmusical gedaan. En bijna alle kinderen doen dan mee en anders dan mogen ze het geluid doen of is er een andere rol voor ze. Dat is niet zo’n spektakel als de slotdag, hoewel er wel voor wordt geoefend. Dat is vaak niet een stuk dat we zelf schrijven. Het slotdag duurt 1,5 tot 2 uur. De kerstmusical is binnen een uurtje klaar. Doet iedereen mee? • Als ik met de hele groep mee doe, dan doet ook de hele groep mee en dan staan kinderen die het eng of spannend vinden wel achteraan, tenzij ze heel expliciet aangeven dat ze niet willen, maar ik breng het meestal wel als een vanzelfsprekendheid van “o we doen met de hele groep mee” en iedereen staat dan op het podium en de een doet wat beter mee dan de ander. Ik heb dat dit jaar helemaal niet gehad: iedereen deed graag mee, maar ik heb vorig jaar wel kinderen gehad die dat wat lastiger vonden. Die hebben wel echt een aantal keer op het podium gestaan en die zoeken dan een plekje wat verder naar achteren Hoe wordt de les ingevuld voor de kinderen die niet meedoen? • Met de les doen ze vaak wel mee, het is alleen dat ze het eng vinden als andere mensen komen kijken En bij de oudere leerlingen, waarbij er wel een duidelijkere scheiding is tussen de kinderen die wel en niet meedoen? • Ik zie wel dat ze in de gemeenschapsruimte op hun plek blijven zitten. De rest gaat het podium op
42
• •
Ik weet het niet precies Het is ook raar als kinderen niet mee doen met de rekenles omdat ze het niet leuk vinden, dus ik kan me ook niet voorstellen dat kinderen dan maar niet mee doen met de muziekles
Interview met docent 2 Wat leren kinderen die niet mee doen? • Luisteren stimuleert al de creativiteit. En ook het gevoel van ‘we laten samen iets zien’ dat je daar als groep trots op bent. Ook al doe je niet mee. Iedereen mag mee kijken bij het repeteren en ideeën geven Samenwerken Tussen leerlingen Interview met ouder 2 Hoe is het contact tussen leerlingen? • Gaat goed. Als er iets is moeten ze het uitpraten Gebeurt het wel eens dat ze niet met iemand willen samenwerken? • Soms wel, maar daar wordt dan meteen een punt achter gezet • Maar meestal gaat dat goed • Op school hebben ze het er al over gehad: die doet mee en die doet mee, dus daar ga je niet nog over praten Interview met docent 2 Op welke manieren worden de leerlingen gestimuleerd om samen te werken? • Wel eens in groepjes iets in elkaar zetten en aan de klas laten zien, en dan kies je daar de leukste ideeën uit voor het eindresultaat. Bij dans werken ze vaak samen omdat ze dat ook samen maken Als ze ruzie hebben, worden ze dan ook gevraagd om samen te werken? • Nee niet als ze ruzie hebben per se samen Laat u ruzies mee wegen bij wie samen moeten werken? • Nee: ik vraag wie vind het leuk om mee te doen. En ik houd bij wie er mee doet zodat dat eerlijk gaat. • Wel eens twee kinderen die vorig jaar flink ruzie hadden en dit jaar samen een dans wilden doen. Ik vroeg of ze het zeker wisten en dat wilden ze toch samen doen. Achteraf bleek dat het toch niet helemaal goed was gegaan… dat bespreek ik dan wel Ik hoorde dat ruzies vaak zijn opgelost na een weeksluiting. Hoe werkt dat? • Ik had een klas dit jaar waar best wat dingen in speelden qua ruzie. Ze hebben de kerstmusical gemaakt en nu hebben we jaarafsluiting en we vroegen: “wat is je bij gebleven?” “Die musical”. We hadden het toch mooi gemaakt. We hadden brieven aan elkaar geschreven en dat wordt dat benoemd, en dat andere kinderen dat toch mooi hebben gedaan, bijvoorbeeld: “ik zat in het koor, ik mocht zingen, maar ik vond dat er ook mooi werd gespeeld”. Dat doet wel iets met een groep. Dat moet wel. Dat je ook complimenten krijgt van andere leerkrachten dat je het echt goed hebt gedaan. Dat is gewoon leuk. Je zet samen iets neer. Werd specifiek gevraagd om feedback te geven? • Nee ging over terugblik over het jaar. Afsluitend. Ze vroegen ook: “mogen we mensen specifiek bedanken die iets voor je hebben betekend? Of mensen noemen?” Op een positieve manier mag dat. En dat zijn niet alleen vrienden. Interview met leerling 1 Met wie wil je niet samenwerken?
43
• •
Maakt niet uit Kinderen die er niet zo goed in zijn helpen is lastig
Hoe pak je dat aan? • Eerst makkelijke dingen. Als je de makkelijke dingen kent, dat zijn allemaal basisdingen, dan kun je ook de moeilijkere dingen leren. Is er wel eens ruzie? • Geen ruzie Interview met leerling 2 Met wie werk jij samen tijdens de weeksluitingen en slotdagen? • Bijna nooit samen met één iemand • Weeksluiting meestal met de hele klas samen Wat doe je als je liever niet met iemand wilt samenwerken? • Nooit gebeurd • Iedereen vind het bijna altijd leuk • Ik vind het ook bijna altijd leuk Interview met leerling 3 Met wie werk jij samen tijdens de weeksluitingen en slotdagen? • Met zusje (groep 3) of moeder • Dan leest ze het een keer door en gaan we oefenen Help je ook? • Ja als ze het even niet weet dan doe ik wel even fluisteren • Alleen bij het oefenen thuis • Het is meestal twee weken van te voren dat je krijgt om te oefenen • Soms oefen je ook met andere groepen, bijvoorbeeld met groep acht Wat doe je als je liever niet met iemand wilt samenwerken? • Er was een keer ruzie. Degene die hielp met oefenen zei: “‘T is om te oefenen, niet om te ruziën”. Daarna ging het weer goed Tussen docenten Interview met docent 1 Op welke manieren werkt u samen met andere docenten? • Meestal staat al wel vast wie welke rol heeft er is één iemand verantwoordelijk en die komt dan even langs bij alle klassen: wat ga je doen en wat heb je daar voor nodig? Qua muziek of qua microfoons enzo. Hij maakt dan een programma dat een beetje afwisselend is, dat er niet twee dansjes achter elkaar zijn en een andere collega zorgt voor het geluid en daar breng je je cd heen als het moet. En één docent speelt gitaar en als je een liedje hebt dat makkelijk is op de gitaar dan vraag je of zij wilt oefenen met de kinderen en dan regel je dat onderling. En als je een hoop dingen nodig hebt qua kleding of zo dan kun je bij de onderwijsassistent terecht. Die beheert het magazijn. Vaak wordt het in de middagpauze nog even besproken. • Je hebt ook bijzondere weeksluitingen, bijvoorbeeld met Sinterklaas of met Carnaval en met een bepaald thema, bijvoorbeeld de kinderboeken week. Dat weet iedereen dan, want ieder jaar gaat het zo. Of je krijgt een draaiboek van de werkgroep Sinterklaas. Dat weet je dan of dat wordt dan nog even in een teamvergadering besproken. • En met de slotdag is er een werkgroep die dat allemaal coördineert. Het komt regelmatig terug in een teamvergadering hoe ver dat allemaal staat. Meestal hebben we al heel vroeg in het jaar het script en als je zelf geen idee hebt dan vraag je aan de docent die het script geschreven heeft of ze je helpt, maar de meeste mensen hebben wel een idee. Het is wel
44
•
eens dat iedereen hetzelfde stukje wil hebben. Dan wordt het lastig, maar meestal lukt het wel en anders schrijft de docent die het script schrijft een liedje. De samenwerking tussen de docenten gaat prima
Interview met docent 2 Werd de diapresentatie ook door ouders gemaakt? • Die heb ik gemaakt. Foto’s heeft een vrijwilligster gemaakt met schmink en kleding die de onderwijsassistent had geregeld. En de kattentekening? • Die had de leerkracht van groep 1 en 2 zelf gemaakt Op welke manieren werkt u samen met andere docenten? • Ik begeleid liedjes met de gitaar als dat nodig is, maar dat was vroeger meer omdat je tegenwoordig vaak liedjes van het internet kunt pakken. • Bij een weeksluiting is er vaak minder sprake van samenwerking. Ik heb wel eens gehad dat een jongetje uit mijn klas, ook heel gaaf trouwens, had bedacht om een groepje kinderen uit groep 4 en 5 te begeleiden met dans. Nou regel het maar met de docenten. Die heeft toen onder schooltijd heel veel gerepeteerd. Er doen ook vaak docenten mee met de slotdag? • Wel vaak. De directeur had de hoofdrol bij De Zevensprong. Nadeel: rollen afpakken van kinderen. Gebeurde dit vroeger vaker? • Ja toen ook ouders. Zevensprong wel de directeur gevraagd, maar het is een afweging, want elk kind uit groep 8 moet ook een rol kunnen krijgen. Kinderen vinden het ook wel leuk. Misschien qua afwisseling. Tussen ouders en de school Interview met ouder 1 Op welke manieren bent u betrokken bij de weeksluitingen en de slotdagen? • Een keer geschminkt bij weeksluiting • Bij slotdag probeer ik altijd wel als een kind mee doet een groepje te begeleiden. • Dan moet je bijvoorbeeld in de gymzaal zorgen dat de kinderen bij elkaar blijven en geschminkt worden Op welke manieren bent u verder betrokken bij de school? • Luizenmoeder • Lezen • Toen ze nog klein waren: sinterklaas • Tijdje lid oudervereniging Op welke manieren werkt u samen met de school? • Niet Interview met ouder 2 Op welke manieren bent u betrokken bij de weeksluitingen en de slotdagen? • Als mijn kinderen meedoen kom ik altijd • Ik kom ook wel eens als mijn kinderen niet mee doen. Ik vind het mooi om te zien hoe kinderen groeien Ben u verder betrokken bij de weeksluitingen en slotdagen? • Als ik tijd heb wel. Meestal eigenlijk niet. Maar als er hulp nodig is help ik graag Op welke manieren bent u verder betrokken bij de school? • De ouderkamer
45
Wat doet u bij de school? • Administratie en de ouderkamer, dat is de ruimte voor ouders • Met andere ouders praten over dingen • Er is wel eens een programma: iemand uitnodigen of iets maken Op welke manieren werkt u samen met de school? • Niet • Als er iets is dan geef ik dat wel aan Hoe is het contact met andere ouders? • In de ruimte of in de hal • Wel goed contact • Sommige willen geen contact, die kun je niet dwingen om te praten, die kijken je een beetje raar aan. Maar ik ben heel sociaal dus voor mij is het makkelijk Interview met docent 1 Zijn er vaker ouders betrokken bij het oefenen? • Ja deze ouder heeft mij al vaak geholpen. We maken regelmatig ook zelf wat. Bijvoorbeeld vorig jaar dat was een musical die al een keer gedaan was, en dan maak je zelf nog wat aanpassingen • Er zijn wel ouders die helpen, maar vooral deze ouder komt wat vaker aan bod, omdat zij dat heel leuk doet met de kinderen. Ze heeft ook wat bij de kleuters gedaan Interview met docent 2 Wat doen ouders? • Bij het schminken zijn dit jaar oud-leerlingen betrokken • Met de bar: er moest een tent komen en limonade worden geschonken voor de kinderen die meededen. Ze begeleiden de kinderen in de gymzaal, daar gaan ze omkleden. Daar zitten ook ouders bij die de groepjes begeleiden terwijl ze in de schmink gaan, dat ze een beetje rustig bij elkaar blijven zitten. Diversiteit Verschillende vormen Interview met ouder 1 Wat kunt u vertellen over de weeksluitingen? • Alle groepen • Vroeger om de vrijdag, nu soms iets minder vaak • Kleuters: hele klas: wennen • Hogere klassen: kleinere groepjes • Ene leerkracht een dansje, groep 3 vaak een versje omdat ze net hebben leren lezen • Kleuters: dansje of liedje • Groep 8: hele stukken Waar ligt de nadruk op? • Ligt aan de leraar, dans, voordragen • Groep 8: ideeën van leerlingen Wat kunt u vertellen over de slotdagen? • Het gebeuren • Hele school doet mee, niet alleen groep 8 Interview met ouder 2 Wat kunt u vertellen over de weeksluitingen? • Dan treden de kinderen op Wat zien de mensen dan?
46
•
Van alles. Dansje, toneelstukje, dat is verschillend. Dat is leuk
Wat kunt u vertellen over de slotdagen? • Is één keer per jaar • Een toneelstukje. Alle klassen doen mee. Elke keer komt er een andere klas. Dat is erg apart. Andere scholen doen alleen groep 8. Hier doen ze ook andere kinderen erbij Interview met oud-leerling U heeft hier ook op school gezeten. Ging het toen op dezelfde manier? • Ja best wel. De slotdag staat me nog heel erg voor de geest. We dansten om een paal heen en waren gorilla’s. Ik weet dat we daar weken lang naar toe geleefd hebben. We hadden ook rokjes aan die we hadden helpen maken, met reepjes eraan. Het was in de schouwburg toen. Dat was helemaal geweldig. Dat was echt een optreden. Wanneer was dat? • 1981/2 daar ergens Had u ook veel toneelteksten? • Weet ik niet meer • Mijn dochter heeft wel wat teksten gehad. Ze heeft in de klas gezeten en aan de klas werd iets gevraagd. Ik weet niet of ze dat nog weet • Mijn zoon zit nu in groep 7 en volgend jaar in groep 8 en mag dan de slotdag meedraaien Wat voor disciplines waren er naast die dans? • Die dans is me het meeste bijgebleven ook omdat ik er zelf aan mee deed. Het was toen nog niet zo dat groep 8 de hoofdrol speelde door de hele slotdag heen. Toen had wel iedere klas zijn act, en daar hadden we ook een rol in • De docenten deden ook mee En tijdens de weeksluitingen? • Veel oefenen met muziek, het dansen en de geografie. We hadden niet echt tekst. Ik kan me de details niet herinneren, maar wel de impact die het had Welke kunstvormen kwamen aan bod tijdens de weeksluitingen en slotdagen? • Soms iets uitbeelden. Vorig jaar was mijn zoon achtergrond bij de heen en weer wolf. Dan ben je alleen bij iets aan het uitbeelden Handvaardigheid? • Nee nu wordt het professioneler aangepast. • Hij mocht aan het eind een decorstuk houden Moet hij wel eens voor een weeksluitingen iets knutselen? • Daar heb ik thuis weinig van gemerkt, dus als hij dat doet, dan doet hij dat op school Interview met docent 1 Wat kunt u vertellen over de weeksluitingen? • Om de 2 á 3 weken. Iedere groep doet iets, meestal is het dans, een toneelstukje of een liedje • Alle groepen komen kijken • Soms doet de hele klas mee. Soms kiest de leerkracht een aantal kinderen uit, afhankelijk van wat je wel of niet nodig hebt • Soms oefen je samen in de klas en soms buiten de klas • Ze mogen ook regelmatig op het podium oefenen om te voelen hoe dat gaat • Vaak zijn er ook redelijk veel ouders die komen kijken Waar ligt de nadruk op? • Niet bewust
47
• • • • • • • •
Vaak wel muzikaal Ook wel eens een gedicht Het kunnen alle vormen van theater bevatten Vaak wel iets muzikaals. Met zang en dans Dat is ook makkelijker om met de hele klas te doen Ook wel in groep drie een versje dat ze uit hun hoofd leren en uitbeelden We gebruiken ook vaak wel kleding. Er is redelijk veel kleding op school, dus dan gebruiken we een hoedje of een maskertje In mijn groep, groep 3 gaat iemand het voordragen en de rest het uitbeelden
Wat kunt u vertellen over de slotdagen? • Het grote spektakel van het jaar. De docent van groep 7 schrijft het stuk of het is een stuk dat een paar jaar geleden gedaan is. Bijvoorbeeld Pluk van de Petteflet die 15 jaar geleden voor het laatst gedaan is • Groep 8 heeft de hoofdrollen wat ik er het leuke aan vind is dat van iedere groep 6,7,8, leerlingen mee doen met een dans of een liedje. Dat past het beste in een musical • Dat vind ik de kracht van de school. Dat iedereen mee doet. En kinderen zijn ook echt om de beurt aan de beurt. Ieder kind is zo’n beetje in groep 3 aan de beurt geweest • We maken een boekje dat het publiek krijgt. Daar staan ook de namen van de kinderen in. • De kinderen zijn daar ook heel eerlijk in. Ze snappen hoe dat systeem werkt. Er zijn heel weinig kinderen die niet mee willen doen. Dat is een vrije keus Interview met docent 2 Wat kunt u vertellen over de weeksluitingen? • Om de 2 à 3 weken op vrijdagmiddag en dan worden vanuit elke klas stukjes opgevoerd en soms maken ze een toneelstukje of liedje of dans van iets dat in de klas speelt. Of ze laten zien wat ze in de klas hebben geknutseld en daar doen ze dan een soort modeshow-achtig iets bij. Het kan echt van alles zijn. Soms lezen ze wat voor dat ze zelf hebben geschreven. Dus het is heel divers. Alle klassen doen iets. En dan zitten we ongeveer een uur Is er ook een presentator? • Ja klopt er is één van de leerkrachten, meestal dezelfde, die het presenteert en we hebben een keer gehad, dat waren twee meisjes uit mijn groep, die zeiden: we vinden het leuk om zelf iets te bedenken en dan een keer een talentenjacht te doen en dat dan kinderen uit alle klassen stukjes mochten doen, en die gingen dat dan zelf presenteren. Dat was dit jaar. Daar waren ze heel trots op en dat was natuurlijk ook bijzonder Wat kunt u vertellen over slotdagen? • Dat is elk jaar, aan het eind van het jaar. Wat bij andere scholen de eindmusical van groep 8 is, is bij ons de slotdag, hoewel groep 8 daar wel de hoofdrol in speelt, en danst en de liedjes doet, maar elke klas heeft daar een aandeel in, passend in het stuk, dus een dansje of een liedje Hoe pakt u het schrijven aan? • Meestal werk ik vanuit een boek, eigenlijk elke keer, vanuit een bestaand verhaal en daar maak ik dan een script van. Dat begin ik meestal in de herfstvakantie te schrijven, tussendoor, en dan is het een keer af. En dan leg ik het voor aan groep 8 en de leerkracht leest het dan door Hoe is de rolverdeling? • Soms heb ik dat wel in mijn hoofd, want ik ken de kinderen ook goed, ik heb zelf groep 7 en soms overleg ik met de leerkracht van groep 8 welke kinderen dat kunnen doen Hoe is de rolverdeling tussen de klassen? • Meestal bedenk ik al wel stukjes, maar ze kunnen ook zelf invulling geven. De docenten kiezen dat dan en ze overleggen met de klas hoe ze daar invulling aan geven of ze bedenken het helemaal zelf
48
Vorig jaar werd Pluk opgevoerd. Dat was een stuk dat eerder al was geschreven. Hoe pakt u dat dan aan? • Het was al geschreven, maar de stappen zijn verder wel hetzelfde, dus ik overleg met de groep 8 leerkracht wie welke rol gaat spelen. Ik heb opnieuw naar dat stuk gekeken om te bekijken of ik daar wat nieuwe dingen in kon bedenken. In de koffiekamer zet ik op het bord: dit zijn de stukjes waar je aan kunt denken en dan schrijft iedereen zich in en dan wordt er gerepeteerd in de klas en ook na schooltijd. Ik heb zelf niet groep 8, dus ik repeteer dan ’s avonds met ze en er is een hele groep ouders bij betrokken die de decors samen maken Sommige meisjes speelden jongens. Zit daar nog een idee achter? • Nee hoor, we hadden gewoon maar 4 jongens en dat maakte ze echt niet uit. Dat zat in mijn hoofd zo vast. Het maakte ze niet uit. Interview met leerling 1 Wat kun je vertellen over de weeksluitingen? • Heel verschillend: ene keer dans, andere keer iets anders Wat kun je vertellen over de slotdagen? • Onze klas: dans. Blije bewoners: normaal dansen en ik mocht een stukje breakdansen Heb je ook muziekles, of ga je wel eens knutselen? • Muziekles niet. Ook niet dat we samen gaan zingen • Knutselen wel Hoe vaak is dat? • Iedere maandag middag mag je daar aan werken. Dan mag je het afmaken Werk je er ook wel eens thuis aan verder? • Soms Wat doe je er mee op het podium? • Laten we soms zien (Carnavalskoppen en ecoline) • Meestal een beetje met dans • Met de eigen klas Interview met leerling 2 Wat kun je vertellen over de weeksluitingen? • Elke groep 1 optreden. Niet zo lang. Leraar erbij. Groep 7 en 8 zelf Wat kun je vertellen over de slotdagen? • Grote musical. Groep 8 de hoofdrol. Elk jaar een film. Onze groep waren mensen van die stad. Iedereen moest iemand zijn en vrolijk zijn Ga je wel eens knutselen? • Op maandag • Van alles • Laat ik niet zien met de weeksluiting Doe je wel eens iets met muziek? • Nee Doe je wel eens iets met dans? • Sommige kinderen • Ik niet
49
Interview met leerling 3 Wat kun je vertellen over de weeksluitingen? • Niet elke vrijdag • Elke klas een stukje, liedje, dans, toneelstukje • Altijd erg leuk Wat kun je vertellen over de slotdagen? • Soort eindmusical • Groep 8 speelt de musical • Rest dansen of zingen of klein stukje acteren • Ook leuk Doe je ook wel eens een toneeltje? • Moeder met kinderen en liedjes zingen Heb je dat zelf bedacht? • Juffrouw • Wij rollen verdelen Ga je wel eens een dans doen? • Meestal streetdance • Een keer met carnaval een mix van allemaal liedjes. Steeds een kort stukje en zelf een dans bedenken. Twee groepen. Één groep ging het bedenken, de rest ging het aanleren Doe je ook veel met muziek en dans? • Ja want dan hoor je het ritme en dan weet je precies wanneer je het moet doen Oefenen je dat ook? • Nee dat oefen je niet • Wel dat je in de klas eerst de muziek hoort en dan oefent zonder muziek en dan van begin af aan Analyseren Aandacht voor de hoge kunsten (analyseren) Interview met oud-leerling Wat leerde u over de vorm en de stijl van theater, dans, muziek, beeldende kunst en dergelijke? • Zo’n gorilladans heeft een heel ander soort muziek • ‘Land van Maas en Waal’ hebben we toen uitgebeeld en ook ‘if I had a Hammer’. Ik geloof dat Frans daar ook wel over verteld heeft, waar dat vandaan kwam. Dat was altijd heel leuk En over soorten bewegingen? Stijlen? • Nee daar ben je niet zo direct mee bezig. Dan ga je niet nadenken over de stijl Wat leerde u over de betekenis van theater, dans, muziek, beeldende kunst en dergelijke? • Ja ze proberen je zo enthousiast mogelijk te maken en ze legden uit dat je flink te keer moest gaan. Wat leerde u over de betekenis van woorden en teksten? • Daar lag wel de nadruk op. Ja ik denk dat het makkelijke, begrijpelijke tekst is, met de opvoeringen werden dingen wel eens benadrukt Wat is voor u het belang van kunst? Op welke manieren hebben de weeksluitingen en slotdagen bijgedragen aan uw opvattingen hierover? • Ik vind dat het spelenderwijs onder de aandacht gebracht mag worden en dan kan het kind zelf kijken of zijn interesse daar ligt. Niet alle kunst vind ik even kunstig, maar er zijn dingen
50
•
die ik wel mooi vind. Er is heel veel, niet alleen de Mona Lisa. Ik heb nu weinig gehoord dat ze met grote schilders bezig zijn, maar er mag best wat nadruk komen voor Nederlandse schilders. Ze hoeven niet alles mooi te vinden, maar wel dat ze er over weten. Ik was er zelf als kind zijnde weinig in geïnteresseerd
Gaat u nu vaak naar theater, film, muziekvoorstelling, dansvoorstelling? • Ja voor zover mijn portemonnee het toe laat. Ik ben vrijwilliger bij muziekfestivals. Films zijn we gek van, we hebben veel dvd’s. We kijken vaak samen films. Dans kijk ik soms op televisie, so you think you can dance. Maar een echte dansvoorstelling is niet iets waar ik heen ga En uw dochter? • Films wel. Ook mee geweest naar musicals. En ze zit in animatieteams dan gaat ze musicals doen of liedjes zingen. Omdat ze hier daarmee in aanraking is gekomen? • Ik denk dat ze het van mij heeft meegekregen. Ik ben zelf een musicalgek. We kijken vaak musicals, dus dat heeft ze wel meegekregen • De eerste film die ik ooit had gezien was de ‘Sound of Music’. Ik was toen 13. Ik was met 11 van de basisschool af. • Ik heb altijd zingen en dansen leuk gevonden. Ik heb hier op de zevensprong de playbackwedstrijd gewonnen Interview met docent 1 Gaat u wel eens tijdens de muziekles stukjes analyseren en per deel bekijken? • Vanaf groep vier wel, nu niet Interview met docent 2 Laat u bijvoorbeeld ook iets in stukjes horen of gaat u het analyseren? • Nee dat doe ik nooit. Dat heb ik eerder wel eens gedaan. Meestal is het zingen en ook wel ritme. We hebben een heel beperkt aantal instrumentjes op school dus dan doe je het gewoon met blokjes of op de tafel, dat je ritmes aanleert en een liedje opbouwt of een beetje dirigeert: eerst jullie groep en dan jullie groep en dan dingen door elkaar laten lopen, dat is ook erg leuk Interview met leerling 3 Hoe gaat de muziekles? • Meestal zingen • Anders instrumenten. Trommel of zo • Ook wel eens muziek luisteren: meisje uit Mexico. Eerst luisteren en dat je dan iets mag zeggen Wat zeggen andere kinderen dan? • Kan dat meisje niet ff dimmen? • Tekst was gemeen: over Mexico tegen Nederland dat Mexico vals speelde Ga je ook stukjes terugluisteren? • Nee niet echt Leer je ook tellen? • Met dansen 5,6,7,8: tel je in je hoofd Is het makkelijk om te dansen, tellen en muziek luisteren? • Zelf op streetdance, dan wordt het makkelijker • En op zangles (koor), nu meer oefenen op je stem Aandacht voor media (analyseren en zelf doen) Interview met oud-leerling Wat leerde u over de vorm en stijl van film, video, internetboodschappen, kranten etc.?
51
•
Ik weet dat het gefilmd is. Foto’s nauwelijks gemaakt. Van elke keer een dvd
Doet hij wel eens iets zelf? • Mijn zoon heeft meegeholpen met een film. Heeft hij aan mee gedaan. Heeft hij zelf de camera vastgehouden? • Nee dat werd gedaan Wordt er veel aandacht besteed aan het gebruik van media en computers of het kijken naar tv? • Weet ik niet. Dat heeft hij sowieso al. Daar is hij vrij goed in Wat leerde u over betekenis van film, video, internetboodschappen, kranten etc.? • Meer vanuit thuis • Er zal beslist aandacht aan geschonken worden, maar daar hoor ik niet veel van terug Wat is voor u het belang van media? • Geeft veel vrijheid en informatie • Je kunt ook te veel informatie krijgen. Zou er op school meer aandacht voor kunnen komen? • Zullen ze vast wel doen, maar ik hoor er niet veel van terug Is dat een taak van de school? • Taak van ouders. Het is een opvoedingsding Interview met docent 2 Wordt de techniek extern geregeld? • Één van de leerkrachten deed dat • Af en toe leerlingen • Bij de slotdag een vader die voor Introdans werkt Wat is de rol van media, nieuwe media en computers? • Muziek zoeken, ook wel PowerPoint en filmpjes. Maken leerlingen ook zelf wel eens een PowerPoint? • Ja ze maken ook wel eens wat dingen die ze laten zien Ligt er veel nadruk op computers? • Meer als hulpmiddel Interview met leerling 1 Wat doe jij allemaal op de computer voor de weeksluitingen en de slotdagen? • Niets Waar zoek jij naar informatie die je nodig hebt voor de weeksluitingen en slotdagen? • Soms met knutselen als je niet weet hoe het eruit ziet • Als je goed bent in rekenen mag je soms op de computer iets doen met rekenen • Tekenen niet (soms thuis) • Filmpjes (soms thuis) Interview met leerling 2 Wat doe jij allemaal op de computer voor de weeksluitingen en de slotdagen? • Niets Maak je wel eens een filmpje? • Wel eens een tekening op papier Interview met leerling 3
52
Wat doe jij allemaal op de computer voor de weeksluitingen en de slotdagen? • Soms tekst uittypen • Soms muziek uitzoeken op computer en met koptelefoon iets bedenken Maak je wel eens filmpjes of tekenen je op de computer? • Niet op school Waar zoek jij naar informatie die je nodig hebt voor de weeksluitingen en slotdagen? • Soms geschiedenis jaartallen • Niet voor slotdag Houd je wel eens een spreekbeurt tijdens de weeksluiting? • Nee Leerproces Verbinden met andere en eerdere kennis en ervaringen Interview met docent 1 Hoe wordt de kennis die de leerlingen hierbij opdoen verbonden met andere kennis die zij hebben? • Je merkt dat ze het steeds vaker doen. Een liedje zingen kunnen kinderen van groep twee en drie, maar op het podium een liedje zingen is iets anders. Je merkt dat ze wat ouder worden en gewend worden om op het podium te staan en aan het begin van groep drie merk je dat ze zo goed hebben geoefend en dan sta je op het podium en dan zien ze al die mensen zitten en dan is alles interessant en dan zingen ze minder hard of praten ze niet meer zo hard. En daar merk je wel heel erg groei in. • Maar als kleuter hebben ze ook al heel veel gezongen en veel versjes geleerd. Ze kennen het vaak heel snel. Dat komt ook door eerder oefenen. Dus een versje leren ze snel uit het hoofd? • Ja. Het moet er toch in twee weken inzitten. En bij een versje kun je makkelijk de tekst mee naar huis geven om samen met de ouders te oefenen. Die vinden het heel normaal dat ze dat mee krijgen en die doen dat ook. Daarin zie je wel de groei. Dat ze het gewend zijn. • In groep drie kun je geen liedje lezen, dus het moet uit het hoofd en moeilijke liedjes die in het boekje aangeduid worden als voor groep 5 kunnen ze in groep 3 al Interview met docent 2 Hoe wordt de kennis die de leerlingen hierbij opdoen verbonden met andere kennis die zij hebben? • Ervaring die ze op doen, alleen al het op een podium durven staan en jezelf presenteren en leren dat je niet helemaal achterin moet staan, duidelijk moet praten, dat je jezelf gewoon laat zien. Het vertrouwen dat ze daar door krijgen helpt mee om een goede slotdag neer te zetten. • Je ziet het verschil tussen kleuters en groep 8 Doelgerichtheid, wat ze er van leren en hoe ze leren Interview met ouder 1 Op welke manieren merkt u dat ze daar voordeel uit halen? • Met spreekbeurten vooral: dat ze de klas inkijken • Ook voordragen bij een feestje • “Je kunt wel merken dat ze, doordat ze dit doen, minder bang zijn met spreekbeurten en zo” • Ze gaat ook voorzingen in de kerk of iets voorlezen als de kerk vol zit. “Ik zou het niet kunnen. Die staat daar gewoon voor 500 man een stuk tekst voor te lezen, en niet te bibberen, met intonatie, dat ik denk: ik doe het ze niet na” • De jongste mag nu ook 4 stukjes tekst. Dat doen ze zo met trots. Ze vinden dat leuk • Je merkt het ook met spreekbeurten: ze zijn gewend om op het podium te staan en te vertellen • Het ligt ook wel aan het kind: die van mij vinden het gewoon leuk om toneel te spelen, maar ik denk dat dat een grote bijdrage is • Er zijn ook kinderen die dat eerst niet willen, maar dan in groep 8 zeggen: ik wil ook een stuk tekst. Maar als je echt niet wil dan niet • “Je blijft ook niet zitten als iedereen mee doet”
53
Wat merkt u er thuis van? • Ze doen veel toneeltje, met meiden en jongens. • Alle kleuters roepen: “Hé Minoes”, dus het leeft heel erg Gaan ze ook wel eens brainstormen of iets dergelijks? • Soms • Soms ook liedjes (tekst) oefenen • Oudste nu zelf • Op school oefenen. Ze kan dat snel • Ze hebben wel bewust gekozen voor wie thuis gaat oefenen en ze weten wie er aanleg voor dans heeft en zo Waar ligt de nadruk op? • Eerder nadruk: jij mag niet meedoen, want je kunt niet dansen • Nu: als je wilt mag je • Ook niet als je na school een clubje hebt dat je het elke keer mag laten zien • Soms wel: moeder gaat oefenen met kinderen Op welke manieren wordt er thuis aandacht besteed aan creativiteit? • Oudste orgel les, ander op blokfluit • Er is niets in Cuijk qua toneel. Dat is wel jammer Hoe belangrijk is kunst voor u? • Je leert er wel veel van, praten met mensen, op een podium staan. • Ik heb echt voor het creatieve gekozen. Ook omdat ze in de buurt zitten, maar mede omdat ze op het podium moeten staan Hoe belangrijk is school voor u? • Heel belangrijk • Voor je verdere leven, studie, opleiding • Als de school minder is, merk je dat meteen aan de punten • Wat voor methodes ze gebruiken heb ik bekeken Interview met ouder 2 Hebben ze ook wel eens huiswerk? • Soms wel. Met de teksten heeft ze een papiertje met tekst mee gekregen die ze moest oefenen. Mijn andere dochter heeft ook wel eens iets meegenomen. Maar verder is er niet echt ander huiswerk. Gewoon even oefenen voor jezelf Oefenen ze op hun kamer? • Nee gewoon beneden, ook met andere kinderen als ze samen spelen Waar oefenen ze op school? • In de klas en soms in de gemeenschapsruimte een keertje of twee. Dan gaan ze even kijken: waar ga je staan en zo voort Op welke manieren wordt er thuis aandacht besteed aan creativiteit? • Ze spelen wel eens iets na of doen een dansje • Oudste zit op dansen • De kleinste zat eigenlijk op turnen. Ze is nog klein Kan ze dan hier dansjes laten zien die ze daar heeft geleerd? • Ja er zitten een paar van haar klas in de zelfde groep bij dansen en ze hebben hier op het podium wel eens iets laten zien dat ze daar hebben geleerd Hoe belangrijk is kunst voor u?
54
•
Heel belangrijk
Heeft dat meegewogen in uw keuze voor deze school? • Jawel. De kleinste is toch wel verlegen en dan zie je ze groeien van groep 1 tot groep 7 en dat is mooi om te zien. “Dan ga je dat doen” en dat werk motiverend Is er te veel of te weinig aandacht voor? • Goed. Niet te veel en niet te weinig Interview met oud-leerling Wat kunt u vertellen over de weeksluitingen en de slotdagen? • Wat ik nu zie aan mijn zoon is dat hij er wat meer zelfvertrouwen van krijgt. Hij is iemand die graag op de achtergrond staat. Ook achteraan op het podium. Soms moet hij meer naar voor en dan doet hij dat ook, omdat de rest dat ook allemaal doet. Dus dat gaat geleidelijk aan dat hij de angst overwint om de aandacht op zich te vestigen Kijkt hij daar naar uit? • Nee. Hij is iemand die liever op de achtergrond staat. Maar als het moet doet hij het wel en met overgave Ziet hij er tegen op? • Nee daar zijn ze al die jaren naar toe gegroeid. Ze weten: in groep 8 heb je de hoofdrol • Ik heb ook verschillende keren meegeholpen achter de scenes, ik ben in de gymzaal geweest om te kinderen bij elkaar te houden. Dat was ook heel leuk want er staat een televisie waarop ze kunnen zien wat er gaande is • Ik heb ook meegeholpen met de drank. Deze keer heb ik ook achter de bar gestaan. En dat is heel leuk want je ziet opa’s en oma’s die toch even komen kijken want kun kleinzoon speelt mee. Ik denk dat dat een hele goede zet is Wat leren ze? Uzelf en uw kind? • Het is in een spelvorm leren op de voorgrond te staan. Zonder dat je hoeft te gaan stotteren zoals bij een spreekbeurt. Dat maakt de drempel iets lager. Het is ook gewoon: samen iets doen • Mijn dochter van 18 is ook nog wel eens mee geweest op vrijdag. Het brengt positieve herinneringen naar boven. Het is nooit een must, als iedereen moet kun je zelfbepalen waar je gaat staan. Dan zal mijn zoon altijd achteraan staan. Maar het is geen must. Ik vraag wel eens aan hem: “waarom doe je niet mee?” Dan zegt hij “Ik heb geen zin”, soms heeft hij zijn vinger wel opgestoken en is hij niet uitgekozen Zouden ze anders in het leven staan als ze in Duitsland waren gebleven? • Ja. Dat geldt vooral voor mijn zoon. Hij is iemand die liever achteraan staat en voor hem is dit erg goed. Zijn er nog andere dingen die hij leert? • Dans niet zo. Daar zal hij zich ook niet vrijwillig voor opgeven • Het maakt de hele klas wat vrijer omdat je met z’n allen iets doet. Dat je toch meer saamhorigheid krijgt. Hij zit in een moeilijke klas met ruim 30 kinderen en meer jongens dan meisjes dus de dynamiek is heel moeilijk • Ik denk dat het enigszins helpt. We moeten het toch samen zien te doen. We kunnen wel net buiten ruzie hebben gehad, maar we moeten toch met z’n allen daar staan. Dus die ruzie moet dan even on hold gezet worden Wat zijn voor u de taken van de school? • Basislessen, rekenen taal, geschiedenis, aardrijkskunde en een beetje algemene ontwikkeling. Dat is beperkt en is een keuze. Staan rekenen en theater voor u op gelijke hoogte?
55
•
Absoluut. Rekenen is nodig voor toekomst, maar theater nodig voor de sociaal-emotionele ontwikkeling. Want als hij niet goed mee doet, dan komt hij ook niet in die baan. Dus beide zijn van belang
Interview met docent 1 Hoe pakt u de weeksluitingen en slotdagen aan? • Weeksluiting is routine en het staat ook al aan het begin van het jaar vast welke middagen dat zijn • Iedereen doet dat op zijn eigen manier en dat is ook afhankelijk van hoe moeilijk of makkelijk je stukje is. We proberen wel de stukjes aan te laten sluiten bij het thema waar je mee bezig bent. Ik geeft iedere week een muziekles en een drama achtige les. Dan houd je er rekening mee wanneer er weer een weeksluiting is Dus iedere week is een muziekles en een theater-les en zijn er oefenmomenten? • Op het rooster staat in ieder geval een vaste muziek les en de ene week hebben we op vrijdag een weeksluiting en de andere week doen we het in de klas. Dan doen we in de klas iets creatiefs. Het kan ook handvaardigheid zijn, maar ook drama of een keer een liedje oefenen, afhankelijk van hoeveel tijd een bepaalde act in beslag neemt. Het staat niet per se vast op het programma. Soms is het handiger om iedere dag even vijf minuten te oefenen en dan verdeel je de les een beetje • Dan oefenen we de dag of twee dagen ervoor ook een paar keer op het podium Hoe ziet een muziekles er uit? • Ik heb dan dat ik liedjes met de kinderen zing. Soms is het met instrumentjes maar meestal is het gewoon zo zingen en soms is het op You Tube. Soms vinden we een leuk dansje dat dan voorgedaan wordt. Ik ben geen dansjuf. Zingen lukt nog wel maar een dansje moet ik ook even doen en dan kunnen de kinderen stap voor stap mee doen en dan voor het podium doe ik het ook nog voor. Ik zit of sta dan voor het podium. Dat doen de meeste leerkrachten, je hebt ook echt kinderen hier op school die heel goed dansen, bijna professioneel dansen en die verzinnen dan zelf iets, maar dat is meer met bovenbouw groepen. Dan hoeft de leerkracht het niet zelf te doen. Maar t/m groep 4 doe je het vooral zelf Dus u doet het voor terwijl u voor het podium staat? • Ja dat is afhankelijk van hoe goed ze het kennen. Soms is het echt staan en soms is het zitten en dan met kleine beweginkjes met de handen Hoort dat ook bij de muziekles? • Ja daar hebben we geen aparte les voor. Daar hebben we geen tijd voor want we moeten ook nog gewoon rekenen en taal doen Wat gebeurt er in die combinatie van muziek en dans? Leren ze luisteren en maten tellen? Of is het wat intuïtiever? • Ik doe dat vrij weinig. Ik heb nu al een paar jaar groep 3. Met de wat oudere kinderen heb ik dat inderdaad wel gedaan ook met muziekinstrumentjes. Ook dat kan in groep 3 ook wel eens, dat doe ik ook wel eens, maar meestal bereid ik me toch voor op wat we op het podium gaan doen en dan ga ik niet… Wat ik ook wel eens doe is zelf een notennotatie verzinnen, maar dat is meestal niet voor de weeksluiting. Maar dat doe ik wel eens. Maar meestal is in april/ mei de laatste weeksluiting, daarna gaan we voorbereiden voor de slotdag en daarna kan ik wel eens zo’n les doen Dus per 2 weken bekijkt u wat er gedaan wordt en er is geen programma voor het jaar? • Ik doe dat in ieder geval niet Wordt hierover in het team overlegd? Ik kan me voorstellen dat dit bij rekenen wel gebeurt? • Ja daarbij wel. Niet met de muziekles. Het is ook niet de bedoeling om noten te leren. Het is veel zingen en dat gebeurt ook heel veel tussendoor. Bij de knutselactiviteit staat ook altijd muziek op. Veel kinderen kunnen dan ook niet meer blijven zitten
56
Wordt er, bijvoorbeeld, geknutseld naar aanleiding van muziek? • Dat kan, bijvoorbeeld bij een thema, maar meestal is het een gezellig muziekje Wat zijn de doelen van de weeksluitingen en slotdagen? • In de eerste plaats gaat het om het plezier dat ze daar in hebben. Ook het je durven presenteren, laten zien wat je kan. Ook de kinderen die luisteren, ik ben wel eens op andere scholen geweest en merk dat ze hier heel goed naar elkaar kunnen luisteren. Dat ze toch een uur in de gemeenschapsruimte zitten. Soms wordt er wel gepraat, maar tijdens stukjes is het meestal muisstil. Het is ook een stukje respect hebben voor elkaar, elkaar niet uitlachen, dat hoef je ze niet te leren, dat weten ze gewoon, want ik sta dat dadelijk ook op het podium. Het zijn toch sociale vaardigheden die daarbij komen kijken. Dus aan de ene kant het je uiten en het je inleven in iemand anders, dat zie je ook met een toneelstukje doen. Dan zie je ook heel erg hoe je richting de bovenbouw echt een rol leert spelen. En de ene heeft daar meer talent voor dan de ander, maar er zijn wel heel veel kinderen die dat heel goed kunnen. Je ziet echt het verschil tussen kinderen die in groep 8 voor het eerst een musical doen en kinderen die van kleuter af aan om de week op het podium staan en die echt hebben geleerd om zich in te leven in de persoon achter de rol. Interview met docent 2 Op welke manieren leren de leerlingen van het proces? • Soms ook thuis. Soms lees ik mee als ze teksten moeten leren. Al doende leren ze. Dansjes vinden ze leuk om na schooltijd samen te oefenen, of na schooltijd op het podium te mogen oefenen. Hoe begeleidt u de andere klassen? • Niet allemaal, maar wel veel. Groep 4 bijvoorbeeld. Daar had ik een liedje voor geschreven. Als mijn klas dan bijvoorbeeld zelfstandig aan het rekenen is, dan zeg ik: “Ik ben zo terug” en dan ga ik even dat liedje twee keer zingen en dan kom ik weer terug Groep 8 moest best grote lappen tekst uit het hoofd leren. Hoe wordt dat aangepakt? • Ja die leren ze thuis en onder lestijd en ’s avonds heb ik echt de regie gevoerd, dat ik de scenes in elkaar zet. Dan let ik op de interpretatie Hoe pakt u die interpretatie aan? • Ik overleg dan: wat voor type is jouw personage? En sommige kinderen voelen dat van zichzelf aan. Één meisje werd in het stuk ontslagen en die had echt zo iets van ik zeg mijn tekst en ik zeg verder niks, dus ik zei: “je wordt nu ontslagen, dus hoe voel je je dan”. “Ja dat vind ik niet leuk” “Ok, dus je voelt je nu boos of verdrietig of teleurgesteld”. Probeer dat ook weer te geven. Dat lukte toen niet. Dus bij haar moest ik echt zeggen: hoe kijk je als je verdrietig bent? Dan kijk je naar beneden. Dat deed ze toen ook wel. Je kijkt natuurlijk naar de mogelijkheden die een kind heeft. Ik ken ze goed. Ik heb ze vorig jaar zelf in de klas gehad en daar houd je rekening mee, met het karakter van het kind. Wat zijn de doelen van de weeksluitingen en slotdagen? Wat leren ze? • Zelf presenteren, een publiek toespreken is iets dat je echt wel leert. • Samenwerken, overleggen: hoe maak je dit leuk • Ik ben zelf richting zingen, dat ze goed leren zingen, articuleren, op de toon blijven, dat je je daarin laat horen. En qua spel ook. Ik verwacht wel een bepaalde kwaliteit van mijn groep, dus ik vind het leuk om daar aan te werken. Dat heb ik ook als doel. • Ook creatieve expressie van wat je bezig houdt. Toneel heeft mij vroeger heel goed gedaan. Ik weet dat ik vroeger zelf heel onzeker was en als je dingen laat zien op het podium, dat heeft mij veel goed gedaan. • Dat geldt niet voor iedereen. Er zijn ook kinderen die ik er echt geen plezier mee doe om ze een rol te geven, die doen het liefst niet mee, dat mag ook. Of ze doen iets met de techniek. Groep 7 had de kerstmusical. Er was 1 jongen die heeft de techniek gedaan. Wat precies?
57
•
Tijdens het repeteren de liedjes op het juiste moment aanzetten.
Hoe pakt u het oefenen aan? • Onder lestijd. Er zijn een aantal uren voor creatieve vakken Wat zijn uw doelen in het jaar? • Niet specifiek. Je past je thema’s van de weeksluitingen aan op wat er op dat moment speelt. Als het herfst is, dan is dat herfst, of als er dingen in de groep spelen die ze leuk vinden om te doen, dan pak je dat aan. • Een algemeen doel is dat de kinderen zich leren presenteren en dat ze samenkomen met de hele school en het groepsgevoel versterken. Dus dat vind ik eigenlijk een heel groot goed • En het op het podium staan en laten zien wat je kunt dat is voor iedereen anders, wat je leuk vind om te doen Zo’n muziekles, hoe ziet die eruit? • Dit ligt eraan. Als je een liedje zingt, als ze het al kennen gaat het makkelijker Gaat de muziekles ook samen met dans? • Dat valt vaak samen met de weeksluiting, dus dan valt het in die uren die voor creativiteit bedoeld zijn. We hebben niet specifiek handvaardigheid en muziek op het rooster, we hebben gewoon creatief en dan zien we wel wat die weken… we hebben geen vaste methode daarvoor, dus je bedenkt heel veel zelf vanuit die weeksluitingen • En tekenen en handvaardigheid laat je vaak aansluiten bij wat speelt, of je zoekt wat op internet waarvan je denkt: dat is leuk. Interview met leerling 1 Wat leer jij daar allemaal van? • Dansen omdat we dat het meeste doen • Zelf dingen bedenken Doe je vaak toneelstukjes? • Niet zo vaak Heb je ook een spreekbeurt gehouden? • Één keer • Niet eng. Ik had een zeer goed • Over aardbevingen • Ik kan het héél goed vertellen. Ik ben goed in uitleggen • Ik heb ook elk jaar een boekenbeurt. Dan moet je thuis een blad invullen met hoe het boek heet en of je het leuk vind en zo en daarna moet je een stukje voorlezen. Dat vond ik minder leuk dan de spreekbeurt. Mijn broer van 23 kon dat ook goed • Bij de weeksluitingen mag je soms ook iets voorlezen. Niet uit een boek, gewoon een stuk tekst Heb je die tekst zelf bedacht? • Nee dat niet Zijn er dingen die je eerder nog niet kon, maar die je hebt geleerd door mee te doen aan de weeksluitingen en slotdagen? • Dansen, niet breakdans, want dat kon ik al, maar normaal dansen Wat zou je nog willen leren? • Niet echt iets Ben je zenuwachtig als je die breakdans doet? • Nee want ik ben supergoed. Ik kan ook dingen die de leraar niet kan
58
Interview met leerling 2 Wat leer jij daar allemaal van? • Weet ik niet Zijn er dingen die je eerder nog niet kon, maar die je hebt geleerd door mee te doen aan de weeksluitingen en slotdagen? • Weet ik niet • Zingen kon ik al niet en leer je ook niet Vind je het eng? • Nee dat niet Hou je ook wel eens een spreekbeurt? • Alleen voor de klas Vind je dat eng? • Nee niet eng Interview met leerling 3 Wat leer jij daar allemaal van? • Hoe je speelt, ze heeft altijd tips: “probeer het eens zo te zeggen, of doe het eens zo” • Bijvoorbeeld: dat ik een keer iets harder moest praten Zijn er dingen die je eerder nog niet kon, maar die je hebt geleerd door mee te doen aan de weeksluitingen en slotdagen? • Bijvoorbeeld heel boos spelen. Eerst moest ik dan lachen Wat zou je nog willen leren? • Geen idee • Misschien meer met muziek • Meer met zingen. Ik heb een keer met kerst solo gezongen. Dat vond ik eerst eng omdat je de tekst uit je hooft moest leren Hielp de leraar? • Ja die hielp wel mee • Door te zeggen van: “je mag zo gaan staan en je doet het gewoon en je oefent gewoon met de tekst”. Toen mocht ik het boekje wel bij de hand houden Vind je dat eng? • Soms vind ik het eng om op het podium te staan. Dan ga ik diep in en uitademen en het toch doen En daarna? Heb je dan het gevoel van “Wow dat heb ik toch maar gedaan”? • Ja Met je wel eens een spreekbeurt houden? • Ja • Dit jaar over Disneyland Parijs • Best spannend • Ging goed • Ook leuk om te doen, omdat ik daar best wel vaak ben geweest • Als je er een keer staat gaan de zenuwen gewoon weg Sturing, feedback en complimenten Feedback en complimenten tussen leerlingen Interview met docent 1
59
e
Hoe gaat de interactie tussen 8 groepers en deze kinderen? Gaan ze de kinderen begeleiden, feedback geven, geruststellen of werken ze op een andere manier samen? • Ik merkte met mijn groep dat ze best wel wat moesten doen met groep 8 omdat ze in één scene samenzaten, en dan zie je echt dat die grotere kinderen ook wel voor de kleintjes zorgen, ze meenemen en ze complimentjes geven. Het is echt samen, niet groep drie en groep acht, maar ze staan samen op het podium en maken samen dat stukje goed. Dus dat is wel heel erg leuk Geven ze elkaar ook wel eens feedback? • Misschien tussendoor bij het oefenen. Dan is het meer groep 8 naar groep 3 En binnen groep 3? • Ja ze kunnen wel eens van elkaar zeggen: je moet het zo doen. Maar dat zijn dan maar hele kleine aspectjes die ze van elkaar zien. Ook kinderen die kijken en dus niet mee doen die kunnen wel eens tips geven, maar dat gebeurt niet veel Is dit een onderdeel van de les? Is er een Tips-moment of een moment voor feedback? • Nee. Meer dat we met de slotdag nabespreken wat we leuk vonden en dat wordt dat wel genoemd. Maar bij een weeksluiting, die is op vrijdag en daarna gaat iedereen naar huis, en soms halen we dat niet, dus daar is gewoon geen tijd voor. En op maandag is het alweer een nieuwe dag en dan is het weekend geweest en groep 3 moet dan toch eerst alles kwijt van het weekend Is hier bij de slotdag wel meer tijd voor? Bijvoorbeeld om na de generale repetitie nog even iets te oefenen? • Ja dat doen we wel als dat nodig is. Dit jaar was dat niet nodig. Ik had dit jaar ook een moeder die heel lang professioneel heeft gedanst en zij heeft de dans ook voor de kinderen gemaakt. Zij was er ook op beide avonden en geeft de kinderen aanwijzingen gegeven en ze weet goed hoe ze dat aanpakt. Maar tussendoor… ik kan wel eens een klein tipje geven, bijvoorbeeld als ze tekst moeten kennen: lees jij eens eventjes dat stukje nog thuis door. Dat wel Wat mogen de leerlingen wel en niet tegen elkaar zeggen en hoe mogen ze wel en niet reageren tijdens de weeksluitingen en slotdagen? Zijn de wel eens negatief over elkaar? • Nee. Ik hoor dat niet en ik hoor dat ook niet terug. We werken ook met de vreedzame school en daar hoort bij dat je elkaar opstekers geeft en je mag best zeggen wat je er van vond, maar het moet geen afbreker zijn. Dat is de afspraak. Dat zit in die lessen. Dat geldt voor alles. Dat leren ze al bij de kleuters. Als een kind wel een keer een afbreker geeft, dan benoem je dat: “dit is een afbreker. Probeer het eens op een andere manier”. Dat zit er op een gegeven moment zo in. Het zijn kinderen, dus het gaat ook wel eens mis, maar ik hoor het over de stukjes van elkaar eigenlijk nauwelijks of nooit Dus in principe mag je feedback geven, maar dat moet op een bepaalde manier gebeuren binnen het kader van de Vreedzame school? • Ja zo gaan we met elkaar om. Iedereen doet zijn best en dat hoeft niet de grond in geboord te worden, want dan gaat die gene nooit meer op het podium staan. Dat is niet de bedoeling. En krijgen ze ook complimentjes van leerlingen van andere klassen? • Ja ook. Ook onderling. Dat is ook wel heel mooi: er is ook veel verbondenheid door de weeksluitingen en door de slotdag: iedereen kent elkaar. De kleuters leren al te kijken naar groep 8 en de meeste kleuters weten wie dat dan zijn, wie daar staan. Terwijl op heel veel andere scholen ze elkaar niet kennen. Dat zorgt ook voor dat de sfeer heel goed is, ook tijdens die weeksluitingen en slotdag. Groep 7 en 8 gaat niet altijd goed samen. Het zijn allemaal tieners aan het worden en dat kan wel eens botsen, maar met zo’n uitvoering of zo heeft iedereen respect voor elkaar en is niet te merken dat ze elkaar niet mogen. Ik vind dat altijd mooi om te zien Interview met docent 2 Wordt dat ook specifiek gevraagd: kom kijken om ideeën te geven?
60
• •
Ja. Ok ik vraag: “heeft iemand nog tips” Ook het samenzijn tijdens de weeksluiting. Het is echt iets dat je samen doet
Hoe gaat de samenwerking tussen oude en jongere leerlingen? • Dit jaar toevallig wel veel. • Beiden vinden het leuk. De slotdag is sowieso van de hele school. Iedereen is daar mee bezig. Wat mogen de leerlingen wel en niet tegen elkaar zeggen en hoe mogen ze wel en niet reageren tijdens de weeksluitingen en slotdagen? • Feedback niet, complimenten wel • Ook met schoolfeesten dat oude en jonge kinderen in een groepje zitten Mogen ze op elkaar reageren? Wat zijn de regels daarvoor? • Ja we hebben de vreedzame school: afbrekers en opstekers. Ook bij spreekbeurten: je hebt tops en tips. En tips zijn ook altijd positief geformuleerd. Die afspraken zijn er. Je moet elkaar niet afkatten Hoe gaat het nabespreken? • Dat zou beter kunnen. Meer: hoe vond je het? Welke stukjes vond je leuk? Dat is ook omdat het vrijdag is. Daar is eigenlijk weinig aandacht voor Gebeurt dat wel bij de slotdagen? • Ja. Dat bespreek je dan na • Niet met tips en tops. Interview met leerling 1 Wat doen de andere leerlingen en de docent als jij iets voor de weeksluitingen of de slotdagen doet? Hoe reageren ze? • Dat ik het goed deed: vooral volwassenen zeiden het. En er was allemaal applaus Geven de kinderen een applaus? • Met weeksluitingen wel, want dan zijn er kinderen en ouderen Wat zeggen ze? • Dat ik het goed doe, en waar ik het heb geleerd? • Dan zeggen kinderen uit mijn klas en uit andere klassen Interview met leerling 2 Wat doen de andere kinderen als jij gaat oefenen? • Je gaat nooit alleen oefenen • De rest doet iets in de klas of ze kijken Wat doen de andere leerlingen en de docent als jij iets voor de weeksluitingen of de slotdagen doet? Hoe reageren ze? • Meestal zeggen ze niets, soms zeggen ze wel iets en dan zegt de leraar er iets van • De andere kinderen zeggen verder niet iets • Ze gaan wel klappen • Alleen de juffrouw zegt iets, leuk of zo • Ik doe gewoon mijn best Interview met leerling 3 Wat doen de andere leerlingen en de docent als jij iets voor de weeksluitingen of de slotdagen doet? Hoe reageren ze? • Onder het stuk stil, daarna applaus • Later: in de klas: goed gedaan
61
Zeggen ze ook wel eens “je had dat beter kunnen doen” • Soms wel Ga je er ook over napraten? • Meestal wel: ik vond die heel goed, die kon dit nog wat beter doen Denk je dan: dat ga ik volgende keer beter doen? • Ja Wat voor positieve dingen zeggen mensen als jij aan de weeksluitingen en slotdagen mee doet? Kun je een voorbeeld geven? • Meestal wel positief “je hebt het goed gedaan” • Tips: “Je kunt dit pasje beter uitwerken” • Ook na de voorstelling Feedback en complimenten tussen leerling en docent Interview met ouder 1 Op welke manieren begeleidt de docent de weeksluitingen en slotdagen? • Kleuters: oefenen met juffen • Groep 3: soms is er een hulpjuf • Groep 8: zelf. Die gaan ook thuis iets oefenen • Gebeurt tijdens schooltijd • Soms thuis iets oefenen Interview met ouder 2 Op welke manieren begeleidt de docent de weeksluitingen en slotdagen? • Ze gaat oefenen en verder weet ik niet precies wat ze nog meer doen Worden er vaak positieve dingen gezegd? • Ja, bijvoorbeeld: “goed gedaan” • Ook mooi dat de kleinste bij de grote betrokken worden. Dat is heel mooi • Van alle groepen samen hebben ze wel eens een dansje gedaan Interview met oud-leerling Was er een docent bij? • Er was altijd een docent bij het oefenen. Dat was toen een leraar. We hadden muziek op een bandje (normaal doen ze veel met gitaar). In een ruimte, meestal in de aula, gingen we oefenen en dat was heel leuk • Mijn dochter heeft hier ook op school gezeten, ze is 18 nu. Ze heeft hier niet altijd op school gezeten maar ik heb de dvd’s van de slotdag thuis en ze kan zich alles nog herinneren en ze kan alle liedjes nog meezingen dus het heeft echt een hele grote impact. Die liedjes blijven zitten Interview met docent 1 Wat mag u wel en niet tegen de leerlingen zeggen en wat mogen zij wel en niet tegen u zeggen tijdens de weeksluitingen en slotdagen? • Ik ken de kinderen onderhand een jaar en je weet wel dat de ene wat harder of wat zachter moet praten. Ik zeg dat wel, maar wel op een pedagogische manier, opbouwende feedback: dat ging goed, en dat ging goed en daar mag je nog even op letten Interview met docent 2 Geeft u ook feedback op leerlingen? Mag u dan alles zeggen? • Ja. Bijvoorbeeld: je moet meer spelen, of het moet harder, of: probeer het eens zo. En ook andersom: mag ik hierheen lopen? Of het zo spelen? Ja dat is leuk Hoe gaat u zelf om met feedback? U schrijft zelf het stuk. Mogen ze zeggen: waarom kan het niet zo?
62
•
•
Ja dat mag ook. Bijvoorbeeld als ze liever een dans doen dan een liedje. Ik had oorspronkelijk een liedje bedacht, want ik ben zelf meer van de liedjes dan van de dans, maar de leerkracht had bedacht dat hij graag dat wilde doen. Dat is prima. En de leraar van groep 1/ 2 had eerst een ander stuk gekozen, maar die had daar niets mee, dus die vroeg: “kan ik niet iets doen met tekenen? Een tekendans”. Daar sta ik open voor. Dat gaat vaak in overleg. In het verleden is het ook wel eens geweest dat een stuk totaal niet in het stuk paste. Daar hebben we wel van geleerd: als je zelf iets bedenkt, prima, maar overleg of het ook op dat moment in het stuk past.
Wat mag u wel en niet tegen de leerlingen zeggen en wat mogen zij wel en niet tegen u zeggen tijdens de weeksluitingen en slotdagen? • Ja op dezelfde manier. Nooit afkatten. Dat kan ook wel. Dat gaat heel natuurlijk Is er open communicatie tussen leerlingen en docenten? Mogen leerlingen bijvoorbeeld tegen andere docenten zeggen: dit past niet in het geheel • Dat niet. Dat zou ik ook raar vinden. Tegen andere collega’s. Interview met leerling 1 Wat zeggen de docenten? • Dat ik het goed heb gedaan Wat vind je daarvan? • Leuk Denk je dan: ik ga het volgende keer nog beter doen?: • Ja Professionaliteit van de voorstelling Professionele aanpak Interview met ouder 1 Wat vind u van de kwaliteit van de weeksluitingen en de slotdagen? • Weeksluitingen nu niet meer: een keer op een woensdag? • Goede kwaliteit: netjes • Ik houdt minder van dansjes, want dan zijn het vaak dezelfde • Graag een versje of toneel Interview met oud-leerling Was dat anders op de andere scholen? • Niet meegemaakt dat de weeksluiting zo was als hier • Er werd op andere scholen weinig aan drama gedaan. Soms was er wel een playbackshow • Ik heb 5 jaar in Duitsland gewoond met mijn kinderen. Daar waren wel veel thema’s. Niet zozeer in de vorm van zang en dans, meer een verhaal erbij vertellen of een uitje. Ook werd er veel meer geknutseld rondom die thema’s. Dat werd ook in groesverband gedaan Zou er hier meer aandacht kunnen zijn voor die dingen? • Je moet kiezen. De tijd is beperkt. Ik heb zelf op deze school gezeten en de vader van mijn kinderen ook, en beide kinderen, niet volledig, maar toch, en het heeft ze in dat opzicht goed gedaan Interview met docent 1 Heeft u op andere scholen wel eens een musical gezien? • Ja sowieso met mijn stage. Ik werk hier nu 5 jaar en daarvoor heb ik op verschillende scholen gewerkt, ingevallen. En ik zag een heel groot verschil. Zeker op scholen die geen weeksluitingen doen, dat kun je je gewoon niet voorstellen. • Ook de aandacht die er besteed wordt aan het podium en de decors. Het zijn echt decors niet een doekje dat geverfd is, maar het wordt steeds gewisseld en ook het schminken er tussen is bijna professioneel. Dat zorgt er ook voor dat kinderen het heel belangrijk vinden om mee te gaan doen, door de hele entourage er om heen. Dat is mooi om te zien. Ze zijn ook trots op zichzelf. Dat ze het gedaan hebben
63
Dat merk je na afloop? • Ja in de klas en ook naar elkaar toe, dat je de slotdag hebt gezien. En dan bespreek je nog even na: wat vond je echt leuk. En komen ze heel vaak met het eigen klassenstukje: ja dat was toch wel het aller leukste. En dan zie je ook dat ze trots zijn op elkaar. We waren dit jaar de kleine kinders van de Jakkepoes en dan zijn de andere kinderen helemaal trots van: jullie zagen er zo schattig uit en ze geven elkaar ook heel veel complimentjes en dat is mooi om te zien. Welke opleidingen en andere ervaringen heeft u op dit gebied? • 5 jaar zangles gehad en pianoles gehad, maar dat is al heel lang geleden en dat kan ik eigenlijk niet meer. En tijdens uw opleiding? • Deeltijdopleiding gedaan. Alles was summier. Wel wat muziekles en wat drama-lessen, maar niet heel uitgebreid. Interview met docent 2 Heeft u gezien hoe het op andere scholen gaat? • Wat ik van mensen hoor die van buitenaf komen kijken, dat het best wel te zien is dat er een hoop aandacht voor is voor toneel. Als je de kwaliteit van het stuk ziet dan denk ik dat de school daar ook heel trots op is. Welke opleidingen en andere ervaringen heeft u op dit gebied? • Paar jaar musical en muziektheater Wat vind u van de opleiding van de andere docenten? • Veel ervaring, iedereen vind het leuk, veel mensen werken vanuit wat de kinderen en wat ze zelf leuk vinden. Groep 6 meer richting dans. Andere docenten geven ook demo’s van wat ze met gym hebben gedaan. Ook dans, zingen. Dat zie je terug. Ik vind het niveau prima Samenhang van de verschillende onderdelen Interview met oud-leerling Op welke manieren was er samenhang tussen de verschillende onderdelen van de weeksluitingen en de slotdagen? • Van vroeger weet ik dat niet meer • Ik weet niet wat de rest voor thema had En nu? • Mijn zoontje kwam terug van de slotdag en er werd een liedje ‘happy’ gespeeld en dat had er niets mee te maken. Ik heb zelf de slotdag niet gezien. Ik heb achter de bar gestaan en mijn kinderen deden niet mee. Het viel hem op • Mijn dochter heeft meegedaan met een dorp zonder muziek, dat is een thema dat door alle scenes heen loopt. Ik vond Pluk van de Petteflet ook een leuk stuk Organisatorische voorwaarden Klaslokalen Interview met ouder 1 Wat maakt de lokalen geschikt of ongeschikt voor het voorbereiden van de weeksluitingen en slotdagen? • Meestal in gemeenschapsruimte, kleuters in kleutergedeelte • Kinderen die mee doen worden meegenomen, tenzij het met de hele klas is Interview met ouder 2 Wat maakt de lokalen geschikt of ongeschikt voor het voorbereiden van de weeksluitingen en slotdagen? • Wel goed
64
•
Het is wel klein. Met de slotdag en soms met weeksluitingen is het klein. Soms staan mensen achter. Verder is het allemaal goed. Ze maken ook veel. Dat is ook goed om te zien.
Aanwezigheid Interview met ouder 1 Op welke manieren zijn de weeksluitingen en de slotdagen zichtbaar in het gebouw? • Niet • Er zijn wel foto’s: je weet dat er veel gebeurd • Wel op de website en in de agenda • De kinderen weten het wel. Die moeten bijvoorbeeld iets oefenen. Dan weet je ook als ouder of je kind mee doet of niet • Bij de kleuters hangt het aangeplakt op de deur met wie er meedoen Wat vind u daarvan? • Werkt goed, het staat op de schoolagenda, dus je kunt het hele jaar inplannen Interview met ouder 2 Op welke manieren zijn de weeksluitingen en de slotdagen zichtbaar in het gebouw? • Overal oefenen. Soms zijn ze om 3 uur nog een dansje aan het oefenen. Dat is wel mooi om te zien Is het ook te zien op de muren? • Nee • In de gemeenschapsruimte wel: decors en zo • Op de muren in de gangen niet Wat vind u daarvan? • Ik werk hier op school, dus ik zie veel. Voor mij is het goed Voldoende tijd Interview met docent 2 Hoeveel uur wordt er aan besteed? • Ik denk drie uur in de week of zo • Muziek is apart, tekenen is apart, maar ik moet eerlijk zeggen dat de weken dat je een weeksluiting hebt, dat je dat dan dus niet doet, dat gaat dan niet meer, of het moet iets zijn dat je combineert. Ik heb wel eens handpoppen gemaakt en die gebruik je dan in een soort toneelstukje. Dan is het een beetje gecombineerd. Maar vaak gaat het wel ten koste van die vakken. Dus dan heb je minder handvaardigheid. Of een deel van de klas, want ze doen ook niet altijd allemaal mee, vaak wel. Ik had dit jaar een grote groep, dus dan doe je dat toch minder snel. En de slotdagstukjes net zo goed. Ik had met mijn groep dit jaar een lied voor de slotdag, dus dan ga je zingen en de kinderen die die niet meedoen die oefenen dat dan ook mee Interview met leerling 1 Hoeveel tijd krijg jij voor de voorbereidingen? Is dat genoeg? • Ongeveer een uur per dag • Meestal ’s ochtends • Soms langer, soms korter Interview met leerling 2 Hoeveel tijd krijg jij voor de voorbereidingen? • Geen idee • Dat zegt de juffrouw. Wel elke week een keer Is dat genoeg? • Genoeg tijd • Nooit thuis
65
Interview met leerling 3 Hoeveel tijd krijg jij voor de voorbereidingen? • Elke dag een beetje. Uurtje of half uurtje Is dat genoeg? • Ja Wat doe je thuis? • Tekst mee en thuis oefenen • Met mijn vriendin. Allebei hebben we de tekst. Eerst oefenen we met tekst en dan zonder En wat doe je in de klas? • Ook zo en dat de juf dan zegt: probeer het ook eens zonder Verbeterpunten Interview met ouder 1 Wat zou er anders kunnen aan de weeksluitingen en slotdagen? • Eigenlijk is het goed • Het hoeft van mij niet te vaak. In het begin was het om de week, want dan zit je iedere vrijdagmiddag weer en hoor je ook ‘we moeten wéér’ • Nu is het ook niet meer om de week • Er staat een vaste tijd voor creatief Interview met ouder 2 Wat vind u van de kwaliteit van de weeksluitingen en de slotdagen? • Heel mooi • Het zijn vooral de kinderen die het doen, dus dat is goed Zou er meer aandacht moeten zijn voor iets? • Is nu in balans, een keer een dansje, een keer een toneeltje Was dat vroeger anders? • Dat weet ik niet • Is altijd zo geweest • Het is ook altijd aangepast, bijvoorbeeld als we kinderboekenweek hebben is het thema daar op aangepast Wat zou er anders kunnen aan de weeksluitingen en slotdagen? • Alles is goed. Ik kan niet iets bedenken Interview met oud-leerling Wat zou er anders kunnen aan de weeksluitingen en slotdagen? • Veel tijd en energie. Het is goed dat ze samen iets neerzetten en dat ze trots zijn Zou er meer aandacht kunnen zijn voor iets? • Is leeftijd gebonden. Dat zie je wel terug. Kleuters minder tekst. Groep 7 en 8 een dans show met moves die je in de clips terugziet. • Ook aandacht voor actuele zaken, liedjes die ze nu horen, zoals happy Interview met docent 1 Wat zou er anders kunnen aan de weeksluitingen en slotdagen? • O jee. • Er komt wel heel veel aan bod. Ik ben er nu heel tevreden over. Je ziet bij iedere leerkracht waar zijn kracht ligt. Ik denk dat er op dit moment zo veel verschillende leerkrachten zijn die ieder jaar ook wel iets nieuws toevoegen dat de kinderen toch met heel veel verschillende
66
•
facetten van theater in aanraking komen. Ik heb geen idee wat ik anders zou willen. Zeker de slotdagen, dat is al heel professioneel en je ziet dat iedereen er plezier in heeft. Er zijn wel eens wat dingetjes, maar die worden goed geëvalueerd en dat doen we de volgende keer weer anders. Ik vond het tot nu toe prima zo. En anders lossen we dat meteen op, bijvoorbeeld: we hebben nu wel heel veel van dit gezien We zijn open genoeg naar elkaar, het leerkrachtenteam, om daar meteen iets aan te doen.
Interview met docent 2 Wat zou er anders kunnen aan de weeksluitingen en slotdagen? • Weet ik eigenlijk niet. Ik ben trots op hoe het gaat. • Misschien meer evalueren, feedback, dat er nog met de kinderen wordt overlegd en nabesproken, wat kan beter? Dat zou misschien beter kunnen. Er gaat al best wel wat tijd in zitten, maar dat zou nog wel kunnen. • Ik vind dat het eigenlijk best wel goed hoe het gaat. Interview met leerling 1 Wat zou er anders kunnen aan de weeksluitingen en slotdagen? • Niet zo veel • Goed zoals het is Interview met leerling 2 Wat zou er anders kunnen aan de weeksluitingen en slotdagen? • Niets is goed zo Interview met leerling 3 Wat zou er anders kunnen aan de weeksluitingen en slotdagen? • Geen idee
Bijlag 8: Gefocuste gecodeerde interviews Betrokkenheid van de leerling Enthousiasme en motivatie voor school
67
Één ouder geeft aan dat alle drie haar kinderen de weeksluitingen en slotdagen leuk vinden en ze over het algemeen graag naar school gaan. De tweede ouder geeft aan dat haar beiden kinderen heel enthousiast zijn over de weeksluitingen en de slotdagen en dat ze blij zijn als ze mee mogen doen. De oud-leerling herinnert zich ook dat het leuk was ter afwisseling tussen de andere lessen. Ze beleefde met name veel plezier aan het zingen en dansen. Bovendien was het iets dat je samen deed, bijvoorbeeld samen zingen. Over de weeksluitingen en de slotdag zegt ze: “Ik kan me veel details niet herinneren, maar wel de impact die het had.” Ook haar oudste dochter, die enkele jaren op De Zevensprong heeft gezeten en inmiddels al enkele jaren van school is, herinnert zich de slotdagen nog goed. Haar dochter komt ook nog wel eens mee kijken naar de weeksluitingen: “Het brengt positieve herinneringen naar boven.” Haar zoon vindt het ook leuk. “Dan zegt hij: ´leuk, we hebben vandaag weer geoefend!´ Op het podium staan vind thij moeilijker, maar het oefenen vind hij leuk”. De eerste leerling geeft aan dat hij het soms leuk vind om mee te doen en soms niet, bijvoorbeeld als ze een minder leuke dans moeten oefenen. Wel noemt hij de creatieve vakken, waaronder knutselen, tekenen en de slotdagen, als zijn favoriete schoolonderdelen. De tweede leerling vindt het ook vaak leuk om mee te doen, met name het optreden zelf. Hij gaat “altijd wel” met plezier naar school. De derde leerling vindt de creatieve vakken ook leuk, behalve turnen. Het leukste vindt ze om op het podium te staan. Ook vindt ze de weeksluitingen “altijd erg leuk”. Organisatorische en inhoudelijke rol van de leerling en eigen inbreng De eerste ouder vertelt dat de juf het verhaal voor de slotdag verzint, maar dat de leerlingen mee mogen denken over de invulling daarvan. De ouders worden daarbij betrokken. Bij de weeksluitingen wordt vaak gekeken naar het talent binnen de klas: iemand kan breakdansen en daar wordt dan iets omheen verzonnen. In de hogere groepen komen steeds meer ideeën van de leerlingen zelf. De tweede ouder vindt het goed dat de leerlingen zelf zaken mogen inbrengen en dat de beslissingen hierover niet alleen bij de leerkracht liggen. Haar kinderen bedenken soms ook thuis dingen die ze dan in de klas inbrengen. De eerste docent vertelt: “In de hogere groepen zijn er ook kinderen die dansjes verzinnen, maar tot en met groep 4 ligt het initiatief vooral bij de leerkracht.” De leerlingen van de tweede docent mogen zelf ook ideeën aandragen. Ook gaan leerlingen soms zelf buiten de klas iets in elkaar zetten dat ze dan de rest van de groep aanleren. Deze docent regisseert de weeksluitingen en slotdagen soms wel vrij strak. Het kan ook voorkomen dat ze verschillende voorbeelden geeft tijdens de tekenen- of toneellessen en dat de leerlingen dan zelf kunnen bepalen welke manier ze willen kiezen. De vraag hoe zij vernieuwing en creativiteit stimuleert vindt ze “moeilijk” te beantwoorden. Wel is er, ook als zij zelf een scriptje of tekstje voor de weeksluiting heeft gemaakt, ruimte voor de leerlingen om daar verdere invulling aan te geven. “En al doende komen er zoveel ideetjes boven: “o zullen we dat dan zo doen? Zal ik dan dit aantrekken?” Zo groeit dat samen met de klas en zie je dingen ontstaan.” Er waren ook twee leerlingen uit haar groep “die zeiden: we vinden het leuk om zelf iets te bedenken en dan een keer een talentenjacht te doen en dat dat kinderen uit alle klassen stukjes mochten doen, en die gingen dat dan zelf presenteren. Dat was dit jaar. Daar waren ze heel trots op en dat was natuurlijk ook bijzonder.” Deze docent schrijft ook de musical voor de slotdag, meestal vanuit een bestaand verhaal. Daar maakt ze dan een script van. Ze begint daar in de herfstvakantie mee en als het af is dan bespreekt ze het met de leerkracht en de leerlingen van groep 8. Ze kent de kinderen goed, omdat ze die het jaar ervoor ook zelf in de klas heeft geha, en heeft de rolverdeling soms al in haar hoofd. Daar overlegt ze dan over met de leraar van groep 8. Ze bedenkt de verschillende stukjes waar de docenten van de overige klassen uit kunnen kiezen. Die kunnen daar dan zelf verder invulling aan geven. De docenten van de hogere klassen overleggen daarover vaak met de leerlingen. Als het stuk al eerder aan bod is gekomen, probeert ze er toch weer een nieuwe draai aan te geven. Dit jaar waren er enkele meisjes die een man
68
speelden, omdat zij die rollen zo in haar hoofd had en er te weinig jongens in groep 8 zaten. Dat vonden die leerlingen prima. De eerste leerling heeft dit jaar niet vaak meegedaan met de weeksluitingen. Hij heeft wel een keer gebreakdanst en gedanst. Ook heeft hij een keer, samen met de rest van de klas, Carnavalskoppen laten zien die hij met knutselen had gemaakt. Hij heeft andere jaren ook wel gebreakdanst. Dan ging hij samen met een vriend die ook op breakdansen zat oefenen. Later hebben ze de dans aan andere leerlingen geleerd. Om de bewegingen te onthouden, had hij een soort taal bedacht die alleen hij kon begrijpen: hij maakte voor iedere oefening een tekening. Tussendoor overlegden ze met de docent. De kinderen die niet meededen, die moesten gewoon verder werken. Meestal bepaalt de leraar wat er gaat gebeuren, maar in de bovenbouw mogen de leerlingen steeds meer zelf beslissen. De tweede leerling doet vaak een dansje of een toneelstukje tijdens de slotdagen. Er wordt meestal met de groep overlegd: “dan zeg je: kan jij dit doen en jij dat”. Als hij een keer niet mee wilt doen dan bedenkt hij iets anders en legt hij dat voor aan de klas. De docent bedenkt ook wel eens dingen. De derde leerling heeft tijdens de weeksluitingen toneel gespeeld, gedanst en verjaardagsliedjes gezongen die door de juffrouw werden begeleid op de gitaar. Dansjes mag ze zelf beslissen; teksten niet. De dansjes worden bedacht door een groepje leerlingen en de andere kinderen leren dat dan van hen. Verder mag je aangeven wie je graag zou willen zijn: de juffrouw bedenkt de rollen en de leerlingen verdelen die. Of je mag de muziek bij een dansje kiezen. Ze is tevreden over de hoeveelheid zaken die ze zelf mag beslissen. Alle kinderen nemen deel Twee kinderen van de eerste ouder hadden dit jaar een rol in de slotdag. In groep 8 doet iedereen mee. Verder moet je tijdens de andere jaren een paar keer op het podium staan, ongeveer om het jaar, tenzij je echt niet wilt. De kinderen die niet aan het oefenen zijn die gaan buiten spelen of verder werken. De kinderen die dat jaar niet mee doen, die komen kijken. Wat ze leuk vindt aan de slotdag is dat de hele school mee doet, niet enkel groep 8. Ze vindt het goed dat iedereen mee mag doen, of je nu goed kunt dansen of niet. De beide dochters van de tweede ouder deden mee. Tijdens de weeksluitingen doen ze ook regelmatig mee. Dan doen ze een dansje, toneeltje of zingen ze. De oudste doet vaak mee, maar de jongste is verlegen: “Het is fijn dat de meester niet zegt ‘dan doe je niet mee’, want het is toch om zelfvertrouwen op te bouwen.” In het begin mag je dan een keertje mee doen om te kijken hoe het is.” Voor haar dochter is het goed om te kijken: “hoe zit het in elkaar en een beetje meer te durven”. Ook zij vindt het goed dat de hele school meedoet met de slotdag, dus niet enkel groep 8. De oud-leerling vertelt: “Het was toen nog niet zo dat groep 8 de hoofdrol speelde door de hele slotdag heen. Toen had wel iedere klas zijn act en daar hadden we ook een rol in. De docenten deden ook mee.” De eerste docent geeft aan dat er in groep 8 eigenlijk geen kinderen zijn die nog nooit aan een slotdag hebben meegedaan. Het zijn juist vaak de jongere leerlingen uit groep 1 en 2 die dit in het begin eng vinden. “Ik kan me wel kinderen inbeelden die daar niet heel erg om staan te springen maar er is altijd wel een rolletje waarbij je niet heel herkenbaar op het podium staat.” Met haar klas doet ze vaak met de hele groep mee. De kinderen die het eng of spannend vinden, kunnen eventueel achteraan gaan staan “tenzij ze heel expliciet aangeven dat ze niet willen, maar ik breng het meestal wel als een vanzelfsprekendheid van “o we doen met de hele groep mee” en iedereen staat dan op het podium en”. De kinderen die niet mee doen, die gaan kijken, maar dat is in haar klas niet vaak het geval. Tijdens de lessen doet iedereen mee: “Het is ook raar als kinderen niet mee doen met de rekenles omdat ze het niet leuk vinden, dus ik kan me ook niet voorstellen dat kinderen dan maar niet mee doen met de muziekles.” De slotdag is “Het grote spektakel van het jaar. De docent van groep 7 schrijft het stuk of het is een stuk dat een paar jaar geleden gedaan is.” De kinderen uit groep 8 hebben de hoofdrollen, maar “wat ik er het leuke aan vind is dat van iedere groep 6,7,8, leerlingen mee doen met een dans of een liedje. Dat vind ik de kracht van de school. Dat iedereen mee doet.” De kinderen komen om het jaar aan de beurt “De kinderen zijn daar ook heel eerlijk in. Ze snappen hoe dat systeem werkt. Er zijn heel weinig kinderen die niet mee willen doen.” Maar in principe is het wel of niet mee willen doen een vrije keus. “Soms doet de hele klas mee. Soms kiest de leerkracht
69
een aantal kinderen uit, afhankelijk van wat je wel of niet nodig hebt.” De andere kinderen komen kijken. De tweede docent geeft aan dat terwijl die leerlingen buiten de klas een stukje in elkaar zetten, de andere leerlingen iets voor zichzelf mogen doen. Tijdens de groepslessen doet wel iedereen mee. Tijdens het repeteren mag iedereen meekijken en ideeën uiten. Over de slotdag vertelt ze dat het een eindmusical is waarin groep 8 de hoofdrol speelt, maar waarin de andere groepen ook deelnemen, meestal in de vorm van een dansje of liedje. Ze vertelt: “ze doen ook niet altijd allemaal mee, vaak wel. Ik had dit jaar een grote groep, dus dan doe je dat toch minder snel. En met de slotdagstukjes net zo goed. Ik had met mijn groep dit jaar een lied voor de slotdag, dus dan ga je zingen en de kinderen die die niet meedoen die oefenen dat dan ook mee.” De tweede leerling vertelt dat tijdens de slotdag (de “grote musical”) groep 8 de hoofdrol heeft en ieder jaar een film wordt verbeeld. De derde leerling vertelt ook dat de slotdag een eindmusical is, waarin groep 8 de hoofdrol speelt en de rest een klein stukje zingt of acteert. Ze deed dit jaar niet mee met de slotdag. Tijdens de oefenmoment ging zij iets voor zichzelf doen, bijvoorbeeld tekenen. Het vorige jaar deed ze wel mee met de slotdag. Samenwerken Tussen leerlingen De tweede ouder zegt dat het contact tussen de leerlingen goed is en dat de samenwerking tussen leerlingen meestal goed gaat. Ook is het meestal al duidelijk wie er mee doen aan een weeksluiting of slotdag en is dat daarna geen punt van discussie meer. De eerste docent merkt dat de slotdagen goed zijn voor de sfeer in de school: “er is ook veel verbondenheid door de weeksluitingen en door de slotdag: iedereen kent elkaar. De kleuters leren al te kijken naar groep 8 en de meeste kleuters weten hoe wie dat dan zijn, wie daar staan. Terwijl ze elkaar op heel veel andere scholen niet kennen. Dat zorgt er ook voor dat de sfeer heel goed is. Groep 7 en 8 gaat niet altijd goed samen. Het zijn allemaal tieners aan het worden en dat kan wel eens botsen, maar met zo’n uitvoering of zo heeft iedereen respect voor elkaar en is niet te merken dat ze elkaar niet mogen. Ik vind dat altijd mooi om te zien.” De tweede docent geeft aan dat de leerlingen wel eens in groepjes iets in elkaar zetten en dat daar dan de beste ideeën uit worden gekozen, die worden verwerkt in het eindresultaat. Een dans wordt vaak in kleinere groepjes uitgewerkt en daar wordt dus ook bij samengewerkt. De docent geeft aan dat de lessen niet specifiek worden gebruikt om ruzies op te lossen: meestal wordt simpelweg gevraagd wie er graag mee willen doen en wordt bijgehouden of niet steeds dezelfde leerlingen aan bod komen. Deze docent vertelt ook: “Ik heb wel eens gehad dat een jongetje uit mijn klas, ook heel gaaf trouwens, had bedacht om een groepje kinderen uit groep 4 en 5 te begeleiden met dans. Nou regel het maar met de docenten. Die heeft toen onder schooltijd heel veel gerepeteerd.” Ze vind het ook belangrijk dat de leerlingen samen zijn tijdens de weeksluitingen: “Het is echt iets dat je samen doet.” Ook met schoolfeesten zitten oudere en jongere leerlingen vaak samen in een groepje. Ook werd er dit jaar veel samengewerkt tussen oudere en jongere leerlingen. De eerste leerling geeft aan dat het hem niet zo veel uitmaakt met wie hij samenwerkt. Wel vindt hij het moeilijk om kinderen die niet zo goed zijn te helpen. Dat pakt hij aan door eerst de makkelijkere dingen aan te leren: “Als je de makkelijke dingen kent, dat zijn allemaal basisdingen, dan kun je ook de moeilijkere dingen leren.” De tweede leerling geeft aan dat hij meestal met de hele klas samenwerkt tijdens het voorbereiden van de weeksluitingen. Het is nog nooit gebeurd dat hij niet met iemand wilde samenwerken: “Iedereen vindt het bijna altijd leuk. Ik vind het ook bijna altijd leuk.” De derde leerling oefent thuis vaak voor de weeksluiting met haar moeder en zusje uit groep 3. Ze helpt bijvoorbeeld met het leren van teksten “als ze het even niet weet dan doe ik wel even fluisteren”. In haar groep was een keer ruzie. Ze zegt hierover: “Degene die hielp met oefenen zei: “‘T is om te oefenen, niet om te ruziën”. Daarna ging het weer goed.”
70
Tussen docenten De beide docenten geven aan dat de samenwerking tussen de docenten ook goed verloopt. Er wordt een taakverdeling en rolverdeling gemaakt en dat gaat eigenlijk prima. Vaak wordt gewerkt met werkgroepen, bijvoorbeeld bij het voorbereiden van de slotdag of tijdens enkele bijzondere weeksluiting, zoals de sinterklaasviering. Er wordt dan onderling afgestemd wie wat gaat doen en er wordt gebruik gemaakt van een draaiboek. Docent 1 zegt: “En de docent van groep 7 speelt gitaar en als je een liedje hebt dat makkelijk is op de gitaar dan vraag je of zij wilt oefenen met de kinderen en dan regel je dat onderling. Een andere collega zorgt voor het geluid en daar breng je je cd heen als het moet. En als je een hoop dingen nodig hebt qua kleding of zo dan kun je bij de onderwijsassistent terecht. Die beheert het magazijn.” Ze concludeert: “De samenwerking tussen de docenten gaat prima.” De tweede docent gaf aan dat er ook wel eens docenten meespelen tijdens de slotdag. Zo speelde de directeur enkele jaren geleden de hoofdrol in De Zevenspring: “Kinderen vinden dat ook wel leuk.” Het nadeel is dat die rollen dan niet meer kunnen worden gespeeld door de oudere leerlingen. Tussen ouders en de school De twee geïnterviewde ouders waren beiden nauw betrokken bij de school. Zo heeft de eerste ouder wel eens geschminkt bij de weeksluiting en probeert ze als haar kinderen meedoen een groepje te begeleiden, bijvoorbeeld door in de gymzaal te zorgen dat alles ordelijk verloopt. Verder was ze onder andere luizenmoeder, hielp ze bij het lezen en was ze enige tijd lid van de oudervereniging. De tweede ouder komt altijd kijken als haar kinderen mee doen. “Ik kom ook wel eens als mijn kinderen niet mee doen. Ik vind het mooi om te zien hoe kinderen groeien”. Ze heeft ook wel eens meegeholpen met de voorbereidingen van de weeksluitingen en de slotdagen, maar is vooral op andere manieren bij de school betrokken: ze doet er administratief werk en verzorgt de ouderkamer. Ze geeft aan dat het contact tussen de ouders over het algemeen goed is. De oud-leerling heeft regelmatig mee geholpen in de gymzaal en ze heeft achter de bar gestaan tijdens de slotdag: “dat is heel leuk want je ziet opa’s en oma’s die toch even komen kijken want hun kleinzoon speelt mee.” De eerste docent geeft aan dat ouders haar vaak helpen met de weeksluitingen en de slotdagen, met name een specifieke ouder “omdat zij dat heel leuk doet met de kinderen.” Er komen ook veel ouders kijken. De tweede docent geeft aan dat ouders veel doen tijdens de slotdag. Ze helpen met de bar en met het begeleiden van kinderen in de gymzaal, waar ze omkleden en vele andere zaken. Diversiteit Verschillende vormen Uit de gesprekken die zijn gevoerd kan worden geconcludeerd dat de nadruk tijdens weeksluitingen en slotdagen ligt op toneelstukjes, dansjes en liedjes. Waar het accent binnen een klas op ligt, is een beetje afhankelijk van de docent en de leeftijdsgroep. De eerste ouder vertelt dat de kleuters vaak een dansje of liedje doen, terwijl groep 8 hele stukken opvoert. De kinderen die net hebben leren lezen zeggen een versje op. Ook de tweede ouder geeft aan dat de weeksluitingen in haar beleving vaak zeer divers zijn. De oud-leerling herinnert zich met name de slotdag nog goed: “We dansten om een paal heen en waren gorilla’s. Ik weet dat we daar weken lang naar toe geleefd hebben. We hadden ook rokjes aan die we hadden helpen maken, met reepjes eraan. Het was in de schouwburg toen. Dat was helemaal geweldig. Dat was echt een optreden.” Ze vertelt: “Die dans is me het meeste bijgebleven ook omdat ik er zelf aan mee deed.” Bij de weeksluitingen lag ook de nadruk op muziek en dans. “We hadden niet echt tekst.” Haar zoon, die in groep 7 zit, heeft ook wel eens iets uitgebeeld op het podium tijdens de slotdag.
71
De eerste docent geeft aan dat er is geen bewuste nadruk is, maar dat zij vaak iets muzikaals doet, met zang en dans, want “Dat is ook makkelijker om met de hele klas te doen.” Andere keren dragen de kinderen een versje uit het hoofd voor, dat anderen uitbeelden. “Er is redelijk veel kleding op school, dus dan gebruiken we een hoedje of een maskertje.” In principe kunnen alle vormen van theater aan bod komen. De tweede docent vertelt dat er om de twee of drie weken een weeksluiting is op vrijdagmiddag. Iedere klas voert een stukje op, meestal een toneelstukje, liedje of dansje. “Of ze laten zien wat ze in de klas hebben geknutseld en daar doen ze dan een soort modeshow-achtig iets bij. Het kan echt van alles zijn. Soms lezen ze wat voor dat ze zelf hebben geschreven. Dus het is heel divers.” Het geheel duurt ongeveer een uur. De eerste leerling gaf aan dat de weeksluitingen vaak divers zijn. In zijn klas is het vaak dans. Hij heeft geen muziekles, maar zijn klas gaat wel iedere maandagmiddag knutselen. Die creaties laat hij dan soms op het podium zijn tijdens de weeksluiting. Zo hebben ze dit jaar Carnavalskoppen en tekeningen met ecoline gemaakt. De tweede leerling geeft aan dat iedere klas tijdens de weeksluiting een kort stukje opvoert. Net als de eerste leerling, die zijn broer is en in dezelfde klas zit, knutselt hij ook van alles op maandag, maar hij laat dat niet zien tijdens de weeksluitingen. Ook hij doet nooit iets met muziek. In tegenstelling tot zijn broer doet hij ook nooit iets met dans. Andere kinderen wel. Ook de derde leerling geeft aan dat de nadruk op liedjes, dansje en toneelstukjes ligt. Tijdens de weeksluitingen heeft ze wel eens meegedaan met een toneelstukje. Ze heeft ook wel eens iets met dans gedaan, meestal met streetdance. Analyseren Aandacht voor de ‘hoge kunsten (analyseren) Uit de verschillende interviews blijkt dat er niet veel aandacht is voor het analyseren van dans, theater en muziek. Wel komen de leerlingen hier door de weeksluitingen en slotdagen indirect mee in contact. De eerste ouder geeft aan dat haar kinderen respectievelijk op orgel-les en blokfluit-les zitten. “Er is niets in Cuijk qua toneel. Dat is wel jammer.” Thuis doen haar kinderen ook vaak toneeltjes, of ze oefenen iets thuis. De tweede ouder vertelt: in hun vrije tijd spelen de kinderen ook wel eens iets na, of doen ze een dansje. De oudste zat ook op dansen. De jongere heeft een tijdje op turnen gezeten. De dansjes die het oudere kind leert, kan ze soms ook tijdens de weeksluitingen laten zien, omdat een paar klasgenootjes ook op dansles zitten. De oud-leerling geeft aan “Zo’n gorilladans heeft een heel ander soort muziek.” En: “’Land van Maas en Waal’ hebben we toen uitgebeeld en ook ‘if I had a Hammer’. Ik geloof dat Frans daar ook wel over verteld heeft, waar dat vandaan kwam. Dat was altijd heel leuk.” Ze leerde niets over de soorten bewegingen en stijlen. Wel leer je je inbeelden in je rol “Ze proberen je zo enthousiast mogelijk te maken en ze legden uit dat je flink te keer moest gaan.” Wel werd uitgelegd wat de betekenis van teksten was, zodat je die goed kon uitbeelden. Wat zij goed vindt aan deze lessen is dat kunst zo spelenderwijs onder de aandacht wordt gebracht “dan kan het kind zelf kijken of zijn interesse daar ligt.” In haar beleving mag er wel meer aandacht komen voor grote Nederlandse schilders: “Ze hoeven niet alles mooi te vinden, maar wel dat ze er over weten.” Zelf gaat ze ook wel eens naar een muziekfestival of kijkt ze samen met haar kinderen een (musical) film. Ook kijkt ze wel eens dans op televisie, bijvoorbeeld het programma ‘So you think you can dance’ “Maar een echte dansvoorstelling is niet iets waar ik heen ga.” Haar dochter, die ook op De Zevensprong heeft gezeten, gaat wel eens mee naar musicals. “En ze zit in animatieteams dan gaat ze musicals doen of liedjes zingen.” Ze denkt echter niet dat het direct verband houdt met de aandacht voor theater op de basisschool “Ik denk dat ze het van mij heeft meegekregen. Ik ben zelf een musicalgek. We kijken vaak musicals, dus dat heeft ze wel meegekregen.” Zelf zegt ze vooral na de basisschool met musical in aanraking te zijn gekomen: “De eerste film die ik ooit had gezien was deSsound of music. Ik was toen 13. Ik was met
72
11 van de basisschool af.” Ze doet wel eens vrijwilligerswerk bij festivals en heeft ze in een koor gezeten. De eerste docent gaat ook nooit stukjes muziek analyseren en per deel bekijken of maten tellen. Dat deed ze wel met oudere leerlingen, maar niet met groep 3. De tweede docent doet dat ook niet vaak “Meestal is het zingen en ook wel ritme. We hebben een heel beperkt aantal instrumentjes op school dus dan doe je het gewoon met blokjes of op de tafel, dat je ritmes aanleert en een liedje opbouwt of een beetje dirigeert: eerst jullie groep en dan jullie groep en dan dingen door elkaar laten lopen, dat is ook erg leuk.” Één van haar leerlingen, de geïnterviewde leerling drie, ervaart de muziekles ook zo. Ze zegt dat ze in haar klas meestal zingen en soms iets met instrumenten doen. Ze geeft aan dat ze ook wel eens muziek luisteren. “Dan gaan we eerst luisteren en mag je daarna iets zeggen.” Ze gaan dan bijvoorbeeld de inhoud van de tekst bespreken, maar ook de manier waarop het wordt gezongen. Kort geleden luisterden ze een liedje over de wedstrijd van Mexico tegen Nederland. Het ging erover dat Mexico vals speelde. “De tekst was gemeen. Iemand zei “Kan dat meisje niet ff dimmen?””. Maar net als de docent geeft ze aan dat ze niet vaak stukjes terugluisteren en dan analyseren. Het tellen bij dans (“5,6,7,8”) leert ze bij streetdance, niet op school. Ook zit ze op zangles. Ze vind de combinatie van muziek en dans leuk: “dan hoor je het ritme en dan weet je precies wanneer je het moet doen.” Maar dat oefenen ze niet op die manier in de klas: “Wel dat je in de klas eerst de muziek hoort en dan oefent zonder muziek en dan van begin af aan.” Aandacht voor media (analyseren en zelf doen) De oud-leerling geeft aan dat de slotdagen werden gefilmd. Ook heeft haar zoon wel eens meegeholpen met het maken van een film (met name het acteren). Ze gelooft niet dat kinderen zelf wel eens de camera hebben vastgehouden, noch in haar eigen tijd, noch toen haar dochter op de school zat, noch in de tijd dat haar zoon op de school zit. Ook hoort ze niet dat er aandacht wordt besteed aan mediaboodschappen, al denkt ze wel dat daar aandacht voor zal zijn. Ze vind dat ook vooral een taak van de ouders. De tweede docent geeft aan dat kinderen wel eens de techniek van een weeksluiting verzorgen (bijvoorbeeld het aanzetten van de liedjes), maar dat meestal een ouder of leerkracht dat doet. Wel zoeken haar leerlingen muziek op het internet en maken ze soms een PowerPointpresentatie of een filmpje. Die laten ze ook wel eens zien tijdens een weeksluiting. Computers worden daarbij vooral gezien als een hulpmiddel. De drie leerlingen die ik heb gesproken doen op school weinig op de computer. De eerste leerling zegt: “Als je goed bent in rekenen mag je soms op de computer iets doen met rekenen.” Hij heeft op school geen creatieve zaken op de computer gedaan (tekenen, het maken van filmpjes etc.). Dat geldt ook voor de tweede leerling. De derde leerling heeft wel eens een tekst uitgetypt of muziek opgezocht op de computer. Voor andere vakken zoekt ze wel eens een jaartal of iets dergelijks op, maar ze gebruikt de computer verder eigenlijk niet voor de weeksluitingen en de slotdagen. Leerproces Verbinden met andere en eerdere kennis en ervaringen De eerste docent geeft aan dat je merkt dat leerlingen steeds vaker op het podium staan. “Een liedje zingen kunnen kinderen van groep twee en drie, maar op het podium een liedje zingen is iets anders. Je merkt dat ze wat ouder worden en gewend zijn om op het podium te staan en aan het begin van groep drie merk je dat ze zo goed hebben geoefend en dan sta je op het podium en dan zien ze al die mensen zitten en dan is alles interessant en dan zingen ze minder hard of praten ze niet meer zo hard. En daar merk je wel heel erg groei in.” Ook merkt de docent dat ze snel nieuwe versjes uit het hoofd leren “Dat komt ook door eerder oefenen.” Die teksten worden soms mee naar huis gegeven zodat ze samen met de ouders kunnen oefenen. “Die vinden het heel normaal dat ze dat mee krijgen
73
en die doen dat ook.” Verder geeft ze aan dat de kinderen snel liedjes leren: “Moeilijke liedjes die in het boekje aangeduid worden als voor groep 5 kunnen ze in groep 3 al.” Ook de tweede docent ziet duidelijke groei: “Alleen al het op een podium durven staan en jezelf presenteren en leren dat je niet helemaal achterin moet staan, duidelijk moet praten, dat je jezelf gewoon laat zien. Het vertrouwen dat ze daar door krijgen helpt mee om een goede slotdag neer te zetten.” Zo zie je ze dus van kleuter af aan groeien totdat ze uiteindelijk in groep 8 zitten. Doelgerichtheid, wat ze er van leren en hoe ze leren Wat betreft het voordeel dat de leerlingen halen uit de slotdagen en de weeksluitingen zegt de eerste ouder dat ze met name verschil ziet met spreekbeurten: “Je kunt wel merken dat ze, doordat ze dit doen, minder bang zijn met spreekbeurten en zo. Ze gaat ook voorzingen in de kerk of iets voorlezen als de kerk vol zit. “Ik zou het niet kunnen. Die staat daar gewoon voor 500 man een stuk tekst voor te lezen, en niet te bibberen, met intonatie, dat ik denk: ‘Ik doe het ze niet na’.” Ze denkt wel dat dit van kind tot kind kan verschillen: “Er zijn ook kinderen die dat eerst niet willen, maar dan in groep 8 zeggen: ik wil ook een stuk tekst.” En daarbij helpt het dat het vanzelfsprekend is om mee te doen: “Je blijft ook niet zitten als iedereen mee doet”. Haar kinderen leren ook snel teksten. Ze geeft aan dat ze bewust voor deze school heeft gekozen, niet alleen omdat ze in de buurt zitten, maar ook “omdat ze op het podium moeten staan.” Voor deze ouder is de kwaliteit van de school ook heel belangrijk: “Als de school minder is, merk je dat meteen aan de punten.” De tweede ouder geeft aan dat haar kinderen van te voren soms zenuwachtig zijn. “De grootste dochter is helemaal niet verlegen, maar op het grote podium is ze toch wel om zich heen aan het kijken en zo. De kleinste durft meer en meer elke keer, dat is het mooie van het toneel.” Ze vindt kunst belangrijk: “De kleinste is toch wel verlegen en dan zie je ze groeien van groep 1 tot groep 8 en dat is mooi om te zien. ‘Dan ga je dat doen’ en dat werk motiverend.” Dit jaar heeft ze zelfs in haar eentje een tekst voorgedragen. “Ik was benieuwd of ze dat wel zou durven, maar ze was thuis aan het vertellen “mamma ik ga het toch doen”. Ik vroeg “Durf je dat wel?”. En zij zegt “Jawel”. Ik vond dat wel apart.” Als ze niet mee doen dan kijken ze naar de anderen. De ouder merkt geen verschil tussen kinderen die ze kent die wel en geen weeksluitingen en slotdagen hebben op het gebied van naar elkaar luisteren. Haar kinderen krijgen wel eens teksten naar huis mee om te oefenen. Die teksten oefenen ze in de huiskamer, soms samen met andere kinderen die komen spelen. Op school oefenen ze vaak in de klas of in de gemeenschapsruimte: “Dan gaan ze even kijken: waar ga je staan en zo voort.” Ze vindt de mate van aandacht die er aan de kunsten worden besteed goed “Niet te veel en niet te weinig.” De oud-leerling geeft aan dat haar zoon er duidelijk voordeel van heeft: “Wat ik nu zie aan mijn zoon is dat hij er wat meer zelfvertrouwen van krijgt. Hij is iemand die graag op de achtergrond staat. Ook achteraan op het podium. Soms moet hij meer naar voren en dan doet hij dat ook, omdat de rest dat ook allemaal doet. Dus dat gaat geleidelijk aan dat hij de angst overwint om de aandacht op zich te vestigen.” Net als de tweede ouder geeft ze aan dat haar zoon langzaam richting de slotdag in groep 8 groeit. Ze vindt het goed dat het geen verplichting is en dat de kinderen zelf kunnen bepalen waar ze op het podium gaan staan. Ze geeft aan dat haar zoon anders in het leven zou staan als hij naar een andere school zou zijn gegaan: “Hij is iemand die liever achteraan staat en voor hem is dit erg goed.” Ze geeft aan dat het ook goed is voor de dynamiek in de klas: “We kunnen wel net buiten ruzie hebben gehad, maar we moeten toch met z’n allen daar staan. Dus die ruzie moet dan even on hold gezet worden.” Voor haar staan rekenen en theater dan ook op gelijke hoogte: “Rekenen is nodig voor toekomst, maar theater nodig voor sociaal-emotionele ontwikkeling. Want als hij niet goed mee doet, dan komt hij ook niet in die baan. Dus beide zijn van belang”. Ze vindt het de taak van de school om naast de basislessen, rekenen, taal, geschiedenis, aardrijkskunde, ook de algemene ontwikkeling te stimuleren, maar ze begrijpt dat de tijd niet onbeperkt is. “Ik heb zelf op deze school gezeten en de vader van mijn kinderen ook en beide kinderen, niet volledig, maar toch, en het heeft ze in dat opzicht goed gedaan.” De eerste docent geeft aan dat de dagen waarop er een weeksluiting is van te voren vast staan. Voor het aanpakken daarvan is geen vast protocol: “Iedereen doet dat op zijn eigen manier en dat is ook afhankelijk van hoe moeilijk of makkelijk je stukje is. We proberen wel de stukjes aan te laten sluiten bij het thema waar je mee bezig bent. Ik geeft iedere week een muziekles en een drama-achtige les. Dan houd je er rekening mee wanneer er weer een weeksluiting is.” De ene week vindt tijdens die
74
drama-les de weeksluiting plaats en de andere week doen ze iets in de klas. Dat kan ook wel een keer handvaardigheid zijn. Dan staat er vaak muziek op. Ook kan het zijn dat de les niet op vrijdagmiddag is, maar dat er elke dag kort wordt geoefend. In de week van de weeksluiting oefenen ze ook een paar keer op het podium. Tijdens de muziekles gaan ze meestal liedjes zingen. “Soms is het met instrumentjes maar meestal is het gewoon zo zingen en soms is het op You Tube. Soms vinden we een leuk dansje dat dat voorgedaan wordt.” Tijdens het optreden gaat ze vaak ook voor het podium staan of zitten om aanwijzingen te geven. Soms is dat met kleine handgebaren en soms doet ze het echt voor. Er is geen aparte dansles en ze vindt zichzelf ook “geen dansjuf”. Over het algemeen staan de lessen in het teken van het voorbereiden van de weeksluiting. Ze zegt: “Wat ik ook wel eens doe is zelf een notennotatie verzinnen, maar dat is meestal niet voor de weeksluiting. Meestal is in april/ mei de laatste weeksluiting, daarna gaan we voorbereiden voor de slotdag en daarna kan ik wel eens zo’n les doen.” Er is niet echt een programma met doelen die door het jaar heen moeten worden gehaald, zoals dat wel het geval is bij bijvoorbeeld rekenen. Voor haar staat het plezier centraal. Daarnaast leren de leerlingen zichzelf te presenteren en te laten zien wat ze kunnen. De leerlingen die niet mee doen die leren te luisteren: “Ik ben wel eens op andere scholen geweest, en merk dat ze hier heel goed naar elkaar kunnen luisteren. Soms wordt er wel gepraat, maar tijdens stukjes is het meestal muisstil. Het is ook een stukje respect hebben voor elkaar, elkaar niet uitlachen, dat hoef je ze niet te leren, dat weten ze gewoon, want ik sta dat dadelijk ook op het podium. Het zijn toch sociale vaardigheden die daarbij komen kijken.” Ook leren ze om zich in te leven in iemand anders. In de bovenbouw zie je de kinderen “echt een rol spelen: je ziet echt het verschil tussen kinderen die in groep 8 voor het eerst een musical doen en kinderen die van kleuter af aan om de week op het podium staan en die echt hebben geleerd om zich in te leven in de persoon achter de rol.” De tweede docent geeft aan dat de leerlingen soms thuis een tekst leren of na schooltijd een dansje oefenen. “Soms lees ik mee als ze teksten moeten leren. Al doende leren ze.” Tijdens de slotdag begeleidt ze ook andere klassen, bijvoorbeeld als ze een liedje heeft geschreven. “Als mijn klas dan bijvoorbeeld zelfstandig aan het rekenen is, dan zeg ik: “Ik ben zo terug” en dan ga ik even dat liedje twee keer zingen en dan kom ik weer terug.” Groep 8 leert de vele teksten die ze uit het hoofd moeten leren thuis en onder lestijd “’s avonds heb ik de regie gevoerd, dat ik echt scenes in elkaar zet. Dan let ik op interpretatie”. Dat interpreteren van de tekst pakt ze aan door de leerling in te laten leven in het personage. Sommige leerlingen voelen dat uit zichzelf aan, maar anderen hebben meer sturing nodig. Daarbij kijkt ze goed naar de mogelijkheden en het karakter van het kind: “Ik ken ze goed. Ik heb ze vorig jaar zelf in de klas gehad en daar houd je rekening mee.” Zij ziet het zichzelf presenteren en een publiek toespreken als belangrijke doelen van de slotdagen en weeksluitingen. Verder zijn samenwerken en overleggen over hoe iets goed wordt van belang. Ook zegt ze: “Ik ben zelf richting zingen, dat ze goed leren zingen, articuleren, op de toon blijven, dat je je daarin laat horen. En qua spel ook. Ik verwacht wel een bepaalde kwaliteit van mijn groep, dus ik vind het leuk om daar aan te werken. Dat heb ik ook als doel.” En: “Je leert ook op een creatieve manier expressie te geven aan wat je bezig houdt. Toneel heeft mij vroeger heel goed gedaan. Ik weet dat ik vroeger zelf heel onzeker was, en dingen laten zien op het podium, dat heeft mij veel goed gedaan.” Ze ziet wel dat dit ook van kind tot kind kan verschillen: er zijn kinderen die liever geen rol spelen. Die helpen ook wel eens mee met de techniek, zoals het aanzetten van de muziek. Het oefenen gebeurt vaak onder lestijd. Er zijn geen specifieke doelen voor de lessen: “Een algemeen doel is dat de kinderen zich leren te presenteren en dat ze samenkomen met de hele school en het groepsgevoel versterken. En dat ze op het podium staan en laten zien wat je kunt, dat is voor iedereen anders, wat je leuk vindt om te doen.” Er zijn geen losse lessen voor muziek, handvaardigheid en andere vakken. Het wordt ingeroosterd als ‘creatief’: “We hebben geen vaste methode daarvoor, dus je bedenkt heel veel zelf vanuit die weeksluitingen. En tekenen en handvaardigheid laat je vaak aansluiten bij wat speelt, of je zoekt wat op internet waarvan je denkt: dat is leuk.” Zelfs de kinderen die niet mee doen er toch veel van leren: “Luisteren stimuleert al de creativiteit.” Ook zegt ze: “Het geeft een gevoel van ‘we laten samen iets zien’ dat je daar als groep trots op bent. Ook al doe je niet mee.” Het is ook iets dat verbindend werkt tussen de kinderen: “Ik had dit jaar een klas waar best wat dingen in speelden qua ruzie. Ze hebben de kerstmusical gemaakt en nu hebben we jaarafsluiting en we vroegen: “Wat is je bij gebleven?” “Die musical”. We hadden het toch mooi gemaakt. We hadden brieven aan elkaar geschreven en dat wordt dat benoemd, dat andere kinderen dat toch mooi hebben gedaan. Bijvoorbeeld: “ik zat in het koor, ik mocht zingen, maar ik vond dat er ook mooi werd gespeeld”. Dat doet wel iets met een groep. Dat moet wel. Dat je ook complimenten krijgt van andere leerkrachten dat je het echt goed hebt gedaan. Dat is gewoon leuk. Je zet samen iets neer.” De docent geeft aan dat er tijdens die terugblik zelfs door enkele leerlingen werd gevraagd: “Mogen we mensen specifiek
75
bedanken die iets voor je hebben betekend?” Dat waren dan niet enkel vrienden. “Muziek is apart, tekenen is apart, maar ik moet eerlijk zeggen dat de weken dat je een weeksluiting hebt, dat je dat dan dus niet doet, dat gaat dan niet meer, of het moet iets zijn dat je combineert. Ik heb wel eens handpoppen gemaakt en die gebruik je dan in een soort toneelstukje. Dan is het een beetje gecombineerd. Maar vaak gaat het wel ten koste van die vakken. Dus dan heb je minder handvaardigheid. De docent gaat soms tussendoor 10 à 15 minuten met het kleinere groepje naar het podium om te oefenen. De eerste leerling geeft aan dat hij vooral leert dansen (“niet breakdans, want dat kon ik al, maar normaal dansen”) omdat ze dat vaak doen en dat hij leert om zelf dingen te bedenken. Hij heeft ook een keer een spreekbeurt gehouden. Dat vond het niet eng; hij vond het juist leuk om over zijn onderwerp te vertellen: “Ik ben goed in uitleggen.” Hij vindt het ook niet eng om op het podium te breakdansen: “Ik ben supergoed. Ik kan ook dingen die de leraar niet kan.” Hij kan niets bedenken dat hij nog tijdens de les zou willen leren. De tweede leerling kan niet goed verwoorden wat hij van de weeksluitingen en slotdagen leert. Hij vindt het in ieder geval niet eng om mee te doen. Ook het geven van spreekbeurten vindt hij niet eng. De derde leerling leert hoe je kunt toneelspelen. De leerkracht heeft altijd tips: “probeer het eens zo te zeggen, of doe het eens zo”. Ze leerde bijvoorbeeld dat ze iets harder moest praten en ze leerde om boos te spelen (“eerst moest ik steeds lachen”). Zo heeft ze tijdens de kersmusical solo gezongen. Dat vond ze eerst eng, vooral omdat ze bang was om de tekst kwijt te raken, maar de docent motiveerde haar: “Je mag zo gaan staan en je doet het gewoon en je oefent gewoon met de tekst. Toen mocht ik het boekje wel bij de hand houden.” Ook andere keren vindt ze het nog wel eens eng om op het podium te staan: “Dan ga ik diep in- en uitademen en het toch doen.” Ook het houden van spreekbeurten vindt ze nog wel spannend, maar ze vond het tegelijkertijd ook leuk om over haar onderwerp te praten: “Als je er een keer staat gaan de zenuwen gewoon weg.” Sturing, feedback en complimenten Feedback en complimenten tussen leerlingen De eerste docent gaf aan dat de interactie tussen de jongere en de oudere leerlingen goed verloopt: “Ik merkte met mijn groep dat ze best wel wat moesten doen met groep 8 omdat ze samen in één scene zaten, en dan zie je echt die grotere kinderen ook wel voor de kleintjes zorgen bijna. Ze meenemen en ze complimentjes geven. Het is echt samen, niet groep drie en groep acht, maar ze staan samen op het podium en maken samen dat stukje goed. Dus dat is wel heel erg leuk.” Er werd niet echt veel feedback gegeven door de leerlingen onderling en als dat wel het geval was, dan was het vooral van groep 8 naar groep 3. Binnen groep 3 geven de kinderen elkaar wel eens tips, maar dat gebeurt niet standaard. Er is geen standaard ‘Tips-moment’ of een moment voor feedback: “Meer dat we met de slotdag nabespreken wat we leuk vonden en dat wordt dat wel genoemd. Maar niet bij een weeksluiting, die is op vrijdag en daarna gaat iedereen naar huis, en soms halen we dat niet, dus daar is gewoon geen tijd voor. En op maandag is het alweer een nieuwe dag en dan is het weekend geweest en groep 3 moet dan toch eerst alles kwijt over het weekend.” Er worden geen negatieve dingen door de leerlingen tegen elkaar gezegd: “We werken ook met de vreedzame school en daar hoort bij dat je elkaar opstekers geeft en je mag best zeggen wat je er van vond, maar het moet geen afbreker zijn. Dat is de afspraak. Dat leren ze al bij de kleuters. Als een kind wel een keer een afbreker geeft, dan benoem je dat: “Dit is een afbreker. Probeer het eens op een andere manier”. Dat zit er op een gegeven moment zo in.” Ze vindt dat ook belangrijk: “Iedereen doet zijn best en dat hoeft niet de grond in geboord te worden, want dan gaat die gene nooit meer op het podium staan. Dat is niet de bedoeling.” Na afloop zijn de kinderen daar ook trots op: “Dan bespreek je het nog even na: wat vond je echt leuk. En komen ze heel vaak met het eigen klassenstukje: ja dat was toch wel het aller leukste. En dan zie je ook dat ze trots zijn op elkaar. Dan zijn de andere kinderen helemaal trots van: jullie zagen er zo schattig uit en ze geven elkaar ook heel veel complimentjes en dat is mooi om te zien.” De tweede docent vraagt wel eens expliciet of leerlingen nog tips hebben. Over het algemeen geven ze tijdens de weeksluitingen weinig feedback, wel complimenten. Tijdens spreekbeurten wordt er wel expliciet met tops en tips gewerkt, waarbij de tips ook positief zijn geformuleerd: “Je moet elkaar niet afkatten.” Wel vindt ze dat het nabespreken van de weeksluitingen en de slotdagen beter zou kunnen gaan. Nu ligt de nadruk op de stukjes die je leuk vond: “Dat is ook omdat het vrijdag is.” De slotdag wordt iets uitvoeriger nabesproken, maar ook daar wordt niet met tips en tops gewerkt.
76
De eerste leerling vindt het leuk om complimentjes en applaus te krijgen en om te horen dat hij het goed had gedaan. Dan zeggen ze: “Dat ik het goed doe, en waar ik het heb geleerd?” Zowel volwassenen als leerlingen uit zijn eigen klas en andere klassen zeggen dat. De tweede leerling ervaart minder complimenten, wel zegt de juffrouw af en toe iets positiefs en op het eind klappen de kinderen. De derde leerling vertelt dat de kinderen onder het stuk stil zijn en dat er daarna applaus is. Later wordt er in de klas gezegd dat ze het goed heeft gedaan. Soms hoort ze ook wel wat ze nog beter had kunnen doen, bijvoorbeeld: “Je kunt dit pasje beter uitwerken” en er wordt meestal in het algemeen nagepraat over wat er leuk was en wat er beter had gekund. Daar haalt ze motivatie uit om het de keer erna nog beter te doen. Feedback en complimenten tussen leerling en docent De eerste ouder geeft aan dat de jongere kinderen vaak met de juf en een eventuele hulpjuf oefenen. De oudere kinderen gaan veel zelf oefenen, soms ook thuis, maar meestal onder schooltijd. De tweede ouder weet ook dat er vaak onder schooltijd wordt geoefend, maar daar weet ze niet het fijne van. Ze hoort wel dat er na afloop positieve dingen worden gezegd, zoals “goed gedaan”. Het is ook wel eens voorgekomen dat alle groepen samen een dansje hebben gedaan. De oud-leerling geeft aan dat er toen zij nog op school zat altijd een docent bij het oefenen aanwezig was. Er was muziek op een bandje of er werd gitaar gespeeld en dan werd er geoefend. Haar oudste dochter kan alle liedjes van de slotdag nog meezingen “dus het heeft echt een hele grote impact. Die liedjes blijven zitten.” De eerste docent geeft aan dat zij de kinderen goed kent en dat ze aan kan geven wie er harder op zachter zou kunnen praten: “Ik zeg dat wel, maar wel op een pedagogische manier, opbouwende feedback: dat ging goed, en dat ging goed en daar mag je nog even op letten.” Wel gaan ze na de generale repetitie van de slotdag als het nodig is soms nog wat stukjes herhalen. Er was ook een ouder bij die lang professioneel heeft gedanst en de kinderen goed kan begeleidden. Zelf geeft ze de kinderen wel eens een tip, bijvoorbeeld dat ze de tekst thuis nog even een keertje moeten doorlezen. De tweede docent geeft ook feedback: “Bijvoorbeeld: je moet meer spelen, of het moet harder, of: probeer het eens zo.” De leerlingen mogen ook feedback geven op haar stuk. Zo mogen ze, bijvoorbeeld, aangeven dat ze liever een dans doen dan een liedje. Dat is dit jaar ook in een klas gebeurd. Dat kwam in dat geval wel vanuit de docent. Ze staat open voor dergelijke veranderingen, die in overleg plaatsvinden, zodat bekeken kan worden of het in het stuk past. In principe mag ze alles tegen de leerlingen zeggen, maar wel op de juiste manier “Nooit afkatten. Dat gaat heel natuurlijk.” Wel zou ze het vreemd vinden als haar leerlingen tegen andere docenten zouden zeggen dat hun stukje niet goed in het geheel past. Dus de feedback blijft beperkt tot de eigen groep. De eerste leerling geeft aan dat de feedback van docenten, met name de complimenten, hem aansporen om het de volgende keer nog beter te doen. Professionaliteit van de voorstelling Professionele aanpak De eerste ouder vindt de kwaliteit van de weeksluitingen en de slotdagen goed. De oud-leerling merkte dat er op andere scholen weinig met drama werd gedaan. Wel was er soms een playbackshow. Hier wordt in verhouden minder geknutseld dan op andere scholen. Maar ze ziet in dat de school daar keuzes in moeten maken en ze is tevreden over de huidige aanpak. Ze vindt dat de aankleding professioneel wordt aangepakt. De eerste docent heeft tijdens stages en invalmomenten wel eens musicals op andere scholen gezien “En ik zag een heel groot verschil. Zeker op scholen die geen weeksluitingen doen, dat kun je je gewoon niet voorstellen.” Ze is ook te spreken over de aankleding: “Het zijn echt decors, niet een doekje dat geverfd is, maar het wordt steeds gewisseld en ook het schminken er tussen is bijna
77
professioneel. Dat zorgt er ook voor dat kinderen het heel belangrijk vinden om mee te gaan doen, door de hele entourage er om heen. Dat is mooi om te zien. Ze zijn ook trots op zichzelf. Dat ze het gedaan hebben”. Tijdens haar opleiding werd er slechts summier aandacht besteedt aan muziek- en dramalessen. De tweede docent heeft weinig ervaring met andere scholen: “Wat ik van mensen hoor die van buitenaf komen kijken, dat het best wel te zien is dat er een hoop aandacht voor is voor toneel. Als je de kwaliteit van het stuk ziet dan denk ik dat de school daar ook heel trots op mag zijn.” Ze heeft een paar jaar een musical en een muziektheater opleiding gedaan. Ook is ze te spreken over de kwaliteiten van de andere docenten: “Veel mensen werken vanuit wat de kinderen en wat ze zelf leuk vinden. Groep 6 is meer richting dans. Andere docenten geven ook demo’s van wat ze met gym hebben gedaan. Ik vind het niveau prima.” Samenhang van de verschillende onderdelen Over de samenhang tussen de verschillende onderdelen is niet veel gesproken tijdens de interviews. Tijdens de weeksluitingen is er een thema en is er een presentator die het geheel aan elkaar praat. De slotdag verbeeldt één verhaal dat bestaat uit verschillende scenes. Het is wel eens voorgekomen dat een scene er minder in paste, maar over het algemeen is daar afstemming over. De eerste docent geeft aan dat er soms wordt geknutseld naar aanleiding van een thema, waar de muziek dan ook mee te maken heeft, maar meestal staat er gewoon een “gezellig muziekje” op. De tweede docent vertelt dat de thema’s van de lessen meestal samenhangen met de weeksluitingen. Organisatorische voorwaarden Klaslokalen Het oefenen vindt meestal plaats in de klassen of in de gemeenschapsruimte. De kleuters oefenen in het kleutergedeelte. Over het algemeen werden er geen opmerkingen gemaakt over de ruimtes, alhoewel een paar keer werd genoemd dat de gemeenschapsruimte aan de kleine kant is. Ouder twee merkte, bijvoorbeeld, op dat mensen tijdens de weeksluitingen soms moeten staan en de tweede docent vertelde dat leerlingen niet tijdens de slotvoorstellingen in de avonden kunnen in de zaal kunnen zitten, omdat er daarvoor geen ruimte is. Soms wordt er in de klas geoefend en soms daarbuiten. Ook mogen de leerlingen op het podium oefenen, zoals de eerste docent zegt: “om te voelen hoe dat gaat”. Aanwezigheid De eerste ouder merkt op dat er in het gebouw veel foto’s hangen zodat je weet dat er veel gebeurt. Ook hangt bij de kleuters op de deur wie er met de weeksluiting mee doen. Verder wordt in het gebouw niet duidelijk aangegeven wanneer er een weeksluiting is, maar dat is ook niet nodig, omdat de kinderen het weten en op de website en in de agenda te vinden is wanneer er een weeksluiting is. Ze vindt dat dit goed werkt, omdat je er zo rekening mee kunt houden in de agenda. De tweede ouder vindt het leuk dat de leerlingen veel zelf maken en dat dit in het gebouw wordt opgehangen, zoals de decorstukken in de gemeenschapsruimte. Ook zie je kinderen overal oefenen, soms zelfs na schooltijd. Voor haar is dit voldoende. Voldoende tijd De tweede docent geeft aan dat er een uur of drie per week aan de lessen wordt besteed. De eerste leerling zegt dat hij ongeveer een uur per dag oefent, soms langer, soms korter, meestal in de ochtend. De tweede leerling heeft geen goed inzicht in hoe vaak hij oefent “Dat zegt de juffrouw. Wel elke week een keer.” Wel ervaart hij dit als voldoende. Hij oefent nooit thuis. De derde leerling oefent ook elke dag “een uurtje of een half uurtje”. Ook zij vindt dit voldoende. Zij oefent soms samen met een vriendin thuis een tekst. In de klas oefent ze dan verder en dan vraagt de juf haar om het ook eens zonder tekst te proberen.
78
Verbeterpunten Alle personen die zijn gesproken, zowel de leerlingen, als de oud-leerling, als de ouders, als de docenten zijn tevreden over hoe het nu gaat en hadden moeite om verbeterpunten te bedenken. De eerste ouder gaf aan dat de weeksluitingen niet te vaak hoeven plaats te vinden. Ze vindt het goed dat het nu soms ook om de drie weken is, omdat ze anders soms van haar kinderen hoort dat ze wéér moeten. Ook kan ze door haar werk de weeksluitingen niet meer bijwonen. Ze zou het dan ook leuk vinden als ze af en toe op woensdag plaats zouden kunnen vinden. Ze vindt de dansjes minder leuk omdat dan vaak steeds dezelfde leerlingen meedoen, maar ze kijkt graag naar de versjes of de toneelstukjes. De tweede ouder vindt het goed in balans, vond het goed dat de kinderen centraal staan en dat er soms een speciaal thema is, zoals de kinderboekenweek, en kon niets verzinnen dat anders zou kunnen. Ook de oud-leerling vindt het goed dat er veel tijd in wordt gestoken: “Het is goed dat ze samen iets neerzetten en dat ze trots zijn.” De balans tussen de verschillende vormen vond ze ook goed “het is leeftijdsgebonden. Dat zie je wel terug. Kleuters hebben minder tekst en in groep 7 en 8 zetten ze een dans show neer met moves die je in de clips terugziet.” Ook vindt ze het goed dat er aandacht is voor actuele zaken, zoals de liedjes die populair zijn. De eerste docent is ook heel tevreden met hoe het is. “Er komt heel veel aan bod. Ik denk dat er op dit moment zo veel verschillende leerkrachten zijn die ieder jaar ook wel iets nieuws toevoegen dat er kinderen toch met heel veel verschillende facetten van theater in aanraking komen.” Soms zijn er wel verbeterpunten, maar die worden dan meteen opgelost, bijvoorbeeld als er veel van één iets geweest is. “We zijn open genoeg naar elkaar, het leerkrachtenteam, om daar meteen iets aan te doen.” De tweede docent is ook “trots op hoe het gaat.” Wel zou er meer aandacht kunnen komen voor het evalueren, het nabespreken en de feedback. Verder is er niet veel ruimte om meer te doen dan er al gedaan wordt en volgens haar is het verder ook “best wel goed”. De eerste twee leerlingen noemden geen verbeterpunten. Ze zijn tevreden over hoe het nu gaat. De derde leerling zou graag nog meer met solozang willen doen.
79